Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2019
Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Justitie en Veiligheid op 21 november jl. zegde ik toe uw Kamer nader te informeren over de inzet richting Pakistan, in relatie tot bedreigingen aan het adres van de heer Wilders (Handelingen II 2019/20, nr. 27, Begroting Justitie en Veiligheid 2020). Dit op verzoek van het lid Markuszower (PVV). Mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bericht ik u hierover als volgt.
Bedreigingen aan het adres van politici zijn onacceptabel en het kabinet keurt deze dan ook uitdrukkelijk af. Het OM doet strafrechtelijk onderzoek naar bedreigingen die aan het adres van de heer Wilders zijn geuit in reactie op diens voornemen tot het organiseren van een cartoonwedstrijd. Het is niet in het belang van een strafrechtelijk onderzoek uw Kamer in detail te informeren over de stand van zaken van zo’n onderzoek en over handelingen die in dat kader zijn of nog worden verricht, zoals het doen uitgaan van rechtshulpverzoeken en diplomatieke contacten die daarbij plaatsvinden. Dat uitgangspunt geldt ook in dit geval.
Wel kan ik uw Kamer meedelen dat Nederland in bilaterale contacten met Pakistan herhaaldelijk zijn afkeur ten aanzien van de ernstige bedreigingen aan het adres van de heer Wilders heeft uitgesproken. Ook is Pakistan bij herhaling verzocht om medewerking aan het Nederlandse strafrechtelijk onderzoek. Laatstelijk gebeurde dit tijdens bilaterale consultaties met Pakistan, op 9 december jl.
Indien deze inspanningen niet tot het gewenste resultaat leiden dan zal het Kabinet zich beraden op een eventueel vervolg. Vanzelfsprekend zijn de overwegingen die in het strafrechtelijke kader hieromtrent plaatsvinden, aan het OM.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus