Vastgesteld 7 mei 2020
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de brief van 10 februari 2020 inzake het gespreksverslag onderzoek Poch (Kamerstuk 35 300 VI, nr. 112).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 30 april 2020. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Schoor
1
Kunt u het gespreksverslag alsnog naar de Kamer sturen?
Antwoord:
Nee. De Commissie heeft mijn ambtenaren laten weten dat haar onderzoek kan worden gehinderd indien voor oplevering van haar rapport documenten in de openbaarheid komen. Personen die de Commissie nog zou willen horen zouden door het kennisnemen van de inhoud van zulke documenten kunnen worden beïnvloed. Omdat dit niet in het belang is van de waarheidsvinding ben ik terughoudend met het verstrekken van separate documenten zoals de nota en het Journaal aan uw Kamer. De Commissie heeft laten weten dat zij van mening is dat het onderzoek erbij gebaat is dat de Commissie na een integrale analyse van alle beschikbare informatie tot een goed onderbouwde reconstructie van de gebeurtenissen en een samenhangend oordeel kan komen. De verschillende onderdelen uit het dossier dienen daartoe in samenhang en context beoordeeld te worden.
2
Wanneer heeft de heer Machielse het verslag voor het eerst ingezien?
Antwoord:
Het OM heeft mij laten weten dat het Parket-Generaal op 8 augustus 2019 de stukken, waaronder het gespreksverslag, aan de heer Machielse heeft gestuurd. Ik heb geen informatie over de datum waarop de heer Machielse het document heeft ingezien.
3
Hoe vaak en op welke momenten heeft u met de Commissie Dossier J.A. Poch gesproken?
Antwoord:
Ik heb de Commissie noch de afzonderlijke leden van de Commissie gesproken. Uiteraard is er vanuit de rol van opdrachtgever wel op ambtelijk niveau contact geweest waarbij de inzet was dat de Commissie zo goed als mogelijk wordt ondersteund en geïnformeerd.
4
Is in deze gesprekken het verslag ook aan de orde gekomen?
Antwoord:
Daags voor het sturen van de Kamerbrief van 10 februari 2020 over het gespreksverslag, is de commissie over deze brief geïnformeerd. Aangetroffen documenten worden door elke organisatie zelf, zonder tussenkomst van mijn departement, aan de Commissie ter beschikking gesteld. Zie verder mijn antwoord op vraag 3.
5
Waarom heeft het openbaar ministerie (OM) u pas op 30 januari 2020 over het verslag geïnformeerd terwijl de Commissie Dossier J.A. Poch al maanden daarvoor beschikte over het verslag?
Antwoord:
Aangetroffen documenten worden door elke organisatie zelf, zonder tussenkomst van mijn departement, aan de Commissie ter beschikking gesteld. Op 16 december 2019 heeft mr. Knoops, als advocaat van de heer Poch, de rechtbank gevraagd om een aanvullend voorlopig getuigenverhoor. Uit het gespreksverslag is gebleken dat een persoon die mr. Knoops wilde horen, bij het betreffende gesprek aanwezig was. Het OM vond het op dat moment opportuun de Landsadvocaat dit verslag te verstrekken. Dit is op 31 januari 2020 gebeurd. Omdat de verstrekking aan de Landsadvocaat er, op termijn, toe zou kunnen leiden dat het verslag deel zou gaan uitmaken van processtukken, heeft het OM besloten dit verslag ook aan mij te verstrekken. Het OM heeft dat op 30 januari 2020 gedaan.
6
Sinds wanneer heeft u kennis van de nota zoals die door Nieuwsuur is gepubliceerd?
Antwoord:
Ik ben naar aanleiding van de publicatie van Nieuwsuur op 10 maart 2020 over deze nota geïnformeerd.
7
Wanneer heeft de vertegenwoordiger van het OM de onwettige wijze om Poch via Spanje uit te leveren voor het eerst geopperd?
