Gepubliceerd: 17 september 2019
Indiener(s): Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35300-XII-2.html
ID: 35300-XII-2

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

3

       

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

4

       
 

1.

LEESWIJZER

6

       
 

2.

BELEIDSAGENDA IENW 2020

8

       
 

3

DE BELEIDSARTIKELEN

35

   

Artikel 11 Integraal Waterbeleid

35

   

Artikel 13 Bodem en Ondergrond

49

   

Artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

53

   

Artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor

65

   

Artikel 17 Luchtvaart

76

   

Artikel 18 Scheepvaart en Havens

91

   

Artikel 19 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

101

   

Artikel 20 Lucht en Geluid

106

   

Artikel 21 Duurzaamheid

111

   

Artikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

121

   

Artikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie

134

   

Artikel 24 Handhaving en Toezicht

139

   

Artikel 25 Brede Doeluitkering

145

   

Artikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen

146

       
 

4.

DE NIET-BELEIDSARTIKELEN

154

   

Artikel 97 Algemeen Departement

154

   

Artikel 98 Apparaatsuitgaven kerndepartement

158

   

Artikel 99 Nog Onverdeeld

162

       
 

5.

BEGROTING AGENTSCHAPPEN

163

   

Agentschap Rijkswaterstaat

163

   

Agentschap Inspectie Leefomgeving en Transport

174

   

Agentschap Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

180

       
 

6.

BIJLAGEN

187

   

Bijlage 1 ZBO's en RWT's

187

   

Bijlage 2 Verdiepingsbijlage

190

   

Bijlage 3 Moties en toezeggingen

218

   

Bijlage 4 Subsidieoverzicht

271

   

Bijlage 5 Evaluatie- en overig onderzoek

281

   

Bijlage 6 Overzichtsconstructie Milieu

286

   

Bijlage 7 Afkortingenlijst

291

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenaamde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen agentschappen Rijkswaterstaat (RWS), Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in die begroting opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

B. BEGROTINGSTOELICHTING

Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) heeft drie begrotingen:

  • 1. de beleidsbegroting (Hoofdstuk XII van de Rijksbegroting),

  • 2. de begroting van het Infrastructuurfonds (Hoofdstuk A van de Rijksbegroting) en

  • 3. de begroting van het Deltafonds (Hoofdstuk J van de Rijksbegroting).

Voor u ligt de beleidsbegroting Hoofdstuk XII.

De twee fondsbegrotingen van IenW, het Infrastructuurfonds en het Deltafonds, worden gevoed vanuit de beleidsbegroting Hoofdstuk XII via beleidsartikel 26 (Bijdrage Investeringsfondsen).

In de beleidsbegroting Hoofdstuk XII worden de uitgaven geraamd en verantwoord voor de beleidsuitgaven van IenW, waaronder beleidsonderzoeken, subsidies en bijdragen aan medeoverheden en/of internationale organisaties. Ook de apparaatsuitgaven voor het kerndepartement worden begroot op de beleidsbegroting.

Op beide fondsbegrotingen worden de uitgaven aan concrete investeringsprojecten en programma’s geraamd, evenals de uitgaven voor beheer, onderhoud en vervangingen van de infrastructuur. De doelstelling van het Infrastructuurfonds is wettelijk vastgelegd in de Wet op het Infrastructuurfonds (Stb. 1993, 319): «het bevorderen van een integrale afweging van prioriteiten en het bevorderen van continuïteit van middelen voor infrastructuur». De instelling van het Deltafonds is wettelijk geregeld in de Waterwet (Stb. 2009, 107), met als doel de bekostiging van maatregelen, voorzieningen en onderzoeken op het gebied van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterkwaliteit.

MIRT Overzicht

Alle investeringsprojecten en -programma’s in het Infrastructuurfonds en Deltafonds zijn opgenomen in het MIRT Overzicht. Dit overzicht wordt aan de Tweede Kamer aangeboden op Prinsjesdag en biedt verdieping op de informatie die voor de projecten is opgenomen in het Infrastructuurfonds en Deltafonds. In principe is van ieder investeringsproject en -programma een projectblad opgenomen in het MIRT Overzicht. Om de verbinding tussen de begrotingen van de fondsen en het MIRT Overzicht te verhelderen worden vanaf Begroting 2016 in het Infrastructuurfonds en Deltafonds waar mogelijk digitale verwijzingen opgenomen naar het specifieke projectblad in het MIRT Overzicht. Naast specifieke informatie over projecten, biedt het MIRT Overzicht ook meer informatie over de belangrijkste opgaven die spelen in de verschillende MIRT Gebieden, zoals bijvoorbeeld verwoord in de MIRT Gebiedsagenda’s.

Deltaprogramma

Het Deltaprogramma is een nationaal programma. Rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen werken hierin samen met inbreng van maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. Het doel is om Nederland ook voor de volgende generaties te beschermen tegen hoogwater en te zorgen voor voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma wordt naast de lange termijn voorkeursstrategieën ook een overzicht gegeven van de financiële middelen voor het Deltaprogramma, waarvoor het Deltafonds een belangrijk financiële bron is.

De begrotingen van IenW zijn ook digitaal beschikbaar op www.rijksbegroting.nl, het MIRT Overzicht 2019 is te vinden op www.mirtoverzicht.nl en het Deltaprogramma op www.deltacommissaris.nl/deltaprogramma.

1. LEESWIJZER

Structuur

De opzet en structuur van de begroting voor Hoofdstuk XII zijn gebaseerd op de rijksbegrotingsvoorschriften van het Ministerie van Financiën. De begrotingstoelichting kent een opbouw waarbij afhankelijk van de informatievraag en -behoefte verder kan worden ingezoomd.

  • 1. Allereerst is de begrotings(wet)staat voor Hoofdstuk XII voor het jaar 2020 opgenomen. Deze dient ter autorisatie van de budgetten die op artikelniveau in de verplichtingen-, uitgaven- en ontvangstenramingen worden voorgesteld.

  • 2. In de Beleidsagenda is vervolgens een overzicht gegeven van prioriteiten voor 2020 en de hoofdlijnen van het (budgettaire) beleid. Daarna is eerst op hoofdlijnen inzicht verstrekt in de belangrijkste budgettaire voorstellen die leiden tot wijziging van de begroting. Hiermee kan snel een indruk worden verkregen van de inhoud van dit wetsvoorstel.

  • 3. In de artikelsgewijze toelichting bij dit wetsvoorstel wordt per beleidsartikel beschreven wat per beleidsthema de algemene doelstelling is, wat de rollen en verantwoordelijkheden van de Minister hierbij zijn en welke budgetten er per financieel instrument voor het beleidsthema zijn begroot.

  • 4. In de verdiepingsbijlage (bijlage 2) worden per beleidsartikel de belangrijke mutaties toegelicht. In deze bijlage is door middel van een meerjarige mutatietabel op artikelonderdeelniveau de aansluiting gemaakt tussen de vorige stand van de begroting en de nu voorgestelde stand. Dit is een aanvulling op de «standen» die in de (niet-)beleidsartikelen zijn opgenomen.

  • 5. De overige bijlagen geven voor enkele specifieke onderwerpen inhoudelijk meer toelichting of betreffen overzichtsconstructies.

Mede naar aanleiding van overleg met de Tweede Kamer zijn in aanvulling op de rijksbegrotingsvoorschriften de onderstaande punten verwerkt:

  • Het beleidsartikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen kent de artikelonderdelen Bijdrage aan het Infrastructuurfonds en Bijdrage aan het Deltafonds. Per artikelonderdeel is een overzicht opgenomen van de bijdrage per modaliteit aan het Infrastructuurfonds en Deltafonds tot en met 2033.

  • Op de beleidsartikelen van Hoofdstuk XII waarop de bijdragen aan het Infrastructuurfonds/Deltafonds betrekking hebben wordt direct onder de desbetreffende tabel «budgettaire gevolgen van beleid» extracomptabel de betrokken bijdrage aan het Infrastructuurfonds/Deltafonds gepresenteerd (zoals opgenomen in artikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen). Hiermee worden de beleidsprestaties van de investeringen die worden verantwoord op de investeringsfondsen betrokken bij het formuleren van het integrale beleid, inclusief beleidsindicatoren.

Groeiparagraaf

In de groeiparagraaf worden de belangrijkste verbeteringen in de begroting beschreven ten opzichte van het voorgaande jaar.

Kengetallen klanttevredenheid regionaal openbaar vervoer

In de begroting 2019 is onder artikel 16 openbaar vervoer en spoor het kengetal klanttevredenheid regionaal openbaar vervoer gepresenteerd. In begroting 2020 is deze kengetal aangepast. De OV Klantenbarometer 2018 is geheel vernieuwd ten opzichte van de vorige edities. De onderwerpen zijn opnieuw geclusterd en de hoofrailnetconcessie is aan het onderzoek toegevoegd, conform Motie Dik-Faber.

Invulling taakstellende onderuitputting

De taakstellende onderuitputting is in deze begroting structureel verwerkt op de IenW-begroting (XII) door verlaging van de budgetten op de diverse artikelen. Hiermee is de taakstellende onderuitputting structureel ingevuld. De betreffende mutaties zijn toegelicht in de verdiepingsbijlage van deze begroting (bijlage 2).

Verwerking moties

Motie Schouw c.s.

In juni 2011 is de motie-Schouw (Kamerstukken II 2011–2012, 21 501-20, nr. 537) aangenomen. Deze motie zorgt ervoor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma’s een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. Voor IenW heeft de Raad voor 2018 geen specifieke aanbevelingen gedaan (COM 2016; 339).

Motie-Hachchi c.s.

In oktober 2012 is de motie-Hachchi (Kamerstukken II 2011–2012, 33 000 I, nr. 28) aangenomen. Een overzicht van alle rijksuitgaven Caribisch Nederland, inclusief die vanuit de IenW begrotingen, is opgenomen bij de begroting van het BES-fonds.

Motie Leegte c.s.

In januari 2015 is de motie-Leegte (Kamerstukken II 2014–2015, 30 196, nr. 278) aangenomen. In de begroting van het Ministerie van Economische Zaken wordt daarom een totaaloverzicht gepresenteerd van de maatregelen van alle ministeries in het kader van het Energieakkoord. Hierin zijn ook de maatregelen die onder de verantwoording van IenW vallen opgenomen. Bij de desbetreffende beleidsartikelen 14 Wegen en Verkeersveiligheid en 19 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal worden de maatregelen genoemd.

2. BELEIDSAGENDA IENW 2020

Nederland is een land dat infrastructureel en op milieugebied in veel opzichten vooroploopt. We hebben de veiligste Delta van de wereld, onder meer door onze wereldwijd geroemde Delta-aanpak waarmee we Nederland blijvend beschermen tegen overstromingen, wateroverlast, maar ook droogte en hitte periodes. Onze kennis daarover exporteren we wereldwijd. Ook de staat van onze infrastructuur is internationaal aansprekend, zo blijkt uit verschillende beoordelingen (waaronder een vierde plek in het Global Competitiveness Report, uitgebracht door het World Economic Forum). En bovendien hebben we tot doel om het Nederlandse wagenpark uitstootvrij te maken. We werken aan een circulaire economie en zijn hierop in het laatste milieurapport van de Europese Commissie toonaangevend genoemd. Het kabinet is ambitieus en het vraagt, ook in 2020, veel inspanningen en middelen om al het goede dat we hebben ook te kunnen behouden of vernieuwen. Ook komend begrotingsjaar vormen een veilig en bereikbaar Nederland en een gezonde en duurzame leefomgeving de speerpunten van het beleid van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW). IenW zal in 2020 een integrale milieuvisie presenteren waarin risico’s, uitdagingen en kansen in samenhang worden bezien. Tot slot wordt ook extra ingezet op toezicht en handhaving door de ILT. De hoofdstructuur Beleidsagenda wordt net als vorig jaar gevormd door de belangrijkste transities op IenW-gebied. Zij vormen de rode draad voor de beschrijving van de belangrijkste ambities voor 2020. Veel beleidsterreinen van IenW hebben betrekking op de fysieke leefomgeving. De hoofdlijnen van het beleid en de samenhang met andere beleidsterreinen in de fysieke leefomgeving zijn beschreven in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Deze wordt begin 2020 worden vastgesteld, en biedt een overkoepelende langetermijnvisie voor onze leefomgeving.

Veilige, slimme en duurzame mobiliteit

In 2019 is de Schets Mobiliteit 2040 naar de Tweede Kamer verzonden. In dit toekomstbeeld schetsen we hoe de reiziger zich richting 2040 wil verplaatsen over de korte, middellange en lange afstand en wat we moeten doen om dit voor elkaar te krijgen. Ook geven we een schets van ons goederenvervoer. Het mobiliteitsbeleid in 2020 geeft invulling aan dit toekomstbeeld. Daarnaast zijn in het Regeerakkoord extra middelen beschikbaar gesteld om een inhaalslag te realiseren in onze infrastructuur. Conform afspraken uit het Regeerakkoord werken we in 2020 samen met de MIRT-regio’s aan de verdere uitwerking van kortetermijnmaatregelen voor veilige, slimme en duurzame mobiliteit.

Omvorming Infrastructuurfonds naar Mobiliteitsfonds

In het Regeerakkoord is aangekondigd dat het Infrastructuurfonds in 2030 wordt omgevormd tot een Mobiliteitsfonds: niet langer de modaliteit, maar de mobiliteit centraal komt centraal te staan. Het Mobiliteitsfonds zal, naast budgetten voor beheer en onderhoud en aanleg van nieuwe infrastructuur om knelpunten op te lossen, ook budgetten omvatten voor het beter benutten van bestaande infrastructuur. Het Mobiliteitsfonds wordt een belangrijk middel om binnen de systematiek van de fondsbegroting breed en integraal af te wegen tussen opgaven en oplossingsrichtingen. In 2019 is de Kamer geïnformeerd over de voortgang van het Mobiliteitsfonds. Begin 2020 wordt er een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer, dat naar verwachting in 2021 in werking treedt.

Instandhouding Rijksinfrastructuur

We werken voortvarend aan de voorbereiding van nieuwe projecten, waaronder de A2 Deil-Den Bosch, het vijfde en zesde spoor bij Amsterdam Zuid en de opwaardering van de vaarweg Lemmer-Delfzijl. Daarnaast neemt de opgave voor instandhouding van de infrastructuur toe. Concessies aan veiligheid doen we niet. We willen dat de goede kwaliteit van de bestaande infrastructuur behouden blijft en tegelijk neemt de kans op storingen toe door de leeftijd van de bestaande infrastructuur. Ook is de intensiteit van het verkeer toegenomen en het vrachtverkeer zwaarder geworden, wat leidt tot een hogere belasting van de infrastructuur. Dit zorgt ervoor dat renovaties of vervangingen eerder moeten worden uitgevoerd. Als deze stappen niet worden gezet leidt dit mogelijk tot maatschappelijke hinder en economische schade. Daarom wordt bijvoorbeeld ook het huidige treinbeveiligingssysteem vervangen door de nieuwe Europese standaard ERTMS. Verder is het van belang dat de infrastructuur bestand is tegen toenemende weersextremen zoals neerslag, droogte, hitte en storm. Investeren in de instandhouding van alle netwerken heeft de komende jaren hoge prioriteit.

De opgave van de instandhouding is fors en mogelijk moet een groter deel van de ruimte op het Infrastructuurfonds worden besteed aan beheer, onderhoud en vervanging. Het komende jaar worden daarom externe audits uitgevoerd om in kaart te brengen hoe de financiële opgave voor instandhouding zich gaat ontwikkelen. Voor de komende meerjarenperiode is besloten de risicoreserveringen voor de instandhouding van wegen, spoor, vaarwegen en het hoofdwatersysteem te verhogen.

Verder start in 2020 een impuls om de groei van het uitgesteld onderhoud op de RWS-netwerken te beperken, voornamelijk bij vaarwegen. Bij de samenstelling van het impulspakket is het accent gelegd op projecten die «merkbaar en maakbaar» zijn, dat wil zeggen dat ze op korte termijn te realiseren zijn én effect hebben op het risico van verstoringen en de groei van het uitgesteld onderhoud.

Programma Aanpak Stikstof (PAS)

Het is altijd de bedoeling geweest om met de uitvoering van de projecten uit het MIRT recht te doen aan de bescherming van Natura 2000-gebieden. Uit de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van De Raad van State van 29 mei 2019 volgt dat het PAS niet langer als onderbouwing kan worden gebruikt bij tracébesluiten en natuurvergunningen. Deze uitspraak heeft gevolgen voor zowel de planning als uitgaven voor specifieke projecten ten aanzien van wegen, vaarwegen, spoor, luchtvaart en het hoofdwatersysteem. De gevolgen van de PAS-uitspraak voor lopende planuitwerkingen worden geïnventariseerd. De acties die de interbestuurlijke partners op de korte, middellange en lange termijn zullen uitvoeren om tot een oplossing te komen die recht doet aan de bescherming van Natura 2000-gebieden en tegelijkertijd ruimte biedt voor ruimtelijke ontwikkelingen is door de Minister van LNV naar de Kamer gestuurd1.

Slimme mobiliteit

Slimme mobiliteit (smart mobility) heeft in toenemende mate een merkbaar effect op het doel veilig, snel en gemakkelijk van deur tot deur kunnen reizen. Of om goederen snel en betrouwbaar op de plaats van bestemming te krijgen. De aandacht van de IenW-inspanningen verschuift steeds meer van testen en experimenteren naar toepassing in de bestaande praktijk en inbedding van slimme mobiliteit als integraal onderdeel van beleid en uitvoering. Dat doen we langs vier actielijnen:

  • 1. Stimuleren gebruik van bestaande producten en diensten;

  • 2. Verantwoorde introductie van nieuwe generatie voertuigen;

  • 3. Toekomstbestendige infrastructuur en wegbeheer;

  • 4. Zorgvuldig benutten van data-uitwisseling en connectiviteit.

In 2020 zal de nadruk liggen op vervolgstappen. De experimenteerruimte die wettelijk mogelijk gemaakt is om Nederland goed voorbereid te laten zijn en impact te kunnen beoordelen van zelfrijdende functies in het verkeer, wordt in 2020 benut. Bij deze experimenten blijft verkeersveiligheid prioriteit. Dit zal uiteraard worden gedaan met internationale partijen en in samenwerking met de Nederlandse steden en regio’s. Smart mobility heeft een belangrijke internationale dimensie en tegelijkertijd hebben deze ontwikkelingen impact in de lokale context. Ook zal verder gewerkt worden aan het inbedden van smart mobility als integraal onderdeel in beleids- en uitvoeringsprocessen op het gebied van onze infrastructuur. Dit wordt opgepakt over de volle breedte, van MIRT-spelregels tot en met verkeersmanagement.

Mobility as a Service (MaaS) biedt reizigers de mogelijkheid om multimodale ketenreizen te maken waarbij zowel kan worden gepland, geboekt en betaald. IenW gaat samen met decentrale overheden, vervoerders en MaaS-dienstverleners kijken naar de kansen die MaaS kan bieden en leerervaringen opdoen. Hiertoe worden zeven landelijk opschaalbare pilots gestart, onder meer op het gebied van bereikbaarheid, duurzaamheid en toegankelijkheid2. Die pilots zijn in 2020 in uitvoering.

Ook in het goederenvervoer zetten we in op smart mobility. Met smart shipping, vergaande geautomatiseerde en gedigitaliseerde schepen, wordt de scheepvaartsector concurrerender, veiliger en duurzamer. De verwachting is dat de hele maritieme sector hiervan zal profiteren. In 2020 wordt met de Logistieke Alliantie en de Topsector Logistiek invulling gegeven aan de Goederenvervoeragenda met inzet op digitaal transport, duurzaam goederenvervoer en logistiek. Daarnaast gaat IenW door met het gepresenteerde maatregelenpakket voor spoorgoederenvervoer. Dit levert een bijdrage aan de mogelijkheden voor een modal shift in het transport naar het Europese achterland (van weg naar binnenvaart en trein) en het delen van digitale data voor Europese transporten. In samenwerking met marktpartijen, kennis- en onderwijsinstellingen wordt ingezet op kansrijke systemen en onderzoek naar ontbrekende technologieën. In 2020 wordt besloten over investeringen in treinen, over verlenging van subsidieregeling Derde spoor en over een subsidieregeling voor stille wagons.

Veiligheid zeescheepvaart

In 2020 zullen de resultaten verschijnen van onderzoek naar de toedracht van het ongeval met de MSC Zoë. Op basis daarvan zal worden bepaald wat nodig is om herhaling te voorkomen. Gegeven het internationale karakter van de zeescheepvaart zullen acties in IMO verband afgestemd worden. Verder zal Nederland in 2020 de verplichte IMO Member State Audit ondergaan. Daarin wordt vastgesteld of Nederland de verplichte IMO regels effectief heeft geïmplementeerd.

Duurzame mobiliteit

De inzet van het kabinet is om de Nederlandse CO2-uitstoot in 2030 met ten minste 49% terug te dringen ten opzichte van 1990. In 2020 wordt samen met mobiliteitssector, overheden en maatschappelijke organisaties de uitvoering van de afspraken uit het ontwerp-Klimaatakkoord verder opgepakt. Zo wordt gewerkt aan de wettelijke verankering van de stimuleringsregelingen voor elektrische personen-, bestel- en vrachtauto’s. Dat is nodig met het oog op het streven dat uiterlijk in 2030 alle nieuwe personenauto’s emissieloos zijn en dat in 2025 in ongeveer 30 tot 40 grotere steden middelgrote zero-emissie zones zullen zijn ingesteld voor goederenvervoer. Daarnaast wordt in 2020 gewerkt aan:

  • De uitwerking van maatregelen voor de stimulering van de tweedehandsmarkt van elektrische voertuigen. Het kabinet stelt daarvoor 100 miljoen beschikbaar voor de periode tussen 2020 en 2024;

  • De nationale implementatie van de herziene Richtlijn hernieuwbare energie (RED II);

  • De herziene Richtlijn inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen (CVD);

  • De uitvoering van het plan van aanpak zero emissie zones voor stadslogistiek. Bij (stads)logistiek en (spoor)goederenvervoer, streven we samen met de regio naar logistieke optimalisatie en slimme en duurzame mobiliteitssystemen.

  • Het kabinet zal, ten behoeve van de volgende kabinetsformatie, ten minste drie varianten van betalen naar gebruik bij autorijden onderzoeken, voorbereidingen schetsen en waar mogelijk of nodig deze voorbereidingen treffen. De invoering van het nieuwe stelsel wordt betrokken bij de reeds voorgenomen belastingherziening in 2025.

Ook wordt er gewerkt aan de verduurzaming van het werk gerelateerd verkeer, onder andere door in te zetten op de fiets en het openbaar vervoer. Zo heeft dit kabinet de ambitie om 200.000 extra mensen op de fiets te krijgen voor woonwerk verkeer. Deze kabinetsperiode is € 100 miljoen door het Rijk beschikbaar gesteld voor snelfietsroutes en fietsenstallingen bij stations als impuls. Deze impuls heeft geleid tot meer dan een verdrievoudiging van deze middelen door bijdragen van provincies en gemeenten tot € 345 miljoen. In het Klimaatakkoord is een extra impuls van € 75 miljoen voor extra fietsstallingen opgenomen. In 2019 komt er een Tweede Etappe van de Nationale Fiets agenda. De doelstelling van de agenda blijft: 20% meer fietskilometers in 2027.

Begin 2018 is het werkprogramma voor maritieme strategie en zeehavens 2018–2021 vastgesteld waarin tal van verduurzamingsmaatregelen zijn opgenomen. Die zijn nader uitgewerkt in de green deal voor de verduurzaming van de zeevaart, binnenvaart en havens. Deze green deal is op 11 juni 2019 ondertekend. Mede in 2020 wordt uitvoering gegeven aan deze deal. Nederland blijft voortrekker in de IMO bij overleg over een duurzame zeevaart. Daarbij draagt Nederland bij aan de verdere uitwerking van de definitieve IMO-strategie in 2023, om de uitstoot van broeikasgassen door de zeescheepvaart verder te verminderen. In lijn met de op 17 oktober 2018 ondertekende verklaring van Mannheim, wordt gestreefd naar een nagenoeg klimaatneutrale en emissieloze binnenvaart in 2050. Verder is het streven om medio 2020 het verbod op varend ontgassen in de binnenvaart in werking te laten treden, zodra alle landen de betreffende wijziging van het Scheepsafvalstoffenverdrag hebben geratificeerd.

Op het gebied van duurzame luchtvaart krijgt de implementatie van het Carbon Offsetting and Reduction Scheme for International Aviation (CORSIA) onverminderd de aandacht. De Europese Commissie (EC) presenteert in 2020 een beoordeling van de werking van CORSIA. Dit vormt de start van de onderhandelingen over luchtvaart onder het European Emissions Trading System (EU ETS) met ingang van 2024. In het kader van het ontwerpakkoord duurzame luchtvaart zet IenW zich in voor het efficiënt gebruik van het luchtruim en voor de ontwikkeling en het gebruik van duurzame alternatieve brandstoffen, zoals biokerosine en synthetische kerosine en voor de ontwikkeling van innovatieve technologieën zoals elektrisch of hybride vliegen. Het Ministerie van Financiën werkt samen met de ministeries van IenW en Economische Zaken en Klimaat (EZK) verder aan de invoering van fiscale regelingen uit het Regeerakkoord.

Wegen

Verkeersveiligheid

Iedereen moet veilig op zijn of haar bestemming kunnen komen. Dit is de ambitie van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 (Kamerstukken 29 398, nr. 639). De aanpak van verkeersveiligheid heeft met dit plan vanaf 2019 een nieuwe impuls gekregen. Een risico-gestuurde aanpak staat hierbij centraal: het Rijk, gemeenten, provincies en vervoersregio’s brengen de grootste risico’s voor de verkeersveiligheid in kaart. Op basis hiervan worden in 2020 maatregelen ontwikkeld en vastgelegd in regionale uitvoeringsagenda’s. Het door het Rijk gefinancierde landelijk kennisnetwerk «verkeersveiligheid» zal gemeenten, provincies en vervoersregio’s hierbij ondersteunen met onder meer kennis, data en praktische instrumenten. Daarnaast voert het Rijk de maatregelen van het Landelijk Actieplan Verkeersveiligheid (2019–2021) uit. Deze maatregelen zijn onder meer gericht op infrastructuur, gedrag en handhaving. Zo komt de zelfevaluatiescan voor de oudere automobilist in 2020 online beschikbaar en zal gebruik ervan worden bevorderd. De scan stimuleert bewustwording en zelfmanagement bij ouderen zodat zij zo lang mogelijk op een veilige manier mobiel blijven. Verder wordt onder meer de grens voor het geschiktheidsonderzoek alcohol verlaagd.

Op basis van het Ovv-rapport over het ongeval met de Stint wordt in 2020 bekeken hoe de aanpassing van het wettelijk kader voor bijzondere bromfietsen definitief vorm gaat krijgen.

Weginfrastructuur

Investeringen in onze wegen blijven nodig, want de jaarfilezwaarte is in 2018 met 2,2% toegenomen ten opzichte van 2017. Het kabinet heeft € 100 miljoen beschikbaar gesteld voor de aanpak van files op korte termijn. Hiervoor wordt onder andere een impuls gegeven aan snellere berging na ongelukken en worden kleine infrastructurele maatregelen genomen.

Om vervoersknelpunten te voorkomen is het belangrijk om het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport onverkort uit te voeren. In 2020 zal dan ook vaart worden gezet achter de volgende in het regeerakkoord genoemde prioritaire wegentrajecten:

  • Voor de A1/A30 is begin 2019 de startbeslissing genomen en volgens planning zal in 2020 het voorkeursbesluit voor dit traject worden vastgesteld.

  • Voor de A2 Deil – ’s Hertogenbosch – Vught zal het voorkeursbesluit in 2020 worden vastgesteld.

  • Voor het project A4 knooppunt Burgerveen -N14 wordt het voorkeursbesluit eind 2019 vastgesteld waarmee de planuitwerking in 2020 kan starten.

  • Voor de Corridorstudie Amsterdam-Hoorn (A7/A8) is in het voorjaar van 2019 een principebesluit genomen en in het najaar wordt een voorkeursbesluit genomen; de planuitwerking voor dit project start in 2020.

  • De verkeerskundige studies naar de concrete problematiek op de A12 en A28 zijn in 2019 afgerond, de verkenningsfase start in 2020.

Vrachtwagenheffing

Het beleidskader voor de vrachtwagenheffing is eind 2018 naar de Tweede Kamer gestuurd. In 2020 zal het wetsvoorstel ter behandeling aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Ook zal de marktbenadering voor de realisatie en de exploitatie van de heffing worden voorbereid. De bestedingsrichtingen van de terugsluis zullen worden geconcretiseerd in een beleidsagenda. In het wetsvoorstel wordt zowel de wijze van heffen benoemd, als de methodiek voor de terugsluis van de middelen voor innovatie en verduurzaming. Na vaststelling van de wet volgt de realisatiefase. De daadwerkelijke invoering is gepland in 2023.

Spoorwegen

Investeren in verbindingen en stations

In het najaar van 2018 en in de loop van 2019 zijn verschillende investeringen aangekondigd op en rond het spoor. In het Toekomstbeeld OV is samen met de regio’s en partners in de sector de ambitie neergezet om vaak en snel te reizen in een brede stedelijke ring, met enkele sterke assen naar de verschillende landsdelen en de landen om ons heen. Door een kwaliteitssprong van het ov-netwerk is in 2040 een samenhangend netwerk gerealiseerd binnen de stedelijke regio’s en tussen de ruimtelijk-economische kerngebieden van Nederland en over de grens, ook voor goederenvervoer. Knooppunten vormen een onmisbare schakel in de mobiliteitsketen. Daarom investeren we nu al veel in onder andere extra fietsparkeerplekken en onderzoeken naar nog meer stallingen bij stations in het hele land, spooraansluiting voor Railterminal Gelderland bij Nijmegen en een studie- en innovatiebudget (o.a. vervolgonderzoek naar 3kV). Gezamenlijk met decentrale overheden werken we daarnaast verder aan de ontwikkeling van het spoornetwerk. Dit gaat onder andere om uitwerking bij Eindhoven, Arnhem, Heino, Raalte, Mantgum en Stadskanaal.

Internationaal spoorvervoer

Voor wat betreft internationale verbindingen wordt ook in 2020 ingezet op het stimuleren van internationaal treinvervoer via de drie pijlers van reistijd/frequentie, prijs en comfort in samenwerking met de betrokken partners. Zo rijdt er vanaf deze zomer een derde Eurostar naar Londen, is het startsein gegeven voor de aanbesteding van de directe verbinding Eindhoven-Düsseldorf en dragen we bij aan de totstandkoming van de volgende fases van de Drielandentrein en de Wunderlinie. Ook zal, samen met NS, ProRail regionale en Duitse partners, worden afgesproken welke concrete stappen gezet kunnen worden om de verbinding Amsterdam-Berlijn te versnellen op de korte, middellange en lange termijn. Daarnaast zoeken we naar mogelijkheden om andere verbindingen en services voor internationale reizigers te versterken. In 2020 zal daarnaast verder worden gebouwd aan de koppeling tussen trein en vliegtuig naar aanleiding van het eind 2019 te presenteren plan van aanpak hiervoor, en aan de lobby naar de Europese Commissie (al dan niet met andere lidstaten) voor een vernieuwde focus en aanpak op het internationale treinproduct.

Marktordening spoor

In 2020 wordt een besluit genomen over de vervoerconcessie voor een hoofdrailnet (HRN) na 2024. Hierbij wordt er gekeken naar:

  • De vraag of de volgende vervoerconcessie onderhands wordt gegund of wordt aanbesteed.

  • De reikwijdte van een hoofdrailnet. Onderdeel hiervan is onderzoek naar de mogelijke decentralisatie van één of meerdere lijnen die in het regeerakkoord worden genoemd en onderzoek naar de positie van de hogesnelheidslijn.

Als onderdeel van dit besluit worden er daarnaast verschillende opties voor het eigendom en de exploitatie van stations uitgewerkt. Tenslotte wordt er ook gekeken naar de kansen en bedreigingen van het recht op toegang («open toegang») op de regionale lijnen vanaf 2021 en op het HRN vanaf 2025. Een besluit over de ordening wordt zorgvuldig, stapsgewijs en in consultatie met andere partijen genomen. Bij dit besluit staat de reiziger centraal, zonder dat de belastingbetaler vergeten wordt.

European rail traffic management system (ertms)

Met de uitrol van European Rail Traffic Management System (ERTMS) wordt in Nederland invulling gegeven aan de vervangingsbehoefte van het huidige Automatische Treinbeïnvloeding systeem (ATB-systeem) en de Europese verplichtingen voor interoperabele spoorverbindingen. Naast een grotere veiligheid biedt ERTMS ook voordelen op het gebied van betrouwbaarheid en capaciteit. In 2020 worden de eerste stappen gezet voor de realisatie van ERTMS; zo worden aanpassingen aan de infrastructuur en het materieel aanbesteed.

Overwegen

Net als op de weg streven we ook in het treinverkeer naar meer veiligheid. Op het gebied van overwegveiligheid wordt in 2020 stevig ingezet op de aanpak van de openbaar toegankelijke niet actief beveiligde overwegen (NABO’s) en de risicogestuurde overwegenaanpak van het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen (LVO). Het programma NABO zal in 2020 naar verwachting met alle regionale wegbeheerders een overeenkomst hebben gesloten over de uit te voeren maatregelen.

Omvorming prorail

Het kabinet heeft het besluit genomen om ProRail om te vormen tot een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) met eigen rechtspersoonlijkheid. Deze omvorming realiseren we gezamenlijk met ProRail. Met de omvorming zal worden voortgebouwd op de door ProRail ingezette verbeteringen. Tegelijkertijd biedt de omvorming nieuwe kansen om de aansturing te vereenvoudigen en de publieke verantwoording te versterken. De planning is om het wetsvoorstel hiertoe in 2019 aan de Tweede Kamer aan te bieden en de wet begin 2021 in werking te laten treden.

Luchtvaart

Luchtvaartnota

Zoals afgesproken in het Regeerakkoord wordt gewerkt aan een Luchtvaartnota 2020–2050. De ontwerp-Luchtvaartnota wordt naar verwachting eind 2019 opgeleverd. De nota wordt een richtinggevende en integrale beleidsvisie van dit kabinet en moet leiden tot een goed afgewogen visie voor een duurzaam luchtvaartbeleid met daarbij de contouren van de benodigde overheidsinzet. Veiligheid, omgeving, milieu, economie en infrastructuur zijn daarin bepalende factoren. Dit vraagt ook een intensief traject met belanghebbenden en omgeving om een breed gedragen visie te kunnen ontwikkelen. In 2020 zal gestart worden met de uitvoering van de luchtvaartnota.

Ontwikkeling Schiphol en Lelystad

De verankering van het Nieuw normen- en handhavingsstelsel (NNHS) voor Schiphol wordt voorbereid. Dit stelsel heeft tot doel het verkeer op Schiphol zo af te handelen dat dit de minste hinder voor de omgeving oplevert. Met de wettelijke verankering van het stelsel komt er een einde aan de huidige situatie waarin door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) anticiperend wordt gehandhaafd op het vliegen volgens de regels van het NNHS. Daarnaast is gestart met de evaluatie van de implementatie van de OVV-aanbevelingen over veiligheid op Schiphol. Deze evaluatie zal in 2020, tijdig voor de start van het gebruiksjaar 2021, worden afgerond. Aanvullend op deze evaluatie wordt onderzocht of een verdere ontwikkeling van Schiphol in de komende jaren aantoonbaar veilig kan plaatsvinden.

Het Luchthavenverkeersbesluit, waarmee een einde komt aan het anticiperend handhaven op Schiphol, wordt na het zomerreces 2019 in procedure gebracht. Op basis van de richtinggevende uitspraken in de Luchtvaartnota, het verslag van de voorzitter van de Omgevingsraad Schiphol en de bestaande feitenbasis met onderzoeken over economie, veiligheid en milieu, wordt in de periode daarna gewerkt aan een tweede Luchthavenverkeersbesluit waarin de ontwikkeling voor Schiphol op de middellange termijn wordt geregeld.

Ook wordt in 2020 Stichting Airport Coordination Netherlands (ACNL) omgevormd tot een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (zbo). Deze organisatie is verantwoordelijk voor de verdeling van slots aan luchtvaartmaatschappijen die gebruik willen maken van gecoördineerde luchthavens. Vanwege de toegenomen schaarste op deze luchthavens wordt ook ingezet op het toekomstbestendig maken en houden van de slotsystematiek. Daarbij wordt naar het gehele proces gekeken van de vaststelling van de beschikbare capaciteit tot aan de handhaving om er voor te zorgen dat de beschikbare slots zo efficiënt mogelijk worden gebruikt. In dat kader is het voornemen om eind 2020 het handhavingsinstrumentarium van de ILT, die toeziet op slotmisbruik, uit te breiden met een bestuurlijke boete.

In het Regeerakkoord is opgenomen dat Lelystad Airport een luchthaven wordt voor vakantievluchten. Als gevolg van de uitspraak van de Raad van State inzake het PAS is opening van Lelystad per 1 april 2020 niet meer haalbaar. De komende periode wordt derhalve voortvarend doorgewerkt aan de voorbereidingen met het doel om Lelystad Airport zo snel mogelijk te openen om Schiphol te ontlasten.

Ook worden er in 2020 verdere stappen gezet in de integratie van de civiele en militaire luchtverkeersleidingsorganisaties LVNL en CLSK tot één organisatie.

Beter meten en berekenen

In 2019 is gestart met het Project meten en berekenen van vliegtuiggeluid. Het doel is deze dichter bij elkaar te brengen om de informatievoorziening aan de burger te verbeteren en beleidsopties beter te kunnen beoordelen. Het RIVM, KNMI en NLR zullen een rapport opleveren waarin advies wordt gegeven hoe om te gaan met meten en berekenen. Daarnaast worden experts op het gebied van geluid en -hinder gevraagd constructief mee te denken met RIVM, KNMI en NLR. De Tweede Kamer is geïnformeerd over de start van het project en zal ook tussentijds worden geïnformeerd. In 2020 zal uitvoering worden gegeven aan de overgenomen aanbevelingen uit de nog te ontvangen rapportage.

Programma luchtruimherziening

Het programma Luchtruimherziening heeft als doel om een luchtruim te creëren dat in 2023 en daarna structureel meer capaciteit biedt voor civiel (commercieel) vliegverkeer, militaire inzet en oefenbehoefte faciliteert en de verdere ontwikkeling van Lelystad Airport mogelijk maakt. Klimaat- en leefbaarheidsdoelstellingen worden bij dit onderwerp voor het eerst expliciet meegewogen, naast veiligheid en capaciteit. Ook houdt het programma rekening met de komst van onbemande systemen (drones) en met internationale afspraken zoals in FABEC-verband en rondom Single European Sky. De modernisering van het luchtruim gebeurt langs drie sporen: verbeteringen van de aansluitroutes op Lelystad vóór 2023, resultaten in 2023 – het betreft de inpassing van een militair oefengebied in het noorden van Nederland en de herinrichting van het zuidoostelijk luchtruim met name voor civiel verkeer – en een roadmap voor de periode 2023–2035. De in 2020 door ons te nemen Voorkeursbeslissing legt deze drie sporen in samenhang vast.

Regionale luchthavens

In de Luchtvaartnota 2020–2050 kijken we naar de toekomstige rol en positie van de regionale luchthavens. Vanuit die context zal de besluitvorming over de luchthavenbesluiten dan ook plaatsvinden. Tevens zetten we verdere stappen in de procedures om te komen tot Luchthavenbesluiten voor de (regionale) burgerluchthavens van nationale betekenis. In 2019 is het advies van de heer Van Geel over de toekomst van Eindhoven Airport aangeboden aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Staatssecretaris van Defensie3. In 2020 geven we verder uitwerking aan dit advies.

Maritiem en vaarwegen

Vaarweginfrastructuur

Vaarwegen zijn van groot belang voor een efficiënt en duurzaam goederenvervoersysteem. Betrouwbaarheid is daarbij een belangrijke eigenschap. Daarom wordt allereerst gewerkt aan adequaat onderhoud en tijdige vervanging van kunstwerken op de vaarwegen. Ook is een pilot in voorbereiding om bodemerosie op de Waal bij Nijmegen aan te pakken. Daarnaast worden knelpunten op het water aangepakt via het MIRT, waarbij in 2020 de openstelling van de tweede sluiskolk bij Eefde wordt voorzien, evenals de start van de realisatie van ligplaatsen op de Merwedes en op de Waal bij Lobith.

Havennota

De Nederlandse zeehavens behoren tot de beste havens ter wereld. Ze fungeren als knooppunt voor zee- en landgebonden bedrijvigheid. Daarnaast bieden deze havens unieke vestigingslocaties voor clusters van nationale en internationale industrie en dienstverlening in zowel de havens als in het achterland. Gelet op de grote uitdagingen van klimaat- en energietransitie en voortschrijdende digitalisering die op de zeehavens afkomen, is een separate en integrale visie op de toekomst van de Nederlandse havens en de mainport Rotterdam in de maak. Deze visie krijgt vorm in een havennota die de Kamer eind 2019 tegemoet kan zien. In de havennota zal het kabinet vanuit een publiek perspectief ingaan op de kansen, opgaven en belangen van de havens met als doel om de leidende positie van de havens in onze delta-economie duurzaam te behouden en te versterken, zodat de toegevoegde waarde, de bijdrage aan het nationale verdienvermogen en de werkgelegenheid van de zee- en binnenhavens ook in een onzekere toekomst behouden blijven. De havennota zal uitgaan van een middellange tijdshorizon tot 2030.

Klimaatadaptatie

Klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting

De afgelopen jaren kenmerkten zich door perioden van droogte, hitte en geregeld ook hevige hoosbuien. Dat heeft het belang onderstreept van een aangepaste ruimtelijke inrichting om schade en slachtoffers zoveel mogelijk te voorkomen. Met het Uitvoeringsprogramma van de Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) wil het kabinet in 2020 klimaatadaptatie verder aanjagen. Het uitvoeringsprogramma van de NAS is aanvullend op het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie, waarin alle overheden in 2020 toewerken naar regionale uitvoeringsagenda’s op basis van stresstesten en risicodialogen. Daarmee komt voor heel Nederland de opgave voor wateroverlast, droogte, hitte en het beperken van de gevolgen van overstromingen in beeld. Het Rijk steunt ook in 2020 een aantal concrete uitvoeringsprojecten en werkt aan een impulsregeling die vanaf 2021 decentrale overheden moet helpen bij de transitie naar een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Daarvoor is een wetswijziging in voorbereiding die het mogelijk maakt om bijdrage uit het Deltafonds in te zetten voor maatregelen van decentrale overheden voor wateroverlast. Net als de decentrale overheden, werkt het rijk ook aan stresstesten en risicodialogen voor de eigen netwerken. In 2050 moeten deze klimaatbestendig en robuust zijn. In 2020 wordt de Climate Adaptation Action Summit in Nederland georganiseerd om het belang van klimaatadaptatie hoog op de internationale agenda te houden en concrete acties te stimuleren van alle betrokken partijen. Deze summit biedt een podium aan de door Nederland geïnitieerde Global Commission on Adaptation om de resultaten van het jaar van actie te laten zien en de mondiale beweging om de klimaatadaptatie actieagenda voort te zetten en te versnellen. Het Global Center on Adaptation, gehost door Nederland en met vestigingen in Rotterdam en Groningen, heeft hierbij het voortouw.

Nationale en internationale Waterveiligheid

Beleidsontwikkeling Integraal Riviermanagement

In het programma Integraal Riviermanagement wordt in samenwerking met betrokken overheden beleid ontwikkeld hoe we de komende tijd en met het oog op 2050 willen omgaan met de rivieren, gegeven de verschillende functies en belangen. Dit beleid zal in ieder geval ingaan op de opgaven die spelen bij hoogwater en bij laagwater. Bezien wordt o.a. of integratie van opgaven voor waterveiligheid, scheepvaart, waterkwaliteit/natuur, zoetwater en regionaal/economische ontwikkeling tot meerwaarde kan leiden. Bij deze beleidsontwikkeling wordt de herijking van de voorkeurstrategie Rivieren van het Deltaprogramma meegenomen. Naast het ontwikkelen van beleid, kunnen in 2020 ook concrete projecten in uitvoering komen.

Kennisprogramma Zeespiegelstijging

Hoe de zeespiegelstijging zich na 2050 zal ontwikkelen en welke maatregelen we wel en niet kunnen nemen om daarop te reageren is nog met grote onzekerheden omgeven. Om die onzekerheid te reduceren is in 2019 het Kennisprogramma Zeespiegelstijging gestart. Belangrijke elementen voor de komende twee jaar zijn daarbij de ontwikkelingen op Antarctica en systeemverkenningen die de houdbaarheid en «oprekbaarheid» van onze huidige strategie van zandsuppleties en waterkeringen onder de loep nemen. Het Kennisprogramma wordt ontwikkeld in samenwerking met de Deltacommissaris, de partners in het Deltaprogramma, kennisinstellingen en het bedrijfsleven. Het loopt door tot eind 2025 en levert beslisinformatie op die nodig is om bij de volgende 6-jaarlijkse herijking weloverwogen keuzes te kunnen maken voor de Deltabeslissingen en het Deltaprogramma 2027.

Omgaan met droogte en voldoende zoetwater

De droge zomer van 2018 heeft laten zien dat Nederland goed voorbereid is op ernstige droogte. Aan de zogenaamde Beleidstafel Droogte bekijken overheden en drinkwaterbedrijven waar het nog beter kan in de toekomst. De focus ligt daarbij op de meest urgente vraagstukken, waaronder de verdringingsreeks, grondwater, verzilting, drinkwater, scheepvaart en het beheer van het IJsselmeer. Ook is € 7 miljoen uit het Deltafonds beschikbaar gekomen voor de periode 2019–2021, o.a. om water beter vast te houden en de verzilting beter in beeld te brengen. Het Deltaprogramma Zoetwater zorgt met een programma van uitvoeringsmaatregelen dat ons land ook in de toekomst een betrouwbare zoetwatervoorziening heeft. Het lopende programma tot en met 2021 bevat voor ruim € 400 miljoen aan maatregelen zoals een uitbreiding van de klimaatbestendige wateraanvoer naar West-Nederland, maatregelen op de hoge zandgronden in Oost en Zuid-Nederland om water beter vast te houden en het verbeteren van de informatie-uitwisseling tussen waterbeheerders onderling. Dat laatste gebeurt onder de noemer Slim Watermanagement. Eind 2020 worden op basis van de nieuwste inzichten de nationale en regionale voorkeursmaatregelen voor de periode 2022–2027 vastgesteld. Daarvoor is € 150 miljoen in het Deltafonds gereserveerd voor de periode 2022–2027. De middelen uit het Deltafonds worden aangevuld met regionale cofinanciering.

Circulaire economie

Circulaire economie is een speerpunt van dit kabinet; in haar laatste milieurapport heeft de Europese Commissie Nederland hierop toonaangevend genoemd. Bovendien draagt circulaire economie bij aan de klimaatdoelstellingen van Nederland. De ambitie is dat Nederland in 2050 circulair is. In 2030 wordt een reductie van 50% nagestreefd van het nationale verbruik van primaire grondstoffen. Om de transitie te versnellen is het belangrijk dat alle betrokken partijen met elkaar aan de slag gaan en dat kennis, ook internationaal wordt gedeeld tussen inkopers, opdrachtgevers, bedrijven, overheden en financiers. Hopelijk biedt de tweede conferentie Circulaire economie in februari 2020 weer een goed platform voor die uitwisseling. Ook worden in 2020 de voorbereidingen getroffen voor het World Circular Economy Forum dat waarschijnlijk begin 2021 in Nederland wordt georganiseerd. De inspanningen moeten niet alleen op nationaal niveau plaatsvinden, maar ook regionaal. Projecten op het gebied van circulaire economie die bijdragen aan nationale CO2-reductie, kunnen daarnaast ondersteund worden met middelen die zijn vrijgemaakt voor de klimaatopgave. In het kader van de uitvoering van het Urgenda-vonnis is eenmalig (voor 2019 en 2020) een bedrag van € 80 miljoen ten behoeve van IenW vrijgemaakt. Met deze middelen worden onder andere circulaire projecten in de grond-, weg- en waterbouw en de kunststoffenketen gestimuleerd. In 2020 en latere jaren wordt de besteding van die middelen gekoppeld aan het Klimaatakkoord. Hiervoor wordt in 2020 € 5 miljoen van de Klimaatenveloppe van het kabinet ingezet voor het realiseren van circulaire projecten die tegelijk tot reductie van de CO2-uitstoot leiden. In het aangekondigde Urgenda-pakket is tevens een heffing op het verbranden en storten van buitenlands afval opgenomen.

Programma nederland circulair: transitie-agenda’s

Het Rijk zet zich samen met andere maatschappelijke partijen in om de transitie naar een circulaire economie te versnellen en op te schalen. In het kader van het Rijks-brede Programma Nederland Circulair heeft het Rijk deze ambitie verder geoperationaliseerd per prioriteit, keten of grondstoffenstroom. Daarbij zijn de gewenste effecten op milieu, leveringszekerheid en economisch concurrentievermogen leidend.

In het uitvoeringsprogramma uit 2019 zijn de activiteiten gepresenteerd binnen vijf transitieagenda’s en binnen de dwarsdoorsnijdende thema’s. Om uitvoering te geven aan de transitieagenda’s is op de IenW begroting in totaal € 16 miljoen vrijgemaakt voor 2019 en 2020. Het PBL zal de komende jaren de resultaten monitoren en eind 2019 een eerste voortgangsrapportage opleveren. Vanaf 2020 ontvangt de Kamer jaarlijks voor de zomer een actualisering van het uitvoeringsprogramma.

Verpakkingen en plastic

Voor het tegengaan van plastic soep en het voorkomen van zwerfafval kent Nederland een tweesporenbeleid: het eerste spoor betreft een recyclingdoelstelling van 90% voor kleine plastic flesjes en een reductiedoelstelling van 70 – 90% voor kleine plastic flesjes in het zwerfafval. Het tweede spoor betreft het invoeren van statiegeld op kleine plastic flesjes voor het geval in het najaar van 2020 mocht blijken dat de doelstellingen niet zijn gerealiseerd. De voortgang en de realisatie van de doelstellingen worden gemonitord door Rijkswaterstaat, hierover wordt de Tweede Kamer tweemaal per jaar geïnformeerd. Ook wordt in het kader van de Landelijke Aanpak Zwerfafval door de VNG en Stichting Afvalfonds Verpakkingen (StAV) bijzondere aandacht geschonken aan minder blikjes in het zwerfafval. Om een extra impuls te geven aan het minder gebruiken van plastics en meer recyclen en toepassen van plastics, is een ambitieus Plastic Pact NL gesloten met 75 koplopers in het bedrijfsleven en andere maatschappelijk betrokken organisaties. Dit pact loopt vooruit op de implementatie van de Europese Single Use Plastics (SUP) richtlijn. De resultaten worden jaarlijks gemonitord en begin 2020 zal de nulmeting en een eerste voortgangsmeting aan de Tweede Kamer worden gepresenteerd. De aanpak met het Plastic Pact wordt daarnaast opgeschaald binnen Europa.

IenW ondersteunt het initiatief van Nederlandse en Europese festivalorganisatoren om zich te ontwikkelen tot circulaire festivals als vervolg op de lopende Green Deal Afvalvrije Festivals en wil ook met andere sectoren tot soortgelijke afspraken komen. Ook is voor het tegengaan van microplastics € 10 miljoen beschikbaar gesteld uit de Enveloppe Natuur en waterkwaliteit voor de periode 2018–2021, wat via het Deltafonds wordt uitgegeven. Voorts worden met de e-commerce sector afspraken gemaakt over het verduurzamen van haar verpakkingen.

Kleding en textiel

Kleding en textiel hebben na voedsel de grootste ecologische voetafdruk. Er wordt in deze keten bijvoorbeeld veel verspild als gevolg van «fast fashion». Ook is er onvoldoende transparantie over de productieprocessen en loopt de kwantiteit en kwaliteit van de inzameling, sortering en recycling achter op andere materiaalstromen zoals glas, papier en plastic. Daarbij neemt de export van herbruikbare kleding en textiel naar ontwikkelingslanden af, mede door de afnemende kwaliteit van ingezamelde kleding. In 2019 zal -mede op basis van het plan dat de sector zelf opstelt- een beleidsprogramma textiel worden opgesteld dat het hoofd moet bieden aan deze ongewenste ontwikkelingen. De uitvoering van het programma begint in 2020.

Duurzaam IenW

Het Ministerie van IenW streeft ernaar om zelf koploper te worden met maatregelen richting een klimaatneutraal en circulair werkend ministerie in 2030. Daarvoor heeft IenW een eigen actieplan Maatschappelijk Verantwoord Inkopen en het programma Duurzaam IenW en werkt het aan verduurzaming van het MIRT. Hiermee wordt beoogd om duurzaamheid in de eigen processen verder te verankeren. Jaarlijks publiceert IenW een duurzaamheidsverslag. De eigen CO2-uitstoot van IenW zal in 2020 verder worden verminderd naar tenminste 30 tot 40% ten opzichte van 2009. IenW spant zich in om het gebruik van eenmalige plastic producten en verpakkingen in de catering in alle rijkspanden terug te dringen. Daartoe wordt in 2019 een Visie- en Actieplan Circulaire Catering opgesteld, waarmee het Rijk onder meer zijn eigen CO2-voetafdruk verlaagt. In 2019 en 2020 werken we bovendien aan een uitvoeringsstrategie richting klimaatneutraal en circulair werken in 2030 rond de infrastructuurprojecten in opdracht van IenW.

Gezonde en veilige leefomgeving

Luchtkwaliteit

Schone lucht is een belangrijk onderdeel van een gezonde en veilige leefomgeving. De afgelopen jaren is de luchtkwaliteit aanzienlijk verbeterd, maar om enkele hardnekkige knelpunten op te kunnen lossen, is de aanpak uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) voortgezet. Het gaat met name om gebieden waar zich intensieve veehouderij bevindt (fijnstof) en om enkele binnenstedelijke gebieden (stikstofdioxide). Ook wanneer knelpunten zijn opgelost, is verdere verbetering van de luchtkwaliteit van belang om risico’s voor de volksgezondheid verder te verlagen. Het Schone Lucht Akkoord vormt het kader voor een permanente verbetering van de luchtkwaliteit. Hiermee werkt het kabinet – zoals geadviseerd door de Gezondheidsraad4 – toe naar de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie. Inzet van het kabinet is om 50% gezondheidswinst in 2030 ten opzichte van 2016 te behalen, voor de gezondheidseffecten afkomstig van Nederlandse bronnen. Het Schone Lucht Akkoord wordt samen met decentrale overheden in 2019 gepresenteerd en er wordt gestart met de uitvoering. De aanbevelingen van het IBO Luchtkwaliteit en de beleidsdoorlichting van het NSL zijn bij het Schone Lucht Akkoord betrokken.

Geurhinder veehouderijsector

Geurhinder vormt een probleem in een aantal gebieden waar veel veehouderij geconcentreerd is. De Commissie Geurhinder Veehouderij heeft in april 2019 aanbevelingen voor de langere termijn gedaan om een balans te bereiken tussen een prettige leefomgeving en duurzame veehouderij. In reactie op het rapport zal in 2020 onder andere aandacht zijn voor kennisontwikkeling over geur-, voor cumulatie van geuroverlast op één geurgevoelig object en zal de systematiek van de stalbeoordeling tegen het licht gehouden worden om innovaties te bevorderen. Verder zal de warme sanering van varkenshouderijen voor verlichting van omwonenden zorgen. Het kabinet heeft daarvoor in deze kabinetsperiode een bedrag van € 120 miljoen gereserveerd.

Geluid

De Aanvullingswet geluid waarmee geluidregels ondergebracht worden in de Omgevingswet is in 2019 aangenomen in de Tweede Kamer. De uitwerking daarvan in onderliggende regelgeving vindt in 2019 en 2020 plaats. De feitelijke geluidnormering wordt hierbij opgenomen in het Aanvullingsbesluit geluid. Tegelijkertijd heeft de WHO recent een belangrijk advies uitgebracht over geluid. In 2019 wordt onderzocht hoe het WHO-advies zich verhoudt tot de huidige (inter)nationale wet- en regelgeving en naar de mogelijkheden om het WHO advies te gebruiken ter versterking van het (inter)nationaal beleid en de mogelijke gevolgen daarvan voor de Nederlandse situatie. In 2020 en latere jaren vindt de verdere uitwerking daarvan plaats.

Bodem

De Aanvullingswet bodem is eind 2018 door de Tweede Kamer aangenomen en ligt momenteel bij de Eerste Kamer ter behandeling. De uitwerking van de bodemregels staat in het Aanvullingsbesluit bodem. De consultatie van het besluit is najaar 2018 afgesloten. Medio 2019 zal het aan het parlement worden aangeboden (voorhang). Met de opname van bodem in de Omgevingswet wordt de bodemregelgeving gemoderniseerd en geïntegreerd met het ruimtelijk instrumentarium. Met de nieuwe regels wordt de inzichtelijkheid vergroot, komt er meer afwegingsruimte voor decentrale overheden en blijft het beschermingsniveau gelijk. Normering en rekeninstrumenten worden ongewijzigd overgenomen.

Het convenant bodem en ondergrond gaat het laatste jaar in. Hierin zijn onder meer afspraken gemaakt over de afronding van de sanering van de zogenaamde spoedlocaties bodemsaneringen. Hiermee wordt een belangrijke stap gezet naar een beheerfase van het bodembeleid.

De sanering van het voormalige Thermphos-terrein in Zeeland verloopt voorspoedig. De planning is dat het terrein eind 2021 zal zijn gesaneerd. De uitvoerder heeft aangegeven dat vanwege goede voortgang de sanering waarschijnlijk al eind 2020 zal zijn afgerond. Het eerste kwartaal van 2021 is daarna nog nodig voor de administratieve afhandeling.

Waterkwaliteit

Delta-aanpak Waterkwaliteit

Het kader voor onze waterkwaliteit wordt gevormd door de Europese kaderrichtlijn water (KRW) en de Delta-aanpak waterkwaliteit. De prioriteiten zijn daarbij het verbeteren van de waterkwaliteit mest, gewasbeschermingsmiddelen, chemische stoffen, medicijnresten en ecologie grote wateren. Eind 2020 zal IenW samen met alle betrokken overheden en maatschappelijke organisaties de aansturing via drie bestuurlijke versnellingstafels (landbouw, stoffen en de brede tafel) evalueren en indien nodig aanpassen.

De nationale analyse Delta-aanpak Waterkwaliteit onder leiding van het Planbureau zal eind 2019 inzicht geven in hoeverre op de verschillende plekken in Nederland de doelen van de KRW gehaald kunnen worden. Ook het effect van mogelijke maatregelen bij agrariërs in het kader van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer worden daarbij voor zover mogelijk doorgerekend. Voor het stimuleren van de toepassing van maatregelen bij agrariërs is in 2020 € 38,8 miljoen extra gereserveerd. De resultaten van de Delta-aanpak Waterkwaliteit worden benut bij de totstandkoming van de ontwerp Stroomgebiedbeheerplannen, die december 2020 gereed zijn.

Eind 2019 gaat een door IenW vormgegeven opleidingsprogramma van start voor alle betrokken vergunningverleners op het gebied van stoffen. Onder de ketenaanpak «medicijnresten uit water» wordt in 2020 een definitieve keuze gemaakt voor de demoprojecten op rioolwaterzuiveringen die medicijnresten en andere microverontreinigingen extra gaan verwijderen, medegefinancierd via € 60 miljoen uit het regeerakkoord.

Grote wateren

De ministeries van IenW en LNV geven met de programmatische aanpak grote wateren uitvoering aan de maatregelen voor de waterkwaliteit en natuur in de grote wateren in het Rivierengebied, Zuidwestelijke Delta, IJsselmeer, Markermeer, Waddenzee en Eems-Dollard tot en met 2050. In 2020 worden verkenningen en planuitwerkingen uitgevoerd ter voorbereiding op concrete uitvoering.

Noordzee

Er wordt gewerkt aan een lange termijnstrategie voor de Noordzee. Aanleiding hiervoor is de toename van het gebruik van de ruimte op de Noordzee en de enorme windenergieopgave die er op de Noordzee afkomt om aan de afspraken uit het Klimaatakkoord van Parijs te kunnen voldoen. Deze opgave dient gerealiseerd te worden in balans met de natuurherstelopgave en voldoende ruimte voor visserij en rekening houdend met ander gebruik van nationaal belang zoals zeevaart, zandwinning etc. De ambitie is om, in gezamenlijk eigenaarschap tussen Rijk en stakeholders, een gezonde zee met een duurzaam en verantwoord gebruik zeker te stellen voor toekomstige generaties. Het streven van het kabinet is om hiertoe eind 2020 de nieuwe Structuurvisie/Programma Noordzee 2022–2027 vast te stellen. Het Programma Noordzee 2022–2027 integreert de verplichtingen uit de Europese Kaderrichtlijn Maritieme Ruimtelijke Planning om een ruimtelijk plan voor de Noordzee vast te stellen, en uit de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) om het programma van maatregelen. In 2020 zal ook het monitoringprogramma van de KRM worden geactualiseerd.

Omgevingsveiligheid

Een incident met gevaarlijke stoffen heeft grote gevolgen voor het milieu en de leefomgeving. Daarom is voorkomen altijd beter dan genezen. De komende jaren richten we ons beleid nadrukkelijk in op basis van de volgende drieslag: (i) het voorkomen van risico’s voor mens en milieu, (ii) actief inzetten op beheersmaatregelen, inclusief verbeterde samenwerking tussen inspecties en (iii) betrekken van de samenleving. Naast milieurisico’s richt IenW zich ook op financiële risico’s die samenhangen met saneringsopgaven. Bedrijven moeten op voorhand laten zien hoe zij invulling geven aan het uitgangspunt «de vervuiler betaalt». Waar nodig zullen beleidsinspanningen uiteraard ook gericht zijn op het saneren van risicovolle situaties en het beheersen van bekende risico’s.

De leefomgeving kent op dit moment een basiskwaliteit volgens wettelijke normen. Voor de verbetering van de gezondheid en veiligheid zijn echter verdere inspanningen nodig. IenW wil stappen zetten door een slimme inrichting van gebieden (ruimtelijk ontwerp) en door nieuwe of alternatieve, veilige materialen, producten, processen en toepassingen te ontwikkelen. Het concept Safe by Design speelt in deze transitie een belangrijke rol: het al in de ontwerpfase meenemen van risico’s voor mens en milieu. Deze transitie hebben we Europees geagendeerd in het bijzonder als het gaat om een gezamenlijke aanpak van nanomaterialen en gevaarlijke stoffen. Ook werken we samen met het bedrijfsleven en de wetenschap in het programma Duurzame Veiligheid 2030 (DV2030). Doel van dit programma is om te komen tot een vitale (petro)chemische sector zonder noemenswaardige incidenten in 2030. DV2030 zal medio 2020 na een evaluatie worden beëindigd. Onderdelen van DV2030 zullen overgaan naar de alsdan opgerichte organisatie Safety Delta Nederland (SDN).

Nucleaire veiligheid, stralingsbescherming en beveiliging

Nucleaire veiligheid is van groot belang en heeft onverminderd onze aandacht; Nederland en de buurlanden zetten de goede samenwerking ook in 2020 voort bijvoorbeeld door samenwerking bij de uitwisseling van informatie over de staat van de reactoren, crisisvoorbereiding en uitvoering van kruisinspecties. De samenwerking heeft onder meer als doel om ervoor te zorgen dat bewoners in de grensgemeenten ook bij gebeurtenissen bij kerncentrales over de nationale grenzen heen snel en juist worden geïnformeerd. Adequate communicatie over ongewone gebeurtenissen bij nucleaire installaties en goede samenwerking met alle veiligheidspartners vormen andere belangrijke pijlers, ook om onnodige maatschappelijke onrust te voorkomen.

De nucleaire beveiliging blijft op een solide niveau door bijstelling van de referentiedreiging Cyber Security in 2020 op basis van een in 2019 uitgevoerd assessment van de cyberweerstand bij nucleaire inrichtingen. Een referentiedreiging beschrijft de meest ernstige, maar toch nog realistische, scenario’s gebaseerd op dreigingsinformatie van de AIVD. Deze referentiedreiging vormt het uitgangspunt voor de verplichte maatregelen voor cyberbeveiliging van de Nederlandse nucleaire installaties.

De borging voor nucleaire veiligheid, beveiliging en stralingsbescherming is daarnaast afhankelijk van kwalitatief hoogwaardige regelgeving, vergunningverlening en het toezicht daarop. In dat licht vinden regelmatig internationale toetsingen plaats. In 2020 zal de driejaarlijkse rapportage door Nederland in het kader van het VN Verdrag Nucleaire Veiligheid internationaal worden getoetst. Ook de wettelijke evaluatie van de ANVS (afronding 3e kwartaal 2019) zal een graadmeter zijn op dit vlak. De eventuele vervolgacties worden in 2020 opgepakt.

Tegelijk wil Nederland blijven innoveren, bijvoorbeeld bij medische toepassingen en in de industrie. Dit kan leiden tot meer en intensievere toepassingen van ioniserende straling. Hoewel de gevolgen voor mens en milieu daarvan in het algemeen beperkt zijn, gaat ook hier veiligheid voor alles. De ANVS volgt daarom de innovaties nauwlettend en past zo nodig het (uitvoerings)beleid aan met als doel een veilige toepassing, ook in de gezondheidszorg.

IenW in het Caribisch deel van het Koninkrijk

Op de drie eilanden Bonaire, Saba en Sint Eustasius zal de uitvoering worden gestart van de plannen voor beheer en onderhoud 2020–2023 (€ 5 miljoen structurele infrastructuur middelen). Op Saba wordt gewerkt aan een toekomstbestendige haven en op Sint-Eustatius wordt de erosieproblematiek integraal aangepakt. Aan de uitbreiding van de haven van Sint Eustatius zal worden gewerkt in samenhang met de aanpak van de erosie van de kustweg zodat beide ontwikkelingen elkaar versterken. De bouw van de nieuwe verkeerstoren en passagiersterminal op de luchthaven op Sint-Eustatius wordt in 2020 afgerond. De connectiviteit in het gehele Koninkrijk blijft gemonitord, ook nadat de opties zijn uitgewerkt en afgerond om de mate van connectiviteit te verbeteren tussen Sint-Maarten, Saba en Sint Eustatius alsmede tussen Bonaire en Curaçao.

Op Saba, Sint Eustatius en Bonaire wordt in nauwe samenwerking met de eilanden gewerkt aan een intensief milieuprogramma. Op alle drie de eilanden wordt geïnvesteerd in de professionalisering van het afvalbeheer, worden stortplaatsen gesloten en wordt geïnvesteerd in efficiëntere installaties en bouw van milieustraten en voorzieningen om afval te scheiden. Op alle drie de eilanden zijn recent intentieverklaringen getekend om in 2020/2021 te komen tot een verbod op single use plastics. Daarnaast worden illegale stortplaatsen met hulp van Nederland opgeruimd en handhaving ingezet en autowrakken verzameld en afgevoerd. Op Bonaire wordt wet- en regelgeving voor bedrijven ontwikkeld, een Kruithuis voor de veilige opslag van vuurwerk gebouwd en met hulp van Nederland asbestsanering op voor het publiek toegankelijke plaatsen door het openbaar lichaam Bonaire in gang gezet. Samen met het Ministerie van LNV en BZK werkt IenW aan een Koraal Actie Plan om de snelle achteruitgang van het koraal aan te pakken.

Vanwege de urgente situatie rondom de brandstoffenproblematiek op Bonaire werkt een interdepartementale Taskforce onder voorzitterschap van IenW aan duurzame en veilige brandstoffenopslagen op Bonaire. In 2021 zal met financiële hulp van het Rijk (eenmalig 5 miljoen) een veilige en toekomstbestendige infrastructuur rondom opslag en overslag van voor de Bonairiaanse economie cruciale brandstoffen zijn gerealiseerd.

IenW en de EU

De inspanningen op Europees vlak zullen, los van de reguliere Europese inbreng per beleidsonderwerp, vooral worden bepaald door de komst van een nieuwe Europese Commissie, een nieuw Europees Parlement, de Brexit en (de uitkomsten van) de onderhandelingen over de nieuwe Europese begroting, met name de doorwerking op de Europese programma’s/fondsen.

Daarnaast zal IenW in 2020 in interdepartementaal verband mede vorm geven aan de uitvoering van het nationale ruimtevaartbeleid, dat volgt uit de Nederlandse inschrijving uit 2019 in de programma’s van het Europese Ruimtevaart Agentschap ESA. Het nationaal ruimtevaartbeleid richt zich op de verdere uitbouw van de rol van het Galileo Reference Centre in het ruimtevaartcluster en de op te zetten Space Campus in Noordwijk.

Begroting op hoofdlijnen

De onderstaande tabel geeft de belangrijkste wijzigingen in de uitgaven en inkomsten aan ten opzichte van vorig jaar. Een meer gedetailleerd overzicht van de mutaties per artikel is in de verdiepingsbijlage (bijlage 2) te vinden.

Belangrijkste beleidsmatige mutaties t.o.v. vorig jaar (bedragen x € 1.000)
 

art.

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025–2032

2033

Stand ontwerpbegroting 2019 (incl. NvW)

 

9.618.660

9.295.201

9.330.714

9.168.910

9.378.838

8.743.995

   

Mutaties 1e suppletoire begroting 2019

 

9.689

– 84.764

– 32.099

– 70.617

401.198

380.270

   
                     

Mutaties Incidentele suppletoire begroting 2019

 

7.550

63.750

           

Stand 1e suppletoire begroting 2019 (inclusief ISB)

 

9.635.899

9.274.187

9.298.614

9.098.297

9.780.840

9.124.265

   

Belangrijkste mutaties Hoofdstuk XII

 

– 1.551.776

– 362.606

21.366

334.973

176.611

743.509

   
 

Kaderrelevante mutaties Hoofdstuk XII

2019

2020

2021

2022

2023

2024

   

1

Generale Kasschuif

26

– 1.544.308

– 359.349

– 18.670

310.154

214.667

812.876

584.630

 

2

Kasschuif Klimaatakkoord

26

 

– 24.000

3.000

– 9.000

– 80.000

– 122.000

232.000

 

3

Klimaatakkoord Mobiliteit

14

 

20.800

36.000

41.000

49.500

52.700

   

4

Klimaatakkoord Circulaire Maatregelen

21

 

5.000

10.000

10.000

15.000

15.000

   

5

Kasschuif DKTI-regeling 2019

14

– 21.700

13.700

8.000

         

6

Individueel Keuze Budget (IKB)

98

 

6.198

           

7

Regeringsvliegtuig

97

 

2.402

2.402

2.402

2.402

2.402

   

8

Luchtverkenningscapaciteit Kustwacht

26

     

– 13.491

– 13.491

– 13.491

– 94.437

 

9

Kasschuif Aardobservatie

23

 

4.000

   

– 4.000

     

10

Regio Envelop voor Saba

18

12.500

             

11

Overheveling STAB naar VenJ

97

 

– 5.287

– 5.334

– 5.339

– 5.339

– 5.339

   

12

Overboekingen Provinciefonds en Gemeentefonds

                 
 

PF: Zoetwatermaatregelen

26

– 2.710

– 13.301

– 13.112

         
 

GF: Zoetwatermaatregeln

26

– 5.203

             
 

GF: Ruitmelijke Adaptatie

11

– 3.216

– 4.639

           
 

PF: Ruimtelijke Adaptatie

11

– 261

– 293

           
 

Overige mutaties Hoofdstuk XII

                 

13

Loon- en prijsbijstelling

99

– 213.818

– 210.626

– 210.533

– 204.341

– 207.089

– 195.273

   
 

– waarvan Hoofdstuk XII

div.

54.097

48.476

52.279

53.521

54.376

53.461

   
 

– waarvan Infrastructuurfonds

26

135.642

133.664

131.153

131.580

127.515

120.945

1.059.917

115.877

 

– waarvan Deltafonds

26

24.079

28.486

27.101

19.240

25.198

20.867

133.629

26.831

14

Inpassing structurele onderuitputting

99

23.524

23.000

26.000

26.000

23.000

23.000

   
   

div.

– 23.524

– 23.000

– 26.000

– 26.000

– 23.000

– 23.000

   

15

ILT

24

13.100

             
 

– waarvan Aanvullende taken

div.

– 8.600

             
 

– waarvan Basale Dienstverlening

div.

– 4.500

             

15

KNMI

23

1.075

3.685

7.812

8.796

9.344

8.363

   
 

– waarvan Aanvullende taken

div.

0

– 2.195

– 5.487

– 6.471

– 7.019

– 6.038

   
 

– waarvan Basale Dienstverlening

div.

– 1.075

– 1.490

– 2.325

– 2.325

– 2.325

– 2.325

   

16

Diversen

div.

13.061

– 7.837

– 920

– 753

– 2.128

1.361

   

Stand begroting 2020

 

8.084.062

8.911.581

9.319.980

9.433.270

9.957.451

9.867.774

   

Ad 1. In het Regeerakkoord van het kabinet Rutte-III heeft het kabinet een investeringsimpuls gegeven aan de bereikbaarheid. In de jaren 2018 tot en met 2020 is er voor bereikbaarheid incidenteel € 2 mld. beschikbaar gesteld en vanaf 2021 € 100 mln. per jaar. Er wordt voortvarend ingezet op het vertalen van de ambities uit Regeerakkoord naar bestuurlijke afspraken en projectplanningen. Onderuitputting in 2018 heeft vorig jaar voor een deel van de projecten geleid tot een kasschuif naar 2020 en 2021. Bij Voorjaarnota 2019 is opnieuw een risico op onderuitputting in 2019 gesignaleerd. De afgelopen periode is gebruikt om de totale projectportefeuille te analyseren. Hierbij is het risico op onderuitputting verder in kaart gebracht en is bezien welke mogelijkheden voorhanden zijn om programmering, raming en de realisatie van alle projecten te optimaliseren. De investeringsmiddelen worden op basis van deze analyse daarom in het op dit moment meest realistische kasritme gezet. De middelen hebben reeds een bestemming. Zo is twee derde van de Regeerakkoordmiddelen voor infrastructuur omgezet in concrete lopende projecten voor de periode t/m 2025. Nu projecten concreet worden blijkt echter een ander kasritme nodig dan bij Regeerakkoord gehanteerd. Daarbij worden middelen geschoven uit de jaren 2019–2021 naar later jaren.

Ad 2. Ter dekking van de uitgaven van mobiliteitsmaatregelen in het kader van het klimaatakkoord is een kasschuif op het Infrastructuurfonds ingepast. Daarmee zijn kasmiddelen voor de mobiliteitsmaatregelen in de juiste jaren geplaatst.

Ad 3. In het Regeerakkoord van het kabinet Rutte-III is CO2-reductieopgave in 2030 afgesproken ter hoogte van 49% waarbij een klimaatenveloppe van structureel 300 mln is gereserveerd. Deze middelen worden nu aan de begroting 2020 toegevoegd ten behoeve van de CO2-reductieopgave van de mobiliteitssector van 7.3 Mton en aangewend voor duurzame energiedragers. duurzame logistiek en verduurzaming personenmobiliteit.

Ad 4. Voor de uitvoering van het Klimaatakkoord heeft het kabinet besloten om vanaf 2020 middelen uit de klimaatenveloppe ter beschikking te stellen voor circulaire maatregelen voor het realiseren van de CO2-reductie doelstelling in 2030.

Ad 5. Voor de DKTI (Demonstratieregeling Klimaattechnologieën en -innovaties in transport) zijn in het jaar 2019 middelen toegevoegd aan de beleidsbegroting van IenW bij nota van wijziging5. Omdat de innovatieve projecten een meerjarig karakter hebben, wordt met dit voorstel nu bij het kasritme rekening gehouden met het moment dat de financiële verplichting voor toekenning van demonstratieprojecten wordt aangegaan en het moment dat de projecten tot uitbetaling komen. Vanuit doelmatigheidsoverwegingen vinden uitkeringen op basis van kasbehoefte en gerealiseerde voortgang plaats.

Ad 6. In de cao Rijk 2018–2020 zijn afspraken gemaakt over de invoering van een Individueel Keuze Budget (IKB). De overgang naar het IKB leidt tot een incidenteel budgettair probleem in 2020, omdat onder het IKB het vakantiegeld en de eindejaarsuitkering eerder worden uitbetaald. De departementen worden hiervoor gecompenseerd.

Ad 7. De exploitatiekosten voor het regeringsvliegtuig vallen hoger uit dan voorzien. Dit komt doordat het nieuwe regeringsvliegtuig meer ingezet wordt dan voorzien, en bovendien intercontinentaal. Het kabinet heeft geld vrijmaakt om de structurele meerkosten van € 2,4 miljoen vanaf 2020 te dekken.

Ad 8. Overboeking van IenW aan Defensie voor de bijdrage aan het nieuwe contract Luchtverkenningscapaciteit van de Kustwacht Nederland.

Ad 9. Door toedoen van meerjarige schommelingen in de EUMETSAT-contributie heeft KNMI een kasschuif nodig van € 4 miljoen uit 2023 naar 2020.

Ad 10. Vanuit de Regio Envelop is € 12,5 miljoen beschikbaar gesteld voor de renovatie van de zeehaven op Saba. Een optimale zeehaven te Saba is een groeiende bron van inkomsten voor het eiland en verbetert de leefbaarheid (aanlanding levensmiddelen en (project)goederen) op het eiland.

Ad 11. Met ingang van 2020 gaat de subsidiëring en ministeriële verantwoordelijkheid van Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) over van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van J&V. In deze begroting vindt de budgettaire verwerking hiervan plaats.

Ad 12. Er vinden overboekingen plaats naar het Gemeente- en Provinciefonds in het kader van Zoetwatermaatregelen en Ruimtelijke Adaptatie.

Ad 13. Dit betreft de loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2019 die nader wordt toegedeeld binnen de begroting Hoofdstuk XII, het Infrastructuurfonds en het Deltafonds.

Ad 14. Dit betreft de structurele invulling van de taakstellende onderuitputting door verlaging van de budgetten op de diverse artikelen binnen de IenW-begroting (XII). Een deel hiervan bestaat uit de ontvangen prijsbijstelling.

Ad 15. Interne overboekingen ten behoeve van een aantal aanvullende taken en programma’s en Basale Dienstverlening van de KNMI en ILT. Voor ILT is dit aanvullend op de bij 1e suppletoire begroting 2019 toegevoegde middelen voor het aanpakken van urgente knelpunten en de risicogerichte aanpak.

Overzicht niet-juridische verplichte uitgaven en bestemming

Op verzoek van de Tweede Kamer wordt inzicht gegeven in de niet-juridisch verplichte uitgaven per beleidsartikel. Hiermee wordt de budgetflexibiliteit in de begroting beter inzichtelijk gemaakt en valt af te leiden welk deel van de geraamde uitgaven budgettair-technisch gezien beschikbaar is voor alternatieve besteding. Het percentage en het bedrag niet-juridisch verplichte uitgaven per beleidsartikel worden bepaald op basis van het percentage «juridisch verplicht» uit de budgettaire tabellen van de beleidsartikelen. In de kolom «Bestemming van de niet juridische verplichte uitgaven» wordt het niet verplichte bedrag opgesplitst naar de bestemming van de uitgaven.

Overzicht niet-juridische verplichte uitgaven en bestemming (bedragen x 1.000)

Art. nr.

Naam artikel

Juridisch verplicht

Niet-juridisch verplichte uitgaven

Bestemming van de niet-juridisch verplichte uitgaven

11

Integraal waterbeleid

(€ 53.480)

€ 48.502 (91%)

€ 4.978

(9%)

• € 514 voor opdrachten algemeen waterbeleid (regie op uitvoering en Gebiedsagenda IJsselmeergebied)

• € 175 voor opdrachten voor kennis en innovatie

• € 415 voor klimaatadaptatie

• € 648 voor opdrachten waterveiligheid

• € 329 voor opdrachten water internationaal

• € 833 voor opdrachten operationalisering resultaatgerichte aanpak (HGIS)

• € 420 voor opdrachten op het gebied van grote oppervlakte wateren (gebiedsagenda Wadden, Eems/Dollard, pilot Waddenslib en coördinatie aardbevingendossier Groningen).

• € 794 voor opdrachten Marien en Internationaal Waterbeleid

• € 850 voor opdrachten waterkwaliteit

13

Bodem en Ondergrond

(€ 30.784)

€ 27.945

(91%)

€ 2.839

(9%)

• € 1.103 Bodemonderzoek en structuurvisie ondergrond

• € 177 Waternexus

• € 588 Drinkwater en waterketen (inclusief commissie van deskudigen).

• € 79 Caribisch Nederland

• € 67 Milieueffectenrapportage

• € 153 Normeringen / regelgeving NEN

• € 672 opdrachten Veranderopgave Omgevingswet

14

Wegen en Verkeersveiligheid

(€ 85.836)

€ 65.980

(77%)

€ 19.856

(23%)

• € 2.095 voor diverse opdrachten/onderzoeken t.b.v. Wegverkeersbeleid en programmering Rijkswegen

• € 1.368 voor opdrachten programma’s Fiets, DUMO en Innovatie mobiliteit. Opdrachten bestaan uit diverse onderzoeken en communicatieactiviteiten.

• € 4.390 voor diverse onderzoeken verkeersveiligheid en verkeersveiligheid campagnes.

• € 3.450 Urgenda middelen, voor o.a. (intensivering) van campagnes gericht om gedragsmaatregelen naar duurzame mobiliteit versneld in gang te zetten.

• € 8.553 Middelen Klimaatakkoord, voor stimulering van duurzame energiedragers, duurzame logistiek en verduurzaming personenmobiliteit.

16

Openbaar Vervoer en Spoor

(€ 28.508)

€ 26.540

(93%)

€ 1.968

(7%)

• € 1.968 voor diverse opdrachten en onderzoeken met betrekking tot de omvorming Prorail, spoortrillingenonderzoek, spoorveiligheid, taxionderzoeken en cybersecurity.

17

Luchtvaart

(€ 24.443)

€ 21.092

(86%)

€ 3.351

(14%)

• € 3.351 voor diverse opdrachten/onderzoeken m.b.t. luchtvaartveiligheid, luchthavenontwikkeling, luchtverkeer, duurzaamheid en netwerkkwaliteit en de opgaven voor de herziening van het luchtruim, Schiphol na 2020 en Lelystad.

18

Scheepvaart en Havens

(€ 39.881)

€ 37.971

(95%)

€ 1.910

(5%)

• € 1.910 voor opdrachten en onderzoeken Scheepvaart en Havens met betrekking tot bevorderen duurzame binnenvaart, vernieuwen internationale regelgeving en onderzoek naar klimaat, luchtkwaliteit en duurzame zeevaart.

19

Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

(€ 44.374)

€ 41.465

(93%)

€ 2.909

(7%)

• € 417 pilots Ruimte data, doorontwikkeling Galileo en grensoverschrijdende samenwerking.

• € 634 DGMI- brede projecten.

• € 398 vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties.

• € 1.460 DGMI- Algemeen, Organisatie ontwikkeling.

20

Lucht en Geluid

(€ 26.045)

€ 25.750

(99%)

€ 295

(1%)

• € 4 Onderzoeksopdrachten lucht.

• € 291 Onderzoek TNO/ECN.

21

Duurzaamheid

(€ 89.644)

€ 81.983

(91%)

€ 7.661

(9%)

• € 1.197 Uitvoering duurzaamheidsinstrumentarium.

• € 5.842 Uitvoering duurzame produktketens.

• € 365 uitvoering industriële emissies.

• € 257 Uitvoering Natuurlijk Kapitaal.

22

Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

(€ 34.204)

€ 27.543

(81%)

€ 6.661

(19%)

• € 2.187 Uitvoering veiligheid chemische stoffen en asbest.

• € 470 Uitvoering veiligheid GGO’s.

• € 659 Uitvoering veiligheid inrichtingen en bedrijven.

• € 1.444 Uitvoering veiligheid bedrijven en transport.

• € 1.421 Uitvoering Omgevingsveiligheid.

• € 480 diverse subsidies.

23

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

(€ 57.643)

€ 57.643

(100%)

€ 0

(0%)

24

Handhaving en Toezicht

(€ 123.234)

€ 123.234

(100%)

€ 0

(0%)

25

Brede doeluitkering

(€ 920.515)

€ 920.515

(100%)

€ 0

(0%)

26

Bijdrage investeringsfondsen

(€ 6.979.233)

€ 6.979.233

(100%)

€ 0

(0%)

Totaal

     

Meerjarenplanning Beleidsdoorlichtingen

In onderstaande tabel is de meerjarenplanning van de beleidsdoorlichtingen opgenomen.

   

realisatie

planning

           

Artikel

Naam artikel

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Geheel artikel?

11

Integraal waterbeleid

     

X

     

Ja

13

Bodem en Ondergrond

   

X

       

Ja

14

Wegen en Verkeersveiligheid

         

X

 

Ja

16

Openbaar Vervoer en Spoor

X

         

X

Ja

17

Luchtvaart overig

         

X

 

Ja

18

Scheepvaart en Havens

       

X

   

Ja

19

Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

X

         

X

Ja

20

Lucht

 

X

         

Nee

20

Geluid

     

X

     

Nee

21

Duurzaamheid

   

X

       

Ja

22

Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

X

         

X

Ja

23

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

 

X

         

Ja

24

Handhaving en Toezicht

 

X

         

Ja

Artikel 20 omvat twee afzonderlijke beleidsterreinen. Doorlichtingen worden gepland voor zowel Lucht als Geluid, tenzij de inwerkingtreding van de Omgevingswet aanleiding is om te besluiten tot een doorlichting over meerdere beleidsterreinen.

De Brede doeluitkering (artikel 25) en de bijdrage investeringsfondsen (artikel 26) worden zoveel mogelijk meegenomen in de doorlichtingen van de beleidsartikelen. De instrumentering en normering ten behoeve van handhaving en toezicht van het beleid wordt bij de doorlichting van de beleidsartikelen meegenomen. De doorlichting van artikel 24 richt zich op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de ILT als inspectie-organisatie binnen het kader van de opgedragen taken, de beschikbaar gestelde instrumenten, het budget en de governance binnen IenW. Dit om te markeren dat de ILT een Inspectiedienst en geen beleidsterrein is.

Het meest recente overzicht van de realisatie van beleidsdoorlichtingen staat hier. Voor een verdere onderbouwing van de meerjarenprogrammering zie bijlage 5 Evaluatie en overig onderzoek.

Overzicht risicoregelingen

In het overzicht van risicoregelingen worden garanties en/of achterborgstellingen opgenomen die een departement verstrekt aan derden buiten de sector Overheid. Een garantie is een voorwaardelijke financiële verplichting van de overheid aan een derde buiten de overheid, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Bij het Ministerie van IenW is momenteel sprake van de garantieregeling Borgstellingskrediet Bodemsanering MKB, waarvan de lopende regelingen worden beheerd tot einde looptijd (2027)

Het Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB betreft de mogelijkheid voor een ondernemer in het midden- en kleinbedrijf, met onvoldoende middelen of te weinig zekerheden voor krediet bij een bank, om een borgstelling voor een gedeelte van het benodigde budget voor bodemsanering aan te vragen. Overeenkomstig de aankondiging in de Begroting 2016 heeft er in 2016 een evaluatie plaatsgevonden naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de regeling bijzondere financiering Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB. De conclusie van de evaluatie, uitgevoerd door EY, is dat hoewel de regeling bodemsaneringsborgstellingskrediet complementair is aan andere regelingen op het gebied van bodemsaneringen, de relevantie van de regeling gering is. Het Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB is mede naar aanleiding van deze evaluatie in 2016 beëindigd. In 2020 wordt alleen nog garant gestaan voor een lopende garantie ter grootte van € 329.000.

