Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 april 2020
Deze week is het besluit genomen dat de fysieke sluiting van de scholen en de kinderopvang vanwege de coronacrisis ten minste nog tot en met 28 april voortduurt.1 In de praktijk betekent dit dat de scholen zeker tot en met de meivakanties gesloten blijven. In de week vóór 28 april beoordeelt het kabinet wat nodig is voor de periode daarna. De sluiting is buitengewoon ingrijpend, voor kinderen en voor hun ouders, voor leerlingen en studenten, voor alle onderwijsprofessionals en pedagogisch medewerkers. Het vraagt veel van leraren, schoolleiders, zorg- en hulpverleners en anderen om jongeren in deze tijd onderwijs te blijven geven en hen te begeleiden om zich veilig te kunnen ontwikkelen. Toch is dit besluit nodig.
Op 20 maart jongstleden bent u geïnformeerd over de continuïteit van het funderend onderwijs in deze periode: over onderwijs op afstand, de ondersteuning die we bieden en hoe we oog hebben voor kwetsbare leerlingen.2 In deze brief informeren we u over:
1. Opvang voor kinderen van een ouder met een cruciaal beroep
2. Kwaliteit van onderwijs op afstand
3. Ieder kind in beeld: onderwijs aan kinderen in kwetsbare posities
4. Voorbereiding situatie na de meivakantie
In de tweede en derde paragraaf gaan we in op de drie categorieën leerlingen die we in de vorige brief hebben geschetst.3 Aanvullend geven we inzicht in de stand van zaken voor het onderwijs aan jongeren in een kwetsbare positie in het mbo. We lichten toe welke afspraken gelden en welke aanvullende afspraken we met betrokken partijen hebben gemaakt om te zorgen dat in deze bijzondere tijden ieder kind in beeld blijft.
Het kabinet heeft besloten om voor kinderen van wie één of beide ouders een cruciaal beroep hebben4, noodopvang te organiseren.5
Mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaan we in op de stand van zaken hiervan.
Afspraken over de (nood)opvang
Gemeenten coördineren de noodopvang, in overleg met kinderopvangorganisaties en scholen. Zij moeten zorgen voor voldoende aanbod voor kinderen in de leeftijd van 0 tot circa 12 jaar (globaal tot het einde van hun basisschoolloopbaan, inclusief leerlingen van het speciaal (basis)onderwijs). Ouders met een cruciaal beroep mogen niet voor een gesloten deur staan als zij opvang nodig hebben voor hun kind. Het is belangrijk dat gemeenten, scholen en kinderopvangorganisaties afspreken waar de noodopvang is en daar duidelijk over communiceren. Het uitgangspunt is om de noodopvang op de eigen school of opvanglocatie te organiseren, maar als dat nodig is, kunnen kinderen ook op een andere school of opvanglocatie worden opgevangen. Het is toegestaan om kinderen (van verschillende leeftijden) in groepjes op te vangen. De opvang van jonge kinderen die nog niet naar school gaan, moet worden geboden door gekwalificeerde pedagogisch medewerkers en voor de oudere kinderen (tussen 4 en 12 jaar) door leerkrachten, onderwijsassistenten of pedagogisch medewerkers. Ook als de opvang op een kinderopvanglocatie plaatsvindt, blijft de eigen school nauw betrokken bij het lesprogramma (op afstand) van deze leerlingen.
Stand van zaken (nood)opvang
De VNG, AVS en de PO-Raad houden een vinger aan de pols als het gaat om de noodopvang voor kinderen met een ouder met een cruciaal beroep. Op basis van peilingen onder een groot deel van hun leden ontstaat het volgende beeld:
• De organisatie van de noodopvang is goed op gang gekomen.
• Door de kinderopvang wordt naar schatting 10% van de «reguliere» kinderen opgevangen. Daarbovenop wordt noodopvang geboden aan kinderen die eerder geen gebruik maakten van de kinderopvang. De verwachting is dat het gebruik van de noodopvang in de komende weken zal oplopen.
• Bijna alle gemeenten geven dan ook aan dat een meerderheid van de ouders al een contract had voor kinderopvang. Wel neemt de helft van de ouders incidenteel nu meer uren af en één op de tien doet dat regelmatig.
• Bijna één op de vijf ouders heeft behoefte aan opvang gedurende de nacht en het weekend.
• In het primair onderwijs is de schatting dat 3,5 procent van de leerlingen wordt opgevangen, van wie circa 80 procent een ouder heeft met een vitaal beroep.6 De verwachting is dat dit nog iets zal toenemen.
• De meeste schoolbesturen organiseren de opvang op de eigen scholen. Slechts 5,5 procent van alle schoolbesturen organiseert de opvang op een andere locatie dan de school.