Antwoord:
De Commissie Dossier J.A. Poch doet onderzoek naar deze zaak. Naast een aantal meer afgebakende vragen heb ik de commissie expliciet de vrijheid gegeven om relevante feiten te signaleren in het licht van de onderzoeksvragen die bij kunnen dragen aan de waarheidsvinding. Ik kan niet vooruitlopen op het onderzoek van de commissie. Over de in de vraag gedane kwalificatie met betrekking tot de uitlevering van de heer Poch zal ik derhalve nu geen uitspraak doen.
8
Waarop baseerde de Argentijnse vertegenwoordiger dat uitlevering via Spanje mogelijk was gelet op de afspraken die toen bestonden?
Antwoord:
zie mijn antwoord op vraag 7.
9
Zijn er nog andere documenten die u in het kader van de zaak Poch naar de Kamer zal sturen?
Antwoord:
Nee. Zie mijn antwoord op vraag 1.
10
Kan worden verduidelijkt vanaf welke datum het document bekend was bij de ambtenaren op het Ministerie van Justitie en Veiligheid en vanaf welke datum het document bij u bekend was?
Antwoord:
Zie mijn antwoord op vraag 6. Voorts geldt voor de ambtenaren dat zij de nota zelf hebben opgesteld.
11
Klopt het dat het document waarover Nieuwsuur onlangs berichtte wél aan de Commissie Dossier J.A. Poch is gestuurd, maar niet aan de Kamer? Waarom is dit zo gegaan, wat was hier de afweging? Wie heeft deze beslissing genomen? Was u van deze beslissing op de hoogte?
Antwoord:
Ja, het klopt dat het betreffende document aan de Commissie is gegeven en niet aan uw Kamer. Ik heb de opdracht om onafhankelijk onderzoek te doen gegeven aan de Commissie Dossier J.A. Poch onder leiding van de heer Machielse. Ik heb daarom de archiefstukken die in mijn bezit zijn met de Commissie gedeeld. Zie ook mijn aanvullende brief, die ik gelijktijdig met deze beantwoording aan uw Kamer zend.
12
Kan worden uitgelegd waarom het niet delen van het document waarover Nieuwsuur onlangs berichtte in lijn is met de eerdere toezegging van u dat u volledige openheid van zaken zou geven en alle relevante stukken aan de Kamer zou sturen?
Antwoord:
Ik heb uw Kamer toegezegd dat ik uw Kamer te gelegener tijd zal informeren over de bevindingen van de heer Machielse en dat ik uw Kamer zal blijven informeren wanneer ik op andere wijze relevante nieuwe feiten over deze zaak verneem.1 Voorts verwijs ik uw Kamer naar mijn aanvullende brief, die ik gelijktijdig met deze beantwoording aan uw Kamer zend.
13
Kan worden verduidelijkt wanneer een document precies aangemerkt wordt als een intern ambtelijk document waarin persoonlijke beleidsopvattingen staan?
Antwoord:
Ja. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat onder het begrip «documenten opgesteld ten behoeve van intern beraad» onder meer moeten worden begrepen; nota’s van ambtenaren en hun politieke en ambtelijke leidinggevenden, correspondentie tussen de onderdelen van een ministerie en tussen ministeries onderling, concepten van stukken, agenda’s, notulen, samenvattingen en conclusies van interne besprekingen en rapporten van ambtelijke adviescommissies. De bedoeling dat stukken voor intern beraad zijn, moet uitdrukkelijk blijken of deze bedoeling moet redelijkerwijs kunnen worden vermoed.
14
Kan worden verduidelijkt waarom documenten niet aan de Kamer gestuurd worden, ook als de Kamer daar nadrukkelijk wel om heeft gevraagd?
Antwoord:
Zie mijn antwoord op vraag 1.
15
Waarom zou de Kamer een document dat betrekking heeft op diplomatiek verkeer niet mogen inzien? Sinds wanneer is dit beleid?