In de begroting 2019 is rekening gehouden met het aangaan van een garantieverplichting van € 23 miljoen in 2019 voor de aanschaf van nieuwe vliegtuigen door Winair. Door nieuwe ontwikkelingen in Caribisch Nederland, onder andere bij andere luchtvaartmaatschappijen, wordt opnieuw bezien welke vluchten met eigen vliegtuigen kunnen worden uitgevoerd. Vanwege dit nadere onderzoek en onderbouwing van de aanschaf van nieuwe vliegtuigen is in 2019 nog geen garantieverplichting aangegaan. Hiermee verschuift de geraamd te verlenen garantie van 2019 naar 2020.

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2018

Geraamd te verlenen 2019

Geraamd te vervallen 2019

Uitstaande garanties 2019

Geraamd te verlenen 2020

Geraamd te vervallen 2020

Uitstaande garanties 2020

Garantieplafond

Totaal plafond

Totaalstand risicovoorziening

Artikel 13

MKB Krediet

329

0

0

329

0

0

329

329

0

0

Artikel 17

Winair

0

23.000

23.000

0

23.000

0

23.000

23.000

0

0

 

Totaal

329

23.000

23.000

329

23.000

0

23.329

23.329

0

0

Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven

2018

Ontvangsten 2018

Stand risicovoorziening 2018

Saldo 2018

Uitgaven 2019

Ontvangsten 2019

Stand risicovoorziening 2019

Saldo 2019

Uitgaven 2020

Ontvangsten 2020

Stand risicovoorziening 2020

Saldo 2020

Artikel 13

MKB Krediet

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Artikel 17

Winair

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Totaal

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

3. DE BELEIDSARTIKELEN

Beleidsartikel 11 Integraal Waterbeleid

Algemene Doelstelling

Het op orde houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, waardoor Nederland droge voeten heeft, over voldoende zoetwater beschikt en schoon (drink)water heeft en kan blijven gebruiken, nu en in de toekomst.

(Doen) uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

Vanuit de begroting Hoofdstuk XII wordt bijgedragen aan het Deltafonds (zie extracomptabele verwijzingen). Vanuit het Deltafonds worden maatregelen en voorzieningen op het gebied van waterveiligheid (artikel 1), zoetwatervoorziening (artikel 2), beheer, onderhoud en vervanging (artikel 3) en waterkwaliteit (artikel 7) bekostigd. De rol (doen) uitvoeren heeft betrekking op taken binnen de beleidsdomeinen waterveiligheid, zoetwatervoorziening, waterkwaliteit, waterkwantiteit en internationaal:

  • Waterveiligheid. Het waarborgen van de bescherming door primaire waterkeringen langs het kust- en IJsselmeergebied en de rivieren volgens het wettelijk niveau; alsmede het dynamisch handhaven van de kustlijn, conform herziene basiskustlijn 2018 en handhaving kustfundament.

  • Waterveiligheid en Zoetwatervoorziening. Het (doen) uitvoeren van verkenningen en planuitwerkingen.

  • Waterveiligheid en Waterkwaliteit. Het (doen) uitvoeren van aanlegprojecten, zoals het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP), Ruimte voor de Rivier, de Maaswerken (alle waterveiligheid) en het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren (waterkwaliteit).

  • Waterveiligheid, Waterkwantiteit en Waterkwaliteit. Het (doen) uitvoeren van beheer, onderhoud en vervanging.

  • Internationaal. Kennisuitwisseling met buitenlandse partijen op het gebied van waterveiligheid, waterzekerheid en «governance» ter bevordering van de Nederlandse positie en verdienvermogen in het buitenland. Het betreft bilaterale en multilaterale samenwerking en richt zich vooral op klimaatadaptatie en water. De samenwerking is beschreven in de Internationale Waterambitie (IWA). Deze is in 2019 geactualiseerd onder de noemer Nederlandse Internationale Waterambitie (NIWA) waaraan in 2020 uitvoering wordt gegeven.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van het integrale waterbeleid, voor het Deltaprogramma en het toezicht op de uitvoering van de gerelateerde wet- en regelgeving. Ook is de Minister verantwoordelijk voor het verbeteren van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de bestuurlijke organisatie en het instrumentarium ten behoeve van het waterbeleid. De rol «regisseren» heeft in dit artikel betrekking op taken binnen de beleidsdomeinen waterveiligheid, waterkwantiteit, zoetwatervoorziening, waterkwaliteit en innovatie, exportbevordering en internationale samenwerking (m.b.t. de Noordzee).

  • Waterveiligheid. Het zorgen voor het ontwikkelen en implementeren van waterveiligheid gericht op alle primaire waterkeringen in Nederland. Tevens het zorgdragen voor de waterveiligheid van de regionale waterkeringen in het beheer van het Rijk.

    Het zorgen voor wettelijke kaders en instrumentarium voor het beoordelen en ontwerpen van primaire waterkeringen. Ontwikkelen van kaders voor het toetsen op veiligheid van de regionale waterkeringen in het beheer van het Rijk. Deze aanpak is onder andere terug te vinden in het Nationaal Waterplan 2016–2021 (Kamerstukken II 2014–2015, 31 710, nr. 35) en het Beheer- en Ontwikkelprogramma voor de Rijkswateren 2016–20216.

  • Waterkwantiteit en Zoetwatervoorziening. Het zorgen voor het ontwikkelen en implementeren van integraal waterbeleid in een aanpak gericht op de gebieden met grote Rijkswateren. Het realiseren van een maatschappelijk afgewogen verdeling van water en het daartoe zo te beheren hoofdwatersysteem dat wateroverlast en -tekort worden voorkomen. Het zorgen voor kaders en instrumentarium voor regionale afwegingen om het regionale watersysteem op orde te brengen en te houden. Deze aanpak is onder andere terug te vinden in het Nationaal Waterplan 2016–2021 (Kamerstukken II 2014–2015, 31 710, nr. 35) en het Beheer- en Ontwikkelprogramma voor de Rijkswateren 2016–2021. Hierbij worden maatregelpakketten geregisseerd voor waterbeschikbaarheid op de korte en lange termijn in het Deltaprogramma Zoetwater. Het betreft maatregelen voor het robuuster maken van het watersysteem (nationaal en regionaal) en om de gevolgen van langdurige droogte en lage rivierafvoeren ten gevolge van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken.

  • Waterkwaliteit. Het ontwikkelen van beleid ten behoeve van het bereiken van een goede ecologische en chemische waterkwaliteit van de oppervlaktewateren en inliggende communautair te beschermen waarden in de Rijkswateren van de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde en Eems. De uitvoering gericht op het behalen van een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden conform de voorschriften zoals opgenomen in de Kaderrichtlijn Water (KRW), om in drie planperiodes uiterlijk in 2027 aan de Europese verplichtingen te voldoen. De coördinerende verantwoordelijkheid voor de KRW ligt bij de Minister van IenW, tezamen met de Minister van LNV voor zover het aangelegenheden betreft die mede tot zijn verantwoordelijkheid behoren.

  • Nederlands deel van de Noordzee. Het gaat hier om het ontwikkelen van beleid en het nemen van maatregelen voor het bereiken van een gezonde zee met een duurzaam gebruik in het Nederlandse deel van de Noordzee. Dit gebeurt in samenwerking en samenhang met de andere Noordzeelanden, conform de vereisten zoals opgenomen in de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. De coördinerende verantwoordelijkheid voor de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) ligt bij de Minister van IenW, tezamen met de Ministers van LNV en EZK voor zover het aangelegenheden betreft die mede tot hun verantwoordelijkheid behoren.

  • Innovatie en exportbevordering. Het ontwikkelen van beleid, onder andere ten behoeve van de Topsector Water, gericht op het ontwikkelen van kennis, het bevorderen van innovatie en het versterken van de samenwerking tussen het bedrijfsleven, de kennisinstellingen en de overheid (de gouden driehoek) om de internationale concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven te versterken. De topsector Water werkt sinds 2019 samen met de topsectoren Agri & Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen in het kader van het missiegedreven innovatiebeleid. Hierbij wordt een sterke thuismarkt (kennis en innovatie) gekoppeld aan een concurrerend Nederland in het buitenland. Voor dit laatste gaat het daarbij onder meer om het ontvangen van buitenlandse delegaties en het organiseren en uitvoeren van bilaterale handelsmissies. Daarnaast regisseert de Minister de afstemming van het waterbeheer met de landen rondom de Noordzee en met de buurlanden bovenstrooms gelegen in de stroomgebieden van Rijn, Maas, Schelde en Eems. Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op de beleidsterreinen waterkwantiteit en waterkwaliteit (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Waterkwantiteit

Indicatoren en Kengetallen

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor waterkwantiteit opgenomen. In productartikelen 1, 2 en 3 van het Deltafonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Ongeveer 60% van ons land zou regelmatig onder water staan als er geen dijken en duinen zouden zijn. In dit gebied wonen negen miljoen mensen en wordt 70% van ons BNP verdiend. Maatschappelijk gezien is aandacht voor de waterveiligheid dus van cruciaal belang voor de leefbaarheid en de economie van Nederland (Kamerstukken II 2015–2016, 34 436, nr. 3).

Indicator één en twee: waterveiligheid (droge voeten)

Conform de Waterwet wordt periodiek beoordeeld of de primaire waterkeringen voldoen aan de wettelijke veiligheidsnormen. Deze beoordeling wordt door de beheerder (RWS) uitgevoerd volgens het door de Minister vastgestelde wettelijk beoordelingsinstrumentarium. Indien een kering niet aan de norm voldoet, worden maatregelen getroffen.

In 2017 is de «nieuwe ronde beoordelen op veiligheid» gestart, gebaseerd op de nieuwe normering (Kamerstukken II 2015–2016, 34 436, nr. 2). In 2023 zal over de uitkomsten aan de Eerste en Tweede Kamer worden gerapporteerd. In het waterveiligheidsportaal7 wordt de voortgang van de beoordeling en het veiligheidsoordeel van de dijktrajecten gegeven. Ook wordt aangegeven waar versterkingsprojecten van het HWBP plaatsvinden.

In de begroting 2019 is aangegeven dat in de begroting 2020 een nieuwe indicator voor artikel 11 zal komen die de groei van het percentage bescherming tegen overstroming (overstromingskans) beter weergeeft. Deze indicator is nog in ontwikkeling en zal beschikbaar komen voor de begroting 2021.

Tot de volgende begroting worden onderstaande indicatoren gehanteerd, die weergeven hoe het is gesteld met het aantal kilometers dijken en duinen en het aantal kunstwerken die zorgen voor waterveiligheid in Nederland. De cijfers zijn gebaseerd op de toetsronden uit 2001, 2006, 2011 en de verlengde derde toetsing uit 2014.

Dijken en duinen (km)

Dijken en duinen (km)

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2014

Kunstwerken (aangemerkt als primaire waterkering in aantallen)

Kunstwerken (aangemerkt als primaire waterkering in aantallen)

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2014

Waterkwaliteit (schoon (drink)water)

Over de ecologische en chemische kwaliteit van de oppervlaktewateren in de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde en Eems, en het bereiken van een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden, wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd via De Staat van Ons Water. Omdat de Kaderrichtlijn Water werkt met planperiodes, is een volledige beschrijving van de toestand alleen om de zes jaar mogelijk. Het PBL rapporteert op verzoek van de Minister van IenW in het Compendium voor de Leefomgeving jaarlijks op basis van de beschikbare gegevens over waterkwaliteit.

Integraal waterbeleid

In De Staat van Ons Water wordt vanaf 2016 jaarlijks integraal door de partners van het Bestuursakkoord Water (BAW) gerapporteerd over de voortgang van de uitvoering van het waterbeleid in het voorgaande jaar. De Stuurgroep Water heeft in december 2018 besloten dat vanaf 2019 De Staat van Ons Water zal worden ingekort en uitsluitend op de Tweede Kamer als doelgroep zal worden gericht. Communicatie naar de burger zal plaatsvinden via de website onswater.nl.

Beleidswijzigingen

Op dit artikel hebben geen beleidswijzigingen plaatsgevonden met een effect op de begroting 2020.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid art. 11 (bedragen x € 1.000)
   

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Verplichtingen

36.485

43.549

33.376

31.047

41.203

39.159

38.954

Uitgaven

44.251

53.675

53.480

47.803

42.702

39.124

38.919

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

91%

       

11.01

Algemeen waterbeleid

33.035

41.245

41.429

35.980

31.315

27.737

27.532

11.01.01

Opdrachten

5.022

5.445

9.124

6.037

7.076

4.998

4.793

 

– Intensivering Ruimtelijke Adaptie

0

659

3.869

850

0

0

0

 

– Overige Opdrachten

5.022

4.786

5.255

5.187

7.076

4.998

4.793

11.01.02

Subsidies

12.700

16.651

14.282

13.062

10.362

8.862

8.862

 

– Incidentele subsidie WKB

1.180

1.550

1.220

0

0

0

0

 

– Blue Deal (HGIS)

700

1.200

1.400

1.400

1.500

0

0

 

– Partners voor Water (HGIS)

10.773

13.841

11.602

11.602

8.802

8.802

8.802

 

– Overige Subsidies

47

60

60

60

60

60

60

11.01.03

Bijdragen aan agentschappen

15.263

15.491

14.006

13.865

13.877

13.877

13.877

 

– Waarvan bijdrage aan agentschap KNMI

722

874

514

373

372

372

372

 

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

14.541

14.617

13.492

13.492

13.505

13.505

13.505

11.01.04

Bijdragen aan medeoverheden

50

3.658

4.017

3.016

0

0

0

11.02

Waterveiligheid

2.584

3.330

3.444

3.500

3.499

3.499

3.499

11.02.01

Opdrachten

2.584

3.330

3.444

3.500

3.499

3.499

3.499

11.03

Grote oppervlaktewateren

2.303

1.715

1.615

1.615

1.515

1.285

1.515

11.03.01

Opdrachten

2.303

1.715

1.615

1.615

1.515

1.285

1.515

11.04

Waterkwaliteit

6.329

7.385

6.992

6.708

6.373

6.603

6.373

11.04.01

Opdrachten

3.997

4.982

4.302

4.563

4.683

4.913

4.683

11.04.02

Subsidies

436

400

400

400

0

0

0

11.04.04

Bijdragen aan medeoverheden

325

500

500

0

0

0

0

11.04.05

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

1.571

1.503

1.790

1.745

1.690

1.690

1.690

Ontvangsten

580

12.465

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 1 Investeren in Waterveiligheid van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 1 Investeren in Waterveiligheid

290.036

271.210

475.255

295.003

386.352

Andere ontvangsten van artikel 1 Investeren in Waterveiligheid

172.412

150.710

159.396

149.819

148.700

Totale uitgaven op artikel 1 Investeren in Waterveiligheid

462.448

421.920

634.651

444.822

535.052

waarvan

         

01.01

Grote projecten waterveiligheid

168.599

113.998

80.074

101.734

51.801

01.02

Overige aanlegprojecten waterveiligheid

282.880

299.710

546.877

335.406

476.374

01.03

Studiekosten

10.969

8.212

7.700

7.682

6.877

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 2 Investeren in Zoetwatervoorziening van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 2 Investeren in Zoetwatervoorziening

27.520

32.966

2.978

3.835

3.158

Andere ontvangsten van artikel 2 Investeren in Zoetwatervoorziening

         

Totale uitgaven op artikel 2 Investeren in Zoetwatervoorziening

27.520

32.966

2.978

3.835

3.158

waarvan

         

02.02

Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

24.435

28.866

1.878

2.469

2.058

02.03

Studiekosten

3.085

4.100

1.100

1.366

1.100

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 3 Beheer, Onderhoud en Vervanging van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 3 Beheer, Onderhoud en Vervanging

133.253

141.608

139.296

166.857

168.074

Andere ontvangsten van artikel 3 Beheer, Onderhoud en Vervanging

         

Totale uitgaven op artikel 3 Beheer, Onderhoud en Vervanging

133.253

141.608

139.296

166.857

168.074

waarvan

         

03.01

Watermanagement

7.336

7.336

7.336

7.336

7.362

03.02

Beheer onderhoud en vervanging

125.917

134.272

131.960

159.521

160.712

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet

13.043

51.259

50.892

223.355

61.012

Andere ontvangsten van artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet

         

Totale uitgaven op artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet

13.043

51.259

50.892

223.355

61.012

waarvan

         

04.02

GIV/PPS

13.043

51.259

50.892

223.355

61.012

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 7 Investeren in Waterkwaliteit van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 7 Investeren in Waterkwaliteit

127.180

117.486

112.767

82.777

54.690

Andere ontvangsten van artikel 7 Investeren in Waterkwaliteit

332

508

     

Totale uitgaven op artikel 7 Investeren in Waterkwaliteit

127.512

117.994

112.767

82.777

54.690

waarvan

         

07.01

Realisatieprogramma Kaderrichtlijn water

47.612

81.520

53.873

50.284

53.690

07.02

Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

30.424

26.484

49.444

23.393

0

07.03

Studiekosten waterkwaliteit

49.476

9.990

9.450

9.100

1.000

11.01 Algemeen Waterbeleid

Budgetflexibiliteit

Het opdrachtenbudget is grotendeels juridisch verplicht. Dit heeft betrekking op de betaling van verplichtingen die tot en met 2019 zijn aangegaan, waaronder de structurele uitwerking van de wettelijke taken op basis van de Waterwet, het vervolgprogramma HGIS Partners voor Water 2016–2021 en het HGIS budget voor het internationale samenwerkingsprogramma met de Unie van waterschappen onder de titel «Blue deal» en voor het programma gericht op acceleratie en implementatie van waterprojecten van de 2030 agenda, waarbij de Nederlandse inzet wordt gecompleteerd door de High Level Panel on Water (HLPW) coalitie van 11 landen, de Wereldbank en de Verenigde Naties.

Het restant heeft vooral betrekking op de uitwerking van de afspraken in het Bestuursakkoord Water (BAW). De uitgaven voor de subsidies en de agentschapsbijdragen RWS en KNMI zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies en de bijdragen aan medeoverheden hebben een beperkte tijdshorizon en de agentschapsbijdragen hebben een structureel karakter.

11.02 Waterveiligheid

Het opdrachtenbudget is grotendeels juridisch verplicht. Dit heeft betrekking op de betaling van verplichtingen die tot en met 2019 zijn aangegaan en de uitwerking van de wettelijke taken op basis van de Waterwet, zoals onder andere werken met de nieuwe normering, regie op de kennisontwikkeling waterveiligheid, werkzaamheden ten behoeve van de Lange Termijn Ambitie Rivieren (onderzoek naar maatregelen voor Rijn, IJssel en Maas), de EU-richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR) en advisering over waterkeringen en de kust.

11.03 Grote oppervlaktewateren

De uitgaven voor de opdrachten zijn deels juridisch verplicht. Dit heeft met name betrekking op de betaling van de lopende verplichtingen die aangegaan zijn tot en met 2019, waaronder de gebiedsagenda Wadden 2050, Eems-Dollard 2050 en pilot Waddenslib.

11.04 Waterkwaliteit

Een deel van het opdrachtenbudget is juridisch verplicht. Dit heeft betrekking op de betaling van diverse kleine verplichtingen die tot en met 2019 zijn aangegaan, waaronder CBS-waterstatistieken, Fishing for littering, schone zee en vervolg proefboerderij Scheveningen. De budgetten voor de subsidies, de bijdragen aan medeoverheden en de bijdragen aan internationale organisaties zijn volledig verplicht. De subsidie betreft de bijdrage aan het International Groundwater Resources Assessment Centre (IGRAC). De bijdragen aan medeoverheden zijn bestemd voor het samenwerkingsprogramma Lumbricus ten behoeve van een klimaatrobuuste inrichting van het bodem- en watersysteem. De bijdragen aan internationale organisaties zijn bestemd voor structurele jaarlijkse contributies voor de internationale riviercommissies en de Oslo en Parijs-commissie (OSPAR), die in internationale verdragen zijn opgericht. Daarnaast zijn ze bestemd voor de bijdragen aan de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), Deltacoalitie Water en Diplomatie en aan de Verenigde Naties (VN), die onder andere het gevolg zijn van een tweetal Memoranda of Understanding.

Het niet-juridisch verplichte deel op dit artikel heeft met name betrekking op de onder de financiële instrumenten opgenomen opdrachten op het gebied van de uitvoering van een aantal activiteiten. Dat gaat om activiteiten in het kader van de Kaderrichtlijn Water (KRW), de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM). Ook heeft het niet-juridisch verplichte deel betrekking op de ondersteuning van de internationale riviercommissies en OSPAR in de voorbereiding en de uitvoering van hun werkzaamheden.

11.01 Algemeen waterbeleid

Toelichting op de financiële instrumenten

11.01.01 Opdrachten

Jaarlijks worden er uitgaven gedaan voor de voortgangsrapportage De Staat van Ons Water, waarin over de uitvoering van het waterbeleid wordt gerapporteerd.

IenW ondersteunt en versterkt samen met het Ministerie van EZK het topteam van de Topsector Water en Maritiem bij het organiseren van evenementen en werkgroepen. In het Nationaal Kennis en innovatieprogramma Water en Klimaat (NKWK) werkt IenW samen met kennisinstellingen, Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), waterschappen en de Deltacommissaris. Ook is er afstemming met soortgelijke thematieken in de missiegedreven innovatieprogramma’s onder de Topsectoren. De innovatie activiteiten richten zich op het stimuleren van relevante innovaties vanuit de beleids- en opdrachtgevende rol.

In 2020 worden uitgaven gedaan voor watereducatie om het waterbewustzijn bij jongeren te stimuleren. Dit gebeurt in samenwerking met de Unie van Waterschappen en onderwijspartijen, en in afstemming met andere educatieve partijen, zoals de participatietafel Water van kennisprogramma Duurzaam Door van het Ministerie van LNV.

Aan de Helpdesk Water, onderdeel van RWS, wordt jaarlijks een bijdrage geleverd. In 2020 worden voorbereidingen getroffen om de Helpdesk Water te integreren in het Informatiepunt Omgevingswet.

Voor de uitvoering van het bestaande Omgevingsloket Online (OLO) wordt een jaarlijkse bijdrage geleverd ten behoeve van water- en omgevingsvergunningen.

In het kader van het project «duurzame financiering waterbeheer» dat met het Bestuursakkoord Water-partners is ingericht, worden samen met de Unie van Waterschappen onderzoeken verricht naar aanpassingen en moderniseringen van de zuiveringsheffing, de verontreinigingsheffing en de watersysteemheffing.

Verder worden middelen ingezet voor het programma Klimaatadaptatie voor het bevorderen van een transitie naar meer klimaatbestendig handelen door personen en organisaties. Daarnaast zijn uitgaven voorzien voor het uitvoeringsprogramma van de Nationale Adaptatie Strategie (UP-NAS). IenW heeft de coördinatie over het Nederlandse klimaatadaptatiebeleid, maar doet dit in nauwe samenwerking met andere betrokken departementen, decentrale overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en marktpartijen. Het UP NAS en het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie op het Deltafonds zijn complementair aan elkaar.

Aanvullend op het lopende stimuleringsprogramma Ruimtelijke Adaptatie is in totaal € 20 miljoen (2019–2021) gereserveerd om decentrale overheden te ondersteunen bij onder andere de uitvoering van stresstesten en risicodialogen, en het uitvoeren van pilots. Van deze middelen is dit voorjaar ruim € 16 miljoen van het Deltafonds overgeheveld naar de begroting van IenW (hoofdstuk XII). Verder wordt er in 2020 uitvoering gegeven aan opdrachten in het kader van Operationalisering Resultaatgerichte aanpak die vanuit de middelen Homogene Groep Internationale Samenwerking worden gefinancierd (HGIS), zoals: Valuing Water, Global Governance, Water as leverage en de Internationale Architectuur Biennale Rotterdam.

11.01.02 Subsidies

In 2020 wordt een subsidie verstrekt aan Deltares voor de bouw van een nieuwe Geocentrifuge, die onder meer gebruikt wordt voor onderzoek aan dijken, kustbescherming, offshore, aardbevingen en natte en droge infrastructuur. De subsidie van € 3,1 miljoen is in 2017 afgegeven en is gelijkmatig verdeeld over de jaren 2018, 2019 en 2020.

Ook in 2020 wordt uitvoering gegeven aan de in 2016 gestarte subsidieregeling van het programma Partners voor Water (PvW) 2016–2021 Dit betreft het centrale uitvoeringsprogramma van de (interdepartementale) Internationale Water Ambitie (IWA). Het programma wordt aangestuurd vanuit het Interdepartementale Water Cluster, waarin de drie ministeries BZ, EZK en IenW samenwerken. Voor de uitvoering van het PvW 2016–2021 programma is mandaat verleend aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Het budget is onderverdeeld in een deel voor lange termijn samenwerking met zeven Deltalanden, een subsidiedeel ten behoeve van marktbetrokkenheid en samenwerking met kansrijke nieuwe landen en Holland promotie.

In 2018 is de subsidieregeling van start gegaan van de Blue Deal (2018–2021). Het betreft een internationaal programma van 21 waterschappen die worden aangestuurd door de Unie van Waterschappen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en IenW zijn gezamenlijk subsidieverstrekker waarvan de eerste subsidiefase loopt tot en met 2021. De Blue Deal is een programma tot en met 2030 met één duidelijk doel: 20 miljoen mensen in 40 stroomgebieden wereldwijd helpen aan schoon, voldoende en veilig water. De focus ligt op het bieden van hulp, maar ook op het creëren van kansen voor het bedrijfsleven en leren van andere landen om het eigen werk in Nederland te blijven verbeteren.

In 2020 wordt een subsidie van € 100.000 verstrekt aan het Instituut Fysieke Veiligheid voor het ontwikkelen van het programma «watercrises beheersen in een veiligheidsregio (WAVE2020)». Doel is het ontwikkelen van (boven)regionale strategieën met handelingsperspectieven en het ontwikkelen van een landelijk plan voor de beheersing van watercrises.

Daarnaast is in 2019 een subsidieverplichting aangegaan voor een totaalbedrag van € 0,5 miljoen voor het identificeren en activeren van gemeenten die nog niet of nauwelijks zijn gestart met de aanpak van klimaatadaptatie (aanjaagprogramma genoemd) aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Dit bedrag wordt betaald in 2019 € 0,4 miljoen en in 2020 € 0,1 miljoen. Deze begrotingsvermelding vormt de wettelijke grondslag voor de hier bedoelde subsidieverlening als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.

Bovendien wordt jaarlijks een bijdrage van € 60.000 verstrekt aan de provincie Friesland ten behoeve van het Regiecollege Waddengebied (RCW). Het RCW is een strategisch overleg- en afstemmingsorgaan waarin Rijk, Provincie, Gemeenten, Waterschappen, bedrijfsleven, natuurorganisaties en de wetenschap zijn vertegenwoordigd. Het RCW draagt bij aan de doelstelling van het Rijk om te komen tot integraal beleid voor het Waddengebied. Deze begrotingsvermelding vormt de wettelijke grondslag voor de hier bedoelde subsidieverlening als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.

11.01.03 Bijdragen aan agentschappen

De bijdrage aan RWS heeft betrekking op beleidsadvisering, vertegenwoordiging in internationale werkgroepen, opstelling van rapportages en evaluaties en begeleiding van opdrachten aan de markt en aan Deltares. Hiervoor wordt jaarlijks een opdracht aan RWS verstrekt. Tot deze opdracht behoren onder andere de bijdragen aan de uitwerking van de MIRT-onderzoeken waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterkwaliteit.

Aan het KNMI zijn diverse onderzoeken en analyses gevraagd die betrekking hebben op Kennisontwikkeling Windklimaat, Nationale adaptatiestrategie, ontwikkeling Noordzee windklimaatatlas en transnationale samenwerking Rijn en Maas.

11.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

In 2019 is een subsidieverplichting aangegaan voor een totaalbedrag van € 10,6 miljoen voor de subsidieverlening voor het project Restopgave Vooroeverbestortingen aan het Waterschap Scheldestromen. Dit bedrag wordt betaald in de jaren 2019–2021 voor de aanpak van 10 locaties waar de vooroevers nog moeten worden versterkt voor respectievelijk € 3,6 miljoen in 2019, € 4,0 miljoen in 2020 en € 3,0 miljoen in 2021. Deze begrotingsvermelding vormt de wettelijke grondslag voor de hier bedoelde subsidieverlening als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.

11.02 Waterveiligheid
11.02.01 Opdrachten

Conform de verplichtingen van de Europese Richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR) wordt in de 6-jaarlijks actualisering gewerkt aan het opstellen van beoordelingen, kaarten en plannen voor het beheersen en verminderen van overstromingsrisico’s in de vier (internationale) stroomgebieden. Dit in afstemming met de Kaderrichtlijn Water. In 2020 worden voor de stroomgebieden Rijn, Maas, Schelde en Eems overstromingsrisicobeheerplannen opgesteld, inclusief doelstellingen en maatregelen om de risico’s te beheersen en zo mogelijk te verminderen in ontwerp. Hiervoor wordt in 2020 opdracht gegeven voor ondersteuning, ontwikkeling en beheer.

In 2020 wordt verder gewerkt aan het beoordelen van de primaire waterkeringen op basis van de nieuwe normen. Voor deze beoordeling worden diverse opdrachten verstrekt ter ondersteuning van de waterkeringbeheerders. Daarnaast worden opdrachten verstrekt om kennis ten aanzien van waterveiligheid te ontwikkelen en vast te leggen.

Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor verdere kennisontwikkeling ten aanzien van de kust, onder andere over (de gevolgen van) zeespiegelstijging en de kustontwikkeling. Hierbij wordt samenwerking gezocht binnen het kader van Nationaal Kennis- en Innovatieprogramma Water en Klimaat (NKWK).

Voor verdere kennisontwikkeling met betrekking tot rivieren worden in 2020 opdrachten verstrekt. Onder andere over lange termijn morfologische ontwikkeling van de rivieren onder invloed van o.a. klimaatverandering, waarbij ook hier samenwerking wordt gezocht binnen het kader van het NKWK. Daarnaast wordt kennisontwikkeling ondersteund met betrekking tot het kunnen voorbereiden van de maatregelpakketten op grond van een afwegingskader en de bijdragen aan diverse MIRT-projecten in het rivierengebied voor zowel de Rijn, de IJssel als ook de Maas.

11.03 Grote oppervlaktewateren
11.03.01 Opdrachten

De opdrachtbudgetten op dit artikelonderdeel worden in 2020 ingezet voor onder andere de uitvoering van de volgende beleidsonderwerpen:

IenW neemt, vanuit haar beleidsverantwoordelijkheid voor de Grote Wateren, het initiatief om samen met collega-departementen en gebiedspartners gebiedsagenda’s te ontwikkelen voor de grote wateren. Verder wordt gewerkt aan een gezamenlijke adaptieve uitvoeringsagenda. Ook wordt gewerkt aan een gezamenlijke kennis- en innovatie-agenda.

Het ministerie van IenW zal (mede namens het ministerie van LNV) een gebiedsagenda Wadden 2050 opstellen. Deze wordt in 2020 formeel opgeleverd. De gebiedsagenda Wadden 2050 zal input leveren voor onder andere de Nationale Omgevingsvisie en het overige instrumentarium van de Omgevingswet. In het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst» van 10 oktober 2017 heeft het kabinet aangekondigd dat er «één beheerautoriteit voor de Waddenzee komt die een integraal beheerplan uitvoert, waardoor betere bescherming van natuurgebieden gecombineerd wordt met beter visbeheer». In 2020 is de beheerautoriteit operationeel en wordt gestart met de opstelling van een integraal beheerplan voor de Waddenzee.

Rijk en regio werken sinds 2015 structureel samen aan ecologische verbetering van de Eems-Dollard, door samenhangende inzet van middelen, maatregelen en onderzoeken op basis van een meerjarig adaptief programma. De ambitie is dat de Eems-Dollard in 2050 voldoet aan het ecologisch streefbeeld dat is geformuleerd. Hier wordt stapsgewijs naar toegewerkt door adaptief in te spelen op nieuwe ontwikkelingen en inzichten.

De drie landen die grenzen aan de Waddenzee, Nederland, Duitsland en Denemarken, vormen samen de Trilaterale samenwerkingslanden. Ze overleggen regelmatig over het vormen of aanpassen van het beschermingsbeleid van werelderfgoed Waddenzee.

In 2020 wordt de Gebiedsagenda Zuidwestelijke Delta formeel opgeleverd. In het programma Volkerak-Zoommeer wordt de ontwikkeling van blauwalg en quaggamossel gemonitord en optimalisatieonderzoek uitgevoerd in het kader van de ontwerp-Rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer. Voor de Oosterschelde worden in een integraal ontwikkelperspectief de bouwstenen van het MIRT-onderzoek Integrale Veiligheid Oosterschelde verbonden met het vervolgonderzoek Effecten Zeespiegelstijging Oosterschelde. Samen met het Vlaams Gewest wordt op grond van de Scheldeverdragen voor het Schelde-estuarium meerjarenonderzoek uitgevoerd in het kader van de Agenda voor de Toekomst (periode 2019–2020).

11.04 Waterkwaliteit
11.04.01 Opdrachten

Het doel is om de doelstelling met betrekking tot chemisch schoon water en een ecologisch gezond watersysteem voor duurzaam gebruik in 2027 bereikt te hebben. Ieder jaar wordt in De Staat van Ons Water de voortgang van de uitvoering van de maatregelen gerapporteerd. De toestand, doelen en maatregelen worden ieder 6 jaar vastgelegd en aan de Europese Commissie gerapporteerd middels stroomgebiedbeheerplannen onder de Kaderrichtlijn Water. De tweede stroomgebiedbeheerplannen voor Rijn, Maas, Schelde en Eems voor de periode 2016–2021 zijn eind december 2015 vastgesteld en ook in 2020 in uitvoering. De uitvoering van de tweede tranche maatregelen in het hoofdwatersysteem loopt via artikel 7 van het Deltafonds.

De Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) kent, net als de Kaderrichtlijn Water (KRW), een zesjarige plancyclus. In 2020 wordt verder invulling gegeven aan de uitvoering van de beoordeling van het mariene milieu en ecosysteem geactualiseerd, alsook de goede milieutoestand en daarbij behorende beleidsdoelen en indicatoren. Deze actualisatie wordt gebaseerd op de resultaten uit het KRM-monitoringprogramma en aanvullend onderzoek op gebied van vooral onderwatergeluid, zwerfvuil en microplastics. In 2020 zullen het KRM-monitoringprogramma (Mariene Strategie deel 2) en het programma van maatregelen (deel 3) worden geactualiseerd. Daarnaast geeft het kabinet meer invulling aan zijn faciliterende rol ten aanzien van «kansen benutten» voor het samengaan van een duurzame economische groei en gebruik met een gezond systeem, en voor eventueel ecosysteemherstel. De uitvoering van de KRM vindt plaats in samenwerking met Economische Zaken en LNV. Er wordt ingezet op internationale afstemming en samenwerking (Noordzeeregio, OSPAR, EU), op samenwerking met kennisinstituten en belanghebbenden en op cofinanciering uit EU-fondsen als Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) en Interreg Community Initiative (INTERREG). De actualisatie van alle 3 delen van de Mariene Strategie zullen onderdeel uitmaken van het op te stellen Programma Noordzee 2022–2027, als opvolger van het Noordzeebeleid in het huidige Nationaal Waterplan 2016–2021.

De opdrachtverlening heeft betrekking op de kaderrichtlijn water, de delta-aanpak waterkwaliteit en zoetwater, op glastuinbouw, emissieregistratie en op Noordzee- en Internationaal waterbeleid.

De grote maatschappelijke opgaven tot 2030 na de planperiode van de Beleidsnota Noordzee 2016–2021 (Kamerstukken II 2014–2015, 31 710, nr. 35) zijn aanleiding voor de Ministeries van IenW en LNV om in samenwerking met EZK en BZK en met belanghebbende partijen in de samenleving te werken aan het opstellen van een Strategische Agenda Noordzee 2030 met een Uitvoeringsprogramma. Concreet gaat het vooral om het in samenhang bekijken van de voorliggende windenergieopgave voedseltransitie en de ontwikkeling van duurzame en concurrerende sectoren van de Blauwe Economie op zee en in de kustzone, met een doorkijk naar 2050. De strategie wordt in 2020 nader uitgewerkt in het Nationaal Waterprogramma in 2021. Het is ook onderdeel van de Nederlandse bijdrage aan de invulling van het Strategisch Ontwikkelingsdoel voor de zeeën en oceanen (SDG 14). Het kompas voor de lange termijn zijn de toekomstperspectieven uit de Noordzee Gebiedsagenda 2050 (Kamerstukken II 2013–2014, 33 450, nr. 24).

11.04.02 Subsidies

IenW verstrekt in 2020 subsidie aan het International Groundwater Resources Assessment Centre (IGRAC) en geeft daarmee invulling aan de ambitie die is vastgelegd in de overeenkomst tussen IHE Delft Insitute of Water Education en het Koninkrijk der Nederlanden. Medio 2016 hebben IHE en het Koninkrijk der Nederlanden een samenwerkingsovereenkomst opgesteld voor de jaren 2016–2022, die beantwoordt aan de toenemende grondwaterproblematiek in de wereld en met name het stedelijk gebied. Het United Nations-karakter van de taken van IGRAC bepaalt dat IGRAC (een UNESCO-categorie 2 instelling) alleen kan werken op basis van overheidsfinanciering.

11.04.04 Bijdragen aan medeoverheden

De bijdrage aan medeoverheden heeft betrekking op de uitvoering van het samenwerkingsprogramma Lumbricus door Waterschap Vechtstromen met regionale partijen. Het samenwerkingsprogramma is gericht op het geïntegreerd toepassen van innovatieve maatregelen op het gebied van bodem en water ten behoeve van een klimaatbestendige inrichting van het bodem- en watersysteem van beekdalen. In dit programma komen doelstellingen met betrekking tot waterkwaliteit, zoetwatervoorziening, bodembeheer, klimaatadaptatie en waterveiligheid samen.

11.04.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Nederland participeert in verdragen waarin de internationale riviercommissies voor de Rijn, Maas en Schelde zijn opgericht. In deze commissies bespreekt Nederland watervraagstukken op het gebied van kwaliteit, droogte en overstroming en wordt de contributie voor deze commissies jaarlijks vastgesteld.

Tevens betaalt Nederland jaarlijks een contributie voor de uitvoering van het Oslo-Parijs (OSPAR)-verdrag, waarmee wordt ingezet op internationale samenwerking en afstemming over vraagstukken op het gebied van mariene milieu, ecologie en biodiversiteit in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, inclusief de Noordzee.

Ook in 2020 blijft Nederland werken aan het internationale profiel van Nederland als centrum voor watervraagstukken. Dit is verwoord in de Internationale Waterambitie van het kabinet. Het streven van Nederland als Centre of Excellence wordt gedeeltelijk ingevuld door middel van memoranda of Understanding (MOU) met twee internationale UNESCO-watercentra, namelijk ondersteuning capacity building door IHE-Delft en grondwater monitoring en assessment door IGRAC te Delft. Het gaat hier om ondersteuning capacity building door IHE. Water speelt een verbindende rol in de in VN-kader afgesproken Sustainable Development Goals (SDG’s). In een van de subdoelen van de SDG’s die zich richt op steden wordt specifiek de nadruk gelegd op het verminderen van risico’s van watergerelateerde rampen. In 2020 wordt uitvoering gegeven aan de implementatiefase. Ervoor wordt met internationale organisaties en platforms samengewerkt op het gebied van governance en financiering. De financiering en de wijze van besturen met toezicht hierop worden afgestemd om de implementatie van de doelen te kunnen realiseren. Zo wordt er in 2020 het Valuing Water Initiatief gestart om de aanbevelingen van het High Level Panel on Water in praktijk te brengen. Zo worden bijdragen geleverd aan onder andere het Sendai raamwerk van the UN-office for disaster risk reduction (UNISDR), aan de United Nations Economic Commission for Europe (UNECE) voor grensoverschrijdend waterbeheer, Wereldbank, Water Global Practice WGP, aan de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) inzake waterbeheer en aan Habitat for Humanity voor schoon drinkwater (HABITAT).

Beleidsartikel 13 Bodem en Ondergrond

Algemene Doelstelling

Een duurzaam en efficiënt beheer en gebruik van bodem en ondergrond. Het doel is de vraagstukken op het gebied van bodemkwaliteit, drinkwatervoorziening, grondwater, bodemdaling, duurzaam bodembeheer in de landbouw, kabels en leidingen en bodemenergie in relatie met de maatschappelijke opgaven als energietransitie en klimaatadaptatie aan te pakken. Daarnaast is het beleid gericht op het tot stand brengen van een betrouwbare en betaalbare drink- en afvalwatervoorziening in Caribisch Nederland.

Het Rijk is enerzijds verantwoordelijk voor het systeem van wet- en regelgeving omtrent beheer en gebruik van bodem, ondergrond en water en stimuleert anderzijds de investeringen en de bescherming daarvan. Daardoor heeft de Minister van IenW een stimulerende en een regisserende rol.

Stimuleren

Rollen en verantwoordelijkheden

Voor het onderdeel Bodem en Ondergrond is de algemene doelstelling om te komen tot een duurzaam en efficiënt beheer en gebruik van bodem en ondergrond. De (Rijks)structuurvisie Ondergrond vormt een belangrijke basis voor het ordenen van activiteiten met betrekking tot bodem en ondergrond. De aanpak is onder meer beschreven in het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020 en het Convenant Bodem en Bedrijven 2015. Het Rijk bevordert de investeringen in de kwaliteit van bodem en ondergrond door middel van:

  • Het bevorderen van de duurzame kwaliteit van het doelmatig gebruik van het bodem- en watersysteem.

  • Het Uitvoeringsprogramma van het Convenant Bodem en Ondergrond 2016 – 2020.

  • Het efficiënt beschermen van drinkwaterbronnen door het landelijk faciliteren/stimuleren van de totstandkoming van gebiedsdossiers.

  • Caribisch Nederland Afvalwatervoorziening Bonaire. Aanpassen van de Wet VROM BES en de Wet FIN-BES met als doel het mogelijk maken van het invoeren van een afvalwaterheffing en de verkoop van gezuiverd afvalwater voor irrigatie en zo de exploitatiekosten van het afvalwaterbeheer te dekken.

Regisseren

De Minister van IenW heeft bij het onderwerp Bodem en Ondergrond een systeemverantwoordelijkheid voor het goed laten verlopen van processen op het gebied van duurzaam en efficiënt beheer en gebruik van bodem en ondergrond. De Minister van IenW is vanuit deze rolopvatting verantwoordelijk voor:

  • De opname van de Wet bodembescherming in de Omgevingswet

  • Het proces waarbij de decentrale overheden in staat worden gesteld om uiterlijk in 2030 de bodemverontreiniging-problematiek te beheersen

  • De verdere ontwikkeling van regelgeving en kennis van de bodem en ondergrond. Deze ontwikkeling ondersteunt het beleid in relatie tot maatschappelijke opgaven en faciliteert de toepassing daarvan door de andere overheden.

  • Het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

  • Het beleid (beleidsnota drinkwater), regelgeving (drinkwaterwet) en het uitoefenen van toezicht/handhaving (via de ILT) op de levering van deugdelijk drinkwater,

  • De zorg – samen met andere bestuursorganen – voor de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening (zorgplicht)

  • Drinkwatervoorziening Caribisch Nederland. Wetswijziging Wet elektriciteit en drinkwater BES (reparatie capaciteitstarief) om zo de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van drinkwater in Caribisch Nederland te garanderen. Door het insulaire karakter, de geringe bevolkingsomvang en het ontbreken van grote zoetwatervoorraden zal de drinkwatervoorziening in Caribisch Nederland nooit kostendekkend zijn. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat stelt daarom een subsidie op de transportkosten voor drinkwater beschikbaar.

Indicatoren en Kengetallen

Voor het Meerjarenprogramma Bodem wordt verwezen naar het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020 (Stcrt. 2015, 14854). In dit convenant is onder meer beschreven hoe de overheden de focus leggen bij de aanpak van de resterende verontreinigingen. Resterende verontreinigingen zijn verontreinigingen waarbij het risico voor mens, plant en dier het grootst is. In het convenant is afgesproken dat, afhankelijk van de situatie, spoedlocaties uiterlijk in 2020 zijn gesaneerd, dan wel dat de risico’s worden beheerst, dan wel in beeld gebracht en er concrete plannen voor de aanpak zijn gemaakt. De budgetten van het meerjarenprogramma Bodem worden over de bevoegde overheden ex-Wet Bodembescherming (ex Wbb) verdeeld via het Provincie- en Gemeentefonds. Gedurende de Convenantsperiode rapporteert het gezamenlijke uitvoeringsprogramma over de bereikte resultaten. In de systematiek van deze monitoring wordt onder andere gekeken naar het aantal spoedlocaties die in uitvoering zijn, hoeveel er afgerond zijn, hoeveel er nog niet gestart zijn, en de kosten van de aanpak.

Beleidswijzigingen

Op dit artikel hebben geen beleidswijzigingen plaatsgevonden met een effect op de begroting 2020.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid art. 13 (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Verplichtingen

30.388

32.235

16.533

120.725

113.960

131.668

136.262

Uitgaven

22.459

34.926

30.784

133.171

132.536

136.068

136.262

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

91%

       

13.01

Ruimtelijk Instrumentarium

8

0

0

0

0

0

0

13.04

Ruimtegebruik bodem

18.220

30.341

28.003

133.171

132.535

136.067

136.261

13.04.01

Opdrachten

6.000

13.312

17.689

13.742

9.820

5.400

5.400

13.04.02

Subsidies

7.303

12.402

6.756

15.867

20.507

20.716

14.710

 

– Bedrijvenregeling

2.311

4.979

4.545

13.656

18.296

18.219

12.213

 

– Subsidie Caribisch Nederland

4.992

7.423

2.211

2.211

2.211

2.497

2.497

13.04.03

Bijdragen aan agentschappen

3.569

3.795

3.506

3.506

3.506

3.506

3.506

 

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

3.569

3.795

3.506

3.506

3.506

3.506

3.506

13.04.04

Bijdragen aan medeoverheden

1.348

832

52

100.056

98.702

106.445

112.645

 

– Waarvan bijdrage aan Caribisch Nederland

0

389

0

0

0

0

0

 

– Meerjarenprogrogramma Bodem

1.348

443

52

100.056

98.702

106.445

112.645

13.05

Eenvoudig Beter

4.231

4.585

2.781

0

1

1

1

13.05.01

Opdrachten

743

2.225

1.345

0

0

0

0

13.05.03

Bijdragen aan agentschappen

3.488

2.360

1.436

0

1

1

1

 

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

3.488

2.360

1.436

0

1

1

1

Ontvangsten

809

4.450

0

2.000

0

0

0

13.04 Ruimtegebruik bodem

Budgetflexibiliteit

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen vanwege de uitvoering van het bodembeleid. De uitgaven voor de subsidies en de agentschapsbijdrage aan RWS voor Water, Verkeer en Leefomgeving (WVL) en de bijdragen aan drink- en afvalwatervoorzieningen in Caribisch Nederland zijn juridisch verplicht.

Het niet-juridisch verplichte deel op dit artikel heeft met name betrekking op gelden conform de bestuurlijke afspraken voor knelpunten in de uitvoering van de Wet bodembescherming en grootschalige bodemsaneringsprojecten.

13.04 Ruimtegebruik bodem

Toelichting op de financiële instrumenten

13.04.01 Opdrachten

De opdrachtverlening heeft betrekking op uitbesteding van beleidsinhoudelijke onderzoeksopdrachten en evaluaties aan derden op het gebied van: Bodem, Drinkwater en Waterketen, BES-eilanden, Commissie van deskundigen Drinkwaterbesluit, Structuurvisie Ondergrond (STRONG), sanering van het Stormpolderdijk terrein te Krimpen aan den IJssel, Bodemenergie, Milieueffectrapportage en NEN-regelgeving (drinkwater, bodem, zwemwater).

13.04.02 Subsidies

Bedrijvenregeling

Op grond van de Wet bodembescherming en het Besluit financiële bepalingen bodemsanering, worden subsidies ten behoeve van saneringsmaatregelen van bedrijven vastgelegd.

Caribisch Nederland

Dit betreft subsidiebijdragen ten behoeve van de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de drinkwater- en afvalwatervoorzieningen in Caribisch Nederland. Een goede drinkwatervoorziening is van groot belang voor de volksgezondheid, het welzijn en de welvaart van Caribisch Nederland. Vanwege de geringe bevolkingsomvang, het ontbreken van grote zoetwatervoorraden en het insulaire karakter is de drinkwatervoorziening in Caribisch Nederland niet kostendekkend. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat stelt daarom jaarlijks subsidie beschikbaar om kosten te dekken zodat de toegankelijkheid tot schoon en veilig drinkwater in Caribisch Nederland wordt gegarandeerd. De subsidie voor de drinkwater- en afvalwatervoorziening bedraagt in 2020 € 2,2 miljoen.

13.04.03 Bijdragen aan agentschappen

Aan de Uitvoeringsorganisatie bodem en ondergrond van RWS/WVL wordt verstrekt voor het verrichten van uitvoerende wettelijke taken op grond van de Wet bodembescherming en ondersteuning van de beleidsontwikkeling op het gebied van bodem en ondergrond.

13.04.04 Bijdragen aan medeoverheden

Meerjarenprogramma bodem

Het bodembeleid voor de periode 2016–2020 is opgenomen in het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020. Dit convenant is ondertekend door het Rijk, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen. Dit convenant vormt de basis voor het verstrekken van een bijdrage aan de andere overheden voor de financiering van de uitvoering van het convenant, inclusief de aanpak van verontreinigingen.

Het budget voor 2020 is voorzien voor knelpunten die kunnen ontstaan (artikel 11.4 Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020) en voor benodigde aanvullende financiële middelen voor individuele bevoegde overheden Wet Bodembescherming (Wbb) in verband met de uitvoering van het convenant (artikel 11.3 Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020). Ook na 2020 is er sprake van de aanpak en beheer van bodemverontreinigingen. Hierover worden afspraken gemaakt met de convenantpartners.

13.05.03 Bijdragen aan agentschapen

Dit betreft een bijdrage aan Rijkswaterstaat voor de kosten die het agentschap maakt voor de transitie in het kader van de Omgevingswet.

Beleidsartikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

Algemene Doelstelling

Het Ministerie van IenW streeft ernaar om weggebruikers zo snel, veilig, betrouwbaar en duurzaam mogelijk van A naar B te laten reizen. Daarvoor worden verschillende instrumenten ingezet: regelgeving, investeringen, regisseren, uitvoering, organiseren en toezicht. IenW werkt toe naar een modern, schoon en goed functionerend verkeerssysteem en ontwikkelt een hoofdwegennet dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en dat voldoet aan de milieu- en klimaatnormen. Daarnaast wordt ingezet op een landelijke afname van het aantal verkeersslachtoffers. Om deze doelen te bereiken werkt IenW samen met medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

(Doen) Uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor). Voor het hoofdwegennet betekent dit dat de Minister zorgt voor:

  • Regelgeving en afspraken over voorzieningen- en kwaliteitsniveaus bij infrastructuur in het kader van veiligheid, betrouwbaarheid, snelheden, doorstroming en duurzaamheid.

  • De besluitvorming over en uitvoering van infrastructuur in relatie tot gebiedsontwikkeling. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd. De bijdragen zijn gerelateerd aan het Infrastructuurfonds.

  • De uitvoering van het beheer, onderhoud, verkeersmanagement en het oplossen van doorstromings- en veiligheidsknelpunten door RWS als beheerder van het hoofdwegennet. Deze activiteiten zijn terug te vinden op het Infrastructuurfonds.

  • Het bevorderen van de bereikbaarheid en veiligheid en beperken van de kosten door verbetering van de reisinformatie en het verkeersmanagement: via inzet op de laatste technologieën en samenwerking tussen bedrijfsleven en wegbeheerders verbetert de reisinformatie voor de reiziger, die zich daardoor zowel beter kan voorbereiden op de reis, als de reis kan aanpassen.

  • Het beheersen van de geluidproductie vanwege verkeer door middel van een jaarlijkse monitoring van de naleving van de geluidproductieplafonds langs het rijkswegennet en het aanpakken van hoge geluidbelastingen langs rijkswegen door middel van het Meerjarenprogramma Geluidsanering (MJPG).

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het beleid inzake wegen en verkeersveiligheid, waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. Via wet- en regelgeving, aansturing van RWS in het beheer van het wegennet en afspraken met medeoverheden, het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties, zorgt IenW voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan. Daarbij wordt ingespeeld op ontwikkelingen bij gebruikers, voertuigen en infrastructuur. Deze regierol wordt concreet ingevuld door:

  • De kennis en ervaring die is opgedaan met het programma Beter Benutten breed toe te passen binnen diverse beleidsterreinen van artikel 14, waar het gaat over het verbeteren van de bereikbaarheid in samenwerking met regionale partners en het daaraan koppelen van bijdragen aan slimme en duurzame mobiliteit. Van het programma Beter Benutten loopt het onderdeel Decentraal Spoor en ITS door tot en met 2020.

  • De programma-ambitie voor het programma Fiets. Meewerken met de Tour de Force aan de doelstelling: 20% meer fietskilometers in 2027. Deze ambitie is weergegeven in de Nationale Fiets agenda die in 2017 naar de Kamer is gestuurd (Kamerstukken II 2016–2017, 34 861, nr. 1).

  • Uitvoering geven aan de afspraken en ambities op gebied van CO2-reductie in de sector mobiliteit na sluiten van het Klimaatakkoord. Uitvoering vindt plaats langs vier lijnen: hernieuwbare energiedragers, elektrisch rijden, verduurzaming van de logistiek en verduurzaming van personenmobiliteit. De reductiedoelstelling voor de sector Mobiliteit is de CO2-uitstoot in 2030 met 7,3 Mton te beperken. Hierbij zijn investeringen, kennis en kunde van meerdere partijen in de maatschappij nodig, waarbij de Minister een regierol vervult.

  • Met stakeholders en gebruikers ontwikkelen van doelen en een heldere rol van de overheid bij de transitie naar nieuwe, «slimme», vormen van mobiliteit. Waar innovaties kunnen bijdragen aan de beleidsdoelen, wordt onderzocht of eventuele belemmeringen kunnen worden weggenomen en kansen kunnen worden verzilverd.

  • Met betrekking tot slimme mobiliteit invulling geven aan de ambities in het regeerakkoord met betrekking tot het streven naar «Een slim en duurzaam vervoerssysteem waarvan de onderdelen naadloos op elkaar aansluiten». Hierbij ligt de focus op de volgende prioriteiten: infrastructuur die toekomst vast is door bij ontwerp, aanleg en onderhoud van infrastructuur rekening te houden met zelfrijdende voertuigen en benodigde systemen in of langs de weg; (wettelijke) ruimte voor een nieuwe generatie voertuigen; het (veilig) gebruik van slimme technologieën en diensten; nieuwe mobiliteitsconcepten & Mobility as a service (MaaS); en het gebruik van data onder goede randvoorwaarden zoals privacy en security. Een voorbeeld van deze randvoorwaarden is het streven om overheidsinformatie over verkeer zoveel mogelijk via open data beschikbaar te stellen voor voertuigen, apps en reisplanners.

  • De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en de gebiedsagenda’s vormen de kaders voor de bereikbaarheidsopgaven. Maatschappelijke en technologische ontwikkelingen maken een andere aanpak van deze bereikbaarheidsopgaven op (middel)lange termijn nodig én mogelijk. Voortbouwend op de ervaringen van het programma Meer Bereiken wordt deze andere aanpak in de praktijk vormgegeven. Uitgangspunten hierbij zijn een gelijkwaardige samenwerking tussen Rijk, medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke partijen, het in samenhang bezien van bereikbaarheid met andere ruimtelijke opgaven (bijvoorbeeld wonen, natuur, leefbaarheid, veiligheid) en het onderzoeken van een brede set oplossingsrichtingen (innoveren, informeren, in stand houden, inrichten en investeren).

  • In het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 wordt samen met de medeoverheden en maatschappelijke organisaties ingezet op een risico gestuurde aanpak. Op basis van een analyse van de belangrijkste risico’s worden op het niveau van het Rijk, de provincie en de gemeente uitvoeringsagenda’s opgesteld met de meest effectieve maatregelen om de verkeersveiligheid te verbeteren.

  • Samen met (internationale) overheden en marktpartijen te werken aan de marktcondities ten behoeve van veiligheid, bereikbaarheid en economie in het wegvervoer. Denk daarbij aan regelgeving over opleidingseisen, cabotage en maten en gewichten van het vrachtverkeer in Europa.

  • Inzetten op verbeteren van data van verkeersongevallen en te onderzoeken hoe deze toe te passen in de risico gestuurde aanpak.

  • In navolging van omringende landen invoeren van een vrachtwagenheffing. De inkomsten uit de heffing zullen in overleg met de sector worden teruggesluisd naar de vervoerssector door verlaging van de motorrijtuigenbelasting op vrachtauto’s en gelden voor innovatie in en verduurzaming.

  • Aan de NEa wordt opdracht gegeven voor de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer. De rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie vormen onderdeel van de opdracht.

  • Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie artikel 24 Handhaving en Toezicht).

Stimuleren

Om invulling te geven aan het klimaatbeleid wordt ingezet op de reductie van de CO2-uitstoot van het wegverkeer. In dat kader stimuleert het Ministerie van IenW:

  • Schonere, zuinigere en stillere voertuigen. Dit gebeurt onder andere door de reeds in gang gezette transitie naar nul-emissie voertuigen verder voort te zetten, samen met de decentrale overheden en sectorpartijen slimme logistieke concepten te ontwikkelen voor (stedelijke) distributie en de voorlopers in de sector te stimuleren.

  • Productontwikkeling in de transportsector van klimaattechnologieën en -innovaties die bijdragen aan een lage of zero emissie CO2-uitstoot. Daarvoor is in 2019 de 2e fase van de Demonstratieregeling klimaat technologieën en -innovaties in transport (DKTI) geopend. Doel daarbij is om in de periode van 2017 tot en met 2021 die productontwikkeling in de transportsector te ondersteunen en te versnellen. Deze innovatieregeling zal in 2020 worden geëvalueerd.

Indicatoren en Kengetallen

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor Wegen en Verkeersveiligheid opgenomen. In productartikel 12 van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Aanleg

Met de hoofdwegennet indicator worden de economische verlieskosten van (toekomstige) knelpunten in beeld gebracht, met als doel om die nieuwe projecten te prioriteren, die de meeste economische verlieskosten oplossen. Rijkswaterstaat zal in haar Publieksrapportage (T3 aan het eind van elk jaar) een file top 50 kaart en tabel opnemen met de hoogste economische verlieskosten. Deze tabel zal overgenomen worden in de verantwoordingsrapportage. In het MIRT projectenboek zal dezelfde kaart opgenomen worden, en per MIRT-project de bijdrage aan het oplossen van de file top 50 worden weergegeven.

Beheer en onderhoud

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.01 (verkeerssignalering op banen en verkeerscentrales) en 12.02 (km rijbaanlengte, km2 asfalt, km2 groen areaal).

Verkeersmanagement

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.01 (indicator van op alle bemeten wegvlakken ingewonnen betrouwbare reis en routeinformatie en tijdige levering aan de serviceproviders).

Geluid en luchtkwaliteit

Indicator: Lokale luchtkwaliteit NO2 en geluidsknelpunten langs hoofdwegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden opgesteld.
 

2014

2015

2016

2017

2018

Streefwaarde peildatum

Lokale luchtkwaliteit NO2

         

0 knelpunten langs rijkswegen

Geluidsknelpunten langs rijkswegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden vastgesteld

8.600

8.300

8.300

5.550

5.500

0 knelpunten in 2022

Bron: RWS/WVL, 2018

Toelichting

Luchtkwaliteit

Langs het hoofdwegennet was de afgelopen jaren geen sprake van overschrijding van de normen voor luchtkwaliteit. De inzet is gericht op het voorkomen dat nieuwe knelpunten ontstaan. Hierover zal in de jaarverslagen worden gerapporteerd op basis van de jaarlijkse monitoring over het gepasseerde jaar.

Geluid

De genoemde getallen voor geluid betreffen het aantal objecten (met name woningen) met een geluidbelasting op de gevel boven de maximale waarde van 65dB, waarvoor nog een geluidsaneringsplan moet worden opgesteld. De peildatum van 2022 betreft de datum voor het opstellen van een saneringsplan. In deze context is sprake van nul knelpunten als voor alle saneringsobjecten een saneringsplan is opgesteld. De termijn voor de uitvoering van de saneringsmaatregelen wordt in de saneringsplannen vastgelegd en zoveel mogelijk gecombineerd met reguliere vervanging van het wegdek en eventuele wegaanpassingen.

Regelgeving en afspraken

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.02.04 (beschikbaarheid, verhouding verstoring wegwerkzaamheden ten opzichte van totale verstoringen, tijdsduur percentage van het jaar dat de weg veilig beschikbaar is).

Verkeersveiligheid

Indicator: Ontwikkeling aantal verkeersslachtoffers
 

Basiswaarde

         

Realisatie

 

2002

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Aantal verkeersdoden

1.066

570

570

621

629

613

678

Ernstig verkeersgewonden

16.100

18.800

20.700

21.300

21.400

20.800

n.n.b.

Bron: Aantal verkeersdoden: CBS (https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2019/16/verkeersdoden-in-nederland--aangepast--) Ernstig verkeersgewonden: SWOV, wetenschappelijk onderzoek verkeersveiligheid – Monitor Verkeersveiligheid 2018 doorpakken om de verkeersveiligheid te verbeteren (https://www.swov.nl/publicatie/monitor-verkeersveiligheid-2018).

Het streven van de Minister is nul verkeersslachtoffers. De ambitie wordt daarom niet meer uitgedrukt in streefcijfers van aantal ernstig verkeersgewonden en aantal verkeersdoden. Uiteraard zijn de jaarrapportages van het aantal verkeersdoden en ernstig gewonden wel de belangrijkste indicatoren die aangeven of het gevoerde beleid effectief is. Deze aantallen zullen dus net als voorheen met de gebruikelijke analyse van SWOV jaarlijks aan De Kamer worden toegestuurd (Kamerstukken II, 2018–2019, 29 398, nr. 638)

Hernieuwbare energie in het vervoer

Kengetal: Ontwikkeling verplichting aandeel hernieuwbare energie in het vervoer, limiet conventionele biobrandstoffen en subdoelstelling geavanceerde biobrandstoffen (in %)

Verplichtingen

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Jaarverplichting Hernieuwbare energie vervoer

3,25

3,75

4

4,25

4,5

5

5,5

6,25

7

7,75

8,5

12,5

16,4

Realisatie

3,26

3,75

4,01

4,31

4,54

5,05

5,54

6,25

7

7,75

n.t.b.

   

Limiet conventionele biobrandstoffen

                   

3

4

5

Realisatie

                         

Subdoelstelling geavanceerde biobrandstoffen

                   

0,6

0,8

1

Realisatie

                         

Bron: realisatie 2017: Rapportage hernieuwbare energie 2017 van de Nederlandse Emissieautoriteit: (Kamerstukken II 2017–2018 30 196, nr. 605)

Toelichting

In artikel 3 van het Besluit Energie Vervoer die met terugwerkende kracht op 1 januari 2018 in werking is getreden, is de ontwikkeling van de jaarverplichting hernieuwbare energie, limiet conventionele biobrandstoffen en subdoelstelling geavanceerde biobrandstoffen in het vervoer van 2018 tot en met 2020 vastgelegd.

Kengetal: Ontwikkeling CO2 -emissie nieuwe personenauto’s in gram CO2 per kilometer
 

2005

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2021

EU

162,6

140,3

135,7

132,2

127,0

123,4

119,6

(130,0)1

118,1

118,5

n.t.b.

(95,0)

Nederland

169,9

135,8

126,1

118,6

109,1

107,3

101,2

105,9

108,3

106,8

 
X Noot
1

Norm

Toelichting

De CO2-uitstoot van nieuwe voertuigen in Nederland wordt jaarlijks gemonitord.

De gemiddelde CO2-uitstoot van nieuw verkochte voertuigen in Nederland is in de periode tussen 2010 en 2016 sterk gedaald, veel sterker dan in de rest van Europa. In 2016 en 2017 nam de uitstoot van nieuw verkochte personenauto’s in Nederland als enige lidstaat in de EU licht toe. Volgens de cijfers die het Europese milieuagentschap9 in april 2018 heeft gepubliceerd, komt in 2017 de gemiddelde CO2-uitstoot uit op 108,39 g/km in Nederland en op 118,5 g/km in Europa. In 2018 is de uitstoot weer gedaald en komt uit op 106,8. Nederland blijft daarmee ruim onder het Europese gemiddelde en kan nog steeds tot de kopgroep worden gerekend. Ook blijft het aantal elektrische voertuigen groeien. De lichte stijging in de voorbije jaren van de gemiddelde uitstoot van nieuw verkochte voertuigen in Nederland heeft meerdere oorzaken. Ten eerste worden er na jaren van recessie weer grotere, zwaardere en minder zuinige voertuigen aangeschaft. Ten tweede zijn alle fiscale stimuleringsmaatregelen van plug-ins afgeschaft waardoor de verkoop van deze zeer zuinige voertuigen is gedaald.

Op Europees niveau is aan fabrikanten opgelegd om in 2021 een gemiddeld CO2-uitstoot te realiseren van 95g/km. In 2025 moet de uitstoot met 15% zijn afgenomen, in 2030 met 37,5%.

Kengetal: Emissies luchtverontreinigende stoffen en broeikasgas door verkeer en vervoer. Betreft mobiele bronnen totaal, dus transportmiddelen en mobiele werktuigen, exclusief zeevaart. in kton/jr.
 

1990

2000

2005

2010

2014

2015

2016

2020

2030

 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Raming

Raming

NOx

371

315

277

238

195

148

139

92,7

55,9

SO2

25

25

15

9

3

1

0

0,5

0,6

PM2,5

25

20

15

11

8

4

4

3,1

2,1

NH3

1

2

4

5

5

4

4

3,8

4,1

NMVOS1

200

132

78

49

39

29

29

28,2

25,2

Bronnen:

De realisaties tot en met 2016 komen uit het RIVM rapport: « Informative Inventory Report 2018 Emissions of transboundary air pollutants in the Netherlands 1990–2016» (https://www.rivm.nl/publicaties/informative-inventory-report-2018-emissions-of-transboundary-air-pollutants-in).

De ramingen voor 2020 en 2030 met uitzondering van NMVOS uit het RIVM rapport: «Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland Rapportage 2018» (https://www.rivm.nl/publicaties/grootschalige-concentratie-en-depositiekaarten-nederland-rapportage-2018).

De ramingen voor NMVOS uit de PBL notitie: «EMISSIERAMINGEN LUCHTVERONTREINIGENDE STOFFEN NEDERLAND- RAPPORTAGE 2017» (https://www.pbl.nl/sites/default/files/cms/publicaties/pbl-2017-emissieramingen-luchtverontreinigende-stoffen-nederland-rapportage-2017–2946.pdf).

X Noot
1

NMVOS: Vluchtige organische stoffen, exclusief methaan.

Toelichting

In december 2016 zijn de nieuwe doelstellingen voor luchtverontreinigende stoffen vastgesteld voor de periodes 2020–2029 en de periode 2030 en verder. Het betreft aanpassing van de oude Europese richtlijn voor National Emission Ceilings (NEC) voor 2010–2019, in een nieuwe NEC-richtlijn (EU2016/2284). In bovenstaande tabel zijn de reductiepercentages uit de richtlijn omgerekend naar vrachten. Elk jaar wordt een nieuwe analyse uitgevoerd en door nieuwe kennis kan dat betekenen dat ook eerdere cijfers soms nog enigszins worden aangepast doordat deze nieuwe inzichten met terugwerkende kracht ook worden meegenomen in de emissiecijfers van voorgaande jaren.

Beleidswijzigingen

In verband met een herindeling van de beleidskern van het IenW-departement maakt het beleidsdeel «voertuigen en brandstoffen» met ingang van 2019 onderdeel uit van artikel 14.

Klimaatakkoord

De kern van de werkzaamheden richt zich op het realiseren van de afspraken uit het klimaatakkoord (CO2-reductie in de vervoersmodaliteiten). Dit vindt plaats langs vier lijnen: hernieuwbare energiedragers, elektrisch rijden, verduurzaming van de logistiek en verduurzaming van personenmobiliteit. De belangrijkste werkzaamheden voor 2020 zijn:

  • 1. Afgesproken is dat in de wettelijke vertaling van de Richtlijn Hernieuwbare Energie II (RED II) wordt vastgelegd dat in 2030 maximaal 27 PJ aan hernieuwbare brandstoffen extra wordt bijgemengd.

  • 2. In 2020 is de verwachting dat er in Nederland ongeveer 15 waterstoftankstations zullen zijn.

  • 3. Vanaf 2025 zijn alle nieuwe instromende bussen zero emissie en vanaf 2030 zijn alle ca. 5.100 bussen zero emissie.

  • 4. Doelstelling is volledig zero emissie (uitstootvrij) doelgroepenvervoer vanaf 1 januari 2025. Onderdeel hiervan is dat 50% van de taxi’s in 2025 zero emissie zullen zijn.

  • 5. Er zijn afspraken gemaakt om de elektrificatie van voertuigen (batterij- en brandstofcel) voor alle modaliteiten te versnellen. Het kabinet richt zich op overschakeling naar elektrische aandrijflijnen (inclusief waterstof), waarbij auto’s vrij zijn van schadelijke uitlaatgassen. Daarbij streeft het kabinet naar 100% nul-emissie nieuwverkopen personenauto’s vanaf 2030. In 2020 wordt gewerkt aan de wettelijke verankering van de stimuleringsregelingen voor elektrische personen-, bestel- en vrachtauto’s. Dat is nodig met het oog op het streven dat uiterlijk in 2030 alle nieuwe personenauto’s emissieloos zijn en dat in 2025 in ongeveer 30 tot 40 grotere steden middelgrote zero-emissie zones zullen zijn ingesteld voor goederenvervoer.

  • 6. Afspraken om tot 30% efficiëntie in de logistiek te komen, worden met de sector uitgewerkt en in 2030 zijn in 30 tot 40 grotere gemeenten middelgrote nul-emissiezones ingevoerd

  • 7. Voor de verduurzaming van personenmobiliteit spelen werkgevers een grote rol. Het streven is 50% CO2-reductie door zakelijke vervoer in 2030.

  • 8. Er wordt uitvoering gegeven aan de afspraak om de knelpunten rond fietsparkeren bij stations aan te pakken, hiervoor heeft het kabinet € 75 mln. extra vrijgemaakt tot en met 2023.

  • 9. Het doel van dit kabinet is om deze kabinetsperiode de fiets extra te stimuleren, wat kan resulteren in 200.000 extra fietsers.

Programma Aanpak Stikstof (PAS)

Het is altijd de bedoeling geweest om met de uitvoering van de projecten uit het MIRT recht te doen aan de bescherming van Natura 2000-gebieden. Uit de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van De Raad van State van 29 mei 2019 volgt dat het PAS niet langer als onderbouwing kan worden gebruikt bij tracébesluiten en natuurvergunningen. Deze uitspraak heeft gevolgen voor zowel de planning als uitgaven voor specifieke projecten ten aanzien van wegen, vaarwegen, spoor, luchtvaart en het hoofdwatersysteem. De gevolgen van de PAS-uitspraak voor lopende planuitwerkingen worden geïnventariseerd. De acties die de interbestuurlijke partners op de korte, middellange en lange termijn zullen uitvoeren om tot een oplossing te komen die recht doet aan de bescherming van Natura 2000-gebieden en tegelijkertijd ruimte biedt voor ruimtelijke ontwikkelingen is door de Minister van LNV naar de Kamer gestuurd.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid art. 14 Wegen en Verkeersveiligheid (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Verplichtingen

40.211

116.264

82.142

75.777

74.482

72.473

72.822

Uitgaven

46.558

101.767

85.836

82.958

75.937

82.455

85.004

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

76%

       

14.01 Netwerk

30.370

85.272

69.767

66.073

59.055

65.341

67.891

14.01.01 Opdrachten

18.271

36.903

42.474

48.115

49.261

55.550

58.100

– Beter Benutten

12.731

12.065

8.144

2.376

653

153

152

– Overige Opdrachten

5.540

24.838

13.530

9.739

7.608

5.897

5.248

– Klimaatakkoord

   

20.800

36.000

41.000

49.500

52.700

14.01.02 Subsidies

1.328

14.694

15.905

8.600

600

600

600

Subsidie Duurzame Mobiliteit

0

13.944

15.305

8.000

     

– Overige Subsidies

1.328

750

600

600

600

600

600

14.01.03 Bijdragen aan agentschappen

7.217

18.273

11.188

9.158

9.194

9.191

9.191

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

7.217

11.025

6.641

6.411

6.417

6.413

6.413

– Bijdrage aan agentschap NEa

0

3.403

3.411

2.411

2.411

2.412

2.412

– Bijdrage aan agentschap RVO

0

3.845

1.136

336

366

366

366

14.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

3.554

15.202

0

0

0

0

0

– Waarvan bijdrage aan Caribisch Nederland

3.554

15.202

0

0

0

0

0

14.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

0

200

200

200

0

0

0

14.02 Veiligheid

16.188

16.495

16.069

16.885

16.882

17.114

17.113

14.02.01 Opdrachten

4.686

6.509

6.105

7.002

6.997

7.229

7.228

14.02.02 Subsidies

8.663

8.370

8.370

8.369

8.369

8.369

8.369

– VVN

3.936

3.736

3.736

3.736

3.736

3.736

3.736

– SWOV

3.952

3.869

3.869

3.869

3.869

3.869

3.869

– Overige subsidies

775

765

765

764

764

764

764

14.02.03 Bijdragen aan agentschappen

595

669

597

597

599

599

599

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

595

669

597

597

599

599

599

14.02.05 Bijdragen aan internationale organisaties

30

30

30

0

0

0

0

14.02.06 Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

2.214

917

967

917

917

917

917

Ontvangsten

3.658

7.531

6.782

6.782

6.782

5.782

5.782

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 12 Hoofdwegennet

2.646.522

2.995.956

2.774.378

3.439.964

3.352.127

Andere ontvangsten van artikel 12 Hoofdwegennet

116.173

115.998

52.714

66.451

123.081

Totale uitgaven op artikel 12 Hoofdwegennet

2.762.695

3.111.954

2.827.092

3.506.415

3.475.208

waarvan

         

12.01

Verkeersmanagement

3.811

3.808

3.805

3.804

3.803

12.02

Beheer onderhoud en vervanging

692.080

820.509

710.491

702.519

600.800

12.03

Aanleg

905.318

1.226.155

1.054.121

1.464.864

1.672.794

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

538.082

434.962

471.795

758.774

647.553

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

623.404

626.520

586.880

576.454

550.258

12.07

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikelonderdeel 17.08 ZuidasDok

85.990

107.194

169.760

222.572

171.349

Andere ontvangsten van artikelonderdeel 17.08 ZuidasDok

         

Totale uitgaven op artikelonderdeel 17.08 ZuidasDok

85.990

107.194

169.760

222.572

171.349

waarvan

         

17.08.01

ZuidasDok

85.990

107.194

169.760

222.572

171.349

Extracomptabele verwijzing naar artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

0

0

0

40.000

68.000

Andere ontvangsten van artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

         

Totale uitgaven op artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

0

0

0

40.000

68.000

waarvan

         

20.05.1

Investeringsruimte Hoofdwegennet

0

0

0

0

0

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Fiscale regelingen 2018–2020, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1
 

2018

2019

2020

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen2

10

13

20

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen3

19

39

65

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's4

149

236

319

IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht)

374

88

MRB Halftarief plug-in hybride auto’s

38

35

34

X Noot
1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

X Noot
2

BPM = Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

X Noot
3

MRB = Motorrijtuigenbelasting

X Noot
4

IB = Inkomstenbelasting; LB = Loonbelasting

14.01 Netwerk

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor de incidentele subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en de agentschapsbijdragen aan RWS, NEa en RVO zijn volledig juridisch verplicht. Het uitgavenbudget voor de DKTI-regeling is eveneens volledig juridisch verplicht op grond van toegekende subsidies. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen.

14.02 Veiligheid

De uitgaven voor de agentschapsbijdrage aan RWS zijn volledig juridisch verplicht. De overige verplichtingen betreffen subsidies aan Veilig Verkeer Nederland (VVN), Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV), CROW en Team Alert. Voor de subsidies aan VVN, SWOV, CROW en Team Alert zijn de maximaal beschikbare subsidiebudgetten vermeld in de gepubliceerde meerjarensubsidieregelingen c.q. jaarlijks gepubliceerde subsidieplafonds.

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van lopende opdrachten. Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor met name opdrachten voor het uitvoeren van onderzoeken en het uitvoeren van verkeersveiligheidscampagnes.

14.01 Netwerk

Toelichting op de financiële instrumenten

14.01.01 Opdrachten

Het Ministerie van IenW geeft onderzoeksopdrachten in het kader van de beleidsterreinen op het gebied van verkeer, wegmaatregelen en het verduurzamen van mobiliteit. Op het gebied van verkeersemissies worden opdrachten verstrekt voor de uitvoering van steekproefcontroleprogramma's door de Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) inzake voertuigemissies. Daarbij gaat het in hoofdzaak om metingen in het laboratorium als op de weg van schadelijke stoffen in uitlaatgassen van personen-, bestel- en vrachtauto’s en bussen. Daarnaast vinden uitgaven plaats voor tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15, Smart Mobility (zoals de zelfrijdende auto) en Wegverkeersbeleid (zoals het kennisplatform tunnelveiligheid, het Programma Aanpak Stikstof en taken in het kader van de wet SWUNG: Samen werken aan de uitvoering van nieuw geluidbeleid). De uitgaven voor de overige opdrachten bestaan o.a. uit onderzoeken, communicatie, monitoring en evaluatie, gedrag- en vraagbeïnvloeding, meerjarenprogramma MIRT en Intelligente Transportsystemen (ITS). Verder worden in het kader van Urgenda, middelen ingezet, voor o.a. (intensivering) van campagnes gericht om gedragsmaatregelen naar duurzame mobiliteit versneld in gang te zetten.

Enveloppe klimaatakkoord (€ 40 miljoen).

In het Regeerakkoord is een CO2-reductieopgave in 2030 afgesproken ter hoogte van 49% waarbij een envelop van structureel € 300 miljoen op de Aanvullende Post is gereserveerd. Het aandeel van de Mobiliteitssector bedraagt jaarlijks € 40. Deze middelen worden nu technisch aan de begroting 2020 toegevoegd ten behoeve van de reductieopgave van de mobiliteitssector van 7,3 Mton en aangewend voor duurzame energiedragers, duurzame logistiek en verduurzaming personenmobiliteit.

14.01.02 Subsidies

DKTI-regeling

De Demonstratieregeling Klimaat Technologieën en Innovaties in Transport (DKTI-Transport) geeft invulling aan de doelstellingen van het Energieakkoord en het klimaatakkoord. De regeling ondersteunt projecten voor duurzaam vervoer, met als doel het verminderen van de CO2-uitstoot. De projecten zijn vanwege het innovatieve karakter veelal meerjarige projecten en vanuit doelmatigheidsoverwegingen vinden de uitkeringen op basis van de verwachte kasbehoefte en gerealiseerde voortgang over een aantal jaren plaats.

Overige subsidies

De uitgaven hebben betrekking op subsidies voor het fiets- en wandelbeleid.

14.01.03 Bijdrage aan agentschappen

RWS

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering die RWS uitvoert. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

Nederlandse Emissie Autoriteit (NEa)

Jaarlijks verstrekt het Ministerie van IenW voor het uitvoeren van o.a. wettelijke taken op het gebied van Energie Vervoer (hernieuwbare energie vervoer en brandstoffen luchtverontreiniging) een opdracht aan de NEa.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

Tenslotte wordt aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een deel van de beleidsuitvoering aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (uitvoering van de DKTI-regeling en ander beleidsondersteunende werkzaamheden) uitbesteed.

14.02 Veiligheid
14.02.01 Opdrachten

Onder opdrachten vallen de onderzoeken en activiteiten die gerelateerd zijn aan de uitvoering van het Landelijk Actieprogramma, dat een onderdeel vormt van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid zoals beleidsontwikkeling voor beginnende bestuurders, maatregelen fietsveiligheid, het verbeteren van de verkeersveiligheid voor specifieke doelgroepen zoals ouderen. Onder dit artikel vallen ook opdrachten in verband met vergoedingen commissie rijgeschiktheid van de Gezondheidsraad en onderzoek rijden onder invloed. Het stimuleren van de verkoop van veilige voertuigen gebeurt door deelname aan Euro NCAP (New Car Assessment Programme). Euro NCAP beoordeelt onafhankelijk de veiligheidsprestaties van Europa’s meest verkochte auto’s. Om gedragsbeïnvloeding te bereiken wordt onder meer het Meerjarenprogramma Campagnes Verkeersveiligheid uitgevoerd (BOB en MONO).

14.02.02 Subsidies

Er worden subsidies verstrekt aan maatschappelijke organisaties Veilig Verkeer Nederland (VVN), Fietsersbond, Team Alert, CROW en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV).

14.02.03 Bijdrage aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

14.02.06 Bijdrage aan ZBO en RWT’s

Ingevolge de Regeling maatregelen Rijvaardigheid en Geschiktheid (RMRG) ontvangt het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) een gedeeltelijke vergoeding van het Ministerie van IenW voor de onderzoeken medisch en rijvaardigheid in de vorderingenprocedure. Het resterende bedrag wordt doorberekend aan de burger. Incidentele werkzaamheden voor ZBO en RWT’s komen eveneens ten laste van deze post. Hiervoor vinden incidentele overboekingen vanuit de opdrachtenbudgetten plaats.

Beleidsartikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor

Algemene Doelstelling

Om ervoor te zorgen dat reizigers veilig, betrouwbaar en betaalbaar kunnen reizen van A naar B ontwikkelt, beheert en stuurt IenW de benutting van de hoofdspoorweginfrastructuur aan en stelt zij decentrale overheden in staat het Openbaar Vervoer buiten de hoofdspoorweginfrastructuur hiertoe te ontwikkelen, te beheren en te benutten. Daarbij zorgt IenW tegelijkertijd dat verladers van goederen over het spoor de trein in toenemende mate als een aantrekkelijke vervoersoptie beschouwen.

IenW zet in op een hoofdspoorweginfrastructuur en Openbaar Vervoer dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland, aan het behalen van de milieunormen en de sociale functie van het Openbaar Vervoer. Om deze doelen, die ook beschreven staan in de Lange Termijn Spooragenda deel 2 (Kamerstukken II 2013–2014, 29 984, nr. 474), te behalen werkt IenW samen met medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

(Doen) Uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid). Voor het Openbaar Vervoer en Spoor betekent dit dat de Minister zorgt voor:

  • Een concessie voor het vervoer over het hoofdrailnet (NS) waarin het aanbod van het reizigersvervoer op het hoofdrailnet is vastgelegd.

  • De uitvoering van het beheer, onderhoud en vervanging van railinfrastructuur, verkeersleiding, capaciteitsmanagement en het oplossen van veiligheidsknelpunten door ProRail onder aansturing van IenW (via de beheerconcessie). Deze activiteiten zijn terug te vinden op het Infrastructuurfonds (artikel 13).

  • De besluitvorming over en uitvoering van investeringen in de hoofdspoorweginfrastructuur (incl. stations) in relatie tot gebiedsontwikkeling. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd. De middelen worden beschikbaar gesteld via het Infrastructuurfonds.

  • Een bijdrage aan de financiering (via het Provinciefonds of de BDU) van het gedecentraliseerde Openbaar Vervoer.

  • Een concessie voor de Waddenveren (met uitzondering van Texel).

  • De financiering (via het Infrastructuurfonds) van het programma Beter Benutten Decentraal Spoor.

  • Het vormgeven (in saneringsplannen) en uitvoeren van de aanpak van hoge geluidsbelastingen langs het hoofdrailnet door middel van het Meerjarenprogramma geluidsanering (MJPG).

  • Om onder meer de veiligheid verder te verhogen wordt het European Railway Traffic Management System (ERTMS) ingevoerd.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van het beleid inzake openbaar vervoer (per trein, bus, tram, metro, taxi en waddenveren), waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. IenW zorgt voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan via wet- en regelgeving, aansturing van ProRail en NS in het beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur en stations en afspraken met decentrale overheden, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Uitvoering vindt plaats door middel van samenwerking in de gehele ov-keten en de gehele goederenketen. Het beleid stimuleert en faciliteert deze samenwerking.

Deze regierol wordt ingevuld door:

  • Regelgeving en afspraken over voorzieningen- en kwaliteitsniveaus bij infrastructuur in het kader van veiligheid, betrouwbaarheid, doorstroming en duurzaamheid.

  • Regelgeving en afspraken over concessie overstijgende onderwerpen waar het voor de reiziger van belang is dat zaken uniform geregeld worden, ongeacht de vervoerder of concessie (zoals sociale veiligheid, toegankelijkheid, ov-chipkaart, taxivervoer en ov-data).

  • Regelgeving en afspraken over de benutting van de ov-infrastructuur en de ordening van de ov-markt. Hierbij worden de aanbevelingen van de parlementaire enquête Fyra betrokken.

  • Het stimuleren van de samenwerking in de gehele ov-keten en de spoorgoederenvervoerketen, door het organiseren van platforms en tafels.

  • De inzet van de Beleidsimpuls railveiligheid (Kamerstukken II 2015–2016, 29 893, nr. 204), waarin de prioriteiten in de veiligheidsaanpak voor de komende jaren zijn benoemd, zoals het Landelijke Verbeterprogramma Overwegen, het programma niet-actief beveiligde overwegen (nabo), het STS-verbeterprogramma (reductie stop tonend sein passages), suïcidepreventie en externe veiligheid langs het spoor en bij emplacementen.

Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Indicatoren en kengetallen

Hieronder staan de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor Openbaar Vervoer en Spoor.

In productartikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Kengetal: Klanttevredenheid regionaal openbaar vervoer
 

2015

2016

2017

Algemeen oordeel

7,5

7,6

7,6

Informatie en veiligheid

7,7

7,7

7,9

Rijcomfort

7,6

7,6

7,6

Tijd en doorstroming

7,0

7,0

7,2

Prijs

6,6

6,7

6,7

 

2018

 

Regionaal OV

Hoofdrailnet

Nederland

Totaaloordeel

7,7

7,6

7,7

Cluster 1 Veiligheid

8,1

8,1

8,1

Cluster 2 Snelheid

7,4

7,4

7,4

Cluster 3 Gemak

7,3

7,5

7,4

Cluster 4 Comfort

7,9

7,8

7,9

Cluster 5 Beleving

7,2

7,1

7,2

Toelichting

De OV-Klantenbarometer is het klanttevredenheidsonderzoek voor het openbaar vervoer. De OV-Klantenbarometer 2018 is geheel vernieuwd ten opzichte van de vorige edities. De onderwerpen zijn opnieuw geclusterd en de hoofrailnetconcessie is aan het onderzoek toegevoegd, conform Motie Dik-Faber. Bovendien hebben in 2018 vier metingen plaatsgevonden. In de vorige edities was dit één meting in het najaar. In 2018 wordt daarom een nieuwe reeks gestart, waarbij ook de sociale veiligheid van reizigers wordt meegenomen. Door deze nieuwe meetmethode is het niet mogelijk de cijfers over 2018 te vergelijken met de cijfers over de jaren daarvoor. Volledigheidshalve zijn bij deze begroting zowel de reeks 2015–2017 volgens de oude meetmethode als de gegevens 2018 volgens de nieuwe methode gepresenteerd.

De clusters bestaan uit de volgende onderwerpen:

Cluster 1 Veiligheid: veiligheid rit, algemeen, halte/station.

Cluster 2 Snelheid: frequentie, overstaptijd, reissnelheid, punctualiteit.

Cluster 3 Gemak: gebruiksgemak ov-kaart, vervoersbewijs kopen, info halte, informatie rit, info vertragingen.