De noodopvang is nodig. Er zijn snel en adequaat oplossingen gevonden voor relatief kleine groepen leerlingen. Dat wordt zeer gewaardeerd. We zien ook de zorgen bij pedagogisch medewerkers, leerkrachten of ouders over mogelijke besmettingsrisico’s. Veilige opvang is mogelijk als de adviezen van het RIVM worden nageleefd.
Volwassenen (medewerkers en ouders) moeten 1,5 meter afstand van elkaar houden. Iedereen, zowel kinderen als volwassenen, moet thuisblijven bij verkoudheidsklachten als neusverkoudheid, keelpijn, lichte hoest of verhoging. Wanneer een van de gezinsleden een van deze verschijnselen en koorts heeft, blijft het hele gezin thuis (behalve wanneer een van de ouders in een cruciaal beroep werkt; zij blijven alleen thuis wanneer zij zelf koorts hebben). Bij de opvang van kleine kinderen is volledig afstand houden tot het kind vanzelfsprekend niet wenselijk en niet goed mogelijk. Hier zijn bovenal de hygiënemaatregelen belangrijk.
We hebben met trots gezien hoe het onderwijs op afstand is opgepakt met creativiteit, flexibiliteit en een enorme inzet van alle kanten. In eerste instantie hebben scholen vooral lesstof ter herhaling op afstand aangeboden. Nu de sluiting van de scholen voortduurt, is het nodig om voor de langere termijn focus aan te brengen en kwaliteit te waarborgen. De ene school is daar verder in dan de andere.
Het onderwijs op afstand is voor veel scholen nieuw, en in deze omstandigheden kan het ook zwaar zijn. Het is voor leraren lastig om onderwijs van dezelfde kwaliteit te verzorgen als op school en goed contact te maken met hun leerlingen. We willen scholen meegeven dat het bij het vormgeven van afstandsonderwijs allereerst van belang is om te investeren in contact met leerlingen. Ook is het belangrijk oog hebben voor het welzijn van het onderwijsgevend en ondersteunend personeel in deze bijzondere omstandigheden, en te denken aan het maken van goede afspraken met de MR. Daarnaast geldt: kwaliteit boven kwantiteit. We verwachten niet dat scholen in deze situatie de onderwijstijd registreren. Wel verwachten we dat zij er alles aan doen om de kwaliteit van het onderwijs zo hoog mogelijk te laten zijn en het afstandsonderwijs zo effectief en toegankelijk mogelijk te maken. Scholen hoeven geen onderwijstijd te compenseren in vakanties of onderwijsvrije dagen, ook niet in latere jaren. De Inspectie van het Onderwijs houdt hier in het toezicht rekening mee.7
De vormgeving van onderwijs op afstand in het po en vo is een zoektocht die we samen met de PO-Raad en VO-raad, met vakverenigingen, vakbonden en organisaties zoals het Lerarencollectief en AVS, met de VNG en diverse gemeenten doormaken. Er zijn tal van initiatieven ter ondersteuning van onderwijs op afstand, ook vanuit schoolleiders en de van leraren zelf.8
Op korte termijn informeren we de schoolbesturen nader over kwesties als toegang, mogelijkheden tot prioritering in de onderwijsinhoud en de kwaliteit van het afstandsonderwijs.
Met de mbo-sector zijn in het servicedocument afspraken gemaakt over waar afstandsonderwijs aan moet voldoen.9 Uitgangspunt is dat studenten weten waar ze terecht kunnen, wat ze kunnen verwachten en dat er gebruik kan worden gemaakt van goede didactische werkvormen.
Te denken valt aan een webinar voor meerdere studenten tegelijk en een telefonisch spreekuur met docenten voor lesinstructie.
Toegang tot afstandsonderwijs
Een belangrijk vraagstuk is hoe we alle leerlingen en mbo-studenten toegang geven tot het onderwijs op afstand. Schoolbesturen hebben in belangrijke mate zelf oplossingen kunnen vinden voor leerlingen zonder beschikking over de benodigde apparatuur. Daarbij is samenwerking gezocht met de gemeente en lokale initiatieven. In Rotterdam heeft bijvoorbeeld Stichting de Verre Bergen in samenwerking met Coolblue 3.000 Chromebooks aan de gemeente gedoneerd. Ook in Amsterdam zijn door de gemeente ruim 3.000 devices verstrekt aan kinderen die dat nodig hebben.
