Kamerstuk 35300-VIII-141

Verslag van een schriftelijk overleg over drie brieven over de voortgang van het onderwijs in Caribisch Nederland

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2020

Gepubliceerd: 23 december 2019
Indiener(s): Ockje Tellegen (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35300-VIII-141.html
ID: 35300-VIII-141

Nr. 141 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 december 2019

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 22 augustus 2018 over voortgang onderwijs in Caribisch Nederland (Kamerstuk 34 775 VIII, nr. 145), over de brief van 15 november 2018 over de antwoorden op vragen commissie over de voortgang van de kwaliteitsverbetering van het onderwijs in Caribisch Nederland (Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 90) en over de brief van 10 juli 2019 over voortgang onderwijs Caribisch Nederland (Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 212).

De vragen en opmerkingen zijn op 31 oktober 2019 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 23 december 2019 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

Adjunct-griffier van de commissie, Arends

Inhoud

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

2

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

2

Inbreng van de leden van de D66-fractie

3

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

4

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

5

II

Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

5

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voortgang van het onderwijs in Caribisch Nederland en zien daarin geen aanleiding voor het stellen van vragen.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige brieven en constateren met genoegen dat nu de Gwendoline van Puttenschool op Sint Eustatius overtuigend aan de eisen voor basiskwaliteit voldoet, alle onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland de basiskwaliteit bereikt hebben.

Inleiding

De leden lezen dat de Minister bereid is om het onderwijs verder te blijven ondersteunen als het aankomt op het behouden en borgen van de kwaliteit, ook in relatie tot de duidelijke signalen over armoede in Caribisch Nederland. Deze leden willen graag weten wat de ondersteuning waar de Minister naar verwijst inhoudt.

Verbetering kwaliteit onderwijs zet door, maar is kwetsbaar

De voornoemde leden lezen dat het personeelstekort op de eilanden en met name in het primair onderwijs nijpend is. Graag willen zij weten hoe groot dit tekort is, wat de prognoses de komende jaren zijn en hoe de Minister de scholen hierbij gaat ondersteunen.

De onderwijsagenda: stand van zaken deelonderwerpen

De leden lezen dat de Minister bezig is met het verkennen van de inrichting van een toekomstige ondersteuningsstructuur om besturen te ondersteunen. Deze leden willen graag weten waar ze aan moeten denken bij de beoogde ondersteuningsstructuur en hoe dat besturen gaat helpen om geschikte en bekwame bestuurders te vinden.

De leden willen graag weten of het gelukt is om per 1 september 2019 te starten met een voorbereidingsjaar van een opleidingsschool. Zo ja, hoe ziet dit voorbereidingsjaar eruit en hoeveel scholen en studenten nemen hieraan deel? Zo nee, wat is de reden dat dit niet gelukt is en hoe ziet het vervolgproces eruit? De leden willen graag weten hoeveel bbl1-studenten er op Bonaire zijn en hoeveel studenten in 2019 vielen onder de middelen uit de regio-envelop. Hoeveel geld is er per bbl-student beschikbaar en wat zijn allemaal tekortsectoren op Bonaire? Tevens willen zij weten hoe het bbl-onderwijs past in het CXC2-onderwijssysteem.

De voornoemde leden willen graag weten hoe de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) kan concluderen dat de SKJ3 goed en belangrijk werk doen als er geen zicht is op de omvang van de problematiek en de effectiviteit van de uitvoering.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de genoemde maatregelen voor de aanpak van het onderwijs in Caribisch Nederland en willen de Minister nog enkele vragen en suggesties voorleggen. Onder meer over de aanpak van het lerarentekort, de verbetering van de schoolbesturen en de aanpak van de sociaal economische problematiek.

Lerarentekort

De leden constateren dat er een verbetering is van de kwaliteit van het onderwijs op de BES-eilanden. Dit betekent echter niet dat er geen problemen zijn. Net als de Minister zijn de leden het eens dat er een groot probleem is met het lerarentekort. Het is een slechte zaak dat schooldirecteuren bijna fulltime moeten invallen en daarom niet meer toekomen aan het besturen van de school. Dit terwijl zij een essentiële rol spelen in de kwaliteit van het onderwijs. De leden maken op uit de brief dat er afspraken zijn gemaakt met de bovenwindse eilanden om onder andere een dependance van de lerarenopleiding (vanuit Curaçao) op Bonaire te bewerkstelligen. Op welke termijn verwacht de Minister dat deze afspraken resultaat geven? Wat is daarnaast het verwachte effect van de boven geschetste situatie, zo vragen de voornoemde leden