Cluster 4 Comfort: klimaat, instappen, zitplaats, overlast, rijstijl.

Cluster 5 Beleving: inrichting, netheid, klantvriendelijkheid, geluid.

Kengetal: Sociale veiligheid in het stads- en streekvervoer
 

2015

2016

2017

2018

Waardering veiligheidsgevoel in het voertuig als rapportcijfer

       

– Reizigers (1)

8

8

8,1

Zie ad 5

– Personeel (2)

n.b.

6,8

n.b.

7

Onveiligheidsincidenten in en rond het OV in %

       

– Reizigers(3)

14

14

16

Zie ad 5

– Personeel(4)

n.b.

62

n.b.

49

Bron: CROW-KpVV Personeelsmonitor stads- en streekvervoer 2018 en CROW-KpVV OV-Klantenbarometer 2018

Toelichting

Ad 1) Dit cijfer betreft het veiligheidsgevoel van de reizigers tijdens de rit.

Ad 2) Dit cijfer betreft het veiligheidsgevoel van het personeel zowel in als rond het openbaar vervoer. Dit cijfer wordt tweejaarlijks gemeten.

Ad 3) Dit betreft het percentage reizigers dat slachtoffer is geworden van een incident.

Ad 4) Dit is het percentage van het personeel dat één of meerdere keren slachtoffer is geweest van een incident. Dit cijfer wordt tweejaarlijks gemeten.

Ad 5) Deze cijfers worden vanaf heden meegenomen in de nieuwe klantenbarometer.

Kengetal: Sociale veiligheid NS
 

2015

2016

2017

2018

Klantoordeel sociale veiligheid

80,1%

87,1%

88,0%

90%

Indicator: Reizigerspunctualiteit en Algemeen klantoordeel
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Bodem

waarde

Progressie

waarde

Streef

waarde

 

2015

2016

2017

2018

2015–2019 (1)

2016 (1)

2019 (1)

Reizigerspunctualiteit (2)

91,0%

90,6%

91,6%

92,6%

88,9%

90,5%

91,1%

Algemeen klantoordeel (3)

74%

77%

80%

86%

74%

76%

80%

Toelichting

Ad 1) Met ingang van de nieuwe vervoerconcessie is de systematiek van jaarlijks veranderende grenswaarden gewijzigd in een systematiek van bodem- en streefwaarden. De bodemwaarde is de waarde waaronder NS niet mag presteren op straffe van een boete. De streefwaarde voor 2019 werkt met een bonus/malus-regime, waardoor er zowel een positieve als een negatieve prikkel is om de gewenste verbetering van de prestaties te realiseren. Voor elke prestatie-indicator geeft NS in het vervoerplan een zogeheten progressiewaarde voor het betreffende jaar waar de ambitie in zit. Progressiewaarden en realisaties moeten tezamen over het geheel gezien progressie tonen richting de streefwaarden voor 2019. In de midterm review die gedurende het jaar 2020 loopt, wordt gekeken naar een nieuwe bodem-, progressie en streefwaarde.

Ad 2) De indicator Reizigerspunctualiteit laat het percentage reizigers zien voor wie de treinreis qua reistijd is geslaagd. Dat wil zeggen dat de trein daadwerkelijk gereden heeft, bij aankomst minder dan 5 minuten vertraging had en de voor de overstappers geplande aansluiting is gehaald.

Ad 3) Het Algemeen klantoordeel geeft het percentage reizigers dat het reizen per trein op het hoofdrailnet met een zeven of hoger waardeert.

Indicator: spoorveiligheid (naar risicodrager)

Nr.

Risico-drager1

Omschrijving indicator

2015

2016

2017

NRV2

1

Veiligheidsrisico treinreizigers

SGEL3 onder reizigers/jaar/mld. reizigerskm’s

0,011

0,00

0,00

0,089

2

(Mogelijke) ongevallen met treinen

         

2.1

 

Aantal significante ongevallen/mln. treinkm’s

0,20

0,18

0,16

 

2.2

 

Aantal significante treinbotsingen/mln. treinkm’s

0,01

0,01

0,00

 

2.3

 

Aantal significante ontsporingen/mln. treinkm’s

0,01

0,00

0,01

 

2.4

 

Aantal STS4 passages

100

100

105

 

3

Veiligheidsrisico spoorpersoneel

SGEL onder spoorpersoneel/jaar/mld. treinkm’s

1,28

13,96

1,26

5,97

4

Veiligheidsrisico overweggebruikers

SGEL onder overweggebruikers/jaar/mld. treinkm’s

84,70

19,68

38,38

127,0

5

Suïcides

Aantal spoorsuïcides

223

221

215

 

Bron: ILT Jaarverslag Spoorveiligheid 2017, Kamerstukken II, 2018/2019 29 893 nr. 224

Hierboven staan de indicatoren voor spoorveiligheid zoals worden gehanteerd op basis van de Beleidsimpuls Railveiligheid. Over de indicatoren wordt jaarlijks gerapporteerd op basis van het Jaarverslag Spoorveiligheid, opgesteld door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) in functie als National Railway Safety Authority. Hierin worden de indicatoren in samenhang met de achterliggende veiligheidsrisico’s nader toegelicht.

In bovenstaande tabel is voor de belangrijkste acht spoorveiligheidsindicatoren aangegeven wat de stand van zaken eind 2017 was op basis van de indicatoren. De stand van zaken 2018 komt in oktober 2019 beschikbaar.

Ad 1) Risicodrager = actoren met verschillende rollen die binnen het spoorsysteem veiligheidsrisico’s lopen.

Ad 2) NRV = National Reference Value, de in Europees kader vastgestelde referentiewaarde per lidstaat voor de betreffende indicator.

Ad 3) SGEL = Slachtoffers en Gewogen Ernstige Letsels.

Dit is een kwantificering van de gevolgen van ernstige ongevallen met doden en ernstige letsels, waarbij 1 ernstig letsel statistisch gelijk is aan 0,1 overledene.

Ad 4) = Stop tonend sein.

Kengetal: Aantal treinbewegingen goederentreinen per week
 

2015

2016

2017

2018

Betuweroute (Meteren-Valburg)

440

390

470

400

Zevenaar grens

470

400

470

400

waarvan Betuweroute

440

380

460

390

Oldenzaal grens

100

130

110

120

Venlo grens

270

310

240

320

Maastricht grens

30

40

50

50

Roosendaal grens

130

140

150

160

Bron: ProRail Operatie, VL/PAB en ProRail Vervoer en Dienstregeling PV/POV

Toelichting

De treinbewegingen van goederentreinen in bovenstaande tabel zijn afgerond op tientallen.

Beleidswijzigingen

In het voorjaar van 2020 neemt de Staatssecretaris een integraal besluit over de ordening en sturing op het spoor na 2024. Dan loopt de vervoerconcessie op het hoofdrailnet af. Om in 2020 een gedegen besluit te kunnen nemen heeft de Staatssecretaris de Kamer per brief van 28 november 2017 (Kamerstukken II, 29 984, nr 733), 30 mei 2018 (Kamerstukken II, 29 984, nr. 768) en 15 mei 2019 (Kamerstukken II, 29 984 nr. 849) geïnformeerd over de onderzoeken die worden uitgevoerd («bouwstenen») t.b.v. de besluitvorming. Het belangrijkste element van het besluit is de keuze of de nieuwe vervoerconcessie na 2024 voor het hoofdrailnet onderhands aan NS wordt gegund of wordt aanbesteed. Daarbij is ook van belang welke omvang het hoofdrailnet dan heeft. Daarnaast wordt bezien, conform afspraken in het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34), wat de verschillende opties voor het eigendom en de exploitatie van de stations zijn. En de Staatssecretaris beziet in hoeverre randvoorwaardelijke maatregelen nodig zijn om het gelijke speelveld op de spoormarkt te blijven borgen en de gevolgen van de Europese introductie van open toegang tot het binnenlandse netwerk in goede banen te leiden. De resultaten van het onderzoek naar de effecten van openbaar aanbesteden van het openbaar vervoer worden betrokken bij het integrale besluit.

In de eerste helft van 2020 zijn ook de resultaten van de midterm review (MTR) van de NS-vervoerconcessie op het hoofdrailnet bekend. Hierover zijn afspraken gemaakt in de vervoerconcessie. De MTR-resultaten worden vervolgens ook betrokken bij de integrale besluitvorming over de ordening en sturing op het spoor na 2024.

In 2020 wordt de behandeling van de Instellingswet van het ZBO ProRail in de Tweede Kamer afgerond en wordt dit voorstel ingediend bij de Eerste Kamer. Ook zal de lagere regelgeving voor advies worden aangeboden aan de Raad van State.

Door ProRail wordt in samenwerking met andere partijen in opdracht van het Ministerie van IenW gewerkt aan de verbetering van het spoor, toegankelijke stations en nieuwe fietsparkeervoorzieningen. Daarnaast zal het station Driebergen-Zeist opgeleverd worden. Ook op het gebied van spoorveiligheid worden de overwegenaanpak en het programma ERTMS doorgezet. Nadat in 2019 de programmabeslissing ERTMS is genomen zal 2020 het jaar worden dat volledig staat in het teken van de start van de aanbesteding en realisatie. De aanbestedingsprocedures voor de infrastructuur en het materieel worden in volle gang gezet en zullen deels worden voltooid.

In juni 2018 heeft de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer een maatregelenpakket voorgelegd om de ambitie voor het spoorgoederenvervoer in het regeerakkoord invulling te geven (Kamerstukken II 2017–2018, 29 984, nr. 782). De implementatie van dit pakket maatregelen zal ook in 2020 verder worden opgepakt, o.a. door het stimuleren van 740 meter treinen, verlagen van de kosten door middel van een subsidieregeling en verbetering van de samenwerking in de havenlogistiek. Tegelijkertijd streeft het maatregelenpakket naar een vermindering van de omgevingseffecten zoals trillingen, geluid en externe veiligheid. Onderdeel van het maatregelenpakket is om het transport van goederen over het spoor goedkoper te maken, door spoorgoederenvervoerders een gedeeltelijke compensatie van de gebruiksvergoeding te verlenen. Voor de gedeeltelijke compensatie is een bedrag van maximaal € 70 miljoen beschikbaar voor een periode van vijf jaar.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid art. 16 Openbaar Vervoer en Spoor (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Verplichtingen

4.801

32.221

23.353

29.853

22.456

21.299

9.643

Uitgaven

15.728

33.375

28.508

28.006

26.814

23.524

10.123

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

93%

       

16.01 OV en Spoor

15.728

33.375

28.508

28.006

26.814

23.524

10.123

16.01.01 Opdrachten

4.397

6.641

6.399

5.758

5.702

5.748

5.747

16.01.02 Subsidies

7.975

23.014

18.719

18.957

17.819

14.479

1.079

– Maatregelenpakket Spoorgoederenvervoer

0

14.400

14.600

14.900

13.700

12.400

0

– 3e spoor Duitsland

1.071

2.900

3.000

2.938

3.000

1.000

0

– NS Samenloop Twente

0

2.000

0

0

0

0

0

– Sociale veiligheid Spoor

3.600

1.750

0

0

0

0

0

– Overige Subsidies

3.304

1.964

1.119

1.119

1.119

1.079

1.079

16.01.03 Bijdragen aan agentschappen

936

964

940

841

843

847

847

– Waarvan bijdrage aan agentschap KNMI

45

45

45

45

45

45

45

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

891

919

895

796

798

802

802

16.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

2.349

2.656

2.350

2.350

2.350

2.350

2.350

– CLU Betuweroute en HSL

2.349

2.656

2.350

2.350

2.350

2.350

2.350

16.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

71

100

100

100

100

100

100

Ontvangsten

375

750

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 13 Spoorwegen

1.897.050

1.838.192

1.793.601

1.634.041

1.528.661

Andere ontvangsten van artikel 13 Spoorwegen

181.758

195.878

208.458

213.339

217.430

Totale uitgaven op artikel 13 Spoorwegen

2.078.808

2.034.070

2.002.059

1.847.380

1.746.091

waarvan

         

13.02

Beheer onderhoud en vervanging

1.472.225

1.405.086

1.311.026

1.267.232

1.263.417

13.03

Aanleg

431.554

451.417

511.367

398.896

299.208

13.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

165.039

167.577

169.676

171.262

173.476

13.07

Rente en aflossing

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

13.08

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzing naar artikel 14 Regionaal, lokale Infrastructuur van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur

181.250

7.979

90.406

32.606

33.126

Andere ontvangsten van artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur

         

Totale uitgaven op artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur

181.250

7.979

90.406

32.606

33.126

waarvan

         

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

150.935

7.095

43.705

32.606

33.126

14.02

Regionale Mobiliteitsfondsen

0

0

0

0

0

14.03

RSP-ZZL: Pakket Bereikbaarheid

30.315

884

46.701

0

0

Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.10 PHS van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17 Megaprojecten Verkeer en Vervoer

405.752

415.559

618.637

766.876

853.658

Andere ontvangsten van artikel 17 Megaprojecten Verkeer en Vervoer

46.141

75.445

43.616

57.494

44.358

Totale uitgaven op artikel 17 Megaprojecten Verkeer en Vervoer

451.893

491.004

662.253

824.370

898.016

waarvan

0

0

0

0

0

17.02

Betuweroute

0

0

0

0

0

17.03

Hogesnelheidstrein-Zuid

4.420

1.711

0

0

0

17.07

ERMTS

155.813

133.793

158.581

223.051

318.753

17.10

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

198.811

247.160

333.652

378.487

407.654

Extracomptabele verwijzing naar artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

0

0

0

40.000

68.000

Andere ontvangsten van artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

         

Totale uitgaven op artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

0

0

0

40.000

68.000

waarvan

           

20.05.2

Investeringsruimte Spoorwegen

0

0

0

40.000

68.000

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Fiscale regelingen 2018–2020, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1
 

2018

2019

2020

BPM Teruggaaf taxi’s en openbaar vervoer2

74

80

MRB Vrijstelling taxi’s en openbaar vervoer3

50

46

45

Reisaftrek OV

9

9

9

X Noot
1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

X Noot
2

BPM = Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

X Noot
3

MRB = Motorrijtuigenbelasting

16.01 OV en Spoor

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies, de agentschapsbijdrage aan RWS, de bijdragen aan medeoverheden en de bijdragen aan (inter)nationale organisaties zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon. De agentschapsbijdrage, de bijdrage aan medeoverheden en de bijdragen aan (inter)nationale organisaties hebben een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is circa de helft juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen. Het betreft hier onder andere de bijdrage aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM), uitgaven voor de OV-begeleiderskaart, de continue screening van de taxibranche, de uitbesteding van SWUNG1-taken en het onderzoek voor het rekenmodel trillingen spoorwegen. Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor uitvoering van taken die voortvloeien uit de werkagenda van het NOVB inzake de OV-chipkaart, het stimuleren van het beschikbaar stellen van (actuele) brongegevens voor reisinformatiediensten in het kader van het project Nationale Data Openbaar Vervoer en het uitvoeren van activiteiten ter ondersteuning van het beheer van en vervoer over het spoor via concessies en de uitvoering van de Lange Termijn Spooragenda. Ook wordt bijgedragen aan de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en aan uitgaven om een gelijk speelveld te creëren in het openbaar vervoer.

16.01 OV en Spoor

Toelichting op de financiële instrumenten

16.01.01 Opdrachten

Dit betreffen voornamelijk (lopende) opdrachten voor de implementatie van de OV-chipkaart, monitoring sociale veiligheid, het stimuleren van het beschikbaar stellen van (actuele) brongegevens voor reisinformatiediensten in het kader van het project Nationale Data Openbaar Vervoer (NDOV), de beheer- en vervoerconcessie, de uitbesteding van SCHWUNG1-taken, het onderzoek naar verbetermogelijkheden voor het rekenmodel trillingen spoorwegen, het onderzoek naar verplaatsingen in Nederland (OVIN) en aanpassingen in de spoorwegwetgeving. Ook wordt bijgedragen aan de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en aan uitgaven om een gelijk speelveld te creëren in het openbaar vervoer. Daarnaast maakt de jaarlijkse vergoeding aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) onderdeel uit van deze middelen, wat een vergoeding is voor haar werk op het gebied van spoor zoals de Vervoerkamer. De Vervoerkamer reguleert de relatie tussen de beheerders en de gebruikers van het spoor.

16.01.02 Subsidies

Tijdelijke subsidieregeling spoorgoederenvervoer voor bijzondere omleidingskosten: deze regeling heeft tot doel de marktpositie van het spoorgoederenvervoer ten opzichte van het meer vervuilende goederenvervoer over de weg te behouden gedurende de periode dat de Betuweroute door de aanleg van een derde spoor in Duitsland tussen Emmerich en Oberhausen verminderd beschikbaar is en spoorwegondernemingen daardoor geconfronteerd worden met extra kosten door omleiding. Voor de jaren 2016 tot en met 2020 bedraagt het subsidieplafond € 13 miljoen inclusief de uitvoeringskosten.

In de tabel Budgettaire gevolgen van beleid bij dit beleidsartikel is een bedrag van € 14,6 miljoen aan subsidieverplichtingen voor het jaar 2020 opgenomen. Dit bedrag is onderdeel van het maatregelenpakket spoorgoederenvervoer om het transport van goederen over het spoor goedkoper te maken, door spoorgoederenvervoerders een gedeeltelijke compensatie van de gebruiksvergoeding te verlenen. Doel van deze subsidies is het verbeteren van de positie van goederenvervoerders. Deze subsidies worden verstrekt aan de goederenvervoerders. Voor de gedeeltelijke compensatie heeft de Staatssecretaris een bedrag van maximaal € 70 miljoen gereserveerd voor een periode van 5 jaar (2019 tot en met 2023). Deze begrotingsvermelding vormt de wettelijke grondslag voor de hier bedoelde subsidieverleningen als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.

In de tabel Budgettaire gevolgen van beleid bij dit beleidsartikel is een bedrag van € 0,3 miljoen aan subsidieverplichtingen voor het jaar 2020 opgenomen. Dit bedrag heeft betrekking op de mogelijke verlening van een subsidie om belemmeringen voor grensoverschrijdend treinverkeer waar mogelijk weg te nemen door maatregelen en bijdragen ter stimulering van internationaal personenvervoer. Door deze bijdrage kunnen reizigers veilig, betrouwbaar en betaalbaar reizen van Nederland naar Duitsland en vice versa. Deze subsidie wordt verstrekt aan Verkeersverbund Rhein-Ruhr. Deze begrotingsvermelding vormt de wettelijke grondslag voor de hier bedoelde subsidieverlening als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.

In de tabel Budgettaire gevolgen van beleid bij dit beleidsartikel is een bedrag van € 0,6 miljoen aan subsidieverplichtingen voor het jaar 2020 en 2021 opgenomen. Dit bedrag heeft betrekking op de mogelijke verlening van een subsidie voor de beleidsondersteuning voor de vereniging ROVER en voor het in stand houden van het ov-loket. Doel van deze subsidies is het ondersteunen van reizigers en een loket te organiseren waar zij terecht kunnen. Deze subsidies worden verstrekt aan de Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer. Deze begrotingsvermelding vormt de wettelijke grondslag voor de hier bedoelde subsidieverleningen als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.

16.01.03 Bijdrage aan agentschappen

Met Rijkswaterstaat zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering. Dit zijn taken die Rijkswaterstaat uitvoert in opdracht van de beleidsdepartementen. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

Met het KNMI zijn afspraken gemaakt over informatievoorziening, bijvoorbeeld rondom winterse omstandigheden, die van belang is voor de veiligheid van het vervoer over het spoor.

16.01.04 Bijdrage medeoverheden

Dit betreft een jaarlijkse bijdrage voor de Complete Lijn Uitschakeling (waarbij bijvoorbeeld bij een incident een tracé als geheel wordt uitgeschakeld) en de inzet van de 25kV Spanningstester (CLU+) op de Betuweroute en HSL in het kader van de daartoe gesloten overeenkomst met de betrokken Veiligheidsregio’s.

16.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Dit betreft een bijdrage aan de Organisation pour les Transports Internationaux Ferroviaires (OTIF). Deze internationale organisatie richt zich vooral op het creëren van een uniform rechtssysteem voor het vervoer van passagiers en vracht per rails.

Beleidsartikel 17 Luchtvaart

Algemene doelstelling

Het versterken van de internationale concurrentiekracht van de Nederlandse luchtvaartsector en het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam luchtvaartbestel voor goederen, passagiers en omwonenden.

Regisseren

Rollen en verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van de kaders en voor het binnen deze kaders (doen) realiseren van de gewenste ontwikkeling van de Nederlandse luchtvaart. De rol «regisseren» heeft betrekking op de volgende taken:

  • Voor een veilig en duurzaam gebruik van netwerken stelt de Minister normen en handhaaft deze. Daarbij valt te denken aan de wetgeving voor het Nieuw Normen- en Handhavingstelsel Schiphol om geluidshinder te beperken. Om de concurrentiekracht van de luchtvaart te versterken streeft de Minister internationaal naar een gelijk speelveld. Daarin passen een actief Nederlands lidmaatschap van de International Civil Aviation Organization (ICAO) en een gerichte bijdrage in de totstandkoming van Europese regelgeving inclusief een actieve rol in agentschappen als de European Aviation Safety Agency (EASA).

  • Voor het in stand houden en versterken van het luchtvaartnetwerk van verbindingen van Nederland met de rest van de wereld zijn internationale overeenkomsten cruciaal (multilateraal en bilateraal). De Minister sluit hiertoe overeenkomsten met de vanuit de Nederlandse luchtvaartpolitiek gezien belangrijke landen.

  • Daarnaast wordt mede vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving de innovatie en de transitie naar een duurzame luchtvaart bevorderd.

  • IenW zorgt voor de regelgeving op het gebied van marktordening, passagiersrechten, veiligheid, milieu en security. Veel van deze regelgeving komt in internationaal of Europees kader tot stand. In deze kaders levert Nederland een actieve bijdrage gericht op de Nederlandse belangen.

  • De Minister richt zich nationaal en internationaal op het veiligstellen en verbeteren van de inrichting, het beheer en het gebruik van het luchtruim en op de verbetering van de prestaties van Luchtverkeersleiding Nederland en het Maastricht Upper Area Control Centre, een intensievere samenwerking tussen civiele en militaire luchtverkeersleidingsorganisaties (co-locatie) en een betere samenwerking van internationale luchtverkeersleidingsorganisaties binnen het Functional Airspace Block Europe Central (FABEC).

  • De Minister geeft zoveel mogelijk ruimte voor ondernemerschap, met een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor duurzaamheid en voor een permanente verbetering van de veiligheid middels introductie van veiligheidsmanagement en toezicht gebaseerd op risico’s en veiligheidsprestatie.

  • De Minister richt zich op het veilig stellen van voldoende nationale luchthavencapaciteit en geeft invulling aan de wettelijke taken en verplichtingen ten aanzien van inrichting en gebruik van luchthavens en de omgeving.

  • Voorts zet de Minister in op een intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen betrokken bij bovenstaande beleidsopgaven.

  • Tevens draagt de Minister zorg voor een actieve inzet van Nederland in internationale gremia waar discussies worden gevoerd en besluiten worden genomen die van invloed zijn op het Nederlandse (mainport)beleid, zoals in de Europese Raad van Transportministers.

  • Het behalen van de doelstelling hangt af van de betrokkenheid van en samenwerking met andere overheden en het bedrijfsleven. Daarnaast spelen het innovatieve vermogen van en technologische ontwikkelingen in de luchtvaartsector, de internationale ontwikkelingen en ontwikkelingen in internationale organisaties (EU, Eurocontrol, EASA, ICAO, e.a.) een rol alsmede economische ontwikkelingen in Nederland.

Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Indicatoren en kengetallen

Indicator: Creëren van luchthavencapaciteit Schiphol
 

Basiswaarde 2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Streefwaarde 2020

Gerealiseerde vliegtuigbewegingen t.o.v. plafond 500.000

390.000

386.000

420.000

423.000

426.000

438.300

450.679

479.000

497.000

499.446.

500.000

 

78%

77%

84%

84%

85%

88%

90%

96%

99%

99%

100%

Bron realisatie: https://www.schiphol.nl/nl/schiphol-group/pagina/verkeer-en-vervoer-cijfers/

Bron streefwaarde: (Kamerstukken II 2014–2015, 34 098, nrs. 1–3 ).

Toelichting

Voor de luchthaven Schiphol is in 2008 voor de periode tot en met 2020 een plafond voor het aantal vliegtuigbewegingen afgesproken van 510.000. In 2015 is dat plafond verlaagd naar 500.000 per jaar. Het Rijk heeft daarnaast de verantwoordelijkheid voor het creëren van capaciteit op de luchthavens Eindhoven en Lelystad.

Er is gewerkt aan het wettelijk verankeren van het Nieuwe Normen- en Handhavingstelsel voor de luchthaven Schiphol (NNHS). Dit is van belang voor de indicator over luchthavencapaciteit, omdat de toegestane aantal vliegbewegingen een afgeleide zijn van deze regelgeving. De wet waarin dit stelsel is opgenomen, is op 30 maart 2016 gepubliceerd in het Staatsblad, maar nog niet formeel in werking getreden. Het bij de nieuwe wet behorende Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (LVB) is nog in voorbereiding. Totdat het in voorbereiding zijnde LVB in werking is getreden, is het nieuwe stelsel formeel nog niet van kracht. Deze wijziging van het LVB voor de verankering van het NNHS wordt in de tweede helft van 2019 in procedure gebracht.

Indicator: Creëren extra luchthavencapaciteit Eindhoven en Lelystad
 

Basiswaarde 2009

Gerealiseerd t/m 2016

Gerealiseerd t/m 2017

Gerealiseerd

t/m 2018

Streefwaarde 2020

Luchthaven capaciteit Eindhoven

0

25.000

25.000

25.000

25.000

Luchthaven capaciteit Lelystad

0

45.000

45.000

45.000

45.000

Bron Eindhoven: Luchthavenbesluit Eindhoven 2014 (Kamerstukken II 2013–2014, 31 936, nr. 187), Vergunning burgermedegebruik exploitant militaire luchthaven Eindhoven ten behoeve van Eindhoven Airport N.V. (gebruiksjaren 2016 tot en met 2019) (Stcrt., 47829, nr. 28).

Bron Lelystad: Luchthavenbesluit Lelystad (Staatsblad 2015 nr. 130).

Toelichting

De ontwikkeling van Eindhoven en Lelystad (met in totaal 70.000 extra vliegtuigbewegingen op jaarbasis) moet ervoor zorgen dat Schiphol meer ruimte overhoudt voor mainportverkeer en de concurrentiepositie van Schiphol wordt versterkt, conform het Convenant «Behoud en versterking mainportfunctie en netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol».

Op 17 december 2015 is aan Eindhoven Airport NV voor de jaren 2016 tot en met 2019 een vergunning verleend voor burgermedegebruik van de militaire luchthaven Eindhoven voor de volledige ruimte van 25.000 extra vliegtuigbewegingen (Stcrt. 2015, 47829).

Ten behoeve van de uitbreiding van Lelystad Airport heeft het kabinet een Luchthavenbesluit vastgesteld dat op 1 april 2015 in werking is getreden met een voorziene uitbreiding van de luchthaven voor groot commercieel verkeer: gefaseerd naar maximaal 45.000 vliegtuigbewegingen. Tot de herziening van het luchtruim is dit aantal maximaal 10.000 vliegtuigbewegingen. Alle betrokken overheden en marktpartijen werken met volle inzet aan ingebruikname van de luchthaven. Op 21 februari 2018 is de Tweede Kamer bij brief geïnformeerd dat de openingsdatum van Lelystad Airport voor groot commercieel verkeer is uitgesteld. In dezelfde brief is de Tweede Kamer geïnformeerd over de actualisatie van de MER voor Lelystad Airport en de geoptimaliseerde aansluitroutes voor de luchthaven. (Kamerstukken II 2017–2018, 31 639, nr. 462).

Indicator: Positie in de ranglijst o.b.v. aeronautical kosten (luchthavengelden, ATC-heffingen, overheidsheffingen) van hoog (positie 1) tot laag (positie 10)

Luchthaven

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Streefwaarde 2016 e.v.

London Heathrow (LHR)

1

1

1

1

1

 

Parijs (CDG)

3

3

4

4

4

 

Frankfurt (FRA)

2

2

2

2

2

 

Gatwick

4

4

3

3

5

 

Schiphol

8

9

9

10

10

< LHR, FRA, CDG

Zürich

5

6

5

5

6

 

München

6

5

6

6

3

 

Brussel

9

8

8

8

7

 

Madrid

7

7

7

7

8

 

Bron: SEO Benchmark Luchthavengelen en Overheidsheffingen van verschillende jaren (2014 t/m 2018).

Toelichting

Onder andere in de Actieagenda Schiphol (Kamerstukken II 2015–2016 29 665, nr. 224) staat dat het belangrijk is dat Schiphol een concurrerend kostenniveau behoudt. Om dit te kunnen vaststellen, vindt jaarlijks een vergelijking plaats van de luchthavengelden, de Air Traffic Control (ATC)-heffingen en de overheidsheffingen op Schiphol en tien concurrerende luchthavens. In deze benchmark wordt berekend wat op de verschillende luchthavens voor een identiek pakket vluchten, dat representatief is voor Schiphol, aan deze kosten betaald zou moeten worden. De resultaten van de laatste benchmark laten zien dat Schiphol medio 2018 op dit vlak de goedkoopste is van de negen onderzochte West-Europese luchthavens in de benchmark. In de benchmark wordt Schiphol ook met de luchthavens Dubai en Istanbul Atatürk vergeleken. Dubai is marginaal duurder dan Schiphol. Istanbul Atatürk is als enige luchthaven goedkoper.

Kengetal: Geluidsbelasting rond Schiphol

Periode

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

grenswaarde TVG

Gedurende het gehele etmaal (Lden)

62,71

62,45

62,55

62,67

62,79

62,81

62,57

63.46 dB(A)

Gedurende de periode van 23.00 tot 7.00 uur (Lnight)

52,47

52,09

52,14

52,53

52,46

52,25

51,68

54.44 dB(A)

Bron: Handhavingsrapportage Schiphol (ILT, 2018) Bron grenswaarde: Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (2004).

Toelichting

In het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol zijn voor de luchthaven Schiphol de grenzen gesteld aan de totale hoeveelheid geluid (Totaal Volume Geluid, TVG) dat het vliegverkeer in een jaar mag produceren. De geluidsbelasting van het vliegverkeer moet worden begrensd met op handhavingspunten vastgestelde grenswaarden (aan de baankoppen en bij aanpalende bebouwde kom).

In het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol is vastgelegd dat de totale hoeveelheid geluid van het luchthavenluchtverkeer bij Schiphol per gebruiksjaar overdag (de Lden) niet meer dan 63,46 dB(A) en voor de nacht (de Lnight) niet meer dan 54,44 dB(A) mag bedragen. Bij dreigende overschrijding wordt door de ILT handhavend opgetreden. De Handhavingsrapportage Schiphol 2017 van de ILT is aan de Tweede Kamer aangeboden op 22 mei 2019 (Kamerstukken II 2018–2019, 29 665, nr. 370).

Voor de jaarlijkse totale risicogewicht score (TRG-score) voor Schiphol in relatie tot de TRG-grenswaarde in het Luchthavenverkeerbesluit wordt verwezen naar de handhavingsrapportage Schiphol, ILT, 2018.

Kengetal: Aantal passagiersbestemmingen waarnaar (> 2 x per jaar) met vnl. geregelde vluchten wordt gevlogen per luchthaven

Luchthaven

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Amsterdam

258

246

253

263

271

266

261

264

263

262

266

272

Frankfurt

288

291

284

283

288

301

286

286

287

290

309

322

London Heathrow

181

177

171

165

174

176

176

179

180

186

203

210

Parijs Charles de Gaulle

260

273

272

271

268

256

258

278

274

290

294

316

Brussel

158

190

183

188

200

190

181

192

190

193

200

204

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), op basis van APGdat

Toelichting

In deze tabel is het aantal passagiersbestemmingen per luchthaven opgenomen waarvoor geldt dat deze meer dan twee keer per jaar worden aangevlogen. Het aantal bestemmingen is in 2018 op alle luchthavens gestegen. De stijging is het grootst op Parijs Charles de Gaulle (7%) en het laagst op Schiphol en Brussel (beide 2%).

Kengetal: Aantal vliegtuigbewegingen, passagiers en vrachttonnage per luchthaven
 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Vliegbewegingen (x 1.000)

                       

Amsterdam

436

428

391

386

420

423

426

438

451

479

497

499

Frankfurt

485

480

458

458

481

476

466

463

457

453

465

501

London Heathrow

476

473

460

449

476

471

470

471

472

473

474

476

Parijs Charles de Gaulle

544

551

518

492

507

491

472

465

469

473

476

481

Brussel

241

236

212

205

214

206

199

214

221

207

221

218

Passagiers (in miljoenen)

                       

Amsterdam

48

47

44

45

50

51

53

55

58

64

68

71

Frankfurt

54

53

51

53

56

57

58

59

61

61

64

69

London Heathrow

68

67

66

66

69

70

72

73

75

76

78

80

Parijs Charles de Gaulle

60

61

58

58

61

61

62

64

66

66

69

72

Brussel

18

19

17

17

19

19

19

22

23

22

25

26

Vracht (x 1.000 ton)

                       

Amsterdam

1.610

1.568

1.286

1.512

1.524

1.483

1.531

1.633

1.621

1.662

1.761

1.716

Frankfurt

2.074

2.021

1.808

2.199

2.133

1.986

2.016

2.051

1.993

2.029

2.109

2.087

London Heathrow

1.314

1.401

1.278

1.473

1.484

1.465

1.423

1.499

1.497

1.541

1.698

1.685

Parijs Charles de Gaulle

2.053

2.039

1.819

2.177

2.088

1.950

1.876

1.896

1.861

1.953

2.011

1.987

Brussel

762

659

449

476

475

459

430

454

463

464

513

532

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS / ACI)

Toelichting

Bovenstaande kengetallen geven het verkeer (vliegtuigbewegingen) en vervoer (passagiers en vracht) op Schiphol weer in vergelijking met andere grote Noordwest-Europese luchthavens. Op alle luchthavens zijn de aantallen vliegtuigbewegingen en passagiers in 2018 gestegen. De stijging is het grootst op Frankfurt (8%). Hierdoor levert Schiphol de koppositie in 2016 en 2017 voor wat betreft het aantal vliegtuigbewegingen in en staat in 2018 op de tweede plaats. Qua passagiers handhaaft Schiphol zijn derde positie. Met uitzondering van Brussel daalt het aantal tonnen vervoerde vracht in 2018 op alle luchthavens. Ook hier blijft Schiphol op de derde plaats staan.

Monitor Netwerkkwaliteit en Staatsgaranties

De jaarlijkse Monitor Netwerkkwaliteit en Staatsgaranties van SEO Economisch Onderzoek geeft een beeld van de ontwikkeling van de netwerkkwaliteit op Schiphol ten opzichte van enkele concurrerende luchthavens. Daarnaast wordt in de monitor het netwerk van Air France KLM vanaf Schiphol vergeleken met dat vanaf Parijs Charles de Gaulle. Zo wordt de naleving van de staatsgaranties gevolgd die in het kader van de fusie van KLM met Air France zijn afgesproken. De monitor richt zich op de kwaliteit van de directe verbindingen vanaf luchthavens («directe connectiviteit»), de verbindingen vanaf luchthavens met een overstap onderweg («indirecte connectiviteit») en de huboperatie op luchthavens («hubconnectiviteit»).

Uit de monitor 2018 blijkt dat de groei van de directe en indirecte connectiviteit en ook de hubconnectiviteit op Schiphol in vergelijking met voorgaande jaren bescheiden is. Volgens SEO is dit vermoedelijk een gevolg van de capaciteitschaarste waar Schiphol sinds dit jaar mee kampt. Van de zeven onderzochte luchthavens biedt Schiphol het minste aantal nieuwe bestemmingen aan ten opzichte van 2017. De directe connectiviteit en de hubconnectiviteit op Schiphol is in 2018 lager dan op Frankfurt, maar hoger dan op de andere luchthavens. Hiermee heeft Schiphol nog steeds een omvangrijk netwerk en blijft Schiphol een belangrijke overstapluchthaven. Frankfurt blijft de grootste concurrent van Schiphol in termen van netwerkoverlap.

Het directe netwerk van Air France op Parijs Charles de Gaulle is in 2018 voor het eerst sinds 2010 sterker gegroeid dan het netwerk van KLM op Schiphol. De hubconnectiviteit van KLM groeide in 2018 op Schiphol nog wel sterker dan van Air France op Parijs Charles de Gaulle. De vrachtcapaciteit van KLM op Schiphol is in 2018 verder afgenomen. Op Parijs Charles de Gaulle is deze van Air France toegenomen.

Kengetal: Gemiddelde vertraging per vlucht toe te rekenen aan Air Traffic Management (in minuten)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Taakstelling vanaf 2000 met herijking voor 2002–2006

0,7

0,6

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

Gerealiseerd

0,63

0,54

0,61

0,76

0,91

0,94

1,83

Bron: Performance Review Body, Performance Monitoring Dashboard 2018.

Toelichting

Het Rijk heeft geen directe invloed op het aantal minuten vertraging in het Europese luchtruim. Dit kengetal is een internationaal gemiddelde en wordt bepaald door operationele factoren, zoals capaciteitsplanning, human resource management, weersomstandigheden en stakingen. Dit kengetal geeft wel een beeld van de efficiëntie van het luchtvaartbestel.

Kengetal: Gemiddelde ATFM-vertraging per vlucht
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Grenswaarde

               

Gemiddelde ATFM-vertraging (en route en airport) per vlucht in minuten per vlucht

1

1

1

1

2

2

2

2

Gerealiseerd

               

Gemiddelde ATFM-vertraging (en route en airport) per vlucht in minuten per vlucht

0,9

0,78

0,68

0,94

       

Gerealiseerd

               

Gemiddelde ATFM-vertraging (airport) per vlucht in minuten per aankomende vlucht volgens PRB methode

1,81

1,41

1,34

1,89

2,91

2,00

3,22

2,19

Bron: Performance Review Body, Performance Monitoring Dashboard 2018.

Toelichting

Dit kengetal heeft betrekking op de gemiddelde vertraging op Nederlandse luchthavens. Het merendeel van de vertragingen treedt op in de terminalfase van een vlucht en wordt veroorzaakt door weersomstandigheden (storm, mist, sneeuw) die een direct negatief effect hebben op de afhandeling van de starts en landingen in de vluchtfase beneden een hoogte van een kilometer.

LVNL hanteert met ingang van 2015 dezelfde systematiek als de Performance Review Body om vertragingen te meten. Verder heeft LVNL in 2015 de vertragingswaarden vanaf 2010 herberekend volgens de PRB-systematiek om de effecten van de wijziging van de meetsystematiek transparant weer te geven. Er is uitsluitend sprake van een technische wijziging in de meetsystematiek zonder een beleidsmatige impact.

Beleidswijzigingen

Zoals afgesproken in het Regeerakkoord wordt gewerkt aan een Luchtvaartnota 2020–2050. De ontwerp-Luchtvaartnota wordt naar verwachting eind 2019 opgeleverd. De nota wordt een richtinggevende en integrale beleidsvisie van dit kabinet en moet leiden tot een goed afgewogen visie voor een duurzaam luchtvaartbeleid met daarbij de contouren van de benodigde overheidsinzet. Veiligheid, omgeving, milieu, economie en infrastructuur zijn daarin bepalende factoren. Dit vraagt ook een intensief traject met belanghebbenden en omgeving om een breed gedragen visie te kunnen ontwikkelen. In 2020 zal gestart worden met de uitvoering van de luchtvaartnota.

Mede doordat de maximaal toegestane 500.000 vliegtuigbewegingen tot en met 2020 in zicht komen wordt de komende tijd onderzoek gedaan naar veiligheid, hinder voor de omgeving, de grensbewaking en de infrastructuur van de luchthaven. Dit ten behoeve van de discussie over de toekomst van Schiphol na 2020. Daarnaast wordt bijvoorbeeld hard gewerkt aan de realisatie van Lelystad Airport om zo snel als mogelijk is, deze te openen om Schiphol te ontlasten. Op 25 maart 2019 is hiervoor de Verkeersverdelingsregel (VVR) voor Schiphol en Lelystad Airport genotificeerd bij de Europese Commissie. Voor Eindhoven Airport is in 2019 advies door de heer Van Geel uitgebracht over de toekomst van de luchthaven (Proefcasus Eindhoven). In 2019 zal het kabinet op het advies reageren en het toekomstperspectief op Eindhoven Airport opnemen in de Luchtvaartnota.

Het Nederlandse luchtruim en het luchtverkeersleidingsconcept is sinds tientallen jaren stapsgewijs doorontwikkeld. Het doel van de luchtruimherziening is dan ook te komen tot een integrale, toekomstbestendige inrichting en beheer van het luchtruim, gebaseerd op een gewogen belangenafweging, in samenwerking met internationale partners en in voortdurende dialoog met belanghebbenden. In april 2019 hebben de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Staatssecretaris van Defensie de Startbeslissing Luchtruimherziening genomen. Daarmee is de onderzoeksfase afgerond en start de verkenningsfase. In 2020 zal het kabinet een Voorkeursbeslissing nemen over toekomstige inrichting en beheer van het luchtruim, in afstemming met de buurlanden en met Eurocontrol.

Op het gebied van duurzame luchtvaart krijgt mondiaal de implementatie van CORSIA (Carbon Offsetting and Reduction Scheme for International Aviation) onverminderd de aandacht.

Op Europees niveau presenteert de Europese Commissie naar verwachting een beoordeling van de werking van CORSIA als start van de onderhandelingen over luchtvaart onder het EU ETS (The European Emissions Trading System) na 2024. Nationaal wordt de inzet voortgezet op de ontwikkeling van duurzame alternatieve brandstoffen zoals biokerosine en synthetische kerosine en op het stimuleren van innovatieve technologie, zoals elektrisch of hybride vliegen en het efficiënt gebruik van het luchtruim. Het Ministerie van Financiën werkt samen met IenW en EZK aan het invoeren van fiscale maatregelen, zoals deze in het regeerakkoord zijn opgenomen.

Het ministerie werkt in 2019 en 2020 aan de implementatie en de evaluatie van de aanbevelingen in het rapport Veiligheid vliegverkeer Schiphol van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) conform de aanpak zoals beschreven in de brief aan de OVV van 11 oktober 2017 (Bijlage bij Kamerstukken II 2017–2018, 29 665, nr. 242).

Op 22 december 2017 is de rapportage van de beleidsdoorlichting artikel 17 Luchtvaart aan de Tweede Kamer gestuurd. In de begeleidende Kamerbrief (Kamerstukken II 2017–2018, 32 861, nr.28) waren twee vervolgstappen aangekondigd: ten eerste aanscherping/aanpassing van de in artikel 17 Luchtvaart opgenomen doelen, kengetallen en indicatoren en ten tweede een daaruit voortvloeiende evaluatieagenda met een planning voor beleidsmonitors en -evaluaties voor de komende doorlichtingsperiode die loopt tot 2022. Omdat het wenselijk is dat deze vervolgstappen in overeenstemming zijn met het beleid van de nieuwe luchtvaartnota, is in een verzamelbrief van 28 november aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 31 936, nr.526) uitgelegd dat de invulling van deze vervolgstappen parallel zal lopen met het traject van de nieuwe Luchtvaartnota. De Luchtvaartnota wordt naar verwachting eind 2019 opgeleverd. Dit betekent dat een jaar later dan in december 2017 aangekondigd, invulling wordt gegeven aan een deel van de vervolgstappen op de beleidsdoorlichting.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid art. 17 Luchtvaart (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Verplichtingen

20.877

27.100

44.713

10.562

12.127

7.561

6.698

Waarvan garantieverplichtingen

   

23.000

       

Uitgaven

21.913

30.286

24.443

11.898

9.504

8.872

8.009

Waarvan juridisch verplicht

   

86%

       

17.01 Luchtvaart

21.913

30.286

24.443

11.898

9.504

8.872

8.009

17.01.01 Opdrachten

12.458

16.666

14.641

7.098

5.503

6.724

5.861

– Opdrachten Geluidsisolatie Schiphol

2.436

1.615

2.050

1.039

903

903

903

– Opdrachten Caribisch Nederland

1.377

5.078

6.265

417

418

424

424

– Overige Opdrachten

8.645

9.973

6.326

5.642

4.182

5.397

4.534

17.01.02 Subsidies

3.214

4.052

3.177

2.875

2.475

622

622

– Leefbaarheidsfonds

0

1.000

400

400

0

0

0

– Subsidie tarieven Bonaire

805

650

319

0

0

0

0

– Overige Subsidies

2.409

2.402

2.458

2.475

2.475

622

622

17.01.03 Bijdragen aan agentschappen

4.244

3.937

1.449

449

50

50

50

– Waarvan bijdrage aan agentschap KNMI

14

14

14

14

0

0

0

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

148

213

435

435

50

50

50

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS tbv Caribisch Nederland

4.082

3.710

1.000

0

0

0

0

17.01.04 Bijdrage aan medeoverheden

779

3.955

3.500

0

0

0

0

– Bijdrage Caribisch Nederland

779

3.955

3.500

0

0

0

0

17.01.05 Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

1.141

1.476

1.476

1.476

1.476

1.476

1.476

17.01.06 Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

77

200

200

0

0

0

0

Ontvangsten

1.611

1.525

1.174

1.065

1.275

1.415

1.555

Extracomptabele fiscale regelingen

Extracomptabele verwijzingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, is er een fiscale regeling die betrekking heeft op dit beleidsterrein. Het betreft de Accijnsvrijstelling luchtvaartuigen. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regeling en voor de budgettaire middelen. Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de Fiscale regelingen».

17.01 Luchtvaart

Budgetflexibiliteit

Het grootste deel van de uitgaven is juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van aangegane verplichtingen voor opdrachten en subsidies voor onder meer het project geluidsisolatie Schiphol (GIS), de uitgaven voor het Schadeschap Schiphol en voor de uitvoering van toezichtstaken door de Autoriteit Consument & Markt (ACM). Voor een overzicht van de subsidies wordt verwezen naar de bijlage Subsidies. De subsidies hebben een tijdshorizon. Op basis van de opdrachtbrief aan RWS voor Beleidsondersteuning en advies (BOA) is het budget voor 2020, ultimo 2019 juridisch verplicht.

De bijdrage aan internationale organisaties betreft de jaarlijkse contributie aan de International Civil Aviation Organization (ICAO), aan het hiertoe opgezette samenwerkingsverband binnen ABIS en aan de European Civil Aviation Conference (ECAC). Dit bedrag is daarmee geheel juridisch verplicht.

De resterende niet-juridisch verplichte ruimte is belegd met de activiteiten uit de uitvoeringsagenda bij de Luchtvaartnota (Kamerstukken II 2010–2011, 31 936, nr. 47) en het State Safety Programme Actieplan 2015.

17.01 Luchtvaart

Toelichting op de financiële instrumenten

17.01.01 Opdrachten

Opdrachten Geluidsisolatie Schiphol (GIS)

Doel van het project Geluidsisolatie Schiphol fase 3 (GIS-3) is het verminderen van geluidshinder voor omwonenden van Schiphol door middel van geluidsisolatie. De geplande uitgaven voor 2020 en verder hebben betrekking op aankopen in de geluidssloopzones, klachtenafhandeling en de behandeling en uitbetaling van schadeclaims.

Overige opdrachten

1. Programma Schiphol

De ontwikkelingen op het luchtvaartdossier vragen om een integrale benadering voor de beleidsvorming over Schiphol. Omdat hiervoor een stevige extra inzet nodig is, is besloten een project Schiphol in te richten waarin een integrale aanpak wordt ontwikkeld voor de luchthaven. In de Kamerbrief van 21 december (Kamerstukken II 2017–2018, 29 665, nr. 250) wordt ingegaan welke concrete stappen er voor de korte en middellange termijn moeten worden gezet. Een belangrijk aspect hiervan is het verankeren van politiek-bestuurlijke en juridische afspraken in regelgeving, hierbij gaat het om het vaststellen van een LVB en LIB. In wetgeving en politiek bestuurlijke afspraken is opgenomen dat de ontwikkeling van Schiphol en de regionale luchthavens via juridische besluiten vastgelegd moet worden.

2. Normen en handhavingsstelsel

De ontwikkeling van Schiphol tot en met 2020 vindt plaats binnen de aan de Alderstafel/Omgevingsraad Schiphol afgesproken kaders. Het budget is bestemd voor opdrachten ten behoeve van de implementatie van het nieuwe normen- en handhavingsstelsel voor Schiphol en aanpassing van de wet- en regelgeving, zijnde de Wet luchtvaart, het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) en het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (LVB).

3. OVV-follow-up

In april 2017 heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) het rapport Veiligheid vliegverkeer Schiphol gepubliceerd. Het ministerie werkt aan de implementatie van de aanbevelingen van de OVV conform de aanpak zoals beschreven in de brief van het ministerie aan de OVV van 11 oktober 2017 (Bijlage bij Kamerstukken II 2017–2018, 29 665, nr. 242). Met deze aanpak versterkt het ministerie de rol als eindverantwoordelijke voor de veiligheid.

4. Lelystad

Lelystad Airport moet fungeren als overloopluchthaven voor Schiphol, zodat op Schiphol meer ruimte vrijkomt voor mainportgebonden verkeer. Omdat voor de openstelling van Lelystad Airport voor groot commercieel handelsverkeer een stevige extra inzet nodig is, is besloten een project Lelystad Airport in te richten. In de Kamerbrief van 21 februari (Kamerstukken II 2017–2018, 31 936, nr. 462) wordt ingegaan welke concrete stappen er moeten worden gezet in de richting van de opening van de luchthaven. Belangrijke stappen waarvoor extra inzet nodig is zijn bijvoorbeeld het wijzigen van het Luchthavenbesluit, het organiseren van een monitoringsprogramma en het notificeren van de Verkeersverdelingsregel (VVR) bij de Europese Commissie.

5. Nadere uitwerking luchtruimvisie en civiel-militaire samenwerking

Begin 2018 is het programma Luchtruimherziening van start gegaan met als doel de realisatie van een integrale, toekomstbestendige inrichting en beheer van het luchtruim, gebaseerd op een zorgvuldige afweging van publieke belangen, in samenwerking met (internationale) partners en in gerichte dialoog met de omgeving (stakeholders). Het programma wordt gezamenlijk uitgevoerd door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, het Ministerie van Defensie, het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK), Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en Maastricht Upper Area Control Centre (MUAC). Het programma volgt een op Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) geïnspireerde aanpak, waarin participatie en internationale samenwerking centraal staan. Op dit moment is de Onderzoeksfase afgerond met de Startbeslissing en eind april 2019 is gestartmet de Verkenningsfase waarin de uitwerking van verschillende varianten centraal staat. Het doel is om uiterlijk 2023 enkele verbeteringen te realiseren en een roadmap te ontwikkelen voor de periode tot 2035.

Door middel van jaarlijkse voortgangsbrieven wordt de voortgang gemeld van hoe en wanneer de luchtverkeersleidingsorganisaties uitvoering geven aan de beoogde luchtruimwijzigingen en aan de aanpassingen aan het luchtverkeersleidingsysteem. Daarnaast is de uitwerking van de verdergaande civiel-militaire samenwerking op het gebied van luchtverkeersdienstverlening een belangrijk aspect.

6. Omgevingsmanagement

Vanuit het ministerie staat een transparante en zorgvuldige besluitvorming voor luchtvaart voorop. Met ruime betrokkenheid voor de omgeving en belanghebbenden. De Luchtvaartnota en de opgaven voor de herziening van het luchtruim, Schiphol na 2020 en Lelystad zijn projectmatig opgezet. Dat maakt het mogelijk om te sturen op het gebied van de projectbeheersing, het risicomanagement en de planning en op het gebied van het omgevings- en besluitvormingsmanagement. Daartoe worden voorzieningen getroffen om genoemde functies op professionele wijze uit te voeren. Bijzondere aandacht daarin heeft het omgevingsmanagement en de bijbehorende vormen van participatie, communicatie en het borgen van expertise en inzichten vanuit diverse invalshoeken, ten einde een open en zorgvuldige besluitvorming te faciliteren. De hiervoor gereserveerde middelen worden ingezet om op professionele wijze de benodigde expertise aan te trekken en voor het organiseren van de betrokkenheid van de omgeving.

7. State Safety Programme (SSP)

Op basis van de door het ministerie en de luchtvaartsector uitgevoerde risicoanalyse zijn het State Safety Programme 2015–2019 en het SSP Actieplan 2015 opgesteld. Vanaf 2016 wordt uitvoering gegeven aan het Actieplan. Het plan betreft onder andere maatregelen om de wetgeving op orde te brengen, de veiligheid met prestatie-indicatoren meetbaar te maken en de introductie van veiligheidsmanagement door de gehele luchtvaartsector. In 2018 is het SSP Actieplan geactualiseerd, resulterend in het SSP Actieplan 2019–2020. Dit actieplan is gepubliceerd op Rijksoverheid.nl. In 2019 wordt het State Safety Programme 2020–2024 opgesteld en aan de Kamer aangeboden.

8. Verminderen risico op vogelaanvaringen

Het Convenant reduceren risico vogelaanvaringen Schiphol dat op 31 december 2018 afliep is door de Nederlandse Regiegroep Vogelaanvaringen met een jaar verlengd. In 2019 zullen de maatregelen uit het convenant worden geëvalueerd en zal op basis van deze evaluatie een nieuw convenant worden opgesteld. Dit nieuwe convenant zal op 1 januari 2020 van kracht worden. Met als doel het aantal ganzenbewegingen binnen de 10 km zone rond Schiphol te verminderen en daarmee het risico van vogelaanvaringen te beperken, zullen in 2020, naar verwachting, binnen de volgende vier sporen maatregelen worden genomen:

  • het ruimtelijk spoor; het voorkomen van nieuwe vogelaantrekkende ruimtelijke bestemmingen in het beperkingengebied voor het aantrekken van vogels;

  • het foerageerspoor; maatregelen gericht op het beperken van het voedselaanbod voor vogels;

  • het technisch spoor; de inzet van technische middelen voor het monitoren en verjagen van vogels;

  • het beheerspoor; maatregelen gericht op het (populatie)beheer.

9. Opdrachten Caribisch Nederland

Het betreft de aanschaf van apparatuur en installaties ter bevordering van het veilig gebruik van de luchthavens en ter verbetering van de bedrijfsvoering. Tevens betreft het de financiering van diverse onderzoeken, opleidingen, workshops en de jaarlijks terugkerende kosten voor instandhouding van de luchtvaartpublicaties. In de periode van 2018–2022 betreft het ook de financiering van de wederopbouw van de Bovenwindse eilanden als gevolg van de geleden schade door de orkanen Irma en Maria in september 2017.

10. KDC

De Stichting Knowledge & Development Center (KDC) levert kennis om innovatieve oplossingen te vinden voor de duurzame ontwikkeling van de Mainport Schiphol. In het KDC werken de partners KLM, Schiphol en Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) samen met universiteiten en kennisinstellingen om alle operationele processen op en rond Schiphol te innoveren, zowel op de grond als in de lucht. KDC levert daarbij tevens een bijdrage aan het overheidsbeleid voor de ontwikkeling van Schiphol en de herindeling van het luchtruim.

17.01.02 Subsidies

Versneld onderwerken graanresten ten behoeve van reduceren risico vogelaanvaringen Schiphol.

Eén van de sporen in de aanpak om het risico van vogelaanvaringen op Schiphol te reduceren is het beperken van voedselaanbod in de omgeving van de luchthaven. De afgelopen jaren was er een subsidieregeling voor het bijdragen aan het versneld onderwerken van de graanresten na de oogst in een deel van de Haarlemmermeerpolder. Met ingang van 1 januari 2018 is voor de periode 2018–2022 een nieuwe regeling van kracht op grond waarvan een vergoeding verstrekt kan worden. Agrarische ondernemers kunnen op vrijwillige basis deelnemen, met de deelnemers worden overeenkomsten gesloten.

Omgevingsraad Schiphol en Commissies Regionaal Overleg

IenW draagt financieel bij aan de activiteiten van de Omgevingsraad Schiphol (ORS). Dit onafhankelijke overleg- en adviesorgaan verenigt bewoners, regionale en lokale overheden, luchtvaartpartijen en brancheorganisaties met als doel om de hinder van Schiphol zoveel mogelijk te beperken en een optimaal gebruik van de luchthaven te bevorderen. De jaarlijkse bijdrage bedraagt maximaal € 36.900.

De luchthavens van nationale betekenis Eelde, Lelystad, Maastricht en Rotterdam kennen in 2020 eveneens Commissies voor Regionaal Overleg (CRO’s). In 2020 is de rijksbijdrage per commissie maximaal € 35.000. In 2018 is een tussenevaluatie naar het functioneren van de commissies voor regionaal overleg uitgevoerd. Uit deze tussenevaluatie blijkt dat het functioneren van de CRO’s overwegend positief wordt beoordeeld. In de evaluatie is in overweging gegeven om te bezien of de huidige wettelijke taak gehandhaafd moet blijven of mogelijk verruimd kan worden. Dit punt wordt bezien in het kader van de bredere aanpak van het omgevingsmanagement en het traject van de Luchtvaartnota.

Leefbaarheidsfonds

Bij de afnemende mogelijkheden van hinderbeperking is de tweede tranche van het leefbaarheidsfonds een belangrijke impuls voor de inpassing van de luchthaven Schiphol in haar omgeving. De partijen Schiphol, de provincie Noord-Holland en het Rijk hebben afgesproken om in totaal € 30 miljoen voor een tweede fase ter beschikking te stellen aan de Stichting Leefomgeving Schiphol.

Het Rijk stelt maximaal € 10 miljoen ter beschikking, hiervan is in voorgaande jaren € 9,2 miljoen verstrekt. In de jaren 2020 en 2021 wordt jaarlijks maximaal € 0,4 miljoen verstrekt.

Subsidie Klachtentelefoon Luchtverkeer Limburg

IenW stelt een subsidie beschikbaar aan de Stichting Klachtentelefoon Luchtverkeer Limburg voor de behandeling van klachten over de vliegbasis Geilenkirchen (AWACS) en de andere buitenlandse luchthavens in de grensregio met Limburg (Weeze-Niederrhein, Luik-Bierset). Gezien de specifieke situatie heeft IenW hiertoe besloten. Het gaat om buitenlandse luchthavens die milieueffecten hebben op Nederlands grondgebied, waarbij specifiek voor de vliegbasis Geilenkirchen sprake is van een bijzonder rijksbelang (militaire bescherming van ons land in NAVO-verband) en relatief hoge geluidsoverlast vanwege de AWACS-vliegtuigen. Voor de periode 2017–2020 bedraagt de subsidie jaarlijks maximaal € 75.000.

Verbeteren luchtvaartveiligheid Zuidoost Afrika

In de periode tot en met 2022 wordt jaarlijks maximaal € 0,05 miljoen beschikbaar gesteld aan de stichting AviAssist ten behoeve van het verbeteren van de luchtvaartveiligheid in de regio Zuidoost Afrika. IenW heeft het initiatief genomen om te zorgen dat in die regio kennis over luchtvaartveiligheid wordt gedeeld, maar vooral goed gebruikt. Hiermee wordt invulling gegeven aan de doelstellingen ten aanzien van luchtvaartveiligheid zoals neergelegd in het State Safety Programme.

Bovenstaande begrotingsvermeldingen voor de Omgevingsraad Schiphol en Commissies Regionaal Overleg, Leefbaarheidsfonds, Klachtentelefoon luchtverkeer Limburg en verbeteren luchtvaartveiligheid Zuidoost Afrika, vormen de wettelijke grondslag voor de hier bedoelde subsidieverlening als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.

Corporate Biofuel Programme

IenW zal naar verwachting vanaf Q3 2019 meelopen met de Rijksbrede toetreding tot KLM CBP waarbij IenW geen vast bedrag meer betaalt, maar een toeslag per ticket, waardoor de fossiele kerosine vervangen zal worden door duurzame biokerosine.

Incidentele subsidies

Ondersteuning luchtverkeersdienstverlening Bonaire

Om een onaanvaardbare stijging in de tarieven voor het gebruik van luchtverkeersdienstverlening op en rond Bonaire International Airport te voorkomen, zal IenW een deel van de kosten voor het leveren van de dienst door Dutch Caribbean Air Navigation Service Provider (dc-ANSP) dekken via subsidiering. Zonder deze bijdrage zouden de tarieven dusdanig sterk stijgen dat een mogelijke verstoring van de markt zal optreden, met bijbehorend negatief effect op de lokale gemeenschap.

De bijdrage in 2020 bedraagt maximaal € 0,325 miljoen.

Subsidie luchthaven Twente

Area Development Twente (ADT) ontvangt van IenW een subsidie van maximaal € 0,9 miljoen voor het doen van luchtzijdige investeringen voor de ontwikkeling van luchthaven Twente (onder de voorwaarde dat de bijdrage voldoet aan de regels voor staatssteun) en voor het laten uitvoeren van een onderzoek naar de mogelijkheden voor een remote tower concept voor luchtverkeersdienst-verlening. Deze subsidie vloeit voort uit het amendement Koopmans (Kamerstukken II 2007–2008, 31 200 XII, nr. 60) en geeft invulling aan de afspraken uit de Bestuursovereenkomst Gebiedsontwikkeling Vliegveld Twente (Bijlage bij Kamerstukken II 2009–2010, 31 936, nr. 17).

17.01.03 Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft voornamelijk de bijdrage die aan RWS ter beschikking wordt gesteld voor de uitvoering van de masterplannen luchthavens Caribisch Nederland gericht op het wegwerken van de tekortkomingen ten aanzien van de internationale regelgeving voor de vliegveiligheid en voor de wederopbouw van de Bovenwindse eilanden als gevolg van de geleden schade door de orkanen Irma en Maria in september 2017.

17.01.04 Bijdrage aan medeoverheden

Voor regionale opgaven is in totaal € 7 miljoen beschikbaar gesteld uit de Regio envelop (€ 3,5 miljoen in 2019 en € 3,5 miljoen in 2020). Deze middelen worden ingezet voor de aanpak van de erosieproblematiek op Sint-Eustatius (Kamerstukken II 2017–2018, 29 697, nr. 54).

17.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Voor de jaarlijkse contributie aan de International Civil Aviation Organization, aan het hiertoe opgezette samenwerkingsverband binnen ABIS (de ABIS-groep vertegenwoordigt de burgerlijke luchtvaartautoriteiten van Oostenrijk, België, Kroatië, Nederland, Luxemburg, Ierland, Zwitserland en Portugal), en aan de European Civil Aviation Conference (ECAC) wordt in 2020 een bedrag uitgegeven van circa € 1,5 miljoen, waarvan € 1,3 miljoen via de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS).

17.01.06 Bijdragen aan ZBO’s (LVNL)

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

Voortvloeiend uit de afspraken die gemaakt zijn in de «Overeenkomst betreffende de operationaliteit voor civiel medegebruik van de militaire radar bij Soesterberg» wordt ten behoeve van het operationeel houden van de Soesterbergradar voor de vliegveiligheid op en rond de luchthaven Schiphol, een bijdrage van maximaal € 0,1 miljoen verstrekt aan Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL).

Kadaster

Naar aanleiding van nieuwe internationale regelgeving wordt een database ingericht met gegevens van obstakels die voor de luchtvaart van belang zijn voor de veiligheid. De database wordt beheerd door het Kadaster. Deze gegevens zijn publiek toegankelijk, zodat alle relevante partijen daar gebruik van kunnen maken. De kosten voor de inrichting van deze database, in de periode 2019–2020, worden door IenW aan het Kadaster vergoed.

Garantie LVNL

Het luchtvaartbegeleidingssysteem van Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) nadert het einde van zijn technische levensduur en dient te worden vervangen. Daarnaast wordt een uitbreiding van de huisvesting voorzien. Hiervoor gaat LVNL bij het Ministerie van Financiën leningen aan voor een totaalbedrag van € 165 miljoen. In het kader van de regelgeving met betrekking tot schatkistbankieren stelt het Ministerie van IenW zich garant voor deze leningen.

Beleidsartikel 18 Scheepvaart en Havens

Algemene doelstelling

Het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, waarbinnen de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector wordt versterkt.

(Doen) uitvoeren

Rollen en verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor het in stand houden van een robuust hoofdnetwerk van vaarwegen. Vanuit de begroting Hoofdstuk XII (artikel 26.01) wordt een bijdrage gedaan aan het Infrastructuurfonds. Via het Infrastructuurfonds (artikel 15, 17 en 20) investeert de Minister door middel van aanleg en benutting in dit netwerk, in binnenhavens en in de maritieme toegang van zeehavens om een goede en betrouwbare bereikbaarheid over water van de economische kerngebieden te realiseren. Aanleg- en benuttingsprojecten worden in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) vastgelegd. De Minister is verantwoordelijk voor toezicht en nautisch beheer. Rijkswaterstaat voert als beheerder het beheer, onderhoud en vervanging uit. De uitgaven aan beheer, onderhoud en vervanging worden verantwoord op het Infrastructuurfonds (artikel 15).

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het maritiem beleid. De rol «regisseren» heeft betrekking op de volgende taken:

  • De Minister stelt normen en handhaaft deze om het veilige en duurzame gebruik van netwerken te waarborgen. De Minister ijvert regionaal en internationaal voor gelijke normen, bijvoorbeeld in de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie van de EU en de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), ook omdat een internationaal level playing field goed is voor de Nederlandse concurrentiepositie. Daarin passen een actief Nederlands lidmaatschap van IMO en Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en een gerichte bijdrage aan de totstandkoming van Europese regelgeving, inclusief een actieve rol in agentschappen als het Europese Maritieme Veiligheidsagentschap (EMSA) en andere organisaties.

  • De in 2015 vastgestelde Maritieme Strategie geeft de leidende principes aan: meerwaarde door samenwerking, ruimte voor ondernemerschap en oog voor de leefomgeving. Vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving wordt de innovatie en de transitie naar een duurzame scheepvaart bevorderd. IenW zorgt voor «state of the art» regelgeving op het gebied van milieu, veiligheid, marktordening, bemanningszaken en security. Waar nodig wordt hiervoor internationaal samengewerkt.

  • Met het programma Beter Benutten stimuleert de Minister een slim, efficiënt en veilig gebruik van de vaarwegen. Samen met de inspanningen van de vervoerders en verladers kan daarmee de capaciteit van de vaarwegen beter worden benut.

  • De Minister geeft zoveel mogelijk ruimte voor ondernemerschap, met een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor een permanente verbetering van de veiligheid en duurzaamheid van het transport over water.

  • IenW draagt, binnen het kabinetsbrede bedrijvenbeleid onder coördinatie van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, als vakdepartement verantwoordelijkheid voor de overheidsinbreng op de Topsector Logistiek en het maritieme cluster binnen de Topsector Water en Maritiem.

  • Voorts zet de Minister in op een intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen betrokken bij bovenstaande beleidsopgaven.

Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht) en door de Autoriteit Consument en Markt.

Indicatoren en Kengetallen

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor scheepvaart en havens opgenomen. In productartikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Indicator: Passeertijd sluizen
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie

2015

Realisatie

2016

Realisatie

2017

Realisatie

2018

Streefwaarde 2019 en 2020

Hoofdtransportas

67%

68%

69%

70%

68%

66%

66%

63%

85%

Hoofdvaarweg

79%

78%

80%

80%

80%

80%

80%

75%

75%

Overige vaarwegen

92%

93%

92%

92%

91%

91%

88%

87%

70%

Bron: RWS, 2019

Toelichting

Voor elk type vaarweg (Hoofdtransportas, Hoofdvaarweg en Overige vaarwegen) wordt een te realiseren percentage schepen nagestreefd dat binnen de normtijd de sluis passeert (streefwaarde). De «passeertijd sluizen» is een absolute normtijd die voor elke sluis afzonderlijk is bepaald. De gerealiseerde passeertijden op de hoofdtransportassen voldoen nog niet aan de streefwaarden. Dit speelt al langere tijd en wordt voornamelijk veroorzaakt door gebrek aan capaciteit op de corridors tussen Zeeland en Rotterdam. Voor de sluizen op die corridors lopen dan ook MIRT-projecten, gericht op het verbeteren van deze capaciteit. De passeertijden op de hoofdvaarwegen zijn in 2018 negatief beïnvloed door de lange periode van laag water (omvaarverkeer met meer schepen bij enkele sluizen) en renovatiewerkzaamheden (m.n. sluis Delden, Hagestein en Prinses Beatrixsluis).

De passeertijden voor de hoofd- en overige vaarwegen scoren overigens wel (ruim) voldoende.

Kengetal: Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel (in tonnen) van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest Europese havenrange (de «Hamburg-Le Havre range»)
 

Basiswaarde 2005

2010

2011

2012

2013

2014

2015

20161

2017

20182

Totaal Nederlandse Zeehavens

44,9

47,8

47,2

47,9

47,5

47,2

48,1

48,3

47,9

50,3

Mainport Rotterdam

34,9

37,0

36,3

37,0

36,6

36,2

37,3

37,6

37,2

36,8

Overige Nederlandse Zeehavens

10,0

10,8

10,9

10,9

10,9

11,0

10,8

10,7

10,7

13,5

Bron: 2002–2010 Nationale Havenraad; 2011–2015 IenW; > 2016 Havenbedrijf Rotterdam

X Noot
1

Vanaf 2016 Havenbedrijf Rotterdam op basis van cijfers ESPO. ESPO beschouwt daarin alleen de Nederlandse havens van Rotterdam, Amsterdam en Zeeland. In eerdere jaren zijn ook de havens van Moerdijk en Groningen in het overzicht meegenomen. Deze worden niet meegenomen door ESPO.

X Noot
2

Marktaandeel overige Nederlandse zeehavens is vanaf 2018 inclusief Gent (B), na de fusie van de havenbedrijven Zeeland Seaports en Gent tot North Sea Port 9 december 2017. Er worden geen uitgesplitste cijfers gepubliceerd.

Toelichting

Dit kengetal geeft informatie over het marktaandeel van de Nederlandse zeehavens ten opzichte van de concurrerende Noordwest Europese havenrange (de zogenaamde «Hamburg-Le Havre range»). Het streven is het marktaandeel van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest (de «Hamburg-Le Havre range») ten minste te handhaven.

Het «Totaal Nederlandse Zeehavens» kent een stijging van het marktaandeel, met de aantekening dat na de fusie van Zeeland Seaports en Gent die laatste daarin is begrepen. Rotterdam kende in 2018 een beperkte groei (+ 2,6 mln ton, + 0,3%), waar Antwerpen (de 2e haven van NW Europa) een plus van 5,5% noteerde (+ 11,6 mln ton). Daardoor nam het relatieve martkaandeel licht af. In absolute zin is Rotterdam nog met afstand de grootste haven (460 mln ton, Antwerpen 235 mln ton). De overslag van massagoed (zowel droog als nat) nam licht af t.o.v. 2017, het containersegment nam sterk toe (+5,6%).

Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT)1
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

 

Van de vloot van in Nederland geregistreerde zeeschepen onder Nederlandse vlag

Aantallen

                 

Handelsvaart

725

769

800

822

808

790

771

761

757

Zeesleepvaart

249

235

247

260

258

275

288

291

299

Waterbouw

120

156

169

168

167

171

171

176

168

Totaal

1.094

1.160

1.216

1.250

1.233

1.236

1.230

1.228

1.224

Bruto tonnage (GT) (x 1.000)

                 

Handelsvaart

6.075

6.883

6.740

7.045

6.978

6.572

6.411

6.275

6.229

Zeesleepvaart

310

290

362

347

360

409

423

444

532

Waterbouw

450

513

531

533

537

531

542

572

545

Totaal

6.835

7.686

7.633

7.925

7.875

7.512

7.376

7.291

7.306

 

Van de vloot onder buitenlandse vlag in Nederlands eigendom of beheer

Aantallen

                 

Handelsvaart

433

422

408

403

403

432

451

458

474

Zeesleepvaart

459

456

477

498

519

512

502

499

496

Waterbouw

63

55

55

52

52

62

62

63

57

Totaal

955

933

940

953

974

1.006

1.015

1.020

1.027

Bruto tonnage (GT) (x 1.000)

                 

Handelsvaart

5.259

5.232

5.072

5.517

5.987

6.500

7.203

7.700

8.086

Zeesleepvaart

1.011

1.298

1.640

1.612

1.643

1.740

2.239

1.706

1.779

Waterbouw

251

210

264

248

285

312

322

328

319

Totaal

6.521

6.740

6.976

7.377

7.915

8.552

9.764

9.734

10.184

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2019. Cijfers van zeeschepen onder buitenlandse vlag op basis van IHS.

X Noot
1

Schepen > 100 GT en pontons > 1000 GT

Toelichting

Bovenstaande kengetallen geven informatie over de ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot in Nederlands eigendom of beheer onder Nederlandse en buitenlandse vlag. De gegevens zijn opgesplitst naar de sectoren handelsvaart, zeesleepvaart en waterbouw. De groei c.q. afname van de vloot onder Nederlandse vlag is niet alleen van overheidsbeleid afhankelijk, maar ook van externe factoren zoals de wereldwijde groei van het ladingaanbod en investeringsklimaat, het zeevaartbeleid (waaronder fiscale klimaat) van andere landen en de individuele prestaties van de ondernemingen. Een toename van de vanuit Nederland beheerde vloot (en dan met name de Nederlandse vlag) is gunstig voor de ontwikkeling van de toegevoegde waarde.

Kengetal: veiligheid scheepvaart

Aantal scheepvaartongevallen (inclusief vissersvaartuigen en recreatievaart) op het Nederlandse deel van de Noordzee (Nederlandse en buitenlandse vlag)
 

20101

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Zeer ernstige scheepsongevallen

   

4

2

0

0

2

2

1

Ernstige scheepsongevallen

   

15

13

12

11

8

122

10

Totaal

   

19

15

12

11

10

13

11

X Noot
1

De registratie en classificatie van scheepsongevallen op de Noordzee is in 2012 aanzienlijk verbeterd en verfijnd, door deze trendbreuk is vergelijking met eerdere jaren niet zinvol.

X Noot
2

Dit getal is een correctie van het in de begroting van 2019 gepresenteerde getal van 11. Bij de validatie van de gegevens van 2018 is een ongeval uit 2017 naar voren gekomen dat eerder – ten onrechte – niet in de cijfers was opgenomen.

Aantal scheepvaartongevallen met schepen op de Nederlandse binnenwateren1
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Significante scheepsongevallen

164

159

161

136

138

158

164

161

176

(waarvan doden

4

8

4

9

4

6

7

8

2

en gewonden)

45

63

58

27

44

35

38

33

53

                   

Overig ongevallen

824

885

802

858

877

892

1.163

961

1.173

Totaal

988

1.044

963

994

1.015

1.050

1.327

1.122

1.349

Bron: RWS, 2019, Cijfers van zeeschepen onder buitenlandse vlag op basis van IHS.

X Noot
1

Voor de beoordeling van de ontwikkeling van de veiligheid op de Nederlandse binnenwateren wordt gebruik gemaakt van het begrip «significant scheepsongeval». Significante scheepsongevallen zijn scheepsongevallen op de Nederlandse binnenwateren met schepen (ook onder niet Nederlandse vlag) waarbij schade is ontstaan die als ernstig wordt geclassificeerd in de vorm van slachtoffers (doden/gewonden), stremming van de vaarweg of schade aan de vaarweg, schip, lading of milieu.

Toelichting

In 2018 zijn op het Nederlandse deel van de Noordzee 10 ESO’s (ernstige scheepvaartongevallen) en 1 ZESO (zeer ernstige scheepvaartongeval) geregistreerd. De ESO’s zijn als volgt onderverdeeld: koopvaardij (3), visserij (3), werk- en dienstvaart (4) en recreatievaart (1). Doordat een ongeval een aanvaring betrof tussen werk- en dienstvaart en zeevaart komt één ESO hier tweemaal voor. De ZESO betrof recreatievaart. Over het jaar 2018 zijn geen scheepsongevallen op de Noordzee geregistreerd met dodelijke slachtoffers.

Op de Nederlandse binnenwateren (inclusief de zeehavens) zijn in 2018 in totaal 1.349 ongevallen geregistreerd waarvan er 176 ernstige scheepsongevallen waren. Hierbij was sprake van grote materiële schade aan schip, lading of infrastructuur, met milieuschade, stremming van de vaarweg of (in uitzonderlijke gevallen) doden en zwaargewonden als gevolg. Deze ernstige ongevallen zijn de zogenaamde significante ongevallen.

In 2018 was er bij 2 geregistreerde scheepsongevallen een dodelijk slachtoffer te betreuren.

Beleidswijzigingen

De met de Rijksbrede Nederlandse Maritieme Strategie 2015–2025 (Kamerstukken II 2014–2015, 31 409, nr. 70) ingezette koers wordt ook in 2020 voortgezet, evenals de samenwerking tussen de rijksoverheid en de maritieme sector bij de uitwerking van de Maritieme Strategie. De basis voor deze samenwerking wordt gevormd door een op 22 februari 2018 vastgesteld werkprogramma, waarin de prioriteiten op het gebied van zeevaart, zeehavens, binnenvaart en de maritieme maakindustrie voor de komende jaren zijn vastgelegd (Kamerstukken II 2017–2018, 31 409, nr. 184). Het werkprogramma heeft een doorlooptijd tot en met 2021 en adresseert voor 2020 onder meer de volgende onderwerpen: verbetering van het scheepsregister, Smart Shipping, structuurversterking binnenvaart, vergroening zeevaart/binnenvaart en beroepskwalificaties binnenvaart.

Daarnaast is in het regeerakkoord aangegeven dat met de zeevaart-, de binnenvaart en de havensector een Green Deal zal worden afgesloten omdat in deze sectoren nog veel milieuwinst is te behalen. Deze Green Deal is ondertekend op 11 juni 2019. Er is zo snel mogelijk met de uitwerking van de Green Deal gestart. Eén van de belangrijkste acties richt zich op de uitwerking van een labelsysteem voor de binnenvaart, waarmee de milieuprestatie van een binnenvaartschip kan worden geduid. Ook zal gewerkt worden aan een regeling voor investeringssubsidies waarmee de aanschaf van schone motoren in de binnenvaart wordt gestimuleerd. Voor de zeevaart zal IenW zich inspannen voor de invoering van een mondiale CO2-heffing.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid art. 18 Scheepvaart en havens (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Verplichtingen

44.916

38.562

21.714

8.633

8.479

8.975

10.609

Uitgaven

39.981

58.705

39.881

9.081

8.927

9.423

11.057

Waarvan juridisch verplicht

   

95%

       

18.01 Scheepvaart en havens

39.981

58.705

39.881

9.081

8.927

9.423

11.057

18.01.01 Opdrachten

26.913

28.460

35.139

6.103

5.948

5.965

7.599

– Topsector Logistiek

15.482

16.907

13.994

0

0

0

0

– Caribisch Nederland

9.774

7.256

12.500

100

100

100

100

– Overige Opdrachten

1.657

4.297

8.645

6.003

5.848

5.865

7.499

18.01.02 Subsidies

7.976

5.224

1.764

0

0

0

0

– Topsector Logistiek

6.359

4.104

1.764

0

0

0

0

– Overige Subsidies

1.617

1.120

0

0

0

0

0

18.01.03 Bijdragen aan agentschappen

1.430

1.527

1.405

1.405

1.406

1.885

1.885

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

1.212

1.477

1.405

1.405

1.406

1.885

1.885

– Overige Bijdragen aan agentschappen

218

50

0

0

0

0

0

18.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

2.158

21.912

0

0

0

0

0

– Bijdrage Caribisch Nederland

2.158

21.912

0

0

0

0

0

18.01.05 Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

1.504

1.582

1.573

1.573

1.573

1.573

1.573

Ontvangsten

168

862

784

0

0

0

1.764

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

Bijdrage uit artikel 26 van Infrastructuurfonds aan artikel 15 Hoofdvaarwegennet

839.511

1.165.966

1.087.957

942.226

917.784

Andere ontvangsten van artikel 15 Hoofdvaarwegennet

154.888

89.065

20.711

240

9.186

Totale uitgaven op artikel 15 Hoofdvaarwegennet

994.399

1.255.031

1.108.668

942.466

926.970

waarvan

         

15.01

Verkeersmanagement

8.830

8.830

8.830

8.830

8.830

15.02

Beheer onderhoud en vervanging

398.074

311.437

326.637

315.081

324.692

15.03

Aanleg

171.166

325.818

307.175

219.733

220.938

15.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

75.293

264.214

122.791

64.397

52.937

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

341.036

344.732

343.235

334.425

319.573

15.07

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.06 PMR Megaprojecten Verkeer en Vervoer van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

Bijdrage uit artikel 26 van Infrastructuurfonds aan artikel 17.06 PMR

6.859

1.146

260

260

260

Andere ontvangsten van artikel 17.06 PMR

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 17.06 PMR

6.859

1.146

260

260

260

waarvan

         

17.06

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

6.859

1.146

260

260

260

Extracomptabele verwijzing naar artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

0

0

0

40.000

68.000

Andere ontvangsten van artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

         

Totale uitgaven op artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

0

0

0

40.000

68.000

waarvan

         

20.05.3

Investeringsruimte Vaarwegen

0

0

0

0

0

Voor de periode 2020–2024 staan geen bedragen geraamd en zijn derhalve geen bedragen zichtbaar.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:

  • Accijnsvrijstelling communautaire wateren

  • Willekeurige afschrijving zeeschepen

Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Fiscale regelingen 2018–2020, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1
 

2018

2019

2020

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart

120

119

117

Afdrachtvermindering zeevaart

108

108

108

X Noot
1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

18.01 Scheepvaart en havens

Budgetflexibiliteit

De bijdragen aan agentschappen en internationale organisaties zijn volledig juridisch verplicht en hebben een structureel karakter.

Voor de Topsector Logistiek zijn zowel het subsidiedeel aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) als de opdrachten via Connekt volledig juridisch verplicht. Dat geldt ook voor het opdrachtenbudget voor IenW opdrachten voor de topsector Logistiek dat eveneens juridisch verplicht is.

Het beschikbare budget voor verduurzaming en innovatie van de binnenvaart en zeevaart (uitvoering Green Deal) is volledig juridisch verplicht, evenals de bijdrage voor de vervanging van een verouderd simulatorcentrum op het terrein van het Maritiem Research Instituut Nederland (MARIN).

Van het overige opdrachtenbudget is circa de helft juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van aangegane verplichtingen voor onder meer de uitvoering van toezichtstaken door de ACM en de monitoring van maritieme indicatoren en kengetallen.

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor beleidsonderzoek gericht op onder meer binnenvaart, zeevaart, zeehavens en Caribisch Nederland.

18.01 Scheepvaart en havens

Toelichting op de financiële instrumenten

18.01.01 Opdrachten
  • Voor beleidswerk gericht op havens (onder andere havensamenwerking) en Caribisch Nederland (de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba) is het benodigde budget gereserveerd.

  • Het werkprogramma Maritieme Strategie en Zeehavens 2018–2021 is vanaf 2018 als onderdeel van het integrale werkprogramma ter uitvoering van de Maritieme Strategie doorgezet.

  • Als vlaggen-, kust- en havenstaat zet Nederland in International Maritime Organization (IMO)- en EU-verband in op verbetering van het stelsel van regelgeving (bij voorkeur door optimaliseren bestaande regelgeving).

  • De concurrentiepositie van het maritieme cluster vereist de implementatie van verdragen, een gelijk speelveld en vermindering van de administratieve lasten. De inzet richt zich bijvoorbeeld op een Europese maritieme ruimte zonder grenzen, het monitoren van de arbeidsmarkt, het faciliteren van verbetering van de efficiency van bemanningen en het wegnemen van knelpunten in de relevante wetgeving. Hiervoor wordt beleidsinformatie verzameld en onderzoek verricht.

  • Voor de topsector Logistiek worden in 2020 opdrachten uitgevoerd onder regie van het Topteam Logistiek. De opdrachten en subsidies hebben betrekking op de volle breedte van de logistieke sector, dat wil zeggen op alle modaliteiten.

  • Voor de vervanging van een verouderd simulatorcentrum door nieuwbouw op het terrein van het Maritiem Research Instituut Nederland (MARIN) zal IenW in 2020 incidenteel € 2,0 miljoen bijdragen.

  • Voor de uitvoering van de Green Deal is budget beschikbaar voor verduurzaming en innovatie van de binnenvaart en zeevaart.

18.01.02 Subsidies

Voor de topsector Logistiek worden de subsidies op basis van het meerjarenprogramma en de gestarte activiteiten via de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) uitgezet.

18.01.03 Bijdragen aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

18.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

Dit betreffen middelen voor de renovatie van de zeehaven op Saba, welke middels een bijzondere uitkering verstrekt zullen worden. Vanuit de Regio Envelop is € 12,5 miljoen beschikbaar gesteld voor de renovatie van de zeehaven op Saba. Daarnaast is er voor dit havenproject € 9 miljoen bestemd vanuit de wederopbouw gelden. Een optimale zeehaven te Saba is een groeiende bron van inkomsten voor het eiland en verbetert de leefbaarheid (aanlanding levensmiddelen en (project)goederen) op het eiland.

18.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Vanuit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gelden betaalt IenW in totaal € 1,07 miljoen aan contributies in het kader van Maritieme Zaken. Hiervan gaat circa € 0,5 miljoen contributie naar de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en circa € 0,4 miljoen contributie naar de International Maritime Organisation (IMO) conform verdragsverplichtingen. Daarnaast worden bijdragen gedaan aan de International Association of Marine Aids to Navigation and Lighthouse Authorities (IALA), Regional Cooperation Agreement on Combating Piracy and Armed Robbery against Ships in Asia (ReCAAP), de Donaucommissie en de North Atlantic Ice Patrol.

Door de internationale brancheorganisaties in de binnenvaart is met een beroep op de gelden uit het reservefonds het European IWT platform opgericht. Uit het Nederlandse deel van het door de sector opgebouwde fonds zal gedurende 10 jaar (2017–2026) een bedrag van € 450.000 per jaar aan het IWT uitgekeerd worden.

Beleidsartikel 19 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

Algemene doelstelling

IenW zet zich in de internationale arena in voor een klimaatbestendige en duurzame infrastructuur en leefomgeving. Zo heeft Nederland zich gecommitteerd aan de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals/SDG's), waardoor de Nederlandse innovaties en kennis ook buiten de landgrenzen kunnen worden ingezet voor het realiseren van die doelen.

Daarbij zet IenW gericht in op internationale samenwerking met overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen om de klimaatweerbaarheid, duurzaam waterbeheer, slimme en groene mobiliteit en circulaire economie in binnen- en buitenland te versterken. Doelen daarbij zijn het agenderen van onderzoek en beleid, de ontwikkeling van internationale beleidsinstrumenten, uitwisseling van kennis en expertise, het creëren van draagvlak en het versterken van marktkansen voor Nederlandse IenW sectoren.

Regisseren

Rollen en verantwoordelijkheden

De Minister van IenW regisseert de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale transport- en milieubeleid. Meer specifiek is de Minister van IenW verantwoordelijk voor:

  • De uitvoering van de voor IenW relevante SDG's uit de 2030 Agenda voor duurzame ontwikkeling en de verantwoording aan de Tweede Kamer daarover.

  • De regie op de internationale aspecten van het IenW-beleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daartoe horen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad, de UNECE, de OESO, OESO-ITF en UN Environment.

  • Het opstellen en uitdragen van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema's. De nationale en Europese beleidscoördinatie op het gebied van satelliet-navigatie en de IenW inzet op het gebruik satelliet-data en satelliet-navigatie.

    Het internationale IenW-beleid vindt niet alleen zijn grondslag in dit beleidsartikel. Specifieke rollen en verantwoordelijkheden van de Minister op de verschillende beleidsterreinen van IenW zijn bij de betreffende artikelen vermeld. De Minister van Buitenlandse Zaken coördineert het internationale beleid ten behoeve van geïntegreerde besluitvorming door het Kabinet. De Minister van BHOS coördineert de Nederlandse inzet op de SDG’s.

