Vastgesteld 19 augustus 2020
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 11 juni 2020 over de voorbereiding van een Wet op de politieke partijen (Wpp) (Kamerstuk 35 300 VII, nr. 123) en over de brief van 22 juni 2020over de reactie op het advies van de Commissie toezicht financiën politieke partijen (Ctfpp) over het verantwoordingsjaar 2018 (Kamerstuk 32 752 nr. 65).
De vragen en opmerkingen zijn op 10 juli 2020 aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 18 augustus 2020 zijn de vragen beantwoord
De voorzitter van de commissie, Ziengs
Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
Inhoudsopgave
I |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
1. |
Inleiding en doel |
2 |
2. |
Transparantie Interne organisatie |
2 |
3. |
Specificering bestaand partijverbod |
3 |
4. |
Transparantie campagnes |
3 |
5. |
Transparantie financiering decentrale politieke partijen |
4 |
6. |
Instelling onafhankelijke toezichthouder |
5 |
7. |
Planning |
6 |
II |
Reactie van de Minister |
6 |
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief inzake de «voortgang voorbereiding Wet op de politieke partijen. Graag willen zij de Minister daarover een aantal vragen stellen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief betreffende de voortgang voorbereiding Wet op de politieke partijen (Wpp). De voornoemde leden kijken uit naar de indiening van het wetsvoorstel en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister en van het internationaal rechtsvergelijkend onderzoek naar de situatie in een aantal andere landen. Deze leden hebben op dit moment een aantal specifieke vragen die zij graag aan de Minister voor willen leggen.
Er is door een aantal onderzoekers een interessant internationaal rechtsvergelijkend onderzoek gedaan. Kan de Minister, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks, nader ingaan op wat zij uit de onderzoek meeneemt bij de komende wetswijzigingen? Welke goede voorbeelden uit andere landen wil zij in de Nederlandse wetgeving overnemen?
De leden van de SP-fractie hebben de brief over de wet op de politieke partijen met interesse gelezen en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen. De Minister noemt in de inleiding dat in beginsel de bemoeienis met partijen er niet komt, tenzij er een hoger doel is. Zij noemt daarbij het verbod op partijfinanciering vanuit landen buiten de EU. Kan de Minister nog eens ingaan op de vraag waarom het kabinet buitenlandse inmenging wel wenselijk vindt wanneer het landen binnen de EU betreft? Vindt de Minister het wenselijk dat vanuit bijvoorbeeld Malta of Hongarije politieke partijen in Nederland gefinancierd kunnen worden? Welke hogere doelen ziet de Minister nog meer?
De leden van de ChristenUnie-fractie danken de Minister voor de toegezonden stukken en hebben behoefte aan het stellen van enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien controle van de uitvoerende macht als één van de kerntaken van politieke partijen. Hoe verhoudt deze kerntaak zich voor de Minister tot het opstellen van regels met betrekking tot het functioneren van politieke partijen door de overheid? Kan de Minister aangeven hoe zij er rekening mee zal houden dat politieke partijen gezien hun functie in onze democratische rechtsstaat een hoge grondrechtelijke bescherming hebben en hoe met aanwijzingsbevoegdheden zal worden omgegaan.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of zij het juist zien dat met het instellen van een Wet op de politieke partijen Nederland het enige Europese land zou zijn dat wel bij wet regels stelt aan politieke partijen, maar de positie van politieke partijen niet grondwettelijk geborgd heeft?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen landelijke en lokale politieke partijen waar het regels betreft ten aanzien van bijvoorbeeld transparantie van campagnes en de mogelijkheid tot een partijverbod. Genoemde leden vragen de Minister nader toe te lichten waarom dit onderscheid wordt gemaakt.
In het voorstel voor een Wet op de politieke partijen zal een regeling voor een mogelijk partijverbod worden opgenomen. Voor de leden van de VVD-fractie is de vrijheid om een politieke partij op te richting een belangrijk element van onze democratische rechtsstaat. Het verbieden van een politieke partij kan dan ook niet anders zijn dan een ultieme remedie, waar toe pas moet worden overgegaan als andere stappen zijn doorlopen en geen oplossing bieden. Zij vragen zich af waarin het specifieke verbod in de toekomstige Wet op de politieke partijen zal verschillen van het huidige artikel 2:20 BW. Zal het moeilijker of gemakkelijker worden om een politieke partij te verbieden? Waar wordt op aangekoerst? Kan de Minister andere voorbeelden benoemen van «hoge uitzonderingen» waarbij een politieke partij kan worden verboden? De leden van de VVD-fractie vragen de Minister daar op in te gaan.