Schoolbesturen

De eerder genoemde leden maken uit de brief van de Minister op dat de besturen van scholen de kwaliteit in de afgelopen jaren flink hebben verbeterd. De leden hebben daarnaast vernomen dat de twee directeur-bestuurders niet getoetst worden op de competenties die de functie vereist. Hierdoor worden er essentiële zaken «gemist». Aansturing van deze twee directeur-bestuurders is volgens de leden noodzakelijk. De bestuurders moeten dan een duidelijke opdracht meekrijgen, waarin een heldere resultaatverwachting met deadlines en verantwoording zijn opgenomen. Inmiddels is er een tweede groep directeuren opgeleid, waaronder enkele «talenten». Deze moeten een kans krijgen in het management of als directeur. De leden vragen aan de Minister wat zij doet om dit te bewerkstelligen. Daarnaast kijkt de inspectie te globaal naar het onderwijs op de basisscholen op de eilanden in verhouding tot de scholen in Nederland. Een gesprek met de directeur is blijkbaar voldoende. Daaruit constateren de leden dat een directeur met een goed verhaal dan niet gewezen wordt op de noodzakelijke verbeterpunten. Zij vragen of de Minister het eens is dat een uitgebreider en diepgaander inspectieonderzoek meer oplevert. Zo kan er ook voldaan worden aan de ondersteuning die de Minister noemt in de brief.

Sociale problematiek

De voornoemde leden maken uit de brief van de Minister op dat er stappen worden genomen om jongeren een betere kans tot de arbeidsmarkt te geven. De Sociale Kanstrajecten Jongeren zijn hierbij succesvolle programma’s volgens de inspectie. Dit succes valt echter alleen te herleiden tot Bonaire. Dit programma is niet effectief op Saba en St. Eustatius. De Minister geeft aan dat dit door de kleine bevolkingsaantallen komt. De leden willen weten van de Minister of het alleen hierdoor komt of dat er andere oorzaken zijn voor de weinige aanmeldingen. Zij vragen of het daarnaast een probleem is dat er weinig jongeren zich hiervoor aanmelden op bovengenoemde eilanden.

Als laatste willen de leden de Minister meegeven dat het van belang is het onderwijsniveau de komende jaren op peil te houden. De basis van de oplossing voor de sociale problematiek op de eilanden ligt bij het onderwijs. Geef mensen een gelijke kans om zich te scholen om zo het sociaal economisch klimaat van onder af te verbeteren.

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de voortgang in het onderwijs in Caribisch Nederland. Zij complimenteren iedereen die heeft bijgedragen aan de vooruitgang die is geboekt. Tegelijkertijd maken deze leden zich zorgen over de kwetsbaarheid van het onderwijs in Caribisch Nederland. Vandaar dat deze leden nog enkele vragen hebben.

De leden constateren dat het personeelstekort op de eilanden en met name in het primair onderwijs nijpend is. Zij vragen of de Minister nader kan ingaan op de achterliggende redenen hiervan. Zijn er parallellen met het lerarentekort in Europees Nederland en kan er van elkaar geleerd worden? Kan de Minister ook al nader aangeven hoe zij besturen gaat ondersteunen en welke effecten dit heeft voor de korte en de langere termijn? Deze leden vragen tevens of de Minister nader in kan gaan op de werkzaamheden van de bestuurscoaches. Kan zij hierbij in ieder geval ingaan in welke mate zij het bestuur coachen en wat hun rol precies is. Hebben deze coaches een achtergrond in het onderwijs en kennis van de cultuur van Caribisch Nederland? De voornoemde leden vragen tevens welke andere maatregelen de Minister neemt om het personeelstekort op korte termijn terug te dringen. Wat zijn hiervan de beoogde resultaten, zo vragen deze leden.

De voornoemde leden vinden het belangrijk dat er inzet wordt gepleegd in het opleiden en professionaliseren van leraren. Kan de Minister in dit kader nader ingaan op eerstegraads bevoegdheden in Caribisch Nederland. Wordt hier voldoende in geschoold, zo vragen deze leden. Ook vragen de leden hoe de medezeggenschap in Caribisch Nederland functioneert. Hebben ouders, medewerkers en leerlingen inspraak? Zij vragen of een sterkere medezeggenschap bij kan dragen aan kwaliteitsverbetering en stabiliteit. Wat kan de Minister doen om de positie van de medezeggenschap te verbeteren, zo vragen deze leden.

Deze leden vragen tevens hoe in Caribisch Nederland burgerschapsonderwijs is vormgegeven. Is er ruimte voor verbetering en hoe wordt dit vormgegeven, zo vragen deze leden.

De voornoemde leden vragen wat er wordt gedaan om leerlingen met een leerachterstand of handicap extra te ondersteunen. Hoe is de samenwerking met jeugdzorg vormgegeven, zo vragen deze leden tevens.