Stimuleren

De Minister van IenW ontplooit ook diverse activiteiten om de nationale doelen van de transities naar een circulaire economie, een klimaatbestendige inrichting van de leefomgeving en duurzame mobiliteit te versterken door verbinding met internationale activiteiten.

  • Het onderhouden van een netwerk met lidstaten, EU-instellingen en mondiale organisaties, denktanks en non-gouvernementele organisaties. Dit netwerk is cruciaal om tijdig (nieuwe) internationale ontwikkelingen te signaleren die van invloed (kunnen) zijn op de IenW-terreinen en het ontwikkelen van een visie en strategie voor de internationale beleidsinzet.

  • Voor ondersteuning van beleidsontwikkeling neemt IenW deel aan diverse bilaterale en multilaterale overleggen (formeel en informeel) gericht op de totstandkoming van coalities met gelijkgezinde landen.

  • Gerichte financiële ondersteuning van het werk van (inter)nationale organisaties die zich inzetten voor de bevordering van internationale samenwerking en overdracht/uitwisseling van kennis.

  • Ten slotte zet IenW samen met andere deelnemende staten en actoren in op het bevorderen van concrete internationale samenwerking en activiteiten in internationale multi-stakeholderpartnerschappen.

(Doen) Uitvoeren

IenW heeft een deel van de beleidsuitvoering uitbesteed aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). De opdracht verlening en de bijbehorende budgetten aan het RIVM en de RVO worden binnen IenW op één plaats verantwoord en centraal gecoördineerd. Doel hiervan is het verbeteren van overzicht op en flexibiliteit binnen de totale opdracht, kwaliteitsverbetering van het hele opdrachtproces (goed opdrachtgeverschap) en terugdringen van de administratieve lasten.

Indicatoren/kengetallen

De IenW ambities kunnen door de hoge mate van verwevenheid met de internationale arena alleen maar effectief worden gerealiseerd in internationaal verband. Dit is niet alleen afhankelijk van de Nederlandse inzet, maar ook van de inbreng van partners en andere partijen. Het opnemen van kwantitatieve meetbare indicatoren gerelateerd aan het te realiseren doel is in dit verband zelden relevant of toepasselijk.

Waar mogelijk zijn deze opgenomen bij de operationele doelen.

Beleidswijzigingen

De belangrijkste wijzigingen op het terrein van internationaal beleid worden beschreven in de beleidsagenda. De internationale taken van IenW zijn bij verschillende dienstonderdelen belegd en worden op diverse begrotingsartikelen gepresenteerd en verantwoord.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid art. 19 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal (x € 1.000)
   

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Verplichtingen

56.811

51.324

43.491

43.430

43.286

43.401

43.598

Uitgaven

55.953

53.951

44.374

44.347

43.577

43.492

43.489

Waarvan juridisch verplicht

   

93%

       

19.02

Internationaal beleid coördinatie en samenwerking

55.953

53.951

44.374

44.347

43.577

43.492

43.489

19.02.01

Opdrachten

4.921

6.270

7.360

8.025

6.683

6.581

6.581

19.02.02

Subsidies

749

574

274

250

244

244

244

 

– Interreg

698

544

244

244

244

244

244

 

– Overige subsidies

51

30

30

6

0

0

0

19.02.03

Bijdragen aan agentschappen

45.966

42.245

34.271

33.603

34.181

34.523

34.520

 

– Waarvan bijdrage aan RIVM

32.992

31.527

26.626

26.089

26.696

27.038

27.035

 

– Waarvan bijdrage aan RVO

12.474

10.381

7.382

7.377

7.348

7.348

7.348

 

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

333

337

263

137

137

137

137

 

– Waarvan overige bijdragen aan agentschappen

167

0

0

0

0

0

0

19.02.05

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

4.317

4.862

2.469

2.469

2.469

2.144

2.144

Ontvangsten

501

6.284

0

0

0

0

0

19.02 Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

Budgetflexibiliteit

De financiering van de in voorgaande jaren aangegane verplichtingen in het kader van de uitvoering van de opdrachten aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en RIVM zijn juridisch verplicht. Deze bijdragen hebben een structureel karakter.

Ook de bijdrage aan de doorontwikkeling van het satellietinstrument TROPOMI is meerjarig juridisch verplicht.

De bijdrage aan internationale organisaties is grotendeels juridisch verplicht. Het betreft hier uitgaven op grond van internationale verdragen of andere internationale afspraken. Deels zijn deze structureel van aard.

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor opdrachten die worden verstrekt voor wetenschappelijk (inter)nationaal onderzoek, onderzoekprogramma’s en toekenningen aan (inter)nationale organisaties die een bijdrage leveren aan de internationale beleidsdoelstellingen op het gebied van milieu- en ruimtevaartbeleid.

19.02 Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

Toelichting op de financiële instrumenten

19.02.01 Opdrachten

Het Ministerie van IenW verstrekt aan nationale en internationale wetenschappelijke en adviserende instellingen opdrachten gericht op de uitvoering van het internationaal beleid waaronder het beheer van de Publieke Dienst Galileo. Verder betreft het middelen voor opdrachten op het gebied van ruimtedata waaronder de doorontwikkeling van het satelliet instrument TROPOMI en de uitvoering van data pilots met het doel data op een dusdanige manier bijeen te brengen dat nieuwe, beleidsrelevante informatie kan ontstaan, om zaken beter te doorzien dan wel om gerichter maatregelen of handelingsperspectieven te bieden. Ook worden de middelen aangewend voor activiteiten in het kader van internationale diplomatie, waaronder het uitvoeren van bedrijfsleven missies, en het ondersteunen en faciliteren van delegaties en internationale bijeenkomsten. Hiernaast worden in 2020 middelen ingezet voor de organisatie van de Climate Adaptation Action summit (CaAs)

19.02.02 Subsidies

Interreg

Interreg is een Europese subsidieregeling waarin partijen uit meerdere landen samenwerken op het terrein van innovatie, duurzaamheid, bereikbaarheid en regionale gebiedsontwikkeling. Met de beschikbare middelen wordt de Nederlandse bijdrage voor de kosten van de internationale uitvoering en de uitvoering in Nederland (waaronder inbegrepen de stimulering van de deelname door Nederlandse partners) gefinancierd. Hiermee wordt de deelname van Nederlandse organisaties aan de transnationale en interregionale programma’s van Interreg bevorderd. Dit betreft uitgaven in het kader van subsidieregelingen ter stimulering van deelname door Nederlandse partners aan de Europese Interreg-subsidieprogramma’s Europe, North West Europe en North Sea Region. Via de PSR-regeling (Projectstimuleringsregeling Interreg V; Stcrt. 2015, 10986) worden subsidies verstrekt in de voorbereiding en indiening van Interreg-projectvoorstellen. Via de Cofinancieringsregeling (Stcrt. 2015, 30863) kunnen partners een bijdrage krijgen in hun aandeel in de projectkosten.

19.02.03 Bijdragen aan agentschappen

RIVM en RVO

IenW heeft een deel van de beleidsuitvoering uitbesteed aan externe uitvoeringsorganisaties, zoals aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (uitvoering van subsidieregelingen en ander beleidsondersteunende werkzaamheden) en aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (uitvoering van wettelijke taken en beleid onderbouwend onderzoek). De opdracht verlening en de bijbehorende budgetten aan het RIVM en de RVO worden binnen IenW op één plaats verantwoord en centraal gecoördineerd. Dit betreft uitvoering van subsidieregelingen en -programma’s en beleidsondersteunende werkzaamheden (zoals beleidsadviezen) door de RVO. Het RIVM voert als kennisinstituut op het gebied van milieuproblematiek beleidsvoorbereidend en -onderbouwend onderzoek uit. Daarnaast ondersteunt het RIVM het milieubeleid bij een groot aantal (vaak wettelijk vastgelegde) reguliere taken, zoals monitoring- en rapportageverplichtingen en stoffenbeoordelingen.

RWS

Dit betreft de bijdrage voor capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van de Antarcticaregelgeving en enkele ondersteunende activiteiten in het kader van het internationale beleid van IenW.

19.02.05 Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Het Ministerie van IenW kent op grond van internationale verdragen of andere internationale afspraken financiële bijdragen toe aan (inter)nationale organisaties. Dat is nodig om de kosten te dekken van de doorlopende ontwikkeling van het desbetreffende verdrag of de organisatie.

In onderstaande tabel zijn de (verwachte) bijdragen en contributies voor 2020 vermeld.

Bedragen x € 1.000

United Nations Environment Programme (UNEP)

615

VNECE CLRTAP-verdrag (grensoverschrijdende luchtverontreiniging)

83

VNECE CLRTAP Coordination Centre for Effects

90

VNECE PRTR-verdrag (emissieregisters)

20

Verdrag van Rotterdam (melding vooraf export chemicaliën)

50

Verdrag van Stockholm (persistente organische stoffen)

95

Verdrag van Bazel (overbrenging gevaarlijk afval)

95

OESO Programme on Chemical Accidents (voorkomen en bestrijden van gevolgen van chemische ongelukken)

35

Cartagenaprotocol (verdrag over veiligheid van grensoverschrijdend vervoer van levende ggo's)

50

VNECE Aarhus-verdrag (toegang tot informatie, besluitvorming en rechter)

45

VNECE Helsinki-verdrag (bescherming tegen industriële ongevallen)

30

VN Minamata-verdrag (regulering kwikemissies)

100

China Council (adviesraad voor duurzame ontwikkeling)

100

Control of Chemicals (OESO) (veiligheid van chemische producten)

20

International Transport Forum (ontwikkelingen op vervoersgebied)

178

Totaal

1.606

Tevens worden de middelen ingezet voor het verstrekken van incidentele en vrijwillige bijdragen aan (inter)nationale organisaties voor activiteiten die het internationaal milieubeleid van het Ministerie van IenW ondersteunen. Het bedrag voor 2020 en verder is lager dan in 2019, vanwege de incidentele toegekende van de Global Commission on Adaptation.

Beleidsartikel 20 Lucht en Geluid

Algemene Doelstelling

Bevorderen van een solide en gezonde leefomgeving door de luchtkwaliteit te verbeteren en door geluidhinder te voorkomen of te beperken.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

Om qua luchtkwaliteit en geluid een solide en gezonde leefomgeving te bereiken, regisseert de Minister van IenW de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese luchtkwaliteits- en geluidbeleid. Meer specifiek is de Minister van IenW verantwoordelijk voor:

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van grenswaarden en plafonds voor emissies van luchtverontreinigende stoffen, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en (zo nodig) de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen, grenswaarden en plafonds hebben betrekking op verbetering van de luchtkwaliteit en op bronbeleid voor geluid- en industriële emissies.

  • De ondersteuning van gemeenten en provincies bij het toezicht op de naleving van algemene regels en bij de vergunningverlening ter vermindering van luchtemissies bij de industrie en bij een juiste toepassing van de geluidregelgeving;

  • De implementatie van de geluidregelgeving (wet SWUNG8) waarmee een optimale gezondheidsbescherming van burgers en flexibiliteit voor de beheerders van rijkswegen en hoofdspoorwegen wordt beoogd. SWUNG-2 zal de aanpak van geluidhinder op gemeentelijk en provinciaal niveau beter uitvoerbaar maken. Deze nieuwe geluidregels worden ondergebracht in de Omgevingswet. Lagere overheden worden ondersteund om aan de voorschriften van deze regelgeving te kunnen voldoen en geluidsgevoelige locaties langs infrastructuur aan te pakken.

Stimuleren

Om de milieudoelen op het gebied van luchtkwaliteit en geluid te behalen, is het belangrijk deze op een proactieve wijze met maatschappelijke partners te delen. Daarom stimuleert de Minister van IenW:

  • Het aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden en kennisorganisaties om de doelen uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) en SWUNG (geluid) tot een succesvolle uitvoering te brengen;

  • Een permanente verbetering van de luchtkwaliteit om zo te komen tot een vermindering van gezondheidsrisico’s door luchtverontreiniging, via het Schone Lucht Akkoord. Hiermee werkt het kabinet – conform het advies van de Gezondheidsraad – toe naar de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie.

  • Medeoverheden tot uitvoering van maatregelpakketten in het NSL om daarmee de Europese normen voor luchtkwaliteit te halen.

Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Jaarlijks ontvangt de Tweede Kamer een monitoringsrapportage over de voortgang van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De monitoring dient om de voortgang van de uitvoering van het NSL te volgen en biedt een basis om het programma waar nodig bij te sturen. De monitoring betreft de ontwikkeling van de luchtkwaliteit en de uitvoering van projecten en maatregelen. De negende rapportage is op 19 december 2018 aan de Kamer verzonden (Kamerstukken II 2018–2019 30 175, nr. 325).

Kengetallen sanering verkeerslawaai

Deze tabel betreft een overzicht van het aantal woningen op de saneringslijst, en het aantal reeds gesaneerde woningen per periode. (De A-lijst betreft woningen met de hoogste geluidsbelastingen).

Overzichtstabel sanering verkeerslawaai
 

t.g.v. Rijksinfrastructuur

t.g.v. andere infrastructuur

Totaal

Aantal woningen

Rijkswegen inclusief betreffende A-lijst woningen

Spoorwegen

A-lijst

Overig

 

Totaal

109.800

70.650

77.355

335.800

593.605

Uitgevoerd 1980–1990 (schatting)

40.000

7.450

0

40.000

87.450

Uitgevoerd 1990–2011

58.302

16.238

48.650

36.721

159.911

Uitgevoerd 2012

0

549

3.031

1.125

4.705

Uitgevoerd 2013

0

831

3.000

2.784

6.615

Uitgevoerd 2014

56

704

3.000

397

4.157

Uitgevoerd 2015

22

2.311

2.000

434

4.767

Uitgevoerd 2016

0

740

1.600

1.832

4.172

Uitgevoerd 2017

0

1.067

200

1.253

2.520

Uitgevoerd 2018

0

83

300

2.500

2.883

Resultaat opschonen saneringsvoorraad

0

0

2.225

48.275

50.500

Planning 2019

0

675

400

3.000

4.075

Gepland restant per eind 2019

11.420

40.002

12.949

197.479

261.850

Bron: Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV)

https://www.bureausaneringverkeerslawaai.nl/

Deze cijfers hebben betrekking op de sanering verkeerslawaai die onder regime van de Wet Geluidhinder wordt afgehandeld. Deze sanering kent een ander normenkader dan de sanering vanwege rijksinfrastructuur die nu door RWS en ProRail wordt uitgevoerd onder de Wet milieubeheer. Deze sanering is opgenomen onder beleidsartikel 14. Hier wordt alleen de voortgang gerapporteerd van de sanering bij rijksinfra die nog onder overgangsrecht onder de Wet geluidhinder plaatsvindt.

In 2018 is de saneringsvoorraad opgeschoond. Een groot deel van de gemeenten heeft informatie aangeleverd over woningen die uit het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) zijn gesaneerd of om andere redenen niet meer in aanmerking komen voor sanering. Hierdoor is de saneringsvoorraad met circa 20% afgenomen.

Op dit moment nadert de sanering van de A-lijst afronding. De sanering van overige woningen op de saneringslijst neemt toe. De voortgang van de sanering wordt bepaald door het beschikbare budget, dat jaarlijks volledig wordt besteed. Het jaar 2020 is het laatste jaar waarin saneringen onder de Wet geluidhinder gestart kunnen worden. Daarna zal de saneringsregeling worden uitgevoerd onder de Omgevingswet met een aangepaste saneringslijst.

Kengetal: Emissies luchtverontreinigende stoffen 1990, 2000, 2005, 2010, 2015, 2016 en 2017, doelstellingen en prognoses 2020 en 2030 in kton/jr.

Elk jaar wordt een nieuwe analyse uitgevoerd en door nieuwe kennis kan dat betekenen dat ook eerdere cijfers soms nog enigszins worden aangepast. Zie ook toelichting.

 

1990

2000

2005

2010

2010

2015

2016

2017

2020

20201

2030

2030

         

NEC- Richtlijn

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Raming

Herziene NEC-Richtlijn

Raming

Herziene NEC-Richtlijn

SO2

194

77

67

35

50

31

29

27

30

48

31

32

NOx2

629

441

380

312

260

256

253

254

173

210

127

149

NH3

351

176

155

130

128

124

123

127

119

135

107

122

NM VOS23

601

331

199

185

185

160

152

154

144

183

146

170

PM2,5

53

30

24

19

geen

15

14

13

11

15

10

13

X Noot
1

De plafonds voor 2020 en 2030 zijn afgeleid van de Richtlijn inzake nationale emissie reductieverbintenissen inzake bepaalde stoffen in de lucht (2016/2284), waarin reductiepercentages zijn opgenomen ten opzichte van basisjaar 2005. De voorstellen voor 2020 zijn gelijk aan de waarden in het herziene Gotenburgprotocol, dat binnenkort zal worden geratificeerd.

X Noot
2

de emissietotalen voor NOx en NMVOS zijn conform de Richtlijn 2016/2284 exclusief de emissies uit de agrarische bronnen mestbewerking en landbouwgronden.

X Noot
3

NMVOS: Vluchtige organische stoffen, exclusief methaan.

Toelichting

In december 2016 zijn de nieuwe doelstellingen voor luchtverontreinigende stoffen vastgesteld. Het betreft aanpassing van de National Emission Ceilings (NEC) (richtlijn (EU) 2016/2284). In bovenstaande tabel zijn de reductiepercentages uit de richtlijn omgerekend naar vrachten. Elk jaar wordt een nieuwe analyse uitgevoerd en door nieuwe kennis kan dat betekenen dat ook eerdere cijfers soms nog enigszins worden aangepast doordat deze nieuwe inzichten met terugwerkende kracht ook worden meegenomen in de emissiecijfers van voorgaande jaren.

Beleidswijzigingen

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is verlengd tot aan de invoering van de Omgevingswet. Er resteren nog enkele overschrijdingen van de EU-normen voor luchtkwaliteit op fijnstof en stikstofdioxide, in enkele gebieden met intensieve veehouderij (fijnstof) en bij binnenstedelijke gebieden (stikstofdioxide). In 2018 is de Aanpassing NSL 2018 gepubliceerd met aanvullende maatregelen met als doel om op de kortst mogelijke termijn de laatste EU-normoverschrijdingen teniet te doen. Ook wanneer de EU-normoverschrijdingen zijn opgelost, doen zich gezondheidsrisico’s voor door luchtverontreiniging. Daarom werkt het kabinet aan het Schone Lucht Akkoord. Dit is gericht op een permanente verbetering van de luchtkwaliteit om zo te komen tot een vermindering van gezondheidsrisico’s door luchtverontreiniging. Hiermee werkt het kabinet – conform het advies van de Gezondheidsraad9 – toe naar de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie. Het Schone Lucht Akkoord wordt samen met decentrale overheden in 2019 gepresenteerd en in 2020 uitgevoerd. Het Ministerie van IenW reserveert (2020–2023) in deze begroting in totaal € 50 miljoen op het Infrastructuurfonds (artikel 20.03) voor de uitvoering van maatregelen genoemd in het te sluiten Schone Lucht Akkoord. De aanbevelingen van het IBO Luchtkwaliteit en de beleidsdoorlichting van het NSL zijn hierbij betrokken10.

De aanvullingswet geluid waarmee geluidregels ondergebracht worden in de Omgevingswet is op 5 oktober 2018 ter behandeling aan de Tweede Kamer aangeboden. Uitwerking in onderliggende regelgeving vindt in 2019 en 2020 plaats. Waar het gaat om geluidsanering is het van belang dat de saneringsoperatie verder wordt afgerond en waar mogelijk op een kosteneffectieve manier wordt verbreed. Naast deze ontwikkelingen zal worden gezocht naar tot nu toe onvoldoende gebruikte mogelijkheden. Met het oog op een kostenefficiënte inzet van de beschikbare middelen voor de geluidsanering langs de rijksinfrastructuur (Meerjarenprogramma Geluidsanering) is in 2016 en 2017 de regelgeving beperkt aangepast. Op basis hiervan is 2018 en 2019 verder invulling gegeven aan de uitwerking van maatregelen binnen het Meerjarenprogramma Geluidsanering, waarna de komende jaren saneringsplannen vastgesteld en in uitvoering worden genomen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid art. 20 Lucht en Geluid (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Verplichtingen

17.407

23.700

25.845

26.686

27.191

29.158

29.805

Uitgaven

23.627

26.778

26.045

26.686

27.191

29.158

29.805

Waarvan juridisch verplicht

   

99%

       

20.01

Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder

23.627

26.778

26.045

26.686

27.191

29.158

29.805

20.01.01

Opdrachten

6.080

4.303

2.763

2.782

2.782

2.782

2.782

 

– Geluid en luchtsanering

3.938

4.133

2.763

2.782

2.782

2.782

2.782

 

– Overige opdrachten

2.142

170

0

0

0

0

0

20.01.03

Bijdragen aan agentschappen

921

1.372

1.539

1.527

1.546

1.556

1.556

 

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

921

1.372

1.539

1.527

1.546

1.556

1.556

20.01.04

Bijdragen aan medeoverheden

16.124

20.428

21.452

21.921

22.407

24.364

25.011

 

– NSL

5

0

0

0

0

0

0

 

– Wegverkeerlawaai

16.119

20.428

21.452

21.921

22.407

24.364

25.011

20.01.07

Bekostiging

502

675

291

456

456

456

456

Ontvangsten

342

247

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De bijdragen aan medeoverheden in het kader van met name de wettelijke taken inzake de sanering van het wegverkeerslawaai en het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn juridisch verplicht. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht door lopende opdrachten in de sfeer van de uitvoering van met name de geluidsanering.

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor (onderzoeks)opdrachten aan TNO op de beleidsterreinen lucht en geluid.

20.01 Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder

Toelichting op de financiële instrumenten

20.01.01 Opdrachten

Het Ministerie van IenW geeft uitvoerings- en onderzoeksopdrachten in het kader van geluidhinder en luchtkwaliteit. Ten aanzien van het beleidsterrein geluidhinder gaat het met name om de opdrachtverlening aan het Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV), dat namens het Ministerie van IenW zorg draagt voor de uitvoering van de geluidsanering voor gemeentelijke en provinciale infrastructuur.

20.01.03 Bijdragen aan agentschappen

RWS

De voornaamste werkzaamheden voor de bijdragen aan RWS zijn voor luchtkwaliteit en geluid onder meer het geven van inhoudelijk advies, het uitvoeren van (literatuur)onderzoek en het verzorgen dan wel ondersteunen van rapportages.

20.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

De betalingen aan de provincies en gemeenten in het kader van het NSL hebben in de afgelopen jaren plaatsgevonden, in diverse tranches. De financiële afwikkeling en nabetaling van het restant van de toegezegde bijdragen vindt plaats in 2019.

Bij het onderdeel wegverkeerslawaai gaat het om de bijdragen aan provincies en gemeenten voor het uitvoeren van saneringsmaatregelen met betrekking tot geluidhinder door het verkeer.

20.01.07 Bekostiging

Jaarlijks bekostigt het Ministerie van IenW een deel van het milieuonderzoeksprogramma van TNO. Over de invulling van dit programma worden afspraken gemaakt met TNO, mede om te borgen dat het onderzoek en de resultaten dienstbaar zijn aan de beleidsontwikkeling en -onderbouwing door IenW.

Beleidsartikel 21 Duurzaamheid

Algemene Doelstelling

Bevorderen van de circulaire economie met als doelen het behouden van natuurlijke hulpbronnen, zicht op de economische keten en het gebruik van hulpbronnen, het verbeteren van de voorzieningszekerheid van grondstoffen, het verminderen van emissies en het versterken van de Nederlandse economie.

Regisseren

Rollen en verantwoordelijkheden

Duurzaamheid moet expliciet onderdeel uit gaan maken van afwegingen en besluiten van organisaties en individuen in Nederland. Om dit te bereiken worden belemmeringen weggenomen, instrumenten ontwikkeld en samenwerkingsverbanden georganiseerd met de maatschappelijke partners. De Minister is hierbij verantwoordelijk voor:

  • De transitie naar een circulaire economie11 die wezenlijk bijdraagt aan het verminderen van de milieudruk en het halen van de klimaatdoelstelling, het verbeteren van de voorzieningszekerheid en het versterken van het verdienvermogen van de Nederlandse economie en het vitaal houden van ons natuurlijk kapitaal;

  • Het borgen van verduurzaming via wetgeving op nationaal, op EU- en internationaal niveau, bijvoorbeeld om de markt voor secundaire grondstoffen te vergroten, slim ontwerp van producten te stimuleren, het marktaandeel van circulaire producten te verhogen, ongewenste emissies te voorkomen, de kwaliteit van de leefomgeving in verdichte gebieden te verbeteren;

  • Het met behulp van de minimumstandaarden in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) verder realiseren van hoogwaardige afvalverwerking;

  • Het coördineren van beleid in Europees en in mondiaal verband om het internationale level playing field voor duurzaamheid te versterken;

  • Het toepassen van slimme marktprikkels door het beprijzen van milieuschade;

  • Het coördineren van het interdepartementale plan van aanpak Maatschappelijk Verantwoord Inkopen overheden 2015–202012.

Stimuleren

Zowel producenten als consumenten moeten concrete stappen kunnen zetten naar een meer circulaire economie. Om dit te bereiken steunt IenW duurzame initiatieven in de samenleving. Daarom stimuleert de Minister in samenwerking met andere ministers:

De verduurzaming van productketens waarbij bedrijven worden gestimuleerd om efficiënter om te gaan met grondstoffen, kringlopen verder te sluiten en meer waarde uit afval te halen. Hiertoe worden partijen gefaciliteerd via bijvoorbeeld de Transitieagenda’s, aanpassing van regelgeving, Green Deals en ketenprojecten;

  • Samenwerking met andere organisaties om begrippen als «duurzaam consumeren» en «maatschappelijk verantwoord ondernemen» concreet en hanteerbaar te maken voor (kleine) bedrijven en burgers;

  • Investeringen in productietechnieken met minder milieudruk. Bijvoorbeeld door het stimuleren van de aanschaf van milieuvriendelijke producten of bedrijfsmiddelen door middel van financiële stimulering (MIA/VAMIL en DEI+) en Groen Beleggen;

  • Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI) bij zowel het Rijk als decentrale overheden te vergroten/versterken, met speciale aandacht voor klimaatneutraal en circulair inkopen.

Indicatoren en kengetallen

Duurzame ontwikkeling kan op meerdere manieren inzichtelijk worden gemaakt. In internationaal verband zijn in het najaar 2015 in de Verenigde Naties de Sustainable Development Goals vastgesteld. Over de stand van zaken in Nederland wordt regelmatig gerapporteerd. In het voorjaar van 2019 zijn de nieuwste rapporten met een begeleidende brief13 naar de kamer gestuurd («Monitor Brede Welvaart & Sustainable Development Goals», «Derde Nederlandse SDG Rapportage»).

Voor het Rijksbrede programma Circulaire Economie is door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in samenwerking met verschillende kennisinstellingen een monitoringprogramma ontwikkeld. Eén keer in de twee jaar levert PBL in dat verband een monitoringsrapportage op. Het andere jaar levert PBL een voortgangsrapportage op. Eind 2019 zal PBL de eerste voortgangsrapportage opleveren. Op basis daarvan wordt het uitvoeringsprogramma in 2020 geactualiseerd.

Het PBL zal in de Klimaat- en Energieverkenning met ingang van 2019 jaarlijks rapporteren over de voortgang in het beleid en de effecten daarvan dat is opgenomen in het klimaatakkoord. Daarin wordt ook aandacht besteed aan circulaire projecten die tevens een CO2-reductie realiseren.

Voor het afvalbeleid zijn doelen vastgesteld in het Landelijk Afvalplan (LAP), waaronder:

  • Beperking van het afval aanbod door huishoudens en bedrijven, bevordering van afvalscheiding en (voorbereiding voor) nuttig hergebruik, liefst door hoogwaardige recycling. LAP3 is eind 2017 in werking getreden.

  • Preventie van afvalstoffen, zodanig dat de in de periode 1985–2014 bereikte ontkoppeling tussen de ontwikkeling van het Bruto Binnenlands Product (BBP) en de ontwikkeling van het totale afvalaanbod wordt versterkt. Dit houdt in dat het totaal afvalaanbod in 2023 niet groter mag zijn dan 61 Mton en in 2029 niet groter mag zijn dan 63 Mton.

  • Het van 2012 tot 2022 halveren van de hoeveelheid Nederlands afval dat de economie «verlaat» via afvalverbrandingsinstallaties en/of stortplaatsen (in 2012 betrof dit bijna 10 Mton).

Onderstaande grafieken geven een beeld van de ontwikkeling van het Nederlands afval. De eerste grafiek (grafiek 1) laat de hoeveelheid Nederlands afval dat de economie «verlaat» zien als percentage van die hoeveelheid in het basisjaar 2012. Grafiek 2 laat de verhoudingen zien tussen afvalverwerking (storten, recyclen en verbranden) over de jaren. Grafiek 3 is een weergave van het werkelijke afvalaanbod versus het afvalaanbod als het de ontwikkeling van het bbp zou volgen. De ambitie is om de hoeveelheid afval die wordt gestort of verbrand terug te brengen met 50% van 10 Mton in 2012 naar 5 Mton in 2022. Dat moet bereikt worden door inzet in de gehele keten, door van de ontwerp- tot aan de afvalfase te werken aan preventie, hergebruik en recycling. De hoeveelheid huishoudelijk restafval is afgenomen terwijl de hoeveelheid bedrijfsafval is toegenomen. Het is aannemelijk dat bij dat laatste de aantrekkende economie een rol speelt.

Grafiek 1: De «hoeveelheid Nederlands afval die de keten verlaat» (%)

Grafiek 1: De «hoeveelheid Nederlands afval die de keten verlaat» (%)

Bron: RWS leefomgeving

Grafiek 2: Afvalverwerking Nederlands afval 1985–2016

Grafiek 2: Afvalverwerking Nederlands afval 1985–2016

Bron: RWS leefomgeving1

1 De cijfers voor het jaar 2017 worden in het najaar bekend.

Grafiek 3: Werkelijke afvalaanbod (in Kton) (in Kton) versus afvalaanbod als het de ontwikkeling BBP volgt

Grafiek 3: Werkelijke afvalaanbod (in Kton) (in Kton) versus afvalaanbod als het de ontwikkeling BBP volgt

Bron: RWS leefomgeving

Beleidswijzigingen

Het Rijksbrede programma «Nederland Circulair in 2050» geeft richting aan alle inspanningen die IenW (en de overige departementen) doen om de transitie naar een circulaire economie te versnellen. Op 8 februari 2019 is het Uitvoeringsprogramma Circulaire economie 2019 – 2023 aan de Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2018–2019 32 852, nr. 76). Per transitieagenda en per dwarsdoorsnijdend thema zijn de activiteiten weergegeven. In februari 2020 zal er voor een tweede keer door IenW en partners een conferentie Circulaire Economie worden georganiseerd.

Voor de delen van het programma waarvoor IenW verantwoordelijk is, is binnen de IenW-begroting in totaal € 16 miljoen middelen vrijgemaakt voor de jaren 2019 en 2020. Deze middelen worden ingezet voor o.a.: de rijksbrede coördinatie van het CE-programma, de monitoring van de voortgang en effecten, de uitvoering van een aantal doorsnijdende thema’s uit de kabinetsreactie (zoals producentenverantwoordelijkheid, versnellingshuis, communicatie en circulair ontwerpen) en de versnelling en opschaling van de transitieagenda’s waar IenW voor verantwoordelijk is.

Het kabinet heeft besloten om middels een Incidentele Suppletoire Begroting (Kamerstukken II 2018–2019 35 235, nr. 1) extra middelen beschikbaar te stellen om versneld te werken aan reducering van broeikasgasuitstoot. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het opschalen van CO2-reducerende circulaire technieken waarvan de werking is aangetoond. Hiervoor wordt een deel van de begrotingsreserve «Maatregelen CO2-reductie» bij het Ministerie van EZK ingezet. Voor de jaren 2019 en 2020 is dit artikel verhoogd met een bedrag van in totaal € 65,3 miljoen (waarvan € 5 miljoen in 2019 en € 60,3 miljoen in 2020.). Deze middelen worden onder meer ingezet voor CO2-reducerende maatregelen in de Grond- Weg- Waterbouw, Recycling kunststoffen en textiel, en andere CO2-reducerende maatregelen Circulaire Economie (gericht op andere producten en materialen zoals consumptiegoederen, in de installatietechniek en biobased toepassingen en cascadering).

Voor de uitvoering van het Klimaatakkoord heeft het kabinet besloten om vanaf 2020 onderstaande reeks ter beschikking te stellen voor circulaire maatregelen voor het realiseren van de CO2-reductie doelstelling in 2030. De middelen komen uit de klimaatenveloppe en zijn bestemd voor de ontwikkeling van nieuwe technieken, demonstratie en pilotprojecten in het kader van onderstaande deelthema’s:

Tabel Klimaatenveloppemiddelen voor circulaire maatregelen (x € 1.000)

Deelthema

2020

2021

2022

2023

2024

Struct. (t/m 2030)

Maatregelen in de Grond- Weg- en Waterbouw (GWW)

1.000

2.000

2.000

3.000

3.000

3.000

Ketenaanpak

3.000

3.000

3.000

5.000

5.000

5.000

Klimaatneutraal en circulair inkopen en aanbesteden

1.000

2.000

2.000

3.000

3.000

3.000

Kunststof- en textielrecycling

 

3.000

3.000

4.000

4.000

4.000

In de brief «Naar een circulaire verpakkingsketen» (Kamerstukken II 2017–2018 28 694, nr. 135) zijn de afspraken met het verpakkend bedrijfsleven over de aanpak van kleine plastic flesjes in het zwerfafval weergegeven. Besloten is tot een tweesporenbeleid: het eerste spoor betreft een recyclingdoelstelling van 90% voor kleine plastic flesjes en een reductiedoelstelling van 70 – 90% voor kleine plastic flesjes in het zwerfafval. Daarmee wordt een belangrijke impuls gegeven aan circulariteit. Het tweede spoor betreft het voorbereiden van het invoeren van statiegeld op kleine plastic flesjes, voor het geval in het najaar van 2020 mocht blijken dat de doelstellingen niet zijn gerealiseerd. In 2019 is de daartoe benodigde wijziging van het Besluit beheer verpakkingen opgesteld en aan de Tweede Kamer aangeboden. De voortgang en realisatie van de doelstellingen worden gemonitord en hierover wordt de Tweede Kamer tweemaal per jaar geïnformeerd. Ook wordt in het kader van de Landelijke Aanpak Zwerfafval door de VNG en Stichting Afvalfonds Verpakkingen (StAV) bijzondere aandacht geschonken aan minder blikjes in het zwerfafval. IenW zal hierbij graag partner zijn.

Het derde circulaire economiepakket dat de Europese Commissie op 16 januari 2018 heeft gepubliceerd, versterkt en ondersteunt evenals de beide vorige pakketten de Nederlandse ambities voor een circulaire economie voor de komende periode. Het pakket bevat, naast een rapport over kritieke primaire grondstoffen, de kunststoffenstrategie en het snijvlak van stoffen-, product- en afvalstoffenwetgeving, tevens het raamwerk voor monitoring van de transitie naar een circulaire economie. Op 4 maart 2019 presenteerde de Europese Commissie een rapport waarin werd geconcludeerd dat alle 54 acties van het derde circulaire afvalpakket ofwel afgerond waren ofwel doorlopen tot na 2019. Er worden komende tijd vier wijzigingsrichtlijnen met betrekking tot afvalstoffen in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd (te weten: de herziene kaderrichtlijn afvalstoffen, de verpakkingenrichtlijn, de wijzigingsrichtlijn autowrakken, accu’s, batterijen en afgedankte elektronische apparatuur en de richtlijn storten van afvalstoffen. De voornaamste wijzigingen betreffen de doelstelling voor inzameling van huishoudelijk afval, uitfaseren van storten, uitbreiding van de producenten verantwoordelijkheid, afvalpreventie, en verbetering in de toepassing van de concepten «einde-afval» en «bijproducten».

Per 1 januari 2019 heeft reeds een verhoging plaatsgevonden van de belasting op storten en verbranden. Het doel hiervan is om het verbranden en storten van restafval te ontmoedigen en daarmee scheiden van afval en hoogwaardig hergebruik van deelstromen te bevorderen.

De Minister zet zich blijvend in voor een ambitieus circulair economiebeleid dat de transitie in Nederland en Europa ondersteunt op basis van een gelijk speelveld voor bedrijven en het wegnemen van belemmeringen in regelgeving. Tevens is het stimuleren van de markt voor secundaire grondstoffen een randvoorwaarde voor de transitie. Het streven is om de positie van Nederlandse bedrijven die bijdragen aan een circulaire economie te versterken. Een belangrijk instrument om de doelstellingen ten aanzien van Circulaire en klimaatneutrale Economie te realiseren is Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI). Dat betekent dat bij de inkoop van producten, diensten en werken de effecten op people, planet en profit worden meegenomen, waardoor circulaire- en klimaatneutrale alternatieven aantrekkelijk worden.

In 2020 wordt verder gevolg gegeven aan het vormgeven van de in het regeerakkoord opgenomen verbreding van de afvalstoffenbelasting. Ook wordt bezien met welke andere prikkels de circulaire economie het beste kan worden ondersteund. De in 2019 uitgevoerde analyse van de bestaande prikkels op het gebied van storten, verbranden en nuttig toepassen zal daarvoor als basis dienen.

Het Ministerie van IenW werkt aan verdere verduurzaming van zijn eigen beleid, uitvoering en bedrijfsvoering en heeft daarvoor ook een eigen Actieplan MVI opgesteld. Gekozen is om hierbinnen inhoudelijk prioriteit te leggen op acties gericht op circulaire economie en klimaat, dit krijgt in 2020 verder zijn beslag.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid art. 21 Duurzaamheid (x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Verplichtingen

57.659

37.211

89.535

26.533

26.822

30.691

30.690

Uitgaven

52.352

36.751

89.644

26.533

26.822

30.691

30.690

Waarvan juridisch verplicht

   

91%

       

21.04

Duurzaamheidsinstrumentarium

540

168

1.247

1.247

847

847

847

21.04.01

Opdrachten

540

168

1.247

1.247

847

847

847

21.05

Duurzame productketens

24.432

33.317

70.975

22.364

22.653

25.522

25.521

21.05.01

Opdrachten

8.929

11.143

12.127

4.664

4.952

5.196

5.195

 

– Uitvoering duurzame productketens

3.632

5.708

8.842

2.843

2.888

1.273

1.272

 

– Overige Opdrachten

5.297

5.435

3.285

1.821

2.064

3.923

3.923

21.05.02

Subsidies

3.484

13.042

49.757

8.629

8.629

12.629

12.629

 

– Subsidies duurzame productketens

2.818

9.511

49.757

8.629

8.629

12.629

12.629

 

– Chemische recycling kunststoffen

666

3.531

0

0

0

0

0

21.05.03

Bijdragen aan agentschappen

7.078

7.487

7.247

7.247

7.247

7.247

7.247

 

– Waarvan bijdrage aan RWS

7.078

7.487

7.247

7.247

7.247

7.247

7.247

21.05.04

Bijdrage aan medeoverheden

4.471

1.175

1.374

1.374

1.375

0

0

 

– Caribisch Nederland afvalbeheer

4.471

1.175

1.374

1.374

1.375

0

0

21.05.06

Bijdragen aan ZBO en RWT

470

470

470

450

450

450

450

21.06

Natuurlijk kapitaal

387

3.266

17.442

2.922

3.322

4.322

4.322

21.06.01

Opdrachten

387

3.266

17.422

2.922

3.322

4.322

4.322

21.07

Duurzame mobiliteit

26.993

0

0

0

0

0

0

21.07.01

Opdrachten

3.155

0

0

0

0

0

0

21.07.02

Subsidies

18.614

0

0

0

0

0

0

21.07.03

Bijdragen aan agentschappen

5.224

0

0

0

0

0

0

Ontvangsten

215

0

0

0

0

0

0

Extracomptabele fiscale regelingen

Extracomptabele verwijzingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Fiscale regelingen 2018–2020, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1
 

2018

2019

2020

Vrijstelling groen beleggen box 3

39

38

35

Heffingskorting groen beleggen

25

22

19

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

139

114

124

VAMIL

19

25

25

X Noot
1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

21.04 Duurzaamheidsinstrumentarium

Budgetflexibiliteit

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten die betrekking hebben op het ontwikkelen van een duurzaamheidsinstrumentarium en het verbeteren van het economisch functioneren van de huidige verdienmodellen.

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein duurzaamheidsinstrumentarium.

21.05 Duurzame productketens

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon en de agentschapsbijdragen hebben een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten.

De budgettaire reeks Caribisch Nederland heeft betrekking op de wederopbouw van Saba en Sint-Eustatius en verbetering van het afvalbeheer op Bonaire en Sint-Eustatius.

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein duurzame productketens.

21.06 Natuurlijk kapitaal

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten die betrekking hebben op de uitvoering van wettelijke taken onder andere door RWS op het gebied van biomassa en ecosystemen en opdrachten in het kader van CO2-reducerende maatregelen in de Grond- Weg- en Waterbouw. Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein natuurlijk kapitaal.

21.04 Duurzaamheidsinstrumentarium

Toelichting op de financiële instrumenten

Het ontwikkelen van een duurzaamheidsinstrumentarium en het verbeteren van het economisch functioneren van de huidige verdienmodellen, zodat alle (maatschappelijke) kosten een rol gaan spelen bij de afwegingen van consumenten.

21.04.01 Opdrachten

In dit kader worden opdrachten verstrekt voor de ontwikkeling en implementatie van duurzaamheidsinstrumentarium, zoals monitoring, onderzoek en kennisontwikkeling en stimuleren van circulair ondernemen.

21.05 Duurzame Productketens

Productketens worden onderzocht met het oog op de gevolgen van de winning, verwerking en het (her)gebruik van grondstoffen. Actie- en resultaatgerichte samenwerking in ketens en in de «gouden driehoek» (onderzoekers, ondernemers en overheid) wordt ondersteund om te komen tot een circulaire economie gericht op het maximaliseren van de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen en het minimaliseren van waarde vernietiging.

Verduurzaming van de veehouderij is niet alleen van belang als onderdeel van transitie naar een circulaire economie, maar ook om te kunnen voldoen aan (Europese) doelen op het gebied van emissies en milieukwaliteit. Tevens is verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving rondom veehouderijen nodig voor het waarborgen van een goed en gezond woon- en leefklimaat.

21.05.01 Opdrachten

De opdrachten hebben betrekking op uitvoering van wettelijke taken op het gebied van het afvalbeleid (onder andere de uitvoering van het LAP3). Daarnaast heeft dit betrekking op opdrachten voor de uitvoering van o.a.: de rijks-brede coördinatie van het CE-programma, de monitoring van de voortgang en effecten, de uitvoering van een aantal doorsnijdende thema’s uit de kabinetsreactie (zoals producentenverantwoordelijkheid, versnellingshuis, communicatie en circulair ontwerpen) en de versnelling en opschaling van de transitieagenda’s waar IenW voor verantwoordelijk is.

Voor landbouw betreft het onder andere onderzoek naar toepassingen van maatregelen die de emissies uit veehouderijen naar de lucht en de leefomgeving verminderen en daarmee bijdragen aan een goed en gezond woon- en leefklimaat rond veehouderijen.

21.05.02 Subsidies

Dit betreft budget voor subsidieverlening in het kader van voorlichting aan burgers over duurzame handelingsperspectieven en ondersteuning van bedrijven bij verduurzaming van productieprocessen. Zoals vermeld in de ISB-Urgenda (Kamerstukken II 2018–2019 35 235, nr. 1) worden subsidies verstrekt via de Demonstratieregeling Energie- en klimaatinnovaties (DEI+).

In het kader van het Klimaatakkoord worden middelen uit de klimaatenveloppe ingezet ter stimulering van:

  • Ketenaanpak, Circulair ontwerp van producten en diensten in grondstoffenketens, hergebruik consumptiegoederen via ambachtscentra, ketensamenwerking en versnellingsteams, inclusief afvalpreventie

  • Klimaatneutraal en circulair inkopen en aanbesteden

  • Recycling en hergebruik van (bio)plastics en textiel

21.05.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor werkzaamheden om de transitie naar een Circulaire Economie (CE) te bewerkstelligen. Tevens wordt een opdracht aan RWS verstrekt voor de uitvoering van het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA), waar IenW – ook namens gemeenten en provincies – de opdracht voor verleent.

21.05.04 Bijdragen aan medeoverheden

De middelen voor de ontwikkeling van het afvalbeheer Bonaire staan op het budget voor bijdragen aan medeoverheden.

21.05.06 Bijdragen aan ZBO en RWT

Dit betreft de bijdrage aan de stichting Milieukeur (SMK) voor het uitvoeren van de wettelijke taken ten behoeve van het Ecolabel. Daarnaast wordt een bijdrage verstrekt aan de Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO) voor het uitvoeren van de overgedragen taken en werkzaamheden.

21.06 Natuurlijk Kapitaal

Biotische (materiaal)ketens zijn een integraal onderdeel van de transitie naar een circulaire economie. Biotische ketens, zoals hout of biocomposiet, mits producten herbruikbaar blijven, kunnen vaak een alternatief zijn voor materialen van fossiele of minerale oorsprong. Duurzaam geproduceerde biotische grondstoffen maken het mogelijk om goederen of diensten duurzaam te kunnen benutten als circulair alternatief.

21.06.01 Opdrachten

Het betreft hier opdrachten voor de ontwikkeling van criteria voor duurzaamheid van onder andere biomassa.

Verder betreft dit de opdrachten aan RWS en RVO voor de uitvoering van het beleid op het gebied van biotische ketens. Bijvoorbeeld voor het bieden van ondersteunen van ketensamenwerking rond biotische grondstoffen zoals hout of nutriënten. In het kader van het Klimaatakkoord en de ISB-Urgenda (Kamerstukken II 2018–2019 35 235, nr. 1) worden daarnaast middelen ingezet voor CO2-reducerende maatregelen in de Grond- Weg- en Waterbouw (GWW).

21.07 Duurzame mobiliteit

Op dit artikelonderdeel werden in 2018 met name opdrachten, subsidies en agentschapsbijdragen betreffende duurzame mobiliteit verantwoord. Vanaf 2019 vindt deze verantwoording plaats op artikel 14.

Beleidsartikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s.

Algemene Doelstelling

Het realiseren van een gezonde en veilige leefomgeving, die door de inwoners van Nederland ook als zodanig wordt ervaren.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor de integrale kaderstelling rond activiteiten die risico’s kunnen veroorzaken voor een gezonde en veilige leefomgeving. Deze regisserende rol komt naar voren in:

  • De normstelling en regels waaraan bedrijven en overheden zich bij de uitoefening van hun activiteiten moeten houden. Het daarvoor gewenste beschermingsniveau wordt bij voorkeur op Europees of internationaal niveau vastgelegd en nationaal geïmplementeerd, waardoor een level playing field bereikt wordt. De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s), bij de ontwikkeling en implementatie van regelgeving op het gebied van chemische stoffen (REACH) en bestrijdingsmiddelen (Biocidenverordening, Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden), bij risicovolle bedrijven en bij het transport van gevaarlijke stoffen (water, rail, buisleidingen en weg) zijn voorbeelden waarbij dit in de vorm van wet- en regelgeving gebeurt. Voor deze dossiers geldt dat Nederland een actieve bijdrage levert aan de Europese en soms mondiale processen die leiden tot verdere verbetering van deze internationale regels.

  • Waar Europese regels (deels) ontbreken, of waar specifieke omstandigheden in Nederland het stellen van regels voor de veiligheid van de omgeving noodzakelijk maken, wordt in dialoog met stakeholders gezocht naar een optimum tussen de te bereiken doelen (en dus baten in termen van milieu en gezondheidswinst) en de lasten die deze regels veroorzaken. Dit is onder meer aan de orde bij de regelgeving rond buisleidingen, risicovolle bedrijven, de emissies van zeer zorgwekkende stoffen en het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Met dat laatste wordt een balans gezocht tussen de belangen van vervoer, ruimte en veiligheid.

  • Waar nieuwe technologische ontwikkelingen aanleiding zijn om na te gaan of beleid en regelgeving daarmee nog in de pas lopen, kan het overwegen van nieuw of aanvullend beleid en regulering aan de orde zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de beleidsontwikkeling ten behoeve van de veilige toepassing voor mens en milieu van nieuwe vormen van nanotechnologie en biotechnologie.

  • Het reduceren van de regeldruk wordt onder meer nagestreefd door een betere kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Deze taken worden door 29 Omgevingsdiensten (OD’s) uitgevoerd, waarbij zes OD’s een specialisatie in BRZO-taken hebben. De Minister heeft hierin een regisserende rol als voorzitter van het bestuurlijk omgevingsberaad (BOB) en is stelselverantwoordelijk voor het VTH stelsel milieu (Stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving).

  • Tegengaan van lastendruk is ook een centrale invalshoek bij het transport van gevaarlijke stoffen. Om die reden stelt Nederland in principe geen hogere eisen aan verpakkingen en voer- of vaartuigen dan in de relevante internationale verdragen is vastgelegd, conform de EU-Kaderrichtlijn transport gevaarlijke stoffen.

  • Het verlenen van vergunningen met als doel bescherming van mens en milieu bij activiteiten met GGO’s.

  • Het verlenen van vergunningen voor een beperkt aantal bedrijven met een verhoogd risico voor de externe veiligheid in Caribisch Nederland.

Stimuleren

Het is primair de verantwoordelijkheid van bedrijven die risico’s voor een gezonde en veilige leefomgeving vormen om deze risico’s te identificeren en te voorkomen of te beperken. Overheden zijn verantwoordelijk voor bijvoorbeeld ruimtelijke ordening of vergunningverlening dat invloed kan hebben op een gezonde en veilige leefomgeving. De Minister stimuleert:

  • Het in beeld (doen) brengen van bestaande of nieuwe risicosituaties en het vermijden of beperken hiervan. Dit geschiedt door inventarisaties van deze risico’s en het stimuleren van de aanpak daarvan, door het in beeld brengen van de risico’s van nieuwe technologieën zoals het gebruik van nanomaterialen en biotechnologie, het «vergroenen» van het beschikbare pakket aan biociden en het terugdringen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw, het volgen van nieuwe wetenschappelijke inzichten op het gebied van hormoonverstoring en gecombineerde blootstelling aan stoffen en door het ontwikkelen van beleid ten aanzien van onzekere risico’s. Door integraal plaagdiermanagement (IPM) toe te passen, wordt gestreefd naar vermindering van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen. De eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en andere overheden is een belangrijk anker, onder andere door openheid te geven ten aanzien van feitelijke risico’s. De Risicokaart (in overleg met het Ministerie van Justitie en Veiligheid en ontwikkeld) en de Atlas Leefomgeving zijn hiervan voorbeelden. Op basis van deze informatie kunnen burgers nagaan hoe het is gesteld met de kwaliteit van hun directe leefomgeving. Daarnaast is er ook het landelijk asbestvolgsysteem die alle ketenpartijen van de nodige informatie voorziet. Het Landelijk asbestvolgsysteem (LAVS) is bedoeld om via inzicht in de asbestsaneringsketen de naleving van de asbestregelgeving te verbeteren en daarmee te voorkomen dat nadelige gevolgen optreden voor de gezondheid van de mens en het milieu.

  • Het nemen van maatregelen ter bescherming van mens en maatschappij tegen moedwillige verstoring van onderdelen van de vitale infrastructuur door te bevorderen dat de risico’s op moedwillige verstoring (bijvoorbeeld terroristische aanslagen) worden geïdentificeerd en waar mogelijk beperkt. Het betreft hier onder andere chemische bedrijven en buisleidingen.

  • Een continue verbetering van de omgevingsveiligheid bijvoorbeeld met behulp van het instrument van de Safety Deals (subsidieregeling versterking Omgevingsbeleid).

  • Dat veiligheid en gezondheid van meet af aan ontwerpcriteria zijn bij innovatieve ontwikkelingen (Safe-by-design). Hiervoor wordt enerzijds ingezet op kennisontwikkeling m.b.t. veilig ontwerpen en anderzijds op het opleiden van toekomstige ingenieurs en ontwerpers. Daarbij hoort ook – in het kader van de circulaire economie – het stimuleren van Safe & Circular Design. Hiervoor zijn samenwerkingsagenda’s met universiteiten opgesteld die in de komende jaren verder worden uitgewerkt.

Verder is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Indicatoren en kengetallen

Veiligheid en veiligheidsbeleving zijn niet eenvoudig objectief te meten. Het streven is gericht op het voorkomen van onveiligheid: vermeden onveilige situaties laten zich niet meten.

REACH

In het kader van de Europese stoffenregelgeving (REACH) worden stoffen beoordeeld en waar nodig van beheersmaatregelen voorzien (geharmoniseerde classificatie en labelling, autorisatie, restrictie). Nederland levert een bijdrage aan dat proces, waarbij de Nederlandse inzet wordt bepaald door de eerder ontwikkelde beleidsprioriteringscriteria en de mate waarin de betreffende stof voor Nederland zorgen oplevert, of hier geproduceerd of gebruikt wordt. Onderstaande tabel geeft aan wat de realisatie is in 2018 bij deze producten van het Europese systeem en wat naar verwachting de Nederlandse inbreng en voor de hele EU is in 2019 en 2020. Daarbij betreft de Nederlandse bijdrage de door Nederland ingebrachte dossiers en door andere lidstaten ingebrachte dossiers waar Nederland veelal actief input op levert.

Tabel resultaten REACH in 2018, 2019 en 2020
 

Realisatie 2018

Geraamd 2019

Geraamd 2020

 

NL inbreng

Hele EU

NL inbreng

Hele EU

NL inbreng

Hele EU

1

Beoordelingen ontwerpbesluiten ECHA t.a.v. registratiedossiers en testvoorstellen van Europese bedrijven.

92

294

80

345

80

1.400

2

Door Nederland uitgevoerde (en beoordeelde ontwerpbesluiten van) stofevaluaties.

0

(14)

18

2

(30)

50

1

(30)

50

3a

Door Nederland gescreende stoffen.

21

n.v.t.

Circa 20

n.v.t.

Circa 20

n.v.t.

3b

Door Nederland ingediende (en becommentarieerde) RMO-analyses.

2

(7)

n.v.t.

6

(10)

n.v.t.

6

(10)

n.v.t.

4a

Door Nederland ingebrachte (en becommentarieerde) Annex XV dossiers t.a.v. zeer ernstige zorgstoffen.

0

(14)

14

2

(15)

15

2

(15)

15

4b

Door Nederland gerapporteerde (en becommentarieerde) clusters van autorisatieverzoeken.

2

(10)

13

0

(40–57)

60

2

(30)

40

5

Door Nederland gerapporteerde (en becommentarieerde) restrictiedossiers.

1

(7)

7

2

(8–11)

11

2

(8–10)

10

6

Door Nederlandse ingebrachte (en becommentarieerde) voorstellen voor geharmoniseerde classificatie & labeling.

9

(49)

67

5–10

(36)

70

5–10

(40)

80

7

Behandelde vragen door de REACH & CLP helpdesk.

619

n.v.t.

450

n.v.t.

600

n.v.t.

Bronnen: RIVM, Werkprogramma 2019 Bureau REACH en Jaarverslag 2018 Bureau REACH. ECHA, Programming Document 2019–2022 – MB/52/2018 final (december 2018).

Toelichting

Het beoordeling- en besluitvormingstraject met betrekking tot de REACH-werkprocessen stofevaluatie, autorisatieverzoeken en restrictiedossiers beperkt zich veelal niet tot één kalenderjaar waarmee de daarmee samenhangende werklast over meerdere jaren wordt verspreid. De getallen betreffen door NL becommentarieerde dossiers of door NL RAC- en SEAC-leden gedragen (co)rapporteurschappen. De RAC- en SEAC-leden leveren input op vrijwel alle dossiers, in de tabel staan de aantallen opgenomen waarbij de leden worden ondersteund. De aantallen door Nederland becommentarieerde dossiers staan steeds tussen haakjes. Bij het prioriteren wordt de nadruk gelegd op stoffen die relevant zijn voor de Nederlandse situatie.

Ad 1) Naar aanleiding van de evaluatie van REACH en is besloten het aandeel beoordelingen van registratiedossiers van 5 naar 20% op te hogen. Er zal meer geprioriteerd worden om het aantal te beoordelen ontwerpbesluiten en de daarmee gepaarde werklast gelijk te laten blijven.

Ad 2) Het aantal stofevaluaties kende in 2018 een dip vanwege de interferentie met beoordeling van registratiedossiers uitgevoerd door ECHA en is voor 2019 en 2020 weer terug op het oude niveau. Naar verwachting kan er gezien de beperkte termijn voor het aandragen van stoffen voor 2020 slechts één geschikte stof gevonden vonden.

Ad 3a) Betreft het screeningswerk om tot de selectie te komen voor kandidaten voor risicobeheersmaatregelen (stofevaluatie, classificatie, autorisatie of restrictie).

Ad 3b) Aan de hand van een RMO-analyse worden de meest adequate risicobeheersmaatregelen met ministeries en lidstaten afgestemd.

Ad 4a) De Nederlandse inbreng aan Annex XV SVHC dossiers wordt voor 2020 op twee dossiers geschat. Het lastige daarbij is wel om tot geschikte stoffen te komen, deze volgen veelal uit andere processen zoals RMO-analyse en stofevaluatie.

Ad 4b) De taken met betrekking tot de autorisatieverzoeken laten zich lastig beschrijven in aantallen. De autorisatieaanvragen betreffen in de regel één tot drie gebruiken die afzonderlijke opinies behoeven. Aanvragen worden veelal geclusterd in groepen van vergelijkbare aanvragen die door dezelfde rapporteurs worden behandeld uit efficiëntieoverwegingen. Naast twee rapporteurschappen levert Nederland op circa 75% van alle opinies m.b.t. autorisatieverzoeken.

Ad 5) Nederland levert input op circa 75% van alle restrictiedossiers.

Ad 6) De aantallen Nederlandse CLH-voorstellen staan ter discussie nu Ctgb zelf dossiers opstelt en Bureau REACH deze toetst, indient en procesmatig de dossiers afhandelt.

Ad 7) Het RIVM beantwoordt zowel vragen van de REACH Helpdesk als de CLP-Helpdesk. Het aantal vragen lijkt in 2019 niet af te nemen t.o.v. 2018, vandaar dat de raming voor 2020 is bijgesteld tot het niveau van 2018.

Asbestdaken

Op basis van het advies van de Gezondheidsraad in 2010 is het beleid erop gericht om de belangrijkste resterende bron van asbestvezels in de leefomgeving te saneren. Uit onderzoek is gebleken dat asbestdaken al na 15 jaar verweren en asbestvezels naar de leefomgeving verspreiden. Daarnaast hebben branden regelmatig tot gevolg dat de omgeving wordt verontreinigd met asbest, hetgeen risico’s voor de gezondheid en hoge opruimkosten veroorzaakt. Een wetsvoorstel dat moest voorzien in de juridische grondslag om asbesthoudende dakbedekkingen te kunnen verbieden, is op 4 juni 2019 verworpen door de Eerste Kamer. Ter uitvoering van dit verbod was in samenspraak met andere overheden en banken een fonds in oprichting waarmee eigenaren die niet de mogelijkheid hebben tot reguliere financiering, de mogelijkheid moest worden geboden de sanering te financieren. Nu het wetsvoorstel is verworpen, zal in nauw overleg met de partners waarmee wordt samengewerkt in het kader van de Versnellingsaanpak sanering asbestdaken worden beraadslaagd over een vervolgaanpak. De Tweede Kamer wordt hierover voor het einde van 2019 geïnformeerd. Het aantal vierkante meters asbestdak in Nederland is in 2012 ingeschat op 120 mln. Het Ministerie van IenW volgt de sanering van de asbestdaken en brengt per kwartaal in beeld hoeveel daken er zijn gesaneerd. In onderstaande tabel wordt op jaarbasis de stand van zaken en de planning van de saneringsoperatie in beeld gebracht. Omdat momenteel verschillende provincies en gemeenten de asbestdaken op hun gebied in kaart brengen op basis van feitelijke waarnemingen, zal onderstaand overzicht met betrekking tot het resterend aantal vierkante meters zo nodig worden geactualiseerd.

Sanering asbestdaken (aantallen in miljoenen m2):

Jaar

Gesaneerd

Resterend

2012

(–)

120

2013

4,5

115,5

2014

5,9

109,6

2015

6,9

102,7

2016

9,9

92,8

2017

10,8

82,0

2018

12,8

69,2

2019

p.m.

p.m.

2020

p.m.

p.m

Bron: Startmeldingenbestand van de Inspectie SZW (meldingen saneerders bij aanvang sanering), bewerkt door RWS.

Bevt

Voor het oplossen van knelpunten veroorzaakt door het Basisnet is de milde saneringsregeling Bevt (Besluit externe veiligheid transport) gestart.14 Deze regeling heeft betrekking op het oplossen van huidige en mogelijke toekomstige knelpunten bij bestaande woningen langs basisnetroutes. Bij aanvang van deze regeling was er sprake van 42 kwetsbare objecten en per 1 januari 2019 resteren nog 4 woningen. Deze regeling loopt nog tot en met 2020 (bron: RWS).

GGO’s

Er is gekozen om over de uitvoering van de GGO-regelgeving niet alleen kengetallen te vermelden maar ook indicatoren. Immers, kengetallen geven uitsluitend een beeld van wat de bestede middelen voor vergunningverlening aan resultaten hebben opgeleverd, maar zij bieden geen inzicht in de mate waarin vergunningverlening aan het bereiken van het beleidsdoel heeft bijgedragen.

Kengetallen zijn de aantallen ontvangen vergunningaanvragen, aanvragen voor wijziging van vergunningen, kennisgevingen, wijzigingen op kennisgevingen en art.2.8-verzoeken.

Indicatoren zijn het percentage van het aantal vergunningaanvragen, kennisgevingen of art.2.8 verzoeken voor handelingen waarbij het risico voor mens en milieu gelijk of lager is dan een verwaarloosbaar risico.

De GGO-regelgeving is op 1 maart 2015 gewijzigd15 waarbij naast vergunningen ook algemene regels, de mogelijkheid tot het doen van kennisgevingen en verzoeken ingevolge art. 2.8 van het Besluit ggo milieubeheer 2013 zijn geïntroduceerd en de structuur van de vergunningverlening is gewijzigd. Dit gegeven zorgt ervoor dat nog maar een beperkte set historische kengetallen voorhanden is. De prognose voor 2020 is dat de realisatie eenzelfde beeld als 2018 te zien zal geven.

De realisatie in 2018 is als volgt:

 

Kengetal

2018

Indicator

2018

Ingeperkt gebruik:

   

Vergunningaanvragen

46

100%

Kennisgevingen1

422

100%

Verzoeken ex art. 2.8 Besluit ggo

165

100%

Introductie in het milieu, landbouw (inclusief marktaanvragen)

0

Introductie in het milieu, medisch, veterinair

20

100%

Totaal

653

n.v.t.

Bron: RIVM, bureau Genetisch Gemodificeerde Organismen.

X Noot
1

Het betreft kennisgeving op niveau I, II-k, II-v, en III, inclusief de wijzigingen op de respectievelijke niveaus

Majeure risicobedrijven

Jaarlijks rapporteert de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer de Staat van de Veiligheid bij de majeure risicobedrijven. De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven schetst vanuit een breed perspectief een beeld van de naleving en de veiligheidssituatie van de majeure risicobedrijven in Nederland. Met deze benadering wordt vanuit verschillende invalshoeken het beeld over de veiligheid bij deze groep bedrijven losgekoppeld van de individuele casuïstiek bij bedrijven. Op basis van een jaarlijks terugkerende rapportage (eerste rapportage in 2014) kunnen tevens trends en ontwikkelingen over de veiligheid bij de majeure risicobedrijven zichtbaar worden en waar nodig specifieke sturingsmaatregelen worden genomen. De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven is een monitoringsinstrument voor de stelselverantwoordelijke departementen (IenW, JenV en SZW). Op 8 juli 2019 is de Staat van de Veiligheid (Kamerstukken II 2018–2019 26 956, nr. 212) over 2018 aan de Tweede Kamer aangeboden.

Beleidswijzigingen

Binnen het programma Duurzame Veiligheid 2030 (DV2030) wordt ernaar gestreefd om per 2030 een (petro)chemische industrie zonder noemenswaardige incidenten te bewerkstelligen. Partners uit het bedrijfsleven, wetenschap en overheid werken hiertoe samen in vijf themagewijze roadmaps. In deze roadmaps worden diverse projecten en onderzoeken uitgevoerd. Medio 2020 zal DV2030 na een evaluatie worden afgerond. Onderdelen van DV2030 zullen landen in de alsdan opgerichte organisatie Safety Delta Nederland (SDN). In deze organisatie zetten overheid, wetenschap en bedrijfsleven de met DV2030 ingezette samenwerking en koers voort waardoor de (petro)chemische industrie in Nederland in 2030 de veiligste ter wereld moet worden. Zo zal bijvoorbeeld worden gestart met het opstellen van één overkoepelende Kennis- en Innovatieagenda Veiligheid.

In het met de andere overheden uit te voeren programma Impuls Omgevingsveiligheid (IOV) wordt in het deelprogramma Modernisering Omgevingsveiligheid (MOV) 2019–2020 de implementatie van een nieuw instrument mogelijk gemaakt. Dit nieuwe instrument, de aandachtsgebieden voor brand, explosie of giftige wolk, is in de Omgevingswet opgenomen.

In de Omgevingswet is een veilige en gezonde fysieke leefomgeving één van de maatschappelijke doelen. Een van de uitgangspunten van de Omgevingswet is dat overheden bij hun plannen zo vroeg mogelijk kijken naar veiligheid. Zo kunnen zij een ramp of crisis voorkomen of de gevolgen er van beperken. Onder de Omgevingswet is het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) opgesteld. In het Bkl is onder andere vastgelegd dat er een Register voor externe veiligheidsrisico’s (REV) moet komen, dat door de minister van Infrastructuur en Waterstaat wordt beheerd en dat voor een ieder langs elektronische weg toegankelijk moet zijn (artikel 10.8 Bkl).

Kort samengevat staat in de Omgevingswet dat vanaf 2021 in het REV de informatie van circa 40 activiteiten vanuit ruim 400 bronhouders langs elektronische weg toegankelijk gemaakt moet worden.

Deugdelijke informatie over de leefomgeving is cruciaal voor uitvoering van de zorgplicht in de Omgevingswet. Vanaf 2021 gaat het REV voorzien in de informatiebehoefte van Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Daarnaast moet het REV ook aan burgers en bedrijven/organisaties inzicht geven in de lokale situatie van externe veiligheid.

Bij het vaststellen van een omgevingsplan, een projectbesluit of het verlenen van een omgevingsvergunning voor een activiteit met gevaarlijke stoffen moet het bevoegd gezag in deze aandachtsgebieden expliciet nadenken over de risico’s en mogelijke effecten van een incident met gevaarlijke stoffen. Mede op basis van het risicoprofiel van de activiteit met gevaarlijke stoffen overweegt het bevoegd gezag maatregelen in het aandachtsgebied om personen te beschermen en om maatschappelijke ontwrichting te voorkomen.

Doordat het aandachtsgebied en de risicocontouren visueel worden gemaakt op kaarten, zullen ruimtelijke ordenaars in hun plannen eerder rekening kunnen houden met de gevaren, zoals een brand, explosie of giftige wolk. In 2019 en 2020 ligt het accent op het vaststellen van de aandachtsgebieden rondom alle Seveso-bedrijven en rondom andere risicovolle activiteiten, waarvan het aandachtsgebied berekend moet worden.

Veiligheid en gezondheid moeten, mede als voorwaarde voor het realiseren van een circulaire economie, van meet af aan in een innovatie worden meegenomen omdat alleen dan ook in de toekomst een gezonde en veilige leefomgeving realiseerbaar is. Safe-by-Design («Veilig aan de Voorkant») lijkt een geschikt concept te zijn om invulling te geven aan die voorwaarde en is daarom van groot belang voor het voorkomen van milieurisico’s. Met de brief «Beleidsaanpak omgevingsveiligheid en milieurisico’s» is de Kamer geïnformeerd over deze nieuwe ambities voor de aanpak van milieurisico’s en de acties die daar in 2020 en verder uit voortvloeien (Kamerstukken II 2017–2018 28 089, nr. 88). In 2020 zal verder invulling worden gegeven aan de beleidsmodernisering veiligheid biotechnologie die in de Kabinetsreactie Trendanalyse Biotechnologie16 is aangekondigd. Op 4 april 2019 is hierover een voortgangsbrief aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2018–2019 27 428, nr. 355). Het doel van de beleidsmodernisering is ten minste te waarborgen dat de veiligheid van mens, dier en milieu is gewaarborgd bij toepassingen van biotechnologie en beleid en regelgeving zijn toegesneden op toekomstige ontwikkelingen. In 2020 ontvangt de Kamer een tweede voortgangsbrief.

In 2020 eindigt een tweejaarlijkse cyclus van aanpassing van de regels voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en binnenwateren. De regels zijn dan aangepast aan de laatste stand van wetenschap en techniek, en zij worden in 2021 geïmplementeerd in nationale wetgeving. In het internationale overleg hierover zet Nederland in op voortdurende verbetering van de veiligheid en harmonisatie van voorschriften. Moderne informatie- en communicatietechnieken spelen hierin een belangrijke rol, evenals het intrinsiek veilig ontwerpen van vervoermiddelen. Hiermee sluit Nederland aan bij de nieuwe VN-strategie voor duurzaam vervoer, die in februari 2019 is vastgesteld.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid art. 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico's (x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Verplichtingen

43.695

29.761

31.241

45.638

47.012

59.461

59.474

Uitgaven

50.160

35.622

34.204

40.183

47.012

59.461

59.474

Waarvan juridisch verplicht

   

81%

       

22.01

Veiligheid chemische stoffen

7.752

6.911

8.540

8.344

8.395

8.438

8.456

22.01.01

Opdrachten

3.757

3.795

5.718

5.612

5.663

5.706

5.724

22.01.02

Subsidies

1.654

265

265

175

175

175

175

22.01.03

Bijdragen aan agentschappen

2.341

2.851

2.557

2.557

2.557

2.557

2.557

 

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

2.341

2.631

2.337

2.337

2.337

2.337

2.337

 

– Overige bijdrage aan agentschappen

0

220

220

220

220

220

220

22.02

Veiligheid biotechnologie

3.285

2.920

3.770

2.770

2.770

2.770

2.770

22.02.01

Opdrachten

3.285

2.920

3.770

2.770

2.770

2.770

2.770

22.03

Veiligheid bedrijven en transport

39.123

25.791

21.894

29.069

35.847

48.253

48.248

22.03.01

Opdrachten

4.996

8.851

8.478

21.647

28.425

40.831

40.826

 

– Omgevingsveiligheid

1.896

1.106

4.329

16.160

15.480

18.160

18.160

 

– Overige opdrachten

3.100

7.745

4.149

5.487

12.945

22.671

22.666

22.03.02

Subsidies

29.119

11.745

3.849

2.855

2.855

2.855

2.855

 

– Asbest

25.000

8.800

0

0

0

0

0

 

– Overige subsidies

4.119

2.945

3.849

2.855

2.855

2.855

2.855

22.03.03

Bijdragen aan agentschappen

2.002

1.933

1.521

1.521

1.521

1.521

1.521

 

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

2.002

1.933

1.521

1.521

1.521

1.521

1.521

22.03.04

Bijdragen aan medeoverheden

100

101

5.000

0

0

0

0

22.03.09

Inkomensoverdrachten

2.906

3.161

3.046

3.046

3.046

3.046

3.046

 

– Mesothelioom en asbestose

2.906

3.161

3.046

3.046

3.046

3.046

3.046

Ontvangsten

3.007

250

250

250

250

250

250

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

2.287

0

0

0

0

Andere ontvangsten van artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

2.287

0

0

0

0

waarvan

         

18.06

Externe veiligheid

2.787

0

0

0

0

22.01 Veiligheid chemische stoffen

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor de agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. Van het opdrachten- en subsidiebudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten en subsidies, waaronder opdrachten in de sfeer van wettelijke taken inzake het (inter)nationale stoffenbeleid evenals de vergunningverlening op dat gebied en het (interdepartementale) meerjarenprogramma Gezondheidsrisico’s straling zendmasten (elektromagnetische velden) en de jaarlijkse bijdragen aan de Gezondheidsraad en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel heeft met name betrekking op het uitvoeren van de programma’s REACH, waaronder ook de onderzoeken in het kader van de aanpak van zeer zorgwekkende stoffen, asbest, Gezondheid in het milieubeleid (GiM) en Safe-by-Design («Veilig aan de voorkant»).

22.02 Veiligheid biotechnologie

Het grootste deel van de uitgaven is juridisch verplicht als gevolg van de jaarlijkse bijdrage aan de COGEM en de uitgaven in het kader van het meerjarenonderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid.

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt aangewend voor uitgaven in het kader van de modernisering veiligheid biotechnologie.

22.03 Veiligheid bedrijven en transport

De uitgaven voor inkomensoverdrachten en de agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. Van het subsidiebudget wordt het budgetten voor de subsidieregeling Versterking omgevingsveiligheid chemische sector 2020 in de Staatscourant gepubliceerd en is hiermee juridisch verplicht. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten en subsidies in de sfeer van (wettelijke) taken inzake omgevingsveiligheid (Caribisch Nederland) en basisnetten.

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt voor een deel aangewend voor uitgaven in het kader van de modernisering van het omgevingsveiligheidsbeleid, veiligheid BRZO-bedrijven in Caribisch Nederland, vuurwerkcampagnes en het beheer van het VTH-stelsel.

22.01 Veiligheid chemische stoffen

Toelichting op de financiële instrumenten

22.01.01 Opdrachten

In dit kader worden opdrachten verstrekt aan onder andere de Gezondheidsraad voor de uitvoering van wettelijke taken op het gebied van asbest, chemische stoffen en externe veiligheid en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) voor de uitvoering van het werkprogramma. Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor de uitvoering van EU-regelgeving ten aanzien van zeer zorgwekkende stoffen in relatie tot andere overheden (vergunningverlening), voor de uitvoering van taken op de gebieden «veiligheid en gezondheid» (asbest) en «nieuwe risico’s » (nanotechnologie en synthetische biologie).

22.01.02 Subsidies

De subsidies hebben betrekking op het onderwerp veiligheid stoffen.

22.01.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor voornamelijk de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op het beleidsonderwerp «asbest». Daarbij wordt inzet geleverd voor het beheer en verdere ontwikkeling van het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS). Daarnaast wordt een bijdrage aan de NVWA verstrekt inzake toezicht op gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw.

22.02 Veiligheid biotechnologie
22.02.01 Opdrachten

Ter uitvoering van de wettelijke taak wordt jaarlijks een opdracht verstrekt aan de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) voor het maken van beoordelingen inzake risico’s verbonden aan werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen en het adviseren over maatregelen risicobeheersing en monitoring die bij de uitvoering van werkzaamheden met GGO's kunnen worden toegepast. Daarnaast worden de uitgaven in het kader van het meerjarige onderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid hier verantwoord.

22.03 Veiligheid bedrijven en transport
22.03.01 Opdrachten

Omgevingsveiligheid

Het betreft hier uitgaven in het kader van de Impuls omgevingsveiligheid (IOV 2019–2020) voor de deelprogramma’s Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO), Publicatiereeks Gevaarlijke stoffen (PGS), Informatie/Kennisinfrastructuur, lokaal externe (omgeving) veiligheidsbeleid en modernisering Omgevingsveiligheid. Door middel van een programmatische aanpak wordt ingezet op het creëren van een veiligere leefomgeving. Het programma wordt uitgevoerd onder auspiciën van het Bestuurlijk Omgevingsberaad (BOB). In het najaar van 2019 wordt een besluit genomen over het vervolg van de Impuls Omgevingsveiligheid met het oog op structurele financiering van taken inzake omgevingsveiligheid.

Overige opdrachten

Het betreft hier opdrachten voor (wettelijke) taken in het kader van BRZO bedrijven, olieterminals in Caribisch Nederland en vuurwerk, de monitoring van basisnetten (weg, water, spoor), modellenbeheer buisleidingen (Bevb), onderhouden Activiteitenbesluit voor het realiseren vermindering regeldruk bedrijven en de stelselontwikkeling en het beheer van standaarden voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor onderzoek en implementatie van risicoreductie maatregelen alsmede de ondersteuning en begeleiding van het verwijderen van asbestdaken.

22.03.02 Subsidies

Asbest

Het betrof hier de uitgaven in het kader van de Subsidieregeling verwijderen asbestdaken die door de RVO is uitgevoerd over de periode 2016–2018. In 2019 zijn de laatste uitgaven gedaan en inmiddels is de subsidieregeling beëindigd.

Overige subsidies

Het betreft hier de uitgaven in het kader van de Subsidieregeling versterking omgevingsveiligheid chemische sector, die door de RVO wordt uitgevoerd. Jaarlijks wordt in de Staatscourant het beschikbare jaarbudget gepubliceerd. De overige subsidies hebben voornamelijk betrekking op de vuurwerkcampagnes en subsidies aan organisaties die een bijdrage leveren aan het vervolmaken van het stelsel van Omgevingsdiensten. Daarnaast kunnen hier ook als onderdeel van de uitvoeringsagenda BRZO ook subsidies worden toegekend onder de noemer «Safety Deals». De Safety Deals zijn complementair aan de maatregelen die versterking van toezicht en handhaving tot doel hebben. Het gaat hier om het creëren van een duurzame veiligheidscultuur bij onder meer de bedrijfsprocessen binnen de chemiesector. Ook vindt vanuit hier tot en met 2020 een bijdrage plaats aan Caribisch Nederland voor milieudoeleinden.

22.03.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op de beleidsonderwerpen «kennisoverdracht omgevingsveiligheid» en «vergunningverlening». Daarnaast vinden hier uitgaven plaats voor werkzaamheden van de Dienst Verkeer en Scheepvaart van RWS in het kader van basisnetten en vervoer gevaarlijke stoffen.

22.03.04 Bijdragen aan medeoverheden

In 2019 vindt een laatste bijdrage plaats aan Caribisch Nederland in verband met de bouw van het Kruithuis voor de veilige opslag van vuurwerk. In 2020 draagt het Rijk middelen bij uit de Reservering regionale knelpunten (waaronder BES) (Kamerstukken II 2017–2018 34 775, nr. 54) met betrekking tot de vernieuwing van de brandstofopslag op Bonaire.

22.03.09 Inkomensoverdrachten

Mesothelioom en asbestose

De inkomensoverdrachten hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen in het kader van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers van mesothelioom en asbestose (TNS). Deze regeling is bedoeld voor iedereen die de ziekte van maligne mesothelioom of asbestose heeft als gevolg van contact met asbest buiten de werksituatie.

Artikel 23 Meteorologie, Seismologie en Aardobservatie

Algemene Doelstelling

Het KNMI adviseert en waarschuwt de samenleving om risico’s met een atmosferische of seismische oorsprong terug te dringen. Het KNMI ontwikkelt daartoe hoogwaardige kennis, verricht waarnemingen, en zet die om in producten en diensten die de veiligheidsrisico’s verminderen, bijdragen aan een duurzame samenleving en economische mogelijkheden bevorderen.

Financieren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor het faciliteren van een internationaal systeem van organisaties waarin Nederland vertegenwoordigd wordt door het KNMI. Dit doet zij door haar rol van financier in de vorm van bijdragen en contributies. Met name te noemen zijn EUMETSAT17, ECMWF18 en WMO19.

(Doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet taken meteorologie en seismologie. De Minister heeft deze taken belegd bij het agentschap KNMI. De rol «(doen) uitvoeren» heeft betrekking op de volgende taken:

  • a. het kosteloos verstrekken van algemene weerberichten omtrent de toestand van het huidige weer en het te verwachten weer;

  • b. waarschuwingen aan het algemeen publiek bij verwacht of werkelijk gevaarlijk of maatschappij-ontwrichtend weer of waarschuwingen bij calamiteiten waarbij het weer een belangrijke rol speelt;

  • c. het onverwijld informeren van het algemeen publiek bij een significante bodembeweging door geofysische bronnen of vulkanische activiteit;

  • d. het kosteloos ondersteunen van bestuursorganen in gedefinieerde gevallen.

  • e. het voortbrengen of verzamelen van meteorologische, seismologische en andere geofysische gegevens in het kader van de uitvoering van de taken zoals opgenomen in de Wet meteorologie en seismologie;

  • f. het beheer en onderhoud van de voor de uitvoering van zijn taken noodzakelijke technische infrastructuur;

  • g. het overeenkomstig ministeriële regeling desgevraagd ondersteunen van bestuursorganen, de rechterlijke organisatie, overheidsbedrijven of openbare lichamen op het terrein van meteorologie, seismologie of andere geofysische terreinen bij de uitvoering van aan hen bij of krachtens wet opgedragen taken;

  • h. onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling met betrekking tot meteorologie, seismologie en andere geofysische terreinen;

  • i. meteorologische, seismologische en andere geofysische gegevens of het onderzoek, bedoeld in onderdeel h, op verzoek van internationale organisaties voortbrengen, verzamelen of beschikbaar stellen;

  • j. het voor hergebruik als bedoeld in de Wet hergebruik van overheidsinformatie, zonder dat daartoe een verzoek is gedaan op grond van die wet, beschikbaar stellen van meteorologische, seismologische en andere geofysische gegevens of onderzoeksresultaten, of de opzet daarvan, voor zover intellectuele eigendomsrechten van anderen dat niet beperken, waarbij er op basis van een overeenkomst aanvullende dienstverlening kan worden verleend;

  • k. internationale samenwerking op het gebied van meteorologie en seismologie en andere geofysische terreinen; en

  • l. het verlenen van meteorologische diensten voor de luchtvaartnavigatie.

De Minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor het Kernstopverdrag en de Minister van Economische Zaken is verantwoordelijk voor het kader van de Mijnbouwwet.

Indicatoren en Kengetallen

Indicatoren en kengetallen m.b.t. weers- en maritieme verwachtingen
 

Realisatie

Streefwaarde/ norm

 

2014

2015

2016

2017

2018

 

Indicatoren

           

Algemene weersverwachtingen en adviezen

           

– afwijking min.temperatuur (°C)

– 0,18

0,45

0,44

0,34

0,17

ABS1 (<0,5)

– afwijking max.temperatuur (°C)

– 0,25

– 0,31

– 0,36

– 0,31

– 0,34

ABS (<0,5)

– gemiddelde afwijking windsnelheid (m/s)

0,00

0,00

0,26

– 0,12

– 0,1

ABS (<1,0)

Maritieme verwachtingen

           

– tijdigheid marifoonbericht (%)

99,9

99,5

98,9

99,4

99,8

> 99

Gereviewde publicaties

105

120

113

139

112

> 80

Kengetallen

           

Aantal uitgegeven weeralarmen

1

1

2

1

1

 

Percentage tijdige beschikbaarheid van de meteorologische producten (Bron: EUMETSAT)

>98,5

>98,5

>98,5

>98,5

>98,5

>98,5

Bron: KNMI, 2019

X Noot
1

ABS: absolute waarde

Toelichting

De indicatoren ten aanzien van algemene weers- en maritieme verwachtingen geven een indruk van de tijdigheid van de berichtgeving door het KNMI en de gemiddelde afwijking van verwachte waardes voor temperatuur en windsnelheid ten opzichte van de uiteindelijk waargenomen waardes. Het aantal gereviewde publicaties is een maatstaf voor de kwantiteit en de kwaliteit van het onderzoek van het KNMI. Het aantal zogenoemde gereviewde publicaties in vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften wordt bepaald.

Het aantal weeralarmen is afhankelijk van de weersomstandigheden; hierdoor is er geen norm aan te geven. Bovendien is het afgeven van een weeralarm geen doel op zich. Wel is belangrijk dat het instrument weeralarm effectief wordt ingezet om de samenleving tijdig te waarschuwen voor maatschappij-ontwrichtend weer. In het jaarverslag zal worden ingegaan op het aantal opgetreden weeralarmsituaties en de mate waarin het KNMI gegrond heeft gewaarschuwd, dan wel gegrond niet heeft gewaarschuwd.

Het kengetal tijdige beschikbaarheid van de meteorologische producten geeft een beeld van de tijdige beschikbaarheid van de gegevens van de METEOSAT- en METOP-satellieten voor de meteorologische producten van het KNMI. Indien de streefwaarden niet worden gehaald, heeft dat een negatieve impact op de kwaliteit van de weersverwachting op de dagen van gebrekkige beschikbaarheid van de waarnemingen, een en ander afhankelijk van de dan optredende weerssituatie.

Beleidswijzigingen

De gevolgen van klimaatverandering zullen op termijn ook merkbaar worden in de weersomstandigheden wat mogelijk zal leiden tot meer overstromingen, meer droogte en hitte, meer extreme buien en zwaardere windstoten. Het maatschappelijke en economische belang van de kwaliteit, continuïteit en betrouwbaarheid van waarschuwingen en adviezen neemt hierdoor toe. En daarmee de noodzaak om de samenleving eerder en preciezer te waarschuwen en adviseren. En dan niet alleen voor extreem weer, ook aardbevingen, zonnestormen of toekomstig (extreem) weer maken daar onderdeel van uit. Met ingang van 2020 zal het KNMI zich daarom gaan richten op het ontwikkelen van Early Warning Centre. De primaire taak van het EWC is om de toenemende risico’s als gevolg van klimaatverandering (en daarmee de veranderende weersomstandigheden en de toename van o.a. extreem weer) te reduceren.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid art. 23 Meteorologie, Seismologie en Aardobservatie (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Verplichtingen

52.928

56.004

57.530

52.357

56.606

52.006

53.145

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

Uitgaven

52.056

55.062

57.643

51.392

55.520

49.040

52.059

23.01 Meteorologie en seismologie

32.399

33.427

35.336

39.383

38.437

38.628

37.647

23.01.03 Bijdragen aan agentschappen

31.577

32.487

34.396

38.443

37.497

37.688

36.707

– KNMI: Bijdrage Meteorologie

30.500

30.639

32.666

36.822

35.943

36.133

35.152

– KNMI: Bijdrage Seismologie

732

993

985

986

919

920

920

– KNMI: Caribisch Nederland

349

855

745

635

635

635

635

23.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

822

940

940

940

940

940

940

– Contributie WMO (HGIS)

822

940

940

940

940

940

940

23.02 Aardobservatie

19.657

21.635

22.307

12.009

17.083

10.412

14.412

23.02.03 Bijdragen aan agentschappen

19.657

21.635

22.307

12.009

17.083

10.412

14.412

– KNMI: Bijdrage voor Aardobservatie

19.657

21.635

22.307

12.009

17.083

10.412

14.412

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor de bijdrage aan het agentschap KNMI zijn volledig juridisch verplicht. De bijdrage aan het agentschap KNMI heeft een structureel karakter.

23.01 Meteorologie en seismologie
23.01.03 Bijdrage aan het agentschap KNMI

Meteorologie

  • Reguliere uitgifte van een algemeen weerbericht en van waarschuwingen voor gevaarlijk weer (code geel, code oranje en weeralarm);

  • Ter beschikkingstelling van de meteorologische basisdata van het nationale meteorologische meetnet en de nationale meteorologische modelinfrastructuur, op basis van een open databeleid;

  • Ter beschikkingstelling van data, informatie en kennis over het huidige klimaat;

  • Het leveren van projecties over het toekomstige klimaat (klimaatscenario’s);

  • Verrichten van strategisch en toegepast onderzoek en het geven van beleidsadviezen op het gebied van de meteorologie;

  • Internationale vertegenwoordigingen op het gebied van de meteorologie (met name WMO, EUMETSAT en ECMWF);

  • Beantwoorden van vragen vanuit de maatschappij over weer en klimaat.

