Vastgesteld 30 oktober 2019
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 9 oktober 2019 voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken. Bij brief van 25 oktober 2019 zijn ze door de Minister van Buitenlandse Zaken beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De griffier van de commissie, Van Toor
1
Hoeveel middelen zijn er beschikbaar voor de bestrijding van de grondoorzaken van klimaatverandering?
Antwoord:
De voornaamste grondoorzaken van klimaatverandering zijn de uitstoot van broeikasgassen en ontbossing. Vermindering hiervan wordt aangeduid als klimaatmitigatie. Het aandeel van mitigatie in de Nederlandse publieke klimaatfinanciering (die in 2018 € 578 miljoen beliep) is niet precies aan te geven, aangezien niet van alle bestedingen een uitsplitsing mitigatie/adaptatie beschikbaar is. Dit geldt met name voor het deel van de klimaatfinanciering dat wordt gerealiseerd via bijdragen aan multilaterale ontwikkelingsbanken en andere internationale instellingen en fondsen (€ 189 miljoen in 2018 ofwel 33% van het totaal).
Voor de overige publieke klimaatfinanciering is wel een onderverdeling te maken: hiervan wordt € 133 miljoen ofwel 23% van het totaal aangemerkt als mitigatie. Het betreft zowel zuivere mitigatieactiviteiten (bijvoorbeeld strijd tegen ontbossing en toegang tot hernieuwbare energie), als activiteiten die zowel bijdragen aan adaptatie als aan mitigatie (vooral op het gebied van voedselzekerheid).
De met publieke middelen gemobiliseerde private klimaatfinanciering bedroeg in 2018 € 498 miljoen. Hiervoor is geen onderverdeling in mitigatie en adaptatie beschikbaar. Tot nu toe is het evenwel makkelijker gebleken privaat geld aan te trekken voor mitigatie dan voor adaptatie.
2
Hoeveel fte wordt er via ambassades besteed aan het tegengaan van klimaatverandering, natuur-, biodiversiteits- en milieuprojecten?
Antwoord:
De administratie van de formatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is gestoeld op een Rijksbreed ontwikkelde systematiek: het Functie Gebouw Rijk (FGR). Met het FGR worden functies ingedeeld in families (beleid, bedrijfsvoering, lijnmanagement, etc). In de beschrijving van de functies komt het beleidsterrein niet naar voren. Daarnaast werken de posten op ontschotte wijze (One Team), hetgeen betekent dat een groot deel van de uitgezonden medewerkers een combi-functie van verschillende beleidsterreinen uitoefent. De beperkte omvang van een groot deel van de posten maakt het immers niet mogelijk dat voor elk beleidsterrein een volledige FTE wordt ingezet. Dit geldt in het bijzonder voor de ambassadeur en zijn plaatsvervanger. Juist zij hebben een verantwoordelijkheid voor het gehele Rijksbrede buitenlandbeleid en zullen dan weer met handelsbevordering bezig zijn, dan weer met veiligheidsbeleid, dan weer met klimaatverandering en dan weer met het onderhouden van contacten met mensenrechtenorganisaties. Dit leidt ertoe dat slechts een globale inzage kan worden gegeven in het aantal formatieplaatsen dat actief is op de verschillende beleidsterreinen
Rekening houdend met hetgeen hierboven is gesteld kan wel een indicatie gegeven worden van de inzet op de verschillende beleidsterreinen door het postennet.
In het licht van de toenemende (inter)nationale aandacht voor klimaatverandering en de klimaatcampagne van het kabinet (zie Kamerbrief Europese en mondiale klimaatdiplomatie van 13 september jl., Kamerstuk nummer 31 793, 189), geldt dat ambassades en diplomaten een groeiend deel van hun tijd besteden aan klimaatverandering en verwante thema’s, in het bijzonder om het Nederlandse streven naar wereldwijde verhoging van de klimaatambitie te realiseren. Hierbij gaat het zowel om de dialoog met overheden en andere belanghebbenden over duurzaam, klimaatslim beleid, als om handels- en investeringsbevordering op het terrein van duurzame en circulaire economie. Op posten met een OS-programma gaat het bovendien om inzet voor de uitvoering van ontwikkelingsprojecten en -programma’s. De leiding van de post en andere medewerkers geven hier invulling aan, waarbij de feitelijke inzet afhankelijk is van de omvang van de post en het takenpakket. Op OS-posten is klimaat een geïntegreerd deel van de programmering. Medewerkers houden zich voor een deel van hun tijd bezig met klimaatverandering, en in het verlengde daarvan met natuur-, biodiversiteits- en milieuprojecten.
3
Hoeveel fte wordt er via ambassades besteed aan het promoten en beschermen van mensenrechten?
Antwoord:
In het antwoord op vraag 2 is aangegeven waarom slechts een globale inzage kan worden gegeven in het aantal formatieplaatsen dat actief is op de verschillende beleidsterreinen. Voor mensenrechten geldt daarnaast dat van de ruim 2500 medewerkers op onze posten-zo schat ik- wel 50% direct (in meer of mindere mate) te maken heeft met mensenrechtendossiers (van het beoordelen, begeleiden en monitoren van mensenrechtenprojecten, tot het bijwonen van processen tegen mensenrechtenverdedigers, van het demarcheren over mensenrechtenzaken tot het bespreken van zaken als MVO en arbeidsrechten, van het uitonderhandelen van conclusies in Brussel of Geneve of New York, tot het rapporteren aan Den Haag van mensenrechtenontwikkelingen).
De precieze omvang van het dossier en personele capaciteit is afhankelijk van de context in een land (bijvoorbeeld: het aantal mensenrechtenprojecten) en de grootte van een ambassade. Bij de uitbreiding en versterking van het postennet is voor een aantal posten specifiek aangegeven dat de extra capaciteit ook voor de bevordering van mensenrechten bedoeld is.
4
Welke activiteiten heeft de Klimaatgezant afgelopen jaren ondernomen?
Antwoord:
De Klimaatgezant heeft een tweeledig mandaat. Enerzijds vertegenwoordigt hij Nederland in het buitenland in multilateraal en bilateraal verband, in aanvulling op bewindspersonen en hoge ambtenaren. Anderzijds vertaalt en duidt hij internationale afspraken voor een breed Nederlands publiek. Met een thematisch ambassadeur voor klimaat onderstreept het kabinet dat het belang hecht aan ambitieus klimaatbeleid en vergroot het zijn armslag. De Klimaatgezant heeft de afgelopen jaren bij uiteenlopende gelegenheden op kunnen treden namens de bewindslieden van BHOS, EZK en I&W. Hieronder een aantal voorbeelden van door hem ontplooide activiteiten.
Internationaal: deelname aan reguliere bijeenkomsten in het kader van het VN Klimaatverdrag, inclusief bijzondere sessies zoals de Talanoa Dialoog; vertegenwoordiging in klimaatwerkgroepen van drie opeenvolgende G20 voorzitterschappen (Duitsland, Argentinië, Japan); deelname aan incidentele (top)ontmoetingen zoals de recente UN Climate Action Summit in New York, de World Government Summit in Abu Dhabi, de Petersberg Climate Dialogue in Berlijn en de Global Climate Action Summit in San Francisco; actieve rol in internationale coalities en allianties, zoals de High Ambition Coalition, de Cartagena Dialoog, de Powering Past Coal Alliance en het informele netwerk van kopgroeplanden. De prominente rol die Nederland heeft op initiatieven als het NDC-Partnership, de Global Commission on Adaptation, de Transport Decarbonization Alliance en Alignment of Financial Flows zorgde voor specifieke accenten in de inzet van de Klimaatgezant.
In het kader van de klimaatcampagne van het kabinet, met als doel andere landen tot hogere klimaatambities te bewegen, spreekt en bezoekt de Klimaatgezant ook individuele landen.
Nationaal: de Klimaatgezant onderhoudt contact met uiteenlopende groepen in Nederland, bijvoorbeeld met jongeren door gastlessen op een breed scala aan onderwijsinstellingen, door op te treden voor bedrijven en hun koepelorganisaties in sectoren variërend van de vastgoedsector tot de landbouw, en op een variëteit aan congressen en conferenties. Met dit soort directe contacten bereikt hij per jaar gemiddeld 10.000 mensen. Daarnaast bereikt hij velen via (sociale) media.
De Klimaatgezant vervult nevenfuncties die in dienst staan van het bereiken van de doelstellingen van het Nederlandse klimaatbeleid. Hij is onder meer lid van het Platform Duurzame Financiering bij DNB, ambassadeur van het platform voor duurzame mobiliteit SamenOm, de Week zonder Vlees en Dutch Wavemakers. Hij is jurylid bij de jaarlijkse verkiezing van de Nederlandse VN Jongerenvertegenwoordiger voor duurzame ontwikkeling en bij de Kinderklimaattop. Hij schrijft een blog op het journalistieke duurzaamheidsplatform OneWorld.
5
Met hoeveel middelen draagt Nederland bij aan de International Land Coalition?
Antwoord:
Nederland draagt vanaf 2019 niet meer bij aan de directe uitvoering van het huidige meerjarenplan van de International Land Coalition (ILC). Via het in 2019 gelanceerde LAND-at-scale programma kunnen ILC leden betrokken blijven of worden bij het versterken van landrechten en duurzaam landgebruik in ontwikkelingslanden. Nederland en het ILC Nederland zijn wel een strategisch partnerschap aangegaan, waarbij het ILC adviseert over LAND-at-Scale projecten en Nederland blijft deelnemen aan de ILC Council Nederland bijeenkomst en via die weg het ILC adviseert over uitvoering en planning van de ILC activiteiten.
6
Hoe ziet de Nederlandse bijdrage aan de International Land Coalition eruit?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 5.
7
Hoeveel middelen uit het Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid worden er besteed aan het versterking van de Rule of Law in lidstaten van de Europese Unie (EU)? Welke projecten worden hierbij allemaal gefinancierd?
Antwoord:
Binnen het Programma Ondersteuning Buitenland Beleid (POBB) bestaat een reservering van € 100.000 voor ondersteuning van lokale projecten van organisaties ter verdediging en bescherming van de rechtsstaat in EU-lidstaten waar die onder druk staat. Deze inzet komt voort uit de kabinetsreactie op het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) over de inzet van Nederland in multilateraal en bilateraal verband om (verdergaande) erosie van de democratische rechtsstaat in Europa tegen te gaan.
Zodra de begroting is vastgesteld, zullen er projecten worden geïdentificeerd. Naar alle waarschijnlijkheid zal het gaan om hetzelfde type projecten als in 2018 en 2019 vanuit dit budget gefinancierd werden, zoals educatieve programma’s over de Grondwet, democratie, rechtsstaat en desinformatie, conferenties over frauderisico en corruptie bij EU-subsidies en capaciteitsopbouw ten behoeve van de herkenning en mitigatie van belangenverstrengeling bij volksvertegenwoordigers en ambtenaren.
8
Krijgen ambassades extra ondersteuning wanneer zij te maken krijgen met onverwachte hogere aantallen gezinsherenigingsprocedures van vluchtelingen?
Antwoord:
In een situatie van verhoogde aantallen gezinsherenigingsprocedures waarbij posten de nareiswerkzaamheden niet meer met de gebruikelijke personele inzet aankunnen, wordt er conform in augustus 2018 door BZ, JenV en IND gemaakte samenwerkingsafspraken in ketenverband bekeken hoe de betreffende posten ondersteund kunnen worden.
9
Wat is de streefwaarde voor de doorlooptijd voor het doen van onderzoek dat op de ambassade moet plaats vinden ten behoeve van de gezinsherenigingsprocedure van vluchtelingen?
Antwoord:
Er is geen streefwaarde voor het verrichten van deze taak vastgesteld. In het algemeen is het zo dat de inzet erop gericht is het onderzoek zo snel mogelijk te laten plaatsvinden op de Nederlandse vertegenwoordiging. Daarbij is het belangrijk om op te merken dat de tijd die met een onderzoek gepaard gaat afhankelijk is van verschillende factoren: de aard van het onderzoek, bereikbaarheid en beschikbaarheid van het gezinslid van de in Nederland verblijvende vluchteling (nareiziger), de beschikbaarheid van een consulaire medewerker en (facilitaire) voorzieningen, en indien nodig beschikbaarheid van een tolk, een IND medewerker en/of een verpleegkundige/arts.
10
Wat is de streefwaarde voor de termijn voor het afgeven van een visum (Machtiging tot Voorlopig Verblijf) voor gezinsleden van vluchtelingen waarvan de Immigratie- en Naturalisatiedienst toestemming tot afgifte heeft gegeven?
Antwoord:
Vreemdelingen hebben na ontvangst van de kennisgeving van de IND drie maanden de tijd om zich te melden bij een Nederlandse vertegenwoordiging. Voor het afgeven van een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) geldt het uitgangspunt «afgeven zo snel als mogelijk», waarbij de inzet gericht is op afgifte binnen 15 dagen. Deze termijn loopt vanaf het moment dat de aanvrager op de post is verschenen om de vereiste (reis)documenten te overleggen en om biometrische gegevens af te staan, tot het moment dat de MVV sticker is vervaardigd en uitgereikt kan worden.
11
Wat is de streefwaarde voor de termijn voor een afspraak voor het doen van nader onderzoek, zoals dna-onderzoek, ten behoeve van gezinshereniging van vluchtelingen?
Antwoord:
Ook voor deze taak geldt dat de inzet erop gericht is de afspraak zo snel als mogelijk in te plannen en dat er geen streefwaarde is vastgesteld. De IND verzoekt de Nederlandse vertegenwoordiging om binnen vier weken een afspraak in te plannen met de nareiziger. De Nederlandse vertegenwoordiging stemt vervolgens zo snel als mogelijk een beschikbare datum af met betrokken partijen, waarbij factoren als bereikbaarheid en beschikbaarheid van de nareiziger, beschikbaarheid van een consulaire medewerker en (facilitaire) voorzieningen, en indien nodig beschikbaarheid van een tolk, verpleegkundige/arts, of IND-medewerker van invloed kunnen zijn op de te realiseren termijn.
12
Komt er een herziening van de EU-Polaire Strategie? Zo ja, wanneer?
Antwoord:
De Europese Commissie en de EDEO hebben op 27 april 2016 een Gezamenlijke Mededeling over een «Geïntegreerd EU-beleid voor het Noordpoolgebied» uitgebracht, gevolgd door de Raadsconclusies over het Noordpoolgebied op 20 juni 2016. Samen bepalen deze het Arctisch beleid van de EU.
Op 19 juli jl. heeft het European Political Strategy Centre, de denktank van de Europese Commissie, een paper uitgebracht met het advies een EU Arctische Strategie te ontwikkelen. De verwachting is dat de nieuwe Europese Commissie, na haar aantreden, hierover een besluit zal nemen.
13
Welke activiteiten heeft de Ambassadeur Duurzame Ontwikkeling en de Arctisch ambassadeur de afgelopen jaren vervuld?