De Minister stelt in haar brief, zo lezen de leden van de SP-fractie, dat zij een partijverbod mogelijk wil maken, wanneer een partij handelt in strijd met de democratische rechtstaat. De genoemde leden lezen dat het aan een rechter is om te bepalen of partijen hier wel of niet aan voldoen. De genoemde leden begrijpen dat een partij nu al verboden kan worden bij uitzondering als de partij of de leden de huidige wet overtreden en staan daar uiteraard achter. Wel hebben zij vragen over deze nieuwe uitbreiding. Kan de Minister aangeven of enkel ideeën hier onder vallen? Mag een partij het afschaffen van de democratische rechtstaat zelf bepleiten bijvoorbeeld? Zijn er wetten die niet afgeschaft mogen worden of verdragen die niet mogen worden opgezegd om niet in strijd te handelen met de democratische rechtstaat en zo ja welke zijn dat?
De leden van de VVD-fractie wijzen op het rapport «Het juridische kader voor de verspreiding van desinformatie via internetdiensten en de regulering van politieke advertenties» dat iIn december 2019 door het Instituut voor Informatierecht (IVIR) is uitgebracht. De leden van de VVD-fractie vragen wat de appreciatie van de Minister is van de in dit rapport genoemde beleidsopties en daarbij gemaakte opmerkingen met betrekking tot betaalde politieke advertenties online?
Wordt er in de Wet op de politieke partijen ook gekeken naar adverteerders die geen politieke partijen zijn maar wel «politieke» advertenties online plaatsen? Zo ja, wat is dan de definitie van een politieke advertentie? Zo nee, is de Minister van plan dit soort advertenties aan Europese regelgeving over te laten en/of onderdeel te laten worden van de Europese gedragscode? Zo ja, wat is dan de inhoudelijk inzet van Nederland in dezen? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister.
Naar welke overige zaken met betrekking tot transparantie van digitale politieke campagnes wordt nu op Europees niveau gekeken (bijv. in het Democracy Action Plan)? Wat is daarbij de inzet van Nederland en hoe wil de Minister bij die onderdelen de Nederlandse vrijheid van meningsuiting waarborgen? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister. Ook vragen de leden van de VVD-fractie hoe de Minister aankijkt tegen het plaatsen van factchecks bij politieke boodschappen door techbe-drijven.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de brief dat de Minister de transparantie van (digitale) campagnes wil gaan vergroten. Hoe gaat zij dit concreet doen in de Wpp? En hoe gaat zij dit in aanloop naar de komende Tweede Kamerverkiezingen ondersteunen, als de Wpp nog niet van kracht is?
De leden van de SP-fractie steunen het uitgangspunt dat digitale campagnes transparant zouden moeten zijn. Zij lezen onder andere dat misleiding moet worden tegengegaan, wat een nobel streven is. Deze leden vragen wie gaat bepalen wat misleiding is en wat niet? Doelt de Minister hier op de inhoud van politieke campagnes of op de financiering ervan?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het advies van de Commissie toezicht financiën politieke partijen (Ctfpp). Over de reviews van de accountants van politieke partijen adviseert de Ctfpp de Auditdienst Rijk (ADR) te verzoeken nogmaals een review te laten uitvoeren bij de accountant van Forum voor Democratie over verantwoordingsjaar 2018. Daarnaast vonden de aan het woord zijnde leden het zeer opmerkelijk dat de Cftpp expliciet wijst op de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen als de omissie zich nogmaals voordoet. Wat is de aard van de omissie dat nogmaals een review moet worden gedaan? Zij vroeg zich af of een dergelijke opmerking ooit eerder is gemaakt door deze commissie, en hoe de Ctfpp deze opmerking bedoelde. Verder zien zij in de brief van de Ctfpp wederom bevestigd waarom een onafhankelijke toezichthouder op afstand van de Minister noodzakelijk is.
De leden van de GroenLinks-fractie geven aan dat zij de transparantie van financiën van politieke partijen bijzonder belangrijk vinden. Deze leden vinden het van groot belang voor het goed functioneren van de democratie dat politieke partijen transparant zijn over van wie zij giften ontvangen en welke andere vormen van donaties zij krijgen. In de nu voorliggende schets van de inhoud van de Wpp missen deze leden hier concrete invulling van. Kan de Minister aangeven of in de toekomstige wet bijvoorbeeld ook geregeld gaat worden dat als donateurs of sponsoren van politieke partijen reclametijd op televisie, radio of internet inkopen of anderszins reclamemiddelen faciliteren zoals bijvoorbeeld billboards langs wegen dit ook onder de transparantieregels gaat vallen? Zo ja, op welke wijze zal dit transparant gemaakt moeten worden? Zo nee, waarom niet? De aan het woord zijnde leden vinden het van belang dat ontwijkingsroutes, om te voorkomen dat voldaan hoeft te worden aan de transparantieregels, zo veel als mogelijk worden gedicht. Deelt de Minister de mening van deze leden dat dit van groot belang is? Zo nee, waarom niet? Deelt de Minister ook de mening dat voorkomen moet worden dat (vage) rechtspersonen als tussenpersonen kunnen blijven dienen voor het verstrekken van giften (of anderszins vormen van donaties) aan politieke partijen? Zo ja, hoe gaat de Minister dit in de Wpp regelen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de SP-fractie vragen waarom de Minister ervoor kiest om eerst de aangekondigde maatregelen over financiering van lokale partijen af te wachten, terwijl deze alleen zien op transparantie maar niet op inkomen vergaren en daarmee dus weinig met elkaar te maken hebben.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen al lange tijd aandacht voor de financiering van lokale politieke partijen. Het is goed dat er bindende regels komen voor de verantwoording van giften. De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat voor giften op lokaal niveau ook een andere drempelwaarde zal gelden. Hoe wordt hierin wel gelijkheid betracht ten aanzien van lokale afdelingen van landelijke partijen? Zal deze drempelwaarde ook gelden voor lokale vertegenwoordigen van landelijke partijen en voor giften gedaan aan landelijke partijen die specifiek geoormerkt zijn voor een lokale afdeling? Voorts vragen de leden hoe wordt omgegaan met partijen die in meerdere gemeenten, maar niet per definitie landelijk opereren?
De leden van de ChristenUnie-fractie hechten waarde aan het uitgangspunt dat bij het opleggen van verplichting aan lokale politieke partijen, ook wordt bezien hoe lokale politieke partijen op een goede manier financieel kunnen worden ondersteund. Zij krijgen de indruk dat de Minister niet voornemens is dit met voorliggend wetsvoorstel te regelen, maar pas in een later stadium hier naar te willen kijken. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen dit te heroverwegen ten einde voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 tot een regeling te komen.
Tot slot vragen de leden van de ChristenUnie-fractie een nadere toelichting waarom giften vanuit Europese landen wél, en niet-Europese landen níet worden toegestaan? Waarom is niet gekozen voor overnemen van het eenduidige voorstel om buitenlandse giften in het geheel niet toe te staan?
De leden van de D66-fractie zijn verheugd met de komst van een onafhankelijke en slagvaardige toezichthouder in de Wpp. Het is een goede zaak dat het toezicht op politieke partijen en de uitvoering van de subsidiëring van politieke partijen straks niet meer bij een politiek orgaan ligt, maar bij een onafhankelijke toezichthouder zoals deze leden bij amendement (Kamerstuk 32 752, nr. 14) in het verleden ook hebben voorgesteld. Zij vragen bij de verdere gedachtevorming en inrichting van deze toezichthouder extra aandacht te besteden aan het waarborgen van voldoende checks and balances en transparantie in de benoemingswijze van de voorzitter en leden hiervan conform de uitgangspunten genoemd in de (aangenomen) Kameruitspraak daarover (Kamerstuk 35 300 VII, nr. 25). Deze leden zien de meerwaarde van een onafhankelijke toezichthouder niet alleen op landelijk niveau, maar ook zeker op lokaal niveau. Decentrale politieke partijen kunnen immers ook te maken krijgen met de gevaren van ondermijning, integriteitskwesties en schimmige financieringen. De risico’s zijn in ieder geval niet minder dan op landelijk niveau. Is de Minister het hiermee eens? Zo ja, kan de Minister bevestigen dat het de bedoeling is dat de onafhankelijk toezichthouder ook op decentraal niveau een geloofwaardige en slagvaardige rol kan spelen?
De leden van de SP-fractie lezen dat er een onafhankelijk toezichthouder komt voor de naleving van deze wet. Kan de Minister aangeven of zij het wenselijk vindt dat bijvoorbeeld oud-politici of leden van een partij, onderdeel zijn van deze toezichthouder? Zo niet, hoe wil de Minister dit waarborgen?
Met betrekking tot de planning vragen de leden van de VVD-fractie waarom het wetsvoorstel Wet op de politieke partijen pas eind 2020 in consultatie gaat. Waarom is het wetsvoorstel niet eerder in consultatie gegaan c.q. gaat het niet eerder in consultatie?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister tot slot een nog iets specifieker tijdpad aan te geven voor de wijziging van de Wfpp en de invoe-ring van de Wpp.
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en de opmerkingen van de leden van verschillende fracties in het verslag van het schriftelijk overleg over de Wet op de politieke partijen (Wpp) en de reactie op het advies van de Commissie van toezicht financiën politieke partijen (Ctfpp) over het verantwoordingsjaar 2018. Hierbij reageer ik op de gestelde vragen en de geplaatste opmerkingen. Waar mogelijk zijn de antwoorden geclusterd per onderwerp.
De leden van de GroenLinks-fractie geven aan kennis te hebben genomen van het internationaal vergelijkend onderzoek naar de regulering van politieke partijen in een aantal westerse landen. Zij vragen of ik kan aangeven wat ik bij de komende wetswijziging meeneem uit dit onderzoek en of er goede voorbeelden uit andere landen zijn die ik over wil nemen.
De leden van de GroenLinks-fractie refereren aan het internationaal vergelijkend onderzoek naar regulering van politieke partijen dat de Rijksuniversiteit Groningen op mijn verzoek heeft uitgevoerd. Dit achtergrondonderzoek had tot doel om een breed beeld van mogelijk relevante wetgeving in een aantal westerse democratieën te verkrijgen. Een voorbeeld van een wet, waarvan ik bij het opstellen van de Wpp onderdelen als referentiekader gebruik, is de regeling van het partijverbod in het Duitse «Parteiengesetz».
