Voorgesteld 21 november 2019
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Wet intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid tot doel heeft de terugkeer van uitreizigers te voorkomen;
constaterende dat in deze wet is opgenomen dat het bezwaarlijk is om te wachten met intrekken van het Nederlanderschap totdat betrokkene is teruggekeerd en strafrechtelijk is vervolgd en veroordeeld, gezien de onmiddellijke bedreiging van de nationale veiligheid;
constaterende dat de intrekking van het Nederlanderschap tot doel heeft iemand uit te sluiten van het Nederlanderschap met alle rechten en verplichtingen;
overwegende dat met deze wet is bepaald dat het belang van het voorkomen van terugkeer ter bescherming van de nationale veiligheid moet prevaleren boven het belang van opsporing, vervolging, berechting en een vrijheidsstraf in Nederland;
overwegende dat de Minister van Justitie en Veiligheid meermaals te kennen heeft gegeven, ondanks de wet, belemmeringen te ondervinden om van Nederlandse uitreizigers de nationaliteit in te trekken;
verzoekt de regering, om met de grootst mogelijke spoed met een wetswijziging te komen die ondervonden knelpunten en belemmeringen om van onderkende Nederlandse uitreizigers het Nederlanderschap in te trekken, opheft,
en gaat over tot de orde van de dag.
Yeşilgöz-Zegerius
Van Toorenburg