Antwoord:
De Arctisch ambassadeur heeft een tweeledig mandaat. Enerzijds vertegenwoordigt zij Nederland in het buitenland in multilateraal en bilateraal verband. Anderzijds onderhoudt zij contact over Arctische kwesties met een breed Nederlands publiek. Deze contacten dienen om visies op en informatie over de Poolgebieden continu mee te nemen in de beleidsafweging en op transparante wijze overheidsinformatie te delen. Met een thematisch ambassadeur voor het Arctisch gebied onderstreept het kabinet dat het belang hecht aan een duurzame omgang met de Poolgebieden, in goede internationale samenwerking, zoals uiteengezet in de Nederlandse Polaire Strategie 2016–2020 (Kamerstuk 34 300 V, nr. 58) en de Kamerbrief Actualisering Veiligheidsdeel Polaire Strategie van 5 juli jl. (referentie Min-BuZa.2019.527). Hieronder een aantal voorbeelden van door haar ontplooide activiteiten.
De Arctisch ambassadeur heeft de afgelopen jaren deelgenomen aan verschillende internationale Arctische bijeenkomsten, zoals dit jaar aan de Arctic Frontiers-conferentie in Tromsø, Noorwegen, waar zij onder andere een door Nederland georganiseerd side-event voorzat over de connectie tussen marine litter en circulaire economie. Tevens heeft zij aan diverse bijeenkomsten van de Arctische Raad deelgenomen, zoals in 2018 in Levi (Finland) en dit jaar aan de Ministeriële Bijeenkomst van de Arctische Raad in Rovaniemi, Finland.
In Nederland is de Arctisch ambassadeur in gesprek met de Nederlandse Arctische stakeholders via het Algemene Polaire Overleg en tijdens Arctische bijeenkomsten, zoals het jaarlijkse Poolsymposium van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Tevens heeft zij bijgedragen aan de Toerisme Antarctica (ATCM) workshop in Rotterdam. Eerder deze maand sprak zij bij de opening van de tentoonstelling «Strijd om het ijs» en «Rijzend water» in het Scheepvaartmuseum te Amsterdam.
De Ambassadeur Duurzame Ontwikkeling vertegenwoordigt Nederland in binnen- en buitenland op bijeenkomsten en overleggen over de biofysische aspecten van duurzaamheid. Enkele voorbeelden betreffen optredens bij de COP van het VN-Klimaatverdrag, op Wereldwaterdag, op Wereldvoedseldag, tijdens de Climate Action Summit in New York in september jl. en uiteenlopende bilaterale contacten op hoogambtelijk niveau.
De Arctisch Ambassadeur en de Ambassadeur Duurzame Ontwikkeling zijn geen voltijdsfuncties; het betreft hier neventitels van de Directeur Inclusieve Groene Groei van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
14
Hoeveel middelen worden er in Europees verband besteed aan het tegengaan van klimaatverandering?
Antwoord:
De EU vermeldt op haar website dat de EU, de EU-lidstaten en de EIB gezamenlijk € 20,4 miljard publieke klimaatfinanciering verstrekten in 2017 (het meest recente jaar waarover cijfers beschikbaar zijn).
15
Welke Europese en Nederlandse projecten zijn er in Syrië ter bevordering van wederopbouw, democratie en mensenrechten?
Antwoord:
De vraag over de Europese projecten staat uit bij de Europese Unie. U komt een feitelijk overzicht van de Europese en Nederlandse projecten toe voor de begrotingsbehandeling.
16
Verwacht u Amerikaanse sancties op bedrijven die onderdeel zijn van Nord Stream 2?
Antwoord:
In de VS wordt een aantal voorstellen besproken met mogelijke sancties tegen Nord Stream 2 en/of de bedrijven die hieraan meebouwen, maar vooralsnog werd geen van deze voorstellen definitief aangenomen. Het kabinet wil niet vooruitlopen op uitkomsten van de discussies in de VS.
17
Wat zijn de gevolgen van de nieuwe Gasrichtlijn voor Nord Stream 2 en de South Gas Corridor? Kan er een overzicht worden gegeven van alle pijpleidingen die zich moeten aanpassen aan de nieuwe Gasrichtlijn?
Antwoord:
Belangrijkste gevolg van de gewijzigde Gasrichtlijn is dat de regels die al golden voor interconnectoren (transmissieleidingen) die zich geheel binnen de interne markt van de EU bevonden, nu ook gelden voor interconnectoren van en naar derde landen tot aan de grens van het rechtsgebied van de EU. Concreet gaat het om de interconnectoren die vanuit Noorwegen, Rusland, Algerije, Tunesië en Marokko rechtstreeks van of naar de EU lopen (het traject vanaf het aansluitingspunt in het betreffende EU-land tot aan het punt waar de gaspijpleiding de territoriale wateren van de EU verlaat). Deze interconnectoren moeten nu worden geëxploiteerd conform EU-regelgeving, zoals eisen op het gebied van ontbundeling (splitsing van eigendom enerzijds en productie, handel en levering anderzijds), toegang van derde partijen tot de infrastructuur, niet-discriminerende tarieven en transparantievereisten.
De EU-regelgeving voorziet in een mogelijkheid voor (de beheerders van) nieuwe infrastructuur om een verzoek in te dienen voor (gedeeltelijke) ontheffing van de eisen die de gewijzigde gasrichtlijn stelt en voor de toezichthouders in lidstaten om voor bepaalde bestaande infrastructuur onder omstandigheden gedeeltelijk af te wijken. Wat betreft de Trans Adriatic Pipeline (TAP) geldt dat het consortium dat deze pijpleiding beheert eerder, namelijk in 2013 en 2015, een ontheffing heeft gekregen.
18
Kunt u een overzicht verschaffen van de in het kader van het Stabiliteitsfonds verstrekte subsidies?
Antwoord:
Dergelijke overzichten zijn beschikbaar op: https://opendata.rijksbegroting.nl/. Het overzicht is opgenomen op subsidieoverzicht 2018, art. 2.4 Buitenlandse Zaken: Bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband.
19
Kunt u, al dan niet na overleg met de gemeente Den Haag, een overzicht verschaffen van de laatste stand van zaken rondom gebrekkig onderhoud en verval van «uitgeleende» ambassadegebouwen in Den Haag?
Antwoord:
De gemeente Den Haag is verantwoordelijk voor toezicht op onderhoud van gebouwen; indien er sprake is van achterstallig onderhoud bij een gebouw dat eigendom is van een ambassade, kan het Ministerie van BZ op verzoek van de gemeente de betreffende ambassade aanspreken. In dit kader heeft het Ministerie van BZ in 2019 gesprekken gevoerd met (ambassadeurs van) vier ambassades. Op dit moment is er ten aanzien van zes panden die eigendom zijn van een ambassade sprake van ernstig achterstallig onderhoud. Eén pand is inmiddels door de betreffende ambassade verkocht.
20
Kunt u een overzicht verschaffen, uitgesplitst per beleidsartikel, van de middelen die beschikbaar zijn voor opvang in de regio op de begroting van het Buitenlandse Zaken voor het jaar 2020?
Antwoord:
Op de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) staat hiervoor onder art 4.2. € 128 miljoen opgenomen.
21
Wat is er op het gebied van zachte leningen en handelspreferenties voor eerste opvanglanden veranderd sinds de Kamer de motie van de leden Ten Broeke en Servaes heeft aangenomen (Kamerstuk 34 300-V, nr. 20)?
Antwoord:
Op 20 juli 2016 hebben de EU en Jordanië een overeenkomst bereikt over de versoepeling van de oorsprongsregels voor Jordanië. Hierdoor konden Jordaanse bedrijven in een van de 18 economische zones en met een bepaald percentage Syrische vluchtelingen in dienst (15% in jaar 1 en 25% vanaf jaar 2) gemakkelijker producten exporteren naar de EU. De versoepeling geldt voor veel producten, waaronder hout- en textielproducten. Op deze producten zijn geen of verlaagde invoerrechten van toepassing. In december 2018 hebben de EU en Jordanië overeenstemming bereikt over verdere flexibilisering van de overeenkomst omdat deze niet naar verwachting functioneerde. Zo is de geografische reikwijdte van de overeenkomst uitgebreid naar heel Jordanië, is de verhoging naar 25% Syrische vluchtelingen afgeschaft en wordt de regeling van toepassing voor alle bedrijven in Jordanië zodra en zolang minimaal 60.000 actieve werkvergunningen voor Syrische vluchtelingen worden afgegeven. Jordanië is vooralsnog het enige land waarmee de EU conditionele versoepeling van oorsprongsregels overeen is gekomen.
De Global Concessional Finance Facility richt zich op middeninkomenslanden die grote aantallen vluchtelingen op duurzame wijze opvangen in hun regio van herkomst. Tot voorkort kwamen alleen Jordanië en Libanon in aanmerking, maar het afgelopen jaar zijn ook Colombia een Ecuador toegelaten tot de landen waaraan deze faciliteit van de Wereldbank zachte leningen kan verstrekken voor programma’s op het gebied van onderwijs, wegenbouw, werkgelegenheid, energie, afvalwater en gezondheidszorg. Voor de programma’s is tot op heden $ 526,3 miljoen aan ODA beschikbaar gesteld, wat $ 3,1 miljard aan zachte leningen heeft opgeleverd. Nederland droeg tot op heden € 50 mln. bij voor programma’s in Jordanië en Libanon en het afgelopen jaar € 3 mln. voor een programma in Colombia.
22
Hoeveel draagt Nederland in 2020 in totaal bij aan organisaties van de Verenigde Naties (VN)? Welk deel daarvan is vrijwillig? Kunt u een overzicht verschaffen in de vorm van een tabel?
Antwoord:
Nederlandse uitgaven in 2020 aan VN-organisaties ten laste van BZ – begroting (op basis van begrote uitgaven in miljoen EUR) |
|||
---|---|---|---|
Organisatie |
vrijwillige bijdragen en thematisch geoormerkt |
verplichte bijdrage |
totaal |
International Impartial and Independent Mechanism (IIIM) |
1,00 |
1,00 |
|
International Organisation for Migration (IOM) |
0,60 |
0,60 |
|
Office of the UN High Commissioner for Human Rights (OHCHR) |
8,03 |
8,03 |
|
UN Development Programme (UNDP) |
19,34 |
19,34 |
|
UN Educational, Scientific and Cultural Organisation (UNESCO) |
0,13 |
0,13 |
|
UNICEF |
0,30 |
0,30 |
|
UN Institute for Disarmament |
0,40 |
0,40 |
|
VN Secretariaat |
0,14 |
0,14 |
|
VN-vredesmissies |
99,80 |
99,80 |
|
VN-algemeen |
34,50 |
34,50 |
|
International Atomic Energy Agency (IAEA) |
7,30 |
7,30 |
|
Totaal |
29,93 |
141,60 |
171,53 |
23
Kunt u concreet, of anders bij benadering, aangeven welk bedrag indirect vanuit de Nederlandse schatkist naar Turkije gaat in het kader van de «pre-accessiesteun» in 2020?
Antwoord:
De Commissie werkt de programmering voor 2020 nog uit. Deze zal waarschijnlijk in 2020 aan de lidstaten voorgelegd worden. Derhalve is er nog geen bedrag bekend. De programmering voor 2019 zal waarschijnlijk dit najaar aan de lidstaten worden voorgelegd. De onzekerheid over de cijfers voor 2019 en 2020 hangt samen met de interne besluitvorming binnen de Commissie over de bedragen en programmering van pretoetredingssteun aan Turkije.
Voor de laatst beschikbare cijfers verwijs ik u naar het de beantwoording van de vragen bij het Jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Zaken 2018 (35 200-V nr. 7).
24
Kunt u exact aangeven hoeveel pre-accessiesteun er de komende jaren vanuit de EU-begroting naar Turkije gaat, en kunt u inmiddels aangeven welke Turkse instellingen en organisaties de steun ontvangen?
Antwoord:
De programmering voor 2020 en voor de jaren erna is momenteel nog niet bekend. Vanaf 2021 zullen onder IPA III, de opvolger van de huidige IPA II-verordening onder de aankomende EU-begroting, geen allocaties per land worden gereserveerd.
25
Hoeveel betalen Noorwegen en Zwitserland in 2020 naar verwachting aan de EU?
Antwoord:
Noorwegen en Zwitserland nemen deel aan de Europese Vrijhandelsassociatie, en Noorwegen is daarnaast partij aan het EER-Verdrag (Europese Economische Ruimte (Engels: EEA). Noorwegen zal naar verwachting in 2020 ongeveer € 391 miljoen bijdragen middels de EEA Grants en Norway Grants, en ongeveer € 447 miljoen voor deelname aan EU-programma’s zoals Erasmus+ en Horizon2020. De bijdrage van Zwitserland aan de cohesiefondsen en de kosten voor deelname aan EU-programma’s in 2020 zijn momenteel nog niet bekend.
26
Hoeveel betaalden Noorwegen en Zwitserland in de periode 2000–2019 aan de EU?
Antwoord:
De bijdragen van Noorwegen en Zwitserland worden in principe per cyclus van de EU-begroting berekend. In de periode 1999–2021 draagt Noorwegen ongeveer € 5,8 mld. bij via de EEA Grants en Norway Grants. Zwitserland draagt sinds 2008 bij aan de cohesiefondsen – de bijdrage voor de periode 2008–2018 bedroeg ongeveer € 1,2 miljard [De precieze bijdragen van Zwitserland en Noorwegen voor deelname aan EU-programma’s en agentschappen in deze periode zijn niet bekend]
27
Hoe staat het met de onderhandelingen tussen Zwitserland en de EU over een nieuw raamakkoord ter vervanging van de bestaande verdragen, welke knelpunten zijn er en is er een oplossing in zicht?
Antwoord:
Na vijf jaar onderhandelen is in december 2018 op technisch niveau overeenstemming bereikt tussen de Europese Unie en Zwitserland over een institutioneel raamwerkakkoord, dat de implementatie van bestaande bilaterale akkoorden tussen beide partijen stroomlijnt. De Zwitserse regering ging op politiek niveau echter nog niet akkoord, maar startte maatschappelijke consultaties. Op basis van deze consultaties verzocht de Zwitserse regering in juni jl. verduidelijking op de volgende punten: 1) de voorzieningen inzake staatssteun in het akkoord; 2) de juridische zekerheid inzake de bescherming van het Zwitserse loonniveau; 3) de garantie dat het akkoord geen verplichtingen voor Zwitserland met zich meebrengt voortvloeiend uit de EU-richtlijn over het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten, voor de burgers van de Unie en hun familieleden (2004/38/EG). In reactie heeft de Commissie aangegeven bereid te zijn nadere toelichting te verschaffen doch zonder het bestaande akkoord te wijzigen. Sindsdien zijn er geen ontwikkelingen in de onderhandelingen geweest. Deze zullen naar verwachting onder de nieuwe Commissie worden hervat, de Zwitsers zijn daarbij aan zet.