De leden van de SP-fractie vragen of ik nogmaals kan ingaan op de vraag waarom giften vanuit andere lidstaten van de Europese Unie blijven toegestaan. Voorts vragen zij of het wenselijk is dat Nederlandse politieke partijen gefinancierd kunnen worden vanuit bijvoorbeeld Malta of Hongarije.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in dit kader of een nadere toelichting kan worden gegeven waarom giften vanuit Europese landen wél, en niet-Europese landen níet worden toegestaan? Waarom is niet gekozen voor overnemen van het eenduidige voorstel om buitenlandse giften in het geheel niet toe te staan?
Binnen de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte is er vrij verkeer van kapitaal. Een verbod op giften uit andere lidstaten van de EU en vanuit de EER is hiermee in strijd. Daarnaast onderhouden de meeste Nederlandse politieke partijen nauwe banden met zusterpartijen in de EU, bijvoorbeeld doordat zij lid zijn van een Europese politieke partij. De mogelijkheid om financiële banden met deze partijen te onderhouden moet blijven bestaan. Voorwaarde is dat voor iedereen duidelijk moet zijn waar giften uit andere lidstaten van de EU en de EER vandaan komen. De drempel die geldt voor transparantie van donaties binnen Nederland, 4.500 euro per donateur per jaar, wordt daarom afgeschaft voor giften uit andere EU-lidstaten en de EER. Alle giften uit deze landen worden daarom openbaar. Uitzondering hierop zijn giften van in het buitenland woonachtige kiesgerechtigden voor de Tweede Kamer. Voor deze categorie blijven dezelfde regels gelden als voor giften uit Nederland.
De leden van de ChristenUnie-fractie geven aan de controle van de uitvoerende macht als één van de kerntaken van politieke partijen te zien. Zij vragen zich af hoe deze kerntaak zich verhoudt tot het opstellen van regels voor het functioneren van politieke partijen door de overheid.
Ook vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of ik kan aangeven hoe ik rekening zal houden met de hoge grondwettelijke bescherming die politieke partijen in onze rechtsstaat genieten en hoe met aanwijzingsbevoegdheden zal worden omgegaan. Voorts vragen zij of correct is dat Nederland met het instellen van de Wpp het enige Europese land zou zijn dat wel bij wet regels stelt aan politieke partijen, maar de positie van politieke partijen niet grondwettelijk waarborgt.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken terecht op dat één van de kerntaken van politieke partijen de controle op de uitvoerende macht is. Andere kerntaken zijn het rekruteren van vertegenwoordigers, het formuleren van politieke standpunten en deelnemen aan de politieke besluitvorming. Daarmee dragen zij bij aan de vormgeving en het functioneren van de democratisch vertegenwoordiging. Het voorstel voor een Wpp beoogt basale spelregels te formuleren, die inzichtelijk maken hoe politieke partijen op hoofdlijnen worden georganiseerd en gefinancierd, zodat zij hun kerntaken optimaal kunnen uitoefenen. Deze spelregels zijn niet bedoeld als aanwijzingen van de regering of de Minister, maar als waarborgen voor het geordend functioneren van de democratische rechtsstaat bij de controlerende en vertegenwoordigende functies van het parlement. De Wpp zal de verenigingsvrijheid van politieke partijen, het uitoefenen van het actief en passief kiesrecht alsook de vrijheid van meningsuiting respecteren.
Wat betreft de grondwettelijke borging van politieke partijen is het kabinet de opvatting toegedaan dat voor het opnemen van een grondwettelijke bepaling inzake politieke partijen, gelet op het sobere karakter van de Grondwet, geen noodzaak bestaat. Voor het waarborgen van de hiervoor genoemde fundamentele rechten vereist de Grondwet dat eventuele beperkingen kunnen worden gesteld bij wet in formele zin. De thans voorgestelde Wpp voldoet aan dit vereiste en beoogt niet om nieuwe beperkingen te stellen. Van de door de Rijksuniversiteit Groningen onderzochte landen heeft alleen het Verenigd Koninkrijk een wettelijke regeling voor politieke partijen zonder Grondwettelijke waarborging.
De leden van de VVD-fractie geven aan dat zij de vrijheid om een politieke partij op te richten als een belangrijk element van onze democratische rechtsstaat beschouwen. Het verbieden van een politieke partij kan volgens hen dan ook niet anders zijn dan een ultieme remedie, waartoe pas moet worden overgegaan als andere stappen zijn doorlopen en geen oplossing bieden. Zij vragen zich af waarin het specifieke verbod in de toekomstige Wet op de politieke partijen zal verschillen van het huidige artikel 2:20 BW en of het moeilijker of gemakkelijker zal worden om een politieke partij te verbieden. Ook vragen zij of ik andere voorbeelden kan noemen van «hoge uitzonderingen» waarbij een politieke partij kan worden verboden.