Seismologie

  • Continue monitoring van natuurlijke en geïnduceerde seismiciteit in Nederland;

  • Verrichten van strategisch en toegepast onderzoek en het geven van beleidsadviezen op het gebied van de seismologie;

  • Beantwoorden van vragen vanuit de maatschappij op het gebied van aardbevingen en tsunami’s;

  • Verrichten van waarnemingen en onderzoek ten behoeve van het Nationaal Data Centre (NDC) voor de CBTBO.

23.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Contributie WMO

De beschikbare middelen worden gebruikt om de Nederlandse contributie aan de WMO te voldoen. Deelname aan de activiteiten van de WMO wordt gefinancierd uit HGIS. De Wereld Meteorologische Organisatie is de overkoepelende gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties op het gebied van weer, klimaat en water. De WMO is van groot belang voor internationale samenwerking op meteorologisch gebied, de uitwisseling van meteorologische gegevens en producten en het bevorderen van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van weer en klimaat.

23.02 Aardobservatie
23.02.03 Bijdrage aan het agentschap KNMI

Aardobservatie

Het verzorgen van de waarnemingen vanuit polaire en geostationaire weersatellieten wordt in Europees verband uitgevoerd door EUMETSAT, een intergouvernementele organisatie van 30 lidstaten. Deze operationele satellieten leveren informatie die onontbeerlijk is voor het monitoren van weer en klimaat. Het KNMI vertegenwoordigt Nederland bij EUMETSAT. Het budget van EUMETSAT en daarmee ook de contributie aan EUMETSAT wordt jaarlijks in de Council vastgesteld.

De begroting volgt in grote lijnen de begroting van EUMETSAT. Deze begroting kende in de periode 2018–2010 een piek door het samenvallen van een aantal programma’s. Vanaf 2021 is de begroting van EUMETSAT lager waardoor ook de hier begrote bedragen lager zijn.

Beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht

Algemene Doelstelling

Het stimuleren en bewaken van veilige vervoers- en watersystemen en een duurzame leefomgeving.

Financieren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving in het transport en de leefomgeving. De Minister heeft een nationale coördinatie- c.q. verantwoordingsverplichting richting de EU ten aanzien van internationale milieuregelgeving.

Binnen het departement is de uitvoering van de handhaving en het toezicht opgedragen aan het agentschap Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De werkzaamheden van dit agentschap worden grotendeels gefinancierd via bijdragen vanuit IenW. Een deel van de kosten van vergunningverlening wordt gefinancierd vanuit tarieven aan externe partijen; het niet gedekte deel van de kosten van vergunningverlening wordt gefinancierd vanuit bijdragen op artikel 97 uit deze begroting. De tarieven die aan externe partijen voor vergunningverlening wordt gevraagd zijn dus niet geheel kostendekkend.

De Autoriteit woningcorporaties als onderdeel van de ILT houdt namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toezicht op de woningcorporaties. Dit toezicht wordt, met uitzondering van het toezicht op de naleving van de Wet normering topinkomens (WNT) gefinancierd via een jaarlijkse heffing op deze woningcorporaties. Het toezicht op de naleving van WNT en wordt uit de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gefinancierd.

Namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat wordt toezicht gehouden op het gebruik van gassen die invloed hebben op het klimaat. Naast ozonlaag afbrekende gassen zijn dit ook gassen die als broeikasgas worden bestempeld.

De ILT voert het toezicht uit en geeft vergunningen af voor de zogenaamde precursoren voor explosieven namens de Minister van Justitie en Veiligheid. Deze stoffen kunnen worden gebruikt om (terroristische) aanslagen te plegen. Verkoop ervan is door een vergunningstelsel beperkt.

(Doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken van het agentschap ILT.

De rol uitvoeren heeft betrekking op:

  • Toezicht door middel van inspecties/ controles

  • Het houden van audits

  • Het afhandelen van incidenten/ voorvallen

  • Het doen van onderzoeken

  • Vergunningverlening

  • Afhandeling meldingen

  • Afhandeling vragen

Een beschrijving van het uitvoeringsprogramma van de ILT is te vinden in het Meerjarenplan 2019–2023 (MJP) dat in het najaar 2019 aan de Tweede Kamer wordt verzonden. In dit meerjarenplan wordt de Tweede Kamer ook verder geïnformeerd over het toezicht op de woningcorporaties van de Autoriteit woningcorporaties.

Doorlichting

Op 12 april 2019 heeft de Minister van IenW per brief (Tweede Kamer, 32 861, nr. 46) de Tweede Kamer op de hoogte gesteld van de uitkomsten van de beleidsdoorlichting van artikel 24 Handhaving en Toezicht, de conclusies en aanbevelingen en de reactie van de regering daarop. Het onderzoek heeft niet tot eindconclusies geleid over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de ILT. Wel zijn indicaties gevonden dat de huidige governance binnen IenW de doeltreffendheid en doelmatigheid op een aantal punten in de weg staat. De onderzoekers concludeerden dat er in het werkveld draagvlak bestaat voor de Koers ILT2021. De resultaten van het beleidsonderzoek en de reactie van de regering daarop hebben geen invloed op deze begroting gehad. In het Meerjarenplan ILT 2020 dat gelijktijdig met deze begroting aan de Kamer wordt aangeboden wordt de Kamer verder geïnformeerd over de doorwerking van de beleidsdoorlichting van artikel 24 in het werk van de ILT.

Indicatoren en kengetallen

Onderstaande tabel geeft inzicht in de voorziene activiteiten in het begrotingsjaar.

De ILT zet haar capaciteit selectief in op de terreinen waar de maatschappelijke risico’s het grootst zijn en waar het handelen van de ILT het meeste effect kan sorteren. Een belangrijke pijler voor deze afweging is de ILT-Brede Risicoanalyse (IBRA). Deze wordt tegelijk met het MJP aangeboden aan de Tweede Kamer. Deze ontwikkelde methode helpt de ILT om ordelijk te kiezen, op basis van maatschappelijke schade, aan welke taken zij prioriteit geeft en aan welke niet. De grootste maatschappelijke risico’s worden door de ILT programmatisch aangepakt, met telkens de meest kansrijke combinatie van disciplines, specialisten en instrumenten. Daarbij worden instrumenten ingezet van gerichte nalevingscommunicatie tot opsporing.

Bij de inrichting van de thematische inspectieprogramma’s wordt de bestaande capaciteitsinzet gericht op het verbeteren van de effectiviteit op deze onderwerpen.

Overzicht productie-aantallen 2019–2020

Productie-aantallen 2019

Vergunningverlening

Toezicht

Onderzoek en handhaving (incidenten)

Dienstverlening

ILT

24.000

32.950

650

465.000

Waarvan Autoriteit Woningcorporaties

285

305

5

1.500

Bovengenoemde aantallen zijn gebaseerd op de huidige inzichten. Ontwikkelingen binnen en buiten de ILT zorgen ervoor dat het werk van de ILT de komende tijd zal veranderen. De snel veranderende wereld en (technologische) ontwikkelingen in de maatschappij vragen dat van de ILT. Maar ook de conclusies uit de parlementaire enquête over de Fyra en de vele taken van de ILT eisen dat de organisatie verandert. De ILT wil haar taken kunnen uitvoeren en daarbij voldoende flexibel worden en blijven om te kunnen meebewegen met nieuwe ontwikkelingen. De basis voor de verandering is:

  • A. informatiegestuurd (data) werken en transparant over resultaten;

  • B. selectieve en effectieve inzet gebaseerd op de hiervoor genoemde risicoanalyse;

  • C. invulling geven aan reflectieve en signalerende functie;

  • D. optimale dienst-(vergunning)verlening en verbetering kostendekkendheid.

Beleidswijzigingen

De ILT ontvangt in 2020 een hogere structurele agentschapsbijdrage (€ 12 miljoen). Vanaf 2021 wordt de begroting structureel opgehoogd met € 15 miljoen per jaar. Deze middelen worden ingezet om vanaf 2020 extra inspecteurs in te zetten. Op basis van de ILT-brede risicoanalyse (IBRA) worden de nieuwe medewerkers daar ingezet, waar het risico hoog is en waar de inzet vergroot moet worden om tot een voldoende niveau van toezicht te komen. De focus verschuift daarbij van reguliere werkzaamheden naar een meer programmatische aanpak. In het meerjarenplan 2020 van de ILT wordt verder ingegaan op de besteding van deze extra middelen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid art. 24 Handhaving en Toezicht
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Verplichtingen

116.679

131.498

123.234

126.178

126.274

126.947

126.970

Uitgaven

116.679

131.498

123.234

126.178

126.274

126.947

126.970

24.01 Handhaving en toezicht

116.679

131.498

123.234

126.178

126.274

126.947

126.970

24.01.03 Bijdragen aan agentschappen

116.679

131.498

123.234

126.178

126.274

126.947

126.970

– Waarvan bijdrage aan agentschap ILT

116.679

131.498

123.234

126.178

126.274

126.947

126.970

Ontvangsten

             

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor de bijdrage aan het agentschap ILT zijn volledig juridisch verplicht. De bijdrage aan het agentschap ILT heeft een structureel karakter.

Toelichting op de financiële instrumenten

De werkzaamheden die de ILT uitvoert voor de financiële bijdragen van het moederdepartement aan het agentschap zijn toe te wijzen aan de hieronder weergegeven onderdelen. In het MJP 2020–2024 staat uitgebreider beschreven welke taken worden uitgevoerd en de bijbehorende kengetallen ten aanzien van programma’s, vergunningverlening en toezicht.

24.01 Handhaving en toezicht

De ILT voert haar werkzaamheden uit op basis van de volgende verdeling:

  • A. Programmatisch

  • B. Niet-programmatisch

  • C. Onderzoek en handhaving (incidenten)

  • D. Optimale dienstverlening en vergunningverlening

  • E. Autoriteit woningcorporaties

A. Programma’s in 2020

De ILT zet haar schaarse middelen in op de taken met de grootste maatschappelijke risico’s, zoals die met behulp van de ILT-Brede Risicoanalyse (IBRA) zijn berekend. De maatschappelijke vraagstukken vereisen steeds vaker een integrale in plaats van sectorale benadering waarbij ook rekening is gehouden met de technologische ontwikkelingen. De grootste maatschappelijke risico’s worden als eerste programmatisch opgepakt. Deze nieuwe aanpak vraagt om samenwerking met collega’s van beleid en van andere inspecties op basis van een gedegen informatiepositie, een efficiënte inzet van multidisciplinaire teams en de juiste middelen, gericht op het grootste maatschappelijke effect.

Top 10

Op basis van IBRA, de wettelijke verplichtingen, de beleidsinzet en het beeld van verwachte toekomstige risico’s breidt de ILT haar programmatische aanpak steeds verder uit. In 2020 lopen de volgende programma’s:

  • 1. Legionella

  • 2. Verstoring marktwerking taxivervoer

  • 3. Veiligheid op het spoor

  • 4. Bodem, grond- en oppervlaktewater

  • 5. Afval circulair

  • 6. Slim en veilig goederenvervoer over de weg

  • 7. Duurzame producten

  • 8. Minder broeikasgassen

  • 9. Schoon schip

  • 10. Veilig en duurzaam Schiphol

Het programma «Schiphol» is ingegeven door het politiek-bestuurlijk belang.

B. Niet-programmatisch werken

Toezicht en opsporing

Toezicht en opsporing is in 2020 voor een groot deel (nog) niet ondergebracht in de programma’s.

Het aantal taken dat de ILT via programma’s uitvoert zal de komende jaren steeds verder uitbreiden waardoor de omvang van het-niet programmatische werk kleiner zal worden. Een aantal taken van de ILT zijn erg specifiek en een integrale programmatische aanpak waarbij meerdere taken worden gecombineerd in één plan ter bestrijding van een maatschappelijk risico heeft dan geen meerwaarde. Er zal dan ook altijd een deel van het toezicht niet-programmatisch blijven bestaan.

Het toezicht blijft zich door de verbetering van de informatiepositie van de ILT, de samenwerking met overige toezichthouders, de innovaties zoals het datalab en de toepassing van nieuwe methoden en technologieën ontwikkelen.

De inlichtingen en opsporingsdienst (IOD) van de ILT richt zich, veelal samen met andere bijzondere opsporingsdiensten en afgestemd met het Openbaar Ministerie op de aanpak van criminele en ondermijnende activiteiten op het gebied van milieu, transport en wonen.

Regie en toezicht op externe relaties en productie

De ILT voert regie en houdt toezicht op ruim 1.450 instellingen die een rol spelen in het stelsel van conformiteitsbeoordelingen binnen het werkveld van IenW. Het gaat daarbij om:

  • 1. Door de Minister gemandateerde partijen,

  • 2. ASBO’s (Assessement body’s). Dit zijn conformiteitsbeoordelende instanties ten aanzien van personen, diensten, managementsystemen, producten en laboratoria,

  • 3. NOBO’s (Notifying Body’s),

  • 4. ZBO’s (zelfstandige bestuursorganen). Hieronder vallen tevens de RWT’s (Rechtspersonen met een wettelijke taak).

De inzet van de ILT richt zich op het verkrijgen van regie op het stelsel van conformiteitsbeoordelingen en het verbeteren van de governance van/op de gemandateerde instellingen. Gelet op de omvang van het toezichtsveld zal de ILT haar capaciteit risico-gebaseerd inzetten op die terreinen waar het maatschappelijk effect het grootst is.

C. Onderzoek en Handhaving

Nederland is veiliger, maar het voelt niet zo. Dat is een van de uitkomsten uit de ILT-omgevingsanalyse. Incidenten, bijzondere gebeurtenissen en niet te voorspellen ontwikkelingen vinden plaats en leiden tot een heftige reactie in de samenleving. De ILT onderzoekt incidenten als handhaver en kan handelend optreden.

D. Dienstverlening en Vergunningverlening

De ILT werkt aan kostenefficiency door het optimaliseren en verzakelijken van de dienstverlening en de vergunningverlening. De ILT is altijd bereikbaar via haar meld- en informatiecentrum. Via de informatievoorziening op de website, de webcare, mediavoorlichting, afstemming met sectoren en branches en door middel van direct contact met het klantcontactcentrum. Het frontoffice van de ILT herkent en vangt signalen op uit de omgeving, bundelt die signalen en zet deze door in de organisatie. Via klanttevredenheidsonderzoeken meet de ILT de tevredenheid van klanten.

De ILT ontwikkelt zich op het gebied van vergunningverlening verder tot een organisatie die de aanvrager duidelijkheid, eenvoud en gemak biedt. Bij de verdere verbetering van haar dienst- en vergunningverlening richt de ILT zich op:

  • Verhogen van de klantwaardering door duidelijkheid vooraf en transparantie tijdens de afhandeling;

  • Optimalisering van het interne proces door vereenvoudiging, verdere digitalisering, hergebruik en minimalisering van doorlooptijden;

  • De beoordeling van de aanvragen meer baseren op risico’s.

E. Autoriteit woningcorporaties

De ambitie van de Autoriteit woningcorporaties (AW) is een bijdrage leveren aan het vertrouwen in een goede taakuitoefening door corporaties in het belang van de volkshuisvesting.

Met het centraal stellen van de informatiepositie en de daarbij horende versterking van de analyse- en kennisfunctie, zal de focus van het huidige instellingstoezicht zich op termijn verplaatsen naar thematisch toezicht. Dit kan resulteren in een publicatie of collectieve actie. Ook kan het aanleiding zijn voor verdieping van het (governance) toezicht, met als doel: het intern toezicht op deze aspecten versterken.

Jaarlijks zal de AW verkenningen en onderzoeken uitvoeren die de opmaat kunnen vormen voor thematisch toezicht.

Het vertrouwen in woningcorporaties vergroten doet de AW door in te zetten op:

  • 1. Governance

  • 2. Integriteit van beleid en beheer

  • 3. Toezicht op rechtmatigheid

  • 4. Naleving we normering topinkomens

  • 5. Toezicht op toewijzing in het kader van passendheid en staatssteun

  • 6. Toezicht op kruissubsidiëring en overcompensatie

  • 7. Corporaties onder verscherpt toezicht

  • 8. Toezicht op WSW

  • 9. Toestemmingen ontheffingen en zienswijzen aanvragen corporaties

  • 10. Voorlichting over de Woningwet

Beleidsartikel 25 Brede Doeluitkering

Algemene doelstelling

Het realiseren van maatwerkoplossingen voor verkeers- en vervoersvraagstukken door de twee krachtens artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000 aangewezen openbare lichamen die verkeer- en vervoerstaken verrichten (vervoerregio’s). Dit betreffen thans de Vervoerregio Amsterdam en het samenwerkingsverband van gemeenten in de zuidelijke Randstad, de Metropoolregio Rotterdam Den Haag.

Financieren

Rol en verantwoordelijkheden

De Minister is systeemverantwoordelijk voor de bijdrage aan de Brede Doeluitkering verkeer en vervoer (BDU), die het mogelijk maakt dat er in de gebieden waar de vervoerregio’s actief zijn maatwerkoplossingen kunnen worden geboden voor verkeers- en vervoervraagstukken. Dit artikel hangt samen met artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid en artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor waarin het bredere beleidsveld wordt geschetst.

De samenwerkingsverbanden Vervoerregio Amsterdam en Metropoolregio Rotterdam Den Haag zijn verantwoordelijk voor de beleidsinhoudelijke beslissingen over hun verkeer- en vervoeraangelegenheden.

Beleidswijzigingen

Voor 2020 zijn er geen beleidswijzigingen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid art 25. Brede doeluitkering (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Verplichtingen

951.141

943.403

909.220

909.219

909.220

909.220

909.220

Uitgaven

929.574

955.609

920.515

909.220

909.219

909.220

909.220

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

25.01 Brede doeluitkering

929.574

955.609

920.515

909.220

909.219

909.220

909.220

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

25.01 Brede Doeluitkering

Budgetflexibiliteit

Conform de Wet BDU wordt jaarlijks voorafgaand aan het uitkeringsjaar de brede doeluitkering ten behoeve van de voorbereiding en de uitvoering van het regionaal verkeer- en vervoersbeleid geheel als betalingsverplichting vastgelegd.

Toelichting op de financiële instrumenten

Jaarlijks wordt een beschikking verstrekt voor de Brede Doeluitkering aan de Vervoerregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. Deze beschikking wordt berekend op basis van de in de Wet BDU Verkeer en Vervoer opgenomen methodiek. Uitbetaling vindt plaats in vijf termijnen, waarvan de tweede termijn een dubbele is.

De Vervoerregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag zijn vrij in de afweging aan welke verkeer- en vervoertaken zij de BDU-middelen besteden. Zij bepalen dat aan de hand van de doelen die zij willen bereiken op hun verkeer- en vervoersterrein. Daarbij hebben zij veel ruimte voor een eigen invulling, rekening houdend met de specifieke kenmerken van hun regio.

Beleidsartikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen

Algemene Doelstelling

Op dit artikel worden de bijdragen aan het Infrastructuurfonds en het Deltafonds verantwoord.

Financieren

Rol en verantwoordelijkheden

Zaken die op het Infrastructuurfonds en Deltafonds worden verantwoord zijn terug te vinden in de verschillende beleidsartikelen op de begroting Hoofdstuk XII.

Beleidswijzigingen

Voor de beleidswijzigingen wordt verwezen naar de betreffende beleidsartikelen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Art. 26 Bijdrage investeringsfondsen (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Verplichtingen

6.335.032

6.043.575

6.981.233

7.429.995

7.550.404

8.057.663

7.969.872

Uitgaven

6.335.032

6.046.576

6.979.233

7.429.495

7.549.902

8.057.663

7.969.872

26.01 Bijdrage Investeringsfondsen

5.459.756

5.165.276

6.046.994

6.466.757

6.417.373

6.909.323

6.840.856

26.01.01 Bijdrage aan het Infrastructuurfonds

5.459.756

5.165.276

6.046.994

6.466.757

6.417.373

6.909.323

6.840.856

Bijdrage IF

5.459.756

5.165.276

6.046.994

6.466.757

6.417.373

6.909.323

6.840.856

26.02 Bijdrage Investeringsfondsen

875.276

881.300

932.239

962.738

1.132.529

1.148.340

1.129.016

26.02.01 Bijdrage aan het Deltafonds

875.276

881.300

932.239

962.738

1.132.529

1.148.340

1.129.016

Bijdrage DF

875.276

881.300

932.239

962.738

1.132.529

1.148.340

1.129.016

Ontvangsten

             

Budgetflexibiliteit

De mate van budgetflexibiliteit is terug te vinden bij de afzonderlijke artikelen op de beide fondsen van IenW.

26.01 Bijdrage aan het Infrastructuurfonds (Bedragen

Toelichting op de financiële instrumenten

Het betreft hier de bijdrage vanuit de begroting Hoofdstuk XII aan het Infrastructuurfonds ten behoeve van uitgaven die op het fonds worden verantwoord.

Opbouw art.ond. 26.01 Bijdrage aan het IF (bedragen x € 1.000)
   

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

12

Hoofdwegennet

 

2.250.841

2.646.522

2.995.956

2.774.378

3.439.964

3.352.127

3.166.356

2.394.051

12.01

Verkeersmanagement

Uitgaven

3.812

3.811

3.808

3.805

3.804

3.803

3.801

3.801

12.02

Beheer onderhoud en vervanging

 

651.043

692.080

820.509

710.491

702.519

600.800

604.455

529.491

12.03

Aanleg

 

426.954

789.145

1.110.157

1.001.407

1.398.413

1.549.713

1.457.999

846.571

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

 

549.209

538.082

434.962

471.795

758.774

647.553

555.673

471.760

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

 

619.823

623.404

626.520

586.880

576.454

550.258

544.428

542.428

12.07

Investeringsruimte

 

0

0

0

0

0

0

0

0

13

Spoorwegen

 

1.840.957

1.897.050

1.838.192

1.793.601

1.634.041

1.528.661

1.372.362

1.477.381

13.02

Beheer onderhoud en vervanging

Uitgaven

1.461.729

1.472.225

1.405.086

1.311.026

1.267.232

1.263.417

1.269.121

1.280.169

13.03

Aanleg

 

206.878

249.796

255.539

302.909

185.557

81.778

– 81.575

11.301

13.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

 

162.360

165.039

167.577

169.676

171.262

173.476

174.826

175.921

13.07

Rente en aflossing

 

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

13.08

Investeringsruimte

 

0

0

0

0

0

0

0

0

14

Regionaal, lokale infrastructuur

 

159.404

181.250

7.979

90.406

32.606

33.126

40.336

40.905

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

Uitgaven

111.106

150.935

7.095

43.705

32.606

33.126

40.336

40.905

14.02

Regionale Mob. Fondsen

   

0

           

14.03

RSP-ZZL: Pakket Bereikbaarheid

 

48.298

30.315

884

46.701

       

15

Hoofdvaarwegennet

 

850.805

839.511

1.165.966

1.087.957

942.226

917.784

734.785

849.367

15.01

Verkeersmanagement

Uitgaven

8.830

8.830

8.830

8.830

8.830

8.830

8.830

8.830

15.02

Beheer onderhoud en vervanging

 

361.554

398.074

311.437

326.637

315.081

324.692

286.329

273.913

15.03

Aanleg

 

99.900

16.278

236.753

286.464

219.493

211.752

81.197

205.309

15.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

 

51.152

75.293

264.214

122.791

64.397

52.937

48.716

51.105

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

 

329.369

341.036

344.732

343.235

334.425

319.573

309.713

310.210

15.07

Investeringsruimte

 

0

0

0

0

0

0

0

0

17

Megaprojecten Verkeer en Vervoer

 

210.489

405.752

415.559

618.637

766.876

853.658

489.403

420.840

17.02

Betuweroute

Uitgaven

1.986

0

0

         

17.03

Hogesnelheidstrein-Zuid

 

1.459

4.420

1.711

0

       

17.06

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

 

21.670

6.859

1.146

260

260

260

260

260

17.07

ERMTS

 

58.580

140.586

108.896

144.188

204.078

304.115

140.714

181.078

17.08

ZuidasDok

 

46.705

70.763

82.297

155.367

203.599

156.711

63.650

56.894

17.10

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

 

80.090

183.123

221.509

318.823

358.939

392.572

284.780

182.608

18

Overige uitgaven en ontvangsten

 

– 179.734

2.287

0

0

0

0

0

0

18.01

Saldo afgesloten rekeningen

 

– 195.506

             

18.06

Externe veiligheid

Uitgaven

2.349

2.287

           

18.08

Netwerkoverstijgende kosten

 

13.423

0

0

         

18.11

Investeringsruimte

 

0

0

0

0

0

0

0

0

18.12

Nader toe te wijzen BenO en Vervanging

   

0

0

0

       

18.15

Ramingsbijstelling en Kasschuif

 

0

0

   

0

     

18.16

Reservering Omgevingswet

 

0

0

           

20

Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

 

32.514

74.622

43.105

52.394

93.610

155.500

503.385

499.322

20.01

Verkenningen

Uitgaven

5.636

7.900

6.705

0

29.110

71.000

171.022

209.750

20.02

Korte termijn mobiliteitsmaatregelen

 

0

0

0

10.394

       

20.03

Reserveringen

 

26.878

66.722

36.400

42.000

24.500

16.500

16.500

16.500

20.04

Generieke investeringsruimte

 

0

0

0

0

0

0

0

0

20.05

Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

 

0

0

0

0

40.000

68.000

315.863

273.072

 

Totaal

 

5.165.276

6.046.994

6.466.757

6.417.373

6.909.323

6.840.856

6.306.627

5.681.866

   

2027

2028

2029

2030]

2031

2032

2033

2019 – 2033

Hoofdwegennet

 

2.350.831

1.915.733

1.767.540

2.179.597

1.435.298

1.444.910

1.377.299

35.491.403

Verkeersmanagement

Uitgaven

3.801

3.809

3.809

3.809

3.809

3.809

3.809

57.100

Beheer onderhoud en vervanging

 

483.202

763.464

774.913

808.596

477.073

477.073

477.073

9.572.782

Aanleg

 

880.892

157.789

17.846

546.193

– 15.326

9.572

50.959

10.228.284

Geïntegreerde contractvormen/PPS

 

445.446

446.808

431.380

281.407

430.150

414.889

305.891

7.183.779

Netwerkgebonden kosten HWN

 

537.490

543.863

539.592

539.592

539.592

539.567

539.567

8.449.458

Investeringsruimte

 

0

0

0

0

0

0

 

0

Spoorwegen

 

1.469.511

1.420.146

1.317.530

1.269.872

1.361.078

1.358.683

1.545.548

23.124.613

Beheer onderhoud en vervanging

Uitgaven

1.299.920

1.296.218

1.339.479

1.343.394

1.501.972

1.542.963

1.735.957

20.789.908

Aanleg

 

– 15.890

– 40.199

– 117.260

– 169.222

– 193.269

– 194.270

– 200.399

281.674

Geïntegreerde contractvormen/PPS

 

175.491

154.137

85.321

85.710

42.385

   

1.903.181

Rente en aflossing

 

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

149.850

Investeringsruimte

 

0

0

0

0

0

0

 

0

Regionaal, lokale infrastructuur

 

17.179

11.672

         

615.971

Grote regionaal/lokale projecten

Uitgaven

17.179

11.672

         

489.773

Regionale Mob. Fondsen

               

0

RSP-ZZL: Pakket Bereikbaarheid

               

126.198

Hoofdvaarwegennet

 

663.251

775.609

885.116

925.692

641.728

655.829

613.247

12.548.873

Verkeersmanagement

Uitgaven

8.830

8.830

8.830

8.830

8.830

8.830

8.830

132.450

Beheer onderhoud en vervanging

 

233.679

324.551

302.649

318.856

212.807

259.932

223.515

4.473.706

Aanleg

 

60.272

79.126

211.557

236.103

41.257

25.827

25.909

2.037.197

Geïntegreerde contractvormen/PPS

 

48.945

48.943

47.920

47.743

64.674

47.080

40.833

1.076.743

Netwerkgebonden kosten HVWN

 

311.525

314.159

314.160

314.160

314.160

314.160

314.160

4.828.777

Investeringsruimte

 

0

0

0

0

0

0

 

0

Megaprojecten Verkeer en Vervoer

 

682.361

545.211

542.781

241.820

67.006

52.745

0

6.313.138

Betuweroute

Uitgaven

             

1.986

Hogesnelheidstrein-Zuid

               

7.590

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

 

260

52.886

         

84.121

ERMTS

 

332.445

255.901

59.451

159.976

0

44.435

0

2.134.442

ZuidasDok

 

53.384

14.606

259.598

0

0

0

0

1.163.573

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

 

296.273

221.819

223.732

81.844

67.006

8.310

0

2.921.426

Overige uitgaven en ontvangsten

 

0

0

0

10.706

345.458

345.457

393.907

1.114.634

Saldo afgesloten rekeningen

                 

Externe veiligheid

Uitgaven

             

5.683

Netwerkoverstijgende kosten

               

13.423

Investeringsruimte

 

0

0

0

0

0

0

 

0

Nader toe te wijzen BenO en Vervanging

       

10.706

345.458

345.457

393.907

1.095.528

Ramingsbijstelling en Kasschuif

               

0

Reservering Omgevingswet

     

0

0

     

0

Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

 

481.449

968.722

1.234.956

1.127.941

1.937.892

1.934.862

1.820.638

10.960.912

Verkenningen

Uitgaven

212.829

210.000

125.986

       

1.049.938

Korte termijn mobiliteitsmaatregelen

               

10.394

Reserveringen

 

16.500

116.500

186.500

116.500

116.500

116.500

116.500

1.031.500

Generieke investeringsruimte

 

0

0

0

672.156

1.665.847

1.598.818

1.504.739

5.441.560

Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

 

252.120

642.222

922.470

339.285

155.545

219.544

199.399

3.427.520

Totaal

 

5.664.582

5.637.093

5.747.923

5.755.628

5.788.460

5.792.486

5.750.639

90.169.544

26.02 Bijdrage aan het Deltafonds

Het betreft hier de bijdrage vanuit de begroting Hoofdstuk XII aan het Deltafonds ten behoeve van uitgaven die op het fonds worden verantwoord.

Opbouw art.ond. 26.02 Bijdrage aan het DF (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

1

Investeren in waterveiligheid

 

263.685

290.036

271.210

475.255

295.003

386.352

287.417

332.904

01.01

Grote projecten waterveiligheid

Uitgaven

250.628

105.236

113.801

80.074

101.734

51.801

10.969

8.921

01.02

Overige aanlegprojecten waterveiligheid

   

173.831

149.197

387.481

185.587

327.674

269.451

316.986

01.03

Studiekosten

 

13.057

10.969

8.212

7.700

7.682

6.877

6.997

6.997

2

Investeren in zoetwatervoorziening

 

25.396

27.520

32.966

2.978

3.835

3.158

2.033

1.833

02.02

Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

Uitgaven

23.402

24.435

28.866

1.878

2.469

2.058

1.833

1.833

02.03

Studiekosten

 

1.994

3.085

4.100

1.100

1.366

1.100

200

 

3

Beheer, onderhoud en vervanging

 

200.465

133.253

141.608

139.296

166.857

168.074

226.262

169.380

03.01

Watermanagement

Uitgaven

7.336

7.336

7.336

7.336

7.336

7.362

7.362

7.362

03.02

Beheer onderhoud en vervanging

 

193.129

125.917

134.272

131.960

159.521

160.712

218.900

162.018

4

Experimenteren cf. art. III Deltawet

 

18.394

13.043

51.259

50.892

222.355

61.012

59.002

58.166

04.02

GIV/PPS

Uitgaven

18.394

13.043

51.259

50.892

222.355

61.012

59.002

58.166

5

Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

 

302.744

341.207

348.209

351.341

377.513

455.730

468.047

477.166

05.01

Apparaat

Uitgaven

216.408

246.146

244.355

235.161

233.620

229.417

227.131

231.788

05.02

Overige uitgaven

 

69.147

68.111

68.365

66.591

66.404

66.663

65.075

65.071

05.03

Investeringsruimte

 

13.189

17.450

20.300

23.800

45.700

72.050

81.441

70.907

05.04

Reserveringen

 

4.000

9.500

15.189

25.789

31.789

87.600

94.400

109.400

7

Investeren in waterkwaliteit

 

70.616

127.180

117.486

112.767

82.777

54.690

95.662

91.818

07.01

Real. progr. Kaderrichtlijn water

Uitgaven

22.381

47.280

81.012

53.873

50.284

53.690

93.662

91.818

07.02

Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

 

9.269

30.424

26.484

49.444

23.393

     

07.03

Studiekosten waterkwaliteit

 

38.966

49.476

9.990

9.450

9.100

1.000

2.000

 
 

Totaal Uitgaven

 

881.300

932.239

962.738

1.132.530

1.148.369

1.129.016

1.138.423

1.131.267

 

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2033

1

Investeren in waterveiligheid

 

265.472

325.161

396.128

353.002

293.272

221.327

168.987

01.01

Grote projecten waterveiligheid

Uitgaven

2.138

       

2.227

 

01.02

Overige aanlegprojecten waterveiligheid

 

256.337

318.164

389.131

346.005

286.275

212.103

161.990

01.03

Studiekosten

 

6.997

6.997

6.997

6.997

6.997

6.997

6.997

2

Investeren in zoetwatervoorziening

 

1.833

1.833

0

0

0

0

0

02.02

Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

Uitgaven

1.833

1.833

         

02.03

Studiekosten

               

3

Beheer, onderhoud en vervanging

 

172.356

211.475

203.281

186.111

291.797

291.794

231.776

03.01

Watermanagement

Uitgaven

7.569

7.155

7.155

7.155

7.155

7.155

7.155

03.02

Beheer onderhoud en vervanging

 

164.787

204.320

196.126

178.956

284.642

284.639

224.621

4

Experimenteren cf. art. III Deltawet

 

57.342

56.700

55.911

55.134

54.372

53.621

53.548

04.02

GIV/PPS

Uitgaven

57.342

56.700

55.911

55.134

54.372

53.621

53.548

5

Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

 

535.727

397.860

472.549

548.349

601.658

681.076

803.223

05.01

Apparaat

Uitgaven

231.787

231.056

231.056

231.056

231.056

231.056

231.056

05.02

Overige uitgaven

 

66.582

63.129

62.818

62.818

62.818

62.818

62.779

05.03

Investeringsruimte

 

127.958

38.675

28.675

18.675

71.984

217.402

339.588

05.04

Reserveringen

 

109.400

65.000

150.000

235.800

235.800

169.800

169.800

7

Investeren in waterkwaliteit

 

86.919

0

0

0

0

0

0

07.01

Real. progr. Kaderrichtlijn water

Uitgaven

86.919

           

07.02

Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

               

07.03

Studiekosten waterkwaliteit

               
 

Totaal Uitgaven

 

1.119.649

993.029

1.127.869

1.142.596

1.241.099

1.247.818

1.257.534

4. DE NIET-BELEIDSARTIKELEN

Niet-beleidsartikel 97 Algemeen Departement

Algemene Doelstelling

Op dit artikel worden de IenW-brede programma-uitgaven verantwoord.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid art. 97 Algemeen departement (Bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Verplichtingen

105.611

133.739

43.309

44.047

44.738

44.923

45.363

Uitgaven

93.648

93.777

60.451

53.752

54.055

54.218

54.508

97.01 Algemeen departement

77.648

88.777

53.751

53.752

54.055

54.218

54.508

97.01.01 Opdrachten

46.928

58.026

30.284

30.888

31.407

31.561

31.852

– van A naar Beter

1.596

1.730

1.790

1.767

1.834

1.869

1.868

– Ext. juridische adv.

1.186

1.311

1.462

1.454

1.585

1.648

1.647

– Onderzoeken PBL

3.652

3.930

2.286

2.299

2.302

2.314

2.314

– Onderzoeken ANVS

3.150

3.537

3.581

3.680

3.687

3.742

3.742

– DCC

8.920

7.553

7.169

7.145

7.148

7.147

7.147

– Regeringsvliegtuig

21.934

35.052

9.183

9.231

9.238

9.238

9.238

– Overige Opdrachten

6.490

4.913

4.813

5.312

5.613

5.603

5.896

97.01.02 Subsidies

1.464

1.032

1.328

724

502

502

502

97.01.03 Bijdragen aan agentschappen

24.129

24.481

22.139

22.140

22.146

22.155

22.154

– Waarvan bijdrage aan agentschap ILT

12.471

12.718

12.737

12.735

12.739

12.744

12.744

– Waarvan bijdrage aan agentschap KNMI

2.583

2.583

213

213

213

213

213

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

2.631

2.706

2.713

2.716

2.718

2.720

2.719

– Overige Bijdragen aan agentschappen

6.444

6.474

6.476

6.476

6.476

6.478

6.478

97.01.06 Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

5.127

5.238

         

– StAB

5.127

5.238

         

97.02 Sanering Thermphos

16.000

5.000

6.700

       

97.02.02 Subsidies

16.000

5.000

6.700

       

– Sanering Thermphos

16.000

5.000

6.700

       

Ontvangsten

3.167

1.901

1.101

1.101

1.101

1.101

1.101

97.01 Algemeen departement

Toelichting op de financiële instrumenten

97.01.01 Opdrachten

Van A naar Beter

Het betreft de uitgaven voor beleidscommunicatie voor de grote publiekscampagne van A naar Beter.

Onderzoeken Kennis, Innovatie en Strategie (KIS)

Het betreft uitgaven voor artikel overschrijdende opdrachten op het gebied van Kennis, Innovatie en Strategie.

Onderzoekskosten Kennis Instituut Mobiliteit (KIM)

Dit betreft de uitgaven voor analyses van mobiliteit en mobiliteitsbeleid die doorwerken in de beleidsafwegingen. Soms worden deelonderzoeken uitbesteed, omdat het KiM geen expertise op een bepaald deelonderwerp in huis heeft.

Externe juridische advisering

Om de kosten voor het inhuren van juridische expertise, voornamelijk voor het inschakelen van de Landsadvocaat, (en andere advocaten) beheersbaar te houden, worden opdrachten hiertoe centraal gegeven voor de Bestuurskern. Dit om de kwaliteit te bewaken en tevens wordt hiermee voorkomen dat er meerdere malen vanuit verschillende diensten dezelfde vragen worden uitgezet.

Onderzoeken PBL

Dit betreft uitgaven ten behoeve van onderzoeksactiviteiten van PBL, zoals de aanschaf van databestanden, ontwikkeling van modellen, uitbesteding van onderzoek en vervaardiging van (web)publicaties. Een deel van deze uitgaven wordt door externe opdrachtgevers vergoed. Voor nieuws en publicaties van het PBL, zie de website van het PBL20.

Onderzoeken ANVS

Het betreft uitgaven voor opdrachten aan (inter)nationale technische supportorganisaties (waaronder de dienstverlening door agentschappen) inzake technische ondersteuning, advisering en onderzoek op terreinen van nucleaire veiligheid, stralingsbescherming alsmede beveiliging en waarborging (safeguards). Daarnaast worden ook de uitgaven die verband houden met samenwerking tussen ANVS en internationale organisaties (zoals bijvoorbeeld HERCA, OECD/NEA en IAEA) inzake voornoemde terreinen op dit artikel verantwoord.

Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing (DCC)

DCC is verantwoordelijk voor een effectief crisisbeheersingsbeleid en een professionele aanpak van crises. Tijdens een (dreigende) crisis coördineert het DCC-IenW de informatievoorziening binnen het ministerie op het gebied van Infrastructuur en Waterstaat en is het DCC verantwoordelijk voor het crisisbeheersingsproces. Het beleid op het gebied van crisisbeheersing is het laatste decennium flink in ontwikkeling. Dit is vooral veroorzaakt door de opkomst van andere crisisvormen (terreuraanslagen, extreme weersomstandigheden en infectieziekten), door de internationale dimensies van crises en de verantwoordelijkheid voor nucleaire crisisbeheersing.

Regeringsvliegtuig

Dit betreft de uitgaven van IenW voor het onderhoud, exploitatie en aanschaf van het regeringsvliegtuig.

97.01.02 Subsidies

Deze uitgaven hangen samen met subsidies die IenW verstrekt, met name aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek voor het programma SURF (Smart Urban Regions in the Future), Urban Futures en het programma Duurzame Logistiek.

97.01.03 Bijdragen aan agentschappen

KNMI

Dit betreft de bijdrage aan het KNMI voor afname van meteorologische producten en diensten relevant voor de uitvoering van diverse taken door RWS waaronder gladheidbestrijding en afname van maatwerk dienstverlening door ANVS.

ILT

De bijdrage aan ILT is bestemd voor de kosten van vergunningverlening die niet geheel gedekt worden door de inkomsten die de ILT verkrijgt vanuit de tariefheffing. Dit wordt veroorzaakt door tarieven, waarvan het bij ministeriële regeling vastgestelde bedrag lager is dan de werkelijke kosten van de vergunningverlening en door vergunningverlenende activiteiten van ILT waarvoor geen tarief is vastgesteld, waardoor de betreffende aanvragers van vergunningen de kosten van de aanvraag niet aan ILT hoeven te vergoeden. De vastgestelde tarieven worden in de Staatscourant gepubliceerd.

RWS

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van beleidsondersteuning en advies en de capaciteitsinzet van het DCC.

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

Het RIVM is de vaste partner van de ANVS voor een aantal taken op het terrein van stralingsbescherming. Dit zijn taken als beleidsondersteuning bij stralingsbescherming, ondersteuning bij stralingsinspecties, het beheer van de ongeval-organisatie, het in stand houden van het Radionucliden laboratorium alsmede het beheer van het Nationaal Meetnet Radioactiviteit en de stralingsmeetwagens. De bijdrage aan het RIVM hangt hiermee samen.

97.01.06 Bijdrage aan ZBO en RWT’s

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB)

Met ingang van 2020 gaat de subsidiëring en ministeriële verantwoordelijkheid van StAB over van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van J&V. In deze begroting vindt de budgettaire verwerking hiervan plaatst.

97.02 Sanering Thermphos
97.02.02 Subsidies

Naar aanleiding van het kabinetsbesluit is besloten dat het Rijk een bijdrage levert bij de sanering van voormalig bedrijventerrein Thermphos, waarbij IenW als beleidsverantwoordelijk departement is aangesteld.

In de tabel Budgettaire gevolgen van beleid bij dit niet-beleidsartikel is in regel «97.02.02 Rijksbijdrage sanering Thermphos» een bedrag van maximaal € 27,7 miljoen aan subsidieverplichtingen voor de jaren 2018 (€ 16 miljoen), 2019 (€ 5 miljoen) en 2020 (€ 6,7 miljoen) opgenomen. Dit bedrag heeft betrekking op de verlening van een subsidie voor de sanering van de opstallen en het terrein van het voormalige bedrijf Thermphos aan de uitvoerende partij. Deze begrotingsvermelding vormt de wettelijke grondslag voor de hier bedoelde subsidieverlening als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht

Ontvangsten

Hierop worden de ontvangsten geraamd die IenW ontvangt voor het gebruik van het Regeringsvliegtuig en voor onderzoeken van het PBL.

Niet-beleidsartikel 98: Apparaatsuitgaven kerndepartement

Algemene Doelstelling

Op dit artikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat met uitzondering van de agentschappen Inspectie Leefomgeving en Transport, Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut en Rijkswaterstaat. Het omvat de verplichtingen en uitgaven voor ambtelijk personeel, inhuur externen en materieel voor het kerndepartement.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid art. 98 Apparaatsuitgaven Kerndepartement (Bedragen x € 1.000)
   

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Verplichtingen

281.510

322.799

308.390

297.039

295.571

296.950

299.966

Uitgaven

298.856

335.380

312.445

298.355

296.352

296.946

299.962

98.01

Personele uitgaven

220.973

247.657

226.294

215.720

213.138

212.610

215.006

 

– waarvan eigen personeel

193.030

209.707

207.373

199.445

198.485

197.924

200.773

 

– waarvan externe inhuur

20.999

30.990

12.164

9.685

8.665

8.666

8.266

 

– waarvan overige personele uitgaven

6.944

6.960

6.757

6.590

5.988

6.020

5.967

98.02

Materiele uitgaven

77.883

87.723

86.151

82.635

83.214

84.336

84.956

 

– waarvan ICT

20.308

25.452

18.383

20.110

20.139

20.153

20.153

 

– waarvan bijdrage aan SSO's

48.798

41.244

40.896

40.658

40.647

40.681

40.680

 

– waarvan overige materiële uitgaven

8.777

21.027

26.872

21.867

22.428

23.502

24.123

 

Ontvangsten

14.667

18.792

5.430

5.430

5.430

5.430

5.430

98.01 Personele uitgaven

Toelichting op de financiële instrumenten

Dit betreft alle uitgaven van het eigen personeel, de externe inhuur en postactieven voor het kerndepartement.

Eigen personeel

Onder uitgaven eigen personeel vallen de loonkosten en de uitgaven voor de personele exploitatie.

  • Onder loonkosten wordt verstaan alle uit de rechtspositiebepalingen en aanverwante (wettelijke) regelingen voortvloeiende uitgaven aan en ten behoeve van de werknemers, zoals salaris, vakantie- en eindejaarsuitkering, vergoedingen voor inbesteding van personeel, toelagen, toeslagen en vergoedingen, gratificaties, onkostenvergoedingen waaronder woon-werkverkeer (ook collectieve inkoop openbaar vervoerskaarten), sociale lasten en de bijdrage aan de zorgverzekeringswet, pensioenpremies en de eindheffing loonbelasting.

  • Onder personele exploitatie worden andere personele uitgaven verstaan zoals verhuiskosten, hotels in het kader van dienstreizen, werving en selectie, keuringen, assessments, outplacement, loopbaanbegeleiding en re-integratie, arbeidsgezondheidskundige begeleiding, werkplekaanpassing, uitbesteding arbo-dienstverlening, bedrijfshulpverlening, representatie voor eigen personeel, opleiding, coaching, training, bezoek van symposia en congressen, personeelsevenementen, bijeenkomsten en recepties, noodzakelijke contributies van personeel, uitgaven sociaal flankerend beleid en dergelijke.

Externe inhuur

Dit betreft de uitgaven voor externe inhuur voor o.a. ICT-dienstverlening, de programma’s Vrachtwagenheffing, Duurzame mobiliteit, Fiets, Beter Benutten en de Luchtruimherziening.

Overige personele uitgaven

De overige personele uitgaven betreft de uitgaven aan postactieven. Onder postactieven wordt verstaan uitgaven aan en ten behoeve van voormalig personeel, voor zover niet ten laste komend van derden (pensioen- of uitkeringsfonds) zoals Functioneel leeftijdsontslag (FLO), werkloosheidsuitkeringen, wachtgelden en de daarmee samenhangende uitvoeringskosten van derden.

98.02 Materiele uitgaven

Dit betreft materiele uitgaven van het kerndepartement waarvoor geldt dat deze betrekking hebben op uitgaven die bedoeld zijn voor activiteiten ter ondersteuning van het primaire proces.

ICT bevat zowel de uitgaven voor projecten als structurele uitgaven zoals onderhoud en licenties. De bijdrage aan de Shared Service Organisaties betreft onder andere P-Direkt (Salarisbedrijf van het Rijk), FM Haaglanden en de Rijksgebouwendienst.

Apparaatsuitgaven per dienstonderdeel van de Bestuurskern (x € 1.000)
 

2020

Totaal apparaat Bestuurskern

312.445

   

Directoraat-Generaal Mobiliteit

34.136

Directoraat-Generaal Milieu en Internationaal

28.520

Directoraat-Generaal Water en Bodem

18.601

Directoraat-Generaal Luchtvaart en Maritieme zaken

21.425

Beleids- en Bestuursondersteuning

35.153

Financiën en Bedrijfsvoering

128.612

– waarvan IenM-brede apparaatsuitgaven

79.606

Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming

19.570

Planbureau voor de Leefomgeving

26.428

Deze tabel splitst de apparaatsuitgaven van het kerndepartement per integratieonderdeel uit voor het jaar 2020.

Extracomptabele verwijzingen

 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Totaal apparaatsuitgaven Staf Deltacommissaris

1.582

2.359

1.885

1.885

1.885

1.885

1.885

De apparaatskosten van de Staf Deltacommissaris worden in lijn met de Waterwet op het Deltafonds begroot en verantwoord (zie artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven van het Deltafonds).

Apparaatsuitgaven agentschappen (x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Totaal apparaatskosten agentschappen

1.291.899

1.368.776

1.373.074

1.369.625

1.340.166

1.320.641

1.282.482

               

RWS

1.082.677

1.139.784

1.150.064

1.139.577

1.111.008

1.090.248

1.053.046

ILT

152.109

168.123

160 458

163.413

163.513

164.191

164.214

KNMI

57.113

60.869

62.552

66.635

65.645

66.202

65.222

Drie agentschappen vallen onder IenW: Rijkswaterstaat (RWS), de Inspectie voor de Leefomgeving en Transport (ILT) en het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KNMI). Bovenstaand zijn de begrote apparaatskosten van deze agentschappen opgenomen. IenW draagt hier deels aan bij. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de agentschapsparagrafen.

Apparaatsuitgaven ZBO's en RWT's (x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Totaal apparaatsuitgaven ZBO's en RWT's

604.127

599.238

582.000

566.000

552.000

551.000

549.000

               

ProRail

599.000

594.000

582.000

566.000

552.000

551.000

549.000

StAB

5.127

5.238

         

IenW verstrekt bijdragen aan drie begrotingsgefinancierde ZBO’s en RWT’s: Prorail, Kadaster en StAB. Voor meer informatie over ZBO’s en RWT’s van IenW zie de bijlage ZBO’s en RWT’s van deze begroting.

Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen en ZBO's/RWT's
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Totaal apparaatsuitgaven ministerie

2.194.882

2.303.394

2.267.519

2.233.980

2.188.518

2.168.587

2.131.444

Kerndepartement

298.856

335.380

312.445

298.355

296.352

296.946

299.962

               

Totaal apparaatskosten Agentschappen

1.291.899

1.368.776

1.373.074

1.369.625

1.340.166

1.320.641

1.282.482

RWS

1.082.677

1.139.784

1.150.064

1.139.577

1.111.008

1.090.248

1.053.046

ILT

152.109

168.123

160.458

163.413

163.513

164.191

164.214

KNMI

57.113

60.869

62.552

66.635

65.645

66.202

65.222

               

Totaal apparaatskosten ZBO's en RWT's

604.127

599.238

582.000

566.000

552.000

551.000

549.000

Prorail

599.000

594.000

582.000

566.000

552.000

551.000

549.000

StAB

5.127

5.238

         

Taakstelling Rutte II

Conform de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften wordt hieronder aangegeven hoe de taakstelling Rutte II binnen IenW is verdeeld naar de verschillende onderdelen van het ministerie (inclusief agentschappen en ZBO’s). Onderstaande tabel geeft de verdeling weer.

Tabel verdeling taakstelling Rutte II 2016–2018 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

Structureel

Kerndepartement

– 15.138

– 40.807

– 37.320

– 37.320

Agentschappen

       
 

NEa

– 90

– 180

– 269

– 269

 

KNMI

– 261

– 519

– 777

– 777

 

ILT

– 1.726

– 3.430

– 5.135

– 5.135

 

RWS

– 18.289

– 37.972

– 53.100

– 53.100

ZBO's

       
 

Kadaster

– 310

– 618

– 924

– 924

Overig

       
 

RIVM

– 361

– 824

– 1.000

– 1.000

 

Prorail

– 6.825

– 13.650

– 20.475

– 20.475

Totale taakstelling

– 43.000

– 98.000

– 119.000

– 119.000

Toelichting

Bij het Kerndepartement, zijn maatregelen om de taakstelling Rutte II (2016 en volgende) in te vullen voor het grootste deel gevonden in:

  • Versobering van de bedrijfsvoering; verlaging van de centrale budgetten op het gebied van materiële uitgaven(o.a. door efficiency of productiviteitverbeteringen, door verdergaande digitalisering).

  • Verbeterde inzet op integrale programma-aanpak, standaardisering, uniformering en vereenvoudiging van processen, vakmanschap en flexibele inzet over de grenzen van de organisatieonderdelen.

  • Maatregelen met personele gevolgen worden in overleg met de medezeggenschap opgepakt. Omdat de grens van het haalbare steeds dichterbij komt wordt getracht om de personele krimp zoveel mogelijk te beperken.

Bij de agentschappen is het grootste deel van de financiële taakstelling ten laste van de personele budgetten gebracht. Invulling is geschied middels het nemen van efficiencymaatregelen en indien nodig taakversobering. Dit betekent dat bepaalde taken dan niet meer of minder intensief worden uitgevoerd. Voor een nadere toelichting zie het onderdeel 3. Agentschappen van deze begroting.

Niet-beleidsartikel 99 Nog Onverdeeld

Algemene Doelstelling

Dit artikel is een administratief begrotingstechnisch artikel. Dit betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 99 worden gedaan. Het artikel dient hoofdzakelijk als tussenstation voor de overboeking van middelen naar de andere artikelen op de IenW begroting, zoals loon- en prijsbijstelling. Ook taakstellingen die nog niet direct kunnen worden doorgeboekt worden op dit artikel geadministreerd.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid art. 99 Nog Onverdeeld (x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Verplichtingen

0

324

861

922

923

1.149

2.351

Uitgaven

0

324

861

922

923

1.149

2.351

99.01 Nominaal en onvoorzien

0

324

861

922

923

1.149

2.351

99.01.01 Onvoorzien

0

324

861

922

923

1.149

2.351

Ontvangsten

             

5. BEGROTING AGENTSCHAPPEN

Agentschap Rijkswaterstaat

Introductie

Rijkswaterstaat (RWS) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. RWS beheert en ontwikkelt de rijkswegen, -vaarwegen en -wateren en zet in op een duurzame leefomgeving.

Samen met anderen werkt RWS aan een land dat beschermd is tegen overstromingen, waar voldoende groen is en voldoende en schoon water. En waar je vlot en veilig van A naar B kunt. Samenwerken aan een veilig, leefbaar en bereikbaar Nederland. Dat is Rijkswaterstaat.

Het Ministerie van IenW kent een scheiding tussen beleid, toezicht en uitvoering. RWS fungeert hierbij als uitvoeringsorganisatie van het ministerie. Het formuleren van beleid is belegd bij de beleidsdirectoraten-generaal. Dit betekent dat de doelstellingen van het agentschap afhankelijk zijn van de (veelal lange termijn-) beleidsdoelstellingen en kaders die door IenW worden aangegeven. Deze beleidsdoelen zijn geformuleerd in de beleidsartikelen van de beleidsbegroting Hoofdstuk XII.

Producten en diensten

RWS treedt op als manager van het gebruik van een aantal hoofdinfrastructuurnetwerken (hoofdwegennet, hoofdvaarwegennet, hoofdwatersystemen), als beheerder van die netwerken, als realisator van uitbreidingen van deze netwerken en als adviseur voor het ten aanzien hiervan te voeren beleid. RWS voert deze taken uit vanuit een netwerkbenadering. Belangrijkste producten zijn:

  • Verkeersmanagement: het inzetten van instrumenten en hulpmiddelen om vraag en aanbod op elk moment zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen en om het verkeersaanbod zo goed mogelijk af te wikkelen. Het betreft vooral bediening van objecten als bruggen en sluizen, verstrekken van routeinformatie en incidentmanagement.

  • Watermanagement: reguleren van de hoeveelheden water in het hoofdwatersysteem en van de kwaliteit daarvan, door het hanteren van de te onderscheiden categorieën «vasthouden/bergen/afvoeren» en «schoonhouden/scheiden/zuiveren».

  • Beheer, onderhoud en vervanging: instandhouding van objecten en areaal op een vooruitstrevende, toekomstgerichte manier, gericht op het ook in technische zin steeds verder ontwikkelen van het netwerk of systeem.

  • Aanleg: dit betreft investeringen om de functionaliteit van het netwerk te vergroten. Nieuwe verbindingen of verbreding van bestaande. Sleutelwoord: capaciteitsvergroting.

  • Beleidsondersteuning en -advisering: het uitvoeren van studies of het leveren van bijdragen daaraan, adviezen met betrekking tot beleidsnota’s en de uitvoerbaarheid van beleid.

  • Leveren van kennis en expertise: ten behoeve van beleidsondersteuning en -advisering, milieu en leefomgeving, grote (aanleg)projecten en aansturing projecten en uitvoeringsorganisaties, het verstrekken van subsidies en basisinformatie.

Begroting van baten-lastenagentschap voor het jaar 2020 (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Baten

             

Omzet

2.575.420

2.781.866

2.805.777

2.670.528

2.346.013

2.284.747

2.205.057

– Omzet moederdepartement

2.284.709

2.396.354

2.313.974

2.318.669

2.066.980

2.046.303

1.966.613

– Omzet nog uit te voeren werkzaamheden

0

125.116

245.055

113.415

40.589

0

0

– Omzet overige departementen

68.988

68.638

54.990

46.686

46.686

46.686

46.686

– Omzet derden

221.723

191.758

191.758

191.758

191.758

191.758

191.758

Vrijval voorzieningen

15.227

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

2.093

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

Rentebaten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

2.592.740

2.784.866

2.808.777

2.673.528

2.349.013

2.287.747

2.208.057

               

Lasten

             

Apparaatskosten

1.082.677

1.139.784

1.150.064

1.139.577

1.110.964

1.090.003

1.052.801

– Personele kosten

847.366

909.704

904.161

899.740

877.807

856.778

817.443

– Waarvan eigen personeel

772.701

842.617

849.993

845.570

826.786

805.757

766.422

– Waarvan inhuur externen

74.665

67.087

54.168

54.170

51.021

51.021

51.021

– Waarvan overige personele kosten

0

0

0

0

0

0

0

– Materiele kosten

235.311

230.080

245.903

239.837

233.157

233.225

235.358

– Waarvan apparaat ICT

38.457

32.784

32.478

36.493

30.940

30.834

33.299

– Waarvan bijdrage aan SSO's

51.648

72.689

76.114

67.516

67.964

67.959

68.416

– Waarvan overige materiele kosten

145.206

124.607

137.311

135.828

134.253

134.432

133.643

Beheer en Onderhoud

1.437.526

1.601.511

1.616.220

1.488.666

1.188.796

1.145.710

1.101.076

Afschrijvingskosten

26.482

24.768

23.430

25.491

28.840

31.344

33.228

– Materieel

25.310

24.065

23.020

25.491

28.840

31.344

33.228

– Waarvan apparaat ICT

3.621

4.568

5.129

5.127

4.989

4.459

4.058

– Waarvan overige materiele afschrijvingskosten

21.689

19.497

17.891

20.364

23.851

26.885

29.170

– Immaterieel

1.172

703

410

0

0

0

0

Dotaties voorzieningen

2.548

0

0

0

0

0

0

Overige kosten

0

0

0

0

0

0

0

Bijzondere lasten

2.329

0

0

0

0

0

0

Rentelasten

3.673

803

1.063

1.794

2.413

2.690

2.952

Totaal lasten

2.555.235

2.766.866

2.790.777

2.655.528

2.331.013

2.269.747

2.190.057

               

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

37.505

18.000

18.000

18.000

18.000

18.000

18.000

Agentschapsdeel Vpb-lasten

16.158

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

Saldo van baten en lasten

21.347

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

Dotatie aan reserve Rijksrederij

8.165

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

Te verdelen resultaat

13.182

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement betreft de omzet voor activiteiten (en de daarmee samenhangende producten) die RWS verricht voor IenW, zoals:

  • het beheer en onderhoud van de infrastructuur en waterkwaliteit;

  • de apparaatskosten (personeel en materieel) van RWS die verband houden met de aanleg, verkeers- en watermanagement en instandhouding van infrastructuur;

  • de capaciteit die RWS levert in het kader van zijn kennis- en adviestaken en de activiteiten in het kader van Leefomgeving.

Specificatie omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Deltafonds

478.368

448.550

434.987

425.563

446.859

410.769

Artikel 1 Investeren in waterveiligheid

363

537

537

420

420

420

Artikel 3 Beheer Onderhoud en Vervanging

167.157

115.760

125.412

127.073

150.097

117.922

Artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overig

309.873

310.326

309.038

298.070

296.342

292.427

Artikel 7 Waterkwaliteit

975

21.927

0

0

0

0

Infrastructuurfonds

1.862.735

1.820.397

1.841.555

1.599.629

1.557.165

1.513.566

Artikel 12 Hoofdwegennet

1.225.457

1.162.674

1.237.792

1.045.488

1.021.260

992.970

Artikel 15 Hoofdvaarwegennet

637.278

657.723

603.763

554.141

535.905

520.596

Hoofdstuk XII

55.251

45.027

42.127

41.788

42.279

42.278

Artikel 11 Waterkwaliteit

14.617

13.492

13.492

13.505

13.505

13.505

Artikel 13 Bodem en Ondergrond

6.155

4.942

3.506

3.507

3.507

3.507

Artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid

11.694

7.238

7.008

7.016

7.012

7.012

Artikel 16 Spoor

919

895

796

798

802

802

Artikel 17 Luchtvaart

3.923

1.435

435

50

50

50

Artikel 18 Scheepvaart en Havens

1.477

1.405

1.405

1.406

1.885

1.885

Artikel 19 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

337

263

137

137

137

137

Artikel 20 Lucht en geluid

1.372

1.539

1.527

1.546

1.556

1.556

Artikel 21 Duurzaamheid

7.487

7.247

7.247

7.247

7.247

7.247

Artikel 22 Externe veiligheid en risico's

4.564

3.858

3.858

3.858

3.858

3.858

Artikel 97 Algemeen departement

2.706

2.713

2.716

2.718

2.720

2.719

Totaal

2.396.354

2.313.974

2.318.669

2.066.980

2.046.303

1.966.613

Van totaal omzet IenW

           

*apparaats- en afschrijvingskosten en rentelasten

1.080.109

1.095.947

1.093.746

1.069.101

1.050.921

1.015.865

*programma

1.316.245

1.218.027

1.224.923

997.879

995.382

950.748

Omzet nog uit te voeren werkzaamheden

De nog uit te voeren werkzaamheden (NUTW) is een balanspost om vertragingen en/of versnellingen in de werkzaamheden van het agentschap Rijkswaterstaat op te vangen. Hierdoor kunnen middelen eerder of later worden aangewend dan oorspronkelijk voorzien. De NUTW per ultimo 2018 bedraagt per saldo € 524,2 miljoen. In bijlage 4 «Instandhouding» van de Infrastructuurfonds en Deltafondsbegroting 2020 is de opbouw van de NUTW per ultimo 2018 weergegeven. Op basis van de programmering onder Beheer en onderhoud is, gegeven de omzet moederdepartement, overige departementen en derden, bepaald hoeveel omzet er per jaar vanuit de balanspost NUTW nodig is om de programmering te kunnen financieren. Bij het opstellen van de programmering is rekening gehouden wanneer de werkzaamheden het meest doelmatig kunnen worden uitgevoerd.

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen heeft met name betrekking op:

  • Vergoedingen van het Ministerie van Defensie, het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor het gebruik van de vaartuigen van de Rijksrederij.

  • Vergoedingen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties voor de capaciteit die RWS levert in het kader van de Omgevingswet en de bijbehorende externe productkosten.

  • Vergoedingen van diverse ministeries voor het door RWS ter beschikking stellen van kennis, expertise en materieel in het kader van Werken voor en met Partners.

  • Vergoedingen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties voor de capaciteit die RWS levert in het kader van Beleidsondersteuning en Advisering (BOA) en de bijbehorende externe productkosten.

Specificatie omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Rijksrederij

25.750

25.750

25.750

25.750

25.750

25.750

Omgevingswet

21.952

8.304

0

0

0

0

Werken voor en met Partners

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

Beleidsadvisering en ondersteuning (BOA)

8.936

8.936

8.936

8.936

8.936

8.936

Overig

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

Totaal

68.638

54.990

46.686

46.686

46.686

46.686

Omzet derden

De omzet derden heeft met name betrekking op:

  • Vergoedingen van o.a. provincies, gemeenten en de Europese Unie in het kader van het beheer en onderhoud van de infrastructuur.

  • Uitkeringen van verzekeraars in het kader van Schaderijden en Schadevaren ter dekking van de kosten van reparatiewerkzaamheden.

  • Ontvangsten uit de pacht van benzinestations, de ingebruikgeving van RWS areaal (huur, pacht) en incidentele verloop van RWS areaal. Deze ontvangsten worden via het Rijkvastgoedbedrijf (RVB) ontvangen.

  • Opbrengsten voor de Nationale Bewegwijzeringsdienst (NBD) en de Nationale Databank Wegverkeersgegevens (NDW)

  • Vergoedingen van o.a. provincies, gemeenten, waterschappen, kennisinstellingen en bedrijven voor het door RWS ter beschikking stellen van kennis, expertise en materieel in het kader van Werken voor en met Partners.

  • Opbrengsten uit vergunningverlening in het kader van de Waterwet.

Specificatie omzet derden (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Beheer en Onderhoud

45.000

45.000

45.000

45.000

45.000

45.000

Schaderijden en Schadevaren

30.000

30.000

30.000

30.000

30.000

30.000

Rijksvastgoedbedrijf (RVB)

39.700

39.700

39.700

39.700

39.700

39.700

Nationale Bewegwijzeringsdienst (NBD)

25.386

25.386

25.386

25.386

25.386

25.386

Nationale Databank Wegverkeersgegevens (NDW)

4.672

4.672

4.672

4.672

4.672

4.672

Werken voor en met Partners

15.000

15.000

15.000

15.000

15.000

15.000

Waterwet

18.000

18.000

18.000

18.000

18.000

18.000

Overig

14.000

14.000

14.000

14.000

14.000

14.000

Totaal

191.758

191.758

191.758

191.758

191.758

191.758

Bijzondere baten

De geraamde bijzondere baten betreffen voornamelijk verwachte boekwinst op de verkoop van vaste activa.

Lasten

Apparaatskosten

Personele kosten

Specificatie personele kosten
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Aantal fte

8.990

9.134

9.038

8.771

8.619

8.360

Eigen Personele kosten (x € 1.000)

842.617

849.993

845.570

826.786

805.757

766.422

Inhuur (x € 1.000)

67.087

54.168

54.170

51.021

51.021

51.021

Het aantal FTE is ten opzichte van de begroting 2019 met name gewijzigd als gevolg van onderstaande ontwikkelingen:

Strategisch Capaciteitsmanagement (SCM)

  • Om een betere relatie te leggen tussen de gevraagde productie en de daarvoor benodigde capaciteit is binnen IenW voor RWS het instrument Strategisch Capaciteitsmanagement ontwikkeld. Daarbij wordt jaarlijks op basis van vastgestelde normen, rekenregels en tarieven voor alle werkprocessen van RWS doorgerekend wat de benodigde capaciteit voor de komende 5 jaar is op basis van de huidige verwachte producten en prestatieopgaven. In de begroting loopt de gefinancierde formatie van RWS af. Om de productieopgave en de capaciteit meer in balans te krijgen is er besloten om RWS, op basis van de SCM berekeningen, de komende jaren voor de doorloop van aanlegprojecten, tranche 4 van het programma Vervanging en Renovatie en de bediening Hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl capaciteit toe te kennen. Dit betekent een verhoging van de gefinancierde capaciteit met 148 FTE in 2020 oplopend naar 531 FTE in 2022 en aflopend naar 178 FTE in 2024 ten opzichte van de begroting 2019. Het betreft voor een groot deel geen extra capaciteit maar de financiering van capaciteit die al bij RWS werkzaam is.

Korte termijn fileaanpak

  • De korte termijn fileaanpak bestaat uit twee pakketten maatregelen die moeten leiden tot het verminderen, voorkomen en kunnen vermijden van files. Voor de uitvoering van deze aanpak is de capaciteit van RWS met 75 FTE verhoogd in 2019, oplopend naar 82 FTE in 2020 en aflopend naar 37 FTE in 2022.

Duurzaam voor Elkaar

  • De opdracht Duurzaam voor elkaar bestaat uit een pakket activiteiten die bedoeld is om RWS verder te verduurzamen en om prestatiemanagement voor duurzaamheid te ontwikkelen. Voor de uitvoering van deze opdracht is de capaciteit van RWS met 36 FTE verhoogd t/m 2021.

Strategisch/tactisch beheer Kustwacht

  • Voor het strategisch en tactisch beheer van het Kustwachtdossier is vanaf 2020 structureel 3 FTE aan RWS toegekend.

Eigen personeel

De kracht van Rijkswaterstaat ligt in de zakelijke en professionele wijze waarop het zijn kerntaken uitvoert. Om daarop te kunnen sturen is gedefinieerd welke taken RWS met eigen mensen uitvoert (de kerntaken) en welke taken aan de markt worden overgelaten (de niet-kerntaken).

De kosten van externe inhuur betreffen de inzet van derden op de kerntaken van RWS.

Daarnaast vindt er inzet van derden plaats op taken die RWS van de markt betrekt (niet-kerntaken). In de beleidsbegroting en verantwoording van IenW wordt de (externe) inhuur transparant inzichtelijk gemaakt in de baten-lastenparagraaf van het agentschap Rijkswaterstaat.

Inhuur apparaat (kerntaken)

RWS streeft ernaar om de inhuur van externen op kerntaken zoveel mogelijk te beperken vanuit het basisprincipe dat Rijkswaterstaat op kerntaken eigen mensen inzet, ter vermindering van de kwetsbaarheid en het verkleinen van de afhankelijkheid van externen. Inhuur op kerntaken vindt in beginsel alleen plaats als er sprake is van piekbelasting in de directe productie of in geval van onderbezetting, ziekte of vervanging. Inhuur op kerntaken kan ook een keuze zijn als vanuit de arbeidsmarkt hele specifieke kennis/specialisme niet kan worden aangetrokken.

Door een aantal maatregelen daalt de inhuur op kerntaken de komende jaren:

  • extra inzet op het werven van voldoende gekwalificeerd eigen personeel en versnelling van het wervingsproces om vacatures zo snel mogelijk in te vullen;

  • een flexibele interne pool om snel interne inzet te kunnen organiseren;

  • versterking van cruciale kennis binnen de organisatie is geborgd met interne loopbaanontwikkeling;

Inhuur programma (niet-kerntaken)

Gelet op de omvang van de productieopgave van RWS blijft de inhuur op taken die bij de markt zijn belegd (de niet -kerntaken) substantieel, maar wordt er een dalende trend verwacht. Voor het betrekken van externe capaciteit op niet-kerntaken geldt dat deze zoveel mogelijk op basis van op productafspraken gebaseerde contracten zal worden gedaan, tenzij dat om inhoudelijke of aansturingsredenen niet doelmatig is. Hierdoor daalt de inhuur geleidelijk.

De inhuur op niet-kerntaken in het primaire proces wordt met name onder de posten onderhoud en aanleg op het Infrastructuurfonds en het Deltafonds verantwoord.

Specificatie inhuur (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Apparaat (kerntaken)

67.087

54.168

54.170

51.021

51.021

51.021

Programma (niet-kerntaken)

101.165

91.141

91.141

91.141

91.141

91.141

Totaal

168.252

145.310

145.311

142.162

142.162

142.162

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten onder andere ICT, huisvesting, bureaukosten en communicatie.

Beheer en Onderhoud

De kosten beheer en onderhoud hebben betrekking op de kosten die in rekening worden gebracht door derden (met name aannemers en ingenieursbureaus). Deze voeren werkzaamheden uit die direct bijdragen aan het beheer en onderhoud van de infrastructuur. Voor een toelichting op beheer en onderhoud wordt verwezen naar artikel 12 en 15 van het Infrastructuurfonds, artikel 3 van het Deltafonds en bijlage 4 «Instandhouding» van beide fondsen.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2020 (bedragen x € 1.000)
   

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

1.

Rekening courant RHB 1 januari + depositorekeningen

676.570

772.238

669.329

442.427

341.379

318.289

335.269

 

+/+ totaal ontvangsten operationele kasstroom

2.703.472

2.659.750

2.563.722

2.560.113

2.308.424

2.287.747

2.208.057

 

–/– uitgaven operationele kasstroom

– 2.576.828

– 2.751.098

– 2.776.347

– 2.639.037

– 2.311.173

– 2.247.403

– 2.165.829

2

Totaal operationele kasstroom

126.644

– 91.348

– 212.625

– 78.924

– 2.749

40.344

42.228

 

–/– totaal investeringen

– 26.992

– 25.447

– 88.832

– 163.116

– 71.465

– 74.921

– 74.921

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

11.674

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 15.318

– 25.447

– 88.832

– 163.116

– 71.465

– 74.921

– 74.921

 

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

– 12.380

– 1.043

0

0

0

0

0

 

+/+ eenmalige storting door het moederdepartement

6.000

8.600

8.600

8.600

8.500

8.500

0

 

–/– aflossingen op leningen

– 30.882

– 18.271

– 18.845

– 22.908

– 25.676

– 28.443

– 30.135

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

21.604

24.600

84.800

155.300

68.300

71.500

71.500

4.

Totaal financieringskasstroom

– 15.658

13.886

74.555

140.992

51.124

51.557

41.365

5.

Rekening courant RHB 31 december + depositorekeningen (=1+2+3+4)

772.238

669.329

442.427

341.379

318.289

335.269

343.941

 

(noot: maximale roodstand 0,5 miljoen euro)

             

Toelichting

Operationele kasstroom

Hieronder vallen de inkomsten en uitgaven uit de reguliere bedrijfsvoering. Meerjarig wordt gestreefd naar een stabiel saldo van baten en lasten.

Investeringskasstroom

Hieronder vallen de verkopen van activa en de nieuwe investeringen. De nieuwe investeringen hebben betrekking op het in stand houden van de activa van RWS. De hogere investeringen vanaf 2020 worden met name veroorzaakt door het vlootvervangingsprogramma van de Rijksrederij en de investeringen in de steunpunten van RWS.

Financieringskasstroom

Hieronder vallen alle geldstromen die gerelateerd zijn aan de financiering van het agentschap. RWS doet een beroep op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën ter financiering van de investeringen. Daarnaast wordt in de begroting van het agentschap rekening gehouden met de aflossing op deze leenfaciliteit. De storting door moederdepartement betreft de aflossing van de langlopende vordering die RWS heeft op het moederdepartement. In 2019 is het surplus Eigen Vermogen (€ 1,0 miljoen) teruggestort naar het Moederdepartement

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving

Realisatie 2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Apparaatskosten per eenheid areaal (bedragen x € 1)

             

Hoofdwegennet

26,49

27,71

27,46

26,54

24,26

25,10

25,52

Hoofdvaarwegennet

26,55

27,27

27,83

27,62

26,31

26,69

26,92

Hoofdwatersystemen

1,27

1,30

1,30

1,28

1,22

1,24

1,26

               

% Apparaatskosten ten opzichte van de omzet

             

% Apparaatskosten ten opzichte van de omzet

25%

25%

24%

21%

23%

19%

19%

               

Tarief per FTE (bedragen x € 1)

             

Tarief per FTE

125.375

128.849

127.822

128.331

129.430

129.605

129.424

               

Omzet agentschap per productgroep (bedragen x € 1.000)

             

Hoofdwatersystemen

488.060

478.368

448.550

434.987

425.563

446.859

410.769

Hoofdwegennet

1.172.313

1.225.457

1.162.674

1.237.792

1.045.488

1.021.260

992.970

Hoofdvaarwegennet

600.535

637.278

657.723

603.763

554.141

535.905

520.596

Overig

23.800

55.251

45.027

42.127

41.788

42.279

42.278

TOTAAL

2.284.709

2.396.354

2.313.974

2.318.669

2.066.980

2.046.303

1.966.613

               

Bezetting

             

FTE formatie1

8.866

8.990

9.134

9.038

8.771

8.619

8.360

% overhead

14,50%

13%

13%

13%

13%

13%

13%

               

Exploitatiesaldo (% van de omzet)

             

Exploitatiesaldo (% van de omzet)

0,8%

0,3%

0,3%

0,3%

0,4%

0,4%

0,4%

               

Gebruikerstevredenheid

             

Publieksgerichtheid

 

70%

70%

70%

70%

70%

70%

Gebruikerstevredenheid HWS

 

70%

70%

70%

70%

70%

70%

Gebruikerstevredenheid HWN

 

80%

80%

80%

80%

80%

80%

Gebruikerstevredenheid HVWN

75%

75%

75%

75%

75%

75%

75%

               

Ontwikkeling PIN-waarden

             

Hoofdwatersystemen

100

100

100

100

100

100

100

Hoofdwegennet

100

100

100

100

100

100

100

Hoofdvaarwegennet

100

100

100

100

100

100

100

X Noot
1

Voor het jaar 2018 is de bezetting opgenomen.

Apparaatskosten per eenheid areaal

Deze indicator geeft informatie over hoe de kosten die het apparaat van RWS maakt voor verkeersmanagement en beheer en onderhoud zich ontwikkelen ten opzichte van het areaal. Een dalende trend van de kosten per eenheid areaal geeft een indicatie van een toename in de efficiëntie van de organisatie op het gebied van beheer en onderhoud en verkeersmanagement.

Percentage apparaatskosten ten opzichte van de omzet

Deze indicator geeft de verhouding weer tussen de kosten van het apparaat en de totale omzet (deze omzet bestaat uit BLS en GVKA realisatie en planstudie) van RWS. De daling van het percentage ten opzichte van de realisatie 2018 wordt met name veroorzaakt door de stijging van de totale omzet.

Tarief per FTE

Deze indicator geeft de ontwikkeling weer van de kosten (personele kosten, materiele kosten, afschrijvingskosten en rentelasten gecorrigeerd voor kosten t.b.v. Werken voor en met Partners) per formatieve ambtelijke FTE. De stijging van het tarief ten opzichte van de realisatie 2018 wordt met name veroorzaakt door de loon- en prijsbijstelling 2019.

Omzet agentschap per productgroep

In de tabel is de omzet moederdepartement uitgesplitst naar de verschillende netwerken. Deze daling wordt veroorzaakt door de meerjarige begrotingsstanden.

Bezetting

FTE formatie: deze voorgeschreven indicator geeft aan hoe de ambtelijke formatie van RWS zich ontwikkelt.

Percentage overhead: deze indicator geeft aan welk deel van het ambtelijke personeel (in FTE) binnen RWS zich bezig houdt met de bedrijfsvoering. Bedrijfsvoering bevat alle processen die ondersteunend zijn aan de organisatie. Het streven is daarbij voortdurend een optimale kwalitatieve en kwantitatieve omvang van de bedrijfsvoering.

Exploitatiesaldo (% van de omzet)

Deze voorgeschreven indicator toont de ontwikkeling van het saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten.

Gebruikerstevredenheid

Publieksgerichtheid: deze indicator geeft aan hoe tevreden onze gebruikers en partners over RWS zijn als publieke dienstverlenende organisatie. Dan gaat het over zaken als «luisteren; verwachtingenmanagement; aanspreekbaarheid; houding en gedrag en de wijze waarop wij communiceren».

Gebruikerstevredenheid (per netwerk): deze indicator geeft aan hoe tevreden onze gebruikers over de kwaliteit van de drie netwerken zijn. Denk daarbij aan veiligheid, doorstroming; kwaliteit infrastructuur en tijdige en betrouwbare informatievoorziening (gekoppeld aan de netwerken).

Ontwikkeling PIN-waarden

De ontwikkeling van de PIN-waarden (prestatie-indicator waarden) geeft een beeld hoe de ontwikkeling is in de toestand van het door RWS beheerde areaal. Het weergegeven cijfer betreft een index ten opzichte van het jaar 2015. De bijlage instandhouding bij de begrotingen van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds biedt inzicht in instandhouding en de gehanteerde PIN-waarden.

Agentschap Inspectie Leefomgeving en Transport

Introductie

Het Ministerie van IenW kent een scheiding tussen beleid, uitvoering en toezicht. Het formuleren van beleid en wet- en regelgeving is primair belegd bij de beleidsdirectoraten-generaal. De toezichthoudende taken zijn bij IenW belegd bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT voert ook taken uit namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie en Veiligheid.

Producten en diensten

De producten en diensten van de ILT betreffen de toelating op de markt (vergunningen) en vervolgens de handhaving van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

De ILT zet haar schaarse capaciteit selectief in op de terreinen waar de maatschappelijke risico’s het grootst zijn en waar het handelen van de ILT het meeste effect kan sorteren. Een belangrijke pijler voor deze afweging is de ILT-Brede Risicoanalyse (IBRA). Deze ontwikkelde methode helpt de ILT om ordelijk te kiezen, op basis van maatschappelijke schade, aan welke taken zij prioriteit geeft en aan welke niet. De grootste risico’s worden door de ILT programmatisch aangepakt. De ILT gaat steeds meer in programma’s werken, met telkens de meest kansrijke combinatie van disciplines, specialisten en instrumenten. Daarbij worden instrumenten ingezet van gerichte nalevingscommunicatie tot opsporing. In 2020 lopen de volgende programma’s gebaseerd op IBRA:

  • 1. Legionella

  • 2. Verstoring marktwerking taxivervoer

  • 3. Veiligheid op het spoor

  • 4. Bodem, grond- en oppervlaktewater

  • 5. Afval circulair

  • 6. Slim en veilig goederenvervoer over de weg

  • 7. Duurzame producten

  • 8. Minder broeikasgassen

  • 9. Schoon schip

  • 10. Veilig en duurzaam Schiphol

In het meerjarenplan 2020 van de ILT wordt er verder op deze programma’s ingegaan.

1. Vergunningverlening

Nieuwe toetreders tot een markt moeten aantonen dat ze aan de wettelijke eisen voldoen. Wordt daar aan voldaan, dan verleent de ILT één of meer vergunning(en) of certificaten. De wetgever verbindt door die keuze veiligheidseisen aan marktordeningsprincipes: zonder vergunning mag het bedrijf niet handelen.

2. Handhaving

Het handhaven van wet- en regelgeving geschiedt door middel van dienstverlening, toezicht en opsporing. Het zwaartepunt van de inspectieactiviteiten ligt op het terrein van het toezicht. De ILT kent de volgende toezicht vormen:

  • Objectinspecties;

  • Administratiecontroles;

  • Audits;

  • Dienstverlening (meldingen, vragen).

3. Incident- en ongevalsonderzoek

Ongevallenonderzoek is bij ernstige ongevallen opgedragen aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV). In voorkomende gevallen levert de ILT expertise en deskundigen en soms (zoals bij scheepvaart en railvervoer) heeft de ILT een eigen taak bij het onderzoeken van ongevallen. Ongevallenonderzoek kan aanleiding zijn om de dienstverlening te vergroten en/of het toezicht te versterken. In ernstige gevallen van falen kan uit het onderzoek een toezichtmaatregel voortvloeien.

Incidenten en ongevallen vragen om een snelle respons en een gecoördineerde aanpak. Ondanks dat crisismanagement geen toezichtstaak is, is de (systeem)verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de crisisbeheersingstaak belegd bij de Inspecteur-generaal. Het betreft de preparatie, respons en (deels) nazorg van incidenten.

Begroting baten en lasten

De begroting van baten en lasten voor het jaar 2020 (bedragen x € 1.000)

Bedragen x € 1.000

realisatie 2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Baten

             

Omzet IenW

126.661

144.216

135.971

138.913

139.013

139.691

139.714

Omzet overige departementen

348

332

831

831

831

831

831

Omzet derden

24.017

24.256

23.869

23.869

23.869

23.869

23.869

Rentebaten

0

0

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

152

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

1.284

0

0

0

0

0

0

               

Totaal baten

152.461

168.804

160.671

163.613

163.713

164.391

164.414

               

Lasten

             

Apparaatskosten

152.109

168.123

160.459

163.413

163.513

164.191

164.214

Personele kosten

111.073

117.925

118.599

121.361

121.256

121.934

121.957

Waarvan eigen personeel

101.894

109.977

113.328

114.284

115.241

115.241

115.241

Waarvan externe inhuur

9.158

7.748

5.071

6.877

5.815

6.493

6.516

Waarvan overige personele kosten

22

200

200

200

200

200

200

Materiële kosten

41.035

50.198

41.860

42.052

42.257

42.257

42.257

Waarvan apparaat ICT

54

200

200

200

200

200

200

Waarvan bijdrage aan SSO's

23.930

21.730

20.374

20.453

20.558

20.558

20.558

Waarvan overige materiële kosten

17.051

28.268

21.286

21.399

21.498

21.498

21.498

Rentelasten

0

0

0

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

1.262

581

112

100

100

100

100

Immaterieel

0

0

0

0

0

0

0

Materieel

1.262

581

112

100

100

100

100

Waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

0

0

0

Overige lasten

2.583

100

100

100

100

100

100

Dotaties voorzieningen

2.027

100

100

100

100

100

100

Bijzondere lasten

556

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

155.954

168.804

160.671

163.613

163.713

164.391

164.414

Saldo van baten en lasten

– 3.493

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet IenW

De omzet IenW is een vergoeding voor de productgroepen vergunningverlening en handhaving (toezicht, incidentmelding en onderzoek).

Specificatie omzet IenW (x € 1.000)

Hoofdstuk XII

realisatie 2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Artikel 24 Handhaving en Toezicht

116.679

131.498

123.234

126.178

126.274

126.947

126.970

Artikel 97 Algemeen departement

12.471

12.718

12.737

12.735

12.739

12.744

12.744

Artikel 16 Openbaar vervoer en Spoor

253

           

Eenmalige storting EV (uit artikel 24)

– 1.100

           

Correctie nutv werkzaamheden

– 1.642

           

Totaal

126.661

144.216

135.971

138.913

139.013

139.691

139.714

De ILT ontvangt vanaf 2020 een hogere structurele agentschapsbijdrage (€ 12 miljoen). Vanaf 2021 wordt in een oploop de begroting structureel opgehoogd met € 15 miljoen per jaar. Deze middelen worden ingezet om vanaf 2020 extra inspecteurs in te zetten. Op basis van de ILT-brede risicoanalyse (IBRA) worden de nieuwe medewerkers daar ingezet, waar het risico hoog is en waar de inzet vergroot moet worden om tot een voldoende niveau van toezicht te komen. De focus verschuift daarbij van reguliere werkzaamheden naar een meer programmatische aanpak. In het Meerjarenplan 2020 van de ILT wordt dieper ingegaan op de besteding van deze extra middelen.

Naast bovengenoemde structurele ophoging is er ook sprake van andere (incidentele) ophogingen. Deze mutaties worden toegelicht in de verdiepingsbijlage van deze begroting onder artikel 24 Handhaving en Toezicht.

Omzet overige departementen

De omzet afkomstig van andere departementen betreft de middelen voor het toezicht op naleving van de Wet normering topinkomens in opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ook zet de ILT, in opdracht van dezelfde Minister, haar werkzaamheden voort op het gebied van de handhaving van de naleving van de verplichtingen met betrekking tot het energielabel in het kader van de Europese richtlijn energieprestatie van gebouwen.

Omzet derden

De opbrengsten derden betreffen de doorberekende kosten aan de afnemers van de vergunningen en overige externe opdrachten. Het toezicht op de woningcorporaties wordt doorbelast aan de sector en is ook opgenomen onder omzet derden (raming 2020: € 14,3 miljoen).

Specificatie omzet derden (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Opbrengsten vergunningverlening

9.284

9.065

9.065

9.065

9.065

9.065

9.065

Opbrengsten woningcorporaties

13.773

14.691

14.304

14.304

14.304

14.304

14.304

Overige opbrengsten

960

500

500

500

500

500

500

Totaal omzet derden

24.017

24.256

23.869

23.869

23.869

23.869

23.869

Lasten

Personele kosten

De ILT ontvangt in 2020 een hogere agentschapsbijdrage (€ 12 miljoen). Vanaf 2021 wordt in de begroting structureel opgehoogd met € 15 miljoen per jaar. Deze middelen worden ingezet om vanaf 2020 extra inspecteurs in te zetten.

De externe inhuur betreft voornamelijk inhuur op ICT-terrein.