28
Klopt het dat de bezetting op de posten wordt gestuurd op fte's en niet op kosten? Waarom?
Antwoord:
De formatie van het postennet dient als sturingsinstrument voor het personeelsbudget:
– de goedgekeurde formatie in fte’s bepaalt de hoogte van het budget;
– de post toetst bij het opstellen van het jaarplan of de formatie passend is voor de te realiseren beleidsdoelstellingen;
– wijzigingsvoorstellen in de formatie worden beoordeeld op inhoud en in relatie tot beschikbare financiële middelen geprioriteerd door de dossiervoerende regio- en themadirecties. De formatie helpt op deze wijze bij het objectiveren van personele claims en het stellen van prioriteiten en posterioriteiten. Uiteraard worden bij de vaststelling van de personeelsbudgetten op de posten ook de loon- en koersontwikkelingen meegenomen.
29
Welke kosten zijn in 2018 en 2019 gemaakt ten behoeve van (leden van) het Koninklijk Huis? En welk bedrag is hiervoor precies gereserveerd in de begroting van 2020?
Antwoord:
In de begroting van Buitenlandse Zaken zijn kosten opgenomen voor gelegenheden waarbij het Staatshoofd ingezet wordt als representatief vertegenwoordiger van Nederland. In 2018 is € 1,5 miljoen uitgegeven aan officiële gelegenheden, werkbezoeken en staatsbezoeken. De raming voor 2019 is € 1,85 miljoen en in 2020 is € 2 miljoen gereserveerd voor deze uitgaven.
30
Hoe is de subsidie voor Europa.nu opgebouwd? Wordt de subsidie voor Europa.nu aangepast? Zo ja, op welke wijze?
Antwoord:
Europa.nu ontvangt momenteel geen subsidie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
31
Op welke veranderingen in de Trans-Atlantische relatie doelt u?
Antwoord:
De afgelopen periode is er een toename van onzekerheid en instabiliteit in de wereld. Het belang van de Trans-Atlantische betrekkingen neemt daardoor verder toe. De uitdagingen waar Nederland en de EU daardoor voor staan kunnen we niet oplossen zonder onze Trans-Atlantische partners. Sinds het aantreden van President Trump is America First een leidend principe geworden van het Amerikaanse buitenlandbeleid en is de opstelling transactioneler geworden, waarbij de VS minder vanzelfsprekend deelneemt aan alle facetten van het multilaterale stelsel. Dit vergt van Nederland een nog nadrukkelijker inzet op dialoog, tegenspraak daar waar dat nodig is en het zoeken naar onderwerpen waar we samen met onze VS-partners voortgang kunnen boeken.
32
Op welke manier steunt het kabinet en de Europese Unie de democratisering in Algerije, Armenië en Ethiopië?
Antwoord:
In Algerije worden democratisering, mensenrechten, goed bestuur en het maatschappelijk middenveld door Nederland bilateraal gesteund met behulp van het Shiraka-programma en het Mensenrechtenfonds. Een voorbeeld van een lopend project betreft het trainen van jonge leiders en activisten om netwerken en strategieën ten behoeve van burgerparticipatie te ontwikkelen. In het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid onderschrijven de EU en Algerije het belang van het versterken van democratische beginselen en de rechtsstaat in Algerije, waarbij de EU een ondersteunende rol heeft. Middels het Europees Nabuurschapsinstrument wordt financieel bijgedragen aan de verbetering van het openbaar bestuur in Algerije. Ook via Europese fondsen als het European Instrument for Democracy and Human Rights (EIDHR) en het Instrument contributing to Stability and Peace (IcSP) wordt democratisering in Algerije gesteund.
In Armenië ondersteunt Nederland, waar mogelijk, bilateraal en via de EU, de democratische omslag na de «fluwelen revolutie» die in 2018 plaatsvond. Bilateraal zet Nederland via Matra-middelen en het Mensenrechtenfonds in op bevordering van rechtsstatelijkheid en mensenrechten (waaronder de rechten van minderheden). Ook behoort Armenië tot de Nederlandse Kiesgroepen bij het IMF, de Wereldbank en de Europese Bank voor Reconstructie en Ontwikkeling (EBRD) en ontvangt het land via het kiesgroepprogramma technische assistentie vanuit het Ministerie van Financiën. Ook de EU ondersteunt het democratiseringsproces in Armenië op verschillende manieren. In december 2018 verleende de Unie technische en financiële assistentie ter voorbereiding van de parlementsverkiezingen. Ook heeft de Unie in 2019 de financiële steun voor Armenië, binnen bestaande middelen, ongeveer verdubbeld ten opzichte van 2017. De nadruk bij deze steun ligt op het versterken van de justitie-sector, hervorming van het openbaar bestuur en de bevordering van mensenrechten.
Tot slot werkt Nederland ook in Ethiopië, zowel bilateraal als via de EU, aan het ondersteunen van het democratiseringsproces. Nederland biedt via het Netherlands Institute of Multiparty Democracy (NIMD) capaciteitsopbouw aan het federale parlement, het parlement van de regionale staat Oromia, de kiescommissie en oppositiepartijen in Ethiopië. De EU voert regelmatig op hoog niveau een politieke dialoog met Ethiopië over het democratiseringsproces, waarvoor de Hoge Vertegenwoordiger Mogherini begin dit jaar nog een bezoek bracht aan Ethiopië. Ook is er vanuit verschillende EU-fondsen (o.a.EIDHR, IcSP en Europees Ontwikkelingsfonds) financiële steun beschikbaar waarmee onder andere wordt bijgedragen aan de bevordering van goed bestuur, mensenrechten, fundamentele vrijheden en het tegengaan van corruptie.
33
Wat is de inzet van Nederland bij de EU-Trans-Atlantische Beleidsagenda?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nr. 57.
34
Ten aanzien van welke uitdagingen laat de EU volgens u «onvermogen» zien en ontbreekt het volgens u aan «een adequaat antwoord»?
Antwoord:
Vanwege de unanimiteitsregel in het Gemeenschappelijk Buitenland en Veiligheidsbeleid is het de afgelopen jaren, door de opstelling van een of enkele lidstaten, lastig gebleken tijdig een adequaat antwoord te formuleren op geopolitieke uitdagingen. Zo duurt het soms maanden overeenstemming te bereiken over de aanname van EU-sanctieregimes, of het plaatsen van personen en entiteiten op sanctielijsten. Ook is het niet altijd mogelijk gebleken om in de Mensenrechtenraad een gezamenlijke EU-verklaring uit te spreken over mensenrechtensituaties die de aandacht van de Mensenrechtenraad vragen. Zoals het kabinet ook heeft aangegeven in het BNC-fiche over efficiëntere besluitvorming in het GBVB (Kamerstuk 22–112, nr. 2714), staat het kabinet mede om die reden open voor de introductie van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming ten aanzien EU-standpunten over mensenrechten in multilaterale fora, uitvoeringsaspecten van civiele missies en sancties.
35
Wat bedoelt u met kansen voor «het verbeteren van internationaal onderwijs»? En is er bewust voor gekozen om dit eerder te noemen dan de kansen voor reizigers wereldwijd, wat een kerntaak is voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken?
Antwoord:
«De open economie van Nederland biedt kansen voor onder andere het bedrijfsleven, het reizigersverkeer als ook het internationaal onderwijs. In de Kamerbrief van 6 september 2019 van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de effecten van internationalisering op het hoger onderwijs geeft het kabinet aan de internationale dimensie van het hoger onderwijs van grote waarde te achten voor de Nederlandse kenniseconomie, het onderwijs en de wetenschap. Daarbij komt in de toekomst meer aandacht voor verlichting van de druk op het hoger onderwijs en het bevorderen van de Nederlandse uitdrukkingsvaardigheid. Zo kan internationalisering blijvend bijdragen aan de wetenschap en de Nederlandse (kennis)economie.»
36
Wat verstaat u precies onder eigen belangen en waarden?
Antwoord:
De waarden en belangen van de EU zijn vastgelegd in artikel 2 en 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Het betreft onder meer het belang van vrede, veiligheid, welvaart, democratie, internationale rechtsorde, en sociale cohesie en fundamentele waarden en rechten als vrijheid en respect voor mensenrechten.
37
Geldt niet voor alle landen dat zij gebaat zijn met een op regels gebaseerde en goed functionerende multilaterale wereldorde? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Voor Nederland als relatief klein land is een goed functionerende multilaterale wereldorde extra van belang. Via het gezamenlijk optrekken met andere landen kan Nederland internationaal een sterkere vuist maken dan alleen. Nederland is ervan overtuigd dat het maken van gezamenlijke internationale afspraken en de implementatie daarvan via multilaterale instellingen de meest effectieve manier is om wereldwijde uitdagingen aan te pakken. Ieder land maakt hierin zijn eigen, soevereine afwegingen.
38
In hoeverre zijn conflicten in uw visie beheersbaar? En wat verstaat u daar dan onder?
Antwoord:
De mate waarin een conflict beheersbaar is, hangt per definitie af van de aard van het conflict en de belangen van de verschillende partijen die daarbij betrokken zijn. Het beschermen van Nederlandse belangen en van de internationale rechtsorde zijn voor Nederland het uitgangspunten voor het beheersen van conflicten, waarbij in eerste instantie een einde van gewelddadigheden moet worden gezocht en het uiteindelijk doel een vreedzame en duurzame politieke oplossing tussen de betrokken partijen is. Hierin staan de belangen van burgers en het beschermen van mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht centraal.
39
Wat is de gewenste uitkomst van een conflict? En vanuit welk perspectief?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nr. 38.
40
Kunt u een overzicht geven van de bestaande EU-sancties tegen Syrië en tot wanneer deze gelden?
Antwoord:
In reactie op het gewelddadig neerslaan van vreedzame demonstraties door het Syrische regime heeft de EU sinds voorjaar 2011 sancties ingesteld tegen Syrië. Deze sancties zijn in de loop der jaren steeds verder uitgebreid.
Het huidige sanctiepakket omvat onder meer persoonsgerichte sancties (inreisverbod en tegoedenbevriezing) tegen 269 personen en 69 entiteiten, een embargo voor ruwe olie en vliegtuigbrandstof, een bevriezing van tegoeden van de Syrische centrale bank, exportbeperkingen op apparatuur en technologie die ingezet kan worden voor interne repressie en IT-surveillance, en een verbod op bepaalde investeringen in Syrië. Een volledig, officieel overzicht kan worden teruggevonden in het Raadsbesluit 2013/255/GBVB, als aangepast door opvolgende besluiten.
Deze sanctiemaatregelen zijn van kracht tot en met 1 juni 2020. Voor die tijd zal de Raad van de Europese Unie een besluit over verlenging van de maatregelen moeten nemen.
Tevens heeft de EU een thematisch sanctieregime ingesteld inzake chemische wapens. Onder dit sanctieregime zijn sancties ingesteld tegen enkele personen alsook een onderzoeksinstituut vanwege betrokkenheid bij het Syrische chemischewapensprogramma. Dit sanctieregime is onlangs verlengd tot en met 16 oktober 2020.
41
Wat zijn de gevolgen van de sancties tegen Syrië en hoe dragen deze bij aan de gewenste politieke oplossing?
Antwoord:
De enige duurzame oplossing voor het Syrische conflict is een inclusieve, politieke oplossing. Het Syrische regime moet onder druk worden gezet om zich hier constructief in op te stellen. Nederland, als ook EU, zijn daarom tegen normalisatie onder huidige omstandigheden en stellen wederopbouwsteun voorwaardelijk aan een politieke transitie. Continuering van sancties in EU-verband, in combinatie met VN en VS-sancties, is een additioneel drukmiddel op het Syrische regime.
42
Hoeveel miljard euro is naar schatting nodig voorwederopbouw in Syrië?
Antwoord:
De Wereldbank schat dat er $ 400 miljard nodig is voor de wederopbouw van Syrië.
43
Hoe is het mogelijk dat «gerichte sancties» toch hulpverlening door ngo’s aan Syrië bemoeilijken? Wat wordt hiertegen gedaan?
Antwoord:
Juist vanwege het belang van de voortzetting van humanitaire hulp kennen de meeste sanctieregimes uitzonderingen voor humanitaire doeleinden. Ook voor het sanctieregime tegen Syrië bestaan er, daar waar deze maatregelen humanitaire hulp belemmeren, uitzonderingen en mogelijkheden tot verlenging van ontheffingen. Desondanks ervaren hulporganisaties problemen bij de uitvoering, onder meer rondom het overmaken van humanitaire financiering en import van hulpgoederen.
Financiële instellingen maken een eigen risicoafweging omtrent het al dan niet uitvoeren van transacties. Financiële instellingen kunnen weigeren een transactie uit te voeren wanneer regelgeving dit vereist maar ook wanneer financiële instellingen zelf de risico’s te hoog achten. Hierbij kunnen zij verschillende aspecten laten meewegen, waaronder het risico op (indirecte) sanctieovertredingen, (indirecte) financiering van terrorisme of witwassen.
Daarnaast is gebrek aan kennis bij financiële instellingen en humanitaire organisaties over sanctieregimes een bron van problemen. Om dit te ondervangen hebben EDEO en de Europese Commissie zgn. guidance notes opgesteld.
Voorop moet worden gesteld dat de grootste obstakels voor het adequaat leveren van humanitaire hulp worden opgeworpen door het Syrische regime. Gebrek aan duurzame humanitaire toegang en (gerichte) aanvallen op hulpverleners is een constante uitdaging voor de humanitaire gemeenschap in Syrië.
Het kabinet maakt zich grote zorgen over het gebrek aan toegang van humanitaire hulpverlening tot slachtoffers in Syrië en pleit in vele internationale fora tot verbetering hiervan. Zoals gezegd wordt hier in de eerste plaats het Syrische regime aangesproken op haar verantwoordelijkheid. Maar daarnaast wordt ook gewerkt aan de complicaties die sanctieregimes opwerpen. Samen met de Europese Commissie, EDEO, verschillende donoren, financiële instellingen en humanitaire organisaties neemt NL deel aan een dialoog over humanitaire transacties naar en binnen Syrië. Ook organiseren de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën samen met de ngo Human Security Collective regelmatig rondetafelbijeenkomsten met vertegenwoordigers uit de ngo-sector en de bankensector om deze problematiek aan te pakken.
44
Wat is de Nederlandse positie ten opzichte van bijdragen aan wederopbouw in Syrië? Is dit voorwaardelijk gemaakt aan het vertrek van president Assad?
Antwoord:
Nederland houdt vast aan de lijn dat er geen wederopbouwsteun naar Syrië gaat zonder dat er sprake is van politieke transitie. De rol van Assad in een politieke transitie is niet aan Nederland om te bepalen maar dient de uitkomst te zijn van een inclusief politiek proces.
45
Is het mede een gevolg van tegen Syrië ingestelde sancties dat er medische tekorten zijn in dat land?