Ik deel de visie dat de vrijheid om een politieke partij op te richten een wezenlijk element van onze democratische rechtsstaat is. Ook ben ik het ermee eens dat een verbod van een politieke partij een ultieme remedie is, die pas volgt als andere stappen zijn doorlopen. Daaraan verandert dan ook niets.
Het huidige verbod geldt voor alle rechtspersonen en kent als grond «strijd met de openbare orde». Die grond betreft niet alleen het plegen van strafbare feiten, maar heeft een ruimere betekenis. Ook het handelen in strijd met dwingende voorschriften (van andere aard) valt hieronder. Dat betekent dat deze grond ruim en betrekkelijk onbepaald is. Dat zou ertoe kunnen leiden dat een politieke partij wordt verboden of dreigt te worden verboden op te ruime / niet passende gronden, ook al zijn die, strikt genomen, in overeenstemming met de wet.
Juist gelet op de bijzondere functie van politieke partijen in de vormgeving en het functioneren van onze democratie heeft het kabinet besloten het partijverbod meer op deze specifieke positie toe te spitsen. Dat verbod is gebaseerd op doelstellingen en handelingen die zijn gericht op het ondermijnen of zelfs afschaffen van fundamentele beginselen van de democratische rechtsstaat. Voorbeelden zijn georganiseerde pogingen om de onafhankelijkheid van de rechtspraak ongedaan te maken of om de democratische besluitvorming onmogelijk te maken. De dreiging die daarvan uitgaat moet daadwerkelijk en reëel zijn en in een gerechtelijke procedure worden vastgesteld aan de hand van objectief vastgestelde feiten. Het gaat er hierbij om dat de fundamentele beginselen van de democratische rechtsstaat niet als zodanig worden aangetast of tenietgedaan. Door het partijverbod toe te snijden op de bijzondere functie van politieke partijen wordt gewaarborgd dat dit slechts in uitzonderlijke gevallen zou kunnen.
De leden van de SP-fractie hebben vragen over de, in de bewoordingen van deze leden, «nieuwe uitbreiding van het partijverbod». Zij vragen of ik kan aangeven of enkel ideeën hieronder vallen. Ook vragen zij zich af of een partij het afschaffen van de democratische rechtsstaat mag bepleiten. Voorts vragen zij of er wetten zijn die niet afgeschaft mogen worden, of er verdragen zijn die niet mogen worden opgezegd om niet in strijd te handelen met de democratische rechtstaat en, zo ja, welke dat zijn.
De specifieke verbodsregeling voor politieke partijen is geen uitbreiding, maar een verbijzondering van het bestaande verbod voor politieke partijen. In aanvulling op het antwoord op de vorige vraag, benadruk ik dat het koesteren en uitdragen van ideeën een fundamenteel recht is, ook wanneer dat de vormgeving en de inrichting van de staat betreft. De Nederlandse Grondwet kent geen «eeuwigheidsclausule» die bepaalde rechten of instituties onveranderbaar maakt.
Het afschaffen van de democratische rechtsstaat als zodanig en het aantasten of tenietdoen van fundamentele beginselen die daarvan deel uitmaken of daaraan ten grondslag liggen, ondergraven de democratische rechtsstaat. Dat kan betekenen dat die aantasting niet meer ongedaan kan worden gemaakt, althans niet met vreedzame middelen en geordende besluitvorming. Daar ligt de grens.
De leden van de VVD-fractie vragen naar mijn appreciatie van de in het rapport «Het juridische kader voor de verspreiding van desinformatie via internetdiensten en de regulering van politieke advertenties» van het Instituut voor Informatierecht (IVIR) genoemde beleidsopties en de daarbij gemaakte opmerkingen over betaalde politieke advertenties online. Voorts vragen zij of de Wpp ook ziet op adverteerders die geen politieke partijen zijn, maar wel «politieke» advertenties plaatsen. Indien dit het geval is vragen de leden van de VVD-fractie naar de definitie hiervan. Indien dit niet het geval is, vragen zij of ik voornemens ben om dit type advertenties over te laten aan Europese regelgeving en/of onderdeel te laten worden van de Europese gedragscode en wat de Nederlandse inzet dan zal zijn.
Ook vragen zij naar welke overige zaken rond transparantie van digitale politieke campagnes op Europees niveau wordt gekeken. Zij vragen wat hierbij de inzet van Nederland zal zijn en hoe de vrijheid van meningsuiting hierbij wordt gewaarborgd. Ten slotte vragen de leden van de VVD-fractie hoe ik aankijk tegen het plaatsen van «factchecks bij politieke boodschappen door techbedrijven».
