Voorgesteld 30 juni 2020
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een epidemiologisch onderzoek naar alle oorzaken van het werken met giftige stoffen bij de POMS-depots naar het oordeel van het RIVM niet uitvoerbaar is;
constaterende dat het RIVM aangeeft dat het onmogelijk is alle aandoeningen als gevolg van het werken met chroom-6 en andere giftige stoffen uit te sluiten als oorzaak van de vele aandoeningen waaraan POMS-arbeiders en ander personeel van Defensie lijden;
constaterende dat de bestaande schadeletselregeling voor POMS-arbeiders is gebaseerd op 100% bewezen causaliteit tussen het werken met chroom-6 en een aantal ziekten, omdat deze regeling uitgaat van aantoonbaarheid;
constaterende dat ook elders bij Defensie is en wordt gewerkt met giftige stoffen zoals chroom-6 en HDI/CARC, maar dat er geen regeling is voor de zieke werknemers van de luchtmacht, de landmacht en de marine;
constaterende dat alle arbeiders bij de Nederlandse Spoorwegen in Tilburg die met chroom-6 werkten, in aanmerking kwamen voor een schadevergoeding, omdat ze in aanraking met chroom-6 zijn geweest of kunnen zijn geweest;
van mening dat de voorwaarde van aannemelijkheid van vaak voorkomende ziektebeelden onder de groep POMS-arbeiders en onder overig Defensiepersoneel meer recht doet aan hun situatie dan nu het geval is, nu het RIVM vaststelt niet alle ziektebeelden te kunnen onderzoeken;
voorts van mening dat deze ongelijke situatie tussen personeel in Tilburg en Defensiepersoneel onrechtvaardig is;
constaterende dat de commissie-Heerts in het rapport Stof tot nadenken vaststelt dat ook in andere sectoren van de maatschappij met giftige stoffen zoals chroom-6 en CARC is en wordt gewerkt en tevens vooropstelt dat het aannemelijkheidsbeginsel moet gelden bij het erkennen van een schadevergoeding;
verzoekt de regering, aannemelijkheid als voorwaarde te accepteren voor het toekennen van ziekten door het werken met chroom-6 en daarmee de kans te verhogen dat een grotere groep POMS-arbeiders en ander Defensiepersoneel voor een schadevergoeding in aanmerking komt, en hiertoe een royale generieke schadeloosstelling op te stellen;
en gaat over tot de orde van de dag.
Karabulut
Kerstens
Van den Nieuwenhuijzen