Antwoord:
De EU-sancties tegen Syrië kennen geen maatregelen op het gebied van medische zaken, en daar waar andere maatregelen invloed zouden kunnen hebben op levering van medische zaken, zijn uitzonderingen voorzien.
Medische hulpverlening in de context van een gewapend conflict geniet speciale bescherming in het humanitair oorlogsrecht. Nederland zet zich in internationaal verband ervoor in dat sanctieregimes strikt in lijn met internationaal recht worden opgesteld. Hindernissen die humanitaire organisaties ervaren komen veelal voor bij de implementatie van sancties. In internationaal en nationaal verband zoekt Nederland naar oplossingen voor deze hindernissen.
Voor verdere toelichting verwijs ik u naar vraag 43.
46
Hoe kansrijk acht u een twee-staten oplossing voor het Midden-Oosten Vredesproces?
Antwoord:
De twee-statenoplossing is in 2019 verder uit het zicht geraakt en er is geen perspectief op spoedige hervatting van onderhandelingen. Beide partijen nemen evenmin zelfstandig stappen die de twee-statenoplossing dichterbij brengen. Het uitblijven van Palestijnse verzoening, de voortdurende uitbreiding van nederzettingen en retoriek over annexatie van delen van de Westelijke Jordaanoever maken de twee-statenoplossing steeds moeilijker en leiden de Israëliërs en Palestijnen naar een een-staat realiteit, die geen duurzame oplossing biedt voor het conflict en de aspiraties van beide partijen. De huidige realiteit biedt Israëliërs noch Palestijnen de veiligheid die ze zoeken, zoals blijkt door de beschietingen uit Gaza op Israël, aanslagen op de Westelijke Jordaanoever, maar ook het geweld door settlers en het hoge aantal slachtoffers bij de wekelijkse demonstraties in Gaza. Daarom blijft het kabinet zich inzetten voor de twee-statenoplossing en partijen aanspreken op hun inzet om deze mogelijk te maken.
47
In welke landen zijn Nederlandse ambassades niet proactief aanwezig bij rechtszaken tegen mensenrechtenverdedigers?
Antwoord:
Nederlandse ambassades over de hele wereld wonen rechtszaken tegen mensenrechtenverdedigers bij. Voorbeelden zijn onder meer onze aanwezigheid vorig jaar bij zaken in Turkije, Egypte, Saudi-Arabië, China, Myanmar, Rusland, Thailand en Zimbabwe. Per casus wordt bekeken wat mogelijke risico’s zijn en of er voldoende capaciteit is. In diverse landen bekijken Nederlandse ambassades samen met andere EU-lidstaten per rechtszaak welke ambassade het beste aanwezig kan zijn. Er zijn geen landen waar Nederland aangeeft per definitie niet aanwezig te zijn bij rechtszaken tegen mensenrechtenverdedigers. In niet alle landen worden Nederlandse diplomaten toegelaten om een rechtszaak bij te wonen. In 2018 lukte dit bijvoorbeeld niet in Iran en Vietnam.
48
Kunt u voorbeelden geven van noodzakelijk punitief en preventief handelen?
Antwoord:
Een voorbeeld van preventief handelen is het VN-en EU-sanctie instrumentarium dat gericht is op het doen veranderen van ongewenst gedrag van personen, bedrijven, organisaties of landen. Hiervan zijn verschillende voorbeelden te noemen, zoals het brede pakket aan sanctiemaatregelen die zijn opgelegd aan Noord-Korea, persoonsgerichte sancties die onder andere zijn ingesteld tegen leden van de Venezolaanse veiligheids- en inlichtingendiensten en tegen mensenhandelaren- en smokkelaars onder het Libië sanctieregime, en het EU-wapenembargo jegens Myanmar en eveneens Venezuela. Van deze maatregelen gaat een krachtig politiek signaal uit, waarbij de maatregelen gericht tegen personen door de geadresseerde als zeer onaangenaam (en punitief) ervaren kunnen worden.
49
Vallen onder punitief en preventief handelen ook aanvallen dan wel verdediging in het cyberdomein?
Antwoord:
Zoals vervat in de Nederlandse Cybersecurity Agenda, zet Nederland in op het beschikken over capaciteiten en instrumenten om digitale aanvallen op onze nationale belangen te kunnen afweren, te ontmoedigen en – in het uiterste geval – proportioneel te kunnen vergelden.
50
Waaruit bestaat de Nederlandse inzet die zich om terrorisme zoveel mogelijk te voorkomen dan wel te verminderen?
Antwoord:
Het gaat om vermindering en preventie in het buitenland («aan de bron»), met de Nederlandse nationale aanpak («whole of government & society approach») als bron van inspiratie, ervaring en kennis. In de eerste plaats houdt dat in de oorzaken («drivers») van extremisme en terrorisme, uiteenlopend van extremistische en terroristische groeperingen («pull») tot grondoorzaken («push») goed te begrijpen en de ontwikkelingen op dit gebied goed te blijven volgen. Vervolgens gaat het er om, in de specifieke context van het buitenland, een aanpak te helpen ontwikkelen, op zowel bilateraal, Europees als multilateraal niveau, samen met relevante partners in de nationale veiligheidsketen. Rode draad daarin is het vinden van een juiste balans tussen verminderen (bestrijden) en voorkomen (preventie).
51
Welke stappen heeft Israël gezet richting het tegengaan van straffeloosheid voor de verantwoordelijken voor de meer dan tweehonderd doden en tienduizenden gewonden aan de grens met Gaza vorig jaar? Hoeveel militairen zijn hiervoor inmiddels veroordeeld?
Antwoord:
Het staande beleid van de Military Advocate General (MAG) is dat deze gedurende lopende onderzoeken geen berichtgeving naar buiten brengt over specifieke zaken. Sinds de beantwoording van de Kamervragen van het lid Sjoerdsma d.d. 25 september 2019 met kenmerk 2019D36758 zijn er geen nieuwe ontwikkelingen te melden over strafrechtelijke onderzoeken of de eigen onderzoeken van het Israëlische leger incidenten door de inzet van het «Fact Finding Mechanism».
52
Kan het kabinet bevestigen en waarborgen dat personen en bedrijven gevestigd in Israëlische nederzettingen niet profiteren van voorzieningen in het kader van de zogenaamde Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen(1974)? Hoe definieert het kabinet het territoriaal bereik van deze bijeenkomst? (Bron: https://wetten.overheid.nl/BWBV0003781/1996-07-26)
Antwoord:
De territoriale gelding van het belastingverdrag met Israël (1974) is voor wat betreft Israël gedefinieerd als «de Staat Israël en het onder de zee gelegen deel van de zeebodem en ondergrond waarop de Staat Israël in overeenstemming met het internationale recht soevereine rechten heeft». Gelet op het Nederlandse standpunt dat Israël geen soevereiniteit heeft over de gebieden die het sinds 1967 bezet (Gazastrook, Westelijke Jordaanoever met inbegrip van Oost-Jeruzalem, Golanhoogte) en deze gebieden naar Nederlands inzicht dus ook niet tot het grondgebied van de «Staat Israël» behoren, betekent dit dat het verdrag slechts binnen Israël op basis van de internationaal erkende grenzen van het land geldt en niet van toepassing is op personen en bedrijven gevestigd in Israëlische nederzettingen. Het kabinet heeft zijn standpunt ten aanzien van de territoriale gelding van het belastingverdrag met Israël al bij eerdere gelegenheid kenbaar gemaakt. Zie Kamerbrief d.d. 8 december 2015, Kamerstuk 23 432, nr. 417. In een Kamerbrief van 19 september 2018 naar aanleiding van de motie Kuzu heeft het kabinet opnieuw bevestigd dat alle bilaterale verdragen tussen Nederland en Israël alleen binnen Israël op basis van de grenzen van 1967 gelden. Zie Kamerstuk 23 432, nr. 471.
53
Kan het kabinet bevestigen en waarborgen dat bedrijven, instellingen en activiteiten in Israëlische nederzettingen niet profiteren van voorzieningen in het kader van de zogenaamde Agreement on scientific and technological cooperation in the field of agricultural research tussen Nederland en de Staat Israël (1992)? Hoe definieert het kabinet het territoriaal bereik van deze bijeenkomst? (Bron: https://treaties.un.org/doc/Publication/UNTS/Volume%201712/volume-1712-I-29612-English.pdf)
Antwoord:
De betreffende afspraak bevat geen specifieke bepaling ten aanzien van de territoriale gelding ervan. Gelet op het Nederlandse standpunt dat Israël geen soevereiniteit heeft over de gebieden die het sinds 1967 bezet (Gazastrook, Westelijke Jordaanoever met inbegrip van Oost-Jeruzalem, Golanhoogte) en deze gebieden naar Nederlands inzicht dus ook niet tot het grondgebied van de «Staat Israël» behoren, betekent dit dat deze afspraak slechts binnen Israël op basis van de internationaal erkende grenzen van het land geldt en niet van toepassing is in Israëlische nederzettingen.
Het kabinet wijst er overigens op dat de betreffende afspraak uit 1993 is aangegaan voor een looptijd van zeven jaar.
54
Welke (recente) inzet van machtsmiddelen beschouwt u als het beste voorbeeld van een «krachtig politiek signaal»?
Antwoord:
Een goed voorbeeld is de recente veroordeling door Nederland en de EU van de militaire acties van Turkije in Noordoost-Syrië en de afspraak tot strikte interpretatie van criterium 4 van het Gemeenschappelijk Standpunt tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (2008/944/GBVB). De EU-lidstaten hebben zich daarmee gecommitteerd aan het de facto opschorten van alle verzoeken voor wapenleveranties naar Turkije, waarvan het risico bestaat dat ze ingezet kunnen worden in de strijd in Noordoost-Syrië.
Ook de op 27 september 2019 door de Raad van de Europese Unie afgekondigde sancties tegen zeven leden van de Venezolaanse veiligheids- en inlichtingendiensten, zijn hiervan een recent voorbeeld. De aan de lijst toegevoegde personen zijn betrokken bij foltering en andere ernstige schendingen van de mensenrechten. Met het besluit gelden nu voor in totaal 25 personen een reisverbod en tegoedenbevriezing.
Ook de maatregelen die Nederland in VNVR-kader heeft weten te bewerkstellingen tegen mensenhandelaren en -smokkelaars beschouwt het kabinet als een «krachtig politiek signaal».
55
Welke concrete acties vloeien er voort uit het Planetary Security Initiative?
Antwoord:
Zoals aangegeven in de Kamerbrief inzet Planetary Security van 11 februari 2019 (Kamerstuk 31 793, nr 184) en de Kamerbrief Verslag Planetary Security Conferentie van 13 maart 2019 (Kamerstuk 31 793, nr 187) heeft het Planetary Security Initiative bijgedragen aan de ontwikkeling van kennis, het voorspellend vermogen en interventiestrategieën om klimaat-gerelateerde veiligheidsrisico's tijdig te identificeren en te mitigeren.
Er zijn nieuwe initiatieven en netwerken gecreëerd. Een voorbeeld hiervan is het door Nederland gesteunde Water, Peace and Security Partnership, dat nieuwe instrumenten en methoden ontwikkelt om tijdig water-gerelateerde conflicten en instabiliteit te identificeren en te adresseren. Een ander voorbeeld is de «International Military Council on Climate and Security». Dit initiatief van enkele denktanks, gelanceerd tijdens de laatste Planetary Security Conferentie, beoogt onder anderen militairen van over de hele wereld bijeen te brengen met het doel beleidsvorming, communicatie en coördinatie op het gebied van klimaat en veiligheid te bespoedigen. Zie verder het antwoord op vraag 56.
56
Wordt er opvolging gegeven aan het Planetary Security Initiative?
Antwoord:
Zoals aangegeven in de eerder genoemde Kamerbrief inzet Planetary Security van 11 februari 2019 (Kamerstuk 31 793, nr 184) en de Kamerbrief Verslag Planetary Security Conferentie van 13 maart 2019 (Kamerstuk 31 793, nr 187), zal het kabinet via multilaterale fora, eigen activiteiten en ondersteuning van kennisopbouw actief blijven bijdragen aan het verminderen van klimaat-gerelateerde veiligheidsrisico’s. Zo heeft Nederland dit jaar in EU-verband aandacht gevraagd voor de relatie tussen klimaatverandering, water en veiligheid. De Raadsconclusies over klimaatdiplomatie van 18 februari 2019 (nr. 6153/19) verwijzen specifiek naar het Planetary Security Initiative en het belang van een veiligheidsperspectief om de destabiliserende effecten van klimaatverandering te verlichten. Binnen de ontwikkelingssamenwerking is aandacht voor de relaties tussen klimaat en veiligheid in uiteenlopende programma’s en activiteiten. In het bijzonder het in antwoord 55 genoemde Water, Peace and Security Partnership, het door de FAO uitgevoerde «Food and Nutrition Security Resilience Programme» in Somalië, Sudan en Zuid-Sudan en bijvoorbeeld het door Nederland gesteunde Wereldbank-programma «Cooperation in International Waters in Africa» hebben expliciete aandacht voor de relaties tussen klimaat en conflict. De verdere ondersteuning van kennisopbouw op het gebied van Planetary Security wordt op dit moment nader uitgewerkt. Een besluit over de precieze vormgeving hiervan zal in de komende tijd worden genomen.
57
Wat is de inzet van Nederland bij de EU-VS Beleidsagenda?
Antwoord:
Nederland zal in 2020 inzetten op een verdieping van de samenwerking tussen de EU en VS. De EU en de VS maken deel uit van dezelfde waardengemeenschap en inhoudelijke analyses over bestaande en opkomende bedreigingen komen vaak in grote lijnen overeen. Nederland zal zich inspannen deze gelijkgezindheid in concrete samenwerking te vertalen. Nederland zal hiervoor pleiten en aan bijdragen, zowel in EU-verband als in contacten met VS-counterparts.
En daar waar de EU en de VS van mening verschillen, moet er ruimte zijn om over deze verschillen te spreken.
58
Hoe omvangrijk was de fraude bij de recente verkiezing in Afghanistan? Geeft de verkiezingsuitslag een getrouw beeld?
Antwoord:
De officiële, definitieve uitslag van de Presidentsverkiezingen in Afghanistan wordt op 7 november verwacht. Het is nu te vroeg om uitspraken te doen over de uitslag of het verloop van het verkiezingsproces.
59
Hecht de regering belang aan het bijdragen aan 3D-missies of aan 3D-bijdragen aan missies?
Antwoord:
Het kabinet onderschrijft het belang van de geïntegreerde benadering. Een dergelijke aanpak is nodig om de complexiteit en de intensiteit van de huidige uitdagingen op veiligheidsgebied aan te pakken. Hiervoor is een gecoordineerde inzet van verschillende instrumenten (diplomatie, ontwikkelingssamenwerking, defensie, politie en justitie) nodig. Deze intensieve samenwerking vindt plaats op het gebied van crisisbeheersing en stabilisatie, onder andere in civiele en militaire missies op het gebied van conflictpreventie en het bevorderen van duurzame vrede.