In de Kamerbrief «Nieuwe ontwikkelingen beleidsinzet bescherming democratie tegen desinformatie» van 13 mei jl. heb ik gereageerd op het rapport van het IViR.1 Het IViR bepleit aanvullende transparantieregels voor online politieke advertenties op Europees niveau. Dit standpunt onderschrijf ik. Transparantie kan helpen om potentiële verstoring van het publieke democratische debat inzichtelijk te maken, evenals de financiering van betaalde politieke content. Deze inhoudelijk neutrale maatregelen krijgen van het IViR de voorkeur uit het oogpunt van subsidiariteit en proportionaliteit in verband met de vrijheid van meningsuiting.2
Het voorstel voor een Wpp heeft betrekking op politieke partijen en zal dus geen regels bevatten voor andere adverteerders. Transparantie over politieke advertenties zal in het vervolg op de Europese gedragscode desinformatie, dat onder andere in het Democracy Action Plan vorm zal krijgen, naar verwachting een belangrijk onderwerp zijn. Het beschermen van grondrechten, waaronder de vrijheid van meningsuiting, is een van de uitgangspunten van de Nederlandse strategie tegen desinformatie. Dit zal ook leidend blijven in onze inzet.
Met het IviR meen ik dat het juridisch verbieden van bepaalde informatie, alleen op de grond dat de informatie onjuist of misleidend is, zonder aanvullende eisen zoals het schaden van iemands reputatie of de rechten van een ander, moeilijk valt te rijmen met het recht op vrijheid van meningsuiting. Dit standpunt zal ook leidend zijn bij onze reactie op het Europese Democratie Actieplan. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 13 mei jl. vind ik het opportuun om transparantie van internetdiensten te kunnen afdwingen, ook over politieke advertenties.3 Door in te zetten op transparantie in plaats van het juridisch verbieden van bepaalde informatie, blijft de vrijheid van meningsuiting gewaarborgd. Te zijner tijd zal het kabinet via de BNC-procedure de reactie op het Democracy Action Plan aan uw Kamer doen toekomen.
Factchecks door onafhankelijke factcheckers kunnen bij berichten waardevolle context bieden en burgers helpen om informatie op waarde te schatten. Zo ook bij politieke boodschappen. Techbedrijven zoals aanbieders van sociale media hebben een eigen vrijheid om hun diensten vorm te geven, ook waar dit het inbouwen van een factcheck-mechanisme betreft. Ook hierbij moet de vrijheid van meningsuiting in acht worden genomen. Eventuele maatregelen richting techbedrijven komen niet in de Wpp, de Wpp beperkt zich tot maatregelen ten aanzien van politieke partijen en hun neveninstellingen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of ik concreet kan aangeven hoe ik de transparantie van (digitale) campagnes ga vergroten in de Wpp. Tevens vragen zij hoe ik dit in aanloop naar de komende Tweede Kamerverkiezingen ga ondersteunen, als de Wpp nog niet van kracht is.
Het voorstel voor een Wpp zal voor de volgende verkiezingen nog niet in werking zijn getreden. Concrete plannen om transparantie van digitale campagnes in de Wpp te vergroten, werk ik nu uit. De Wpp zal geen regels voor techbedrijven bevatten. Wel worden regelmatig gesprekken gevoerd met deze bedrijven over hun invulling van de gedragscode tegen desinformatie. In deze gesprekken komt ook de transparantie van digitale campagnes aan de orde. Ik heb de internetbedrijven zelf op 25 juni jl. in een gesprek ook verzocht meer transparantie te bieden.
Daarnaast bekijk ik hoe het maatschappelijk middenveld, relevante toezichthouders en de techbedrijven in de voorbereiding op de verkiezingen kunnen worden betrokken. Ter uitvoering van de motie van de leden Middendorp (VVD en Asscher (PvdA) zal ik uw Kamer dit najaar informeren over het tegengaan van digitale inmenging tijdens de verkiezingen.4 Hierbij zal ik ook een overzicht geven van de acties van techbedrijven op het gebied van transparantie van politieke advertenties.
De leden van de SP-fractie steunen het uitgangspunt dat digitale campagnes transparant zouden moeten zijn en dat misleiding moet worden tegengegaan. Zij vragen wie gaat bepalen wat misleiding is en wat niet. Zij vragen of hierop wordt gedoeld op de inhoud van politieke campagnes of op de financiering ervan.
Het voorstel voor een Wpp zal regels bevatten die de transparantie (van de financiering) van online politieke campagnes vergroten en deze voor de kiezer inzichtelijk maken. Het is aan de kiezers zelf om te oordelen over (de inhoud van) deze campagnes.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het advies van de Commissie toezicht financiën politieke partijen (Ctfpp). Zij geven aan het opmerkelijk te vinden dat de Cftpp expliciet wijst op de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen als de omissie zich nogmaals voordoet. Zij vragen wat de aard van de omissie is dat nogmaals een review moet worden gedaan. Zij vragen zich ook af of een dergelijke opmerking ooit eerder is gemaakt door deze commissie, en hoe de Ctfpp deze opmerking bedoelde.
De Commissie van toezicht financiën politieke partijen (Ctfpp) heeft in haar advies over het verantwoordingsjaar 2018 geconstateerd dat «al twee jaar achtereen niet kan worden gesteund op de jaarverantwoording van Forum voor Democratie, en met betrekking tot verantwoordingsjaar 2017 evenmin op de controlewerkzaamheden door de accountant». Voorts merkt de Ctfpp op dat «de partij Forum voor Democratie deel uitmaakt van het democratisch bestel in Nederland, ten aanzien waarvan transparantie één van de belangrijkste waarden is». De Ctfpp heeft niet eerder geadviseerd om het opleggen van een bestuurlijke boete in overweging te nemen.