Daarnaast hebben maatschappelijke organisaties als Stichting Leergeld, Nationaal Fonds Kinderhulp en het Jeugdeducatiefonds zich in de afgelopen periode ingezet om leerlingen uit gezinnen met een laag inkomen waar nodig van devices en internettoegang te voorzien. Zo heeft het Jeugdeducatiefonds 2.598 laptops kunnen verstrekken, mede dankzij een donatie van de ABN AMRO van 2.000 laptops. In Den Haag heeft Stichting Leergeld 850 laptops aan leerlingen en studenten verstrekt. In aanvulling hierop hebben wij aan SIVON10 een bedrag van € 2,5 miljoen verstrekt, waarmee circa 6800 apparaten voor leerlingen zijn gekocht en verdeeld over de schoolbesturen in het po, vo en mbo. De aangeschafte apparaten worden komende dagen verspreid.
Er blijft echter nog altijd vraag naar devices in verschillende regio’s. We zijn daarom blij met de verschillende initiatieven in de samenleving en het bedrijfsleven om leerlingen te helpen. We werken samen met de Minister van BZK, met zijn aanpak op digitale inclusie en de Alliantie Digitaal Samenleven, NLdigital, NL2025, de sectorraden en SIVON, om het aanbod van deze andere partijen te verbinden met de vraag vanuit het scholenveld. Hierbij is specifieke aandacht voor de organisatie van onderwijs aan nieuwkomers.
Met de mbo-sector is afgesproken dat voor studenten die niet over voldoende digitale middelen beschikken om afstandsonderwijs volgen, onderwijs kan worden aangeboden op locatie, in kleine groepen en met inachtneming van de richtlijnen van RIVM.11 Indien mogelijk en noodzakelijk kan een school studenten ook tijdelijk helpen aan een werkplek met internettoegang en een computer of laptop.
Diverse telecomaanbieders bieden kosteloos tijdelijke internetverbindingen aan voor leerlingen die thuis nog geen toegang tot internet hebben. T-Mobile, KPN en VodafoneZiggo hebben gezamenlijk al vele duizenden huishoudens van internet voorzien. We waarderen het zeer dat deze en andere private partijen en maatschappelijke organisaties hun steentje bijdragen. De telecomaanbieders overleggen met de sectorraden over knelpunten rond internetverbindingen bij leerlingen thuis. De netwerkcapaciteit is op een aantal asielopvanglocaties niet ingericht op het intensieve gebruik waar sinds enkele weken behoefte aan is, waaronder voor thuisonderwijs aan leerlingen en studenten.
Daarom is het COA inmiddels samen met de telecomaanbieder gestart met een uitbreiding van de bandbreedte en de wifi-capaciteit. De verwachting is dat dit binnen drie weken op alle benodigde locaties gerealiseerd is. SIVON zal de vraag vanuit het onderwijs in kaart brengen, zodat landelijk inzicht ontstaat in de benodigde verbindingen en telecomproviders hun aanbod daar op kunnen afstemmen.
Prioritering in onderwijsinhoud en ondersteuning bij het onderwijsproces
Nu veel scholen hun leerlingen en studenten hebben kunnen bereiken, rijst de vraag hoe het afstandsonderwijs zo goed mogelijk kan worden ingevuld, passend bij de onderwijskundige visie van de school. Het is en blijft aan de scholen om te bepalen welke lesstof zij op welke wijze aan hun leerlingen aanbieden, maar voor scholen die hier gebruik van willen maken is www.lesopafstand.nl het centrale punt voor informatie, voorbeelden en ondersteuning voor po (inclusief het speciaal (basis)onderwijs) vo en mbo. De behoefte verschilt per sector en dus verschilt ook het ondersteuningsaanbod per sector en schoolsoort.
Omdat het voor de meeste scholen niet haalbaar is om op afstand alle lesstof te behandelen zoals dat op school gedaan zou worden, is de SLO, expertisecentrum leerplanontwikkeling, gevraagd om scholen die daar behoefte aan hebben te helpen bij prioritering van de onderwijsinhoud. Welke onderdelen van het curriculum zijn het meest relevant voor doorstroom, dus waar kan de nadruk op liggen? De eerste handreikingen komen deze week beschikbaar, volgende week wordt dit aangevuld. Verschillende leermiddelenmakers en uitgevers bieden uitwerkingen van methodes voor afstandsonderwijs en suggesties voor prioritering.
De PO-Raad, SLO en leermiddelenmakers werken daarnaast samen om basisscholen die daar behoefte aan hebben te helpen om keuzes te maken in het onderwijsproces in deze nieuwe situatie. Voor het vo zijn op lesopafstand.nl bronnen beschikbaar die zijn ontwikkeld in het kader van Voortgezet Leren (een initiatief van de VO-raad en ontwikkelplatform Schoolinfo). Ook hiervoor is www.lesopafstand.nl de vindplaats. Het bevat informatie over het gebruik van digitale middelen en hulp bij didactiek, digitale instructie en toetsing. Dit wordt komende tijd uitgebreid met tips over onder meer het motiveren van leerlingen, het volgen van welzijn en voortgang van leerlingen, en hoe schoolleiders oog kunnen houden voor hun team.