60
Hoe is de human security-benadering vertaald in het eigen veiligheidsbeleid? Waar in de pijlers Voorkomen, Verdedigen en Versterken valt deze benadering terug te lezen? Welke departementen zijn daarbij betrokken en met welke activiteiten?
Antwoord:
In het Nederlandse buitenland- en veiligheidsbeleid, alsook het buitenlandse handel en OS-beleid, is human security een belangrijk uitgangspunt. In deze benadering staan de belangen van burgers, duurzame en inclusieve vredesopbouw en het beschermen van mensenrechten centraal. Het ontbreken daarvan is een van de belangrijkste oorzaken van onveiligheid en instabiliteit. De Nederlands inzet is daarbij in het bijzonder gericht op het voorkomen van conflicten en het versterken van de internationale rechtsorde en duurzame vrede.
Nederland draagt hieraan onder andere bij door deelname aan vredesmissies en crisisbeersingsoperaties op een geïntegreerde wijze, waarbij diplomatieke activiteiten, defensie en justitie- en politie-inspanningen en ontwikkelingssamenwerking, zoveel mogelijk in onderlinge afstemming worden ingezet. Het gaat daarbij tevens om inzet via lokale, internationale en multilaterale partnerorganisaties op het gebied van onde meer rechtsstaatopbouw, veiligheidshervormingen, conflictbemiddeling en humanitaire ontmijning.
61
Wat zijn de ambities van Nederland met betrekking tot samenwerking op het gebied van klimaat met India?
Antwoord:
Nederland zet zich wereldwijd in om samenwerking op het gebied van klimaat te versterken. Graag verwijs ik u naar de brief investering klimaatdiplomatie van 13 september jl. [BZDOC-1806881966–74].
Bijna vier jaar na het bereiken van het akkoord in Parijs is de door de wetenschap onderbouwde urgentie van het nemen van klimaatactie groter dan ooit. Nederland en India hebben zich daarom aan de nodige nationale maatregelen gecommitteerd, net als vele andere landen.
De kabinetsinzet voor klimaatsamenwerking in India verloopt middels bilaterale en multilaterale kanalen en langs verscheidene sectoren en thema’s. Tijdens het uitgaande staatsbezoek naar India heeft Nederland de noodzaak van meer klimaatambitie en -actie in de bilaterale politieke dialoog aan de orde gesteld. Hierbij is actief gezocht naar verdere concrete samenwerking waarbij Nederlandse kennis en kunde van toegevoegde waarde is. Blijvende inzet op een groen groeipad voor India blijft noodzakelijk.
Voor het terugdringen van emissies (mitigatie) is vooral de energietransitie in India van belang. Volgens het World Investment Report van de International Energy Agency (IEA) investeert India voor het vierde jaar op rij meer in hernieuwbare dan in fossiele elektriciteitsopwekking. De Indiase premier Modi kondigde tijdens de klimaattop van de VN op 23 september jl. aan dat India de hernieuwbare energiedoelstellingen zelfs nog verder opschroeft naar 450 GW in 2022. Ter vergelijking: NL heeft 160 GW nodig om volledig te elektrificeren. India is op het gebied van hernieuwbare energie, met name wind- en zonne-energie, daarom een prioriteitsland voor Nederlandse handel. Ook met FMO steunt Nederland schone energieprogramma’s in India, met een portfolio van ca. 300 miljoen.
Daarnaast is Nederland in India actief op het gebied van klimaatadaptatie, bijvoorbeeld in de Clean Ganga Flagship Mission van premier Modi, een ambitieus programma om de Ganges rivier schoon te maken, en met duurzame en circulaire landbouw.
Multilaterale banken spelen een centrale rol in de architectuur voor financiering van klimaatactie, met name in ontwikkelingslanden en opkomende markten, zoals India. Nederland vraagt de multilaterale banken dan ook om hun financiering van klimaatprojecten in partnerlanden verder uit te breiden en klimaat prominent op te nemen bij de landendialogen en nieuwe landenstrategieën. Nederland draagt als donor via de Wereldbank bij aan hernieuwbare energieprojecten in India en vraagt de Wereldbank steun aan nieuwe fossiele infrastructuur in India af te bouwen.
Ook in EU-India verband wordt hard gewerkt aan klimaatactie. De energie-dialoog tussen de EU en India stamt uit 2005 en in 2016 sloten beide partijen een Joint Declaration on Clean Energy and Climate Partnership. Deze declaratie bevat ook de intentie om samen te werken in de context van de Montréal Protocol, het internationale akkoord dat broeikasgassen die de ozonlaag aantasten adresseert. In EU-verband is de politieke dialoog geïntensiveerd voor de indiening van de vernieuwde Indiase klimaatplannen (Nationally Determined Contribution, NDC) bij de VN in 2020, om te stimuleren dat die een zo hoog mogelijk ambitieniveau bevat. India en de EU werken samen aan transparantie en accountability van de klimaatplannen en om India weerbaarder te maken tegen de negatieve effecten van klimaatverandering.
62
Welke rol vervullen onze ambassades in het tegengaan van klimaatverandering?
Antwoord:
De ambassades zijn een essentieel onderdeel van de bilaterale klimaatdiplomatie (zie Kamerbrief d.d. 13 september jl., Kamerstuk 31 793, 189). Zij rapporteren over beleidswijzigingen en andere belangrijke ontwikkelingen in het ressort van de post; voeren dialogen over klimaat met overheid, maatschappelijk middenveld en kennisinstellingen; identificeren samenwerkingsmogelijkheden en geven deze vorm; signaleren kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven op het gebied van klimaatadaptatie en -mitigatie.
Diverse posten beheren voorts portefeuilles op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, waarbij zij zich inspannen hun programma’s klimaat-slim te maken (met name waar het gaat om water en voedselzekerheid). Ook spelen deze posten een rol bij de monitoring van centraal gefinancierde OS-programma’s, bijvoorbeeld op het gebied van de energietransitie, de toegang tot hernieuwbare energie en de strijd tegen ontbossing en landdegradatie, al dan niet gefinancierd via multilaterale ontwikkelingsbanken. Een aantal PV’s (VN New York, EU Brussel, OESO Parijs) en ambassade Washington spelen eveneens een belangrijke rol bij de bevordering van vergroening van portefeuilles en beleidscoherentie.
63
Kunt u een overzicht geven van de bestaande EU-sancties tegen Rusland en aangeven tot wanneer deze gelden?
Antwoord:
In reactie op het Russische, destabiliserende optreden in Oekraïne heeft de Europese Unie verschillende sanctiemaatregelen ingevoerd:
– Persoonsgerichte sancties tegen personen die betrokken zijn bij bedreiging of ondermijning van de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne. Op dit moment staan er 170 personen en 44 entiteiten op deze sanctielijst en tegen deze personen zijn een tegoedenbevriezing en een inreisverbod van kracht. Deze sancties zijn van kracht tot 15 maart 2020.
– Kapitaalmarktrestricties, wapenembargo, exportrestricties «dual-use» goederen en exportbeperkingen ten aanzien van de olie- en gassectoren in Rusland. Deze sectorale sancties zijn van kracht tot 31 januari 2020.
Als onderdeel van het niet-erkenningsbeleid van de EU van de Russische annexatie van de Krim, geldt er bovendien een volledig importverbod van en een uitgebreid exportverbod naar de Krim. Dit is van kracht tot 23 juni 2020.
De Raad moet voor de verloopdatum van de hierboven genoemde sanctiepakketten een besluit tot verlenging nemen.
Tevens is «no business as usual»-beleid van kracht in de relatie EU-Rusland en zijn EU-Rusland toppen opgeschort.
64
Wat is het doel en wat zijn de effecten van de EU-sancties tegen Rusland? In welke mate dragen sancties tegen Rusland bij aan het behalen van gestelde doelen?
Antwoord:
In reactie op het destabiliserende optreden van Rusland in Oekraïne is een breed scala aan maatregelen genomen, waar de sancties onderdeel van zijn. Ook hebben andere landen, zoals de VS, sancties ingesteld tegen Rusland. Sinds het instellen van de eerste sancties in 2014 is de situatie in het oosten van Oekraïne aan verandering onderhevig en zijn de Minsk akkoorden gesloten. Het «Vienna Institute for International Economic Studies» heeft in februari 2019 becijferd dat door de Westerse sancties Rusland tussen de 0,5% en 1% BNP-groei is misgelopen.
65
Wat is er nodig om een begin te maken met het terugbrengen van sancties tegen Rusland?
Antwoord:
Sinds 2014 heeft de EU meerdere malen het sanctie-instrument aangaande Rusland ingezet als drukmiddel. Hierbij geldt specifiek voor de sectorale maatregelen tegen Rusland dat de Europese Raad deze expliciet heeft gekoppeld aan de voortgang op implementatie van de Minsk akkoorden. Aangezien het kabinet concludeert dat er nog steeds geen sprake is van volledige implementatie van de Minsk-akkoorden en Rusland volhardt in de illegale annexatie van de Krim, ziet het kabinet vooralsnog geen reden de bestaande sanctieregimes te herzien en blijft zich in EU-verband sterk maken voor verlenging hiervan.
66
Welke mogelijkheden tot samenwerking met India op het gebied van internationale veiligheid ziet u op dit moment?
Antwoord:
India is een regionale grootmacht in opkomst en een belangrijke multilaterale partner in het bevorderen internationale rechtsorde op dossiers als veiligheid, vrijhandel en klimaat. Er zijn mogelijkheden voor nauwere samenwerking op onder andere het terrein van terrorismebestrijding, cyber en maritieme veiligheid.
67
Op het departement houden ambtenaren zich thans bezig met het vroegtijdig identificeren van conflictrisico’s onder de noemer «Early Warning & Early Action»; welke preventieve actie hebt u al als gevolg van de identificaties van deze medewerkers in gang gezet? Kunt u hier één of meerdere voorbeelden van geven?
Antwoord:
Als gevolg van de Nederlandse Early Warning/Early Action inzet is onder andere geïnvesteerd in het versterken en hervormen van grensbewaking en de veiligheidssector in de MENA-regio; zijn vrije en vreedzame verkiezingen in centraal Afrika ondersteund; is een bijdrage geleverd aan vreedzame en inclusieve politieke en maatschappelijke hervormingen in de Hoorn van Afrika; en is geïnvesteerd in het mitigeren van grondoorzaken van conflict zoals de druk die bevolkingsgroei en de youth bulge op samenlevingen legt in bijvoorbeeld Noord-Afrika.
Omdat geen enkele staat in zijn eentje een gewelddadig conflict kan voorkomen, investeert Nederland tevens gericht in internationale samenwerking voor conflictpreventie. In o.a. de EU, VN en binnen Internationale Financiële Instellingen en met bilaterale like-minded partners maakt Nederland zich sterk voor een meer geïntegreerde en effectievere conflictpreventie-aanpak. Dit betreft zowel internationale beleidsvorming als inzet op specifieke landen waar significante conflictrisico’s zijn geïdentificeerd. Concreet betekent dit bijvoorbeeld uitwisseling van early warning analyses, bevorderen van de ontwikkeling van een gezamenlijke visie en aanpak voor conflictpreventie in specifieke landen of regio’s, en het aanjagen van innovatie om een grotere impact te bereiken met Early Warning & Early Action. Samen met Duitsland is Nederland voortrekker in EU-verband door oprichting en voorzitterschap van het EU Early Warning & Early Action Forum dat een belangrijk instrument is om Europese samenwerking op conflictpreventie te bevorderen.
68
Hoeveel namen staan nu op de sanctielijsten als gevolg van het nieuwe Europese Cyber-sanctieregime?
Antwoord:
Het betreft vooralsnog een lege lijst. In mei 2019 is dit regime, mede op initiatief van Nederland, tot stand gekomen. Nederland is vanzelfsprekend groot voorstander van de ingebruikname van het regime door het plaatsen van personen of entiteiten verantwoordelijk voor cyberaanvallen op de lijst en pleit hier momenteel in EU-verband actief voor. Er is echter unanimiteit nodig om mensen of instellingen op die lijst te plaatsen.
69
Wat bedoelt u met de zinsnede «Het bevorderen van mensenrechten is ook in ons eigen belang»? Is het naleven van mensenrechten niet iets waar landen zichzelf toe verplicht hebben?
Antwoord:
De bescherming en bevordering van mensenrechten is een plicht van alle VN-lidstaten met als basis de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Onze inzet voor mensenrechten vloeit voort uit de volle overtuiging dat de naleving ervan leidt tot een stabieler en welvarender wereld. Mensenrechten zijn het fundament van menselijke waardigheid en vrijheid, en staan aan de basis van open en vrije samenlevingen overal ter wereld.
Om die reden is het bevorderen van mensenrechten ook in ons eigen belang, omdat een democratische rechtsstaat de beste voedingsbodem is voor welvaart, stabiliteit, groei en ontwikkeling. Dat heeft ook positieve gevolgen voor Nederland.
70
Op welke wijze wilt u legale routes beter benutten?
Antwoord:
Het merendeel van de migratie naar Nederland vindt plaats op reguliere grondslag. Volgens cijfers van de IND kwam driekwart van de mensen die naar Nederland reisden voor studie, werk en gezinshereniging. Conform de integrale migratieagenda1 – waar uw Kamer op 14 oktober de voorgangsbrief Integrale Migratieagenda is toegekomen – is verkend hoe reeds bestaande vormen van reguliere migratie, binnen bestaand beleid, beter kunnen worden benut. Als uitkomst van deze verkenning is besloten om de informatievoorziening over de bestaande mogelijkheden van arbeids- en studiemigratie te verbeteren en deze gerichter in te zetten ten behoeve van het bevorderen van terugkeer en (daarmee) het tegengaan van de irreguliere migratie.2
71
Op welke wijze wilt u welke vorm van multilaterale samenwerking inzetten om samenwerking op terugkeer te stimuleren naast het volgen van de situatie op verschillende migratieroutes en het verlenen van assistentie aan vrijwillige terugkeer?
Antwoord:
In EU-verband zet Nederland zich in voor de verbetering van de migratiesamenwerking met landen van herkomst en transit, waaronder ook terugkeersamenwerking. Daarnaast zijn er enkele geïnstitutionaliseerde multilaterale migratiedialogen, zoals de Rabat-, Boedapest- en Khartoem-processen en de EU- migratiedialogen met specifieke landen.
72
Waaruit bestaat de assistentie aan vrijwillige terugkeer van migranten?
Antwoord:
Afhankelijk van plaats en situatie kan dergelijke assistentie bestaan uit levensreddende hulp, water en voedsel, eerste opvang, onderdak, medische hulp en eerstelijns psychosociale hulp, presentatie bij een ambassade van het land van herkomst, aanschaf van een vliegticket, vervoer naar het vliegveld en aankomstbegeleiding in het land van herkomst.
73
Hoeveel middelen zijn er in 2020 beschikbaar vanuit de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor humanitaire hulp en hulp aan vluchtelingen in het Caribisch deel van het Koninkrijk?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nr. 74.