Specificatie personele kosten
 

realisatie 2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Aantal FTE

1.103

1.149

1.184

1.194

1.204

1.204

1.204

Eigen personele kosten (x € 1.000)

101.894

109.977

113.327

114.284

115.241

115.241

115.241

Inhuur (x € 1.000)

9.158

7.748

5.071

6.877

5.815

6.493

6.516

Totale kosten

111.052

117.725

118.398

121.161

121.056

121.734

121.757

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten onder andere ICT, huisvesting, opleidingen en overige kosten voor middelen ten behoeve van de uitvoering van de inspectietaken. De eerder begrote kostendalingen op huisvesting en ICT-beheer worden vanaf 2020 gerealiseerd.

De organisatieverandering bij ILT is in volle gang. Onder meer het programmatisch werken wordt geïmplementeerd zoals in het Meerjarenplan ILT 2020 verder wordt toegelicht. Daarnaast wordt het IV- landschap vernieuwd. Dit levert de komende jaren naar verwachting besparingen op de ICT-kosten op, afhankelijk van het tempo waarmee de verouderde applicaties kunnen worden vervangen en stopgezet. Mede daardoor kunnen de kosten voor externe ICT-inhuur worden teruggebracht.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2020 (x € 1.000)
 

realisatie 2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

1. Rekening courant RHB 1 januari + stand depositorekeningen

26.542

34.721

35.202

35.214

35.214

35.214

35.214

2a totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

611

168.804

160.671

163.613

163.713

164.391

164.414

2b totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

6.359

– 168.123

– 160.458

– 163.413

– 163.513

– 164.191

– 164.214

2. Totaal operationele kasstroom

6.970

681

212

200

200

200

200

3a. totaal investeringen (–/–)

– 5

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

3b. totaal boekwaarde desinvesteringen (+/+)

114

3. Totaal investeringskasstroom

109

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

4a. eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

4b. eenmalige storting door het moederdepartement (+/+)

1.100

4c. aflossingen op leningen (–/–)

4d. beroep op leenfaciliteit(+/+)

4. Totaal financieringskasstroom

1.100

               

5. Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekening en (=1+2+3+4)

34.721

35.202

35.214

35.214

35.214

35.214

35.214

(Maximale roodstand € 0,5 mln.)

             

Toelichting

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen.

Investeringskasstroom

De investeringenkasstroom is naar verwachting beperkt omdat de ILT overgaat van eigen auto’s naar leaseauto’s. De resterende investeringen betreffen bedrijfsspecifieke apparatuur.

Financieringskasstroom

Gelet op de beschikbare liquiditeiten is het doelmatig om de beperkte investeringen te financieren met eigen kasmiddelen.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel

realisatie 2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

1. Kostprijzen per productgroep (x € 1.000)

             

– Handhaving

129.094

134.673

134.594

137.388

137.476

138.023

138.042

– Vergunningverlening

26.860

26.631

26.077

26.224

26.237

26.368

26.372

2. Tarieven/uur (x € 1)

             

– Handhaving

143,6

139,6

139,5

142,4

142,5

143,0

143,1

– Vergunningverlening

141,7

131,3

128,5

129,3

129,3

130,0

130,0

3. Omzet per productgroep (x € 1.000)

             

– Handhaving

125.386

135.637

134.985

137.929

138.025

138.698

138.721

– Vergunningverlening

13.169

12.949

12.949

12.949

12.949

12.949

12.949

4. FTE-totaal

(excl. externe inhuur)

1.103

1.149

1.184

1.194

1.204

1.204

1.204

5. Saldo van baten en lasten (%)

– 2,29%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

6. Kwaliteitsindicator 1: doorlooptijd vergunningen

n.b.

95%

95%

95%

95%

95%

95%

7. Kwaliteitsindicator 2: wachttijden informatiecentrum

27 sec.

< 20 sec.

< 20 sec.

< 20 sec.

< 20 sec.

< 20 sec.

< 20 sec.

               

Omschrijving Specifiek Deel

             

8. Kwaliteit Handhaving:

             

Klachten (bezwaar en beroep)

787

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

Gegrond verklaard (%)

n.b.

0%

0%

0%

0%

0%

0%

Toelichting

Bovenstaand overzicht bevat de doelmatigheidsindicatoren van de ILT en is opgesteld conform de Rijksbegrotingsvoorschriften.

De kwaliteitsindicatoren (6, 7 en 8) betreffen de kwaliteit van vergunningverlening, dienstverlening en handhaving. De doorlooptijd vergunningen (ad 6) betreft het percentage waarbij de ILT binnen de behandeltermijn de vergunningaanvraag heeft behandeld. ILT streeft ernaar om 95% van de vergunningen binnen de termijn te behandelen. Zoals gemeld in het jaarverslag 2018 kan voor 2018 geen eenduidig percentage worden bepaald doordat voor de diverse onderdelen de (wettelijke) definities van behandeltermijnen verschillen.

Verder streeft de ILT ernaar om de wachttijden bij het informatiecentrum onder de 20 seconden te houden (ad 7).

Aangezien «gegronde klachten» in het Inspectieproces niet bestaan, cq. van de klachten niet formeel wordt vastgesteld of deze wel of niet gegrond zijn, is deze vervangen door «bezwaar- en beroepszaken» (ad 8). De ILT streeft naar 0% gegrond verklaarde bezwaren en beroepen.

Agentschap Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

Introductie

Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) adviseert en waarschuwt de samenleving om risico’s met een atmosferische of seismische oorsprong terug te dringen. Het KNMI ontwikkelt daartoe hoogwaardige kennis, verricht waarnemingen, en zet die om in producten en diensten die de veiligheidsrisico’s verminderen, bijdragen aan een duurzame samenleving en economische mogelijkheden bevorderen.

Per 1 januari 2016 is de Wet taken meteorologie en seismologie in werking getreden.

Producten en diensten

De samenleving wordt steeds gevoeliger voor extreem weer, klimaatverandering, luchtkwaliteit, vulkaanuitbarstingen en aardbevingen. Om deze toegenomen risico’s zoveel mogelijk te helpen beperken past het KNMI het concept van de risico-reductie-cyclus toe.

We bewaken en waarschuwen, maar we geven ook adviezen en handelingsperspectieven voor zowel acute als toekomstige gevaren. Daarbij trekken we actief lessen uit gebeurtenissen om toekomstige adviezen nog beter te maken en zo tot risico reductie te komen. Dit doen we samen met onze omgeving: het algemene publiek, overheden en (weer)bedrijven. We innoveren permanent onze dienstverlening en creëren daarbij (duurzame) economische kansen voor het bedrijfsleven terwijl we bijdragen aan een veilig, bereikbaar en leefbaar Nederland.

Het KNMI heeft zijn producten en diensten ingedeeld in de productgroepen Meteorologie en Seismologie. Daarnaast wordt Aardobservatie als product onderscheiden. Meetbare gegevens voor deze productgroepen zijn opgenomen in beleidsartikel 23.

Begroting van baten en lasten

Begroting van baten-lastenagentschap KNMI voor het jaar 2020 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Baten

             

Omzet

83.134

85.943

88.297

82.082

86.167

80.053

83.073

Omzet moederdepartement

57.766

58.570

60.299

53.908

57.977

51.496

54.516

Omzet overige departementen

2.829

2.563

2.763

2.763

2.763

3.130

3.130

Omzet derden

22.539

24.810

25.235

25.411

25.427

25.427

25.427

Vrijval voorzieningen

72

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

1

0

0

0

0

0

0

Rentebaten

2

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

83.209

85.942

88.297

82.082

86.167

80.053

83.073

               

Lasten

             

Apparaatskosten

57.112

60.844

62.527

66.610

65.620

66.177

65.197

– Personele kosten

34.569

37.054

37.793

41.229

42.162

42.707

41.461

* waarvan eigen personeel

30.790

34.421

35.772

38.263

38.982

39.393

38.458

* waarvan Inhuur Externe

1.237

2.581

1.969

2.914

3.128

3.262

2.951

* waarvan overige personele kosten

2.542

52

52

52

52

52

52

– Materiële kosten

22.543

23.790

24.734

25.381

23.458

23.470

23.736

* waarvan apparaat ICT

4.824

5.105

5.105

5.105

5.105

5.105

5.105

* waarvan bijdrage aan SSO's

4.409

4.075

3.975

3.975

3.275

3.275

3.275

* waarvan overige materiele kosten

13.310

14.610

15.654

16.301

15.078

15.090

15.356

Afschrijvingskosten

2.812

3.438

3.438

3.438

3.438

3.438

3.438

– Materieel

2.510

3.038

3.038

3.038

3.038

3.038

3.038

– Immaterieel

302

400

400

400

400

400

400

Dotaties voorzieningen

21

0

0

0

0

0

0

Overige kosten

23.145

21.635

22.307

12.009

17.084

10.413

14.413

– Aardobservatie

23.145

21.635

22.307

12.009

17.084

10.413

14.413

Bijzondere lasten

62

0

0

0

0

0

0

Rentelasten

7

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

83.160

85.917

88.272

82.057

86.142

80.028

83.048

               

Saldo van baten en lasten uit gewone bedrijfsuitoefening

48

25

25

25

25

25

25

Agentschapsdeel uit Vpb-lasten

27

25

25

25

25

25

25

Saldo van baten en lasten

21

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Omzet IenW

De omzet IenW betreft een vergoeding voor de producten op het gebied van meteorologie, seismologie en aardobservatie. Het betreft zowel een vergoeding voor wettelijke taken als de vergoeding van RWS, ANVS en beleids-DG’s voor maatwerk. De fluctuatie in de opbrengsten IenW wordt vooral veroorzaakt door fluctuatie in de bijdrage in het kader van Aardobservatie.

Daarnaast is sprake van een stijging door de toekenning van extra middelen vanaf 2019 in het kader van I-strategie en het ontwikkelen naar een Early Warning Centre (EWC).

Hieronder volgt een nadere specificatie van de omzet moederdepartement en van de omzet per productgroep.

Specificatie Omzet Moederdepartement (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Hoofdstuk XII

             

Artikel 11 Integraal waterbeleid

722

922

562

421

420

420

420

Artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor

45

45

45

45

1

0

0

Artikel 17 Luchtvaart

14

14

14

14

0

0

0

Artikel 19 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

345

0

0

0

0

0

0

Artikel 23 Meteorologie en seismologie en aardobservatie

51.234

54.122

56.703

50.453

54.581

48.101

51.121

Bijdrage RWS

2.370

2.370

2.370

2.370

2.370

2.370

2.370

Bijdrage ANVS

213

213

213

213

213

213

213

Overige omzet IenW

2.823

883

392

392

392

392

392

–  Waarvan Nog uit te voeren werkzaamheden1

2.510

491

0

0

0

0

0

Totaal

57.766

58.570

60.299

53.908

57.977

51.496

54.516

X Noot
1

De omzet nog uit te voeren werkzaamheden bestaat uit opbrengsten die in eerdere jaren van IenW zijn ontvangen en waar in een later jaar prestaties voor worden geleverd.

Specificatie Omzet Moederdepartement per product (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Meteorologie

33.669

35.662

36.837

40.853

39.914

40.103

39.123

Seismologie

952

1.273

1.155

1.046

979

980

980

Aardobservatie

23.145

21.635

22.307

12.009

17.084

10.413

14.413

Totaal

57.766

58.570

60.299

53.908

57.977

51.496

54.516

Omzet overige departementen

De opbrengst overige departementen heeft betrekking op van andere ministeries ontvangen vergoedingen voor de inzet van KNMI-capaciteit voor het hen verzochte maatwerk.

Specificatie Omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Rijksinstituut voor Veiligheid en Milieu

88

87

87

87

87

87

87

Het Ministerie van Defensie

1.020

1.105

1.305

1.305

1.305

1.305

1.305

Het Ministerie van Economische Zaken

1.696

1.223

1.223

1.223

1.223

1.590

1.590

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken

8

           

Overig

17

149

149

149

149

149

149

Totaal

2.829

2.563

2.763

2.763

2.763

3.130

3.130

Toelichting

  • Het KNMI ontvangt een vergoeding van het Rijksinstituut voor Veiligheid en Milieu (RIVM) voor de levering van luchtkwaliteitsverwachtingen.

  • De bijdrage van het Ministerie van Defensie is vooral voor onderhoud en beheer van de meetinfrastructuur. De verhoging van € 0,2 miljoen vanaf 2020 betreft een verwachte kostenstijging bij het aangaan van een nieuw contract.

  • De bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat betreft dienstverlening op seismologisch en klimatologisch gebied. Vanaf 2023 komt daar dienstverlening op het gebied van Space Weather (€ 0,4 miljoen) bij.

Omzet derden

Specificatie omzet derden (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Opbrengsten luchtvaart

9.038

8.997

9.497

9.497

9.497

9.497

9.497

Projecten extern gefinancierd

11.080

13.233

13.233

13.233

13.233

13.233

13.233

Dataverstrekkingen en licenties

682

600

600

600

600

600

600

Overige opbrengsten

1.739

1.979

1.904

2.080

2.096

2.096

2.096

Totaal

22.539

24.809

25.234

25.410

25.426

25.426

25.426

Toelichting

  • Opbrengsten luchtvaart zijn inkomsten uit een drietal tarieven die via Eurocontrol of LVNL bij luchtvaartmaatschappijen in rekening worden gebracht. De verhoging van € 0,5 miljoen vanaf 2020 betreft een verwachte stijging bij het aangaan van een nieuw contract.

  • Projecten extern gefinancierd bestaat uit gelden van de Europese Unie, ESA/Estec (bv. Copernicus Sentinel-2 Misson Performance Centre), Eumetsat (bv. Ocean and Sea Ice Satellite Application Facilities), ECMWF (bv. Copernicus Atmosphere Monitoring Service projecten), Universiteiten en NSO (bv. Ozon Monitoring Instruments en Ruisdeal Observatory) ter financiering van onderzoeksprojecten in de meteorologie en seismologie.

  • De opbrengsten dataverstrekking en licenties bestaan uit ontvangsten van voornamelijk weerproviders voor door het KNMI aan hen geleverde meteorologische data.

  • De overige opbrengsten betreffen met name lopende contracten met derden (zoals bijvoorbeeld Climate Centre, NAM en Havenbedrijven).

Lasten

Personele kosten

De specificatie van de personele kosten is als volgt:

Specificatie personele kosten (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Aantal fte's

373

375

390

417

424

429

419

Eigen personeelskosten

30.790

34.421

35.772

38.263

38.982

39.393

38.458

Inhuur

1.237

2.581

1.969

2.914

3.128

3.262

2.951

Overige personele kosten

2.542

52

52

52

52

52

52

Zowel de stijging van het aantal fte’s als de stijging van de inhuur wordt veroorzaakt door extra kosten in het kader van het verder uitvoeren van de projecten IT Migratie, I-strategie en EWC.

  • De personele kosten nemen door I-strategie toe met € 0,6 miljoen in 2019 oplopend tot € 1,1 miljoen vanaf 2024. Voor EWC gaat het om € 1,5 miljoen in 2020 oplopend tot € 4,9 miljoen in 2023. Daarna loopt dit weer af tot € 0,9 miljoen in 2025. Dit vertaalt zich ook in een stijging van het aantal fte’s.

  • De inhuur door I-strategie neemt toe met circa € 0,4 miljoen extra kosten per jaar, voor EWC gaat het om € 0,5 miljoen in 2020 oplopend tot € 1,6 miljoen in 2023. Daarna loopt dit weer af tot € 0,3 miljoen in 2025. Voor IT-migratie gaat het om circa € 0,9 miljoen in 2019.

Materiële kosten

De materiële uitgaven omvatten onder andere ICT, huisvesting, communicatie en contributies. De tijdelijke stijging wordt vooral veroorzaakt door hogere kosten ICT in verband met het verder uitvoeren van het programma BD+. Daarnaast nemen de materiele kosten verder toe door extra uitgaven met betrekking tot het project I-strategie (€ 0,1 miljoen in 2020 tot € 0,6 miljoen in 2024) en EWC (€ 0,3 miljoen in 2020, oplopend tot € 0,5 miljoen vanaf 2022).

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten betreffen voornamelijk de afschrijvingskosten voor ICT-apparatuur (Rekenserver en Massa opslagsysteem) en waarneemapparatuur (regenradars, wolkenradars en een veelheid aan sensoren).

Kasstroomoverzicht over het jaar 2020 (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie 2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

1.

Rekening-courant RHB 1 januari + stand depositorekening

4.110

13.112

9.850

9.939

4.312

5.470

4.170

2a.

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

4.967

3.806

3.438

3.438

3.828

3.438

6.692

2b.

Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

– 131

– 5.339

– 900

– 6.445

0

– 3.021

0

2.

Totaal operationele kasstroom

4.836

– 1.533

2.539

– 3.006

3.828

417

6.692

3a.

Totaal investeringen (–/–)

– 1.584

– 5.610

– 1.700

– 430

– 60

– 360

– 360

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+/+)

1.154

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 430

– 5.610

– 1.700

– 430

– 60

– 360

– 360

4a.

Eenmalige uitkeringen aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

0

0

0

0

4b.

Eenmalige storting door het moederdepartement (+/+)

300

300

300

300

300

300

300

4c.

Aflossingen op leningen (–/–)

– 948

– 2.029

– 2.750

– 2.920

– 2.970

– 2.017

– 1.368

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+/+)

5.244

5.610

1.700

430

60

360

360

4.

Totaal financieringskasstroom

4.596

3.881

– 750

– 2.190

– 2.610

– 1.357

– 708

5.

Rekening courant RHB 31 december (=1+2+3+4)

13.112

9.850

9.939

4.312

5.470

4.170

9.794

Toelichting

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en vooruit ontvangen bedragen.

Investeringskasstroom

Investeringen vinden vooral plaats in waarneemapparatuur.

Financieringskasstroom

Het beroep op de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën betreft investeringen met een afschrijvingstermijn van 3 jaar of langer. Voor 2019 en latere jaren betreft het vooral investeringen in waarneemapparatuur. De aflossingen betreffen de reguliere aflossingen op de reeds afgesloten leningen.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren
 

Realisatie 2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Kostprijzen per product (groep)

             

– percentage overhead1

106

106

106

106

106

106

106

– fte's overhead/indirect

99

87

87

87

87

87

87

               

Tarieven/uur

104

112

112

112

112

112

112

               

Omzet per produktgroep

             

– Meteorologie

56.831

61.307

63.078

67.270

66.347

66.536

65.556

– Seismologie

3.158

3.030

2.912

2.803

2.736

3.104

3.104

– Aardobservatie

23.145

21.635

22.307

12.009

17.084

10.413

14.413

               

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

373

375

389

416

424

429

418

               

Saldo van baten en lasten (%)

0%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

               

Algemene weersverwachtingen en adviezen

             

– afwijking min.temperatuur (°C)

0,17

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

– afwijking max.temperatuur (°C)

– 0,34

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

– gemiddelde afwijking windsnelheid (m/s)

– 0,01

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

Maritieme verwachtingen

             

– tijdigheid marifoonbericht (%)

> 99

> 99

> 99

> 99

> 99

> 99

> 100

X Noot
1

Geïndexeerd: 2015 = 100

Toelichting

  • De daling van het aantal fte’s overhead/indirect wordt vooral veroorzaakt door een daling van het aantal begrote uren voor management en managementondersteuning.

  • De tarieven per uur stijgen vooral door de gestegen loonkosten (cao en stijging sociale lasten). Hiervoor is vanuit het moederdepartement een compensatie ontvangen.

  • De omzet voor de productgroep Meteorologie stijgt vooral door toevoegen van extra middelen voor EWC en de I-strategie. Zie ook de toelichting bij de omzet moederdepartement.

  • Ook het aantal fte’s stijgt vanaf 2020 vooral door uitvoeren van het project I-strategie en EWC. Zie ook de toelichting bij de personeelskosten.

6. BIJLAGEN

BIJLAGE 1 ZBO’S EN RWT’S

Naam organisatie1

rwt

zbo

Functie

Begrotingsartikel(en)

Begr otingsraming2

(x € 1.000)

Verwijzing naar website RWT/ZBO3

Hyperlink uitgevoerde evaluatie zbo onder kaderwet

APK-erkenninghouders

 

X

Keuren motorvoertuigen

n.v.t.

n.v.t.

div.

Evaluatieplicht n.v.t.

Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Straling (ANVS)

 

X

Uitvoeren werkzaamheden op het vlak van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming, vervoer van radioactieve stoffen en radioactief afval, stralingsincidenten en beveiliging en safeguards.

97

n.v.t.

www.autoriteitnvs.nl

De ANVS is een zbo sinds 1 juli 2017.

Evaluatie vindt plaats in 2019.

Bevoegde Autoriteiten Rijnvaart

 

X

Diverse bevoegdheden

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Evaluatieplicht n.v.t. (EZK)

Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)*

X

X

Afnemen div. mobiliteitsexamens

14

917

www.cbr.nl

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/07/05/eerste-vijfjaarlijkse-evaluatie-cbr

Commissie m.e.r.

X

 

Adviseert over de inhoud en kwaliteit van milieueffectrapporten

13

0

www.commissiemer.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

Dienst Wegverkeer (RDW)*

X

X

Keuren en registreren voertuigen/onderdelen

14

n.v.t.

www.rdw.nl

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/Kamerstukken/2016/12/12/aanbieding-rapport-wettelijke-evaluatie-aan-tweede-kamer

Havenbeheerders

 

X

Zorgdragen voor ontvangstinrichtingen voor scheepsafval

n.v.t.

n.v.t.

div.

Evaluatieplicht n.v.t.

Stichting VAM (IBKI)*

X

X

Afnemen examen rijinstructeur, APK-keurmeester

n.v.t.

n.v.t.

www.ibki.nl

Beperkte evaluatie vindt plaats in 2018

Keuringsartsen Scheepvaart

 

X

Medische keuring

n.v.t.

n.v.t.

www.ilent.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

Keuringsinstanties Explosieven

 

X

Verrichten van keuringsactiviteiten op explosieven

n.v.t.

n.v.t.

div.

Evaluatieplicht n.v.t.

Keuringsinstanties Kabelbaaninstallaties

 

X

Keuren kabelbaaninstallaties

n.v.t.

n.v.t.

div.

Evaluatieplicht n.v.t.

Keuringsinstanties Pleziervaartuigen

 

X

Keuren pleziervaartuigen

n.v.t.

n.v.t.

div.

Evaluatieplicht n.v.t.

Keuringsinstanties Scheepsuitrusting

 

X

Keuren scheepsuitrusting

n.v.t.

n.v.t.

div.

Evaluatieplicht n.v.t.

KIWA

X

 

Vergunningverlening voor ILT

div.

n.v.t.

www.kiwa.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

Klassebureaus art. 6 Schepenwet en art. 6 en 3.1 Schepenbesluit 1965 en Binnenvaart

X

X

Classificeren van schepen

n.v.t.

n.v.t.

div.

Evaluatieplicht n.v.t.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)*

X

X

Luchtverkeersbegeleiding

17

77

www.lvnl.nl

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/blg-411563.pdf of

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2014/11/17/rapport-wettelijke-evaluatie-luchtverkeersleiding-nederland

Nederlands Loodswezen BV

X

 

Faciliteren beloodsen schepen

18

n.v.t.

www.loodswezen.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

Nederlandse Loodsencorporatie (NLC)

div.

div.

Beloodsen van schepen

18

n.v.t.

www.loodswezen.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

ProRail

X

 

Beheren spoorinfrastructuur

13. IF

2.366.176

www.prorail.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

Regionale Loodsencorporaties (RLC’s)

X

X

Beloodsen van schepen

18

n.v.t.

www.loodswezen.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

Rijkshavenmeester Rotterdam en Amsterdam

X

X

Havenverkeersleiding

n.v.t.

n.v.t.

www.portofrotterdam.com

Evaluatieplicht n.v.t.

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB)

X

 

Het op verzoek van de bestuursrechter uitbrengen van onafhankelijke deskundigenberichten op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening, water, bouw en schade

97

5.238

www.stab.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

Stichting Airport Coordination Netherlands (ACNL)*

 

X

Slottoewijzing luchtvaart

n.v.t.

n.v.t.

www.slotcoordination.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

Stichting Buisleidingenstraat Nederland (LSNed)

x

 

LSNed beheert een obstakelvrij leidingentracé tussen de industriegebieden van Rotterdam en Moerdijk, in de richting van Vlissingen en Antwerpen.

n.v.t.

n.v.t.

www.lsned.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

De Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO)*

X

X

Verlenen en intrekken van vergunningen en machtigingen

n.v.t.

n.v.t.

www.niwo.nl

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/Kamerstukken/2018/11/08/wettelijke-evaluatie-niwo-2013–2018

Stichting Scheepsafvalstoffen en Vaardocumenten Binnenvaart (SAB)

X

 

Afgeven olieafgifteboekje

18

n.v.t.

www.sabni.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

Stichting Vaarbewijs- en Marifoonexamens (VAMEX)*

X

X

Afnemen examen klein vaarbewijs

n.v.t.

n.v.t.

www.vamex.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

VTS-operators

X

X

Reguleren van scheepvaartverkeer op rivieren en in havens.

n.v.t.

n.v.t.

www.portofrotterdam.com

Evaluatieplicht n.v.t.

X Noot
1

Organisaties met een (*) zijn onder de werking van de Kaderwet zbo’s gebracht. Een groot aantal organisaties is deeltijd-zbo/-rwt.

X Noot
2

Het overgrote deel van de onder IenW ressorterende zbo’s en rwt’s wordt gefinancierd vanuit tarieven.

BIJLAGE 2 VERDIEPINGSBIJLAGE

Beleidsartikel 11 Integraal Waterbeleid
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)

11 Integraal waterbeleid

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

45.362

45.351

44.935

43.266

41.769

41.769

Mutatie Nota van wijziging 2019

0

0

0

0

0

0

Mutatie Amendement 2019

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

9.157

9.292

657

8

– 247

– 247

Nieuwe mutaties

– 844

– 1.163

2.211

– 572

– 2.398

– 2.603

Stand ontwerpbegroting 2020

53.675

53.480

47.803

42.702

39.124

38.919

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2019

2020

2021

2022

2023

2024

11.01

Algemeen waterbeleid

           

1

Subsidie Vooroeverbestorting Scheldestormen

3.591

4.000

3.000

0

0

0

2

Bijdrage taakstellende onderuitputting

– 839

– 943

– 966

– 1.003

– 833

– 836

3

Budgetschuif bijdrage IenW-breed

2.522

1.702

0

0

– 2.011

– 2.213

4

Verdeling loonbijstelling 2019 HXII

424

563

560

586

600

600

5

Bijdrage IenW-breed

– 1.494

– 818

– 300

– 54

– 53

– 53

6

BOA Protocol Stimulering Klimaat Adaptatie

– 500

– 500

0

0

0

0

7

Ruimtelijke Adaptatie

– 4.041

– 5.041

       
 

Diverse

– 157

– 76

– 83

– 101

– 101

– 101

11.02

Waterveiligheid

           
 

Diversen

– 50

– 50

0

0

0

0

11.03

Grote oppervlaktewateren

0

0

0

0

0

0

11.04

Waterkwaliteit

           
 

Diversen

– 300

0

0

0

0

0

Totaal

– 844

– 1.163

2.211

– 572

– 2.398

– 2.603

Ad 1. Vanuit de investeringsruimte van het Deltafonds worden middelen naar Hoofdstuk XII artikel 11 geboekt ten behoeve van de subsidieverplichting Waterveiligheid voor het project Restopgave Vooroeverbestortingen aan het waterschap Scheldestromen.

Ad 2. Dit betreft het structureel verlagen van de budgetten om de taakstellende onderuitputting op artikel 99 in te vullen. De taakstellende onderuitputting staat op artikel 99 geboekt en wordt in deze begroting structureel verwerkt door verlaging van de budgetten op de diverse artikelen binnen de IenW begroting hoofdstuk XII.

Ad 3. Dit betreft een budgetschuif tussen artikel 11 en 13 ten behoeve van de bijdrage aan de IenW-brede bijdrage op Hoofdstuk XII.

Ad 4. Dit betreft de toedeling van de loonbijstelling tranche 2019 HXII.

Ad 5. Dit betreft de bijdrage binnen Hoofdstuk XII aan de ambities die voortvloeien uit het regeerakkoord Rutte III voor het programma luchtvaart, de dekking van de schikking met BARIN, de IenW-bijdrage aan BZK voor het Informatiepunt Omgevingswet en hogere bedrijfsvoeringskosten.

Ad 6. Dit betreft een overboeking van HXII naar het Deltafonds in het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA).

Ad 7. Dit betreft een overboeking naar het Gemeente-, Provincie-, en BTW-compensatiefonds ten behoeve van het stimuleringsprogramma Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie.

Ontvangsten beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

11 Integraal waterbeleid

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

           

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

12.465

         

Nieuwe mutaties

           

Stand ontwerpbegroting 2020

12.465

         
Beleidsartikel 13 Bodem en Ondergrond
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

13 Bodem en Ondergrond

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

41.436

35.044

139.643

137.703

138.422

138.422

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

– 776

– 277

– 33

25

125

125

Nieuwe mutaties

– 5.734

– 3.983

– 6.439

– 5.192

– 2.479

– 2.285

Stand ontwerpbegroting 2020

34.926

30.784

133.171

132.536

136.068

136.262

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2019

2020

2021

2022

2023

2024

13.01

Ruimtelijke instrumentarium

           

13.04

Ruimtegebruik bodem

           

1

Bijdrage taakstellende onderuitputting

– 1.048

– 1.039

– 4.364

– 4.246

– 3.543

– 3.551

2

Budgetschuif bijdrage IenW-breed

– 2.522

– 1.702

0

0

2.011

2.213

3

Bijdrage IenW-breed

– 1.619

– 597

– 1.396

– 267

– 268

– 268

 

Diversen

– 417

– 558

– 679

– 679

– 679

– 679

13.05

Eenvoudig Beter

           

4

Bijdrage taakstellende onderuitputting

– 128

– 87

0

0

0

0

Totaal

– 5.734

– 3.983

– 6.439

– 5.192

– 2.479

– 2.285

Ad 1. Dit betreft het structureel verlagen van de budgetten om de taakstellende onderuitputting op artikel 99 in te vullen. De taakstellende onderuitputting staat op artikel 99 geboekt en wordt in deze begroting structureel verwerkt door verlaging van de budgetten op de diverse artikelen binnen de IenW begroting hoofdstuk XII.

Ad 2. Dit betreft een budgetschuif tussen artikel 11 en 13 op HXII ten behoeve van de bijdrage aan de IenW-brede problematiek op Hoofdstuk XII.

Ad 3. Dit betreft de bijdrage binnen Hoofdstuk XII aan de ambities die voortvloeien uit het regeerakkoord Rutte III voor het programma luchtvaart, de dekking van de schikking met BARIN, de IenW-bijdrage aan BZK voor het Informatiepunt Omgevingswet en hogere bedrijfsvoeringskosten.

Ad 4. Dit betreft het structureel verlagen van de budgetten om de taakstellende onderuitputting op artikel 99 in te vullen. De taakstellende onderuitputting staat op artikel 99 geboekt en wordt in deze begroting structureel verwerkt door verlaging van de budgetten op de diverse artikelen binnen de IenW begroting hoofdstuk XII.

Ontvangsten beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

13 Bodem en Ondergrond

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

4.450

 

2.000

     

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

           

Nieuwe mutaties

           

Stand ontwerpbegroting 2020

4.450

 

2.000

     
Beleidsartikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

14

Wegen en verkeersveiligheid

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

49.917

41.043

37.164

35.901

34.271

33.583

Mutatie Nota van wijziging 2019

43.400

3.450

       

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

19.293

5.258

2.658

488

488

488

Nieuwe mutaties

– 10.842

36.085

43.136

39.548

47.735

50.933

Stand ontwerpbegroting 2020

101.767

85.836

82.958

75.937

82.455

85.004

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2019

2020

2021

2022

2023

2024

14.01 Netwerk

           

1. Bijdrage IenW-breed

– 1.139

– 1.059

– 1.253

– 554

– 554

– 554

2. Overheveling Smart Mobility uit IF

2.400

         

3. HXII uitnamen uit Investeringsruimte Aanvullende Post

3.070

         

4. Dekking vanuit Investeringsruimte wegen op het Infrastructuurfonds t.b.v. PAS voor wegverkeer

1.370

1.370

1.370

     

5. Bijdrage taakstellende onderuitputting

– 2.530

– 578

– 530

– 461

– 365

– 366

6. Financiering ITS

1.000

2.000

500

500

   

7. LPO Klimaatenvelop

2.063

         

8. Klimaatakkoord Mobiliteit

 

20.800

36.000

41.000

49.500

52.700

9. Kasschuif DKTI-regeling

– 21.700

13.700

8.000

     

10. Bijdrage taakstellende onderuitputting

0

– 674

– 616

– 632

– 500

– 501

Diversen

4.624

526

– 335

– 305

– 346

– 346

14.02 Veiligheid

           

Diversen

– 25

– 674

       

Totaal

– 10.842

36.085

43.136

39.548

47.735

50.933

Ad 1. Dit betreft de bijdrage binnen Hoofdstuk XII aan de ambities die voortvloeien uit het regeerakkoord Rutte III voor het programma luchtvaart, de dekking van de schikking met BARIN, de IenW-bijdrage aan BZK voor het Informatiepunt Omgevingswet en hogere bedrijfsvoering kosten.

Ad 2. Dit betreft een overheveling vanuit het Infrastructuurfonds (€ 2,4 miljoen) naar Hoofdstuk XII artikel 14 Opdrachten Smart Mobility. Met deze middelen worden ook de in het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol door RWS uit te voeren werkzaamheden gefinancierd.

Ad 3. Dit heeft betrekking op de Regeerakkoord middelen die vanuit Rutte III zijn toegevoegd en die nu worden overgeboekt van Infrastructuurfonds naar Hoofdstuk XII (€ 3,1 miljoen). Deze middelen worden ingezet voor de extra BOA-capaciteit RWS benodigd voor de programma's vrachtwagenheffing, Smart Mobility en de begeleiding van de MIRT projecten als gevolg van extra projecten uit het regeerakkoord.

Ad 4. Dit betreft een overboeking vanuit het Infrastructuurfonds vanuit de investeringsruimte wegen ten behoeve van de dekking kosten Programma Aanpak Stikstof (PAS) tot aan het eind van het programma in 2021 (€ 1,4 miljoen).

Ad 5. Dit betreft het structureel verlagen van de budgetten om de taakstellende onderuitputting op artikel 99 in te vullen. De taakstellende onderuitputting staat op artikel 99 geboekt en wordt in deze begroting verwerkt door verlaging van de budgetten op de diverse artikelen binnen de IenW begroting hoofdstuk XII.

Ad 6. Dit betreft uitgaven (€ 1,0 miljoen) in het kader van Intelligente Transport Systemen ITS. De hiervoor op het Infrastructuurfonds gereserveerde middelen worden overgeheveld naar Hoofdstuk XII artikel 14.

Ad 7. Dit betreft de toevoeging van LPO middelen tranche 2018 en 2019 op basis van de middelen die vanuit de Klimaatenvelop bij Nota van Wijziging in 2019 zijn toegevoegd aan de IenW begroting.

Ad 8. In het Regeerakkoord van het kabinet Rutte-III is CO2-reductieopgave in 2030 afgesproken ter hoogte van 49% waarbij een enveloppe van structureel € 300,0 miljoen is gereserveerd. Deze middelen worden nu aan de begroting 2020 toegevoegd ten behoeve van de CO2-reductieopgave van de mobiliteitssector van 7.3 Mton en aangewend voor duurzame energiedragers, duurzame logistiek en verduurzaming personenmobiliteit.

Ad 9. Kasschuif DKTI-regeling

Dit betreft een kasschuif om een deel van de middelen beschikbaar in 2019 voor de DKTI-regeling te verschuiven naar 2020 en 2021. De toegekende projecten zijn vanwege innovatief karakter meerjarig. Vanuit doelmatigheidsoverwegingen vinden uitkeringen plaats op basis van kasbehoefte en gerealiseerde voortgang over een aantal jaren.

Ad 10. Dit betreft het structureel verlagen van de budgetten om de taakstellende onderuitputting op artikel 99 in te vullen. De taakstellende onderuitputting staat op artikel 99 geboekt en wordt in deze begroting structureel verwerkt door verlaging van de budgetten op de diverse artikelen binnen de IenW begroting Hoofdstuk XII.

Ontvangsten beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

14 Wegen en verkeersveiligheid

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

222

         

Nieuwe mutaties

527

         

Stand ontwerpbegroting 2020

7.531

6.782

6.782

6.782

5.782

5.782

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Ontvangsten

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Totaal

527

0

0

0

0

0

De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en hoeven daarom niet te worden toegelicht.

Beleidsartikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor

Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)

16

Spoor

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

13.157

13.918

14.236

14.242

11.968

10.968

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

20.628

15.551

14.746

13.550

12.400

0

Nieuwe mutaties

– 410

– 961

– 976

– 978

– 844

– 845

Stand ontwerpbegroting 2020

33.375

28.508

28.006

26.814

23.524

10.123

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2019

2020

2021

2022

2023

2024

16.01 Spoor

           

Bijdrage taakstellende onderuitputting

– 357

– 424

– 439

– 433

– 307

– 308

 

Diversen

– 53

– 537

– 507

– 545

– 537

– 537

Totaal

– 410

– 961

– 976

– 978

– 844

– 845

Ad 1. Dit betreft het structureel verlagen van de budgetten om de taakstellende onderuitputting op artikel 99 in te vullen. De taakstellende onderuitputting staat op artikel 99 geboekt en wordt in deze begroting structureel verwerkt door verlaging van de budgetten op de diverse artikelen binnen de IenW begroting hoofdstuk XII.

Ontvangsten beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

16 Spoor

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

0

0

0

0

0

0

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

750

         

Nieuwe mutaties

           

Stand ontwerpbegroting 2020

750

         
Beleidsartikel 17 Luchtvaart
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

17 Luchtvaart

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

27.329

20.929

10.058

9.805

8.880

7.503

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

3.793

4.033

173

338

618

968

Nieuwe mutaties

– 836

– 519

– 1.667

– 639

– 626

– 462

Stand ontwerpbegroting 2020

30.286

24.443

8.564

9.504

8.872

8.009

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2019

2020

2021

2022

2023

2024

17.01

Luchtvaart

           

1

Bijdrage taakstellende onderuitputting

– 564

– 535

– 264

– 258

– 187

– 188

 

Diversen

– 272

16

– 1.403

– 381

– 439

– 274

Totaal

– 836

– 519

– 1.667

– 639

– 626

– 462

Ad 1) Dit betreft het structureel verlagen van de budgetten om de taakstellende onderuitputting op artikel 99 in te vullen. De taakstellende onderuitputting staat op artikel 99 geboekt en wordt in deze begroting structureel verwerkt door verlaging van de budgetten op de diverse artikelen binnen de IenW begroting hoofdstuk XII

Ontvangsten beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

17 Luchtvaart

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

1.365

1.262

855

925

785

575

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

– 140

70

210

350

630

980

Nieuwe mutaties

300

– 158

       

Stand ontwerpbegroting 2020

1.525

1.174

1.065

1.275

1.415

1.555

De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en hoeven daarom niet te worden toegelicht.

Beleidsartikel 18 Scheepvaart en Havens
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

18 Scheepvaart en Havens

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

38.555

34.664

4.535

4.529

5.115

5.040

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

222

160

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

19.928

5.057

4.546

4.398

4.383

6.017

Stand ontwerpbegroting 2020

58.705

39.881

9.081

8.927

9.498

11.057

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2019

2020

2021

2022

2023

2024

18.01

Scheepvaart en havens

           

1

Bijdrage taakstellende onderuitputting

– 1.016

– 1.024

– 107

– 105

– 100

– 100

2

Kasschuif

3.613

0

– 904

– 903

– 903

– 903

3

Pier Bonaire

1.450

0

0

0

0

0

4

Verduurzaming Zeevaart

0

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

5

Verduurzaming Binnenvaart

0

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

6

Bijdrage SOS MARIN

50

2.000

200

200

200

200

7

Desaldering EU-subsidie

536

0

0

0

0

1.764

8

VNAC opdrachten

432

218

643

643

643

643

9

Overige overboekingen IF

1.998

1.872

1.819

1.669

1.649

1.519

10

Zeehaven Saba

12.500

         
 

Diversen

365

– 9

– 9

– 9

– 9

– 9

Totaal

19.928

5.057

4.546

4.398

4.383

6.017

Ad 1) Dit betreft het structureel verlagen van de budgetten om de taakstellende onderuitputting op artikel 99 in te vullen. De taakstellende onderuitputting staat op artikel 99 geboekt en wordt in deze begroting structureel verwerkt door verlaging van de budgetten op de diverse artikelen binnen de IenW begroting hoofdstuk XII.

Ad 2) Binnen de IenW-begroting wordt een kasschuif gefaciliteerd tussen artikel 17 en 18. Hiermee worden de GIS-budgetten op artikel 17 (Luchtvaart) in het juiste kasritme gezet om overeen te stemmen met de te verwachten programmering.

Ad 3) Voor de werkzaamheden aan de Pier Bonaire en de wederopbouw Statia wordt € 1,45 miljoen toegevoegd aan de opdrachten Caribisch Nederland op artikel 18 vanuit de investeringsruimte Vaarwegen op het IF.

Ad 4) In het kader van de Green Deal Zeevaart en Binnenvaart en ter uitvoering van de afspraken in IMO-kader wordt voor de zeevaartsector 1 miljoen per jaar voor 2020 t/m 2024 overgeboekt vanuit de investeringsruimte Vaarwegen op het IF naar artikel 18 op hoofdstuk 12.

Ad 5) In het kader van de Green Deal Zeevaart en Binnenvaart wordt voor de binnenvaartsector 1 miljoen per jaar voor 2020 t/m 2024 overgeboekt vanuit de investeringsruimte Vaarwegen op het IF naar artikel 18 op hoofdstuk 12.

Ad 6) Dit betreft een overboeking vanuit de investeringsruimte Vaarwegen op het IF naar artikel 18 voor een structurele bijdrage voor onderzoeken naar o.a. autonoom varen aan het Seven Oceans Simulator (SOS) centrum van MARIN te Wageningen. Tevens wordt ten behoeve van de vervanging van een verouderd simulatorcentrum door nieuwbouw op het terrein van het Marin incidenteel een bijdrage van € 2 miljoen gedaan in 2020.

Ad 7) Dit betreft de desaldering van de ontvangsten van de EU-subsidie FEDeRATED in verband met digitale transportstrategie.

Ad 8) Voor diverse opdrachten in het kader van de Verkenning Nationaal Actieprogramma Cybersecurity (VNAC) worden middelen toegevoegd aan de opdrachten zeehavens.

Ad 9) Voor de doorontwikkeling van het Single Window Maritiem en Lucht en diverse opdrachten en onderzoeken die gerelateerd zijn aan de aanvullende middelen uit het Regeerakkoord Rutte II wordt budget overgeheveld vanuit de investeringsruimte Vaarwegen op het IF naar artikel 18.

Ad 10) Vanuit de Regio Envelop is € 12,5 miljoen beschikbaar gesteld voor de renovatie van de zeehaven op Saba. Een optimale zeehaven te Saba is een groeiende bron van inkomsten voor het eiland en verbetert de leefbaarheid (aanlanding levensmiddelen en (project)goederen) op het eiland.

Ontvangsten beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

18 Scheepvaart en Havens

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

 

784

       

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

           

Nieuwe mutaties

862

       

1.764

Stand ontwerpbegroting 2020

862

784

     

1.764

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Ontvangsten

2019

2020

2021

2022

2023

2024

18.01

Scheepvaart en havens

           

1

Desaldering EU-subsidie

536

0

0

0

0

1.764

 

Diversen

326

0

0

0

0

0

Totaal

862

0

0

0

0

1.764

Ad 1) Dit betreft de desaldering van de ontvangsten van de EU-subsidie FEDeRATED in verband met digitale transportstrategie.

Beleidsartikel 19 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

19

Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

46.164

46.467

46.672

45.205

44.857

44.857

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

7.097

– 1.087

– 1.045

– 937

– 937

– 937

Nieuwe mutaties

690

– 1.006

– 1.280

– 691

– 428

– 431

Stand ontwerpbegroting 2020

53.951

44.374

44.347

43.577

43.492

43.489

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2019

2020

2021

2022

2023

2024

19.01

Tegengaan klimaatverandering

           
 

Diversen

       

– 67

– 67

19.02

Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

           

1

Bijdrage taakstellende onderuitputting

– 1.850

– 1.247

– 1.243

– 1.244

– 1.024

– 1.026

2

Tarieven 2019

– 1.182

– 487

– 516

– 497

– 451

– 451

3

Desaldering: afwikkeling IRMA

2.717

         

4

Aanvullende opdracht RVO inkopen

1.305

         
 

Diversen

– 300

728

479

1.050

1.114

1.113

Totaal

690

– 1.006

– 1.280

– 691

– 428

– 431

Ad 1. Dit betreft het structureel verlagen van de budgetten om de taakstellende onderuitputting op artikel 99 in te vullen. De taakstellende onderuitputting staat op artikel 99 geboekt en wordt in deze begroting structureel verwerkt door verlaging van de budgetten op de diverse artikelen binnen de IenW begroting hoofdstuk XII.

Ad 2. Dit betreft een overboeking vanuit de opdrachtgevers naar de ILT als gevolg van de gestegen tarieven ILT 2019, zoals vastgesteld door de eigenaar, als gevolg van gestegen kosten voor automatisering (DICTU, ICT/TPAW Rijnstraat 8 en facilitaire werkplekkosten).

Ad 3. De Europese Commissie is door het Gerecht van Eerste Aanleg in Luxemburg in het ongelijk gesteld in een door Nederland. Duitsland en Luxemburg aangespannen rechtszaak inzake een opgelegde boete voor het INTERREG programma IRMA (Interreg Rhine Meuse Activities). Als gevolg hiervan heeft de EC de betaalde boete teruggestort en het aandeel van IenW is inmiddels ontvangen. Dit betreft de desaldering van de ontvangsten van de teruggestorte boete in het kader van IRMA.

Ad 4. Dit betreft een overboeking vanuit artikel 21 naar artikel 19 in het kader van opdrachtverlening aan het RVO. De opdracht aan RVO wordt verantwoord op artikel 19. De opdracht wordt mede namens andere directies en ministeries verstrekt en de andere partijen hevelen daarvoor budget over. In dit geval gaat het om een de opdracht voor het uitvoeren van werkzaamheden voor deelprojecten op het terrein van transitiegericht inkopen.

Ontvangsten beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

19 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

           

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

3.500

         

Nieuwe mutaties

2.784

         

Stand ontwerpbegroting 2020

6.284

         
Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Ontvangsten

2019

2020

2021

2022

2023

2024

1

Desaldering: afwikkeling IRMA

2.784

         

Totaal

2.784

         

Ad 1. Dit betreft de desaldering van de ontvangsten van de teruggestorte boete in het kader van IRMA, zie ook ad. 3 bij de uitgaven.

Beleidsartikel 20 Lucht en Geluid
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

20

Lucht en Geluid

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

27.603

27.632

28.507

28.596

30.450

31.099

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

– 919

         

Nieuwe mutaties

94

– 1.587

– 1.821

– 1.405

– 1.292

– 1.294

Stand ontwerpbegroting 2020

26.778

26.045

26.686

27.191

29.158

29.805

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2019

2020

2021

2022

2023

2024

20.01

Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder

           

1

Bijdrage Taakstellende onderuitputting

0

– 842

– 879

– 870

– 769

– 771

 

Diversen

94

– 745

– 942

– 535

– 523

– 523

Totaal

94

– 1.587

– 1.821

– 1.405

– 1.292

– 1.294

Ad 1. Dit betreft het structureel verlagen van de budgetten om de taakstellende onderuitputting op artikel 99 in te vullen. De taakstellende onderuitputting staat op artikel 99 geboekt en wordt in deze begroting structureel verwerkt door verlaging van de budgetten op de diverse artikelen binnen de IenW begroting hoofdstuk XII.

Ontvangsten beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

20 Lucht en Geluid

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

           

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

           

Nieuwe mutaties

247

         

Stand ontwerpbegroting 2020

247

         

De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en hoeven daarom niet te worden toegelicht.

Beleidsartikel 21 Duurzaamheid
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

21

Duurzaamheid

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

27.462

25.639

17.662

17.691

16.316

16.316

Mutatie Nota van wijziging 2019

22.500

         

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

– 15.011

81

0

0

   

Mutaties ISB

5.000

60.300

       

Nieuwe mutaties

– 3.200

3.624

8.871

9.131

14.375

14.374

Stand ontwerpbegroting 2020

36.751

89.644

26.533

26.822

30.691

30.690

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2019

2020

2021

2022

2023

2024

21.04

Duurzaamheidsinstrumentarium

           
 

Diversen

           

21.05

Duurzame productketens

           

1

Bijdrage taakstellende onderuitputting

– 1.355

– 782

– 545

– 538

– 412

– 413

2

Aanvullende opdracht RVO inkopen

– 1.305

         

3

Klimaatakkoord: Ketenaanpak

 

3.000

3.000

3.000

5.000

5.000

4

Klimaatakkoord: Circulair inkopen

 

1.000

2.000

2.000

3.000

3.000

5

Klimaatakkoord: Recycling plastic en textiel

   

3.000

3.000

4.000

4.000

 

Diversen

– 925

– 594

– 584

– 331

– 213

– 213

21.06

Natuurlijk kapitaal

           

6

Klimaatakkoord: Grond-  Weg- en Waterbouw

 

1.000

2.000

2.000

3.000

3.000

 

Diversen

385

         

Totaal

– 3.200

3.624

8.871

9.131

14.375

14.374

Ad 1. Dit betreft het structureel verlagen van de budgetten om de taakstellende onderuitputting op artikel 99 in te vullen. De taakstellende onderuitputting staat op artikel 99 geboekt en wordt in deze begroting structureel verwerkt door verlaging van de budgetten op de diverse artikelen binnen de IenW begroting hoofdstuk XII.

Ad 2. Dit betreft een overboeking vanuit artikel 21 naar artikel 19 in het kader van opdrachtverlening aan het RVO. De opdracht aan RVO wordt verantwoord op artikel 19. De opdracht wordt mede namens andere directies en ministeries verstrekt en de andere partijen hevelen daarvoor budget over. In dit geval gaat het om een de opdracht voor het uitvoeren van werkzaamheden voor deelprojecten op het terrein van transitiegericht inkopen.

Ad 3. In het kader van het Klimaatakkoord en de gestelde doelen ter reductie van de CO2-uitstoot in 2030 worden op basis van het vastgesteld bestedingsplan middelen toegevoegd uit de klimaatenveloppe voor de «Ketenaanpak», en het stimuleren van innovaties en ketensamenwerking.

Ad 4. In het kader van het Klimaatakkoord en de gestelde doelen ter reductie van de CO2-uitstoot in 2030 worden op basis van het vastgesteld bestedingsplan middelen uit de klimaatenveloppe toegevoegd ter stimulering van klimaatneutraal en circulair inkopen en aanbesteden.

Ad 5. In het kader van het Klimaatakkoord en de gestelde doelen ter reductie van de CO2-uitstoot in 2030 worden op basis van het vastgesteld bestedingsplan middelen toegevoegd ter stimulering van recycling en hergebruik van (bio) plastic en textiel.

Ad 6. In het kader van het Klimaatakkoord en de gestelde doelen ter reductie van de CO2-uitstoot in 2030 worden op basis van het vastgesteld bestedingsplan middelen toegevoegd uit de klimaatenveloppe voor de uitvoering van maatregelen en innovaties in de Grond- Weg- Waterbouw (GWW).

Beleidsartikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

22

Omgevingsveiligheid en milieurisico's

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

33.802

45.565

43.370

49.831

62.362

62.362

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

– 1.652

– 1.993

– 419

– 368

– 255

– 237

Nieuwe mutaties

3.472

– 9.368

– 2.768

– 2.451

– 2.646

– 2.651

Stand ontwerpbegroting 2020

35.622

34.204

40.183

47.012

59.461

59.474

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2019

2020

2021

2022

2023

2024

22.01

Veiligheid chemische stoffen

           
 

Diversen

192

         

22.02

Veiligheid biotechnologie

           
 

Diversen

           

22.03

Veiligheid bedrijven en transport

           

1

Bijdrage taakstellende onderuitputting

– 917

– 1.389

– 1.337

– 1.517

– 1.576

– 1.580

2

Van asbest- naar duurzaam

5.000

         

3

LNV. Vernieuwing brandstofopslag Bonaire

 

5.000

       

4

Naar BZK: Impuls omgevingsveiligheid

 

– 11.363

       
 

Diversen

– 803

– 1.616

– 1.431

– 934

– 1.070

– 1.071

Totaal

3.472

– 9.368

– 2.768

– 2.451

– 2.646

– 2.651

Ad 1. Dit betreft het structureel verlagen van de budgetten om de taakstellende onderuitputting op artikel 99 in te vullen. De taakstellende onderuitputting staat op artikel 99 geboekt en wordt in deze begroting structureel verwerkt door verlaging van de budgetten op de diverse artikelen binnen de IenW begroting hoofdstuk XII.

Ad 2. Bij de 1e suppletoire begroting 2019 is een bedrag van € 5 miljoen toegevoegd aan artikel 99 voor «een maatregel van asbest- naar duurzaam» in afwachting van nadere uitwerking. Met deze mutatie wordt het bedrag naar artikel 22 geboekt ten behoeve van asbestbeleid.

Ad 3. Deze overboeking van LNV naar IenW betreft de bijdrage uit de Regio Envelop met betrekking tot de vernieuwing van de brandstofopslag op Bonaire.

Ad 4. Dit betreft een bijdrage van IenW aan BZK. In het kader van de uitvoering van het programma Impuls Omgevingsveiligheid worden de budgetten voor 2020 gedecentraliseerd naar het Provinciefonds. De provincies ontvangen hiervoor in totaal een bedrag van € 11,363 miljoen via de decentralisatie-uitkering Programma Impuls Omgevingsveiligheid. Dit bedrag is exclusief de BTW-component van € 0,387 miljoen welke apart wordt overgeboekt naar het BTW-compensatiefonds.

Ontvangsten beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

22 Omgevingsveiligheid en milieurisico's

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

250

250

250

250

250

250

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

           

Nieuwe mutaties

           

Stand ontwerpbegroting 2020

250

250

250

250

250

250

Beleidsartikel 23 Meteorologie, Seismologie en Aardobservatie
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

23 Meteorologie, Seismologie en Aardobservatie

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

52.786

49.093

42.716

45.890

43.219

43.219

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

2.276

8.550

8.676

9.630

5.821

8.840

Stand ontwerpbegroting 2020

55.062

57.643

51.392

55.520

49.040

52.059

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2019

2020

2021

2022

2023

2024

23.01 Meteorologie en seismologie

           

1

Early Warning Centre (EWC)

 

2.195

5.487

6.471

7.019

6.038

2

Aanvullende taken KNMI

1.075

1.490

2.325

2.325

2.325

2.325

 

Diversen

1.201

865

864

834

477

477

23.02 Aardobservatie

           

3

Kasschuif Aardobservatie

 

4.000

   

– 4.000

 

Totaal

2.276

8.550

8.676

9.630

5.821

8.840

Ad.1 De laatste stap in het traject Basis op Orde is de realisatie van een Early Warning Centre. De primaire taak van het EWC is om de risico’s als gevolg van klimaatverandering (en daarmee de veranderende weersomstandigheden en de toename van o.a. extreem weer) te reduceren. Daarnaast is het van belang dat het KNMI in staat blijft om de dienstverlening aan te laten sluiten bij de behoeften en wensen van de samenleving en professionele afnemers. Om de realisatie van EWC in gang te zetten wordt er vanaf 2020 aanvullend budget aan het KNMI beschikbaar gesteld.

Ad.2 Met ingang van 2019 krijgt het KNMI een vergoeding voor een aantal aanvullende taken en programma’s. Dit betreffen het continueren van broeikasgasmetingen (€ 0,24 miljoen structureel) het verlenen van diensten aan Veiligheidsregio’s (€ 0,12 miljoen structureel) en het uitvoeren van het ICT-programma I-strategie (€ 9,4 miljoen tot en met 2024). Middels deze mutaties worden de benodigde middelen hiervoor beschikbaar gesteld aan het KNMI.

Ad. 3 De wettelijk verplichte contributie aan EUMETSAT is begroot op artikel 23. De meerjarige begroting voor deze contributie wordt jaarlijks geactualiseerd. Om de middelen aan te laten op de meest recente vastgestelde contributies is een kasschuif gefaciliteerd van 2023 naar 2020.

Beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

24 Handhaving en toezicht

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

108.072

107.253

107.235

107.241

107.241

107.241

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

10.000

12.000

15.000

15.000

15.000

15.000

Nieuwe mutaties

13.626

3.981

3.943

4.033

4.706

4.729

Stand ontwerpbegroting 2020

131.698

123.234

126.178

126.274

126.947

126.970

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2019

2020

2021

2022

2023

2024

24.01 Handhaving en toezicht

           

1

Tarieven 2019

4.500

4.500

4.500

4.500

4.500

4.500

2

Inspectieview beheer

1.100

         

3

Boordcomputer taxi

7.500

         

4

Bijdrage taakstellende onderuitputting

– 3.269

– 3.650

– 3.691

– 3.644

– 3.025

– 3.000

 

Diversen

3.595

3.131

3.134

3.177

3.231

3.229

Totaal

13.426

– 519

– 557

– 467

4.706

229

Ad 1. Dit betreft een mutatie ter dekking van de gestegen tarieven ILT 2019 als gevolg van gestegen kosten voor automatisering (DICTU, ICT/TPAW Rijnstraat 8 en facilitaire werkplekkosten).

Ad 2. Dit betreft een mutatie ter dekking van de beheerkosten van de applicatie Inspectieview.

Ad 3. Dit betreft een mutatie ter dekking van vervangingsinvestering van de kaarten die gebruikt wordt in de boordcomputers van taxi’s.

Ad 4. Dit betreft het structureel verlagen van de budgetten om de taakstellende onderuitputting op artikel 99 in te vullen. De taakstellende onderuitputting staat op artikel 99 geboekt en wordt in deze begroting structureel verwerkt door verlaging van de budgetten op de diverse artikelen binnen de IenW begroting hoofdstuk XII.

Beleidsartikel 25 Brede Doeluitkering
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

25 Brede doeluitkering

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

899.965

898.466

887.442

887.441

887.442

887.442

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

32.756

         

Nieuwe mutaties

22.888

22.049

21.778

21.778

21.778

21.778

Stand ontwerpbegroting 2020

955.609

920.515

909.220

909.219

909.220

909.220

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2019

2020

2021

2022

2023

2024

25.01

Brede doeluitkering

           

1

Loon-/prijsbijstelling tranche 2018

22.888

22.049

21.778

21.778

21.778

21.778

Totaal

22.888

22.049

21.778

21.778

21.778

21.778

Ad 1. Dit betreft de toedeling van de loon- en prijsbijstelling tranche 2019 voor Hoofdstuk XII.

Beleidsartikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

Bijdrage investeringsfondsen

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

7.795.954

7.564.932

7.582.089

7.417.229

7.622.385

6.989.269

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

– 329.127

– 331.803

– 267.787

– 296.320

170.539

173.426

Nieuwe mutaties

– 1.420.252

– 253.896

115.193

428.993

264.739

807.177

Stand ontwerpbegroting 2020

6.046.576

6.979.233

7.429.495

7.549.902

8.057.663

7.969.872

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2019

2020

2021

2022

2023

2024

26.01 Infrastructuurfonds

           

1

Aanvullende post IF

– 6.318

– 3.122

– 3.119

– 3.069

– 3.049

– 6.019

2

Bijdragen derden

           
 

– Hoofdwegennet

 

2.750

3.618

4.295

6.434

3.818

 

– Spoorwegen

13.163

2.861

1.588

1.840

1.838

1.884

 

– Hoofdvaarwegennet

 

1.042

30

60

240

500

 

– Megaprojecten

4.006

         

3

Ontvangstenschuiven

– 38.280

– 12.504

– 14.949

– 7.555

17.692

38.974

4

Luchtverkenningscapaciteit Kustwacht

     

– 13.491

– 13.491

– 13.491

               

5

Loon- en prijsbijstelling

135.642

133.664

131.153

131.580

127.515

120.945

6

Generale Kasschuif

– 761.365

– 70.179

118.995

295.206

97.142

378.751

   

– 60.952

– 11.678

15.425

14.245

– 41.927

– 146.543

   

– 430.604

– 215.930

161.797

237.569

180.157

206.079

   

– 291.387

– 85.562

– 311.887

– 245.866

– 100.705

252.589

               
 

Diversen

4.090

– 4.668

1.706

– 5.061

– 32.305

– 51.177

26.02 Deltafonds

           

12

Loon-/prijsbijstelling tranche 2019

20.410

21.067

23.432

19.240

25.198

20.867

13

Subsidie Vooroeverbestorting Scheldestormen

– 3.591

– 4.000

– 3.000

     

14

Overboekingen Zoetwatermaatregelen

– 9.160

– 13.436

– 13.247

     

15

Duurzaam voor elkaar

3.669

3.669

3.669

     
 

Diversen

425

2.130

– 18

     

Totaal

– 1.420.252

– 253.896

115.193

428.993

264.739

807.177

Voor een specificatie van de nieuwe mutaties wordt verwezen naar de verdiepingsbijlage van de begroting van het Infrastructuurfonds (artikel 19) en het Deltafonds (artikel 6).

Niet-beleidsartikel 97 Algemeen Departement
Uitgaven niet-beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

97

Algemeen departement

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

62.073

63.673

57.149

57.156

57.134

57.428

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

29.153

54

4

0

0

0

Nieuwe mutaties

2.551

– 3.276

– 3.401

– 3.101

– 2.916

– 2.920

Stand ontwerpbegroting 2020

93.777

60.451

53.752

54.055

54.218

54.508

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2019

2020

2021

2022

2023

2024

97.01 Personele uitgaven

           

1

loonbijstelling 2019 HXII

494

534

537

547

560

559

2

Bijdrage taakstellende onderuitputting

– 596

– 712

– 761

– 727

– 539

– 542

3

Maatwerk KNMI-RWS

2.370

         

4

Generale compensatie exploitatie regeringsvliegtuig

 

2.402

2.402

2.402

2.402

2.402

5

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB)

 

– 5.287

– 5.334

– 5.339

– 5.339

– 5.339

               
 

Diversen

283

– 213

– 245

16

0

0

               
 

Totaal

– 3.276

– 3.401

– 3.101

– 2.916

– 2.920

– 3.276

Ad 1. Dit betreft de toedeling van de loonbijstelling tranche 2019 HXII

Ad 2. Dit betreft het structureel verlagen van de budgetten om de taakstellende onderuitputting op artikel 99 in te vullen. De taakstellende onderuitputting staat op artikel 99 geboekt en wordt in deze begroting structureel verwerkt door verlaging van de budgetten op de diverse artikelen binnen de IenW begroting hoofdstuk XII.

Ad 3. Naar aanleiding van de vastgestelde offerte wordt er vanuit Rijkswaterstaat budget beschikbaar gesteld voor de verstrekte maatwerkopdracht die het KNMI voor Rijkswaterstaat verricht.

Ad 4. Voor de extra exploitatiekosten van het nieuwe regeringsvliegtuig krijgt IenW compensatie uit de generale middelen.

Ad 5. Met ingang van 2020 gaat de subsidiëring en ministeriële verantwoordelijkheid StAB over van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van J&V. In deze begroting vindt de budgettaire verwerking hiervan plaats.

Ontvangsten niet-beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

97 Algemeen departement

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

1.101

1.101

1.101

1.101

1.101

1.101

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

800

         

Nieuwe mutaties

           

Stand ontwerpbegroting 2020

1.901

1.101

1.101

1.101

1.101

1.101

Niet-beleidsartikel 98 Apparaatsuitgaven Kerndepartement
Uitgaven niet-beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

98

Apparaatsuitgaven kerndepartement

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

299.115

289.372

283.069

282.951

282.863

282.245

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

13.348

2.123

2.771

2.615

2.525

2.558

Nieuwe mutaties

22.917

20.950

12.515

10.786

11.558

15.159

Stand ontwerpbegroting 2020

335.380

312.445

298.355

296.352

296.946

299.962

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2019

2020

2021

2022

2023

2024

98.01 Personele uitgaven

12.620

10.879

7.392

7.475

8.487

11.417

1

loonbijstelling 2019 HXII

6.231

6.213

5.967

6.084

6.166

6.122

2

Bijdrage taakstellende onderuitputting

– 1.768

– 2.358

– 2.064

– 2.088

– 1.206

– 1.189

3

Herschikking apparaatbudgetten

– 1.365

     

43

 

4

Interne dienstverlening

903

         

5

Uitbreiding verzorgingsgebied Bestuurskern

983

1.011

1.006

996

1.001

1.001

6

Personele uitgaven Vrachtwagenheffing

6.056

3.530

       

7

AP Infrastructuurfonds t.b.v. projectenpool afd. programma Wegen

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

4.500

8

Uitbreiding juridische dienstverlening conform productieprogramma

983

983

983

983

983

983

               

98.02 Materiele uitgaven

8.248

10.053

3.509

3.516

3.110

3.132

9

Bijdrage taakstellende onderuitputting

– 1.337

– 869

– 1.166

– 1.142

– 1.554

– 1.575

10

Herschikking apparaatbudgetten

1.365

     

– 43

 

11

Interne dienstverlening

5.097

         

12

Uitbreiding verzorgingsgebied Bestuurskern

1.057

1.123

1.074

1.057

1.106

1.106

13

Dekking kosten bedrijfsvoering

3.166

3.601

3.601

3.601

3.601

3.601

14

Generale Compensatie Individueel Keuze Budget

 

6.198

       

15

Inspectieview beheer

– 1.100

         
               
 

Diversen

2.049

18

1.614

– 205

– 39

610

               
 

Totaal

22.917

20.950

12.515

10.786

11.558

15.159

Ad 1. Dit betreft de toedeling van de loonbijstelling tranche 2019 HXII

Ad 2. Dit betreft het structureel verlagen van de budgetten om de taakstellende onderuitputting op artikel 99 in te vullen. De taakstellende onderuitputting staat op artikel 99 geboekt en wordt in deze begroting structureel verwerkt door verlaging van de budgetten op de diverse artikelen binnen de IenW begroting hoofdstuk XII.

Ad 3. Dit betreft een herschikking van de apparaatsbudgetten voornamelijk van ANVS. Ten behoeve van het afsluiten van een dienstverleningsovereenkomst en uitbesteding van ICT-taken vindt een overboeking plaats van personeel naar materieel.

Ad 4. Dit betreft overwegend bijdragen van agentschappen voor uitgaven bedrijfsvoering als gevolg van interne leveranties binnen apparaat (zie ook ontvangsten).

Ad 5. Door uitbreiding van de omvang van het verzorgingsgebied is meer capaciteit benodigd op het gebied van bedrijfsvoering en de ondersteuning ervan.

Ad 6 Ten behoeve van de financiering van de uitgaven voor eigen personeel (intern) en detacheringen bij IenW en EZK voor de Vrachtwagenheffing, worden vanuit het Infrastructuurfonds bedragen naar de begroting Hoofdstuk 12 geboekt, conform de gemaakte afspraken.

Ad 7. Voor de periode 2019–2026 wordt jaarlijks € 1,5 miljoen overgeboekt vanuit het Infrastructuurfonds naar Hoofdstuk 12, naar de projectenpool en afdeling programmering wegen, om een goede start te kunnen maken met de verschillende aanlegprojecten conform regeerakkoord Rutte III.

Ad 8. Om het juridische productieprogramma uit te kunnen voeren en vanwege de groeiende vraag naar juridische bijstand is uitbreiding noodzakelijk.

Ad 9. Dit betreft het structureel verlagen van de budgetten om de taakstellende onderuitputting op artikel 99 in te vullen. De taakstellende onderuitputting staat op artikel 99 geboekt en wordt in deze begroting structureel verwerkt door verlaging van de budgetten op de diverse artikelen binnen de IenW begroting hoofdstuk XII.

Ad 10. Zie toelichting bij ad 3.

Ad 11. Zie toelichting bij ad 4.

Ad 12 Zie toelichting bij ad 5.

Ad 13. Dit betreft de IenW brede verhoging van kosten in de bedrijfsvoering. Dit als gevolg van de tarievenstijging van SSC ICT kosten met 11%, de kosten die samenhangen met het creëren van 200 extra werkplekken en kosten voor Doc-Direkt die rijksbreed worden doorbelast vanaf 2020.

Ad 14. Dit zijn de generale middelen die conform BVM door MinFin aan IenW worden toegekend ter compensatie voor de invoering van het Individueel Keuze Budget in 2020.

Ad 15. Dit betreft een mutatie ter dekking van de beheerkosten van de applicatie Inspectieview.

Ontvangsten niet-beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

98 Apparaatsuitgaven kerndepartement

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

5.430

5.430

5.430

5.430

5.430

5.430

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

6.651

         

Nieuwe mutaties

6.711

         

Stand ontwerpbegroting 2020

18.792

5.430

5.430

5.430

5.430

5.430

Specificaties nieuwe mutaties (x € 1.000)

Ontvangsten

2019

2020

2021

2022

2023

2024

1

Interne dienstverlening

6.000

         
               
 

Diversen

711

         
               
 

Totaal

6.711

0

0

0

0

0

Ad 1. Dit betreft overwegend bijdragen van agentschappen voor uitgaven bedrijfsvoering als gevolg van interne leveranties binnen apparaat (zie ook ad 4).

Niet-beleidsartikel 99 Nog onverdeeld
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

99

Nog onverdeeld

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

– 15.992

– 13.840

– 15.769

– 15.766

– 15.759

– 14.448

Mutatie Nota van wijziging 2019

           

Mutatie Amendement 2019

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2019

211.726

201.844

201.176

194.984

200.942

189.126

Nieuwe mutaties

– 195.410

– 187.143

– 184.485

– 178.295

– 184.034

– 172.327

Stand ontwerpbegroting 2020

324

861

922

923

1.149

2.351

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2019

2020

2021

2022

2023

2024

99.01 Nog Onverdeeld

           

1

Loon- en prijsbijstelling 2019 HXII

– 213.818

– 210.626

– 210.533

– 204.341

– 207.089

– 195.273

 

Waarvan HXII

54.097

48.476

52.279

53.521

54.376

53.461

 

Waarvan Infrastructuurfonds

135.642

133.664

131.153

131.580

127.515

120.945

 

Waarvan Deltafonds

24.079

28.486

27.101

19.240

25.198

20.867

2

Bijdrage structurele onderuitputting

23.524

23.000

26.000

26.000

23.000

23.000

 

Waarvan diverse artikelen HXII

– 17.574

– 17.153

– 18.973

– 18.908

– 15.940

– 15.946

 

Waarvan inzet Prijsbijstelling

– 5.950

– 5.847

– 7.027

– 7.092

– 7.060

– 7.054

3

Van asbest- naar duurzaam

– 5.000

         
 

Diversen

– 116

483

48

46

55

– 54

               
 

Totaal

– 195.410

– 187.143

– 184.485

– 178.295

– 184.034

– 172.327

Ad 1. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2019 die op artikel 99 Nog onverdeeld is toegevoegd bij Eerste suppletoire begroting 2019 en die bij deze Begroting 2019 nader wordt toegedeeld binnen de begrotingen Hoofdstuk XII en de fondsen.

Ad 2. Dit betreft de invulling van de structurele onderuitputting vanuit verschillende artikelen op de HXII begroting. Een deel hiervan betreft de inzet vanuit de ontvangen prijsbijstelling.

Ad 3. Bij 1e suppletoire begroting is naar aanleiding van het Besluitvormingsmemorandum een bedrag van 5 mln. toegevoegd op artikel 99 voor «een maatregel van asbest- naar duurzaam» erop in afwachting van nadere interne toedeling. Met deze mutatie wordt het bedrag naar artikel 22 geboekt ten behoeve van asbestbeleid.

BIJLAGE 3 MOTIES EN TOEZEGGINGEN

Moties bewindspersonen Infrastructuur en Waterstaat

Vindplaats

Omschrijving

Bewindspersoon

Stand van zaken

20-12-2012

Vervoersconcessie Hoofdrailnet (aanvrager Hoogland/PvdA)

29 984-350 verzoekt de regering, na vijf jaar de ervaringen van de op dat moment reeds gedecentraliseerde lijnen in kaart te brengen en hierbij de wenselijkheid van het decentraliseren van aanvullende verbindingen te verkennen, en tevens te evalueren of een eventuele openbare aanbesteding van het hoofdrailnet vanaf 2025 in het belang van de reiziger is

Staatssecretaris

Met het onderzoek «Kiezen voor een goed spoor» zijn de effecten van decentralisatie en aanbesteding in kaart gebracht. Besluitvorming over de scope van het netwerk in 2025 en of dit netwerk aanbesteed of onderhands gegund moet worden, vindt in 2020 plaats. Daarbij staat het belang van de reiziger centraal.

08-04-2013

VAO MIRT Infra

33 400-A-95 verzoekt de regering om eerst sluitende afspraken te maken met de regio over de dekking van de exploitatieverliezen voor de 1e fase, het zogenaamde voorloopbedrijf waarbij zonder infrastructurele investeringen een diesel-IC moet gaan rijden vanaf 2014 dan wel de huidige Euregiobaan wordt voortgezet;

overwegende dat aansluitend voor de tweede fase maximaal 18 miljoen euro extra benodigd is voor de infrastructuur tussen Heerlen en Herzogenrath;

verzoekt de regering tevens, als voorwaarde hierbij afspraken te maken over de tweede fase met betrokken partijen (provincie Limburg, de Duitse overheid en vervoerders) over de noodzakelijke stappen om een geëlektrificeerde IC-verbinding te realiseren en als de plannen nader uitgewerkt zijn afspraken te maken over de daarvoor benodigde kosteneffectieve infrastructurele investeringen en de verdeling van de exploitatieverliezen om de IC tussen Eindhoven-Heerlen-Aken op een verantwoorde manier te kunnen laten rijden

Staatssecretaris

De Kamer wordt in het najaar geïnformeerd.

09-09-2015

Wetsvoorstel tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViaA15

34 189-18 verzoekt de regering, te zoeken naar een prikkel waarmee de uitvoeringskosten van de tolheffing op de Blankenburgverbinding en de ViA15 onder de 20% van de totale tolopbrengsten worden gehouden en de Kamer te informeren over de verwachte kosten van de uitvoering van de tolheffing;

Minister

In de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 is opgenomen dat het tolsysteem wordt uitgewerkt in een uitvoeringsplan dat aan de Staten-Generaal wordt overgelegd, uiterlijk vier weken voordat de tolheffing van start gaat. In dit plan wordt naast de verwachte inningskosten, een algemene beschrijving van het tolsysteem, de registratiemiddelen, de betalingsmogelijkheden en de klantenservice gegeven. De planning is het uitvoeringsplan begin 2020 aan de Kamer aan te bieden.

09-09-2015

Wetsvoorstel tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViaA15

34 189-19 verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat privacygevoelige gegevens niet langer dan strikt noodzakelijk worden bewaard en de Kamer over de precieze invulling hiervan te informeren bij de aanbieding van de nadere uitwerking van het systeem,

Minister

In de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 is opgenomen dat het tolsysteem wordt uitgewerkt in een uitvoeringsplan dat aan de Staten- Generaal wordt overgelegd, uiterlijk vier weken voordat de tol heffing van start gaat. In dit plan wordt naast de verwachte inningskosten, een algemene beschrijving van het tolsysteem, de registratiemiddelen, de betalingsmogelijkheden en de klantenservice gegeven. Ook zal dan worden ingegaan op hoe gewaarborgd wordt dat privacy gevoelige gegevens niet langer dan strikt noodzakelijk worden bewaard. De planning is het uitvoeringsplan begin 2020 aan de Kamer aan te bieden.

23-11-2015

VAO MIRT

34 300-A-23 verzoekt de regering om, in het programma Beter Benutten een oplossing te vinden voor de aansluiting van de A7 en de Westfrisiaweg, via de spitsstrook A7 tussen Avenhorn en Hoorn en middelen ook vrij te maken conform de kaders van het programma Beter Benutten

Minister

In het BO-MIRT van 22 november 2018 is door rijk en regio het principebesluit over een multimodaal mobiliteitspakket Corridorstudie Amsterdam-Hoorn genomen. Onderdeel van dit multimodaal mobiliteitspakket is een HWN-pakket aan maatregelen met onder andere een spitstrook bij Hoorn. Q3 2019 zal de ontwerpstructuurvisie Corridor Amsterdam-Hoorn aan de Kamer worden toegezonden. In het najaar zal de Minister van IenW het voorkeursbesluit nemen voor de HWN-maatregelen en zal de structuurvisie worden vastgesteld. Rijk en de betrokken regionale partijen zullen parallel hieraan een bestuursovereenkomst tekenen ten behoeve van het realiseren van het multimodale mobiliteitspakket.

17-12-2015

VAO Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

25 422-127 verzoekt de regering, er bij de Belgische regering op aan te dringen om eerst een milieueffectrapportage te laten uitvoeren, alvorens deze kernreactor opnieuw wordt opgestart

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

17-12-2015

VAO Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

25 422-132 verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat beide toezichthouders, de Nederlandse ANVS en de Belgische FANC, gezamenlijke inspecties gaan doen bij de kerncentrales aan beide kanten van de grens

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

17-12-2015

VAO Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

25 422-134 constaterende dat burgers in Zeeland en West-Brabant een slechte informatiepositie hebben omtrent de toestand van en incidenten betreffende de kerncentrale in Doel;

verzoekt de regering, deze informatiepositie structureel te verbeteren,

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

10-02-2016

Wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de invoering van een nieuw normen- en handhavingsstelsel voor de luchthaven Schiphol en enige andere wijzigingen (34 098)

34 098-14 verzoekt de regering, tot een zodanige invulling van de vierde baanregel dat de luchtvaartsector een prikkel tot innovatie blijft behouden en ook in de toekomst verdere volumegroei binnen de gelijkwaardigheidscriteria kan blijven realiseren

Minister

Deze motie wordt meegenomen in de wijzing van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol en het in procedure brengen hiervan is voorzien voor het najaar 2019.

02-03-2016

VAO Milieuraad

21 501-08-622 (was 615) verzoek de regering om de Europese Commissie tijdens de Milieuraad op te roepen om op termijn injectie van afvalwater van mijnbouwactiviteiten onder de richtlijn industriële emissies te brengen;

Staatssecretaris

In 2019 is Europese Commissie gestart met evaluatie van Richtlijn industriële emissies. Bezien wordt of wens van Kamer (mijnbouw vergunningplichtig maken onder Richtlijn industriële emissies) in dit traject ingebracht kan worden. Ondanks dat mijnbouw niet onder richtlijn valt, is op Europees niveau recent BREF Hydrocarbons vastgesteld, dat referentiedocument voor vergunningverlening beoogt te zijn. (http://ec.europa.eu/environment/integration/energy/hydrocarbons_extraction_en.htm)Vanuit NL wordt (beperkte) inzet geleverd vanuit EZK, omdat EZK bevoegd gezag is voor mijnbouw.

07-04-2016

VAO Wadden

29 684-128 spreekt uit, afhankelijk van de uitkomsten van het open planproces, eventueel mee te willen werken aan een wijziging van de dienstregeling en ruimte te willen bieden in de Structuurvisie Waddenzee voor een aanpassing van de vaargeul en optimalisatie van het vaargeulonderhoud,

Minister

RWS onderzoekt de mogelijkheden om baggerwerk te optimaliseren, de resultaten van het onderzoek komen in de zomer van 2019. Andere oplossingsrichtingen gaan over aanpassingen in de dienstregeling, dat is verantwoordelijkheid van vervoerder, deze zijn inmiddels doorgevoerd.

16-06-2016

VAO Milieuraad

21 501-08-633 Overwegende dat de EU haar ambitie voor de uitstoot van luchtvervuilende stoffen heeft afgezwakt;

Overwegende dat de omgevingswet voor milieukwaliteit bouwt op EU richtlijnen;

Verzoekt de regering in kaart te brengen wat het gevolg is van lagere EU doelen, die in de omgevingswet komen, op lucht in Nederland;

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met Kamerstuk 30 175, nr. 339

05-07-2016

VAO Havens

29 862-31 verzoekt de regering om, in overleg met de regio een plan te ontwikkelen dat voorziet in de gegarandeerde ontsluiting van Voorne-Putten

Minister

Voor de middellange termijn onderzoeken provincie Zuid-Holland, MRDH en gemeenten op Voorne-Putten nut en noodzaak voor het verbeteren van de bereikbaarheid van Voorne-Putten, mede in relatie tot verstedelijkingsafspraken, ontwikkeling van de haven van Rotterdam en het goederenvervoer alsmede overige ruimtelijke en economische ontwikkelingen in dit gebied. Rijkswaterstaat is bij dit onderzoek betrokken. Besluitvorming over deze regionale gebiedsuitwerking Voorne-Putten in het kader van het gebiedsprogramma Mobiliteit en Verstedelijking (MoVe) binnen de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) is eind dit jaar voorzien.

03-11-2016

Begrotingsbehandeling

34 550-XII-46 verzoekt de regering, samen met provincies en gemeenten in 2017 overleg te voeren met als doel in 2018 te komen met een nationaal luchtplan (NLP), dit NLP te richten op de streefwaarden voor gezonde lucht, de meest vervuilde punten als eerste aan te pakken en daarvoor samen met de partners te bezien welke maatregelen daarvoor effectief zijn uit oogpunt van zowel gezondheidswinst als kosten,

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met Kamerstuk 30 175, nr. 339

Parlementair agenda

-11–2016

Begrotingsbehandeling

34 550-XII-31 verzoekt de regering te voorkomen dat Europese luchtvaartmaatschappijen op achterstand worden gezet door boven op de mondiale afspraken op Europees niveau uitstoot apart te beprijzen

Minister

Wordt meegenomen bij toekomstige voorstellen. De motie richt zich op een systeem dat pas in 2021 van start zal gaan.

28-11-2016

VAO MIRT

34 550-A-49 verzoek de regering om in 2017 te bezien of het mogelijk is om meer te investeren in betere sluisbediening, meer ligplaatsen en afloopvoorzieningen voor de binnenvaart

Minister

In de goederencorridors wordt gewerkt aan beter inzicht in de ligplaatsen van rijk en regio en de mogelijkheden om deze te verbeteren. Ook in het kader van Integraal Riviermanagement wordt het komende half jaar (e.v.) naar (meekoppel)kansen gezocht. Met de kamerbrief van 26 maart 2019 Kamerstuk 31 409, nr. 219 is een eenmalige impuls in bediening aangekondigd.

28-11-2016

VAO MIRT

34 550-A-24 verzoekt de regering, in dat programma de aanpak van knooppunt Zaandam te prioriteren

Minister

In het BO-MIRT van 22 november 2018 is door rijk en regio het principebesluit over een multimodaal mobiliteitspakket Corridorstudie Amsterdam-Hoorn genomen. Onderdeel van dit multimodaal mobiliteitspakket is een HWN-pakket aan maatregelen met onder andere aanpak van het knooppunt Zaandam. Q3 2019 zal de ontwerpstructuurvisie Corridor Amsterdam-Hoorn aan de Kamer worden toegezonden. In het najaar zal de Minister van IenW het voorkeursbesluit nemen voor de HWN-maatregelen en zal de structuurvisie worden vastgesteld. Rijk en de betrokken regionale partijen zullen parallel hieraan een bestuursovereenkomst tekenen ten behoeve van het realiseren van het multimodale mobiliteitspakket.

28-11-2016

VAO MIRT

34 550-A-38 verzoekt de regering, eventuele aanbestedingsmeevallers bij de aanleg van deze projecten in mindering te brengen op de tolopgave

Minister

Bij de Blankenburgverbinding is geen sprake van een meevaller die kan worden ingezet voor vermindering van de tolopgave. Voor de ViA15 loopt momenteel de aanbesteding van het project. Na de gunning (Contract Close/Financial Close) van het project is meer bekend over een eventuele aanbestedingsmeevaller. Dit zal naar verwachting in 2021 bekend zijn. De tolheffing gaat van start bij de openstelling van beide projecten. Een eventuele verlaging/verhoging in de tolopgave heeft alleen gevolgen voor de duur van de tijdelijke tolheffing.

28-11-2016

VAO MIRT

34 550-A-50 verzoekt de regering te inventariseren waar de aanleg van kademuren vervoer van goederen via de binnenvaart mogelijk zou kunnen maken, en hiervoor middelen uit Beter Benutten beschikbaar te stellen

Minister

De Kamer zal via het jaarlijkse verslag van het BO-MIRT Goederencorridors worden geïnformeerd over de verdere procesgang.

22-02-2017

VAO Scheepvaart

31 409-136 verzoekt de regering, in overleg met de provincie en de regiogemeenten te komen tot een gedragen plan en in de Voorjaarsnota aan te geven hoe, met meerdere departementen, de financiële haalbaarheid is,

Staatssecretaris

Beleidsbrief naar Kamer met Goederenvervoeragenda is gepland voor najaar 2019.

22-02-2017

VAO Scheepvaart

31 409-142 verzoekt de regering, concrete nadere stappen te zetten om te komen tot meer samenhangend beleid (weg, spoor en water) voor de grote vervoersstromen en de Kamer hierover in het voorjaar van 2017 te informeren,

Minister

Beleidsbrief naar Kamer met Goederenvervoeragenda is gepland voor najaar 2019.

22-02-2017

VSO Subsidieregeling Fietsersbond

34 550-XII-72 verzoekt de regering, de doelstellingen van de subsidie aan de Fietsersbond duidelijker te koppelen aan de doelen uit de Agenda Fiets, deze hierop tussentijds te evalueren en de subsidieregeling eventueel de komende jaren hier inhoudelijk op te herijken en de Kamer hierover te informeren

Staatssecretaris

De subsidieregeling is naar aanleiding van deze motie zodanig aangepast dat de activiteiten in lijn zijn met de doelen van de agenda Fiets. Voor een evaluatie van de regeling is het nog te vroeg. Er is pas 1 jaar subsidie verstrekt op basis van deze regeling van de 5 jaar die totaal mogelijk is. In het najaar van 2020 wordt de evaluatie aan de Kamer gezonden.

04-10-2017

VAO Luchtvaart

31 936-412 verzoekt de regering, zich maximaal in te spannen om door middel van heldere (juridische) instrumenten te voorkomen dat de capaciteit op Lelystad beschikbaar komt voor bestemmingen en/of luchtvaartmaat-schappijen die niet zijn verplaatst van Schiphol naar Lelystad, en gaat

Minister

Dit (juridisch) instrumentarium vormt een onderdeel van de vormgeving van de verkeersverdelingsregel (VVR) tussen Schiphol en Lelystad Airport. De VVR is genotificeerd bij de Europese Commissie. De Europese Commissie gaat over goedkeuring. Afronding is voorzien na het doorlopen van het Europese- en nationale regelgevingstraject eind 2019.

04-10-2017

VAO Luchtvaart

31 936-413 verzoekt de regering, de slotallocatie nu en in de toekomst te optimali-seren en daarom zo spoedig mogelijk in overleg te gaan over het hergebruik van toebedeelde, maar niet gebruikte slots met het Operationeel Schiphol Overleg (OSO) en de slotcoördinator en de Kamer hierover te informeren; verzoekt de regering voorts, om in beeld te brengen op welke wijze en condities niet-mainportgebonden vrachtvluchten aanvullende ruimte kunnen krijgen op andere vliegvelden, zoals Maastricht Aachen Airport,

Minister

Deze zomer komen er twee vrachtonderzoeken uit, daar wordt dit in meegenomen en waarna de Kamer geïnformeerd wordt. Het streven is om dit voor het zomerreces te kunnen doen.