De leden vragen in hoeverre scholen in Caribisch Nederland inmiddels gebruikmaken van zonnepanelen. Is dit de afgelopen periode toegenomen? De elektriciteitsvraag van scholen valt immers grotendeels samen met de zonnige momenten van de dag en het gebruikmaken van zonnepanelen is dus een goede investering om energiekosten te drukken én in duurzaamheid. Als het aantal zonnepanelen niet is toegenomen, ziet de Minister (of haar collega van Economische Zaken en Klimaat) dan een rol voor zichzelf weggelegd om dit te simuleren, zo vragen deze leden.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige brieven. De Ministers schrijven dat in 2020 op de Saba Comprehensive School en op de Gwendoline van Puttenschool de programma’s en de examens van de Caribean Examinations Council volledig zijn ingevoerd conform de kaders van het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap en dat dit moet leiden tot een betere aansluiting op het regionale vervolgonderwijs en de regionale arbeidsmarkt en een succesvolle participatie in de lokale en regionale maatschappij. Nu maken deze leden zich zorgen over de aansluiting op het hoger onderwijs in Nederland. De toenmalige Staatssecretaris schreef op 8 oktober 20144: «De examens van de CXC worden breed erkend, ook in Nederland. De profielen kunnen namelijk zodanig worden samengesteld, dat ze het profiel van de theoretische leerweg van het vmbo (mavo) of havo weerspiegelen.» Bij het afronden van het momenteel lopende schooljaar 2019/2020 stroomt op Sint Eustatius het eerste cohort leerlingen uit dat onderwijs volgt voor het CSEC5. Wat is er sinds 2014 gebeurd in termen van wet- en regelgeving? Zij vragen of er inmiddels equivalenten bestaan van de regelgeving voor CSEC-onderwijs voor de vier havo-profielen. Komen de betrokken scholieren niet in aanmerking voor automatische erkenning van hun diploma als equivalent van het havo-diploma? Welke overwegingen liggen daaraan ten grondslag, zo vragen de voornoemde leden.

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Wij danken de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor hun inbreng en de gestelde vragen. Hieronder gaan wij in op de vragen in de volgorde van het verslag.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie vragen wat de ondersteuning inhoudt om het onderwijs verder te blijven ondersteunen als het aankomt op het behouden en borgen van de kwaliteit, ook in relatie tot de duidelijke signalen over armoede in Caribisch Nederland.

Om de kwaliteit van het onderwijs te behouden, te borgen en verder te verbeteren, ondersteunen wij onder meer de schoolbesturen door de inzet van bestuurscoaches, maken wij extra ondersteuning vanuit de Taalunie mogelijk, subsidiëren we de inzet van extra taalcoördinatoren en geven wij ondersteuning bij de implementatie van de examens van de Caribbean Examinations Council (CXC) op Sint Eustatius en Saba. Goed onderwijs is ook gebaat bij goede onderwijshuisvesting en wij blijven de openbare lichamen de komende jaren ondersteunen door het leveren van een aanzienlijke bijdrage in de kosten van de renovatie of nieuwbouw van onderwijshuisvesting, welke anders voor rekening van de openbare lichamen zou komen.

De Inspectie van het Onderwijs heeft in haar rapport in 2017 aangegeven dat als armoede en jeugdproblematiek niet in samenhang worden aangepakt, het onderwijs niet stabiel zal worden. Het onderwijs zal zich dan onvoldoende op zijn kerntaken en doelen kunnen richten en niet succesvol zijn. Onderwijs dat (te) geïsoleerd van de andere maatschappelijke aandachtsgebieden zijn werk moet doen, is op den duur niet effectief. Daarom werken wij samen met andere ministeries aan een integrale interdepartementale aanpak die op de eilanden vorm moet krijgen. De versterking van de samenwerking van het onderwijs met de jeugdketen en de aansluiting op vervolgonderwijs en arbeidsmarkt zijn belangrijke elementen.

Ook investeren wij samen met de openbare lichamen en met de Ministeries van SZW, VWS en BZK in het versterken van de kwaliteit en (financiële) toegankelijkheid van de kinderopvang en de buitenschoolse voorzieningen in Caribisch Nederland via het programma BES(t) 4 kids.6 Dit programma kent een integrale aanpak, waarbij bijvoorbeeld alle kinderen in de dagopvang een voorschools educatief aanbod krijgen, als regulier onderdeel van de kinderopvang. Een ander belangrijk doel is het verlagen van de kostprijs voor de ouders, mede in het licht van de armoedeproblematiek in Caribisch Nederland.

Daarnaast zal voor het mbo in Caribisch Nederland ook het studentenfonds worden geïntroduceerd, waarmee er geld beschikbaar komt voor studenten uit minimagezinnen voor financiële ondersteuning bij het volgen van een opleiding. Het gaat dan bijvoorbeeld om kosten voor de aanschaf van laptops, boeken en werkkleding. De verdere verbetering van de kwaliteit van het onderwijs is uiteraard in het belang van de ontwikkeling van de leerlingen, maar zal ook ten goede kunnen komen aan de verdere ontwikkeling van de eilanden. Zij kunnen verder groeien met beter opgeleide werknemers op de arbeidsmarkt en zo een vermindering van de armoede mogelijk maken.

Verbetering kwaliteit onderwijs zet door, maar is kwetsbaar

De leden van de CDA-fractie willen weten hoe groot het personeelstekort is op de eilanden en wat de prognoses zijn voor de komende jaren, alsook hoe wij de scholen hierbij gaan ondersteunen.

Er zijn geen cijfers te geven van de tekorten, of prognoses te geven voor de komende jaren. Dit komt met name door de schaalgrootte van de eilanden. We zien wel dat de scholen, ondanks de uitdagende arbeidsmarkt in de regio, het in de meeste gevallen voor elkaar weten te krijgen om het hoofd te bieden aan de tekorten. De uitdaging wordt met name zichtbaar in de moeite die het kost om bekwaam personeel te vinden dat voor geruime tijd op de eilanden wil blijven wonen en werken. Daarom zetten wij in op een betere bij- en nascholing van het onderwijspersoneel en op het versterken van de lerarenopleiding op Bonaire. Hiermee voorzien we zowel in een opleidingsbehoefte op de eilanden als in de beschikbaarheid van docenten voor de langere termijn. Leraren kunnen hierdoor bij vertrek of ziekte ook makkelijker vervangen worden.

Wij hebben met onze collega’s van de landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk afgesproken een aantal acties uit te voeren om voldoende bekwame leraren in dat deel van het Koninkrijk te krijgen. Op de Benedenwindse eilanden wordt een samenwerkingsverband «opleiden in de school» gestart, en worden afspraken gemaakt voor een structurele financiering van de lerarenopleiding voor het basisonderwijs op Bonaire, de Lerarenopleiding Funderend Onderwijs (LOFO), die door de Universiteit van Curaçao in stand wordt gehouden. Voor de Bovenwindse eilanden kijken we naar een goed nascholingsaanbod voor het primair en secundair onderwijs op het gebied van special educational needs, ten behoeve van het omgaan met verschillen. En tenslotte werken we samen met de inspectie, de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) en uiteraard alle betrokkenen ter plaatse aan verdere ontwikkeling en uitvoering van het systeem van kwaliteitsbewaking van de lerarenopleidingen op de Caribische eilanden van het Koninkrijk.

De onderwijsagenda: stand van zaken deelonderwerpen

Ook vragen de leden van de CDA-fractie waar ze aan moeten denken bij de beoogde ondersteuningsstructuur en hoe zo’n structuur de besturen gaat helpen bij het vinden van geschikte en bekwame bestuurders.

Momenteel wordt op de verschillende eilanden verder nagedacht en worden gesprekken gevoerd tussen de schoolbesturen en de bestuurscoaches over wat voor ondersteuning nodig is op de eilanden. Uit deze gesprekken blijkt reeds dat de scholen een verschillende ondersteuningsbehoefte op Bonaire enerzijds en Saba en Sint Eustatius anderzijds aangeven. Het doel van de ondersteuningsstructuur is dat de scholen zoveel mogelijk zelf in staat zijn om hun taken uit te voeren en daarbij waar nodig, bijvoorbeeld op financieel, administratief of onderwijsinhoudelijk vlak, worden ondersteund. Omdat gelet op de kleine schaal van de eilanden niet alle ondersteuning permanent op elk afzonderlijk eiland aanwezig kan zijn, wordt bezien op welke wijze die ondersteuning toch beschikbaar kan komen voor de schoolbesturen. Te denken valt daarbij aan een shared services organisatie die óf zelf advies of ondersteuning biedt óf er voor zorgt dat deze wanneer nodig kan worden ingekocht. Om ervoor te zorgen dat de uitvoering en implementatie van de toekomstige ondersteuningsstructuren succesvol zullen zijn, is het belangrijk dat de schoolbesturen, met behulp van de bestuurscoaches, eerst zelf formuleren welke ondersteuning zij nodig hebben zodat zij beter in positie worden gebracht en kennis wordt geborgd, ook voor toekomstige schoolbestuurders. In het komende jaar zullen deze gesprekken leiden tot een concreet voorstel voor een ondersteuningsstructuur.

De leden van het CDA informeren of het gelukt is om per 1 september 2019 te starten met een voorbereidingsjaar van een opleidingsschool en zo ja, hoe dit voorbereidingsjaar eruit ziet en hoeveel scholen en studenten hieraan deelnemen. Indien het niet gelukt is, vragen zij wat de reden is dat dit niet gelukt is en hoe het vervolgproces eruit ziet.

We zijn inderdaad gestart met een voorbereidingsjaar voor een opleidingsschool: het Partnerschap Opleiden in de School in het Caribisch Gebied (POS CG) is opgericht en de penvoerders voor primair- en voortgezet onderwijs zijn aangewezen. Voor dit voorbereidingsjaar is door ons budget gereserveerd en al deels ter beschikking gesteld aan de penvoerders. Van Nederlandse kant is het hoofd van de afdeling OCW Caribisch Gebied van de Rijksdienst Caribisch Nederland lid van de stuurgroep van dit partnerschap. Er is een plan van aanpak opgesteld voor dit voorbereidingsjaar. In juni 2020 wordt de aanvraag tot «aspirant opleidingsschool» ingediend. Hiertoe wordt in de periode tot en met mei 2020 een samenwerkingsovereenkomst en een ontwikkelplan opgesteld. In dit voorbereidingsjaar nemen nog geen studenten actief deel. Dat is ook niet gebruikelijk in de voorbereiding op een aspirant-status. In het samenwerkingsverband nemen momenteel vier schoolbesturen van de Benedenwindse eilanden deel, die zowel primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs vertegenwoordigen. Daarnaast maken ook de drie instituten met lerarenopleidingen op de Benedenwindse eilanden deel uit van het partnerschap.