74
Hoeveel middelen gaan er op dit moment vanuit de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar humanitaire hulp en hulp aan vluchtelingen in het Caribisch deel van het Koninkrijk?
Antwoord:
Vanuit de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken gaan er geen middelen naar humanitaire hulp dan wel hulp aan vluchtelingen in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Omdat Aruba en Curaçao niet op de OESO-DAC (Development Assistance Committee) lijst staan van landen die in aanmerking komen voor Official Development Aid (ODA), zijn de ODA-middelen daar niet inzetbaar.
Via de ongeoormerkte bijdragen vanuit de BHOS begroting aan organisaties als UNHCR, IOM en WFP is het mogelijk dat er indirect en beperkt middelen in het Caribische deel van het Koninkrijk besteed worden.
75
Zijn er extra kosten verbonden aan de inzet van externe dienstverleners (private partners) bij de verbetering van consulaire diensten? Hoe is de kwaliteitstoezicht op het functioneren van de externe dienstverleners geregeld? Welke waarborgen zijn er dat de consulaire dienstverlening niet volledig afhankelijk zal worden van externe dienstverleners?
Antwoord:
Aan de inzet van externe dienstverleners zijn voor BZ enkel kosten verbonden met betrekking tot de inzet van personeel in relatie tot de coördinatie van de uitrol van nieuwe locaties en producten, centrale aansturing en monitoring. De diensten van de externe dienstverlener worden niet bij BZ in rekening gebracht, deze worden doorberekend aan de klant door middel van een (door BZ contractueel vastgestelde) service fee.
Tijdens de in 2018 afgeronde aanbestedingsprocedure voor het nieuwe raamcontract met externe dienstverleners, zijn de (contractuele) eisen verder aangescherpt. Zo zijn in de nieuwe contracten KPI’s (Key Performance Indicators) opgenomen, met een daaraan gekoppelde bankgarantie. Hierdoor kan BZ financiële consequenties verbinden aan het niet voldoen aan bepaalde voorwaarden. Voorts voert BZ bij de uitrol van elke nieuwe EDV-locatie een specifieke audit uit en zal onder de nieuwe raamcontracten elke twee jaar een externe audit op privacy- en databeveiliging plaatsvinden.
De KPIs worden centraal gemonitord. Er wordt op twee niveaus gekeken naar de prestaties van de externe dienstverleners. Vanuit de partijen zelf worden er maandelijkse rapportages toegestuurd die vergezeld worden van data. Deze data wordt gebruikt om de rapportages te vullen. Naast deze aanlevering gebruikt BZ ook data uit eigen systemen als extra interne controle. In de nabije toekomst zal de aanlevering van data op steeds korter termijn gebeuren met als einddoel het leveren van data op dagbasis. Zo kan er nog sneller gereageerd worden op de zaken die spelen in het veld.
Naast de bankgarantie kan het Ministerie bij langdurig niet nakomen van de afspraken er ook voor kiezen om het contract met een externe dienstverlener eenzijdig op te zeggen. Het Ministerie kan er dan voor kiezen om een andere partij aan te stellen om de frontoffice activiteiten van de consulaire diensten uit te voeren. Er kan ook voor gekozen worden om deze activiteiten weer terug te halen naar de lokale post. De digitale oplossingen en het proces in de backoffice zijn zo ingericht dat er flexibel omgegaan kan worden met wie deze activiteiten uitvoert. Alhoewel het dus wel extra personele capaciteit zou kosten aan de kant van BZ is het mogelijk om activiteiten terug te halen naar een post.
76
Met welk doel is het extra personeel op de posten ingezet?
Antwoord:
Mede naar aanleiding van het AIV-advies «de vertegenwoordiging van Nederland in de wereld» van mei 2017 en het regeerakkoord is extra personeel op de posten ingezet voor de volgende prioriteiten: economische groeikansen, veiligheid, stabiliteit en armoedebestrijding, migratie en versterkte inzet op Europa. Voor een uitgebreid overzicht van de posten die hiervoor zijn versterkt verwijs ik naar de brieven over de uitbreiding en versterking van het Postennet van juli en oktober 2018 (Kamerstuk 32 734, nr. 31 en Kamerstuk 32 734, nr. 32).
77
Kunt u de bijzin «voor zover het wettelijk kader dat toelaat» nader toelichten? In welke gevallen hebt u ambities waarbij het wettelijk kader de desbetreffende verbeteringen van de dienstverlening niet toelaat?
Antwoord:
«voor zover het wettelijk kader dat toelaat» heeft betrekking op de vigerende Visumcode waarin de procedures en voorwaarden voor afgifte van transit of verblijf van ten hoogste drie maanden op grondgebied van de Schengenlanden is vastgelegd. De huidige Visumcode – die op 5 april 2010 in werking is getreden – is gericht op een papieren aanvraag. De Visumcode biedt weliswaar ruimte om het aanvraagformulier te digitaliseren maar voorziet niet in bepalingen met betrekking tot het digitaal indienen en behandelen van een aanvraag (zoals elektronische ondertekening, online betaling, scannen/uploaden van documenten). De aanvrager moet zijn aanvraag nog steeds op papier en ondertekend indienen.
Afgezien van het feit dat het digitale aanvraagformulier klantvriendelijker is dan papieren versie, zorgt het er ook voor betere datakwaliteit (uniformiteit, volledigheid). Bij een koppeling tussen het online aanvraagformulier en het systeem waarmee aanvragen door BZ behandeld worden, kunnen de gegevens die de aanvrager heeft ingevuld automatisch worden doorgezet. De Visumcode staat het verplicht gebruik van een digitaal aanvraagformulier echter niet toe waardoor aanvragers nog steeds een handgeschreven formulier mogen indienen.
In de nieuwe Visumcode die begin 2020 in werking zal treden is weliswaar rekening gehouden met de voortschrijdende digitalisering, maar blijft de verschijningsplicht ten behoeve van identificatie onverkort van kracht. Daarnaast blijft het plakken van de visumsticker in het paspoort vooralsnog noodzakelijk.
78
Klopt het dat de afdrachten aan de EU op pagina 19 een doorberekening zijn van het afdrachten-systeem in het huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK), en dus anders zullen zijn als het nieuwe MFK is ingegaan vanwege de daarin voorgestelde nieuwe berekeningen?
Antwoord:
De in de begroting gepresenteerde cijfers voor de EU-afdrachten zijn berekend op basis van de afdrachtensystematiek en het uitgavenniveau (als percentage Bruto Nationaal Inkomen (BNI)), zoals gehanteerd in het huidige Meerjarig Financieel Kader (2014–2020). Op het moment dat er een akkoord wordt bereikt over het volgende MFK zullen de meerjarige ramingen voor 2021 en verder dienovereenkomstig moeten worden bijgesteld.
79
Kunt u uitsplitsen wat de hoogte is van de niet-juridisch verplichte uitgaven onder de centrale en decentrale mensenrechtenprogramma’s?
Antwoord:
Van de centrale mensenrechtenprogramma’s is 40% nog niet juridisch verplicht. Deze 40% zal worden ingezet voor onze jaarlijkse bijdrage aan OHCHR en aan de uitgaven samenhangend met de organisatie van de World Press Freedom Day conferentie, die naar aanleiding van de motie Ploumen/Sjoerdsma (Kamerstuk 35 000 V, nr. 30) wordt georganiseerd.
Van de decentrale mensenrechtenprogramma’s is 59% nog niet juridisch vastgelegd. Naar verwachting zal dit budget volledig worden besteed in 2020. Zodra de posten in januari hun budget voor 2020 hebben gekregen, kunnen voor de veelal kortlopende projecten verplichtingen worden aangegaan.
80
Hoeveel geld is gereserveerd voor de verdere versterking van de consulaire dienstverlening? Hoeveel geld is gereserveerd voor de IT-systemen? Hoeveel geld hiervan is nog niet juridisch verplicht?
Antwoord:
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is continu bezig de consulaire dienstverlening te verbeteren. In dit kader wordt sinds 2017 gewerkt aan de digitalisering van de consulaire dienstverlening waarvoor een bedrag tussen de € 28 en € 30 miljoen is gereserveerd (zie ook het antwoord op vraag 81). Hiervan is inmiddels € 20 miljoen uitgegeven en van het resterende bedrag is circa 50% juridisch verplicht.
81
Heeft de digitalisering van de consulaire dienstverlening tot hoger dan verwachte kosten geleid? Zo ja, hoeveel? Hoeveel geld is naar verwachting nog nodig om dit systeem volledig te kunnen laten werken?
Antwoord:
De digitalisering van de consulaire dienstverlening is initieel begroot op € 20 miljoen. Vorig jaar (2018) heeft een budgetmutatie plaatsgevonden en is de begroting vastgesteld op € 23 miljoen. In de loop 2019 is vertraging opgetreden en zullen de kosten tot en met 2021 oplopen tot een bedrag tussen € 28 en € 30 miljoen.
82
Wat voor programma’s worden voorzien in het kader van de China-strategie?
Antwoord:
Om de Chinanotitie handen en voeten te geven is onder andere meer kennis, meer bewustwording en dus meer geld nodig. Daarom komt de komende vijf jaar € 2,4 miljoen aan programmageld beschikbaar voor het opzetten van een kennisnetwerk, onderzoek en bewustwording.
Via het kennisnetwerk kunnen China-experts vanuit verschillende invalshoeken de rijksoverheid helpen om China’s motieven, beleid en visie beter te begrijpen en zo effectiever beleid te ontwikkelen. Het kennisnetwerk krijgt de opdracht het langetermijnperspectief op China binnen de overheid te bevorderen. Het kennisnetwerk zal worden verbonden aan de China Taskforce van de rijksoverheid, waar de meest betrokken ministeries en posten deel van uitmaken. Er is inmiddels een kwartiermaker aangesteld die in twee jaar tijd het kennisnetwerk vorm zal geven.
De China Taskforce zal doorlopend inventariseren welke behoefte er bij de verschillende ministeries bestaat aan beleidsondersteunend onderzoek, dat vervolgens gericht kan worden uitgezet. Ook hiervoor is programmageld beschikbaar.
Tot slot worden er extra middelen ingezet voor voorlichting en bewustwording over China bij Nederlandse stakeholders, zoals burgers, bedrijven, kennisinstellingen en decentrale overheden.
83
Welk effect heeft het waarschijnlijke Nederlandse lidmaatschap van de VN-Mensenrechtenraad op de begroting voor 2020?
Antwoord:
Naar verwachting zal het Nederlandse lidmaatschap van de VN-Mensenrechtenraad geen effect hebben op de begroting van 2020.
Lidmaatschap levert mogelijk meer kosten op in verband met deelname aan en organisatie van bijeenkomsten om onze mensenrechtenprioriteiten hoog op de agenda te houden. Dit zal echter vanuit bestaande middelen betaald worden.
84
Welk percentage van de middelen in het kader van artikel 1.2, niet zijnde bijdragen aan internationale organisaties, wordt in 2020 en is in 2019 besteed in landen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)?
Antwoord:
Voor 2020 zijn nog geen percentages te geven, aangezien de gedecentraliseerde budgetten nog niet zijn toegekend. Net als in 2019 is de verwachting dat dit rond de 9% zijn. De OESO-landen betreffen Frankrijk (PV Straatsburg en PV UNESCO), Griekenland, Oostenrijk (PV Wenen), Polen, Turkije, VS, Zwitserland (PV Geneve), Hongarije, Israël, Mexico, Polen en Zuid-Korea. Dit gaat voor ongeveer de helft om fondsen die via de uitvoerende organisaties die gevestigd zijn in die OESO-landen elders in de wereld worden uitgegeven.
85
Welk bedrag is begroot voor de Nederlandse campagne voor een nieuwe zetel in de VN-Mensenrechtenraad voor de periode 2020–2022? Waar worden deze campagnemiddelen aan besteed?
Antwoord:
Het Koninkrijk heeft sinds februari 2019 een bescheiden campagne gevoerd voor een nieuwe zetel in de VN-Mensenrechtenraad. De gemaakte kosten voor promotiemateriaal en lobby-bijeenkomsten in New York en Geneve bedragen ongeveer € 13.000 en zijn voldaan uit de bestaande begroting (publieksdiplomatie).
86
Op welke manier zet u zich concreet in voor de bescherming van (vrouwelijke) mensenrechtenverdedigers? Waar is de bescherming van (vrouwelijke) mensenrechtenverdedigers belegd bij de posten? Wat zijn (inclusief de posten) de prioriteiten inzake de bescherming van (vrouwelijke) mensenrechtenverdedigers?
Antwoord:
Het beschermen en ondersteunen van mensenrechtenverdedigers is een van de prioriteiten van het mensenrechtenbeleid. Het kabinet zet zich specifiek in voor de bevordering van fysieke en digitale veiligheid en mentaal welzijn van mensenrechtenverdedigers, bijvoorbeeld via tijdelijke relocatie. Daarnaast werkt het kabinet aan het vergroten van de capaciteit en kennis van mensenrechtenverdedigers. Ook richt het kabinet zich op de bevordering van (lokale) publieke steun voor het werk van mensenrechtenverdedigers. Hierbij gaat bijzondere aandacht uit naar het beschermen en ondersteunen van vrouwelijke mensenrechtenverdedigers en de individuele en collectieve uitdagingen die zij ondervinden.
87
Welke mensenrechtenthema’s beschouwt u, gegeven het overzicht van prioritaire thema’s, als niet-prioritair?
Antwoord:
Het kabinet ziet mensenrechten als universeel en ondeelbaar en draagt dit internationaal uit, bijvoorbeeld in het aankomende lidmaatschap van de VN-Mensenrechtenraad.
Om in het mensenrechtenbeleid impact te hebben, heeft het kabinet een focus gekozen op zes prioriteiten. Dit zijn thema’s waar Nederland een verschil kan maken, bijvoorbeeld doordat we specifieke kennis, capaciteit of een bepaalde rol in internationale fora hebben. Deze focus sluit ook aan op gesprekken met uw Kamer over de effectiviteit van het mensenrechtenbeleid tijdens de verschillende notaoverleggen.
De overige mensenrechtenthema’s zijn ook belangrijk, maar vallen niet binnen de focus die het kabinet heeft gekozen.
88
Hoe zijn de budgettaire verplichtingen en taken verdeeld tussen uw ministerie en de gemeente Den Haag bij het lobbyen voor de acquisitie van Internationale Organisaties?
Antwoord:
Elk acquisitieproces is anders, afhankelijk van onder meer de omvang en activiteiten van de organisatie, de concurrentie en het belang voor Nederland en de gemeente Den Haag van vestiging van de betreffende organisatie. De gemeente Den Haag en het Ministerie van Buitenlandse Zaken hebben daarom regelmatig overleg en verdelen op basis daarvan de taken.