11-12-2017

VAO MIRT

34 775-A-19 verzoekt de regering om in de afweging voor het voorkeursbesluit mee te nemen of de spitsstroken tussen Zaandam en Purmerend op de A8 en A7 opgewaardeerd kunnen worden tot volwaardige rijstroken,

Minister

In het BO-MIRT van 22 november 2018 is door rijk en regio het principebesluit over een multimodaal mobiliteitspakket Corridorstudie Amsterdam-Hoorn genomen. Onderdeel van dit multimodaal mobiliteitspakket is een HWN-pakket aan maatregelen met onder andere het omzetten van de spitstrook naar een volwaardige rijstrook tussen Zaandam en Purmerend op de A7. Q3 2019 zal de ontwerpstructuurvisie Corridor Amsterdam-Hoorn aan de Kamer worden toegezonden. In het najaar zal de Minister van IenW het voorkeursbesluit nemen voor de HWN-maatregelen en zal de structuurvisie worden vastgesteld. Rijk en de betrokken regionale partijen zullen parallel hieraan een bestuursovereenkomst tekenen ten behoeve van het realiseren van het multimodale mobiliteitspakket.

11-12-2017

VAO MIRT

34 775-A-48 verzoekt de regering, te onderzoeken of succesvolle maatregelen uit die projecten geïntegreerd kunnen worden in het programma Smartwayz, en dan in het bijzonder op het traject Weert – Eindhoven,

Minister

De Kamer wordt hierover na de zomer 2019 geïnformeerd.

11-12-2017

VAO MIRT

34 775-A-35 verzoekt de regering, in overleg met de provincies Zuid-Holland en Zeeland en de gemeenten Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee de extra investeringen in verkeersveiligheid op de N59 zo snel mogelijk te realiseren,

Minister

In vervolg op de gemaakte afspraken tijdens het BO MIRT ZWN najaar 2017, is in 2018 een Bestuurlijke Overeenkomst gesloten met de regio. Hierin is verwoord hoe de in 2017 geselecteerde maatregelen voor verkeersveiligheid, duurzaamheid en doorstroming zullen worden uitgewerkt en dat hierover in 2018 een besluit zal worden genomen. Helaas kost de nadere uitwerking van de maatregelen en de besluitvorming daarover met de regio meer tijd. Besluitvorming is in 2019 voorzien.

11-12-2017

VAO MIRT

34 775-A-37 verzoekt de regering, de A28 tussen Zwolle en knooppunt Hoogeveen toe te voegen aan het MIRT-onderzoek A28,

Minister

In april 2019 is de eerste fase van dit MIRT-onderzoek afgerond. Deze fase heeft een probleemanalyse opgeleverd waarbij er een totaaloverzicht van het functioneren van de gehele A28 tussen Amersfoort en Hoogeveen is opgesteld. Daarnaast beantwoordt het onderzoek de vraag waarom dit traject in de verschillende scenario’s in de NMCA zo sterk wisselt van positie. De betrokken partijen hebben de vervolgafspraak gemaakt dat er tot komend najaar gewerkt gaat worden aan een tweede fase van het onderzoek, wat zich zal richten op het in beeld brengen van mogelijke oplossingsrichtingen. Na het afronden van deze tweede fase ligt er een compleet beeld van de problematiek van de A28, de opgaven en mogelijke oplossingsrichtingen om die opgaven aan te pakken. Op basis van dit beeld kan in het BO-MIRT dit najaar het MIRT-onderzoek worden afgerond en besluitvorming over een eventueel vervolg plaatsvinden.

18-01-2018

VAO Leefomgeving

30 175-286 verzoekt de regering om te onderzoeken of en hoe in het nieuwe luchtkwaliteitsbeleid kwantitatieve doelstellingen voor het terugdringen van de gezondheidsschade door luchtvervuiling kunnen worden geformuleerd,

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met Kamerstuk 30 175, nr. 339

14-02-2018

VAO Luchtvaart

31 936-445 verzoekt de regering, hinder als criterium breder te definiëren dan alleen geluidshinder en hiervoor voorstellen te doen ten behoeve van de Luchtvaartnota (2020–2040)

Minister

Ontwerp Luchtvaartnota wordt na de zomer 2019 verstuurd.

14-02-2018

VAO Luchtvaart

31 936-454 verzoekt de regering, in gesprek te gaan met alle Nederlandse vliegvelden om te inventariseren welke investeringen er nodig zijn om hybride en elektrisch vliegen ruim baan te geven zodat Nederland vanaf 2025, of zoveel eerder als de techniek dat toestaat, een koplopersrol kan innemen, en de Kamer daar voor de zomer over te informeren,

Minister

Onderdeel van het in ontwikkeling zijnde programma Elektrisch Vliegen. Volgend informatiemoment voorzien tijdens AO Luchtvaart 11 september 2019

21-02-2018

Onderzoeksraad voor de Veiligheid over de veiligheid van het vliegverkeer op Schiphol

29 665-264 verzoekt de regering, om bij het opnieuw inrichten van overlegstructuren de inspraak van omwonenden en milieuorganisaties een prominente rol te geven

Minister

We doen een voorstel in de Ontwerp Luchtvaartnota die na de zomer 2019 naar de Kamer wordt verstuurd.

21-02-2018

Onderzoeksraad voor de Veiligheid over de veiligheid van het vliegverkeer op Schiphol

29 665-275 spreekt uit dat integrale veiligheid rondom het vliegverkeer van luchthaven Schiphol altijd het eerste uitgangspunt van al het beleid en beslissingen moet zijn voor alle betrokken partijen

Minister

Veiligheid in de luchtvaart staat voor het ministerie op één. In de actualisatie van het nationaal luchtvaartveiligheidsprogramma zal de motie worden betrokken. Ook krijgt veiligheid een centrale plaats in de Luchtvaartnota. In de brief aan de Kamer over de evaluatie van de veiligheid op Schiphol en het besluitvormingsproces over de ontwikkeling van Schiphol van 27 maart 2019 is bovendien een proces geschetst over hoe met veiligheid rekening wordt gehouden bij de besluitvorming over Schiphol.

06-02-2018

VAO Spoorordening

29 984-751 verzoekt de regering om, met alle betrokken partijen de verschillende opties voor betrokkenheid en inspraak van klanten en stakeholders van een zbo ProRail in kaart te brengen en voor te leggen aan de Tweede Kamer,

Staatssecretaris

Partijen hebben geen behoefte aan een gebruikersraad. Wel is in de instellingswet voor ProRail de verplichting opgenomen om bezien of de betrokkenheid van stakeholders geoptimaliseerd kan worden door verschillende partijen met mogelijk tegengestelde belangen periodiek aan één tafel samen te brengen.

06-03-2018

VAO Spoorordening

29 984-757 spreekt uit dat de omvorming van ProRail tot zbo niet moet leiden tot prijsverhoging voor gebruik van het spoor door vervoerders en reizigers,

Staatssecretaris

Mijn inzet samen met ProRail is dat de omvorming van ProRail niet zal leiden tot hogere kosten voor derden. Conform verschillende moties draag ik daar zorg voor. Verder zal ik de komende periode samen met de betrokken derden (met name decentrale overheden) kijken bij welke projecten eventuele btw-effecten kostenverhogend kunnen werken en hoe deze effecten kunnen worden voorkomen of gecompenseerd. Het Ministerie van IenW en het Ministerie van Financiën hebben de gezamenlijke inzet om de budgettaire verwerking van de omvorming zo neutraal mogelijk vorm te geven.

22-03-2018

VAO Wegverkeer en verkeersveiligheid

29 398-589 verzoekt de regering om, het conceptwetsvoorstel over de kilometer-heffing voor vrachtverkeer voor de zomer van 2019 voor te leggen voor internetconsultatie; verzoekt de regering tevens, er in de planning naar te streven dat in 2020 bij de parlementaire behandeling onomkeerbare stappen kunnen worden gezet; verzoekt de regering voorts, om de Kamer bij het beleidskader te informeren over de planning waarin de onomkeerbare stappen zijn opgenomen,

Minister

Het is de planning om het conceptwetsvoorstel in juni 2019 voor te leggen voor internetconsultatie. Het beleidskader vrachtwagenheffing is op 9 november 2018 toegezonden aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 31 409, nr. 219). Daarbij is planning opgenomen waarin is aangegeven wanneer onomkeerbare stappen worden genomen; de indiening en behandeling van het wetvoorstel is voorzien in 2020.

22-03-2018

VAO Wegverkeer en verkeersveiligheid

29 398-598 verzoekt de regering te onderzoeken of ook de resterende delen van de N36 veiliger gemaakt kunnen worden door het profiel te verbreden,

Minister

De Kamer wordt na de zomer geïnformeerd.

19-04-2018

klimaatakkoord voor de luchtvaart

31 936-476 verzoekt de regering om, bij de EU-implementatie van CORSIA vast te blijven houden aan de Europese duurzaamheidseisen voor biobrand-stoffen (RED) en zich ervoor in te zetten dat dit wereldwijd de minimum-standaard wordt,

Minister

Implementatie richt zich in 2019 en 2020 op meten en rapporteren van CO2-emissies. Pas na 2021 wordt inzet en biobrandstoffen relevant. In 2019 en 2020 zal gerapporteerd kunnen worden uit vorderingen fuel task force ICAO en na ICAO Assembly najaar 2019. Stand van zaken eind 2019 aan Kamer.

19-04-2018

klimaatakkoord voor de luchtvaart

31 936-469 verzoekt de regering om, bij Europese gesprekken over belastingen op luchtvaart internationaal én nationaal de inzet van biokerosine voor de luchtvaart te stimuleren, met nadrukkelijke aandacht voor de kansen voor het opschalen van het gebruik van biokerosine, en de mogelijkheden daartoe in kaart te brengen met betrokkenheid van de Nederlandse luchtvaartsector, en hierover de Kamer dit jaar te rapporteren,

Minister

Met het oog op Europees overleg eind juni en andere ontwikkelingen wordt volgend informatiemoment voorzien tijdens AO Luchtvaart 11 september 2019

19-04-2018

klimaatakkoord voor de luchtvaart

31 936-471 verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat ook de overige minis-teries gaan participeren in het Corporate Biofuel Programme, om zo het gebruik van en onderzoek naar duurzame biobrandstof als transitie-brandstof voor de luchtvaart verder te stimuleren,

Minister

Volgend informatiemoment voorzien tijdens AO Luchtvaart 11 september 2019.

19-04-2018

klimaatakkoord voor de luchtvaart

31 936-472 verzoekt de regering om zich na inwerkingtreding van CORSIA in het geval dat een andere ICAO-lidstaat aantoonbaar (delen van) de afspraken niet nakomt zich niet terughoudend op te stellen in het aankaarten daarvan in de council de raad van ICAO opdat de raad adequaat kan optreden

Minister

Deze motie is pas relevant wanneer CORSIA in werking treedt. Dit is in 2021.

15-05-2018

Schiphol en Lelystad Airport

29 665-324 verzoekt de regering, in te zetten op het voorkomen van veiligheidsrisico’s en de Kamer hierover te informeren;

Minister

We informeren de kamer over de inzet op het voorkomen en verminderen van veiligheidsrisico’s in de halfjaarlijkse voortgangsrapportages over de opvolging van de OVV-aanbevelingen. De volgende gaat voor de zomer 2019.

15-05-2018

Schiphol en Lelystad Airport

29 665-328 verzoekt de regering om, Schiphol als multimodale hub (trein- en luchtstation) te benoemen in de Luchtvaartnota; verzoekt de regering voorts, in de Luchtvaartnota de ambitie op te nemen om in Europees verband en in samenhang met de internationale spooragenda de overstap van vliegtuig naar trein aantrekkelijker te maken; verzoekt de regering om, kansen voor snelle spoorverbindingen vanaf Amsterdam/Schiphol naar bestemmingen die een aantrekkelijk alternatief zijn voor vliegverkeer te onderzoeken, zoals de binnensteden en de grootste luchthavens van Brussel, Parijs, Frankfurt en Londen,

Minister + Staatssecretaris

Wordt deels behandeld in Luchtvaartnota (2e helft 2019).Wordt deels behandeld in Plan van Aanpak trein als substitutie voor vliegtuig (eind 2019).

14-06-2018

VAO Spoor

29 984-781 verzoekt de regering op, basis van deze onderzoeken samen met ProRail een afwegingskader op te stellen om te beoordelen of een locatie geschikt is voor gedifferentieerd rijden, en om het komende jaar een praktijkproef te doen op in ieder geval één locatie om de effecten in beeld te brengen; verzoekt de regering tevens, bij uitwerking van stimuleren goederen-vervoer ook parallel te werken aan een robuust basisnet en onderzoek naar maatregelen om extra hinder te verminderen,

Staatssecretaris

Voor AO spoorveiligheid 20 juni zal het Jaarverslag Basisnet 2018 aan de Kamer aangeboden worden met update aanpak tegengaan overschrijdingen. Voortgang zal in daartoe strekkende Kamerbrieven gemeld worden.

14-06-2018

nieuwe acties en stakingen binnen Air France/KLM

31 936-485 Dijkstra c.s. verzoeken de regering, zich kabinetsbreed maximaal in te zetten voor de Nederlandse publieke belangen die met KLM zijn gemoeid; verzoekt de regering tevens hierover in gesprek te blijven met het bestuur van Air France-KLM;

Minister

Aangenomen. De Kamer wordt voortdurend geïnformeerd over relevante ontwikkelingen.

14-06-2018

nieuwe acties en stakingen binnen Air France/KLM

31 936-486 verzoekt de regering, de verkeers- en vervoersontwikkeling op de luchtvaartmarkt tussen Amsterdam en Dubai scherp te monitoren en zo nodig in te grijpen als blijkt dat de afspraken uit het luchtvaartverdrag tussen Nederland en de Verenigde Arabische Emiraten worden geschonden,

Minister

Vooroverleg met KLM heeft plaatsgevonden. eindfase formulering van onderzoeksvraag. Selectie van uitvoerder. Verwacht eindresultaat: zomer 2019.

20-06-2018

VAO Milieuraad

25 01-08-735 verzoekt de regering, in Europa speciale aandacht te vragen voor polymeren binnen de evaluatie van REACH,

Staatssecretaris

Op 21 en 22 mei 2019 discussie RIVM met ECHA om te bekijken hoe hier vorm aan gegeven kan worden. Daarna bekijken of en hoe dit aan Kamer wens tegemoet komt en hoe hierover gerapporteerd kan worden.

20-06-2018

groeiende filedruk

31 305-253 verzoekt de regering om, middels overleg tussen het Ministerie van lenW, Rijkswaterstaat, Kennisinstituut Mobiliteit en de ANWB te komen tot eenset van uniforme, eenduidige filecijfers, en om de Kamer uiterlijk voor de behandeling van de lenW-begroting voor 2019 hierover te informeren,

Minister

Overleg met de ANWB vindt nog steeds plaats. Overeenstemming over een eenduidige set van filecijfers wordt op korte termijn niet verwacht.

20-06-2018

rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over de risico’s rondom de jaarwisseling

28 684-534 verzoekt de regering het advies van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over een verbod op de productie van zwaar professioneel knalvuurwerk in EU-verband aan de orde te stellen,

Staatssecretaris

Het onderzoek naar de illegale handel is inmiddels afgerond. Indien de aanbevelingen voor JenV aanleiding geven de EC te verzoeken de Pyro-richtlijn aan te passen, zal IenW in vervolg daarop bij de EC aandringen op een verbod op de productie van zwaar professioneel knalvuurwerk. Hoogstwaarschijnlijk komt JenV na het zomerreces met een reactie op de aanbevelingen van EC.

22-05-2018

VAO Duurzaam vervoer

31 305-261 verzoekt de regering om versneld pictogrammen op verkeersborden te plaatsen voor alternatieve brandstoffen door werk met werk te maken als er onderhoudswerkzaamheden aan de weg plaatsvinden,verzoekt de regering tevens, met de leveranciers van navigatiesystemen in gesprek te gaan over hoe tankstations voor alternatieve brandstoffen en (snel)laadpunten op dezelfde wijze als reguliere tankstations kunnen worden aangegeven in hun producten.

Staatssecretaris

De Minister heeft tijdens de begrotingsbehandeling in 2018 de Kamer toegezegd dat voor de zomer het CROW (Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek) met een advies zal komen over het symbool voor alternatieve brandstoffen. RWS zal na ontvangst van het advies, starten om met de implementatie van dit advies in de vervanging van borden. Het project loopt t/m eind 2021.

04-07-2018

VAO Luchtvaart

31 936-496 verzoekt de regering, te onderzoeken op welke wijze omwonenden/belangengroepen ondersteund kunnen worden in hun behoefte aan kennis en daarover aan de Kamer te rapporteren.

Minister

Ontwerp Luchtvaartnota wordt na de zomer 2019 verstuurd.

04-07-2018

VAO Luchtvaart

31 936-498 verzoekt de regering, in overleg met alle betrokken partijen erop in te zetten dat biokerosine beschikbaar komt op Schiphol vanaf uiterlijk 2022 en de Kamer voor 1 januari 2019 te informeren over de voortgang en de vervolgstappen;verzoekt de regering, ten slotte in de Luchtvaartnota 2020–2050 de ambitie op te nemen synthetische kerosine concurrerend te maken en hiertoe ingesprek te gaan met potentiële private partners en ngo’s,verzoekt de regering, in overleg met alle betrokken partijen erop in te zetten dat biokerosine beschikbaar komt op Schiphol vanaf uiterlijk 2022 en de Kamer voor 1 januari 2019 te informeren over de voortgang en devervolgstappen; verzoekt de regering, ten slotte in de Luchtvaartnota 2020–2050 de ambitieop te nemen synthetische kerosine concurrerend te maken en hiertoe in gesprek te gaan met potentiële private partners en ngo’s,

Minister

Deels behandeld in Kamerstuk 31 409, nr. 219 van 1 april 2019 en Duurzame Luchtvaarttafel. Wordt deels behandeld in Luchtvaartnota (2e helft 2019).

04-07-2018

VAO Vliegveiligheid

29 665-336 verzoekt de regering om, op korte termijn, in het licht van de aanstaande EU-regelgeving, de maximale vlieghoogte voor ROC-light houders te verhogen naar 120 meter, door aanpassing van de Nederlandse regelgeving; verzoekt de regering tevens, bij de implementatie van de nieuwe EU-regelgeving de Kamer te informeren hoe er uitvoering wordt gegeven aan de verplichte kenniseisen door alle dronepiloten en hierbij toetsing van de kenniseisen te betrekken,

Minister

In uitvoering, zodra bekend is welke wijzigingen doorgevoerd gaan worden wordt de Kamer nader geïnformeerd.

04-07-2018

VAO Vliegveiligheid

29 665-340 verzoekt de regering om, samen met de politie, ten behoeve van verbetering van de handhavingsmogelijkheden voor opsporingsambtenaren de huidige statische kaart door te ontwikkelen naar een digitale kaart met real-time- en dynamische informatie,

Minister

Het NLR heeft een Plan van Aanpak opgesteld om deze dynamische dronekaart te realiseren. In de tweede helft van afgelopen jaar zijn er verkennende gesprekken geweest met de beoogde leverancier van de kaart. De opdracht wordt zo snel mogelijk verstrekt.

05-07-2018

VAO Luchtkwaliteit

30 175-300 verzoekt de regering om een internationale schone luchtsamenwerking op te zetten met omringende landen,

Staatssecretaris

In samenwerking en in overleg met secretariaat van Benelux zijn Beneluxlanden (plus Noordrijn-Westfalen (DE) en Pas de Calais (FR) benaderd en wordt ingezet op conferentie begin 2020.

06-07-2018

VAO Luchtkwaliteit

30 175-305 verzoekt de regering om, meer aandacht te besteden aan de negatieve gezondheidseffecten van PM2,5 en dit mee te nemen in het Schone Lucht Akkoord,

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met Kamerstuk 30 175, nr. 339

06-07-2018

VAO Luchtkwaliteit

30 175-307 verzoekt de regering om, bij het inventariseren van mogelijke luchtkwaliteitsmaatregelen over de departementale grenzen heen te kijken, deze extra baten en effecten te onderzoeken en zo mogelijk gezamenlijk uit te voeren,

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met Kamerstuk 30 175, nr. 339

05-07-2018

VAO Water

27 625-437 verzoekt de regering, de Waterwet aan te passen om subsidiëring van maatregelen en voorzieningen ter bestrijding van wateroverlast en daarmee samenhangende onderzoeken uit het Deltafonds mogelijk te maken, zonder dat dit ten koste gaat van noodzakelijke investeringen in de waterveiligheid;

verzoekt de regering, tevens de Kamer bij de begrotingsbehandeling 2019 over het tijdspad te informeren met als doel zo snel mogelijk gestalte te geven aan de aanpassing Waterwet,

Minister

Naar verwachting oktober 2019 naar de Kamer en medio 2020 inwerkingtreding.

04-09-2018

Aanpassingen stalbeoordeling door de Technische adviescommissie Regeling ammoniak en veehouderij

28 973-202 verzoekt de regering de belemmeringen in kaart te brengen die deze bedrijven ervaren; spreekt uit dat alle ondernemers van binnen en buiten de sector een gelijke kans moeten hebben om inzichten en concepten te toetsen zodat ook innovatieve en creatieve ideeën een plaats kunnen krijgen,

Staatssecretaris

De Kamer wordt in het najaar geïnformeerd.

03-10-2018

Wijziging van de Spoorwegwet in verband met de implementatie van de EU-richtlijn betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie

34 914-12 verzoekt de regering om er zorg voor te dragen dat de ILT ruim van tevoren voldoende is toegerust op haar nieuwe taak

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

03-10-2018

Wijziging van de Spoorwegwet in verband met de implementatie van de EU-richtlijn betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie

34 914-14 verzoekt de regering om, in beeld te brengen hoe de implementatie van de door het Europees parlement en de Raad vastgestelde verordeningen met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands personenvervoer per spoor, in België, Duitsland, het VK en Frankrijk plaatsvindt;

verzoekt de regering voorts om, dat beeld naast de voorgestane implementatie in Nederland te leggen en dat aan de Kamer te melden,

Staatssecretaris

De Kamer wordt voor het AO Spoor 19 september 2019 geïnformeerd.

03-10-2018

Wijziging van de Spoorwegwet in verband met de implementatie van de EU-richtlijn betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie

34 914-16 verzoekt de regering om te garanderen dat de invloed van externe factoren op de kwaliteitsverbetering nooit de reden kan zijn voor het niet onderhands gunnen van een concessie

Staatssecretaris

Dit wordt meegenomen in de nieuwe concessie waarbij hier rekening gehouden mee moet worden gehouden.

03-10-2018

Wijziging van de Spoorwegwet in verband met de implementatie van de EU-richtlijn betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie

34 914-15 verzoekt de regering om, in samenspraak met de medeoverheden en kennisinstellingen verschillende opties te onderzoeken waarmee gedurende de looptijd van een concessie gestuurd kan worden op het continu verbeteren van de kwaliteit van de prestaties en dat te borgen in de vast te stellen concessies,

Staatssecretaris

De Kamer wordt in het voorjaar 2020 geïnformeerd.

25-09-2018

VAO MIRT

35 000-A-9 verzoekt de regering binnen de NMCA- en MIRT-systematiek en bij de vorming van het Mobiliteitsfonds de niet-stedelijke regio’s een promi-nente plek te geven,

Minister

De nieuwe NMCA wordt in 2021 gepubliceerd. Voordat de Wet Mobiliteitsfonds aan de Kamer wordt voorgelegd, wordt zij geïnformeerd over de inhoudelijke contouren van het fonds. In deze brief zal ook worden ingegaan op de vormgeving van de volgende NCMA. Deze brief zal waarschijnlijk in Q4 2019 of Q1 2020 worden verzonden.

25-09-2018

VAO MIRT

35 000-A-10 verzoekt de regering om met ProRail en de betrokken regionale overheden in kaart te brengen welke investeringen mogelijk zijn om de dienstregeling op de trajecten Helmond-Eindhoven en de IJssellijn (Zwolle-Arnhem) te verbeteren; verzoekt de regering voorts, de Kamer hierover dit najaar te informeren zodat bij het notaoverleg MIRT vervolgstappen kunnen worden bepaald,

Staatssecretaris

In het kader van Toekomstbeeld OV wordt gekeken op welke manier ook op kortere termijn extra maatregelen mogelijk zijn om in te spelen op vervoersvraag vanuit NMCA (waaronder op de trajecten Helmond-Eindhoven en de IJssellijn). ProRail voert deze analyse uit en eerste inzichten worden na de zomer 2019 verwacht.

25-09-2018

VAO MIRT

35 000-A-11 verzoekt de regering, met de betrokken regionale overheden voorbereidingen te treffen, zodat in de MIRT-najaarsronde 2018 op basis van cofinanciering tot besluitvorming kan worden gekomen over de trajecten Sneek-Leeuwarden en Zwolle-Enschede,

Staatssecretaris

In BO MIRT najaar 2018 en het BO Spoor Noord van 24 mei 2019 is over de kwartierdienst op Sneek-Leeuwarden afgesproken: Rijk en regio (provincie Fryslân) stellen ter uitvoering van de alternatieve kwartierdienst ieder een bijdrage beschikbaar van 50% en geven ProRail de opdracht om de maatregelen voor de alternatieve kwartierdienst te realiseren, vooruitlopend op de uitvoering van de definitieve situatie (met o.a. het projectonderdeel «emplacement Leeuwarden»). Het afgesproken onderzoek naar de brede problematiek op Zwolle-Enschede is nog gaande.

25-09-2018

VAO MIRT

35 000-A-15 verzoekt de regering om, de effecten van de Beter Benutten-maatregelen op de Noordelijke Maaslijn (Venray-Nijmegen), die per september 2018 ingaan, te monitoren en de Kamer hierover in de MIRT-voorjaarsronde 2019 te informeren,

Staatssecretaris

In de aanstaande MIRT-brief wordt de stand van zaken gemeld. De definitieve rapportage met de effecten van de BB-maatregelen wordt rond de zomer van 2019 verwacht. Daarna zal ik de Kamer informeren over de geconstateerde effecten.

27-09-2018

VAO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi

23 645-679 verzoekt de regering om, de werking van het informatiesysteem, waarover binnen het NOVB afspraken zijn gemaakt te evalueren zodra er voldoende ervaring is opgedaan met de informatiehuishouding, en de Kamer voor het eind van het jaar te informeren over wanneer verwacht wordt dat er voldoende ervaring is opgedaan voor een zinvolle evaluatie,

Staatssecretaris

In de Kamerbrief over Enkelvoudig in- en uitchecken (Kamerstuk 23 645, nr 684) is tevens ingegaan op de informatiehuishouding OV Data, de stand van zaken en de planning van de evaluatie. Toegezegd is de Informatiehuishouding 2e helft 2019 te evalueren zodat begin 2020 een besluit kan worden genomen.

10-10-2018

Wetsvoorstel verwijdering asbest en asbesthoudende producten

34 675-32 verzoekt de regering, om samen met de Vereniging Nederlandse Gemeenten tot een uitvoerbaar plan te komen om handhaving na ingang van het verbod te waarborgen,

Staatssecretaris

De Kamer zal voor het einde van het jaar geïnformeerd worden.

10-10-2018

Wetsvoorstel verwijdering asbest en asbesthoudende producten

34 675-18 verzoekt de regering, het verbod op asbestdaken in te laten gaan op 31 december 2024,

Staatssecretaris

De Kamer zal voor het einde van het jaar geïnformeerd worden.

10-10-2018

Wetsvoorstel verwijdering asbest en asbesthoudende producten

34 675-33 verzoekt de regering, er bij bevoegde gezagen er op aan te dringen om het aantal incidenten van illegale stort van asbest goed te monitoren en de Kamer regelmatig over het landelijk beeld daarvan te informeren; verzoekt de regering, bij de Programmatische Aanpak Asbestdakensanering in te zetten op de effectieve bestrijding door de bevoegde gezagen van het illegaal storten van asbest, daarbij de relevante partijen zoals natuurbeheerders te laten betrekken en het Landelijk Asbestvolgsysteem te benutten.

Staatssecretaris

De Kamer zal voor het einde van het jaar geïnformeerd worden.

10-10-2018

Wetsvoorstel verwijdering asbest en asbesthoudende producten

34 675-28 verzoekt de regering, te onderzoeken hoe ervoor gezorgd kan worden dat zo veel mogelijk asbest verwerkt kan worden tot een nuttige grondstof en hierover de Kamer te informeren

Staatssecretaris

De Kamer zal voor het eind van het jaar geïnformeerd worden.

08-11-2018

Tweede termijn begrotingsbehandeling IenW

35 000-XII-60 verzoekt de regering, bij infrastructurele aanbestedingen CO2-neutraliteit als belangrijke factor op te nemen,

Minister

De Kamer wordt geïnformeerd in de najaarsbrief MIRT.

08-11-2018

Tweede termijn begrotingsbehandeling IenW

35 000-XII-58 verzoekt de regering, zich maximaal in te spannen dat binnen CORSIA fossiel gewonnen olie niet als green alternative fuel kan bestaan,

Minister

Eerstvolgend moment dit aan te kaarten is de ICAO Assembly in sept/okt 2019. Nadien informeren we de Kamer.

08-11-2018

Tweede termijn begrotingsbehandeling IenW

35 000-XII-49 verzoekt de regering, om als Nederland in Europees verband voorop te lopen met de sector door Nederlandse pilots te starten met het beschikbaar stellen van een brandstofprijsvergelijker zichtbaar bij de tankstations en middels een app,

Staatssecretaris

De Europese Commissie heeft een subsidie beschikbaar gesteld voor een consortium van 9 lidstaten om pilots te starten voor het testen van de brandstofprijsvergelijker bij tankstations. Griekenland is trekker van het consortium. Nederland neemt deel. Vanaf 2020 wordt het verplicht deze info te geven bij tankstations.

08-11-2018

Tweede termijn begrotingsbehandeling IenW

35 000-XII-48 verzoekt de regering, in overleg met Schiphol een plan uit te werken tenbehoeve van de luchtvaartnota om de eerste elektrische vliegtuigen tot 2040 – vergelijkbaar met de plannen van Heathrow – vrij te stellen van start- en landingsgelden,

Minister

De Kamer zal na de zomer hierover worden geïnformeerd. Er ligt ook een relatie met de Luchtvaartnota, hoofdstuk over de innovatie en duurzaamheid in luchtvaart moet congruent zijn aan elkaar.

08-11-2018

Tweede termijn begrotingsbehandeling IenW

35 000-XII-47 verzoekt de regering, om afspraken te maken met alle betrokken partijen, bij voorkeur in de vorm van een green deal, over een tijdpad naar zero-emissie taxivervoer,

Staatssecretaris

Een eerste verkenning heeft plaatsgevonden. Bezien wordt hoe samen met betrokken partijen uitvoering aan de motie kan worden gegeven.

08-11-2018

Tweede termijn begrotingsbehandeling IenW

35 000-XII-46 verzoekt de regering, zich in te spannen voor het organiseren van een buitengewone zitting in Nederland van de Internationale Burgerluchtvaart organisatie over accijns op kerosine en daartoe steun te vergaren onder niet minder dan een vijfde van het totale aantal bij het Verdrag van Chicago aangesloten staten,

Minister

De motie is behandeld in Kamerstuk 31 936, nr. 585 waarin conferentie op 20 en 21 juni een eerste stap in de uitvoering van de motie wordt genoemd.

08-11-2018

Tweede termijn begrotingsbehandeling IenW

35 000-XII-45 verzoekt de Minister, om kansrijke projecten voor publiek-private samenwerking aan te wijzen, zodat er private investeringen vloeien naar infrastructuurprojecten die Nederland bereikbaar houden,

Minister

In Kamerstuk 35 000-A, nr. 94 over Voortgang vorming Mobiliteitsfonds gemeld dat op korte termijn zal worden gestart met de proeftuinen en dat deze na verwachting voor het najaar 2019 worden afgerond.

08-11-2018

Tweede termijn begrotingsbehandeling IenW

35 000-XII-37 verzoekt de regering, onderzoek te doen naar kansen en mogelijkheden van private bekostiging van infrastructuurprojecten, dat te doen in overleg met de provincies en de Kamer daarover medio 2019 te informeren,

Minister

De Kamer wordt in het najaar geïnformeerd.

08-11-2018

Tweede termijn begrotingsbehandeling IenW

35 000-XII-36 verzoekt de regering, de kansen van innovatief hoogwaardig openbaar vervoer in beeld te brengen en daarbij in ieder geval de verbinding Utrecht-Breda te betrekken en de Kamer daarover te informeren,

Staatssecretaris

Mede in het kader van het Toekomstbeeld OV en naar aanleiding van de afspraak hierover tijdens het BO MIRT 2018 werken Rijk en regio op dit moment aan een Plan van Aanpak gericht op de verbetering van de OV-verbinding Breda-Gorinchem-Utrecht. Daarbij is nadrukkelijk oog voor mogelijke innovatieve oplossingen en de potentie van deze oplossingen voor andere OV-verbindingen. Op basis van het afgeronde Plan van Aanpak kan worden besloten tot een innovatieve pilot. Het Plan van Aanpak zal in de tweede helft van 2019 worden afgerond.

08-11-2018

Tweede termijn begrotingsbehandeling IenW

35 000-XII-32 verzoekt de regering de positieve effecten van truck platooning nadrukkelijk te betrekken bij het voorkomen van files;

verzoekt de regering voorts een pilot daarmee te starten op de A67

Minister

De Kamer wordt hierover na de zomer over geïnformeerd.

07-11-2018

Stint

29 398-629 verzoekt de regering, om in Europees verband te pleiten voor een Europese typegoedkeuring voor deze categorie bijzondere voertuigen,

Minister

De eerste verkennende gesprekken met de Europese Commissie hebben plaatsgevonden.

21-11-2018

Wijziging van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (34 182)

34 182-19 verzoekt de regering om, samen met de sector te komen tot een nieuwe invulling van de praktijkbegeleiding waarin de behoeften van de rijinstructeurs centraal staan, de dagelijkse praktijk goed wordt gewaarborgd en er geen sprake is van voorspelbare examens,

Minister

Hierover zijn er gesprekken met IBKI, de opleidingsinstituten en de rijschoolbranche. IBKI is in overleg met de branche bezig om de praktijkbegeleiding meer realistisch en praktischer te maken.

21-11-2018

Wijziging van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (34 182)

34 182-20 verzoekt de regering, om samen met de sector de mogelijkheden te onderzoeken om de vijfjaarseis in te voeren in de rijschoolbranche,

Minister

De motie is in uitvoering.

21-11-2018

Wijziging van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (34 182)

34 182-21 verzoekt de regering om, samen met de sector tot stappen te komen om spookrijscholen onmogelijk te maken en rijscholen die hier gebruik van maken aan te pakken

Minister

De Kamer wordt na de zomer geïnformeerd (Q3).

21-11-2018

Wijziging van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (34 182)

34 182-22 verzoekt de regering, op basis van het genoemde overleg te komen tot een voorstel voor een gemakkelijke manier voor leerlingen om het certificaat te controleren, zoals het verplichtstellen van een pasfoto van de houder van het certificaat, en de Kamer hierover te informeren,

Minister

Het onderzoek loopt. In het najaar 2019 wordt de Kamer hierover geïnformeerd.

21-11-2018

Wijziging van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (34 182)

34 182-24 verzoekt de regering om, samen met de sector tot verplichte onderdelen van de theoretische bijscholing te komen, en deze theoretische bijscholing te laten geven door instellingen die door het IBKI zijn aangemerkt als gecertificeerd,

Minister

Dit gesprek met IBKI heeft plaatsgevonden. Dit voorstel wordt nog verder uitgewerkt.

21-11-2018

Wijziging van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (34 182)

34 182-26 verzoekt de regering om, samen met de sector de mogelijkheden voor een rijscholenregister te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren bij de Voorjaarsnota

Minister

In overleg met de branche wordt gekeken hoe en op welke wijze een rijschoolregister vorm kan worden gegeven, en waar dit een aanvulling vormt op de bestaande mogelijkheden.

26-11-2018

WGO Water

35 000-J-8 verzoekt de regering, oog te hebben voor concrete waterprojecten in en rondom Meerssen om zo de schade voor bewoners en ondernemers te verlichten,

Minister

De motie is in uitvoering.

26-11-2018

WGO Water

35 000-J-9 verzoekt de regering, ervoor te waken dat het HHNK (Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier) de versterking van de Markermeerdijken tussen Amsterdam en Hoorn binnen budget en planning houdt en dat daarbij waar mogelijk wordt aangesloten bij het participatie- en verbeteringsproces met omwonenden dat de provinciale staten van Noord-Holland hebben uitgezet,

Minister

De motie is in uitvoering.

26-11-2018

WGO Water

35 000-J-10 verzoekt de regering, één coördinerende Minister met betrekking tot de veenbodemdaling problematiek aan te wijzen; verzoekt de regering voorts, vervolgonderzoek te doen naar de ecologische, sociale en economische gevolgen van veenbodemdaling en daarbij gemeenten, waterschappen en provincies te betrekken,

Minister

De motie is in uitvoering.

26-11-2018

WGO Water

35 000-J-12 verzoekt de regering om, te onderzoeken hoe in het Hoogwaterbeschermingsplan de lessen uit de evaluatie van Ruimte voor de Rivier kunnen worden meegenomen,

Minister

De Kamer wordt voor het WGO Water in november 2019 geïnformeerd over het resultaat.

26-11-2018

WGO Water

35 000-J-17 verzoekt de regering, vergroening te stimuleren door het als een van de criteria op te nemen voor de klimaatadaptiemaatregelen die uitgevoerd zullen worden onder het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie,

Minister

De Kamer wordt voor het WGO Water in november 2019 geïnformeerd over het resultaat

26-11-2018

WGO Water

35 000-J-24 verzoekt de regering om, in gesprek te gaan met de VNG om in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn vanuit de klimaatadaptatieagenda om groene daken te stimuleren,

Minister

De motie is in uitvoering.

29-11-2018

VAO MIRT

35 000-A-31 verzoekt de regering om, het opwaarderen van de N35 tot een 2x2-baans 100 km/u-weg als prioriteit aan te merken,

Minister

De Kamer wordt verwachting na de zomer (Q3) geïnformeerd.

29-11-2018

VAO MIRT

35 000-A-40 verzoekt de regering voorts, om in overleg met betrokkenen te zoeken naar mogelijkheden tot realisatie van de beoogde spoorse maatregelen in en om het emplacement van Venlo,

Staatssecretaris

De Kamer wordt geïnformeerd in de najaarsbrief MIRT.

29-11-2018

VAO MIRT

35 000-A-75 verzoekt de regering, om met de Food Valley regio een (tijdelijke) intercity stop bij Barneveld Noord te onderzoeken alsmede eventuele aanvullende maatregelen;

Staatssecretaris

Een eerste gesprek met NS en ProRail heeft plaatsgevonden, evenals een gesprek met de gemeente Barneveld. Een themasessie met bredere regionale vertegenwoordiging is gepland op 6 juni. Het doel van dit vervolgoverleg is om de haalbaarheid van een (tijdelijke) intercitystop bij Barneveld-Noord verder in kaart te brengen. Naar verwachting kan de kamer over de uitkomsten van dit overleg nog voor het reces worden geïnformeerd via de dienstregelingsbrief.

29-11-2018

VAO MIRT

35 000-A-44 verzoekt de Minister, om samen met de provincie de financiële consequenties in beeld te brengen en deze voor te leggen aan de Kamer; verzoekt de regering, bovendien voor de Voorjaarsnota 2019 in beeld te brengen binnen welke termijn een MIRT-verkenning kan worden gestart,

Minister

Planning beantwoording na de zomer (Q3).

29-11-2018

VAO MIRT

35 000-A-57 verzoekt de regering, om in de verkenningsfase van de ontwikkeling van stationprojecten altijd een ontwerp mee te nemen waarbij een zo hoog mogelijke opbrengst van zonne-energie gerealiseerd wordt,

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

29-11-2018

VAO MIRT

35 000-A-59 verzoekt de regering, om bij aanbestedingen van nieuwe infrastructuurprojecten slimme combinaties met duurzame energiesystemen te stimuleren,

Minister

De Kamer wordt geïnformeerd in de najaarsbrief MIRT.

29-11-2018

VAO MIRT

35 000-A-60 verzoekt de regering, om onafhankelijk onderzoek te laten verrichten om in kaart te brengen hoe het WHO-rapport zich verhoudt tot de huidige (inter)nationale wet- en regelgeving en naar de mogelijkheden om het WHO-rapport te gebruiken ter versterking van het (inter)nationaal beleid en de mogelijke gevolgen daarvan voor de Nederlandse situatie, en de Kamer over de resultaten te informeren,

Staatssecretaris

De Kamer wordt uiterlijk eind 2019 over de uitkomsten geïnformeerd.

29-11-2018

VAO MIRT

35 000-A-76 verzoekt de regering, om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om station Zwolle robuuster te maken zodat verstoringen minder grote gevolgen hebben voor de bereikbaarheid van Noord-Nederland,

Staatssecretaris

In BO MIRT najaar 2018 en het BO

Spoor Noordvan 24 mei 2019 is over de kwartierdienst op Sneek-Leeuwarden afgesproken:

Rijk en regio (provincie Fryslân) stellen ter uitvoering van de alternatieve kwartierdienst ieder een bijdrage beschikbaar van 50% en geven ProRail de opdracht om de maatregelen voor de alternatieve kwartierdienst te realiseren, vooruitlopend op de uitvoering van de definitieve situatie (met o.a. het projectonderdeel «emplacement Leeuwarden»).

Het afgesproken onderzoek naar de brede problematiek op Zwolle-Enschede is nog gaande.

29-11-2018

VAO MIRT

35 000-A-71 verzoekt de regering, de komende jaren in de proeftuinen te zoeken naar mogelijkheden om slimme en duurzame mobiliteitsoplossingen en een multimodale aanpak toe te passen,

Staatssecretaris

In de proeftuinen worden de eerste contouren en de werkwijze van het Mobiliteitsfonds getoetst. De brede afweging van opgaven en oplossingen is onderdeel van die werkwijze. In de proeftuinen onderzoeken we tevens hoe binnen die werkwijze slimme en duurzame mobiliteitsmaatregelen als oplossing voor de mobiliteitsopgaven meegenomen kunnen worden. Het streven is de proeftuinen, afgesproken in BO’s MIRT 2018, af te ronden voor oktober 2019. Eventueel kan daarna nog een verdiepingsslag plaatsvinden. Met de Kamerbrieven over het Mobiliteitsfonds, wordt de kamer ook op de hoogte gehouden over de Proeftuinen.

13-12-2018

VAO Milieuraad

21 501-08-749 verzoekt de regering, in kaart te brengen hoe verschillende Europese landen beleid hebben ingezet om het gebruik van plastic tasjes voor eenmalig gebruik terug te dringen, en te vergelijken hoe effectief deze maatregelen zijn ten opzichte van het Nederlandse beleid en hier de Kamer over te informeren voor 1 april,

Staatssecretaris

Staatssecretaris heeft aangekondigd uitvoering uitgebreide evaluatie van verbod gratis plastic tassen (onderdeel vergelijking met buitenlandse maatregelen), eind van dit jaar afgerond.

13-12-2018

Wet Bodemomgevingswet

34 864-18 verzoekt de regering, om ervoor zorg te dragen dat het beschermings- niveau van de bodemkwaliteit in lagere regelgeving minimaal gelijkwaardig blijft en bij voorkeur wordt verbeterd, en gaat over tot de orde van de dag.

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met Kamerstuk 35 000-J, nr. 33

13-12-2018

Wet Bodemomgevingswet

34 864-13 overwegende dat de VNG zich er zorgen over maakt of dit in het nieuwe stelsel nog wel het geval is; spreekt uit dat dit principe van «de vervuiler betaalt» ook in de nieuwe Omgevingswet uitgangspunt blijft,

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met Kamerstuk 35 000-J, nr. 33

13-12-2018

Wet Bodemomgevingswet

34 864-14 verzoekt de regering, om tijdens het opstellen van het aanvullingsbesluit bodem in overleg te treden met de drinkwaterbedrijven en andere betrokken partijen om te bezien hoe de zorgen over de bescherming van de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater kunnen worden gewaarborgd, en de Kamer tijdig over de uitkomsten van dit overleg te informeren,

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met Kamerstuk 35 000-J, nr. 33

13-12-2018

VAO Nucleaire Veiligheid

25 422-248 Verzoekt de regering te zorgen dat de regionale crisisplannen behorend bij een nucleaire ramp in alle provincies voor 1 april 2019 op orde zijn en gepubliceerd staan op de website van de ANVS

Staatssecretaris

De Kamer wordt in het najaar geïnformeerd.

13-12-2018

VAO Spoorordening

29 984-801 verzoekt de regering tevens, als onderdeel van de financiële paragraaf in kaart te brengen wat de gevolgen zijn voor lopende of toegekende spoorprojecten en de kostenstijging voor decentrale overheden, indien zij na 2021 opdrachtgever zijn voor ProRail,

Staatssecretaris

Uitwerking financiële effecten loopt. Op dit moment worden samen met de decentrale overheden de projecten geïnventariseerd en de effecten in kaart gebracht.

13-12-2018

VAO Spoorordening

29 984-804 verzoekt de regering, parallel aan de voorbereiding van de besluitvorming over het hoofdrailnet in 2020, samen met de provincies de voorbereidingen te treffen die nodig zijn voor de besluitvorming over de decentralisatie van deze lijnen, zodat deze vervolgens zo snel mogelijk kan worden geeffectueerd, rekening houdend met de looptijd van de HRN-concessie en de relevante regionale ov-concessies,

Staatssecretaris

Uitvoering van deze motie vindt plaats in het kader van de besluitvorming over de mogelijke decentralisatie van de 4 sprinterdiensten. Integrale besluitvorming over de ordening staat gepland voor het voorjaar van 2020.

13-12-2018

VAO Spoorordening

29 984-806 verzoekt de regering, om integraal naar de kosten en baten van het decentraal aanbesteden van deze spoorlijnen te kijken en de reiziger centraal te stellen en de meerwaarde voor het spoorgoederenvervoer mee te nemen in toekomstige besluitvorming over het al dan niet aanbesteden van deze spoorlijnen;

Staatssecretaris

Uitvoering van deze motie vindt plaats in het kader van de besluitvorming over de mogelijke decentralisatie van de 4 sprinterdiensten. Integrale besluitvorming over de ordening staat gepland voor het voorjaar van 2020.

20-12-2018

VAO Maritiem

31 409-215 verzoekt de regering, zich maximaal in te spannen het verbod op varend ontgassen door andere landen zo snel mogelijk te laten ratificeren en de Kamer hierover te informeren

Minister

De andere verdragstaten worden bij elke gelegenheid herinnerd aan de noodzaak van een snelle ratificatie. In de laatste werkgroepsvergadering 2-3 april 2019 is de stand van zaken ratificatie besproken en vastgelegd als werkdocument. Dit zal in juni 2019 op de Conferentie van Verdragsluitende Partijen worden aangeboden. Daarmee wordt dit werkdocument openbaar. Stand van zaken is dat alle verdragspartners nog dit jaar zouden kunnen ratificeren, behalve Duitsland die nog tot medio 2020 nodig heeft.

20-12-2018

VAO Maritiem

31 409-207 verzoekt de regering, voor de situatie op het water te kijken naar plekken waar goede triage plaatsvindt en mogelijke oplossingen terug te koppelen naar de Kamer voor het eerstvolgende algemeen overleg Maritiem,

Minister

RWS heeft de vergelijking gemaakt met weg, spoor en luchtvaart. Voorstel is om die vergelijking op te nemen als bijlage bij de verzamelbrief. Alternatieve keuze is om de vergelijking nu niet te versturen maar te wachten tot er een uitkomst van het overleg met bergers, KNRM en Kustwacht is.

20-12-2018

VAO Maritiem

31 409-211 verzoekt de regering, een visie te ontwikkelen op de rol van de havens in zowel de klimaat- als de circulaire transitie,

Minister

De uitvoering van de moties vindt plaats in de Havennota die eind 2019 naar de Kamer zal worden gestuurd.

20-12-2018

VAO Maritiem

31 409-213 verzoekt de regering, voorstellen te doen om te komen tot een helder protocol binnen het kader «de reddingsmaatschappij redt, de bergers slepen en bergen en daarbij in ieder geval in te gaan op een duidelijke triage

Minister

Overleg met KNMR, Kustwacht en Noordgat loop nog. Beantwoording vindt plaats na afronding van de overleggen. Planning: zomer 2019

18-12-2018

VAO Luchtvaart

31 936-536 verzoekt de regering, te onderzoeken hoe in het nieuwe EASA-systeem op basis van risico’s controles kunnen worden uitgevoerd bij niet-Nederlandse luchtvaartmaatschappijen die een AOC hebben van een lidstaat die is aangesloten bij EASA, zodat deze vaker gecontroleerd kunnen worden als daar aanleiding voor is,

Minister

De motie is in uitvoering.

18-12-2018

VAO Luchtvaart

31 936-538 verzoekt de regering, in overleg te treden met de regering van de Belgische federale overheid teneinde de overlast van het vliegveld Luik te beperken en daarbij aan te sturen op een monitoringprogramma om overlast op Nederlands grondgebied de komende jaren in beeld te brengen;

Minister

De motie is afgedaan met brief van 3 juli 2019 inzake Aanpak geluidshinder Eijsden.

18-12-2018

VAO Luchtvaart

31 936-540 verzoekt de regering zich in Europa ervoor in te spannen dat de slotverordening zo wordt gemoderniseerd dat landen bij de verdeling van slots kunnen sturen op duurzaamheid en netwerkkwaliteit,en verzoekt de regering, om de Kamer te informeren hoe binnen de EU-slotverordening op duurzaamheid en netwerkkwaliteit kan worden gestuurd.

Minister

We hebben bij de commissie navraag gedaan over het proces van de herziening van de slotverordening. Zodra de commissie hier meer helderheid over geeft zullen we de Kamer hierover informeren.

18-12-2018

VAO Luchtvaart

31 936-543 verzoekt de regering, om voor de Luchtvaartnota ook een planMER in opdracht te geven die de gevolgen voor milieu, natuur en klimaat goed in kaart brengt,

Minister

Ontwerp Luchtvaartnota wordt na de zomer verstuurd.

18-12-2018

VAO Luchtvaart

31 936-544 verzoekt de regering, om het International lnstitute of Air and Space Law van de Universiteit Leiden of een soortgelijk instituut hierover een onafhankelijk advies uit te laten brengen,

Minister

Momenteel bezig met het aanvragen van de offerte voor het onderzoek. Het is nog niet bekend wanneer de Kamer word geïnformeerd, in elk geval nog in 2019.

18-12-2018

VAO Luchtvaart

31 936-548 verzoekt de regering, om een verdubbeling van het budget voor de governance rondom het omgevingsoverleg als uitgangspunt te nemen in het kader van de Luchtvaartnota 2020–2050,

Minister

Ontwerp Luchtvaartnota wordt na de zomer verstuurd.

18-12-2018

VAO Luchtvaart

31 936-550 verzoekt de regering, in de Luchtvaartnota 2020–2050 een aanpak uit te werken waardoor gedoogvergunningen en het bijbehorende anticiperend handhaven tot een absoluut minimum worden beperkt,

Minister

In uitvoering, wordt meegenomen in de luchtvaartnota. Ontwerp Luchtvaartnota wordt na de zomer verstuurd.

18-12-2018

VAO herziening van het Nederlandse luchtruim

31 936-565 spreekt uit geen autonome groei en geen vracht op Lelystad Airport toe te staan

Minister

Dit (juridisch) instrumentarium vormt een onderdeel van de vormgeving van de verkeersverdelingsregel (VVR) tussen Schiphol en Lelystad Airport. De VVR is genotificeerd bij de Europese Commissie. De Europese Commissie gaat over goedkeuring. Afronding is voorzien na het doorlopen van het Europese- en nationale regelgevingstraject eind 2019.

31-05-2018

VAO Maritiem

31 409-189 verzoekt de regering om, in samenwerking met een kennisinstituut als MARIN onderzoek te doen naar rendabele, onderscheidende en duurzame concepten voor bestaande en nieuwe schepen in de binnenvaart,

Minister

Er is nauwe samenwerking tussen het Ministerie van IenW en het Marin. Mijn ministerie neemt deel aan rijksbrede beleidsontwikkeling voor topsectoren en technologische kennisinstituten en aan strategisch overleg onder leiding van het Ministerie van EZK. Daarnaast worden door IenW rechtsreeks innovatie- en kennisvragen gesteld aan het Marin op basis van een samenwerkingsovereenkomst. Belangrijke thema’s zijn bereikbaarheid, veiligheid en energietransitie/ duurzaamheid. In 2019 wordt gewerkt aan versterking van de vraagsturing en de vernieuwing van de samenwerkingsovereenkomst. In het najaar 2019 zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.

debat

Najaarsnota 19 december 2018

35 095-14 verzoekt de regering, in januari 2019 overleg te voeren met de sector over bioLNG én LNG met de intentie om te komen tot een oplossing, nu de LNG-teruggaafregeling per 1 januari 2019 wordt afgeschaft, en de Tweede Kamer hierover voor eind januari 2019 te informeren,

Staatssecretaris

In overleg met de sector zijn de uitgangspunten voor een stimuleringsregeling overeengekomen. De regeling moet gaan gelden tot en met 31 december 2021 waarbij de regeling met terugwerkende kracht in dient te gaan op 1 januari 2019. De uitgangspunten worden nu snel uitgewerkt zodat de regeling spoedig in werking kan treden.

16-01-2019

gevaren van de uitstoot van houtkachels

28 089-102 verzoekt de regering, om deze maatregelen structureel onderdeel van het luchtkwaliteitsbeleid te laten zijn en de effectiviteit ervan jaarlijks te evalueren, en de Kamer hierover te informeren,

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met Kamerstuk 30 175, nr. 339

16-01-2019

gevaren van de uitstoot van houtkachels

28 089-106 verzoekt de regering, om te onderzoeken en te experimenteren met hoe en in hoeverre overlast van houtkachels, open haarden en allesbranders terug kan worden gedrongen door middel van bronbeleid en daarbij voorbeelden uit het buitenland te betrekken,

Staatssecretaris

Op 30 januari 2019 heeft in Benelux-verband overleg plaatsgevonden waarin onderzoek naar en voorbeelden van houtstookbeleid zijn uitgewisseld.

22-01-2019

TNO rapport Stint

29 398-654 verzoekt de regering, om zo snel mogelijk nadat nieuwe wettelijke toelatingskaders zijn opgesteld, te komen met een voorstel voor de wettelijke verankering van toezicht en handhaving op de categorie bijzondere bromfietsen,

Minister

Het instellen van markttoezicht uitgevoerd door de ILT wordt geregeld in het definitief toelatingskader.

07-02-2019

VAO Externe Veiligheid

28 089-109 verzoekt de regering, om de mogelijkheid te onderzoeken of het wenselijk is het fiscale verschil tussen een opgelegde boete en een opgelegde dwangsom weg te nemen, zodat publieke dwangsommen, mochten die gebaseerd zijn op de Wet milieubeheer, niet meer aftrekbaar van de belastingen zijn,

Staatssecretaris

Financiën heeft het toegezegde onderzoek opgepakt. Indien mogelijk wordt fiscale aftrekbaarheid dwangsommen per Belastingplan 2020 verboden. Deze zomer wordt duidelijk of het kan of niet.

07-02-2019

VAO Externe Veiligheid

28 089-110 verzoekt de regering, om samen met IPO en VNG in beeld te brengen hoe de situatie, aanpak en kosten voor asbestleiendaken verschillen van andere asbestdaken, te bekijken welke gemeentelijke of provinciale subsidieregelingen voor deze doelgroep toegepast kunnen worden, en in overleg met deze partijen uit te werken hoe in aanvulling op het landelijk asbestfonds voor eigenaren van asbestleiendaken via maatwerk een passende oplossing gerealiseerd kan worden,

Staatssecretaris

In het kader van de programmatische aanpak wordt bezien welke aanvullende mogelijkheden er zijn om eigenaren van asbestleien te ondersteunen.

21-02-2019

VAO Internationaal spoor

29 984-817 verzoekt de regering om, voor het einde van 2019 een eerlijke vergelijking mogelijk te maken voor de reiziger op reistijd, prijs en milieu-impact tussen auto, trein en vliegtuig samen met de reisbranche (bijvoorbeeld door het sluiten van een green deal) op trajecten richting de grote Europese steden zoals Brussel, Parijs, Frankfurt en London.

Staatssecretaris

De Kamer wordt voor het einde van het jaar hierover geïnformeerd.

21-02-2019

VAO Internationaal spoor

29 984-818 verzoekt de regering, ten minste jaarlijks voortgang, coördinatie en samenhang van het internationaal spoor met de betrokken provincies te bespreken, en de Kamer over de resultaten verslag te doen,

Staatssecretaris

Planning is om dit mee te nemen in de najaarsronde MIRT.

21-02-2019

VAO Internationaal spoor

29 984-819 verzoekt de regering, bij het onderzoek naar het traject Amsterdam-Berlijn de verschillende routevarianten op een volwaardige manier te onder-zoeken voor de korte, middellange en lange termijn en uitgaande van een optimale combinatie van snelheid en de hoeveelheid stops op dit traject, en de Kamer daarover te informeren,

Staatssecretaris

Onderzoek is in uitvoering. Resultaten voor korte en middellange termijn volgt voor einde 2019. Lange termijn gaat mee in Toekomstbeeld OV, wat nu voorzien is eind 2020.

21-02-2019

VAO Internationaal spoor

29 984-824 Verzoekt de regering om met alle hiervoor relevante partijen in overleg te treden met als inzet met hen afspraken te maken over het uitfaseren van de lijnvluchten tussen Amsterdam en Brussel;

Staatssecretaris

Eind 2019 wordt het Plan van Aanpak waarin dit wordt behandeld naar de Kamer gestuurd

21-02-2019

VAO Internationaal spoor

29 984-821 verzoekt de regering om, te onderzoeken welke nieuwe internationale routes potentieel hebben en wat er nodig is om deze te realiseren, en hierover de Kamer voor de zomer te informeren

Staatssecretaris

De Kamer wordt na de zomer geïnformeerd.

Parlementair agenda punt

12-03-2019

VAO Vrachtwagenheffing

31 305-285 (ipv 278) verzoekt de regering te onderzoeken hoe zowel een verlaging van de autobelasting, zoals de motorrijtuigenbelasting, én de middelen voor innovatie en verduurzaming in het komende wetsvoorstel beiden een gelijkwaardige plek krijgen.

Minister

Wordt meegenomen in de voorbereiding van het wetsvoorstel Vrachtwagenheffing; de Kamer wordt uiterlijk begin 2020, bij indiening wetsvoorstel, geïnformeerd over de wijze waarop met deze motie is omgegaan.

12-03-2019

VAO Vrachtwagenheffing

31 305-282: verzoekt de regering, om bij de voorbereiding van het wetsvoorstel te onderzoeken op welke wijze de gelden beheerd kunnen worden, zodat deze gelden beschikbaar blijven voor besteding aan doelen die in overleg met de transportsector worden bepaald,

Minister

Wordt meegenomen in de voorbereiding van het wetsvoorstel Vrachtwagenheffing; de Kamer wordt uiterlijk begin 2020, bij indiening wetsvoorstel, geïnformeerd over de wijze waarop met deze motie is omgegaan.

12-03-2019

VAO Vrachtwagenheffing

31305-305-283: verzoekt de regering, in aanloop naar het wetsvoorstel ten aanzien van de invoering van de vrachtwagenheffing verschillende varianten voor tariefdifferentiatie uit te werken om emissieloos vrachtvervoer te stimuleren,

Minister

Wordt meegenomen in de voorbereiding van het wetsvoorstel Vrachtwagenheffing; de Kamer wordt uiterlijk begin 2020, bij indiening wetsvoorstel, geïnformeerd over de wijze waarop met deze motie is omgegaan.

14-03-2019

VAO Milieuraad

21 501-08-761 verzoekt de regering, een concreet actieplan met de chemische industrie op te stellen voor het op orde brengen van de REACH-dossiers, en over de voortgang hiervan jaarlijks aan de Kamer te rapporteren,

Staatssecretaris

De Kamer wordt voor het zomerreces geïnformeerd over het actieplan. De planning is om in het najaar een eerste voortgangsrapportage aan de TK te sturen.

08-11-2018

Tweede termijn begrotingsbehandeling IenW

35 000-XII-51 verzoekt de regering, ProRail en NS aan te spreken op de afspraken uit de green deal, met als inzet te bevorderen dat het aantal stations waar afvalscheiding plaatsvindt de komende jaren wordt verhoogd naar ten minste alle IC-stations, en te zorgen dat op deze stations meerdere soorten afval worden gescheiden, waaronder in elk geval plastics,

Staatssecretaris

De Kamer wordt in het najaar geïnformeerd.

17-04-2019

VAO CBR

29 398-681 verzoekt de regering, om het externe onderzoek naar de problemen bij het CBR uit te breiden met de rol van het ministerie bij het ontstaan en oplossen van deze problemen over de afgelopen tien jaar,

Minister

De motie is in uitvoering.

17-04-2019

VAO CBR

29 398-682 verzoekt de regering, om te onderzoeken hoe deze mensen in aanmerking kunnen komen voor maatregelen op maat en compensatie voor de extra gemaakte kosten,

Minister

De motie is in uitvoering.

18-04-2019

VAO Spoor

2984-834 verzoekt de regering, dit te verduidelijken en te borgen in het Toekomstbeeld OV 2040, en de Kamer in de aangekondigde verdiepingsslag over de resultaten te informeren

Staatssecretaris

In het toekomstbeeld OV wordt ingezet op de kracht van het OV. Tussen de steden Amsterdam, Zwolle, Arnhem-Nijmegen, Eindhoven, Breda, Den Haag-Rotterdam, en Utrecht wordt verder ingezet op intensief aanbod van het openbaar vervoer. Op de verbindende assen tussen de Randstad en het Noorden, Oosten en Zuiden van het land wordt verdere kwaliteitsverbetering beoogd. Dit vraagt om maatwerk per as in termen van frequentie, stops en snelheid en hiermee samenhangende strategieën op het gebied van auto, fiets en HOV. In de vervolgfase van het Toekomstbeeld wordt dit meegenomen. De Kamer zal op verschillende momenten geïnformeerd worden over de verdiepingsslag. Afronding van de verdiepingsfase is voorzien eind 2020

18-04-2019

VAO Spoor

29 984-835: verzoekt de regering om als uitwerking van de contouren Toekomstbeeld OV, parallel aan het onderzoek naar het verbeteren van de spoorverbinding met Berlijn, in samenwerking met de regio en relevante partners in Duitsland de alternatieven te onderzoeken voor deze rechtstreekse intercity inclusief de daarbij noodzakelijke infrastructurele maatregelen,

Staatssecretaris

Met ProRail en vervoerders wordt samen gewerkt om de internationale treinreis te verbeteren, waaronder specifiek ook de reis naar Berlijn. In het verdiepingsslag van het Toekomstbeeld OV zullen daarbij ook de mogelijkheden voor de langere termijn worden meegenomen. Dit doen we samen met de regionale partners. De Kamer zal op verschillende momenten geïnformeerd worden over de verdiepingsslag. Afronding van de verdiepingsfase is voorzien eind 2020.

18-04-2019

VAO Spoor

29 984-836 verzoekt de regering, in de onderhandelingen met de NVR het overleg zo spoedig mogelijk te gaan voeren om zo de randvoorwaarden en financiële gevolgen in kaart te brengen van een intercityverbinding via Heerlen naar Aken, en de Kamer hier uiterlijk in het derde kwartaal van 2019 over te informeren,

Staatssecretaris

De Kamer wordt hier uiterlijk in het derde kwartaal van 2019 over geïnformeerd.

18-04-2019

VAO Spoor

29 984-839 verzoekt de regering, om in de modellen voor de markt- en capaciteits-analyse de klimaatopgave mee te nemen als uitgangspunt zodat er een beter beeld ontstaat over de toekomstige vraag naar ov,

Staatssecretaris

In de brief aan de Kamer (Kamerstuk 31 305, nr. 267) is eerder aangegeven dat de uitgangspunten van de modellen aangepast worden zodra het Klimaatakkoord gepresenteerd is.

18-04-2019

VAO Spoor

29 984-841 verzoekt de regering, in overleg met de decentrale overheden, in de najaarsbrief met betrekking tot het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) te schetsen welke stappen de komende jaren al gezet kunnen worden en daarbij aan te geven hoe deze stappen zich verhouden tot de doelen van het Toekomstbeeld OV,

Staatssecretaris

De Kamer wordt met de najaarsbrief MIRT geïnformeerd.

18-04-2019

VAO Spoor

29 984-842 verzoekt de regering, samen met de decentrale overheden, verder in beeld te brengen welke locaties in Nederland op basis van de vervoersvraagkansrijk zijn voor een kwaliteitssprong in het ov-aanbod, bijvoorbeeld als het gaat om frequentie en reistijd, om zo meer mensen een aantrekkelijk alternatief te bieden voor de auto,

Staatssecretaris

Wordt meegenomen in het traject van de NMCA 2021 en Toekomstbeeld OV. In het NMCA traject onderzoeken we intern de mogelijke opties om deze kansen in beeld te brengen. In het kader van toekomstbeeld OV bespreken we kansrijke opties met regionale overheden en nemen we dit mee in het vervolg van het Toekomstbeeld OV.

18-04-2019

VAO Openbaar vervoer en taxi

23 645-691 verzoekt de regering, het voor boa’s in het ov-domein mogelijk te maken te allen tijde op het gehele station, inclusief winkels en andere voorzieningen zoals openbare toiletten, op te kunnen treden ten behoeve van de sociale veiligheid van personeel en reizigers

Staatssecretaris

Alle partijen zijn verzocht een standpunt in te nemen. De conclusie zal opgenomen worden in de Kamerbrief Sociale Veiligheid die rond de zomer wordt verstuurd.

18-04-2019

VAO Openbaar vervoer en taxi

23 645-693 verzoekt de regering, ook andere vervoerders dan NS te betrekken bij de pilot met de App Alert,

Staatssecretaris

NS werkt een sms/appdienst uit waarmee het mogelijk is om overlast te melden. Deze pilot zal rond de zomer «live» gaan en een half jaar duren. Regionale vervoerders zijn betrokken bij de uitwerking en zullen ook van de resultaten op de hoogte worden gebracht.

18-04-2019

VAO Openbaar vervoer en taxi

23 645-697 verzoekt de regering om te streven naar een gelijk speelveld op de taximarkt,

Staatssecretaris

Dit is het uitgangspunt van het rijksbeleid voor taxi. Momenteel zijn we met gemeenten in gesprek over hoe het taxibeleid verder te optimaliseren. Ook een vermeend ongelijk speelveld door aanvullende gemeentelijke regels is daarbij onderwerp van gesprek. Kamer wordt hierover na de zomer en voor het AO OV en Taxi 26 september 2019 geïnformeerd.

18-04-2019

VAO Openbaar vervoer en taxi

23 645-698 verzoekt de regering, om het onderwerp vervoersarmoede en de ontwikkelde indicator hiervoor onder de aandacht te brengen bij de vervoersregio’s;

Staatssecretaris

In het najaar 2019 vinden de landelijke OV en Spoortafels plaats. Dit wordt daar onder de aandacht gebracht.

18-04-2019

VAO Openbaar vervoer en taxi

23 645-700 verzoekt de regering, voor het nieuwe systeem OV-betalen een oplossing voor enkelvoudig in- en uitchecken uit te werken die breder is dan alleen een landelijke uitrol van een app met locatiebepaling, en de Kamer voor september 2019 een update over de uitvoering te sturen,

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

25-04-2019

VAO Stint

29 398-694 verzoekt de regering, vooruitlopend op de uitkomsten van het OVV-rapport zo snel mogelijk een onderzoek te starten naar de veiligheid van en het toezicht op personenvervoer in elektrische bakfietsen of soortgelijke voertuigen en in kaart te brengen welke veiligheidseisen en toezicht eventueel noodzakelijk en mogelijk zijn; verzoekt de regering tevens, de Kamer hier uiterlijk voor 1 oktober 2019 over te informeren,

Minister

De motie is in uitvoering en de Kamer wordt uiterlijk voor 1 oktober geïnformeerd.

25-04-2019

VAO Circulaire Economie

32 852-86 verzoekt de regering, in overleg met de bouwsector en de recyclebranche te onderzoeken op welke wijze bij bouwen en renoveren van gebouwen maximaal kan worden ingezet op recyclebaar bouwen, en de resultaten daarvan aan de Kamer te melden,

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

Parlementair agenda punt

25-04-2019

VAO Circulaire Economie

32 852-90 verzoekt de regering, om te onderzoeken hoe een labelsysteem voor kleding over de milieu-impact tijdens de verkoop laagdrempelig een bijdrage kan leveren aan de circulaire economie,

Staatssecretaris

De Kamer wordt in het najaar geïnformeerd.

Parlementair agenda punt

25-04-2019

VAO Circulaire Economie

32 852-91 verzoekt de regering, om te onderzoeken hoe ook kleine innovatieve startende bouwbedrijven die actief zijn op het terrein van circulair bouwen, in staat kunnen worden gesteld om deel te nemen aan garantieregelingen zoals Woningborg en Bouwgarant,

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

14-05-2019

VAO Vliegveiligheid

29 665-368 verzoekt de regering, onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de voortgang van de implementatie van alle aanbevelingen van de OVV, en dit onderzoek met de Kamer te delen voordat een besluit over de ontwikkeling van Schiphol na 2020 voorligt,

Minister

De motie is in uitvoering.

14-05-2019

Duurzame Luchtvaart

31 936-614 verzoekt de regering, om heldere complete milieugrenzen, zoals de emissies van geluid, broeikasgassen en andere schadelijke stoffen voor de luchtvaart in Nederland op te stellen,

Minister

De motie is in uitvoering.

14-05-2019

VAO Duurzame Luchtvaart

31 936-600 verzoekt de regering, grenswaarden voor de luchtvaart op het gebied van klimaat, leefomgeving en veiligheid te ontwikkelen

Minister

De motie is in uitvoering.

14-05-2019

VAO Duurzame Luchtvaart

31 936-603 verzoekt de regering, bij de verdere uitwerking van het ontwerpakkoord Duurzame Luchtvaart concrete afspraken te maken over een ambitieuze uitrol van elektrisch taxiën op in ieder geval de luchthavens van nationale betekenis, en de Kamer hierover te informeren in de ontwerp Luchtvaartnota,

Minister

De motie is in uitvoering.

14-05-2019

VAO Duurzame Luchtvaart

31 936-615 verzoekt de regering, de Kamer voor de begrotingsbehandeling in het najaar een duidelijk overzicht te verschaffen van de eerder genoemde kostenposten voor de afgelopen en komende vijf jaar,

Minister

De Kamer wordt in het najaar geïnformeerd.

14-05-2019

VAO Duurzame Luchtvaart

31 936-609 verzoekt de regering, zwavelarme kerosine de norm te maken op Nederlandse luchthavens en hiertoe in gesprek te treden met de luchtvaartsector; verzoekt de regering voorts, de Kamer hierover in het derde kwartaal te rapporteren,

Minister

De motie is in uitvoering.

16-05-2019

Debat over het lekken van gifgas door chemiebedrijf Chemours

28 089-132 verzoekt de regering, bij vergunning van directe lozing van 5 kilo GenX, de vergunde indirecte lozing met 5 kilo te verlagen,

Minister + Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

22-05-2019

VAO Luchtvaart

31 936-617 verzoekt de regering om te verkennen hoe minimale vlieghoogtes ook handhaafbaar kunnen worden vastgelegd voor de verschillende Nederlandse vliegvelden en de Kamer hierover te informeren

Minister

De motie is in uitvoering.

22-05-2019

VAO Luchtvaart

31 936-627 verzoekt de regering, om samen met de kosten en heffingen voor de Nederlandse luchtvaart ook de kostenposten van het Nederlandse spoor in kaart te brengen met een benchmark van deze kostenposten voor beide sectoren in Duitsland, Groot-Brittannië en Frankrijk,

Minister

De motie is in uitvoering.

22-05-2019

VAO Luchtvaart

31 936-628: verzoekt de regering, voor de zomer de brief over de toekomst van Schiphol naar de Kamer te sturen en daarin uiteen te zetten op welke wijze er een substantiële vermindering van het aantal nachtvluchten kan plaatsvinden, inclusief de lessen uit nachtregimes in het buitenland

Minister

De motie is afgedaan met brief van 5 juli 2019 inzake Ontwikkeling Schiphol en hoofdlijnen Luchtvaartnota.

29-05-2019

Rapport van de Algemene Rekenkamer over cybersecurity van vitale waterwerken

30 821-75: verzoekt de regering, om de effecten op andere vitale sectoren van een cyberaanval op waterwerken in 2019 in beeld te brengen en daarbij voorstellen te doen om geëigende maatregelen te nemen om die gevolgen te voorkomen dan wel te mitigeren,

Minister

De motie is in uitvoering.

29-05-2019

Rapport van de Algemene Rekenkamer over cybersecurity van vitale waterwerken

30 821-76: verzoekt de regering, de uitvoering van de onderschreven aanbevelingen voor de zomer van 2020 te evalueren en de resultaten aan de Kamer te melden,

Minister

De Kamer wordt in het najaar van 2020 geïnformeerd.

29-05-2019

Rapport van de Algemene Rekenkamer over cybersecurity van vitale waterwerken

verzoekt de regering concreet aan te geven welke acties zij onderneemt om de doelen die eind 2017 al behaald hadden moeten zijn, alsnog te behalen, indien dit nodig blijkt de benodigde middelen hiervoor vrij te maken en de Kamer zo spoedig mogelijk te informeren,

Minister

De Kamer wordt in het najaar geïnformeerd.

29-05-2019

Rapport van de Algemene Rekenkamer over cybersecurity van vitale waterwerken

30 821-79: verzoekt de regering, het doen van een volwaardige pentest op de industriële automatiseringssystemen van de vitale waterwerken een integraal onderdeel te laten uitmaken van de cybersecuritymaatregelen bij alle vitale waterwerken,

Minister

De Kamer wordt in het najaar geïnformeerd.

13-06-2019

VAO Toezicht en handhaving

32 861-50: verzoekt de regering, om er zorg voor te dragen dat naast de prioriteiten met grote risico’s er altijd ook voldoende aandacht is voor de wettelijk verplichte handhavingstaken van de ILT,

Minister

De motie is in uitvoering.

13-06-2019

VAO Onderhoud Wegen en bruggen

35 000-A-100: verzoekt de regering, om de mogelijkheid tot omgekeerd aanbesteden waar mogelijk mee te nemen bij openbare aanbestedingen,

Minister

De motie is in uitvoering.

13-06-2019

VAO Onderhoud Wegen en bruggen

35 000-101: Verzoekt de regering de resultaten van dat onderzoek met de Tweede Kamer voor 1 januari 2020 te delen,

Minister

De Kamer wordt voor het einde van het jaar geïnformeerd.

13-06-2019

VAO Onderhoud Wegen en bruggen

35 000-102: verzoekt de regering om met een plan te komen dat ervoor zorg draagt dat Rijkswaterstaat zowel op de korte als de lange termijn over voldoende goed opgeleid personeel kan beschikken om alle noodzakelijke taken te kunnen uitvoeren;

Minister

De motie is in uitvoering.

19-06-2019

VAO Externe Veiligheid

28 089-141: Verzoekt de regering er bij de provincie op aan te dringen dat bij het onderzoek naar de verschillende vergunningen van het Tata Steel complex ook de gezondheidsgevolgen van emissies van ZZS-stoffen in kaart gebracht worden,

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

19-06-2019

VAO Externe Veiligheid

28 089-142: verzoekt de regering, om de Kamer te informeren op welke manier het Rijk de provincie verder kan ondersteunen in het verhogen van het toezicht op Tata, en tevens in kaart te brengen welke middelen het Rijk heeft om effectieve maatregelen af te dwingen,

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

19-06-2019

VAO MIRT

35 000-A-107: verzoekt de regering zo snel mogelijk aan de slag te gaan met de oplossing van deze knelpunten ende Kamer uiterlijk voor het notaoverleg MIRT te informeren over de wijze waarop de realisatie vanknooppunt Hoevelaken opnieuw wordt aanbesteeden wat de planning van de uitvoering gaat worden;verzoekt de regering zich tot het uiterste in tespannen dat het Tracébesluit voor A1/A30Barneveld in 2023 genomen zal worden en indienkansen zich voordoen aansluiting te zoeken metknooppunt Hoevelaken, indien dit niet leidt totvertraging, zodat bepaalde verbeteringen mogelijkgelijktijdig kunnen worden aangebracht,

Minister + Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

19-06-2019

VAO MIRT

35 000-A-108: verzoekt de regering, zich in te zetten dat alle betrokken partijen eenredelijke bijdrage leveren aan de financiering en om na overleg met deFormule 1-organisatie, de provincie en de gemeente zo snel mogelijk deKamer te informeren over concrete voorstellen die binnen de bestaandebudgetten van het Rijk blijven,

Minister + Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

19-06-2019

VAO MIRT

3500-A-115: Verzoekt de regering Zo snel mogelijk uitvoering te geven aan de motie die de N35 tot prioriteit stelde en met de provincie Overijssel tot een sluitende financiering te komen

Minister + Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

19-06-2019

VAO CBR

29 398-712: verzoekt de regering, het SWOV te vragen het onderzoek uit 2011 te actualiseren en met alternatieve voorstellen te komen om tot een werkbare oplossing te komen; verzoekt de regering tevens, in de toezegde brief vóór het zomerreces met een planning hiervoor te komen,

Minister

De motie is in uitvoering.

19-06-2019

VAO CBR

29 398-714: verzoekt de regeling, bij de stelselwijziging de huidige lijst van medische aandoeningen kritisch tegen het licht te houden,

Minister + Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

27-06-2019

Jaarverslagen Infrastructuur en Waterstaat

35 200-11: verzoekt de regering, met ingang van het jaarverslag 2019 een integrale bijlage instandhouding op te nemen, waarin de gerealiseerde bedragen instandhouding, zowel regulier onderhoud als vervanging en renovatie, worden gepresenteerd inclusief de daarmee verband houdende omvang van het uitgesteld en achterstallig onderhoud,

Minister + Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

27-06-2019

Jaarverslagen Infrastructuur en Waterstaat

35 200-12: verzoekt de regering, om de kwaliteit van beleidsdoorlichtingen te verbeteren en daarbij de eerder geuite kritiek hierin mee te nemen,

Minister + Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

27-06-2019

Jaarverslagen Infrastructuur en Waterstaat

35 200-15: verzoekt de regering zich in te spannen dat het «EU-actieplan circulaire economie 2.0» afspraken en maatregelen bevat om de preventie en het hergebruik plastic in de breedte te stimuleren,

Minister + Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

01-07-2019

Initiatiefnota’s Droge voeten en Veen red je niet alleen van de Leden Bromet en De Groot

35 140-9 verzoekt de regering, om in 2020 al te starten met de ontwikkeling van Integraal Rivier Management en op basis van cofinanciering, urgentie en haalbaarheid waar mogelijk de benodigde middelen vanuit de beleidsreserveringvoor IRM uit het Deltafonds naar voren te halen,

Minister

De motie is in uitvoering.

01-07-2019

Initiatiefnota’s Droge voeten en Veen red je niet alleen van de Leden Bromet en De Groot

35 140-11 verzoekt de regering, de afstemming tussen beide trajecten te verzekeren en in de nieuwe Beleidsnota Drinkwater de samenhang te verankeren,

Minister

De motie is in uitvoering.

01-07-2019

Initiatiefnota’s Droge voeten en Veen red je niet alleen van de Leden Bromet en De Groot

35 140-12 verzoekt de regering een heffing uit te sluiten als instrument om de drinkwatervraag te beïnvloeden,

Minister

De motie is in uitvoering.

01-07-2019

Initiatiefnota’s Droge voeten en Veen red je niet alleen van de Leden Bromet en De Groot

35 140-13 verzoekt de regering, het advies van de Adviescommissie Water niet bij voorbaat over te nemen, maar breed te kijken naar de mogelijkheden van aanpassing van dit stelsel,

Minister

De motie is in uitvoering.

03-07-2019

VSO Milieuraad

21 501-08-781 verzoekt de regering, om in Europa zich ervoor in te zetten om gefluorideerde koolwaterstoffen als groep op te nemen in REACH en specifieke varianten weer af te voeren als deze onschadelijk blijken te zijn,

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

03-07-2019

VSO Ontwerpbesluit maatregelen kleine kunststof drankflessen

30 872-237 verzoekt de regering, op basis van gegevens uit het lopende onderzoek (de telling) de hoeveelheid plastic in het milieu als gevolg van blik in het zwerfafval in kaart te brengen en de Kamer daarover te informeren,

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

03-07-2019

VAO Biotechnologie en kwekersrecht

27 428-359 verzoekt de regering, zich met andere Europese lidstaten in te spannen om de harmonisatie van ggo-regelgeving te agenderen in het kader van het werkprogramma van de nieuwe Europese Commissie, en de Kamer over de uitkomsten hiervan te informeren,

Minister

De motie is in uitvoering.

03-07-2019

VAO Biotechnologie en kwekersrecht

27 428-361 verzoekt de regering, zo veel mogelijk haast te maken met alle mogelijke verbeteringen van het beleid en hiervoor waar nodig met spoed extra capaciteit vrij te maken binnen het RIVM,

Minister

De motie is in uitvoering.

03-07-2019

VAO Maritiem

31 409-243 verzoekt de regering, voor 1 oktober 2019 een toereikende oplossing te vinden en duidelijkheid te verschaffen aan de gehele (internationale) sector om zo Nederland als maritieme natie weer positief op de kaart te zetten,

Minister

De Kamer wordt voor 1 oktober geïnformeerd.

03-07-2019

VAO Maritiem

31 409-244 verzoekt de regering, om samen met andere vaarwegbeheerders spoedig en doortastend geschikte kegelligplaatsen feitelijk te realiseren en de Kamer daarover te informeren,

Minister

De motie is in uitvoering.

03-07-2019

VAO Verkeersveiligheid

29 398-724 verzoekt het kabinet, de gemeente Amsterdam te vragen haar beleidswijziging met betrekking tot snorfietsen eind 2019 te evalueren op in ieder geval:

• de totale incidentele en structurele kosten voor de gemeente en alle (in)directe kosten voor de snorfietsers;

• de verkeersveiligheid voor de snorfietsers;

• de ervaringen van het verbod onder getroffen snorfietsers;

• de effecten op snorfietsgebruik;

• het aantal ongelukken en de ernst daarvan,

Minister

De motie is in uitvoering.

03-07-2019

VAO Verkeersveiligheid

29 398-725 verzoekt de regering, in kaart te brengen hoe groot het probleem is en wat de oorzaken zijn van illegaal opgevoerde elektrische fietsen in Nederland, en uiterlijk voor het AO verkeersveiligheid in december 2019 aan de Kamer aan te geven welke extra maatregelen eventueel nodig zijn om dit probleem tegen te gaan,

Minister

De Kamer wordt voor het AO Verkeersveiligheid 11 december geïnformeerd.

03-07-2019

VAO Verkeersveiligheid

29 398-728 verzoekt de regering, om de brancheorganisaties te verzoeken om gedupeerde leerlingen die een examenreservering hebben bij het CBR te helpen om een lesauto beschikbaar te hebben voor hun examen,

Minister

De motie is in uitvoering.

Toezeggingen bewindspersonen Infrastructuur en Waterstaat

Vindplaats

Omschrijving

Bewindspersoon

Stand van zaken

AO Waterkwantiteit

20-06-2011

De Kamer ontvangt in 2018 de evaluatie van de 50/50% financiering tussen Rijk en waterschappen van het Hoogwaterbeschermingsprogramma

Minister

De Kamer ontvangt in 2018 de evaluatie van de 50/50% financiering tussen Rijk en waterschappen van het Hoogwaterbeschermingsprogramma:

In het NWP (p. 70, 2e kolom vanaf regel 20) is al aan de Tweede Kamer gemeld dat de evaluatie van de afspraken over de financiering is uitgesteld tot 2023.

AO Transportraad

25-05-2016

De Kamer zal worden geïnformeerd over relevante ontwikkelingen ten aanzien van de ITS-richtlijn

Staatssecretaris

Er loopt momenteel een evaluatie. Aan de hand daarvan stelt de EU DG Move eind 2019 een rapportage op, waarna de Kamer zal worden geïnformeerd.

AO Actieagenda Schiphol

07-07-2016

De Staatssecretaris zal verifiëren of de luchtvaartmaatschappijen op Schiphol op dit moment al meer geluidsbeperking (reductie van 20% in plaats van 5%) realiseren dan overeengekomen in het «Convenant hinderbeperking en ontwikkeling Schiphol middellange termijn» en zal de Kamer hierover schriftelijk informeren zodra de MER van Schiphol er is.

Minister

Het MER NNHS is in de afrondende fase. Het MER wordt meegestuurd met de wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol. Het in procedure brengen hiervan is voor najaar 2019 voorzien.

AO Duurzaam en Milieu

18-01-2017

De Staatssecretaris zal vóór de zomer van 2017 een brief aan de Kamer sturen over de evaluatie van TPAC waarin zij ook ingaat op de inrichting van een brede expertcommissie over duurzame biomassa gericht op meerdere stromen.

Staatssecretaris

Het beleid voor duurzaam inkopen van hout hangt samen met ontwikkeling van integrale duurzaamheidskader voor alle biomassa. Dit kader wordt opgeleverd in eerste kwartaal van 2020, waarna besluitvorming plaatsvindt door kabinet.

AO Luchtvaart

23-02-2017

Indien er een bespreking plaats zal vinden tussen de Staatssecretaris en lokale bestuurders rond Schiphol over concrete voorstellen inzake de zorgen van omwonenden over de verkoopbaarheid van hun woningen, zal zij de Kamer hierover na afloop informeren.

Minister

Indien een dergelijke bespreking plaatsvindt zal dit worden meegenomen in de luchtvaartnota.

AO Water

27-11-2017

De Kamer zal in 2018 worden geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar overstromingsrisico's in het grensgebied met Noordrijn-Westfalen.

Minister

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 27 625, nr. 471

AO Scheepvaart

07-12-2017

Eind 2018 ontvangt de Kamer het wetsvoorstel Markttoezicht loodswezen

Minister

De verwachte datum van indiening van het wetsvoorstel bij de Kamer is uiterlijk Q1 2020. De ingangsdatum van het wetsvoorstel is 1 januari 2021.

AO Leefomgeving

14-12-2017

In 2019 zal de Staatssecretaris het herijkte beleidskader infrastructuur voor alternatieve brandstoffen aan de Kamer sturen. Indien mogelijk zal zij dit eerder doen.

Staatssecretaris

In november 2019 moet Nederland rapporteren over de uitvoering van EU richtlijn Infrastructuur Alternatieve Brandstoffen. Na de zomer van 2019 zal de Kamer geïnformeerd worden over de herijking van het nationale beleidskader infrastructuur alternatieve brandstoffen. Dit is in lijn met de rapportageverplichting over de uitvoering van de EU Richtlijn Infrastructuur Alternatieve Brandstoffen aan de Europese Commissie.

AO

Externe Veiligheid

18-01-2018

Als meer bekend is over innovatieve verwerkingsmethodes van asbest, zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.

Staatssecretaris

De Kamer zal aan het eind van 2019 geïnformeerd worden.

AO

Luchtvaart

25-01-2018

De Luchtvaartnota 2020–2040 komt in 2019 naar de Kamer.

Minister

De Luchtvaartnota wordt na de zomer naar de Kamer verstuurd.

AO

Luchtvaart

25-01-2018

Naar verwachting komt de MER Schiphol voor de zomer naar de Kamer.

Minister

De MER Schiphol wordt meegestuurd met het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol voor het najaar 2019.

AO

Circulaire Economie

15-03-2018

De Kamer zal in de loop van het jaar worden geïnformeerd over de recyclingdoelstellingen voor verpakkingen.

Staatssecretaris

De Kamer zal na het zomerreces per brief geïnformeerd worden.

AO

Externe veiligheid

16-05-2018

De Kamer zal jaarlijks worden geïnformeerd over de voortgang van de sanering van het Thermphosterrein.

Staatssecretaris

De Kamer zal na het zomerreces per brief geïnformeerd worden.