De leden van de CDA-fractie vragen tevens hoeveel bbl7-studenten er op Bonaire zijn en hoeveel studenten in 2019 vielen onder de middelen uit de regio-envelop en in dat kader hoeveel geld er beschikbaar is per bbl-student. Tevens vragen zij wat allemaal tekortsectoren zijn op Bonaire.

Het aantal mbo-studenten op Bonaire is beperkt in omvang, en slechts een deel daarvan is bbl-student. In het studiejaar 2018–2019 ging het om ongeveer 70 bbl-studenten, maar het voorlopige aantal in het studiejaar 2019–2020 laat een verdubbeling van dit aantal zien. Voor wat betreft de pilot voor loonkostensubsidie wordt er op dit moment nog gewerkt aan een verdere uitwerking hiervan, en dat betekent dat de pilot in de jaren 2020 en 2021 zal worden uitgevoerd. Het bedrag dat hiervoor per bbl-student beschikbaar wordt gesteld, is nog afhankelijk van de uitwerking. De focus zal liggen op de sectoren waar de grootste tekorten zijn, zijnde de bouw, horeca, techniek, horeca en kinderopvang.

Verder vragen de leden van de CDA-fractie hoe het bbl-onderwijs past in het CXC8-onderwijssysteem.

Het CXC-onderwijs op de scholen op Saba en Sint Eustatius is hoofdzakelijk gericht op leerlingen in de leerplichtige leeftijd. Er is daarbij maar zeer beperkt sprake van bbl-trajecten. De scholen hebben echter wel de mogelijkheid in voorkomende gevallen het beroepsonderwijs (Caribbean Vocational Qualification (CVQ)) in bbl-vorm aan te bieden. Op dit moment gebeurt dat bijvoorbeeld voor de scholing van medewerkers in de kinderopvang in het kader van het programma BES(t) 4 Kids, om de kwaliteit van de kinderopvang te verhogen.

De leden van het CDA vragen hoe de Inspectie van het Onderwijs kan concluderen dat de SKJ9 goed en belangrijk werk doen als er geen zicht is op de omvang van de problematiek en de effectiviteit van de uitvoering.

De inspectie heeft het toezicht op de instellingen die de Sociale Kanstrajecten jongeren (SKJ) verzorgen op dezelfde manier vormgegeven als dat op de scholen. Er is dus elk jaar een bezoek, het ene jaar een kwaliteitsonderzoek en het volgende jaar een voortgangsgesprek. Bij de kwaliteitsonderzoeken beoordeelt de inspectie onder meer de kwaliteit van het onderwijsaanbod, van de lessen en van de begeleiding van de deelnemers. Op grond van deze onderzoeken is geconstateerd dat de instellingen voldoen aan de normen voor basiskwaliteit. Met name op Bonaire wordt een grote groep voortijdig schoolverlaters begeleid naar een baan of naar passend vervolgonderwijs. In de inspectierapporten staan hierover gegevens. Op dit moment wordt een evaluatie gedaan naar de SKJ, waarin ook wordt bezien hoe de uitvoering de afgelopen jaren is verlopen en welk resultaat de trajecten hebben. Op basis daarvan zal tevens een besluit worden genomen of aanpassing van de kaders voor SKJ nodig is.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

Lerarentekort

De leden van D66 maken op uit de brief dat er afspraken zijn gemaakt met de bovenwindse eilanden om onder andere een dependance van de lerarenopleiding (vanuit Curaçao) op Bonaire te bewerkstelligen en vragen op welke termijn de Minister verwacht dat deze afspraken resultaat geven en wat daarnaast het verwachte effect van de boven geschetste situatie is.

Zoals wij bij de vraag van het CDA hebben aangegeven, bestaat er al sinds geruime tijd een lerarenopleiding basisonderwijs op Bonaire. Deze LOFO (lerarenopleiding funderend onderwijs) wordt in stand gehouden door de Universiteit van Curaçao (UoC), op basis van een subsidie van ons ministerie. We willen de subsidie graag vervangen door een structurele financieringsafspraak. Het gesprek daarover tussen de UoC en ons ministerie loopt, via onze afdeling OCW Caribisch Gebied in de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN), en zal in 2020 tot resultaat leiden. De concrete output van LOFO zal zijn dat jaarlijks gediplomeerde docenten primair onderwijs de opleiding uitstromen en daarmee beschikbaar komen voor het onderwijs in de Caribische regio. In studiejaar 2019–2020 is een nieuw cohort van ruim 20 studenten gestart.

Schoolbesturen

De leden van de D66-fractie benoemen dat twee directeur-bestuurders niet getoetst worden op de competenties die de functie vereist. Verder vragen ze op welke manier aankomende directeuren, die worden gekenmerkt als «talenten», een kans krijgen in het management of als directeur. Ook wordt gevraagd of een uitgebreider en diepgaander inspectieonderzoek op de eilanden meer oplevert.

Het Ministerie van OCW heeft, net als in Europees Nederland, een stelselverantwoordelijkheid en dat betekent dat niet wordt ingegrepen in het personeelsbeleid op de eilanden om de autonomie van scholen te waarborgen. Het is aan de scholen en schoolbesturen zelf om afwegingen te maken in hun personeelsbeleid en te bepalen wie het meest geschikt is in het management of als directeur.

Zoals reeds benoemd worden bestuurders bijgestaan door bestuurscoaches zodat zij hun taken en verantwoordelijkheden zo goed en volledig als mogelijk oppakken. De toekomstige ondersteuningsstructuur zal hier eveneens in moeten voorzien.

Het toezicht op de kwaliteit van het onderwijs is op dezelfde manier vormgegeven als in Europees Nederland. Dezelfde kwaliteitscriteria en hetzelfde onderzoekskader zijn van toepassing. In vergelijking met Europees Nederland worden de onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland wel intensiever onderzocht en gemonitord, zo vindt er jaarlijks contact met alle scholen plaats en is er tweejaarlijks een kwaliteitsonderzoek op alle scholen. De inspectie beschrijft de ontwikkeling van de onderwijsresultaten op de scholen in haar rapporten. Er zijn geen data voorhanden op basis waarvan gezegd kan worden dat deze handelwijze meer oplevert, maar deze wordt in de huidige ontwikkelingsfase van het onderwijs op de eilanden door ons passend geacht.

Sociale problematiek

De leden van de D66-fractie vragen of het feit dat er weinig aanmeldingen zijn op Saba en Sint Eustatius voor de SKJ-trajecten alleen te maken heeft met de kleine bevolkingsaantallen, of dat er ook andere oorzaken zijn. Tevens vragen zij of het een probleem is dat zich weinig jongeren aanmelden op deze eilanden.

Conform de SKJ-wetgeving komen alleen jongeren in de leeftijd 18–24 die geen startkwalificatie hebben, niet zijn ingeschreven bij een onderwijsinstelling en geen werk hebben, in aanmerking voor een SKJ-traject. Met name op Saba komt deze doelgroep inmiddels nauwelijks meer voor. Dit heeft naast de beperkte aantallen jongeren ook te maken met het feit dat de Saba Comprehensive School goed in staat is om de studenten naar een startkwalificatie te begeleiden, wat zeer positief is. De evaluatie van de SKJ moet meer inzicht bieden in de situatie op de verschillende eilanden en de mogelijke implicaties voor de toekomstige inrichting van de SKJ. Deze wordt begin volgend jaar afgerond.

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of in kan worden gegaan op de achterliggende redenen van de personeelstekorten op de eilanden en of er vergelijkingen te herkennen zijn met Europees Nederland. Ook wordt gevraagd hoe we de besturen gaan ondersteunen en welke effecten hiervan te zien zijn.

Zoals reeds aangegeven in de antwoorden op de vragen van CDS en D66 kunnen de achterliggende redenen voor de personeelstekorten met name worden gevonden in het beperkte aanbod op de arbeidsmarkt in de nabije regio en de hoge doorloop van personeel op de eilanden. Ook is het personeel uit de regio minder goed bekend met het Nederlandse onderwijssysteem waardoor het extra tijd kost om het personeel in te werken. Dit belemmert de continuïteit van het onderwijs. Een vergelijking maken met Europees Nederland is te beperkt aangezien de context en de schaalgrootte van een andere orde zijn. Gezien de context en de kleine schaal van de eilanden blijft personeel dat van buiten de eilanden aangetrokken wordt minder lang. De verwachting is dat leraren die afkomstig zijn van het eiland zelf langer zullen blijven. Daarom zetten wij in op het opleiden van personeel afkomstig van de eilanden of uit de nabije regio. Daarnaast zullen de eilanden voor een deel van hun personeel afhankelijk blijven van mensen afkomstig uit Europees Nederland.

De vormgeving van de verdere ondersteuning voor besturen is reeds beantwoord bij de vraag van de CDA-fractie. De huidige bestuurscoaching heeft eraan bijgedragen dat alle onderwijsinstellingen de basiskwaliteit hebben behaald. Om deze basiskwaliteit te behouden en verder door te ontwikkelen, zal de toekomstige ondersteuningsstructuur worden ingericht.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen om nader in te gaan op de werkzaamheden van de bestuurscoaches en wat hun rol precies is en of deze coaches een achtergrond in het onderwijs en kennis van de cultuur van Caribisch Nederland hebben.