89
Op welke manier geeft u vorm en inhoud aan de bescherming van burgers – vrouwen en kinderen in het bijzonder – in lijn met VNVR-resolutie 1325 over vrouwen, vrede en veiligheid welke zoals opgenomen in de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van het geïntegreerd buitenland en veiligheidsbeleid? En welke directies zijn hierbij betrokken?
Antwoord:
De inzet van Nederland op dit onderdeel is als volgt:
– NL speelt op het gebied van bescherming van burgers internationaal een actieve rol qua agendering, beleidsontwikkeling en training van troepen. Zo heeft Nederland zich samen met de VS en Rwanda ingespannen als pleitbezorger van de Kigali Principles, die oproepen tot effectieve uitvoering van VN-mandaten op gebied van burgerbescherming.
– NL legt de focus op conflictpreventie, gezamenlijk optreden met partners, geïntegreerde benadering, gender en de beschikbaarheid van voldoende capaciteit en op inzet in missies gerichte trainingen.
– Integraal aandacht voor een genderperspectief en Women, Peace and Security binnen het thema Protection of Civilians. Dit blijkt onder meer uit Nederlandse financiering van train-the-trainer cursussen op gebied van Protection of Civilians (PoC) waar resolutie 1325 onderdeel van uitmaakt.
– Een ander voorbeeld is de aandacht voor 1325 in de versterking van accountability voor schendingen van rechten van burgers in conflict. Zo wordt door NL ingezet op het versterken van een culture of deterrence door het toevoegen van specifieke sanctiecriteria op het gebied van seksueel geweld in conflict aan bestaande sanctieregimes. Zulke specifieke sanctiecriteria zijn succesvol toegevoegd aan de sanctieregimes voor Zuid Soedan, Libië en Somalië.
– NL ziet toe op – en draagt waar mogelijk zelf bij aan – nauwere samenwerking met lokale gemeenschappen en NGOs zoals PAX en CIVIC bij het realiseren van een protective environment.
– NL richt zich binnen het Nederlandse Nationaal Actieplan 1325 (NAP1325) specifiek op 1) het tegengaan van schadelijke gendernormen, 2) het verbeteren van bescherming en het voorkomen en tegengaan van seksueel geweld in conflict, en 3) het bevorderen van de participatie van vrouwen en meisjes in conflictpreventie en -beslechting, vredesopbouw, peacekeeping en relief & recovery.
De betrokken directies vanuit BZ zijn DVB, DSH, DMM en DSO.
90
Wat verklaart het wegvallen van de subsidie van de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) vanaf 2019?
Antwoord:
Het beleid ten aanzien van de OPCW is niet gewijzigd. De OPCW speelt een cruciale rol bij het handhaven van de norm tegen het gebruik van chemische wapens.
De bijdragen aan de OPCW zijn niet opgenomen in het overzicht op blz. 3, maar worden op blz. 36, 38 en 40 in de paragraaf «Veiligheid en Stabiliteit» genoemd.
Naast de jaarlijkse contributie financiert Nederland op ad hoc basis projecten en werkzaamheden van de OPCW die niet uit de reguliere contributie kunnen worden betaald, maar die Nederland wel van groot belang acht voor het goed functioneren van de OPCW. Voorbeelden uit voorgaande jaren zijn plannen voor de bouw van een up to date laboratorium waaraan Nederland € 2,3 miljoen heeft bijgedragen (totale kosten ongeveer € 33 miljoen) en het Trustfonds voor missies in Syrië, waaruit onderzoek in Syrië door de OPCW (Fact Finding Mission, Declaration Assessment Team, Information and Investigation Team) wordt gefinancierd. Nederland heeft in 2019 € 1 miljoen bijgedragen aan dit Trustfonds. Ook stelt Nederland fondsen beschikbaar aan TNO ten behoeve van het verrichten van onderzoek in opdracht van de OPCW. Daarnaast subsideert Nederland nog kleinere projecten. Voor 2020 heeft de OPCW nog geen concrete verzoeken om ondersteuning ingediend.
91
Wat verklaart de significante stijging op inzet in hoog-risico posten vanaf 2020? Bestond die structurele bijdrage van 20 miljoen euro hiervoor niet?
Antwoord:
Er is geen sprake van een stijging. Op de begroting voor 2019 was hiervoor reeds een budget van € 20 miljoen opgenomen. In het voorjaar wordt jaarlijks het budget voor de inzet van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten voor de beveiliging van de hoog-risico-posten overgeheveld naar het Ministerie van Defensie. Voor 2019 was de overheveling € 15,3 miljoen. Dit is verwerkt in de Eerste Suppletoire Begroting van 2019, met de lagere stand op dit budget op de BZ-begroting tot gevolg.
92
Hoe profiteert Nederland van de bijdrage aan het EU-Satellietcentrum?
Antwoord:
Het Satellietcentrum van de Europese Unie (SATCEN) ondersteunt besluitvorming en actie in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU. Daartoe levert het producten en diensten op basis van het gebruik van ruimte-infrastructuur en aanverwante gegevens, zoals satellietbeelden en luchtfoto’s. Nederland maakt hier actief gebruik van. De jaarlijkse bijdrage van BZ aan SATCEN betreft de financiële verplichtingen van de in juli 2011 opgeheven West-Europese Unie (WEU). Sinds de ontbinding van de WEU beheert het SATCEN deze verplichtingen namens de 10 WEU-lidstaten. Deze verplichtingen omvatten onder andere het beheer van de pensioenen van de voormalige personeelsleden van de WEU, het beheer van de ziektekostenverzekering van de gepensioneerde voormalige personeelsleden van de WEU en het beheer van het sociaal plan van de WEU. Deze verplichtingen zijn neergelegd in Raadsbesluit 2014/401/GBVB van 26 juni 2014.
93
Financiert u in 2020, in Nederland of in het buitenland, nog activiteiten in het kader van deradicalisering? Zo ja, horen daar activiteiten als studentendebatreeksen, roadshows en toneelprojecten bij?
Antwoord:
De Minister van Buitenlandse Zaken houdt zich primair bezig met vermindering en preventie van gewelddadig extremisme en terrorisme in het buitenland («aan de bron»). Conform de Nederlandse nationale aanpak («whole of government & society») speelt het versterken van de weerbaarheid van kwetsbare groepen, die mogelijk gevoelig zijn voor radicale boodschappen van gewelddadig extremistische respectievelijk terroristische groepen, daarin een belangrijke rol. Afhankelijk van de groep wordt bekeken of en hoe het contact kan worden aangegaan dan wel de weerbaarheid kan worden vergroot. Activiteiten kunnen lokaal, innovatief en relatief kleinschalig van aard zijn, ondersteunend aan het verkrijgen van een beter begrip van de (grond)oorzaken van radicalisering, het creëren van een handelingsperspectief en een (politieke) beleidsdialoog daarover met het buitenland (zie ook vraag 50).
94
Kunt u de ontvangsten in het kader van concurrentiekracht nader toelichten?
Antwoord:
De ontvangsten in het kader van concurrentiekracht betreffen de betalingen die naar Nederlandse instellingen zijn gevloeid in het kader van de programma’s die betrekking hebben op begrotingscategorie 1A van de EU-begroting. Concreet gaat het daarbij voor Nederland met name om het Horizon 2020 programma.
95
Via welke kanalen bent u voornemens de prioritering binnen het Europees Ontwikkelingsfonds bij te sturen?
Antwoord:
Momenteel wordt de EU ontwikkelingssamenwerking met landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) en de Landen en Gebieden Overzee (LGO) gefinancierd vanuit 11e Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). Dit fonds loopt van 2014 tot en met 2020. Prioriteiten van het fonds zijn door de Commissie en partnerlanden en met goedkeuring van Europese lidstaten per land vastgesteld in meerjarige Nationale Indicatieve Programma’s (NIPs). Momenteel zijn de onderhandelingen over een nieuw Meerjarig Financieel Kader (2021–2027) gaande. De Europese Commissie heeft voorgesteld om het EOF in het nieuwe MFK onder de EU-begroting te brengen en binnen het Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument (NDICI) te integreren. Het Kabinet is hier voorstander van. De verdere uitwerking van het NDICI is onderdeel van de lopende MFK onderhandelingen waar Nederland actief bij betrokken is (zie ook het betreffende BNC fiche (22 112 nr. 2682).voor de Nederlandse inzet met betrekking tot het NDICI).
96
Om welke reden is een tabel over de streefwaarde van de behandeltermijn voor visa opgenomen op pagina 44, terwijl deze streefwaarde gelijk blijft? Bent u voornemens deze streefwaarde aan te passen?
Antwoord:
De doorlooptijd is één van de indicatoren die weergeeft of het visumproces conform EU-wetgeving verloopt. De doorlooptijd voor Schengenvisa bedraagt 15 dagen conform de Visumcode (Verordening (EG) nr. 810/2009). De Visumcode biedt tevens de mogelijkheid tot verlengen naar 30 dagen en in bijzondere situaties naar 60 dagen. De meeste reguliere visumaanvragen kunnen binnen 15 dagen kunnen worden afgehandeld. Maar in een deel van de gevallen is het nodig om nader onderzoek te doen of zijn aanvullende documenten vereist. Het verhogen van de streefwaarde is niet opportuun omdat zorgvuldige toetsing noodzakelijk blijft.
97
Kunt u een overzicht verschaffen van alle lopende pilots, verkenningen en experimenten die op dit moment lopen op het gebied van 1) uitbesteding van dienstverlening aan externe dienstverleners; 2) mobiele documentverstrekking; en 3) digitalisering van dienstverlening en documentverstrekking?
Antwoord:
1) Onder verwijzing naar de Kamerbrief d.d. 31 augustus 2018 (kenmerk 25 764 nr. 110) is de paspoortpilot bij externe dienstverlener VFS Global in Edinburgh positief geëvalueerd en is deze dienstverlening inmiddels omgezet in staand beleid. Inmiddels is deze dienstverlening succesvol uitgebreid naar VFS Global in Londen, VK, per november 2018 (ook buiten reguliere kantooruren tijdens avonduren op weekdagen en op zaterdagochtend), Chicago, VS (maart 2019) en Edmonton, Canada (juni 2019). In november 2019 zal deze dienstverlening verder worden uitgebreid naar Perth, Australië en medio 2020 naar Birmingham, VK.
Wat betreft de criteria voor uitbreiding is in eerste instantie gekeken naar locaties waar deze dienstverlening de grootste toegevoegde waarde heeft voor Nederlanders in het buitenland, gelet op bijvoorbeeld de afstand tot de dichtstbijzijnde ambassade of consulaat-generaal met een consulaire balie, de afstand tot Nederland en/of het aanbieden van een extra service buiten reguliere openingstijden. Ook is gekeken naar de omvang van de Nederlandse gemeenschap en het verwachte volume aan aanvragen en de wensen van de Kamer. Op basis van deze bredere en diepere ervaring op deze aanvullende locaties, zal ik bezien waar en op welke termijn deze dienstverlening wordt uitgebreid.
2) Wat betreft de inzet van mobiele apparatuur voor de verstrekking van paspoorten informeer ik u dat er geen pilots gaande zijn. Alle posten die bevoegd zijn om paspoortaanvragen in te nemen en die dus een paspoortbalie hebben, beschikken ook over een mobiel vingerafdrukopnameapparaat en hebben instructie om die ook te gebruiken. Op sommige locaties is dat vaker nodig dan op andere. Mobiele apparatuur wordt al jaren ingezet voor het innemen van paspoortaanvragen en er is dus ook geen sprake meer van een experiment of een test.
3) Op dit moment is een pilot gaande met een digitaal paspoortaanvraagformulier bij de Nederlandse ambassade in Bern. Het Ministerie van BZ werkt aan gefaseerde invoering van een digitaal paspoortaanvraagproces voor aanvragers in het buitenland. Digitaal aanvragen omvat het digitaal kunnen indienen van een paspoortaanvraag en het digitaal uploaden en verzenden van documenten. Persoonlijk bezoek aan de aanvraagbalie zal op grond van de regelgeving steeds nodig blijven voor identiteitsvaststelling en afgifte van biometrie. Het formulier moet vooralsnog worden geprint en ondertekend worden en meegebracht naar de ambassade. In het voorjaar van 2020 start fase 2, het direct versturen van het aanvraagformulier en veilig uploaden van gevraagde documenten naar de BZ-omgeving. Het Ministerie van BZ verkent daarnaast de mogelijkheden om de aanvrager ook online te laten betalen.
98
Waarom financiert u programma’s gericht op jeugd en sociale innovatie in de ring van landen grenzend aan de EU? Waarom staat deze uitgave niet op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking? Kunt u daarnaast toelichten of deze uitgave toerekenbaar is aan Official Development Assistance (ODA)? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
De subsidieregeling waar naar verwezen wordt (Creative Twinning) is onderdeel van het Internationaal Cultuurbeleid 2017–2020, een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Ministers van BZ, BHOS en OCW. De uitgaven voor dit beleid komen ten laste van de drie respectieve begrotingen. Dit specifieke programma is een subsidieregeling die wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Deze stond open voor voorstellen van samenwerkingsverbanden tussen Nederlandse en lokale culturele actoren in landen grenzend aan Europa die niet op de OESO-DAC lijst van minst ontwikkelde landen staan. Dit programma is complementair aan de ODA inspanningen onder deze doelstelling. Voor meer informatie over dit programma en de gefinancierde projecten, zie rvo.nl
99
Wat bedoelt u met de opmerking dat er bij consulaire dienstverlening «meer» nadruk ligt op zelfredzaamheid? Uit welke beleidswijzigingen blijkt dat dit meer is dan voorheen of meer dan elders? Kunt u dit toelichten?
Antwoord:
Van iedereen die op reis gaat, mag een goede voorbereiding worden verwacht. Zo is het de eigen verantwoordelijkheid van mensen om zich goed te informeren, goed voor te bereiden en te verzekeren voor onverwachte omstandigheden. Via regelmatige publiekscampagnes worden reizigers hier ook op gewezen.
In de Staat van het Consulaire (editie 2018 en 2019) is aangegeven welke consulaire dienstverlening de rijksoverheid levert en op welke punten Nederlanders een eigen verantwoordelijkheid hebben. Daarbij is aangegeven dat er in eerste instantie uitgegaan wordt van zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid van Nederlanders die in het buitenland verblijven of in het buitenland op reis gaan.
Uitgangspunt is dat geen consulaire bijstand (meer) wordt verleend zodra de Nederlander in het buitenland, bijvoorbeeld na het leggen van contact met het thuisfront en specifieke zorgverleners, zelfredzaam kan worden beschouwd. Ondersteuning vanuit de rijksoverheid heeft dan immers geen toegevoegde waarde meer. Ook kan overwogen worden bijstand te reduceren als Nederlanders wereldwijd zelf verantwoordelijk zijn voor de gevaarzetting. Reizen naar conflictgebieden of het bewust opzoeken van «rode reisgebieden» zijn daarvan voorbeelden. Met uitzondering van die personen die een noodzakelijke rol spelen in dergelijke situaties (o.m. hulpverleners, journalisten). Verder kunnen kosten verhaald worden op die personen die willens en wetens hebben bijgedragen aan hun eigen gevaarzetting.