Antwoord:
Openbaarmaking van vertrouwelijke documenten die betrekking hebben op diplomatiek verkeer kan schadelijk zijn voor de diplomatieke relaties met Argentinië maar ook met andere landen, die er immers op vertrouwen dat Nederland vertrouwelijke informatie vertrouwelijk houdt. In internationale betrekkingen moet er op kunnen worden vertrouwd dat in beginsel het belang van internationale betrekkingen wordt beschermd. Zie voorts mijn antwoord op vraag 1 waarin ik aangeef waarom ik terughoudend ben met het verstrekken van documenten.
16
Herkent u de door Nieuwsuur op 11 maart 2020 geopenbaarde nota waarin verslag wordt gedaan van een ontmoeting tussen Nederlandse en Argentijnse autoriteiten inzake Poch? Komt de inhoud van de door Nieuwsuur gepresenteerde nota overeen met de werkelijk bestaande nota, inclusief de aantekeningen op deze nota van voormalig Minister van Justitie Hirsch Ballin?
Antwoord:
Ja. Het document dat door Nieuwsuur is geopenbaard op 10 maart 2020 komt overeen met de originele nota, inclusief de aantekeningen op deze nota.
17
Kunt u op korte termijn een inventarislijst van de documenten die de Commissie Dossier J.A. Poch in het kader van haar werkzaamheden verzameld heeft met de Kamer te delen?
Antwoord:
Nee. In de beantwoording d.d. 26 februari 20192 van Kamervragen van het lid Sjoerdsma (D66) heb ik de opdracht van de heer Machielse uiteengezet. Naast een aantal meer afgebakende vragen heb ik de heer Machielse expliciet de vrijheid gegeven om relevante feiten te signaleren in het licht van de onderzoeksvragen die bij kunnen dragen aan de waarheidsvinding. De Commissie heeft gemeld dat zij beschikt over veel van de door haar uitgevraagde bescheiden maar nog dossier- en archiefverzoeken heeft uitstaan.
Artikel 13 van het Besluit van 9 december 2019, Stcrt. 2019, nr. 68436, houdende instelling van de Commissie Dossier J.A. Poch, bepaalt dat rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard niet door de commissie openbaar worden gemaakt, maar uitsluitend aan de Minister worden uitgebracht of overgedragen. Ik beschik niet over een inventarislijst van stukken waarover de commissie beschikt. De commissie stel haar eigen werkwijze vast en verantwoordt haar werkwijze in het eindrapport. Een verzoek aan de commissie om tussentijds een inventarislijst op te maken van ontvangen documenten staat op gespannen voet met dit artikel van het Instellingsbesluit en met de onafhankelijkheid waarin de commissie haar werkzaamheden moet kunnen verrichten. Deze onafhankelijkheid vereist distantie die door een verzoek dezerzijds om een inventarisatie van documenten waarover de commissie beschikt onder druk komt te staan.
18
Heeft de Commissie Dossier J.A. Poch een einddatum gekregen waarop de werkzaamheden afgerond dienen te zijn? Zo nee, heeft de recente berichtgeving aanleiding gegeven tot het stellen van een einddatum?
Antwoord:
Nee. De Commissie heeft mij laten weten dat de voorzitter van de Commissie mij medio juni nader zal informeren over de voortgang van het onderzoek en zich dan ook zal uitlaten over de termijn waarbinnen de commissie haar onderzoek denkt af te ronden. Zie voorts mijn aanvullende brief, die ik gelijktijdig met deze beantwoording aan uw Kamer zend.
19
Zijn er naast het uitgelekte document nog andere documenten met de Commissie Dossier J.A. Poch gedeeld die tot nu toe nog niet met de Kamer zijn gedeeld?
Antwoord:
Ja. Zie ook mijn antwoord op vraag 11.
20
Bent u – in het licht van recente discussies in de Kamer over wat wel of niet tot persoonlijke beleidsopvattingen van ambtenaren behoort, mede gelet op twee moties van het lid Omtzigt c.s. in relatie tot de werking van artikel 68 Grondwet – nog steeds van mening dat de nota inclusief de daarop geplaatste aantekeningen van Hirsch Ballin te kwalificeren zijn als persoonlijke beleidsopvattingen?