Voor het mbo wordt ingezet op afstandsonderwijs voor prioritaire vakken of voor studenten die vlak voor diplomering zitten. Voorts biedt «saMBO-ICT»12ondersteuning rondom de inzet van i-coaches als verbindende schakel tussen onderwijs en ICT, bijvoorbeeld met door online «Peersessies Les op afstand», waarin veel ruimte is voor uitwisseling van ideeën en ervaringen. Intussen werken we samen met de sectorraden en Kennisnet verder aan informatie-ontsluiting en vraaggerichte ondersteuning op maat.
Scholen kunnen zich vanaf maandag 6 april melden bij een loket op www.lesopafstand.nl/loket met specifieke vragen over bijvoorbeeld de inrichting en focus van onderwijs op afstand, passende digitale didactiek en pedagogiek van onderwijs op afstand of (formatieve) evaluatie op afstand.
Daarnaast kan het loket verwijzen naar formele besluitvorming over toezicht en andere maatregelen van OCW die vermeld staan op www.rijksoverheid.nl. Indien nodig kunnen experts scholen voorzien van onderbouwd advies.
Ook ouders worstelen met hun taak om het onderwijsproces van hun kinderen te ondersteunen, terwijl ze zelf meestal geen leerkracht zijn en dit moeten combineren met hun eigen werk en zorgtaken. Ouders kunnen waardevolle tips over didactiek en pedagogiek vinden op https://ouders.lesopafstand.nl/. Daarnaast blijven we met Ouders & Onderwijs in gesprek om waar nodig ondersteuning aan ouders aan te bieden, wetende dat we niet van ouders kunnen verwachten de rol van een leraar volwaardig te kunnen vervangen.
Tot slot noemen we hier dat de NPO Zapp/Zappelin samen met Schooltv (NTR) vanaf maandag 6 april educatieve programma’s uitzendt. Zo hebben basisschoolkinderen elke doordeweekse dag toegang tot educatief materiaal. Schooltv heeft aangeboden om lesvideo’s zo snel mogelijk ook via het themakanaal NPO Zappelin beschikbaar te stellen. De lesvideo’s worden verdeeld in verschillende tijdsvakken. Ieder tijdvak richt zich op een specifieke lesgroep. Zo staan in de lesvideo’s voor de onderbouw taal en rekenen centraal. In de video’s voor de bovenbouw wordt aandacht geschonken aan geschiedenis en aardrijkskunde. We waarderen deze inzet zeer en vind het mooi dat op deze wijze leerlingen ook via lineaire televisie kunnen blijven leren en ontwikkelen.
Het belangrijkste aandachtspunt dat we scholen willen meegeven in deze tijd is om oog te hebben voor kinderen en jongvolwassenen in een kwetsbare positie. Voor hen en voor hun ouders en/of verzorgers heeft de huidige crisis nog meer impact. Waar voorheen het onderwijs of de dagopvang structuur en zorg bood, valt dit nu weg. De begeleiding van deze kinderen en jongvolwassenen is minstens zo belangrijk als de continuïteit van het onderwijs aan alle leerlingen. In sommige gemeenten en op sommige scholen gaat dit goed. Niet alle kinderen en jongeren zijn echter nog in beeld en voor lang niet ieder van hen is al een oplossing gevonden. We verwachten van gemeenten en scholen dat zij ieder kind in beeld brengen13 en sporen hen aan zoveel mogelijk oplossingen te bieden aan kinderen die dat nodig hebben.
Voorschoolse educatie, peuteropvang en sociaal-medische indicatie
Peuters met een risico op een achterstand die normaliter voorschoolse educatie krijgen, kunnen daar in deze periode niet aan deelnemen. Peuters in deze doelgroep met ouders in cruciale beroepen kunnen wel gebruik maken van de noodopvang. Peuters die niet naar de noodopvang mogen, zijn thuis. Gemeenten kunnen voor kinderen in een kwetsbare positie, waar nodig en passend, een afweging maken hoe ze deze kinderen het beste kunnen ondersteunen. Ook voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar is maatwerk mogelijk.
Om de achterstand voor ve-peuters te beperken, is het zeer gewenst als betrokken partijen initiatieven ontwikkelen voor deze doelgroep. Gemeenten, ve-aanbieders, bibliotheken of andere maatschappelijke organisaties kunnen bijvoorbeeld prentenboeken of educatieve spellen uitdelen of ouders tips geven voor educatieve activiteiten en websites met gratis digitale prentenboeken.
De Staatssecretaris van SZW heeft eerder bekend gemaakt dat ouders met kinderopvangtoeslag de eigen bijdrage die zij betalen voor de kinderopvang grosso modo gecompenseerd krijgen. Dit geldt ook voor ouders die geen kinderopvangtoeslag hebben, maar een eigen bijdrage betalen via de gemeente in het kader van voorschoolse educatie, een peuteraanbod, of voor mensen met een sociaal-medische indicatie (SMI). Gemeenten krijgen hiervoor extra middelen van het Rijk.
Kansengelijkheid en begeleiding van kinderen die dat nodig hebben
Voor kinderen met een hoog risico op achterstanden en kinderen die thuis minder kansen hebben om zich te ontwikkelen, is de continuïteit van hun leerproces het meeste in het geding. We verwachten van scholen dat ze hun best doen om zich ook in de huidige omstandigheden voor deze kinderen in te spannen. Scholen kunnen voor deze leerlingen en studenten bijvoorbeeld begeleiding op afstand in kleine groepen organiseren. In het primair onderwijs zien we dat leraren hun best doen om zoveel mogelijk individueel aandacht voor deze kinderen te hebben en soms zelfs aan de deur komen. Academie TIEN, een vo-school in Utrecht, zet extra vrijwilligers in vanuit de gedachte dat kinderen in deze periode meer behoefte hebben aan contact. De VO-raad neemt het voortouw om dit initiatief verder op te schalen in het voortgezet onderwijs.14
Stand van zaken van het onderwijs aan kinderen in kwetsbare posities
De VNG, de PO-Raad, de VO-raad en het landelijk expertisecentrum voor speciaal onderwijs (LECSO) hebben bij hun leden een eerste inventarisatie gedaan naar de stand van zaken van het onderwijs aan kinderen in kwetsbare posities. Dit geeft het volgende beeld:
• Sommige gemeenten zijn al een eind op weg met gerichte begeleiding van deze kinderen en jongeren, anderen staan aan het begin. Sommige gemeenten hebben enkel de kinderen in een kwetsbare positie in beeld, die zijn opgevangen in de noodopvang voor kinderen van ouders met een cruciaal beroep.
• De monitoring voor kinderen in een kwetsbare positie wordt nu gestart. De gemeenten die al een start met de begeleiding hebben gemaakt, bieden veelal maatwerkoplossingen.
• Ook het merendeel van de scholen geeft aan werk te maken van het onderwijs aan deze kinderen. Nog lang niet alle kinderen zijn in beeld, met name de nieuwkomerskinderen en kinderen die in armoede opgroeien.
• In het primair onderwijs wordt geschat dat 20 procent van de kinderen in de noodopvang daar wordt opgevangen vanwege een kwetsbare positie.
• Voor kinderen in de leeftijd van het voortgezet onderwijs is geen formele afspraak over noodopvang. Wel zijn er lokale initiatieven en er wordt versneld gewerkt aan ondersteuning van kinderen in kwetsbare posities.
• Een vijfde van de leerlingen heeft meer begeleiding nodig dan thuis geboden kan worden. Hiervoor kunnen op lokaal niveau oplossingen op maat gezocht worden.
• In het speciaal onderwijs gaat de zorg voor leerlingen met ernstige gedragsstoornissen en psychiatrische problematiek zo goed als dat kan door, voornamelijk in digitale vorm.
• Scholen kiezen er in sommige gevallen voor om deze kinderen op te vangen. Het gaat om een enkele leerling tot circa 15 leerlingen per school.
Afspraken over onderwijs aan kinderen en jongvolwassenen in kwetsbare posities
We hebben met gemeenten en met scholen afgesproken dat er begeleiding is voor alle kinderen in een kwetsbare positie. De aanwijzing aan de Veiligheidsregio’s is hierop direct in de eerste week van de sluiting van de scholen aangepast. Eerder hebben we globaal geschetst voor welke kinderen de sluiting van de scholen met name problematisch is: het gaat om kinderen voor wie vanwege bijzondere problematiek of moeilijke thuissituatie maatwerk nodig is. Voorbeelden hiervan zijn kinderen voor wie het wegvallen van de structuur van school teveel vraagt, of voor wie de dagelijkse zorg en begeleiding teveel vraagt van ouders.
Dit zijn kinderen met een verstandelijk, lichamelijke of zintuigelijke beperking, chronische ziekte, psychische aandoening of gedragsproblematiek.
• Het gaat zeker ook om kinderen bij wie de spanningen thuis oplopen en die te maken hebben met huiselijk geweld of problematiek van één van de ouders of verzorgers. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd geeft aan dat de hulpvraag uit kwetsbare gezinnen sneller toeneemt dan verwacht.