AO

Transportraad

d.d. 7 juni 2018

30-05-2018

De vergunningsgrens van 0 kg. voor pakketdiensten.

Minister

De vergunninggrens is in het overleg met sociale partners o.a. in aanloop tot de Transportraad van december 2018 in het kader van het Mobiliteitspakket aan de orde geweest. Dit overleg zal in het najaar, wanneer de trilogen over het Mobiliteitspakket naar verwachting zullen plaatsvinden, worden voortgezet.

AO

Transportraad d.d. 7 juni 2018

30-05-2018

De Kamer wordt geïnformeerd middels een analyse over de knelpunten inzake militaire mobiliteit.

Minister

De Kamer zal na de zomer per brief geïnformeerd worden.

AO Spoor

06-06-2018

In het voorjaar van 2019 komt de Staatssecretaris terug op de vraag van het lid Ziengs (VVD) ten aanzien van kruissubsidies (op stations) op basis van de quick scan van de ACM.

Staatssecretaris

De Kamer zal na de zomer per brief geïnformeerd worden.

AO Spoor

06-06-2018

De Staatssecretaris zal schriftelijk reageren op het actieplan «Denderende banen op het spoor» van D66, aangeboden door het lid Sienot (D66). De Staatssecretaris zal het stuk interdepartementaal bespreken.

Staatssecretaris

De Kamer zal na de zomer per brief geïnformeerd worden.

AO Jaarverslagen Infrastructuur en Waterstaat

20-06-2018

Ten aanzien van de wens van de heer Wassenberg (PvdD) om didecyldimethylammoniumchloride in groene-aanslagreinigers voor particulier gebruik te verbieden evalueert de Staatssecretaris het advies van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen om via etikettering als professionele maatregel te werken. De uitkomst van die evaluatie ontvangt de Kamer.

Staatssecretaris

De uitkomst van de evaluatie ontvangt de Kamer in het najaar van 2020.

AO Water

28-06-2018

De Minister zal in de tweede helft van 2018 de Kamer informeren over het voorstel van de Unie van Waterschappen over het nieuwe belastingstelsel en zal daarbij, naast de vervuiler betaald, ook de begrippen eenvoudig en transparant laten meewegen.

Minister

De studies moeten uiterlijk juni 2019 gereed zijn, definitieve besluitvorming verwacht december 2019. Advies kan dan op zijn vroegst in het voorjaar 2020 met de Kamer worden besproken.

AO Luchtvaart

26-06-2018

Zodra er meer bekend is n.a.v. de gesprekken in Brussel over de aanpassing van de slotverordening, zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.

Minister

Dit onderwerp moet eerst op de agenda komen van de Europese Commissie. (Termijn is 3 a 4 jaar).

AO Luchtvaart

26-06-2018

Als een en ander inzake de secundaire slothandel is uitgekristalliseerd, zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.

Minister

In de context van verdere vormgeving van het selectiviteitsbeleid en de herziening van de slotverordening kom ik hier in het vierde kwartaal van dit jaar op terug

AO Vliegveiligheid

03-07-2018

De Kamer ontvangt een evaluatie van de implementatie van de aanbevelingen van de OVV, het NLR en To70, voordat tot groei van het aantal vliegbewegingen op Schiphol kan worden overgegaan.

Minister

De Kamer ontvangt de evaluatie einde van het jaar 2020.

AO MIRT

27-06-2018

De Kamer wordt voor het notaoverleg MIRT in het najaar van 2018 geïnformeerd over een verbetering van de verbinding van de A4 via de N11 met de A12

Minister

De Kamer zal in het najaar van 2019 geïnformeerd worden.

AO Circulaire Economie

06-09-2018

De Staatssecretaris zegt toe om in gesprek te gaan met de taskforce herijking afvalstoffen en indien mogelijk de tussentijdse resultaten en het laaghangend fruit met de Kamer te delen

Staatssecretaris

De Kamer zal na de zomer per brief geïnformeerd worden.

AO Circulaire Economie

06-09-2018

De Staatssecretaris zegt toe om in gesprek te gaan met de NS over watertappunten op de stations en komt hierop in een brief terug

Staatssecretaris

De Kamer zal na de zomer per brief geïnformeerd worden.

AO Openbaar vervoer, ov-chipkaart en taxi

20-09-2018

In het stelselonderzoek worden ook de arbeidsvoorwaarden in het openbaar vervoer meegenomen. Het resultaat van dit onderzoek wordt verwacht in 2020.

Staatssecretaris

Dit wordt meegenomen in het onderzoek naar de effecten van openbaar aanbesteden van het openbaar vervoer. De onderzoeksopzet is op 6 december 2018 met de Kamer besproken. Het onderzoek wordt in 2019 uitgevoerd en wordt begin 2020 verwacht.

AO Spoor

11-10-2018

In 2020 worden de resultaten van het vervolgonderzoek naar 3kv door NS en ProRail met de Kamer gedeeld.

Staatssecretaris

De Kamer wordt in 2020 geïnformeerd.

AO Leefomgeving

18-10-2018

Begin 2019 zal de Kamer worden geïnformeerd over de voortgang van het onderzoek naar trillingen op het spoor en de technische maatregelen die kunnen worden getroffen.

Staatssecretaris

De Kamer zal na de zomer per brief geïnformeerd worden.

AO Leefomgeving

18-10-2018

De Staatssecretaris vraagt advies bij de landsadvocaat over de juridische mogelijkheden om schade te verhalen bij fabrikanten en zal na dit antwoord de Kamer informeren hierover.

Staatssecretaris

Over een aantal zaken vindt nog nader overleg plaats met de Landsadvocaat. Vooral over het kunnen leggen van een verband tussen een hogere uitstoot van NOx ten gevolge van dieselfraude en de daaruit ontstane schade. Zodra het definitieve advies van de Landsadvocaat is uitgebracht zal ik uw Kamer hierover informeren.

Begrotingsonderzoek Infrastructuur en Waterstaat

31-10-2018

De Minister zal de Kamer volgend jaar informeren over de normen die zij hanteert voor het uitstel van onderhoud.

Minister

De Kamer wordt voor het einde van het jaar geïnformeerd.

Tweede termijn begrotingsbehandeling IenW

08-11-2018

Mevrouw Kröger vroeg of het internationale spoor ook onderdeel kan worden van de beleidsprioriteiten voor komend jaar en of het wordt verankerd in een programma binnen de concessie. Voor een apart programma zie ik geen aanleiding, omdat de ambities rond internationaal vervoer al in de concessieverplichtingen zijn vastgelegd. Maar ik vind de suggestie om internationaal spoorvervoer op te nemen in de jaarlijkse prioriteitenbrief een heel goede suggestie. Daar ben ik dus graag toe bereid. Ik zal de Kamer jaarlijks informeren over internationaal spoorvervoer. Het is ook wel mooi, nu we er een apart debat over hebben, dat we misschien jaarlijks met elkaar de stand opmaken van waar we nu staan en dat ik u jaarlijks een brief stuur over de voortgang op dat terrein.

Staatssecretaris

De Kamer wordt voor het einde van het jaar geïnformeerd.

Tweede termijn begrotingsbehandeling IenW

08-11-2018

Over de Educatieve Maatregel Alcohol (EMA) had ik een motie voorbereid, maar het schriftelijk antwoord was zo duidelijk dat een motie indienen niet meer hoeft. Maar ik heb nog wel een vraag. Zal het onderzoek plaatsvinden in januari 2019 of eind 2019? Het is dus een vraag over de planning wat dat betreft.Verder heeft de heer Von Martels nog gevraagd: wanneer komt het WODC-onderzoek naar de EMA? Dat rapport zal eind 2019 komen. Ik zal dat dan uiteraard aan u doen toekomen.

Minister

Het WODC-rapport zal eind 2019 met de verzamelbrief voorafgaand aan het AO Verkeersveiligheid worden meegezonden.

Tweede termijn begrotings

behandeling IenW

08-11-2018

Dan heeft de heer Van Dijk nog gevraagd naar de appreciatie over de Waddenautoriteit. Die komt begin 2019 naar u toe.

Minister

Deze toezegging is afgedaan met Kamerstuk 29 684, nr. 185

AO Water

26-11-2018

In het voorjaar van 2019 wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang van het Kennisprogramma Klimaatverandering

Minister

Deze toezegging is afgedaan met Kamerstuk 27 625, nr. 471

AO Water

26-11-2018

De Minister zal in gesprek gaan met de verzekeraars over de risico's van klimaatschade en de invulling van verzekeringen bij waterschade. De Minister zal de Kamer hierover voor het algemeen overleg Water in 2019 informeren.

Minister

Deze toezegging is afgedaan met Kamerstuk 27 625, nr. 471

AO Water

26-11-2018

De Minister zal de Kamer informeren over de uitkomsten van haar pogingen om meer landen te betrekken bij de klimaatadaptatietop.

Minister

Deze toezegging is afgedaan met Kamerstuk 27 625, nr. 471

AO Water

26-11-2018

De Minister streeft ernaar om de Kamer begin 2019 te informeren over de voortgang van de vorming van één beheerautoriteit Waddenzee en zal daarnaast de contouren van de beheerautoriteit schetsen in de brief.

Minister

Deze toezegging is afgedaan met Kamerstuk 27 625, nr. 471

AO Water

26-11-2018

Voor het algemeen overleg Water in 2019 zal de Minister de Kamer informeren over de voortgang van de aanpak van de knelpunten in de samenwerking tussen overheden in de afvalwaterketen.

Minister

Deze toezegging is afgedaan met Kamerstuk 27 625, nr. 471

AO Water

26-11-2018

Begin 2019 zal de Minister, na overleg met haar collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Kamer in een brief informeren over de inzet bij de voorlichting rondom het weggooien van medicijnen. Hierbij zal ook het idee van de «breng mij terug»-sticker worden meegenomen.

Minister

Deze toezegging is afgedaan met Kamerstuk 27 625, nr. 471

AO Nucleaire Veiligheid

28-11-2018

De resultaten van de rampenoefening voor het einde van het jaar aan de Kamer doen toekomen.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO MIRT

29-11-2018

De Staatssecretaris bespreekt met NS en ProRail de mogelijkheid van een noodperron bij Barneveld en komt daar schriftelijk op terug.

Staatssecretaris

De Kamer wordt geïnformeerd middels de dienstregelingbrief.

AO MIRT

29-11-2018

De Minister informeert de Kamer over het gesprek dat zij zal voeren over de N35, daarin neemt zij ook de financiën mee. Zij stuurt dit voor de voorjaarsnota van 2019.

Minister

De Kamer wordt na de zomer per brief geïnformeerd.

AO Spoorveiligheid/

ERTMS

04-12-2018

De Staatssecretaris informeert de Kamer per nu jaarlijks per brief over spoorveiligheid en met name de Niet Actief Bewaakte Overgangen (NABO's)

Staatssecretaris

De Kamer wordt voor het einde van het jaar 2019 geïnformeerd.

AO Spoorveiligheid/

ERTMS

04-12-2018

De Kamer ontvangt in het tweede kwartaal van 2019 de resultaten van het overleg over de calamiteitenwegen bij emplacement Kijfhoek.

Staatssecretaris

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 29 893, nr. 240

AO Spoorveiligheid/

ERTMS

04-12-2018

De Kamer ontvangt in het voorjaar van 2019 een schriftelijke reactie op het actieplan van D66 «Denderende banen op het spoor».

Staatssecretaris

De Kamer wordt voor het AO Spoor 25 september geïnformeerd.

AO Maritiem

06-12-2018

De Minister zal nog eens schriftelijk terugkomen op het geschil tussen Noordgat en KNRM.

Minister

Overleg met KNMR, Kustwacht en Noordgat loop nog. Beantwoording vindt plaats na afronding van de overleggen. Planning: zomer 2019

AO Luchtvaart

05-12-2018

Zodra de Minister met de Europese Commissie heeft gesproken over de verkeersverdelingsregel en hierover meer duidelijkheid is, zal de Kamer hierover z.s.m. worden geïnformeerd.

Minister

De verkeersverdelingsregel (VVR) tussen Schiphol en Lelystad Airport is genotificeerd bij de Europese Commissie. De Europese Commissie gaat over goedkeuring. Afronding is voorzien na het doorlopen van het Europese- en nationale regelgevingstraject eind 2019.

AO Luchtvaart

05-12-2018

Medio 2019 krijgt de Kamer de haalbaarheidsstudie toegezonden over de businesscase voor biokerosine.

Minister

De Kamer is over de voortgang van de studie geïnformeerd en daarbij is aangegeven dat deze oktober 2019 gereed is.

AO Luchtvaart

05-12-2018

Zomer 2019 wordt de Kamer geïnformeerd over het nationale actieprogramma voor elektrisch en hybride vliegen.

Minister

De werkzaamheden aan het actieprogramma zijn gaande. Wordt afgerond einde zomer onder voorbehoud dat dan het hoofdstuk over innovatie en duurzaamheid ook klaar is in Luchtvaartnota en er financiering wordt gevonden voor dit actieprogramma.

AO Luchtvaart

05-12-2018

In het kader van de Luchtvaartnota wordt meegenomen hoe emissies boven 3.000 voet (900m) kunnen worden meegenomen in milieueffectrapportages.

Minister

In uitvoering. Ontwerp Luchtvaartnota wordt na de zomer verstuurd.

AO Luchtvaart

05-12-2018

De Kamer zal worden geïnformeerd over de gesprekken van de ILT met de betrokkenen bij Maastricht Aachen Airport.

Minister

De Kamer zal voor het eind van het jaar geïnformeerd worden.

AO Luchtvaart

05-12-2018

Over een aantal maanden komt de detailanalyse over de afhandeling van luchtverkeer uit Luik naar de Kamer.

Minister

De Kamer wordt na de zomer per brief geïnformeerd.

AO Luchtvaart

05-12-2018

De tussenrapportage van het RIVM-onderzoek naar ultrafijnstof komt kort voor het zomerreces naar de Kamer; het eindrapport in 2021.

Minister

De Kamer wordt na de zomer per brief geïnformeerd.

AO Spoorordening

06-12-2018

De Staatssecretaris zegt toe een brief te sturen waarin zij schematisch inzichtelijk maakt wat de financiële implicaties zijn op het moment dat ProRail als zbo een contract zou sluiten. Zij neemt hierin mee welke bevoegdheden ProRail precies heeft.

Staatssecretaris

De Tweede Kamer wordt hierover geïnformeerd bij de ontwerpbegroting 2021.

AO Spoorordening

06-12-2018

Gelijktijdig met het wetsvoorstel om ProRail om te vormen tot zbo ontvangt de Kamer de complete financiële paragraaf.

Staatssecretaris

De Tweede Kamer wordt hierover geïnformeerd bij de ontwerpbegroting 2021.

AO Spoorordening

06-12-2018

De Staatssecretaris stuurt een brief over de positie van stations en de bevoegdheden van NS en ProRail ten aanzien van de exploitatie van winkels in/rond stations.

Staatssecretaris

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2020 geïnformeerd.

AO Spoorordening

06-12-2018

Alle vandaag door de Kamer geleverde suggesties ten aanzien van het onderzoek naar de effecten van aanbesteding in het OV worden door de Staatssecretaris meegenomen. Onder andere zijn genoemd: een vergelijking tussen in- en aanbesteed openbaar vervoer, een financiële vergelijking, een internationale vergelijking (met in elk geval het Verenigd Koninkrijk) en een kwalitatief onderzoek onder medewerkers (niet limitatief).

Staatssecretaris

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2020 geïnformeerd.

AO Verkeersveiligheid

13-12-2018

De Minister van IenW zegt toe om t.a.v. het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 meer informatie te geven aan de Kamer over de speciale regelingen voor specifieke groepen, zoals ouderen en gehandicapten. Het gaat om seniorvriendelijke wegen en over het feit dat de WMO slechts scootmobiels met drie wielen vergoed (in plaats van de stabielere variant met vier wielen).

Minister

De Kamer wordt voor het einde van het jaar geïnformeerd. Met de VNG heeft een gesprek plaatsgevonden in relatie tot de WMO. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd.

AO Verkeersveiligheid

13-12-2018

De Minister van IenW zegt toe met de fabrikanten van scootmobiels te gaan praten over het aanbrengen van een noodknop op scootmobiels en zal de Kamer daarover informeren.

Minister

De gesprekken met de belangrijkste fabrikanten zijn bijna afgerond. Voor het eventueel aanpassen van de technische eisen aan scootmobielen wordt het OVV onderzoek afgewacht, dat najaar 2019 wordt verwacht.

AO Externe Veiligheid

23-01-2019

De Staatssecretaris zal kijken naar de mogelijkheden rondom het omdraaien van bewijslast wanneer er sprake is van milieuovertredingen en de Kamer hierover schriftelijk informeren.

Staatssecretaris

De planning is er op gericht de Kamer tijdig (eind 2019) te informeren.

AO Externe Veiligheid

23-01-2019

De Staatssecretaris zal in gesprek gaan met de Staatssecretaris van financiën over het verschil in de fiscale aftrekbaarheid bij dwangsommen en boetes.

Staatssecretaris

De Staatssecretaris van Financiën zal de Tweede Kamer uiterlijk op Prinsjesdag 2019 over de uitkomsten van dit onderzoek informeren.

AO Externe Veiligheid

23-01-2019

De Staatssecretaris zal een onafhankelijke partij de casus Tata Steel/Harsco laten doorlichten en de Kamer informeren over de lessen die hier uit geleerd kunnen ten aanzien van het VTH-stelsel.

Staatssecretaris

De afdoening van het tweede deel van de toezegging loopt mee met het tweejaarlijks onderzoek naar de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken op grond van de Wabo. De (interne) planning is er op gericht de Kamer tijdig (eind 2019) te informeren.

AO Strategisch Plan Verkeersveiligheid

30-01-2019

De verkenning door het CROW naar de grootste risico's op kruispunten en rotondes komt eind 2019 naar de Kamer. Hierin worden ook innovatieve oplossingen meegenomen.

Minister

De Kamer wordt aan het eind van het jaar over de uitkomsten van het onderzoek geïnformeerd.

AO Internationaal Spoor

06-02-2019

De Staatssecretaris zal in haar volgende brief over het traject Amsterdam – Berlijn verschillende routes onderzoeken voor de korte, middellange en lange termijn. Ook vraagt zij NS nog eens te kijken naar de rijsnelheid en hoeveelheid stops op dit traject.

Staatssecretaris

De beantwoording is meegenomen in de brief BO MIRT in het najaar Kamerstuk 35 000-A- nr. 122

AO Internationaal Spoor

06-02-2019

De Staatssecretaris zegt toe om de mogelijkheid van een Green Deal te bespreken met reizigersorganisaties en de Kamer hierover te informeren.

Staatssecretaris

De Kamer wordt na de zomer per brief geïnformeerd.

AO Internationaal Spoor

06-02-2019

In de volgende brief over internationale OV-verbindingen worden voor zover mogelijk ook de plannen van de regio's betrokken. Ook de mogelijkheid van structureel internationaal overleg wordt hierin meegenomen.

Staatssecretaris

De inzet was om het overleg met de regio’s onder te brengen in de MIRT najaar ronde.

AO Internationaal Spoor

06-02-2019

Voor de zomer van 2019 ontvangt de Kamer de Voortgangsbrief Spoorgoederenvervoer.

Staatssecretaris

De Kamer wordt in het najaar 2019 per brief geïnformeerd.

AO Internationaal Spoor

06-02-2019

De Staatssecretaris zal de Kamer rondom de zomer van 2019 informeren over de voortgang van gesprekken over de Luchtvaartnota op het punt van vervanging van korte vluchten zoals Amsterdam – Brussel.

Staatssecretaris

Hangt samen met het actieplan interactie trein-vliegtuig. Eind 2019 wordt de afweging gemaakt over het schrappen van de vluchten tussen Brussel. De Kamer zal daarna per brief geïnformeerd worden.

AO Internationaal Spoor

06-02-2019

De Staatssecretaris zal de Kamer rondom de zomer van 2019 informeren over de voortgang in de gesprekken met aanbieders van nachttreinen.

Staatssecretaris

De Kamer wordt na de zomer per brief geïnformeerd.

AO Milieuraad

20-02-2019

De Kamer krijgt een reactie op de brandbrief van de boswetenschappers

Staatssecretaris

De toezegging is afgedaan met brief inzake Verslag Milieuraad van 26 juni 2019, die op 4 juli 2019 naar de Kamer is verstuurd.

AO Milieuraad

20-02-2019

De Kamer wordt geïnformeerd over de timing van de evaluatie van de regelgeving t.a.v. plastic tasjes.

Staatssecretaris

De Kamer wordt voor het einde van het jaar per brief geïnformeerd.

AO Vrachtwagenheffing

06-03-2019

De Minister zal voor de terugsluis van de vrachtwagenheffing de mogelijkheden van een fonds nagaan. Zij doet dit voordat het wetsontwerp in consultatie wordt gegeven, dus voor de zomer van 2019.

Minister

De Kamer is hierover geïnformeerd op 26 juni 2019 per brief.

AO Vrachtwagenheffing

06-03-2019

De Minister geeft bij de toezending van het wetsvoorstel (Q1 2020) meer duidelijkheid over de verlaging van de Motorrijtuigenbelasting.

Minister

Wordt verwerkt in het wetsvoorstel voor internetconsultatie. De Kamer wordt per brief geïnformeerd. De Kamer wordt in het voorjaar 2020 per brief geïnformeerd.

AO Vrachtwagenheffing

06-03-2019

De Minister zegt toe na te gaan of er gegevens zijn over de effecten van de vrachtwagenheffing op de verkeersveiligheid vanuit de praktijk in Duitsland en België. Zo ja, dan informeert zij daarover de Kamer voordat het wetsontwerp in consultatie wordt gegeven.

Minister

De Kamer is hierover geïnformeerd op 26 juni 2019 per brief.

AO Leefomgeving

07-03-2019

De Staatssecretaris zal de Kamer voor de zomer 2019 informeren over de voortgang van het onderzoek naar trillingen op het spoor en de technische maatregelen die genomen kunnen worden. Hierbij zal ook de handreiking voor gemeenten en projectontwikkelaars worden betrokken en zal worden ingegaan op situaties waar relatief veel klachten van omwonenden zijn.

Staatssecretaris

Onderzoek van RIVM loopt en in lijn met toezegging wordt rapport in december 2019 verwacht. De Kamer wordt zo spoedig mogelijk hierover geïnformeerd.

AO Leefomgeving

07-03-2019

De Kamer zal, nadat het onderzoek van het RIVM over de effecten van geluid(bronnen) op de gezondheid is afgerond, hierover zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd. Naar verwachting komt het rapport in december 2019.

Staatssecretaris

De Kamer wordt in december per brief geïnformeerd.

AO Leefomgeving

07-03-2019

De Kamer zal voor de zomer worden geïnformeerd hoe het referentiepunt zal worden bepaald op basis van de nieuwe gezondheidsindicatoren in relatie tot het SLA. Dit zal worden meegenomen in de verzamelbrief over dit onderwerp.

Staatssecretaris

Deze toezegging is afgedaan met Kamerstuk 30 175, nr. 339

AO Leefomgeving

07-03-2019

De Staatssecretaris zal een updatebrief sturen over REACH. In deze brief worden de uitkomsten van het gesprek met de ILT, over de aanknopingspunten die zij zien om de dossiers van bedrijven sneller op orde te brengen, meegenomen. In de brief zullen ook de bevingen van de gesprekken over dit onderwerp met de andere bevoegde gezagen meegenomen worden en zal worden gekeken naar het verzoek van het lid Wassenberg (PvdD) over het omkeren van de gevraagde bewijslast.

Staatssecretaris

De updatebrief zal rond 20 juni 2019 worden verstuurd. Naast informatie over dierproeven onder REACH en handhaving registratiedossiers in NL zullen ook andere actuele zaken worden meegenomen.

AO Leefomgeving

07-03-2019

Voor het algemeen overleg Water zal de Kamer een kabinetsreactie ontvangen over het rapport van Natuur en Milieu over de vervuiling van het oppervlaktewater door met name de landbouw.

Staatssecretaris

Deze toezegging is afgedaan met Kamerstuk 27 625, nr. 471

AO CBR

12-03-2019

De Minister stuurt de Kamer een rapportage toe van het aantal tegemoetkomingen van het CBR in de (extra gemaakte) kosten van aanvragers.

Minister

De Kamer wordt voor het einde van 2020 per brief geïnformeerd.

AO CBR

12-03-2019

De Minister stuurt in mei de Kamer een brief toe met daarin de laatste stand van zaken bij het CBR en de resultaten van de validatie door een extern bureau (Galan Groep) van de door het CBR genomen maatregelen. Ook de rol van het ministerie wordt daarin betrokken.

Minister

De Kamer is per brief op 3 juli 2019 geïnformeerd over de toezegging. Hiermee is de toezegging afgedaan.

AO Openbaar vervoer en taxi

21-03-2019

De Kamer ontvangt voor het zomerreces een voortgangsbrief t.a.v. de knelpunten in de taxibranche en mogelijke oplossingen.

Staatssecretaris

De beantwoording wordt meegenomen in een verzamelbrief na het zomerreces en voor het AO Openbaar Vervoer en Taxi van eind september.

AO Openbaar vervoer en taxi

21-03-2019

De Staatssecretaris komt in het kader van het Klimaatakkoord en de behandeling van de doorrekening ervan eind april (door het kabinet) terug op de laadinfrastructuur voor elektrische bussen. (Kroger, GroenLinks)

Staatssecretaris

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 32 813, nr. 342

AO Openbaar vervoer en taxi

21-03-2019

De Kamer ontvangt een afschrift van de intentieverklaring die Translink en het CBS hebben ondertekend. (Schonis, D66)

Staatssecretaris

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 23 645, nr. 707

AO Openbaar vervoer en taxi

21-03-2019

De Staatssecretaris informeert de Kamer over de resultaten van de gesprekken met de Minister van JenV, Openbaar Ministerie, politie en NS over de veiligheid en bevoegdheden op stations en in winkels op stations.

Staatssecretaris

De beantwoording wordt meegenomen in een verzamelbrief na het zomerreces en voor het AO Openbaar Vervoer en Taxi van eind september. In deze brief geven we een algeheel overzicht van sociale veiligheid.

AO Spoor

04-04-2019

In de voortgangsbrief Maatregelenpakket Goederenvervoer die in juni 2019 naar de Kamer komt, zal de Staatssecretaris aandacht besteden aan de tariefsverhoging van ProRail voor het gebruik van rangeerterrein Kijfhoek.

Staatssecretaris

De Kamer wordt in het najaar 2019 per brief geïnformeerd.

AO Spoor

04-04-2019

Voor de zomer neemt de Staatssecretaris een besluit ten aanzien van de IC-dienst Heerlen – Aken en informeert zij daarover de Kamer.

Staatssecretaris

De Kamer wordt hierover geïnformeerd eind 2020.

AO Spoor

04-04-2019

Voor de zomer stuurt de Staatssecretaris een voortgangsbrief over de omvorming van ProRail tot zbo.

Staatssecretaris

De Tweede Kamer wordt daarover geïnformeerd bij de OWB 2021.

AO Spoor

04-04-2019

In de HSL-voortgangsrapportage die in oktober 2019 komt een analyse van de verschillen in problematiek tussen de Intercity Direct, de Thalys en de Eurostar. In de rapportage (of in de begeleidende brief) wordt ook ingegaan op de technische onmogelijkheid van de inzet van dubbeldekstreinen en het doorrijden naar Brussel. Voorts wordt een quick scan «spanningssluizen» opgenomen.

Minister

De Kamer wordt in het najaar per brief geïnformeerd.

AO Vliegveiligheid

3-04-2019

Informatie over de voortgang van de monitor integrale veiligheid komt na de zomer naar de Kamer (n.a.v. het lid Bruins).

Minister

De Kamer wordt na de zomer per brief geïnformeerd.

AO Vliegveiligheid

3-04-2019

Bij de halfjaarlijkse voortgangsrapportage wordt de Kamer geïnformeerd over het onderzoek naar het groepsrisico (n.a.v. het lid Kröger).

Minister

De Kamer zal in de voortgangsrapportage voor het zomerreces worden geïnformeerd over de aanpak van het onderzoek naar de ontwikkeling van het groepsrisico rondom Schiphol.

AO Circulaire Economie

11-04-2019

De Staatssecretaris zal samen met de Minister van BZK een brief sturen over de maatregelen die moeten worden getroffen om circulair bouwen verder te bevorderen en knelpunten weg te nemen. De brief komt na de zomer.

Staatssecretaris

De Kamer wordt na de zomer per brief geïnformeerd.

AO Circulaire Economie

11-04-2019

De Kamer zal voor de zomer worden geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek dat de WUR uitvoert.

Staatssecretaris

De Kamer wordt na de zomer per brief geïnformeerd.

AO Circulaire Economie

11-04-2019

Voor de zomer zal de Kamer worden geïnformeerd over de voortgang van het recyclen van de plastic trays bij Flora Holland.

Staatssecretaris

De Kamer wordt na de zomer per brief geïnformeerd.

AO Circulaire Economie

11-04-2019

In de brief over de textielbranche zal specifiek ingegaan worden op de «weeffout» en de motie Dik-Faber en Van Eijs met betrekking tot recyclingfondsen en concrete afspraken in de textielbranche.

Staatssecretaris

De Kamer wordt voor het einde van het jaar per brief geïnformeerd. We gaan in gesprek met de NVRD en VGN en sector uitgedaagd om hierop in te gaan in het sectorplan. We hebben toegezegd deze brief voor het einde van het jaar (ws. december) naar de kamer sturen.

AO Circulaire Economie

11-04-2019

Voor de zomer zal de Staatssecretaris de Kamer informeren over de Green Deal afvalscheiding op stations.

Staatssecretaris

De Kamer wordt na de zomer per brief geïnformeerd.

AO Circulaire Economie

11-04-2019

Eind 2019 ontvangt de Kamer de beleidsreactie over microplastics in het milieu, hierin zal ook het voorbeeld van wasmachines worden meegenomen.

Staatssecretaris

De Kamer zal eind 2019 per brief worden geïnformeerd.

AO Circulaire Economie

11-04-2019

De Kamer zal voor het volgend algemeen overleg Circulaire economie in een verzamelbrief worden geïnformeerd over de vragen van de Kamerleden met betrekking tot VANG, hierbij zal onder andere worden teruggekomen op de KWD-sector en het garanderen van kwaliteit bij afvalrecycling

Staatssecretaris

De Kamer wordt voor het volgende algemeen overleg Circulaire Economie (najaar) per brief worden geïnformeerd.

AO Circulaire Economie

11-04-2019

De eerder toegezegde brief over prikkels bij storten en verbranden van afval zal voor de zomer aan de Kamer worden gestuurd.

Staatssecretaris

De Kamer wordt na de zomer per brief geïnformeerd.

AO Circulaire Economie

11-04-2019

De Staatssecretaris zegt toe om terug te komen op de specifieke problematiek bij kleine bedrijven in relatie tot Weeelabex.

Staatssecretaris

De Kamer wordt na de zomer per brief geïnformeerd.

AO Circulaire Economie

11-04-2019

De Staatssecretaris zegt toe te kijken naar het voorbeeld van Frankrijk met betrekking tot het eerder verbieden van bepaalde plastic producten, zoals wegwerpbestek en rietjes, en zal bekijken hoe hier in Nederland mee omgegaan kan worden.

Staatssecretaris

De Kamer wordt na de zomer per brief geïnformeerd.

AO Verzekeringen taxichauffeurs

17-04-2019

De Staatssecretaris heeft de SWOV verzocht onderzoek te doen naar de ongevallen waarbij taxi's betrokken zijn. Zij verzoekt nog om een onderscheid aan te brengen tussen de bel- en de opstapmarkt. Daar de SWOV dit niet kan doen, zoekt de Staatssecretaris naar andere kennisbronnen. De resultaten van het onderzoek worden rond de zomer verwacht.

Staatssecretaris

De Kamer wordt na de zomer per brief geïnformeerd.

AO Duurzame Luchtvaart (tweede termijn)

18-04-2019

In het kader van de plan-MER voor de luchtvaart zal de Kamer worden geïnformeerd over de mogelijkheid van een CO2-plafond voor de luchtvaart (n.a.v. Kröger, Paternotte).

Minister

Wordt gepresenteerd in de Luchtvaartnota 2e helft 2019

AO Duurzame Luchtvaart (tweede termijn)

18-04-2019

Eind dit jaar ontvangt de Kamer een plan van aanpak voor alternatieven voor de luchtvaart. Hierin zal ook worden ingegaan op de uitvoering van de motie-Kröger (Kamerstuk 29 984, nr. 824) over uitfasering van vluchten naar Brussel.

Minister

De Kamer ontvangt voor het einde van het jaar het plan van aanpak.

AO Duurzame Luchtvaart (tweede termijn)

18-04-2019

De Kamer wordt geïnformeerd over de stapeling van heffingen voor de luchtvaart. Hierbij zal ook een vergelijking worden gemaakt met de trein en worden ingegaan op de kosten per kilometer per mobiliteitstype (n.a.v. Amhaouch, Remco Dijkstra).

Minister

De Kamer wordt voor de Begrotingsbehandeling in het najaar 2019 geïnformeerd.

AO Duurzame Luchtvaart (tweede termijn)

18-04-2019

De Kamer ontvangt voor de zomer een reactie in hoofdlijnen op het Rli-advies «Luchtvaartbeleid: een nieuwe aanvliegroute». Een uitgebreidere reactie komt in het kader van de Luchtvaartnota.

Minister

De Kamer is per brief geïnformeerd op 5 juli 2019.

AO Duurzame Luchtvaart (tweede termijn)

18-04-2019

De Kamer zal worden geïnformeerd n.a.v. de gesprekken met de sector (in de duurzame luchtvaarttafel) over de vraag of uitfasering van zwavelvrije kerosine mogelijk is.

Minister

De eerste bespreking in werkgroep duurzame luchtvaarttafel heeft plaatsgevonden- vergt nader uitwerking en onderzoek.

De Kamer wordt naar verwachting in het najaar geïnformeerd.

AO Duurzame Luchtvaart (tweede termijn)

18-04-2019

De Kamer zal worden geïnformeerd over de vraag of vluchten naar Bonaire kunnen gelden als binnenlandse vluchten, nadat zij dit met de experts aan de duurzameluchtvaarttafel heeft besproken (n.a.v. Paternotte).

Minister

Dit wordt nog geagendeerd aan de duurzame luchtvaarttafel

AO Duurzame Luchtvaart (tweede termijn)

18-04-2019

In het kader van de Luchtvaartnota zal worden ingegaan op de werkgelegenheidseffecten van verduurzaming van de luchtvaart (n.a.v. Gijs van Dijk).

Minister

Voor het einde van het jaar zal de Kamer geïnformeerd worden.

AO Certificering Zeeschepen

23-04-2019

De Minister informeert de Kamer voor het algemeen overleg Maritiem op 29 mei 2019 over de stand van zaken van de aanpassing van de wetgeving over het intrekken van zeebrieven.

Minister

De stand van zaken en het vervolg van de wijziging van de RNZ is in de verzamelbrief van het AO opgenomen. De planning is nu om genoemde stukken in het najaar van 2019 naar de Kamer te sturen.

AO Luchtvaart

25-04-2019

De Kamer zal ten behoeve van het nog te plannen AO in mei over de VVR en Lelystad Airport meer specifiek worden geïnformeerd over de implicaties van het loslaten van de non-interferentie-eis en het flexibel gebruik van het luchtruim van Defensie.

Minister

De Kamer wordt conform toezegging geïnformeerd.

AO Luchtvaart

25-04-2019

De Kamer zal in het kader van de besluitvorming over de toekomst van Schiphol worden geïnformeerd over werkgelegenheidseffecten van de verschillende beleidsopties (n.a.v. Gijs van Dijk).

Minister

De Kamer zal voor het einde van het jaar worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

25-04-2019

In de toegezegde brief voor het zomerreces over de toekomst van Schiphol zal de Minister ook ingaan op de nachtvluchten en wat men kan leren van het buitenland (n.a.v. Paternotte). Ook zal ze hierin ingaan op het interim-voorzitterschap van de ORS en het moment van de besluitvorming over eventuele groei (n.a.v. Kröger).

Minister

Dit ligt nog op schema om voor het reces de Kamer over te informeren, mede bepalend voor de planning is de afronding van een vergelijkend onderzoek van SEO over de situatie op andere Europese hubs.

AO Transportraad

22-05-2019

Nadat het onderzoek van de Europese Commissie naar het verbeteren van informatie voor ov-reizigers (passagiersrechten bij multimodale reizen) gereed is, zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.

Minister

De Kamer zal voor het einde van het jaar worden geïnformeerd.

AO Toezicht en Handhaving

28-05-2019

De Minister zal in de verzamelbrief één beleidsterrein uitwerken waarbij het proces en de invulling aan doelmatigheid en doeltreffendheid zal worden uitgewerkt. Ook zal uiteen worden gezet hoe kwantitatieve en kwalitatieve gegevens worden betrokken.

Minister

De Kamer zal voor het einde van het jaar worden geïnformeerd.

AO Toezicht en Handhaving

28-05-2019

Voor de zomer ontvangt de Kamer een brief waarin op hoofdlijnen wordt ingegaan hoe de extra middelen voor de ILT worden ingezet. Gedetailleerde informatie hierover komt vervolgens in het najaar, met Prinsjesdag, in het meerjarenprogramma. Er zal ook inzichtelijk worden gemaakt welke uitdagingen er zijn en hoe de capaciteit en inzet bij de verschillende programma's uit de IBRA is. Als laatste zal worden aangegeven hoe de ILT invulling geeft aan haar wettelijke verplichtingen.

Minister

De toezegging wordt meegenomen in het MJP dat pas na het zomerreces, met Prinsjesdag, aan de Kamer wordt aangeboden.

29-05-2019

Maritiem

Voor de zomer ontvangt de Kamer de aanzet goederenvervoeragenda. Er wordt ook ingegaan op de manier waarop de modal shift wordt aangepakt

Minister

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

29-05-2019

Maritiem

De vraag over capaciteit bij de inspectie zal worden meegenomen in de brief die bij het AO Toezicht en handhaving van 28 mei 2019 is toegezegd.

Minister

Deze toezegging zal worden meegenomen in de verzamelbrief over de ILT die de Minister na de zomer naar de Kamer stuurt.

04-06-2019

AO Onderhoud wegen en bruggen

De Minister zal de Kamer bij de ontwerpbegroting 2020 informeren over financiele en personele maatregelen op de korte termijn. Zij zal hierin een duidelijke prioritering aanbrengen. Zij zal daarbij voorrang geven aan achterstallig onderhoud en een relatie leggen met de risico-analyse.

Minister

Bij de ontwerpbegroting 2020 informeren over financiële en personele maatregelen op de korte termijn.

04-06-2019

AO Onderhoud wegen en bruggen

Medio 2020 stuurt de Minister haar onderhoudsvisie voor de lange termijn naar de Kamer, waarin ook de zogenoemde boeggolf wordt meegenomen.

Minister

De Kamer wordt medio 2020 geïnformeerd.

04-06-2019

AO Onderhoud wegen en bruggen

De Minister zal werken aan een heldere definiëring waardoor de Kamer beter inzicht zal krijgen in de werkelijke stand van zaken inzake het onderhoud over modaliteiten heen.

Minister

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

05-06-2019

Externe Veiligheid

De vragen die door het lid Van Eijs (D66) zijn gesteld over E-waste zullen worden beantwoord in de Kamerbrief die over handhaving op E-waste aan de Kamer wordt gestuurd.

Staatssecretaris

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

05-06-2019

Externe Veiligheid

In de brief over de financiële zekerheidsstelling, die al eerder is toegezegd aan de Kamer, zal ook worden beschreven voor welk deel van de kolencentrales dit geldt.

Staatssecretaris

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

05-06-2019

Externe Veiligheid

De Kamer zal worden geïnformeerd welke maatregelen de gedeputeerde van de provincie Noord-Holland gaat nemen om de grafietregens bij TataSteel te stoppen. In de brief zal ook worden opgenomen hoe het stelsel van interbestuurlijk toezicht werkt. Als laatste zal uiteen worden gezet wanneer en in welke gevallen de ILT wel en niet juridisch kan ingrijpen.

Staatssecretaris

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

12-06-2019

MIRT

De Minister zal na de gesprekken met de regio's een reactie naar de Kamer sturen op het Deltaplan van de Mobiliteitsalliantie. Ook de Staatssecretaris reageert daarop, voor wat betreft het OV. De reactie komt in principe voor het notaoverleg MIRT in het najaar.

Minister + Staatssecretaris

De Kamer wordt in voor notaoverleg MIRT in het najaar 2019 geïnformeerd.

12-06-2019

MIRT

De Staatssecretaris zegt toe de Kamer voor het algemeen overleg Spoor van 19 september 2019 te informeren over een beleidskader ten aanzien van trillingshinder door de toename van spoorgoederenvervoer.

Staatssecretaris

De Kamer wordt voor het AO Spoor van 19 september 2019 geïnformeerd.

13-06-2019

AO Verkeersveiligheid

De Minister zegt toe aan de heer Stoffer dat zij voor het volgende AO Verkeersveiligheid een brief stuurt waarin aandacht wordt besteed aan de onveiligheid van de N34.

Minister

De Kamer wordt voor het AO Verkeersveiligheid 11 december 2019 geïnformeerd.

13-06-2019

AO Verkeersveiligheid

Voor kerst 2019 stuurt de Minister het ontwerpbesluit «helmplicht snorfiets» naar de Kamer.

Minister

De Kamer wordt voor het kerstreces 2019 geïnformeerd.

13-06-2019

AO Verkeersveiligheid

Voor eind 2019 stuurt de Minister de resultaten van de verkenning van gevaarlijke kruispunten en rotondes naar de Kamer.

Minister

De Kamer wordt voor het kerstreces 2019 geïnformeerd.

13-06-2019

AO Verkeersveiligheid

Nog voor het zomerreces informeert de Minister de Kamer per brief over de stand van zaken ten aanzien van het convenant met de kinderopvangbranche over het gebruik van de Stint of een ander passend vervoermiddel.

Minister

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

13-06-2019

AO Verkeersveiligheid

In het najaar van 2019 stuurt de Minister een brief over de stand van zaken van de lagere regelgeving die is gerelateerd aan de Wet Onderricht Motorrijtuigen (WRM) -inclusief een reactie op de moties.

Minister

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

13-06-2019

AO Verkeersveiligheid

De Minister zegt toe aan de heer Stoffer om voor de begrotingsbehandeling (15-16-17 oktober 2019) terug te komen op de 10 miljoen euro die voortkomt uit het amendement Remco Dijkstra die ten goede komt aan de uitvoering van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid.

Minister

De Kamer wordt voor de begrotingsbehandeling

(15-16-17 oktober 2019) geïnformeerd.

13-06-2019

AO Verkeersveiligheid

Voor het volgend AO (najaar 2019) informeert de Minister IenW de TK over de fietsverlichtingscampagne

Minister

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

13-06-2019

AO Verkeersveiligheid

Voor eind 2019 -mits dan het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) naar het ongeluk met de Stint beschikbaar is- ontvangt de Kamer de resultaten van de verkenning naar breder gemotoriseerd verkeer zoals Light Electric Vehicles (LEV's). Daarbij zit ook de evaluatie van het experiment in Amsterdam van de snorfiets op de rijbaan.

Minister

De Kamer wordt voor het kerstreces 2019 geïnformeerd.

13-06-2019

AO Verkeersveiligheid

De Minister IenW informeert de TK over de uitkomsten van het overleg met Iederin (mensen met een beperking) over oversteken op zebrapaden in relatie tot Smart Moblity.

Minister

De Kamer wordt voor het AO Verkeersveiligheid 11 december 2019 geïnformeerd.

20-06-2019

AO Water

Na de zomer wordt de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de gesprekken aan de versnellingstafels.

Minister

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

20-06-2019

AO Water

In de tweede helft van 2019 wordt de Kamer door de Minister van LNV geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek naar de visserijvrije zone in het Haringvliet.

Minister

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

20-06-2019

AO Water

Na de zomer zal de Minister de Kamer verder informeren over de Blue Deal.

Minister

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

20-06-2019

AO Water

De evaluatie van de beleidsnota Drinkwater zal samen met een concept Beleidsnota in april 2020 aan de Kamer worden gestuurd.

Minister

De Kamer wordt in 2020 geïnformeerd.

20-06-2019

AO Water

De Minister gaat bekijken hoe de informatie over nitraat uit de meetpunten beter benut kan worden om de waterkwaliteit te verbeteren en deze te verbinden aan de KRW.

Minister

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

20-06-2019

AO Water

In het najaar komt de Minister terug op de uitvoering van de motie De Groot over de medicijnverpakkingen en het gesprek met de apothekers.

Minister

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

20-06-2019

AO Water

Voor de zomer ontvangt de Kamer het tijdelijk handelingskader grond en baggerspecie. In de begeleidende brief zal ook worden ingegaan op de beperkingen en verspreidingen van de stoffen in de bodem, waarbij ook de verplichting van het meten van de stoffen zal worden meegenomen.

Minister

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

20-06-2019

AO Water

In de brief, die voorafgaand aan het wetgevingsoverleg Water in november komt, zal de Minister ingaan op de uitwerking van «de dubbele doelstelling» en resultaten in het hoogwaterbeschermingsprogramma.

Minister

De Kamer wordt voor het wetgevingsoverleg Water geïnformeerd.

20-06-2019

AO Water

Voor het wetgevingsoverleg Water ontvangt de Kamer een brief met daarin uitleg over de debietafhankelijkheid van vergunningen.

Minister

De Kamer wordt voor het wetgevingsoverleg Water geïnformeerd.

20-06-2019

AO Water

In de brief over het tijdelijk handelingskader zal ook ingegaan worden op de ontbrekende stoffen uit de 15e voortgangsrapportage van het hoogwaterbeschermingsprogramma bij de Eemdijk.

Minister

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

20-06-2019

AO Spoorveiligheid/

ERTMS

Er zal een externe toetsing plaatsvinden om te bepalen of de aanbevelingen van het BIT voldoende zijn opgevolgd in het programma ERTMS. De Staatssecretaris informeert de Kamer daarover in de volgende voortgangsrapportage ERTMS (in beginsel 1 oktober 2019). Ook de positionering van de CIO wordt hierin meegenomen.

Staatssecretaris

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

20-06-2019

AO Spoorveiligheid/

ERTMS

Voor het algemeen overleg Spoor van 25 september 2019 stuurt de Staatssecretaris haar reactie op het plan van D66: «Denderende banen op het spoor». (Toezegging aan het lid Schonis, D66)

Staatssecretaris

De Kamer wordt voor het AO Spoor 25 september geïnformeerd.

20-06-2019

AO Spoorveiligheid/

ERTMS

In de voorgangsbrief over het Maatregelenpakket Spoorgoederenvervoer die in het najaar komt, zal de Staatssecretaris ingaan op de hoogte van de eigen bijdrage van de vervoerders ten opzichte van bijvoorbeeld de korting op de gebruiksvergoeding.

Staatssecretaris

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

20-06-2019

AO Spoorveiligheid/

ERTMS

De Staatssecretaris gaat na of ProRail een capaciteitsprobleem heeft bij het opruimen van ongevallen op het spoor en informeert de Kamer daarover in een brief. (Toezegging aan het lid Van Aalst, PVV)

Staatssecretaris

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

20-06-2019

AO Spoorveiligheid/

ERTMS

Voor het notaoverleg MIRT van 25 november 2019 stuurt de Staatssecretaris een brief waarin zij duidelijk laat zien hoe het stelsel van spoorwegovergangen er nu uitziet ten opzichte van de ambities zoals verwoord in het toekomstbeeld OV. Inzichtelijk wordt onder meer gemaakt waar economische danwel veiligheidswinst valt te behalen.

Staatssecretaris

De Kamer wordt in voor notaoverleg MIRT in het najaar 2019 geïnformeerd.

26-06-2019 AO Wadden

De Minister van IenW streeft er naar om de Gebiedsagenda Wadden begin 2020 aan de Kamer te sturen.

Minister

De Kamer wordt begin 2020 geïnformeerd.

26-06-2019 AO Wadden

In het najaar zal de Kamer worden geïnformeerd over de visvrije zone bij de sluis Kornwerderzand

Minister

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

27-06-2019 Jaarverslagen Infrastructuur en Waterstaat

Na het zomerreces van 2019 ontvangt de Kamer een brief over het proces ter introductie van het Mobiliteitsfonds.

Minister + Staatssecretaris

De Kamer wordt na het zomerreces geïnformeerd.

27-06-2019 Jaarverslagen Infrastructuur en Waterstaat

In het licht van het gesprek over het hanteren van meetbare beleidsdoelen en -indicatoren wordt de Kamer in het najaar geïnformeerd over de eventuele opvolging van aanbevelingen van het Rijksbrede onderzoek naar verantwoord begroten. De Minister zal de commissie informeren over wat deze aanbevelingen voor Infrastructuur en Waterstaat betekenen en met welke testcases voor meetbare beleidsdoelen en -indicatoren zij zou willen starten.

Minister + Staatssecretaris

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

27-06-2019 Jaarverslagen Infrastructuur en Waterstaat

De Minister zal de Kamer informeren over de afhandeling van het besproken begrotingsincident van onterechte betaling van een of meerdere facturen, waarbij zij ook de maatregelen ter voorkoming daarvan in de toekomst toelicht.

Minister

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

27-06-2019 Jaarverslagen Infrastructuur en Waterstaat

In het najaar ontvangt de Kamer een brief over sociale veiligheid in het openbaar vervoer.

Staatssecretaris

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

27-06-2019 Jaarverslagen Infrastructuur en Waterstaat

Naar aanleiding van de vragen van het lid Kröger zal de Staatssecretaris in het najaar de cijfers ten aanzien van de export van plastic aan de Kamer sturen

Staatssecretaris

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

27-06-2019 Jaarverslagen Infrastructuur en Waterstaat

In het najaar zal de Staatssecretaris de Kamer een brief sturen over de aanpak van asbest, waarin zij de koppeling met verduurzaming betrekt evenals het subsidiefonds dat voor het einde van 2018 al was uitgeput.

Staatssecretaris

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

27-06-2019 Jaarverslagen Infrastructuur en Waterstaat

Na de zomer ontvangt de Kamer het beleidsvoornemen voor hergebruik, recycling en preventie van plastic en de andere doelstellingen van het Besluit beheer verpakkingen.

Staatssecretaris

De Kamer wordt na het zomerreces geïnformeerd.

27-06-2019 Jaarverslagen Infrastructuur en Waterstaat

De Staatssecretaris zal met de VNG in gesprek gaan om te zien wat de mogelijkheden zijn voor de aanpak van wegwerpplastic als onderdeel van de APV-evenementenvergunning. Daarbij zullen de suggesties van de leden Ziengs, Kröger en Van Eijs, zoals over water en alternatieven, worden meegenomen.

Staatssecretaris

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

01-07-2019

Initiatiefnota’s Droge voeten en Veen red je niet alleen van de Leden Bromet en De Groot

De Minister van IenW zal de Kamer informeren over de opzet van de commissie die onderzoek gaat doen naar de geborgde zetel van de waterschappen.

Minister

De Kamer wordt in het najaar 2019 geïnformeerd.

BIJLAGE 4 SUBSIDIEOVERZICHT

Tabel subsidies (bedragen x € 1.000)

Begrotingsartikel

Naam subsidie (regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Laatste evaluatie1 (jaartal) (met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie1 (jaartal)

Einddatum subsidie2 (regeling) (jaartal)

 

cijfers conform Jaarverslag

           

Artikel 11 Integraal Waterbeleid

                     
 

Regeling

                     
   

Subsidieprogramma wereldwijd werken met water: Partners voor Water (HGIS)

– 13

0

0

0

0

0

0

2015

nvt

2015

 
   

Subsidieregeling waterveiligheid en waterzekerheid stedelijke delta's: Partners voor Water (HGIS)

2.985

4.000

1.500

500

0

0

0

nvt

2021

2021

 
   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland – Uitvoeringskosten subsidieregeling stedelijke delta's

1.800

                   
   

Tijdelijke subsidieregeling IGRAC 2016–2021

400

400

400

400

0

0

0

2016

2021

2021

 
   

Tijdelijke subsidieregeling Delta Alliance 2016–2020

0

200

0

0

0

0

 

nvt

2020

2020

 
   

Subsidieregeling voor Ontwikkelingssamenwerking (Unie van Waterschappen, Blue Deal)

700

1.200

1.400

1.400

1.500

0

0

       
 

Overig

                     
   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland – Programma Partners voor Water 4 (HGIS)

5.988

9.841

10.102

11.102

8.802

8.802

8.802

5

 

Begroting

                     
   

Provincie Friesland – Regiecollege Waddengebied

60

60

60

60

60

60

60

2014

**

 
 

Incidenteel

                     
   

Incidentele subsidies 11.01 Algemeen Waterbeleid

150

100

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Stichting Deltares – Bouw GeoCentrifuge

1.030

1.030

1.040

0

0

0

0

*

*

 
   

Incidentele subsidies 11.04 Waterkwaliteit

36

220

180

0

0

0

0

*

*

 
   

Totaal artikel

13.136

17.051

14.682

13.462

10.362

8.862

8.862

       

Artikel 13 Ruimtelijke Ontwikkeling

                     
 

Regeling

                     
   

Tijdelijke subsidieregeling drinkwater BES en rioolwaterzuiveringsinstallatie Bonaire 2018 tot en met 2022

4.991

7.423

2.211

2.211

2.211

2.497

2.497

nvt

2022

2022

 
 

Besluit

                     
   

Besluit financiële bepalingen bodemsanering – Bedrijvenregeling

1.511

4.479

4.045

13.156

17.796

17.719

11.713

2015

2020

2024

 
   

Besluit financiële bepalingen bodemsanering – Collectieve saneringen

800

500

500

500

500

500

500

2015

2020

2024

 
 

Begroting

                     
 

Incidenteel

                     
   

Incidentele subsidies 13.01 Ruimtelijk Instrumentarium

0

0

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Incidentele subsidies 13.02 Geo-informatie

0

0

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Incidentele subsidies 13.03 Gebiedsontwikkelen

0

0

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Incidentele subsidies 13.04 Ruimtegebruik Bodem

0

0

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Totaal artikel

7.303

12.402

6.756

15.867

20.507

20.716

14.710

       

Artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

                     
 

Regeling

                     
   

Subsidieregeling Fietsersbond

582

600

600

600

600

600

600

2016

2021

2021

 
   

Subsidieregeling Dutch Cycling Embassy 2019

100

250

250

0

0

0

0

nvt

2021

2021

 
   

Subsidieregeling Veilig Verkeer Nederland

3.936

3.736

3.736

3.736

3.736

3.736

3.736

2017

2023

2023

3

   

Subsidieregeling SWOV

3.952

3.869

3.869

3.869

3.869

3.869

3.869

2017

2023

2023

3

   

Subsidieregeling Team Alert

750

765

765

764

764

764

764

2017

2023

2023

3

   

Subsidieregeling Wandelnet en Fietsplatform

0

125

0

0

0

0

0

     

3

   

Subsidieregeling Electrische Voertuigen

0

0

0

0

0

0

0

     

3, 4

   

Subsidieregeling Demonstratie Klimaattechnologieën en – innovaties in transport

0

13.944

15.305

8.000

0

0

0

nvt

2022

2021

11

 

Incidenteel

                     
   

Incidentele subsidies 14.01 Netwerk

646

0

0

0

0

0

 

*

*

 
   

Incidentele subsidies 14.02 Veiligheid

25

25

0

0

0

0

 

*

*

 
   

Totaal artikel

9.990

23.314

24.525

16.969

8.969

8.969

8.969

       

Artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor

                     
 

Wet

                     
   

NS – Intercityverbinding Dordrecht-Breda

2.000

760

0

0

0

0

0

     

8

 

Regeling

                     
   

Tijdelijke subsidieregeling spoorgoederenvervoer voor bijzondere omleidingskosten

950

2.779

2.879

2.817

2.879

879

0

nvt

2019

2022

 
   

Prorail – Uitvoeringskosten subsidieregeling spoorgoederenvervoer

121

121

121

121

121

121

0

       
   

Tijdelijke subsidieregeling Stichting Rocov Fryslân inzake consumenteninspraak Friese Waddenveren 2017–2021

12

12

12

12

12

12

12

nvt

2021

2021

 
   

Tijdelijke subsidieregeling SLKT 2017–2018

48

0

0

0

0

0

0

2018

nvt

2018

 
   

Tijdelijke subsidieregeling Stichting CROW inzake OV-Klantenbarometer 2018–2022

250

252

252

252

252

212

212

nvt

2022

2022

 
   

Tijdelijke subsidieregeling stimulering goederenvervoer per spoor

0

14.400

14.600

14.900

13.700

12.400

0

nvt

 

2023

3

 

Begroting

                     
   

Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer (ROVER) – OV-loket 2016–2018

326

322

320

320

320

320

320

**

**

 
   

Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer (ROVER) – Beleidsondersteuning 2016–2018

237

293

285

285

226

226

226

**

**

 
   

Verkeersverbund Rhein-Ruhr – exploitatie Regional Expres 13

250

250

250

250

250

250

250

**

**

 
 

Incidenteel

                     
   

NS Reizigers BV – Sociale Veiligheid

3.600

1.750

0

0

0

0

0

*

*

 
   

NS- Samenloop Twente

0

2.000

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Incidentele subsidies 16.01 Spoor

181

75

0

0

59

59

59

*

*

 
   

Totaal artikel

7.975

23.014

18.719

18.957

17.819

14.479

1.079

       

Artikel 17 Luchtvaart

                     
 

Regeling

                     
   

Subsidieregeling KDC (Knowledge Development Centre)

35

38

38

38

38

38

38

2017

2022

2022

 
   

Regeling Bijdrage onderwerken graanresten

1.510

1.600

1.786

1.803

1.803

0

0

2016

2022

2022

 
 

Begroting

                     
   

Bijdrage Commissie Regionaal Overleg luchthaven Schiphol (CROS) / Omgevingsraad Schiphol (ORS)

369

369

369

369

369

369

369

**

**

 
   

Bijdrage commissies regionaal overleg burgerluchthavens van nationale betekenis

70

140

140

140

140

140

140

**

**

 
   

St. Bevordering Kwaliteit Leefomgeving Schipholregio – Leefomgeving Schiphol

0

1.000

400

400

0

0

0

**

**

 
   

Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. – Corporate Biofuel Programme

200

0

0

0

0

0

 

**

**

 
   

Stichting Klachtentelefoon Luchtverkeer Zuid-Limburg – klachtenbehandeling AWACS-Geilenkirchen, Weeze-Niederrhein en Luik-Bierset

75

75

75

75

75

75

75

**

**

 
   

Stichting Avi-Assist – Luchtvaartveiligheid Zuidoost Afrika

50

50

50

50

50

50

0

**

**

 
 

Incidenteel

                     
   

Incidentele subsidies 17.01 Luchtvaart

100

130

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Dutch Caribbean Air Navigation Service Provider N.V. – Luchtverkeersdienstverlening Bonaire

805

492

477

0

0

0

0

*

*

   
   

Totaal artikel

3.214

3.894

3.335

2.875

2.475

672

622

       

Artikel 18 Scheepvaart en havens

                     
 

Regeling

                     
   

Subsidieregeling innovaties duurzame binnenvaart

74

0

0

0

0

0

0

2018

nvt

2017

3

   

Tijdelijke subsidieregeling innovaties duurzame binnenvaart 2018

1.251

1.052

0

0

0

0

0

2018

2020

2019

3

   

Tijdelijke subsidieregeling NWO onderzoek Topsector Logistiek 2017–2021

6.344

4.104

1.764

0

0

0

0

nvt

2021

2021

4

 

Incidenteel

                     
   

Incidentele subsidies 18.01 Scheepvaart en Havens

314

68

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Totaal artikel

7.982

5.224

1.764

0

0

0

0

       

Artikel 19 Uitvoering Internationaal- en Milieu Beleid

                     
 

Regeling

                     
   

Rijkscofinancieringsregeling Interreg V

698

544

244

244

244

244

244

nvt

2020

2020

 
   

Projectstimuleringsregeling Interreg V

0

0

0

0

0

0

0

nvt

2020

2020

 
 

Incidenteel

                     
   

Incidentele subsidies 19.02 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

51

30

30

6

0

0

0

*

*

 
   

Totaal artikel

748

574

274

250

244

244

244

       

Artikel 20 Lucht en Geluid

                     
 

Incidenteel

                     
   

Incidentele subsidies 20.01 Lucht en geluid

0

0

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Totaal artikel

0

0

0

0

0

0

0

       

Artikel 21 Duurzaamheid

                     
 

Regeling

                     
   

Tijdelijke subsidieregeling Milieu Centraal 2018–2021

956

629

629

629

629

629

629

2015

2020

2021

 
   

Subsidieregeling SMK 2018

150

0

0

0

0

0

0

2014

2020

2018

 
   

Subsidieregeling Demonstratie Klimaattechnologieën en – innovaties in transport

18.068

0

0

0

0

0

0

nvt

2022

2021

11

   

Regeling nationale EZ-subsidies -Bijlage 4.2.1 (Chemische recycling kunststoffen)

576

3.531

0

0

0

0

0

       
   

Subsidieregeling advies bij klimaatneutraal en circulair inkopen (AKCI)

0

1.075

0

0

0

0

0

nvt

2024

2023

 
   

Subsidies samenhangend met het Klimaatakkoord

0

4.954

48.528

8.000

8.000

12.000

12.000

nvt

2022

2022

4

 

Incidenteel

                     
   

Programma CIRCO en Nederland Circulair

310

0

0

0

0

0

0

*

*

 
   

IPO, VNG, UvW en Klimaatverbond – CO2-schaduwbeprijzing

0

1.853

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Nederland Circulair – Versnellingshuis

0

600

600

0

0

0

0

*

*

 
   

St. Nationaal Testcentrum Circulaire Plastics – Realisatie en exploitatie van het Nationaal Testcentrum Circulaire Plastics

600

400

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Incidentele subsidies 21.05 Duurzame Productketens

892

0

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Incidentele subsidies 21.06 Natuurlijk Kapitaal

0

0

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Incidentele subsidies 21.07 Duurzame mobiliteit

545

0

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Totaal artikel

22.097

13.042

49.757

8.629

8.629

12.629

12.629

       

Artikel 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico's

                     
 

Regeling

                     
   

Subsidieregeling verwijderen asbestdaken

25.000

8.800

0

0

0

0

0

nvt

2019

2019

 
   

Subsidieregeling versterking omgevingsveiligheid BRZO-sector

1.029

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

nvt

2021

2021

 
   

Subsidieregeling VeiligheidNL

167

180

180

180

180

180

180

nvt

2022

2022

 
 

Europese regeling

                     
   

EU-project NANoReg

1.135

0

0

0

0

0

0

       
   

EU-project ProSafe

246

0

0

0

0

0

0

       
 

Incidenteel

                     
   

Incidentele subsidies 22.01 Veiligheid Chemische Stoffen

272

265

265

175

175

175

175

*

*

 
   

Belangenvereniging Pyrotechniek Nederland – Safety Deal Vuurwerk

0

0

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Incidentele subsidies 22.03 Veiligheid bedrijven en transport

316

765

1.669

675

675

675

675

*

*

 
   

Totaal artikel

28.166

12.010

4.114

3.030

3.030

3.030

3.030

       

Artikel 97 Algemeen Departement

                     
 

Wet

                     
   

Nederlands Normalisatie Instituut – Normalisatiewerkzaamheden radioactiviteitsmetingen 2013 – 2017

46

0

0

0

0

0

0

9

 

Besluit

                     
   

COVRA N.V. – Onderzoeksprogramma Eindberging Nucleair Afval (OPERA)

128

0

0

0

0

0

0

nvt

2019

2009

 
 

Regeling

                     
   

Subsidieregeling Urban Futures Studio

250

250

250

250

0

0

0

nvt

2023

2021

 
 

Begroting

                     
   

NWO – Programma Duurzame Logistiek

250

0

0

0

0

0

0

**

**

 
   

NWO – Programma Smart Urban Regions of the Future (SURF)

750

750

750

0

0

0

0

**

**

10

   

Van Citters Beheer BV – Sanering Thermphos

16.000

5.000

6.700

0

0

0

0

**

**

 
 

Incidenteel

                     
   

Incidentele subsidies 97.01 Algemeen Departement

40

32

328

474

502

502

502

*

*

 
   

Totaal artikel

17.464

6.032

8.028

724

502

502

502

       
                           
   

Totaal Hoofdstuk XII

118.075

116.557

131.954

80.763

72.537

70.103

50.647

       

Toelichting

  • 1 Een * in deze kolom betreft een incidentele subsidie, een ** een begrotingssubsidie. Voor deze subsidies geldt geen periodieke evaluatieplicht.

  • 2 Bij de subsidies die aangegeven zijn als Begrotingssubsidies en Incidentele Subsidies is geen einddatum aangegeven. Deze posten betreffen diverse subsidies die conform de Awb artikel 4:23 derde lid sub c en sub d worden verleend. Hieraan ligt derhalve geen subsidieregeling aan ten grondslag; een einddatum is niet aan de orde. Bij de Europese Regelingen zijn de evaluatiemomenten en einddatum niet van toepassing. Bij subsidies die rechtstreeks zijn gebaseerd op een formele wet is geen einddatum aangegeven omdat op grond van de vigerende Comptabiliteitswet 2001 geen horizonbepaling is verplicht.

  • 3 Nieuwe regeling. Publicatie voorzien in de tweede helft van 2019.

  • 4 De middelen voor deze subsidie hangen samen met het Klimaatakkoord.

  • 5 De programmamiddelen voor de programma's Partners voor Water worden op het subsidie-artikel verantwoord.

  • 8 Deze subsidie heeft, hoewel rechtstreeks gebaseerd op de Wet Personenvervoer 2000, een incidenteel karakter. Evaluatiemomenten zijn daarom niet opgenomen.

  • 9 Deze subsidie is verstrekt op grond van de Kaderwet EZ-subsidies. Voor eventuele evaluaties wordt verwezen naar de informatie van het Ministerie van Economische Zaken.

  • 10 De voortgangsrapportage voor de Subsidie(regeling) Urban Futures Studio is te vinden op: https://www.uu.nl/sites/default/files/voortgangsverslag_urban_futures_studio_2018–2019_web-small_.pdf

BIJLAGE 5 EVALUATIE- EN OVERIG ONDERZOEK

Artikel 11 – Integraal Waterbeleid

     

11

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Integraal Waterbeleid

2020

2021

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Evaluatie Subsidieregeling HWBP

2019

2020

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA’s

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Ex (dur)ante evaluatie van de Nederlandse plannen voor de KRW

2018

2020

       

Overig onderzoek

Jaarlijkse voortgangsrapportage De staat van ons water

2020

2020

 

Periodieke beoordeling van primaire waterkeringen:

Rapportage eerste beoordelingsronde primaire waterkeringen

2017

2023

 

Toetsing van de Basiskustlijn

2020

2020

 

Jaarevaluatie drinkwatertarieven

(jaarlijks)

2020

2020

Artikel 13 – Bodem en ondergrond

     

13

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Bodem en Ondergrond

2020

2020

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
       

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     
       

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     

3. Overig Onderzoek

     
 

Beleidsevaluatie Kwaliteitsborging Bodem

2019

2020

Artikel 14 – Wegen en verkeersveiligheid

     

14

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

Wegen en verkeersveiligheid

2023

2024

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid ben doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     

3. Overig Onderzoek

     
       

Artikel 16 – Openbaar Vervoer en Spoor

     

16

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

OV en Spoor

2018

2018

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid ben doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     

3. Overig Onderzoek

     
 

Contouren Toekomstbeeld OV 2040

2018

2020

Artikel 17 – Luchtvaart

     

17

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

Luchtvaart

2023

2024

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Monitor netwerkkwaliteit en staatsgaranties

2019

2020

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid ben doelmatigheid van beleid

Benchmark luchthavengelden en overheidsheffingen

2019

2020

2a. MKBA's

Vogelaanvaringen: Evaluatie Convenant Reduceren risico vogelaanvaringen Schiphol 2016–2018

2018

2019

3. Overig Onderzoek

     
       

Artikel 18 – Scheepvaart

     

18

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Scheepvaart en havens

2022

2023

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Eindevaluatie Project Mainport Rotterdam

2019

2020

 

Mobiliteitsbeeld

2020

2020

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid ben doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     

3. Overig Onderzoek

     
       

Artikel 19 – Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

     

20

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

2024

2025

       

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid ben doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltrefeendheid en doelmatigheid

     

3. Overig Onderzoek

     
       

Artikel 20 – Geluid

     

20

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Geluid

2021

2022

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid ben doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltrefeendheid en doelmatigheid

Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit

20181

2021

3. Overig Onderzoek

     
       

Artikel 21 – Duurzaamheid

     

21

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Duurzaamheid

20120

2021

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid ben doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

Monitoring Circulaire Economie

2019

2021

3. Overig

     
 

Duurzaamheid/ Achtergrondinformatie in trends rondom verduurzaming van biomassa voor geselecteerde commodities

2018

2020

 

Voorstel tot herziening criteria inkoop hout in het kader van het inkoopbeleid

2017

2020

       

Artikel 22 – Omgevingsveiligheid en milieurisico’s

     

22

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

2024

2025

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid ben doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltrefeendheid en doelmatigheid

     

3. Overig Onderzoek

     
       

Artikel 23 – Meteorologie, seismologie en aardobservatie

     

23

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

2019

2020

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid ben doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltrefeendheid en doelmatigheid

     

3. Overig Onderzoek

     

Artikel 24 – Handhaving en Toezicht

     
       

24

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

Handhaving en Toezicht

2019

2020

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid ben doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltrefeendheid en doelmatigheid

     

3. Overig Onderzoek

     
X Noot
1

De beleidsdoorlichting Luchtkwaliteit (artikel 20) vindt plaats na afronding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is verlengd tot de beoogde datum van invoering van de omgevingswet (2018).

Toelichting

Bij MIRT projecten en de te nemen voorkeursbeslissingen ligt altijd een MKBA ten grondslag. Deze wordt bij de voorkeursbeslissing openbaar. Over de voortgang van de besluitvorming over MIRT projecten wordt de Tweede Kamer ieder half jaar geïnformeerd via een rapportage.

BIJLAGE 6 OVERZICHTSCONSTRUCTIE MILIEU

In de ministerraad van 24 augustus 2001 is besloten om vanaf de begroting 2003 een Overzichtsconstructie Milieu op te nemen als vervanging van het Milieuprogramma. Dit is een overzicht waarin informatie bijeen wordt gebracht van (onderdelen van) beleidsartikelen van verschillende begrotingen met een milieudoelstelling. In de overzichtsconstructie zijn operationele doelen uit beleidsartikelen van de verschillende departementen opgenomen.

De overzichtsconstructie heeft een informerende functie voor de Staten-Generaal. Op deze wijze wordt het integrale overheidsbeleid op een beleidsterrein zichtbaar gemaakt in één begroting, ook al wordt het beleid door meerdere ministers ontwikkeld en/of uitgevoerd. De individuele ministeriële verantwoordelijkheid blijft daarbij gehandhaafd.

De Overzichtsconstructie Milieu is opgezet volgens de vigerende Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften. Er wordt een overzicht gegeven van alle met milieubeleid in verband staande artikelen en onderdelen bij IenW en andere ministeries. Begrotingsprestaties en -bedragen zijn niet in de overzichtsconstructie opgenomen; in de begrotingen van de ministeries kan de precieze invulling van het operationele doel worden teruggevonden.

De Overzichtsconstructie Milieu kent primair een thematische indeling waarbij is uitgegaan van de kerntaken van het milieubeleid bij het Ministerie van IenW:

  • 1. Klimaatverandering en luchtkwaliteit

  • 2. Duurzaam produceren

  • 3. Verminderen van risico’s van stoffen, straling en GGO’s

  • 4. Versterken van het internationale milieubeleid

  • 5. Leefomgevingskwaliteit

Aangezien een artikelonderdeel kan bijdragen aan meerdere taken, komen sommige onderdelen in de overzichtsconstructie op meerdere plaatsen voor. De overzichtsconstructie bevat geen andere informatie dan in de individuele begrotingen is terug te vinden.

Niet alle ministeries hebben specifieke beleidsdoelstellingen op milieugebied of de milieubijdrage is niet expliciet ondergebracht in een artikelonderdeel:

  • III Algemene Zaken (AZ)

    Algemene Zaken heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen milieu-uitgaven.

  • VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)

    De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beleid en de kaders op het terrein van de bedrijfsvoering van de rijksdienst. Dit betreft onder meer duurzame faciliteiten, duurzame huisvesting en ICT, duurzame mobiliteit en duurzaam inkopen. De uitgaven hiervoor maken onderdeel uit van de begrotingen van departementen zelf.

    Gemeenten en provincies ontvangen van het Rijk verschillende bijdragen voor milieu. Deels staan die uitgaven op de betreffende departementale begrotingen (specifieke uitkering) en deels maken zij onderdeel uit van het Gemeente- (B) en/of het Provinciefonds (C) (algemene uitkering, integratie- of decentralisatie-uitkering). De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is beheerder van beide fondsen; de Staatssecretaris van Financiën is medefondsbeheerder.

  • VIII Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW)

    OCW heeft geen taken en specifieke doelen ten aanzien van milieubeleid. OCW oormerkt geen subsidies of begrotingsbedragen aan milieubeleid.

  • IX Financiën (Fin)

    Financiën heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen significante milieu-uitgaven.

    Voor de volledigheid is voor de fiscale ontvangsten uit de diverse vergroeningsmaatregelen wel een verwijzing in de overzichtsconstructie opgenomen naar het desbetreffende belastingontvangstenoverzicht in bijlage 2 van de Miljoenennota. Er mag overigens geen relatie gelegd worden tussen fiscale ontvangsten en milieu-uitgaven; milieugerelateerde fiscale ontvangsten zijn uit hun aard niet geoormerkt voor milieu-uitgaven.

    Fiscale regelingen ter bevordering van milieudoelstellingen zijn opgenomen in bijlage 6 en 11 van de Miljoenennota en worden ook extracomptabel vermeld in de departementale begrotingen bij het betreffende beleidsartikel.

  • X Defensie (Def)

    Defensie heeft in de begroting voor 2018 geoormerkte uitgaven voor energiebesparende maatregelen voor de bestaande infrastructuur (artikel 6). Daarnaast heeft Defensie niet zichtbare milieu-uitgaven in investerings- en exploitatiebudgetten. Deze niet zichtbare uitgaven betreffen onder andere de (meer)kosten voor inkoop van groene stroom, meerkosten voor duurzaam bouwen en energie-efficiënte apparaten en voertuigen, het bodemsaneringsprogramma en energiebesparende maatregelen op militaire kampementen. Verder zijn er niet zichtbare overige uitgaven onder algemeen (artikel 9) die betrekking hebben op de uitvoering van energie en milieu wetgeving.

Taak 1: Klimaatverandering en luchtkwaliteit

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Artikelonderdeel

Naam artikel(onderdeel)

VII

BZK

4

4.1

Energietransitie en duurzaamheid

XII

IenW

14

14.01

Netwerk

XII

IenW

16

16.01

Openbaar Vervoer en Spoor

XII

IenW

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenW

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenW

20

20.01

Gezonde lucht en tegengaan geluidshinder

XII

IenW

23

23.01

Meteorologie en seismologie

XII

IenW

24

24.01

Handhaving en toezicht

XII

IenW

26

 

Bijdrage investeringsfondsen

XIII

EZK

2

 

Bedrijvenbeleid: innovatief & duurzaam ondernemen

XIII

EZK

4

 

Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

XIV

LNV

11

 

Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel- en visserijsysteem

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastingontvangsten in bijlage 2 van de Miljoenennota

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de fiscale regelingen in bijlage 6 en 11 van de Miljoenennota

Taak 2: Duurzaam produceren

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Artikelonderdeel

Naam artikel(onderdeel)

XII

IenW

11

11.04

Waterkwaliteit

XII

IenW

16

16.01

Openbaar Vervoer en Spoor

XII

IenW

21

21.04

Duurzaamheidsinstrumentarium

XII

IenW

21

21.05

Duurzame Productketens

XII

IenW

21

21.06

Natuurlijk kapitaal

XII

IenW

24

24.01

Handhaving en toezicht

XII

IenW

26

 

Bijdrage investeringsfondsen

XIV

LNV

11

 

Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel- en visserijsysteem

XIV

LNV

12

 

Natuur en biodiversiteit

XVII

BHOS

2

2.2

Water

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de fiscale regelingen in bijlage 6 en 11 van de Miljoenennota

Taak 3: Verminderen van risico’s van stoffen, straling en GGO’s

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Artikelonderdeel

Naam artikel(onderdeel)

XII

IenW

16

16.01

Openbaar Vervoer en Spoor

XII

IenW

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenW

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenW

22

22.01

Veiligheid chemische stoffen

XII

IenW

22

22.02

Veiligheid biotechnologie

XII

IenW

22

22.03

Veiligheid bedrijven en transport

XII

IenW

24

24.01

Handhaving en toezicht

XII

IenW

26

 

Bijdrage investeringsfondsen

XIV

LNV

11

 

Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel- en visserijsysteem

XV

SZW

1

 

Subsidies, opdrachten en bijdrage agentschappen

XV

SZW

6

 

Inkomensoverdrachten

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastingontvangsten in bijlage 2 van de Miljoenennota

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de fiscale regelingen in bijlage 6 en 11 van de Miljoenennota

Taak 4: Versterken van het internationale milieubeleid

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Artikelonderdeel

Naam artikel(onderdeel)

V

BZ

1

1.1

Goed functionerende internationale instellingen met een breed draagvlak

V

BZ

2

2.4

Bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband

V

BZ

3

3.1

Afdrachten aan de Europese Unie

V

BZ

3

3.2

Europees Ontwikkelingsfonds

V

BZ

3

3.3

Een hechtere Europese waardengemeenschap

VII

BZK

4

4.1

Energietransitie en duurzaamheid

XII

IenW

16

16.01

Openbaar Vervoer en Spoor

XII

IenW

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenW

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenW

19

19.02

Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

XII

IenW

24

24.01

Handhaving en toezicht

XII

IenW

26

 

Bijdrage investeringsfondsen

XIII

EZK

2

 

Bedrijvenbeleid: innovatief & duurzaam ondernemen

XIII

EZK

4

 

Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

XIV

LNV

11

 

Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel- en visserijsysteem

XIV

LNV

12

 

Natuur en biodiversiteit

XVI

VWS

1

1.1

Gezondheidsbescherming

XVI

VWS

6

6.4

Sport verenigt Nederland

XVII

BHOS

2

2.1

Voedselzekerheid

XVII

BHOS

1

1.3

Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden

XVII

BHOS

2

2.2

Water

XVII

BHOS

2

2.3

Klimaat

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de fiscale regelingen in bijlage 6 en 11 van de Miljoenennota

Taak 5: Leefomgevingskwaliteit

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Artikelonderdeel

Naam artikel(onderdeel)

VII

BZK

1

1.1

Bestuur en Regio

VII

BZK

1

1.2

Democratie

VII

BZK

3

3.1

Woningmarkt

VII

BZK

5

5.1

Ruimtelijke ordening

XII

IenW

11

11.04

Waterkwaliteit

XII

IenW

13

13.04

Ruimtegebruik bodem

XII

IenW

16

16.01

Openbaar Vervoer en Spoor

XII

IenW

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenW

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenW

20

20.01

Gezonde lucht en tegengaan geluidshinder

XII

IenW

24

24.01

Handhaving en toezicht

XII

IenW

26

 

Bijdrage investeringsfondsen

XIV

LNV

12

 

Natuur en biodiversiteit

XVII

BHOS

2

2.2

Water

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de fiscale regelingen in bijlage 6 en 11 van de Miljoenennota

BIJLAGE 7 AFKORTINGENLIJST

A.

 

ABS

Absolute waarde

ACM

Autoriteit Consument & Markt

AMvB

Algemene Maatregel van Bestuur

ANVS

Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming

AO

Algemeen Overleg

APK

Algemene Periodieke Keuring

AR

Algemene Rekenkamer

AWACS

Airbone Warning And Control Station

AWB

Algemene wet bestuursrecht

   

B.

 

BAW

Bestuursakkoord Water

BBP

Bruto Binnenlands Product

BDU

Brede Doeluitkering

BES

Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Bevb

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Bevt

Besluit externe veiligheid transportroutes

BIRK

Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit

BNP

Bruto Nationaal Product

BOA

Beleidsondersteuning en Advies

BRZO

Besluit Risico’s Zware Ongevallen

BSV

Bureau Sanering Verkeerslawaai

BZ

Ministerie van Buitenlandse Zaken

BZK

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

   

C.

 

CBR

Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CCR

Centrale Commissie voor de Rijnvaart

CDM

Clean Development Mechanism

CLH

Classification and Labelling Harmonisation

CLRTAP

Convention on Long-Range Transboundary Air Pollution

CLSK

Commando Luchtstrijdkrachten

CO2

Koolstofdioxide

COGEM

Commissie Genetische Modificatie

CPB

Centraal Planbureau

CROS

Commissie Regionaal Overleg luchthaven Schiphol

CROW/KpVV

CROW Kennisplatform Verkeer en Vervoer

Ctgb

College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden

   

D.

 

dB(A)

Decibel (audio)

DBFM

Design-Build-Finance-Maintenance

DCC

Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing

DEF

Ministerie van Defensie

DF

Deltafonds

DGLM

Directoraat-Generaal Luchtvaart en Maritiem

DGMo

Directoraat-Generaal Mobiliteit

   

E.

 

EASA

European Aviation Safety Agency

EC

Europese Commissie

ECAC

European Civil Aviation Conference

ECHA

European Chemicals Agency

ECN

Energieonderzoek Centrum Nederland

EEA

European Environment Agency

EICB

Expertise- en InnovatieCentrum Binnenvaart

EMSA

Europese Maritieme Veiligheidsagentschap

EMV

Meerjarige onderzoeksprogramma elektromagnetische velden

ERTMS

European Rail Traffic Management System

ESA

European Space Agency

ESO

Ernstige Scheepsongevallen

EU

Europese Unie

EU ETS

Europese CO2 emissiehandelssysteem / EU Emissions Trading System

EZK

Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

   

F.

 

FABEC

Functional Airspace Block Europe Central

Fin

Ministerie van Financiën

FLO

Functioneel leeftijdsontslag

   

G.

 

GGO

Genetisch Gemodificeerd Organisme

GIS

Geluidsisolatie Schiphol

GT

Bruto Tonnage

GVKA

Geïntegreerde Verplichtingen-Kasadministratie

   

H.

 

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HSL

Hogesnelheidslijn

HVWN

Hoofdvaarwegennet

HWBP

Hoogwaterbeschermingsprogramma

HWN

Hoofdwegennet

   

I.

 

ICAO

International Civil Aviation Organization

ICT

Informatie- en communicatie Technologie

IenM

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

IenW

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

IF

Infrastructuurfonds

IGRAC

International Groundwater Resources Assessment Centre

ILT

Inspectie Leefomgeving en Transport

IMO

International Maritime Organisation

Inspire

Europese Richtlijn voor harmonisatie van geo-informatie

Interreg

Programma voor transnationale samenwerking op het gebied van innovatieve en ruimtelijke gebiedsontwikkeling

IOV

Impuls Omgevingsveiligheid

IPCC

Intergovernmental Panel on Climate Change

IPO

Interprovinciaal Overleg

ITS

Intelligente Transportsystemen

IWA

Internationale Wateraanpak

   

K.

 

KDC

Knowledge & Development Center

KIM

Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid

KLM

Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.

KNMI

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

KpVV

Kennisplatform Verkeer en Vervoer

KRM

Kaderrichtlijn mariene strategie

KRW

(Europese) Kaderrichtlijn Water

Kton

Kiloton (miljoen kilo)

   

L.

 

LAP

Landelijk Afvalbeheerplan

LAVS

Landelijk Asbestvolgsysteem

Lden

Level day-evening-night

LIB

Luchthavenindelingbesluit

Lnight

Night Level

LSNed

Leidingenstraat Nederland

LTSA

Lange Termijn Spooragenda

LVB

Luchthavenverkeerbesluit Schiphol

LVNL

Luchtverkeersleiding Nederland

   

M.

 

MER

Milieueffectrapportage

MIA

Milieu investeringsaftrek

MIRT

Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport

MJPG

Meerjarenprogramma Geluidsanering

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MKBA

Maatschappelijke kosten-Bbtenanalyse

MOU

Memorandum of Understanding

Mton

Megaton (1 miljard kilo)

   

N.

 

NAS

Nationale Adoptie Strategie

NCAP

New Car Assessment Programme

NDOV

Nationale Data Openbaar Vervoer

NEa

Nederlandse Emissieautoriteit

NEC

National Emission Ceiling

NGO

Non-gouvernementele organisatie

NH3

Ammoniak

NIWO

Stichting Nationale en Internationale Wegvervoerorganisatie

NKWK

Nationaal Kennis- en Innovatieprogramma Water en Klimaat

NLC

Nederlandse Loodsencorporatie

NMCA

Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse

NMVOS

Vluchtige organische stoffen, exclusief methaan

NO2

Stikstofdioxide

NOVB

Nationaal Openbaar Vervoer Beraad

NOx

Stikstofoxiden

NRV

National Reference Value

NS

Nederlandse Spoorwegen

NSL

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

NWO

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

   

O.

 

OCW

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OD

Omgevingsdiensten

OECD

Organisation for Economic Co-operation and Development

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

OLO

Omgevingsloket Online

ORS

Omgevingsraad Schiphol

OSPAR

Oslo-Parijs

OTIF

Organisation pour les Transports Internationaux Ferroviaires

OV

Openbaar vervoer

OVV

Onderzoeksraad voor Veiligheid

   

P.

 

PBL

Planbureau voor de Leefomgeving

PGS (15)

Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen

PHS

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

PRTR

Kiev Protocol on Pollutant Release and Transfer Registers

PSR

Projectstimuleringsregeling

   

R.

 

RAC

Committee for Risk Assessment

RCW

Regiecollege Waddengebied

RDW

Rijksdienst voor het Wegverkeer

REACH

Registratie, Evaluatie en Autorisatie Chemische Stoffen

RHB

Rijkshoofdboekhouding

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

RMO

Risk Management Options

RMRG

Regeling Maatregelen Rijvaardigheid en Geschiktheid

RVO.nl

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

RvS

Raad van State

RWS

Rijkswaterstaat

RWT

Rechtspersoon met een wettelijke taak

   

S.

 

SACN

SDG

Stichting Airport Coordination Netherlands

Sustainable Development Goal

SO2

Zwaveldioxide

SSO

Shared Services Organisatie

SSP

State Safety Programme 2015–2019

StAB

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak

SURF

Smart Urban Regions in the Future

SVHC

Substance of Very High Concern

SVIR

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

SWOV

Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid

SWUNG

Samen Weken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidsbeleid

SZW

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

   

T.

 

TK

Tweede Kamer

TRG

Totaal Risicogewicht Grenswaarde

TVG

Totaal Volume Geluid

   

U.

 

UNISDR

United Nations International Strategy for Disaster Reduction

UNEP

United Nations Environment Programme

UNESCO

United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization

UNFCCC

United Nations Framework Convention on Climate Change

UvW

Unie van Waterschappen

   

V.

 

VAMEX

Stichting Vaarbewijzen- en Marifoon Examens

VAMIL

Vrijwillige afschrijving milieu-investeringen

VANG

Van Afval Naar Grondstof

VN

Verenigde Naties

VNECE

Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (United Nations Economic Commission for Europe, UNECE)

VNG

Vereniging Nederlandse Gemeenten

VOS

Vluchtige Organische Stoffen

VROM

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

VTH

Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving

VVN

Veilig Verkeer Nederland

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

   

W.

 

Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wbb

Wet bodembescherming

WMO

Wereld Meteorologische Organisatie

   

Y.

 

/

 
   

Z.

 

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZESO’s

Zeer Ernstige Scheepvaartongevallen