Door een onderscheid te maken naar zelfredzame en niet- zelfredzame personen kan het beleid en kunnen de handelingsperspectieven van de overheid meer toegespitst worden op een intensievere consulaire hulp aan personen die dat echt hard nodig hebben (maatwerk).
Zoals genoemd in de Staat van het Consulaire (editie 2019, p. 24 e.v.) wordt bijvoorbeeld ingezet op een intensivering van de consulaire dienstverlening aan kwetsbare personen. Kwetsbare Nederlanders in het buitenland die in nood verkeren, behoeven extra aandacht omdat zij veelal niet of verminderd zelfredzaam moeten worden geacht.
Zo is bij huwelijksdwang en achterlating een beroep op het thuisfront om voor de hand liggende redenen vaak niet mogelijk en is zelfredzaamheid in het geval van minderjarige personen (nog) niet aan de orde. Om recht te doen aan de situatie waarin deze personen zich verkeren is maatwerk nodig en wordt per situatie bekeken waar de consulaire inzet op moet zijn gericht.
100
Wat is de belangrijkste les die u hebt getrokken uit de doorlichting van de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) van het internationaal cultuurbeleid en hoe gaat u hier concreet opvolging aan geven?
Antwoord:
De kabinetsreactie op het betreffende IOB-rapport gaat specifiek in op de opvolging van aanbevelingen uit deze beleidsdoorlichting. Het rapport vormde een bruikbare bouwsteen bij de ontwikkeling van het nieuwe kader voor het internationaal cultuurbeleid 2021–2024. Beide stukken zullen binnenkort aan de Tweede Kamer worden gezonden. Hierin is rekening gehouden met zowel de positieve bevindingen (behoud strategische inzet cultuur in buitenlandbeleid, monitoring en kennisuitwisseling) als met de verbeterpunten (versterk capaciteit en coördinatie, en zorg voor heldere rolverdeling tussen de betrokken uitvoerders).
101
Zijn de subsidies voor gedetineerdenbegeleiding en de inkomensoverdrachten voor gedetineerdenbegeleiding voldoende om de gedetineerden in het buitenland de consulaire bijstand en aandacht te verlenen die zij nodig hebben? Heeft u deze groep mensen voldoende in beeld om een goed beeld van de detentie-situatie in verschillende landen te monitoren?
Antwoord:
Voor de begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland is in de periode 2020–2023 een bedrag van € 6.200.000 aan subsidie beschikbaar (€ 1.550.000 per jaar). De van overheidswege gesubsidieerde activiteiten die worden uitgevoerd door onafhankelijke organisaties bestaan naast de consulaire bijstand die aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland wordt gegeven door (medewerkers van) het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De organisatiekosten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor de consulaire bijstand aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland zijn niet afzonderlijk bekend.
Alle Nederlandse gedetineerden in het buitenland die hebben aangegeven prijs te stellen op consulaire bijstand, ontvangen begeleiding door consulaire medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken als ook door vrijwilligers van de gesubsidieerde organisaties. Deze gedetineerden zijn daarmee voldoende in beeld. Wat de begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland preciezer inhoudt, staat beschreven in de Staat van het Consulaire 2018.
Thans vindt de beoordeling plaats van de subsidieaanvragen voor de begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland voor de periode 2020–2023. Bij de honorering van subsidievragen moet het ministerie zich houden aan het in het subsidiekader vastgestelde budget, zoals gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 18 juli 2019 nr. 39859).
102
Wat verklaart het wegvallen van de gedetineerdenbegeleiding na 2018 in de categorie «opdrachten» onder 4.1?
Antwoord:
Het betreft een technische mutatie naar inkomensafdrachten en subsidies.
Binnen de begroting van Buitenlandse Zaken zijn in 2019 alle uitgaven en ontvangsten aan de juiste instrumenten gekoppeld. Voor gedetineerdenbegeleiding zijn de instrumenten subsidie en inkomensafdracht van toepassing, waardoor het instrument «opdrachten» komt te vervallen na 2018.
103
Wat verklaart de structurele verlaging van het budget onder consulaire informatiesystemen vanaf 2021 onder 4.1?
Antwoord:
Vanaf 2021 zullen conform de planning van de digitalisering van de consulaire dienstverlening de nieuwe applicaties in gebruik genomen worden en zullen de ontwikkelkosten verminderen. De structurele kosten voor beheer, onderhoud en gebruik resteren.
104
Wat verklaart dat de kosten voor Loket Buitenland eenmalig zijn in 2019?
Antwoord:
Loket Buitenland heeft een jaarlijkse toekenning van € 5 miljoen die in de 1e suppletoire begroting wordt opgenomen. De meerjarige toekenning staat gereserveerd op artikel 7 van de begroting.
105
Hoeveel is er tot nu besteed aan het ontwikkelen van «het nieuwe verhaal van Nederland en de visuele weergave?» Wat zijn de doelstellingen van dit beleid en dit verhaal?
Antwoord:
Tot nu toe is er ca. Euro 90.000,– besteed aan de nieuwe Nederland branding. Enerzijds voor de met een brede, maatschappelijke adviesgroep ontwikkelde «International Positioning Strategy of The Netherlands» door prof. Simon Anholt. Anderzijds voor het ontwikkelen van een visuele vormgeving die de 25 jaar oude Holland branding stijl vervangt. Deze vormgeving is zeer gebruiksvriendelijk, zodat bijvoorbeeld onze ambassades of RVO de stijl makkelijk overal kunnen hanteren. Het betreft een logo, templates en beeldadvies voor allerlei uitingen (social media, banners, beurspaviljoens etc.).
In de Handelsbrief van Minister Kaag aan de Tweede Kamer van september jl. is deze strategie toegelicht. Doel is om tot een eenduidigere, krachtigere positionering van Nederland te komen. Ons internationale imago is goed, maar het buitenland is bijvoorbeeld matig op de hoogte van onze innovatiekracht, terwijl wij benoemd zijn tot meest innovatieve economie van Europa (WEF, 7 okt 2019).
De bovengenoemde adviesgroep heeft daarom de ambitie geformuleerd dat Nederland bekend komt te staan als samenwerkingspartner voor het behalen van de Global Goals. Deze ambitie is ingegeven door verlicht eigenbelang: doing good en doing business gaan erin samen.
106
Welke stappen hebt u het afgelopen jaar ondernomen, of bent u voornemens komend jaar te nemen, in het kader van het bijstaan van gedwongen uitgehuwelijkte Nederlandse vrouwen in het buitenland?
Antwoord:
Voor de beantwoording van de vraag wordt «gedwongen uithuwelijking» begrepen als «huwelijksdwang». Er is sprake van «huwelijksdwang» als het huwelijk door één of beide partij(en) onvrijwillig wordt gesloten ten gevolge van uitgeoefende druk, dreiging met geweld en/of gebruik daarvan. Huwelijksdwang is in Nederland strafbaar.
Zoals ook aangegeven in de Staat van het Consulaire (editie 2019) werkt het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan een continue verbetering van de eigen aanpak voor de verlening van consulaire bijstand aan slachtoffers van huwelijksdwang en achterlating in het buitenland. Om een uniforme en adequate aanpak van huwelijksdwang en achterlatingszaken te garanderen blijft het Ministerie van Buitenlandse Zaken werken aan verscherpte aandacht voor het onderwerp en de juiste aanpak, binnen het bredere consulaire domein: van baliemedewerker op een ambassade tot telefonist bij het 24/7 ContactCenter. Zo is de introductie van communicatie via WhatsApp met het 24/7 Contact Center ook voor deze doelgroep een belangrijke stap.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zet zich in voor een integrale ketenaanpak van huwelijksdwang en achterlating. Het ministerie werkt intensief samen met de overige ketenpartners – waaronder het LKHA (hulpverlening) en het LEC EGG (politie) – ook om de aanpak van concrete casuïstiek te verbeteren.
Daarnaast neemt het Ministerie van Buitenlandse Zaken actief deel aan de Rijksbrede aanpak van Schadelijke Traditionele Praktijken, waarbij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een coördinerende rol heeft en waarbinnen mogelijkheden verkend worden voor aanvullende bijstand aan deze groep in binnen- en buitenland, waaronder bijvoorbeeld een structurele financiering van een noodfonds voor aanvullende hulp aan slachtoffers in het buitenland die het LKHA beheert.
Tot slot werkt het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan de zichtbaarheid en laagdrempeligheid van de consulaire dienstverlening op dit terrein door middel van een jaarlijkse publiekscampagne in samenwerking met het LKHA. Rondom de zomervakantieperiode wordt jaarlijks een speciale campagne uitgevoerd om mogelijke slachtoffers, omstanders en professionals te attenderen op het risico van huwelijks- dwang en achterlating en om hen beter te informeren over de bestaande hulpverlening van zowel het LKHA (Veilig Thuis) als van het 24/7 Contact Center van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
107
Kunt u een overzicht verschaffen van het aantal uitgezonden fte’s dat zich hoofdzakelijk met migratie bezighoudt? Betreft het hier diplomaten van uw ministerie of ook attachés van de Koninklijke Marechaussee?
Antwoord:
In het antwoord op vraag 2 is aangegeven waarom slechts een globale inzage kan worden gegeven in het aantal formatieplaatsen dat actief is op de verschillende beleidsterreinen. Mede naar aanleiding van het AIV-advies «de vertegenwoordiging van Nederland in de wereld» van mei 2017 en het regeerakkoord, is extra personeel op de posten ingezet voor o.a. migratie. Voor een uitgebreid overzicht van de posten die hiervoor zijn versterkt verwijs ik naar de brieven over de uitbreiding en versterking van het Postennet van juli en oktober 2018 (Kamerstuk 32 734, nr. 31 en Kamerstuk 32 734, nr. 32).
Daarnaast geldt dat medewerkers op de posten zich op verschillende manieren bezig houden met het onderwerp migratie zoals neergelegd in de pijlers van de Integrale Migratieagenda. Hierbij kan worden gedacht aan mensensmokkel en -handel, de grondoorzaken van irreguliere migratie en programma’s gericht op bescherming van kwetsbare migranten en vluchtelingen in de regio maar ook de politieke berichtgeving en consultaties en de Europese onderhandelingen van het migratiebeleid. Zo berekend is ongeveer een derde van onze medewerkers in het buitenland direct of indirect met migratie bezig. Ook houden bijvoorbeeld verbindingsofficieren van de Koninklijke Marechaussee zich bezig met migratieonderwerpen, zoals mensensmokkel en -handel, en irreguliere migratie.
108
Kunt u een overzicht verschaffen van het aantal medewerkers op posten – uitgedrukt in fte’s – dat zich hoofdzakelijk met mensenrechten bezighoudt?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nr. 3.
109
Kunt u een overzicht verschaffen van het aantal medewerkers op posten – uitgedrukt in fte’s – dat zich hoofdzakelijk met ontwikkelingssamenwerking bezighoudt?
Antwoord:
De administratie van de formatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is gestoeld op een Rijksbreed ontwikkelde systematiek: het Functie Gebouw Rijk (FGR). Met het FGR worden functies ingedeeld in families (beleid, beheer, ondersteuning, etc). In de beschrijving van de functies komt het beleidsterrein niet naar voren. Daarnaast werken veel posten op een ontschotte wijze, hetgeen betekent dat een groot deel van de uitgezonden medewerkers op een post een combi-functie van verschillende beleidsterreinen uitoefent. Dit alles leidt ertoe dat geen exacte inzage kan worden gegeven in het aantal fte’s dat actief is op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.
110
Kunt u toelichten hoe het is afgelopen met de eerdere problemen rondom de accreditatie van systemen, de problemen rondom het in de toekomst ontvangen van gerubriceerde EU- en NAVO-informatie en de informatiebeveiliging in brede zin?
Antwoord:
Mede naar aanleiding van de geconstateerde onvolkomenheid is binnen het ministerie een plan van aanpak opgesteld. De bevinding met betrekking tot de achterstand in accreditaties wordt ingelopen doordat nieuwe accreditaties zijn verleend. Aan resterende accreditaties, die van belang waren voor de in september en oktober gehouden EU- en NAVO-inspecties, is gewerkt met de hoogste prioriteit. De uitkomst van de inspecties is nog niet bekend en daarom kan hierover nog geen uitspraak gedaan worden.
Het hiervoor gemelde plan van aanpak wordt momenteel uitgevoerd. De uitvoering is geborgd door periodieke overleggen en de voortgang wordt vastgesteld binnen het ministerie. Tot slot wordt met het plan van aanpak gewerkt aan de verdere groei en verbetering in volwassenheid voor wat betreft informatieveiligheid bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
111
Klopt het dat weduwen van door Nederland in Indonesië geëxecuteerde mannen nu ook rechtsbijstand moeten betalen? Zo ja, waarom is dit beleid aangepast?
Antwoord:
De Raad voor de rechtsbijstand is als zelfstandig bestuursorgaan verantwoordelijk voor de besluitvorming over de verlening van rechtsbijstand. De Raad beslist op basis van individuele aanvragen. Mij is geen bijzonder beleid van de Raad bekend ten aanzien van de weduwen, noch een wijziging daarvan.
112
Bent u bereid actief mee te werken aan onderzoek naar de in 2016 door het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) gepubliceerde lijst met 350 namen van de geëxecuteerde mannen op Zuid-Sulawesi, zodat hun weduwen ook onder de getroffen civielrechtelijke regeling vallen?
Antwoord:
Weduwen die menen aanspraak te kunnen maken op een vergoeding kunnen reeds een claim onder de civielrechtelijke regeling indienen. Deze regeling is in juli 2019 nogmaals voor 2 jaar verlengd (Staatscourant 2019 nr. 39358). De door het NIMH gepubliceerde lijst is gebaseerd op informatie die voor een ieder op dezelfde wijze toegankelijk is (zie ook: begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken 2016 https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-653261).
113
Wordt de civielrechtelijke regeling die is getroffen voor weduwen van door Nederland geëxecuteerde mannen in Indonesië met andere groepen, waaronder kinderen, uitgebreid nu de rechter heeft geoordeeld dat ook zij recht op een schadevergoeding hebben? Zo nee, waarom niet? (Bron: https://www.nrc.nl/nieuws/2015/03/11/indonesische-onafhankelijkheidsoorlog-rechter-ook-1477429-a803433)
Antwoord:
Het gerechtshof Den Haag heeft op 2 oktober geoordeeld dat de Staat ten opzichte van onder meer kinderen van door Nederland geëxecuteerde mannen geen beroep op verjaring toekomt. De inhoudelijke beoordeling van de vraag of deze kinderen een schadevergoeding toekomt, is echter nog onderdeel van lopende procedures bij de rechtbank Den Haag. Het kabinet beraadt zich op de vervolgstappen n.a.v. de uitspraak van het gerechtshof.