De leden van de GroenLinks-fractie geven aan dat zij het van groot belang vinden voor het goed functioneren van de democratie dat politieke partijen transparant zijn over van wie zij giften ontvangen en welke andere vormen van donaties zij krijgen. Zij vragen of ik kan aangeven of in de toekomstige wet bijvoorbeeld ook geregeld gaat worden dat als donateurs of sponsoren van politieke partijen reclametijd op televisie, radio of internet inkopen of anderszins reclamemiddelen faciliteren zoals bijvoorbeeld billboards langs wegen, dit ook onder de transparantieregels gaat vallen. Zo ja, op welke wijze zal dit transparant gemaakt moeten worden? Zo nee, waarom niet?
In de Wfpp is nu al geregeld dat giften in natura boven het drempelbedrag van 4.500 euro per donateur openbaar moeten worden gemaakt. De door de leden van de GroenLinks-fractie genoemde voorbeelden vallen onder deze verplichting. Deze bepaling wordt onderdeel van de Wpp en blijft dus ook in de toekomst van kracht.
De leden van de GroenLinks-fractie geven aan het van belang te vinden dat ontwijkingsroutes zo veel als mogelijk worden gedicht, om te voorkomen dat voldaan hoeft te worden aan de transparantieregels. Zij vragen of ik deze mening deel. Ook vragen zij of ik hun mening deel dat voorkomen moet worden dat (vage) rechtspersonen als tussenpersonen kunnen blijven dienen voor het verstrekken van giften (of anderszins vormen van donaties) aan politieke partijen. Zij vragen hoe ik dit in de Wpp ga regelen.
Vanzelfsprekend deel ik de mening van de leden van de GroenLinks-fractie dat het ontwijken van de wettelijke transparantieregels waar mogelijk moet worden voorkomen. Dat geldt ook voor giften waar rechtspersonen mogelijk als tussenpersoon worden gebruikt. In mijn voorstel tot wijziging van de Wfpp, dat integraal onderdeel wordt van de Wpp, is daarom bepaald dat natuurlijke personen achter deze rechtspersonen («uiteindelijk belanghebbende») moeten worden gemeld in de door de toezichthouder openbaar te maken overzichten. Hierdoor gaat inzicht ontstaan in wie de natuurlijke personen achter donaties van rechtspersonen zijn.
De leden van de SP-fractie vragen waarom ervoor wordt gekozen om eerst de aangekondigde maatregelen over financiering van lokale partijen af te wachten, terwijl die volgens deze leden alleen zien op transparantie, maar niet op inkomen vergaren, en daarmee dus weinig met elkaar te maken hebben.
De leden van de ChristenUnie-fractie geven aan waarde te hechten aan het uitgangspunt dat bij het opleggen van verplichting aan lokale politieke partijen, ook wordt bezien hoe lokale politieke partijen op een goede manier financieel kunnen worden ondersteund. Zij vragen om de mogelijkheden te bezien om voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 tot een regeling te komen.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren voorts dat onderscheid wordt gemaakt tussen landelijke en lokale politieke partijen in regels voor bijvoorbeeld transparantie van campagnes en bij de mogelijkheid tot een partijverbod. De genoemde leden hebben mij gevraagd nader toe te lichten waarom dit onderscheid wordt gemaakt.
De Wfpp kent nu voor decentrale partijen uitsluitend de verplichting om een openbaar toegankelijk giftenreglement te hebben. Voor het overige zijn er geen regels voor decentrale partijen en dus is er ook geen ervaring daarmee. Gelet op het ontbreken van deze ervaring kies ik ervoor om in de Wpp stapsgewijs tewerk te gaan bij het eventueel uitbreiden van regels voor decentrale partijen. De eerste stap is het opstellen van regels over de transparantie van de financiering van decentrale partijen. De ervaring die met deze regels wordt opgedaan, kan in een volgende fase worden benut bij het opstellen van eventuele aanvullende regels voor decentrale partijen. Regels over de financiering of regels over de transparantie van campagnes kunnen dan mogelijk aan de orde komen. Voor het partijverbod gaan voor decentrale partijen in beginsel dezelfde regels gelden als voor landelijke partijen.
De leden van de ChristenUnie-fractie spreken hun steun uit voor de introductie van bindende regels voor de verantwoording van giften. Zij vragen hoe bij de drempelwaarde voor openbaarmaking van giften voor decentrale partijen gelijkheid wordt betracht tussen lokale partijen en de lokale afdelingen van landelijke partijen. Ook vragen deze leden zich af of de drempelwaarde ook zal gaan gelden voor giften gedaan aan landelijke partijen, die specifiek geoormerkt zijn voor een lokale afdeling. Voorts vragen de leden hoe wordt omgegaan met partijen die in meerdere gemeenten, maar niet per definitie landelijk opereren.