Antwoord:
Ja.
21
Kan precies worden aangegeven op welke momenten Hirsch Ballin zich door het OM heeft laten informeren over de strafzaak tegen Poch?
Antwoord:
De Commissie Dossier J.A. Poch doet onderzoek naar deze zaak. Naast een aantal meer afgebakende vragen heb ik de Commissie expliciet de vrijheid gegeven om relevante feiten te signaleren in het licht van de onderzoeksvragen die bij kunnen dragen aan de waarheidsvinding. Ik kan niet vooruitlopen op het onderzoek van de Commissie.
22
Kan deze informatie naar de Kamer worden gestuurd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Nee. Zie mijn antwoord op vraag 1.
23
Zijn de Nederlandse OM-medewerkers, die gesuggereerd hebben dat Poch wel in een ander land kon worden opgepakt, thans nog werkzaam bij het OM?
Antwoord:
De vertegenwoordiger van het OM die tijdens het gesprek op 8 december 2008 aan de Argentijnse deelnemers uitleg heeft gegeven over de mogelijkheden en onmogelijkheden van rechtshulp werkt nog bij het OM.
24
Waarom kon de medewerker van de politie die verantwoordelijk is voor het vernietigen van het eerste reisverslag van zijn dienstreis, dit niet overdragen aan zijn opvolger?
Antwoord:
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 3 van de Kamervragen van het lid Sjoerdsma (D66) op 17 december 20193, is hetgeen hierover bekend is, afkomstig uit een rapportage van de politie. Hieruit blijkt niet door wie of wanneer de inhoud van de kluis vernietigd is.
25
Is deze verantwoordelijke medewerker thans nog werkzaam bij de politie?
Antwoord:
Zie mijn antwoord op vraag 24.
26
Zit het journaal van de politie-liaison over de eerste dienstreis in het LIRC systeem van de politie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid dit alsnog te via dit systeem te achterhalen en te delen met de Kamer?
Antwoord:
Het Journaal bevond zich nog in het in die tijd gebruikte computersysteem (en bij de digitale zoektocht in het kader van de Wob aangetroffen) Dit is gedeeld met de commissie Machielse ten behoeve van haar onderzoek. Voor de volledigheid meld ik dat dit een ander document betreft dan het verslag zoals vermeld in mijn antwoord op Kamervragen van het lid Sjoerdsma (D66) van 20 december 2019.4
Zie voorts mijn antwoord op vraag 1.
27
Op welk moment exact had u of hadden ambtenaren bij uw ministerie de beschikking over het tweede reisverslag?
Antwoord:
Zoals ik in mijn Kamerbrief d.d. 3 juli 2019 heb vermeld heb ik op 24 juni 2019 een reisverslag van de tweede dienstreis (in mei 2008) van het Openbaar Ministerie toegezonden gekregen.5
28
Op welk moment exact beschikte het OM over het tweede reisverslag?
Antwoord:
Het OM heeft aangegeven het exacte antwoord hierop niet te kunnen geven. Aangenomen wordt dat het OM over dit verslag beschikte niet lang nadat de dienstreis is gemaakt.
29
Hoe beoordeelt u het feit dat Hirsch Ballin in de nota stelt dat «het verwijt van verkapte uitlevering op de loer ligt»?
Antwoord:
Het is nu aan de Commissie Dossier J.A. Poch om onderzoek te doen. Zo lang de Commissie aan het werk is zal ik geen duiding geven. Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomsten van het onderzoek. Ik verwijs uw Kamer voorts naar mijn aanvullende brief, die ik gelijktijdig met deze beantwoording aan uw Kamer zend.
30
Hoe beoordeelt u het feit dat in de nota verschillende politieke scenario’s worden afgewogen?