De PO-Raad is verantwoordelijk voor de aanstelling en de selectie van de bestuurscoaches. Beide bestuurscoaches hebben een achtergrond in het onderwijs en zijn zeer bekend met het onderwijs en de cultuur van Caribisch Nederland. De bestuurscoaches begeleiden de scholen en de Expertisecentra Onderwijszorg (EOZ’s). Via de PO-raad wordt aan OCW teruggekoppeld welke prioriteiten er zijn en wat er verder nodig is op de eilanden. De bestuurscoaches ondersteunen de besturen met name bij de verdere versterking van de kwaliteitszorg en bij de realisatie van de prioriteiten uit de Onderwijsagenda Caribisch Nederland 2017–2020. De ondersteuning wordt zeer gewaardeerd door de onderwijsinstellingen en heeft er eveneens aan bijgedragen dat de basiskwaliteit is bereikt voor de onderwijsinstellingen.

De leden van de GroenLinks-fractie willen graag kennisnemen van de maatregelen die worden getroffen om het personeelstekort terug te dringen en vragen wat hiervan de beoogde resultaten zijn.

Om dit probleem het hoofd te bieden is samenwerking in het Koninkrijk van belang. Zo is er geïnvesteerd in de Lerarenopleiding Funderend Onderwijs (LOFO) op Bonaire, zal er worden gewerkt aan een post-initieel nascholingsaanbod voor de bovenwindse eilanden en wordt onderzocht hoe aan de wens tot omscholing van klassenassistenten kan worden voldaan. Nauwe samenwerking met de hoger onderwijsinstellingen in de regio, waaronder de Universiteit van Curaçao, is hierbij essentieel.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Ministers nader kunnen ingaan op eerstegraads bevoegdheden in Caribisch Nederland en informeren of hier voldoende in wordt geschoold.

In het algemeen is het moeilijk voor de scholen om voldoende gekwalificeerd personeel aan te stellen. Met name in het primair onderwijs is het tekort nijpend, maar ook voor het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs valt het niet mee. Bevoegdheden en professionalisering zijn regelmatig onderwerp van gesprek en onderzoek voor de inspectie.

De prioriteit bij de lerarenopleidingen in het Caribisch Gebied ligt vooralsnog bij het opleiden van tweedegraads leraren. Het Partnerschap Opleiden in de School in het Caribisch Gebied verkent in dit voorbereidingsjaar ook de behoefte aan eerstegraads leraren en de mate waarin daarin vanuit het samenwerkingsverband kan worden voorzien. De Universiteit van Curaçao biedt verschillende Master of Education programma’s aan (eerstegraads lerarenopleidingen) in taalvakken (Nederlands, Papiamentu, Engels en Spaans).

Ook willen de leden van de GroenLinks-fractie weten hoe de medezeggenschap in Caribisch Nederland functioneert en of ouders, medewerkers en leerlingen inspraak hebben. Tevens vragen zij of een sterkere medezeggenschap bij kan dragen aan kwaliteitsverbetering en stabiliteit. Daarnaast informeren zij wat de Ministers doen om de positie van de medezeggenschap te verbeteren.

In 2014 is er een vorm van medezeggenschap in Caribisch Nederland ingevoerd. Gekozen is vooralsnog voor een minimale variant waarbij alleen sprake is van een overlegverplichting tussen schoolbestuur en medezeggenschapsraad. Op Bonaire zijn er scholen die een convenant met de medezeggenschapsraad hebben gesloten waarin ook adviesrechten zijn toegekend aan de medezeggenschapsraad. Binnenkort zullen de onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland in het kader van de evaluatie van de Tweede Onderwijsagenda bevraagd worden. Daarbij zal ook op de medezeggenschap ingegaan worden.

Verder willen de leden van de GroenLinks-fractie vernemen hoe het burgerschapsonderwijs is vormgegeven en of er ruimte is voor verbetering.

Het burgerschapsonderwijs in Caribisch Nederland is hetzelfde vormgegeven als in Europees Nederland, dat betekent dat de kerndoelen burgerschap voor Caribisch Nederland hetzelfde zijn als in Europees Nederland. Scholen hebben hierbij de maatschappelijke opdracht om aandacht te besteden aan burgerschapsvorming. Hier is net als in Europees Nederland ruimte voor verbetering. Op dit moment is een wetsvoorstel in voorbereiding om de wettelijke burgerschapsopdracht voor scholen in het funderend onderwijs te verhelderen en verbeteren. Dit wetsvoorstel zal ook gelden voor Caribisch Nederland en is onlangs ingediend bij uw Kamer.

Belangrijk uitgangspunt bij het wetsvoorstel is de nadruk op de ontwikkeling van respect voor en kennis van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals verankerd in de Grondwet en de universeel geldende, fundamentele rechten en vrijheden van de mens. Daarnaast dient de leerling sociale en maatschappelijke competenties te ontwikkelen, die hem of haar in staat stellen deel uit te maken van en bij te dragen aan de pluriforme democratische samenleving. Tevens wordt van scholen verwacht dat zij zorgdragen voor een schoolcultuur waarin iedereen op en rond de school in hun uitingen handelt in overeenstemming met deze waarden. Bovendien behoort de school een oefenplaats te zijn voor leerlingen om ervaring op te doen met de omgang van deze waarden.