Gemeenten en scholen hebben de ruimte om zelf aan te wijzen welke kinderen dit betreft en maatwerk te bieden waar dat nodig is. Gemeenten nemen hiertoe, in opdracht van de Veiligheidsregio, het initiatief, met betrokkenheid van onder meer onderwijs, kinderopvang, wijkteams en jeugdgezondheidszorg, Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming, de gecertificeerde instellingen voor jeugdbescherming en jeugdreclassering en jeugdhulpaanbieders. Uiteraard kan de school ook zelf handelen als zij daarvoor mogelijkheden ziet. De opvang of de school stemt dit af met de gemeente, die regie heeft. Bij zorgen over de veiligheid van een kind thuis dient de professional in het belang van de veiligheid van het kind contact op te nemen met Veilig Thuis volgens de meldcode.
Aanvullende maatregelen: ieder kind in beeld
Om te zorgen dat het goede werk voor deze kinderen wordt voortgezet en om te voorkomen dat er kinderen tussen wal en schip vallen, hebben we samen met de VNG, de sectorraden, LECSO, de samenwerkingsverbanden passend onderwijs en Ingrado aanvullende afspraken gemaakt. Dit is in aanvulling op de afspraken zoals toegelicht in de Kamerbrief die u op 20 maart jongstleden ontving.15
• De VNG, de PO-Raad en de VO-raad zullen in de komende dagen hun leden opnieuw benaderen om te zorgen dat kinderen en jongeren in een kwetsbare positie in beeld zijn en de begeleiding krijgen die ze nodig hebben. Goede voorbeelden worden gedeeld via de sectorraden en via het Steunpunt Passend onderwijs.
• De VNG zal daartoe via de veiligheidsregio’s de volgende aanpak met alle gemeenten delen:
1. Scholen zijn de ogen en oren van de gemeenten. Zij kunnen het aangeven als kinderen niet deelnemen of bereikt worden.
In alle gemeenten heeft de afdeling handhaving een belangrijke rol in als het gaat om naleving van de richtlijnen. BOA’s (buitengewoon opsporingsambtenaren) zijn ook alert op het aanspreken van kinderen tijdens schooltijd, maar de signalering dat kinderen niet in beeld zijn van de school, ligt in eerste instantie bij de scholen zelf.
2. Signalen worden door leerplicht ingebracht. Op basis daarvan wordt besloten of het wijkteam, jeugd- en gezinscoaches of een leerplichtambtenaar de voorliggende partij is om deze kinderen te benaderen. De regie hiervoor ligt bij gemeente. De afspraak is dat samen bepaald wordt wie een eventueel bezoek «aan de deur» brengt. Daarbij worden de RIVM-richtlijnen gehanteerd. De functie van de leerplichtambtenaar en de RMC-functionaris is daarbij gericht op gedeelde maatschappelijke zorg, waarbij het contact met de leerling en student centraal staat. Het gaat in dit geval niet om het handhaven van de Leerplichtwet.
a. Na contact met de leerling of student worden afspraken gemaakt over betrokkenheid van het lokale team, Veilig Thuis of jeugdhulpverleningsketen bij het kind of de jongere.
• Voor het mbo geldt dat de school een melding van verzuim kan doen indien de school geen contact krijgt met een student die in een kwetsbare positie verkeert en de student ondanks geboden ondersteuning het onderwijsprogramma niet volgt zonder dat daarvoor een geldige reden lijkt te zijn. De leerplicht- of RMC-ambtenaar kan een onderzoek starten en het gesprek tussen de student en de school stimuleren. Dit wordt verder uitgewerkt in een update van het servicedocument met de mbo-sector.
• Gemeenten maken aan alle scholen en schoolbesturen duidelijk waar zij zich kunnen melden («loket») om te kijken of de groep die in beeld moet zijn ook daadwerkelijk in beeld is.
• Ingrado, de vereniging van leerplichtambtenaren en RMC, heeft een handreiking opgesteld om het voor leerplichtambtenaren makkelijker te maken om in contact te komen met gezinnen.16 17
• Met de samenwerkingsverbanden passend onderwijs is afgesproken dat ook zij in beeld brengen van welke leerlingen zij inschatten dat extra begeleiding/zorg nodig is zodat een volledig beeld ontstaat. Ze zullen daarin faciliterend zijn en actief met de scholen in overleg gaan om te zorgen dat deze kinderen worden benaderd. Ook in maatwerkoplossingen kunnen samenwerkingsverbanden vanuit hun rol op het snijvlak passend onderwijs – jeugdhulp een verbindende rol spelen.