Antwoord:
Het is aan de ambtenaren om de Minister te voorzien van alle relevante informatie en te adviseren, zodat alle argumenten voor en tegen kunnen worden uitgewisseld en er zo nodig tegenspraak kan worden geleverd.
31
Hoe beoordeelt u de afweging van de verschillende politieke scenario’s in de nota en het bericht dat het verwijt van verkapte uitlevering op de loer ligt in het licht van de onder ede afgelegde verklaring van Hirsch Ballin dat «een dergelijk verzoek om rechtshulp behoort te worden ingewilligd»?
Antwoord:
Het is aan de Commissie Dossier J.A. Poch om eerst onderzoek te doen. Zo lang de Commissie aan het werk is zal ik geen duiding geven. Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomsten van het onderzoek. Ik verwijs uw Kamer voorts naar mijn brief aanvullende brief, die ik gelijktijdig met deze beantwoording aan uw Kamer zend.
32
Hoe beoordeelt u het feit dat ook staatsrechtgeleerden, waaronder hoogleraar Staatsrecht Paul Bovend’Eert, aangeven dat de uitgelekte nota hoort bij het volledig geven van opening van zaken zoals u zelf eerder heeft toegezegd?
Antwoord:
Zoals ik uw Kamer eerder heb gemeld hecht ik er aan dat er duidelijkheid is over de feiten.6 Waarheidsvinding vind ik in een reeds langlopende zaak als deze, vanuit rechtsstatelijke perspectief van groot belang, voor de heer Poch in de eerste plaats, maar ook voor alle overige betrokkenen. Daarom doet de Commissie Dossier J.A. Poch, op mijn verzoek, onder leiding van de heer Machielse onderzoek. Dit onderzoek dient grondig en zorgvuldig te gebeuren.
Ik heb uw Kamer toegezegd dat ik uw Kamer te gelegener tijd zal informeren over de bevindingen van de heer Machielse en dat ik uw Kamer zal blijven informeren wanneer ik op andere wijze relevante nieuwe feiten over deze zaak verneem. Zie voorts mijn antwoord op vraag 1.
33
Op grond waarvan hoort dit volgens u niet bij het volledig openheid geven van zaken? Op welke regelgeving is dit gebaseerd?
Antwoord:
Zie mijn antwoord op vraag 32.
34
Waarom heeft de heer Machielse, slechts één dag per week alleen een «oriënterende verkenning van het dossier» uitgevoerd?
Antwoord:
De heer Machielse is, om zicht te krijgen op het dossier, begonnen met een oriënterende verkenning van het dossier. Vervolgens heeft hij zijn commissie ingericht en is begonnen met het uitvoeren van het onderzoek.
35
Wat verstaat u onder «uiterste inspanning»?
Antwoord:
Ik heb een onafhankelijke commissie ingesteld om onderzoek te doen naar deze zaak. Ik heb er het volste vertrouwen in dat de Commissie Dossier J.A. Poch haar onderzoek grondig uitvoert.
36
Waarom heeft u pas half december 2019 een officiële onderzoekscommissie ingesteld, tien maanden na de benoeming van de heer Machielse tot onderzoeker van het Poch-dossier?
37
Waarom heeft u de Tweede Kamer hierover niet geïnformeerd?
Antwoord 36 en 37:
In het instellingsbesluit d.d. 9 december 2019 is in artikel 15 opgenomen dat het instellingsbesluit terugwerkende kracht heeft tot 1 maart 2019. Dat betekent dat de commissie is ingesteld per 1 maart 2019. De heer Machielse heeft begin september 2019 aangegeven hoe hij zijn verdere onderzoek wilde inrichten. Vervolgens is zijn mede-commissielid aangezocht en de ondersteuning geregeld. Nadat de commissie mij had laten weten compleet te zijn kon ik het instellingsbesluit vaststellen op 9 december 2019 en publiceren op 18 december 2019. Ik had dit uw Kamer ook separaat kunnen toesturen.