De regels voor transparantie voor decentrale partijen gaan gelden voor alle politieke partijen die actief zijn in het decentraal bestuur. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen bijvoorbeeld partijen die in één gemeente actief zijn, decentrale afdelingen van landelijke partijen en bovenlokale partijen die in meerdere gemeenten actief zijn. Voor giften aan lokale afdelingen van landelijke partijen gaan dezelfde drempelwaarden gelden als voor alle andere decentrale politieke partijen.
De leden van de D66-fractie laten weten verheugd te zijn met de komst van een onafhankelijke toezichthouder. Zij vragen of bij de verdere gedachtevorming en inrichting van deze toezichthouder extra aandacht kan worden besteed aan het waarborgen van voldoende checks and balances en transparantie in de benoemingswijze van de voorzitter en leden hiervan conform de uitgangspunten genoemd in de (aangenomen) Kameruitspraak daarover (Kamerstuk 35 300 VII, 25).
Tevens merken deze leden op dat zij de meerwaarde van een onafhankelijke toezichthouder niet alleen op landelijk niveau, maar ook op lokaal niveau zien. De «gevaren van ondermijning, integriteitskwesties en schimmige financieringen» zijn volgens hen niet minder dan op landelijk niveau. Zij vragen of ik deze opvatting deel en of ik kan bevestigen dat het de bedoeling is dat de onafhankelijk toezichthouder ook op decentraal niveau een «geloofwaardige en slagvaardige rol kan spelen»?
In navolging van de door de leden van de D66-fractie aangehaalde motie zal in de brede evaluatie van Rijksorganisaties op afstand, waarin aandacht is voor de parlementaire controle, ook in het bijzonder aandacht worden geschonken aan benoemingsprocedures voor democratische instituties. Voor het wetstraject van de Wpp zal ik gebruikmaken van de voorlopige resultaten van dit onderzoek.
De door deze leden geschetste risico’s bestaan inderdaad ook voor decentrale partijen. Daarom zal het voorstel voor een Wpp ook transparantieregels voor de financiering van decentrale politieke partijen bevatten. Niettemin zal, zoals aangegeven in de Kamerbrief van 11 juni jl., het toezicht op de decentrale partijen niet op dezelfde manier kunnen plaatsvinden als bij landelijke partijen. Gelet op de hoeveelheid decentrale partijen zal de administratieve last van zulk toezicht onredelijk hoog zijn. Ook zijn de kosten van een accountantscontrole, zoals voor landelijke partijen verplicht is, voor decentrale partijen disproportioneel hoog. Het zal daarom een lichtere vorm van toezicht worden, bijvoorbeeld met steekproefsgewijze controles door de toezichthouder.
De leden van de SP-fractie vragen of ik het wenselijk vind dat bijvoorbeeld oud-politici of leden van een partij, onderdeel zijn van deze toezichthouder. En, indien dit niet het geval is, hoe ik dit wil waarborgen.
De Commissie-Veling heeft geadviseerd om het lidmaatschap van de Ctfpp niet langer mogelijk te maken in de eerste vier jaar na het uitoefenen van een verkozen of bestuurlijke functie in de nationale of decentrale vertegenwoordigende organen en/of besturen of in het Europees Parlement of de Europese Commissie. Dit advies is in het voorstel voor wijziging van de Wet financiering politieke partijen (Wfpp) overgenomen. Ik ben voornemens om in de Wpp voor de leden van de toezichthouder een vergelijkbare regeling op te nemen.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af waarom het wetsvoorstel Wet op de politieke partijen pas eind 2020 in consultatie gaat. Zij vragen waarom het wetsvoorstel niet eerder in consultatie is gegaan c.q. niet eerder in consultatie gaat.
De Wpp is een belangrijk wetsvoorstel, dat ik zorgvuldig wil voorbereiden. Hiermee zijn de nodige afstemming en tijd gemoeid. Ook maken van het voorstel voor een Wpp enkele onderwerpen deel uit, waarvoor tot nu toe geen regelgeving bestond. Voorbeeld zijn de regels over (digitale) politieke campagnes en de transparantie van de financiering van decentrale partijen. Bij het opstellen van deze regels moet een balans worden gevonden tussen transparantie en effectiviteit enerzijds en het zoveel mogelijk beperken van de administratieve lasten voor politieke partijen anderzijds. Dit vergt zorgvuldige voorbereiding, waarmee enige tijd is gemoeid.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of ik een nog specifieker tijdpad kan aangeven voor de wijziging van de Wfpp en de invoering van de Wpp.
Het voorstel tot wijziging van de Wfpp ligt voor advies voor bij de Raad van State. Zodra ik het advies van de Raad van State heb ontvangen, zal ik u dit wetsvoorstel zo spoedig mogelijk toesturen. Mede met het oog op de daaropvolgende parlementaire behandeling kan ik hiervoor geen concrete datum van inwerkingtreding bepalen. Dat geldt ook voor het voorstel voor een Wpp dat ik eind dit jaar in consultatie ga brengen.