• Met mbo-instellingen is de afspraak gemaakt dat hun locaties open mogen zijn voor begeleiding van jongeren die geen veilige thuissituatie hebben of onvoldoende mogelijkheden tot afstandsonderwijs.
• De MBO-raad deelt naar behoefte van scholen informatie over de begeleiding van kwetsbare jongeren via het Kennispunt Passend Onderwijs en de Bedrijfstakgroep Entree voor jongeren in de entreeopleiding. De MBO-raad heeft voor deze jongeren recent extra aandacht gevraagd.
• Op dit moment werkt de Staatssecretaris van VWS het actieplan «Maatschappelijke diensttijd (hierna: MDT) in coronatijd» uit, waarin verschillende maatschappelijke initiatieven het voor jongeren mogelijk maken om in deze crisisperiode iets te doen voor een ander. Daarbij is net als in de «reguliere» MDT aandacht voor begeleiding en talentontwikkeling. Gekeken wordt hoe met dit plan ook een bijdrage geleverd kan worden aan het ondersteunen en begeleiden van leerlingen in een kwetsbare positie bij het onderwijs op afstand en hoe we dit actief onder de aandacht kunnen brengen bij scholen en instellingen.
Kinderen in residentieel onderwijs
Momenteel volgen ongeveer 5.000 leerlingen residentieel onderwijs in een gespecialiseerde vorm van (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so). De consequenties van huidige maatregelen stellen de instelling en het onderwijs in deze residentiële context voor een grote uitdaging. De structuur van school-dagbesteding-zorg, die cruciaal is voor deze jongeren, staat onder druk.
Residentieel onderwijs vindt plaats bij twee soorten residentiële instellingen: open en gesloten instellingen. Voor de open instellingen (jeugdzorg-instellingen) wordt aan gemeenten, onderwijs(koepels) en samenwerkings-verbanden nadrukkelijk gevraagd om samen met zorgaanbieders te bezien op welke wijze voor deze groep kwetsbare kinderen en jongeren het onderwijs gecontinueerd kan worden. Voor de gesloten instellingen (JeugdzorgPlus en justitiële jeugdinrichtingen) blijft het onderwijs in principe open, mits de RIVM-richtlijnen gehanteerd worden. Het is aan de scholen zelf om af te stemmen met de docenten en ander personeel hoe zij open kunnen blijven en in welke vorm onderwijs mogelijk is. In de praktijk blijkt dit lastig te realiseren door ziekteverzuim bij onderwijspersoneel of door de maatregel om bij klachten preventief thuis te blijven. Bij gezondheidsklachten voor leerlingen en het personeel van de scholen zijn de richtlijnen van het RIVM altijd leidend. Voor onderwijspersoneel gelden hierbij dezelfde richtlijnen als voor zorgmedewerkers.18 Waar de continuïteit in het geding komt door bijvoorbeeld uitval van docenten vragen we om op zoek te gaan naar alternatieven, zoals dat ook wordt gedaan bij het regulier onderwijs.
Onderwijs aan nieuwkomers
De scholen die verbonden zijn aan opvanglocaties voor asielzoekers en andere nieuwkomersscholen zijn voorlopig gesloten en geven afstandsonderwijs, digitaal of met papieren lespakketten. We hebben van deze scholen begrepen dat de taalbarrière het moeilijker maakt om kinderen te bereiken. Hetzelfde geldt voor anderstalige jongeren op het mbo, zoals in de entreeopleiding. Het aanleren van een nieuwe taal vraagt bij uitstek om contact met de leraar. Ouders kunnen hun kinderen hierin niet begeleiden, omdat zij vaak zelf ook de Nederlandse taal niet spreken. Dit geeft zorgen over de achterstanden die deze kinderen kunnen oplopen tijdens deze periode. Zeker kinderen die op opvanglocaties voor asielzoekers wonen, bevinden zich hiermee in een kwetsbare positie. Zij horen dus bij de groep leerlingen voor wie aanvullende begeleiding mogelijk is, zolang de richtlijnen van het RIVM worden gevolgd.
We roepen scholen, schoolbesturen en gemeenten op om initiatief te nemen en samen in gesprek te gaan om, voor zover mogelijk, maatwerkoplossingen te bieden voor deze doelgroep. Denk hierbij bijvoorbeeld aan begeleiding in kleinere groepen dan normaal voor een beperkt aantal uren. We raden scholen hierbij aan om met de betrokken partijen in gesprek te gaan. Binnen de grotere groep van kinderen die op de opvanglocaties wonen is in het bijzonder aandacht nodig voor nieuwkomerskinderen die in een onveilige gezinssituatie verkeren. Deze kinderen moeten prioriteit krijgen bij het organiseren van maatwerkoplossingen.