De leden van de GroenLinks-fractie zouden graag reactie vernemen op wat er wordt gedaan om leerlingen met een leerachterstand of handicap extra te ondersteunen en vragen zich af hoe de samenwerking met jeugdzorg is vormgegeven.

Wij geven extra middelen aan de scholen op de eilanden om personeel in te zetten met een specifieke deskundigheid voor de onderwijsondersteuning van deze leerlingen. Daarnaast bestaan op de eilanden zogenoemde Expertisecentra Onderwijszorg (EOZ’s). Zij hebben de wettelijke taak om te zorgen voor onderwijsondersteunende activiteiten en ambulante begeleiding van leerlingen met een handicap of leerachterstand. Bij die leerlingen die naast de inzet van het EOZ meer hulp en begeleiding ontvangen, wordt afstemming gezocht met de desbetreffende (jeugd)zorgorganisatie.

Er wordt momenteel een evaluatie naar onderwijszorg uitgevoerd om te achterhalen welke knelpunten in het huidige stelsel van onderwijszorg kunnen worden onderscheiden en welke verbeteringen wenselijk zijn – ook op het terrein van de samenwerking tussen de jeugdketenpartners. Op die manier willen wij ervoor zorgen dat zoveel mogelijk leerlingen de zorg kunnen krijgen die zij nodig hebben om het onderwijs te kunnen volgen.

Verder hebben wij in 2018 samen met de Ministeries van VWS, SZW en BZK het initiatief genomen om op elk eiland «Jeugdtafels» te organiseren waarbij alle bij de jeugd betrokken organisaties met elkaar een gesprek zijn gestart om de samenwerking te verbeteren. Om hen daar verder in te stimuleren wordt verkend hoe wij lokale overlegstructuren kunnen verstevigen en uitbreiden, zodat er ook een steviger fundament met meer doorzettingskracht kan ontstaan.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen in hoeverre scholen in Caribisch Nederland inmiddels gebruikmaken van zonnepanelen en of dit de afgelopen periode is toegenomen. Ook vragen zij of als het aantal zonnepanelen niet is toegenomen, de Ministers (of haar collega van Economische Zaken en Klimaat) dan een rol voor zichzelf weggelegd zien om dit te simuleren.

Op Saba en Sint-Eustatius is reeds geïnvesteerd in centrale zonnepanelenparken. Ook de scholen maken gebruik van de hier opgewerkte energie. Op Bonaire heeft de Scholengemeenschap Bonaire (SGB) interesse getoond in zonnepanelen. In Europees Nederland heeft het Nationaal Energiebespaarfonds een investeringsreglement opgesteld op basis waarvan scholen een Energiebespaarlening kunnen aanvragen. Momenteel wordt door OCW met BZK onderzocht wat de (vergelijkbare) mogelijkheden zijn voor de SGB en andere scholen in Caribisch Nederland.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

Tot slot informeren de leden van de PvdA-fractie wat er sinds 2014 is gebeurd in termen van wet- en regelgeving van de Caribbean Examinations Council (CXC) en of er inmiddels equivalenten bestaan van de regelgeving voor CSEC10-onderwijs voor de vier havo-profielen. Tevens vragen zij of de betrokken scholieren niet in aanmerking komen voor automatische erkenning van hun diploma als equivalent van het havodiploma en welke overwegingen daaraan ten grondslag liggen.

Tussen de brief van 8 oktober 201411 en nu ligt een tijdsbestek van vijf jaar waarin een aantal ontwikkelingen voor wat betreft CXC onderwijs op Saba en Sint Eustatius hebben plaatsgevonden. In de eerste plaats is het Tijdelijk besluit Saba Comprehensive School en de Gwendoline van Puttenschool BES aangepast waardoor het ook voor de Gwendoline van Puttenschool juridisch mogelijk is gemaakt om de onderwijsinrichting- en examenstructuur in te richten volgens de vereisten van CXC. Ten tweede is op dit moment een algemene maatregel van bestuur, ter vervanging van het Tijdelijke Besluit, in voorbereiding, dat de diverse mogelijkheden voor doorstroom binnen CXC onderwijs op Saba en Sint Eustatius vastlegt. Eveneens is voorzien om in dit besluit de mogelijkheden te regelen voor doorstroom van leerlingen met een afgeronde CXC-opleiding naar Bonaire of Europees Nederland. De beoogde inwerkingtreding is volgend schooljaar. Het CXC onderwijssysteem is dusdanig anders ingericht dan het onderwijssysteem op Bonaire en Europees Nederland – het kent enkel onderscheid tussen beroepsonderwijs (CVQ) en algemeen vormend onderwijs (CSEC) – dat het niet wenselijk is het diploma automatisch aan het havodiploma gelijk te stellen.