Het verloop van de maatregelen omtrent het coronavirus is helaas niet volledig voorspelbaar. Voorlopig zijn de scholen tot en met 28 april (en daarmee praktisch gezien tot en met de meivakantie) gesloten. We hopen natuurlijk dat de scholen daarna weer open kunnen, maar houden met alle scenario’s rekening en bereiden ons daar dan ook op voor met alle betrokken partijen.
Met het oog op de aanstaande meivakantie onderstrepen we nog eens dat de onderwijstijd die nu door overmacht wordt gemist, niet ingehaald hoeft te worden. Scholen mogen leerlingen en leerkrachten niet verplichten om gemiste onderwijstijd in te halen in de schoolvakanties. Leraren en leerlingen hebben recht op vakantie.19 Uiteraard is het wel mogelijk om op vrijwillige basis afstandsonderwijs of extra begeleiding te bieden. Dat geldt ook voor medewerkers van de kinderopvang. Indien de maatregelen na 28 april verlengd worden, moet lokaal worden bezien hoe gezamenlijk ook in de mei-periode noodopvang kan worden geboden. Gemeenten, scholen en kinderopvang-organisaties zorgen er dan samen voor dat er voldoende noodopvang is. Hiertoe zal onder regie van de gemeente, eerst regionaal/lokaal de behoefte aan noodopvang in de meivakantie worden geïnventariseerd en zal worden bekeken waar capaciteitsproblemen ontstaan en hoe deze gezamenlijk opgelost kunnen worden. We hebben begrip voor de zorgen die hierover vanuit de kinderopvangsector zijn geuit. Daarom wordt in nauwe samenspraak met de sector gekeken wat nodig is.
Ondanks alle inzet voor het afstandsonderwijs is het onontkoombaar dat er achterstanden ontstaan bij leerlingen en studenten. Door scholen, ouders en hulpverleners zijn reeds (ook in diverse media) zorgen geuit over grote verschillen die zullen ontstaan in de voortgang van leerlingen en studenten.
Dit geldt in het bijzonder voor leerlingen die nu in groep 8 zitten en volgend jaar naar de brugklas gaan. Door het vervallen van de eindtoets in het po hebben deze leerlingen geen kans gekregen op een mogelijke bijstelling van het schooladvies. We vragen de po- en vo-scholen om gezamenlijk te zorgen voor een soepele overgang met reële kansen voor leerlingen, op basis van het schooladvies en de informatie in het onderwijskundig rapport. Dat kan bijvoorbeeld door een warme overdracht in de komende maanden en door extra maatwerk in de brugklas.
Veel scholen zijn dit gelukkig al gewend. Op korte termijn ontvangen alle scholen in het po en vo een brief om hen hiervoor handvatten te bieden.
We onderzoeken nog hoe leerlingen kunnen worden geholpen om hun leerachterstanden in te kunnen lopen als de scholen weer open gaan.
We willen samen met het funderend onderwijs en het mbo komen tot een aanpak om leerlingen die dat nodig hebben weer «bij te spijkeren». De Onderwijsraad is gevraagd hierover op zeer korte termijn te adviseren. We willen hierbij vooral oog houden voor kansengelijkheid en voor die leerlingen, die thuis weinig ondersteuning krijgen. Begin mei informeren we uw Kamer over deze aanpak.
We kijken naar de mogelijkheden voor extra zomerscholen om meer leerlingen te helpen om gedurende de zomer achterstanden in te lopen. Dit kan uiteraard alleen indien de maatregelen voor sluiting van de scholen op dat moment niet meer gelden. Ook kunnen scholen in het vo die dit jaar een aanvraag hebben gedaan voor de subsidieregeling Lente- en zomerscholen vo 2020 (tegen onnodig zittenblijven), deze aanvraag desgewenst «overzetten» in een aanvraag voor een zomerschool. De desbetreffende scholen (circa 250) zijn hierover reeds geïnformeerd.
Voor het mbo zijn afspraken gemaakt met de sector, zodat het onderwijs voor studenten in een kwetsbare positie zo goed mogelijk vorm kan krijgen en er zo min mogelijk verschillen zullen ontstaan in de voortgang van studenten. Samen met de mbo-sector houden we een vinger aan de pols en daar waar nodig maken we nieuwe afspraken met de sector.
Tot slot
Tot slot spreken wij nogmaals onze waardering uit voor alle onderwijsprofessionals, jeugdhulpverleners, sociale wijkteams, jeugdbeschermers, pedagogisch medewerkers, ouders en anderen die zich tijdens deze crisis onverminderd blijven inzetten voor goed onderwijs op afstand en de ontwikkeling van kinderen en jongeren in een veilige omgeving.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven