Voorgesteld 12 december 2019
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het Sociaal Huurakkoord tussen Aedes en de Woonbond afspraken zijn gemaakt over huurverhoging, over huurbevriezing en over huurverlaging;
overwegende dat de afspraken uit het Sociaal Huurakkoord over huurverhoging in het voorliggende wetsvoorstel worden verwerkt, maar dat de afspraken over huurbevriezing en huurverlaging geen wettelijk grondslag krijgen;
overwegende dat huurders met lage inkomens die voor huurbevriezing of huurverlaging in aanmerking willen komen hiervoor zelf een verzoek bij de corporatie moeten indienen en de corporatie niet verplicht is om dit verzoek in te willigen;
van mening dat het onwenselijk is dat huurders die volgens de afspraken in het Sociaal Huurakkoord in aanmerking zouden kunnen komen voor huurbevriezing of huurverlaging hiertoe geen aanvraag indienen, omdat zij niet op de hoogte zijn van deze regeling of vanwege bijvoorbeeld laaggeletterdheid niet in staat zijn om een aanvraag in te dienen;
verzoekt de regering, om in overleg met Aedes, de Woonbond en met gemeenten te waarborgen dat huurders in voldoende mate op de hoogte zijn van de mogelijkheden om een aanvraag tot huurbevriezing en/of huurverlaging aan te vragen;
verzoekt de regering voorts, binnen een jaar na invoering van het voorliggende wetsvoorstel te evalueren of en hoe er gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden om huurbevriezing en huurverlaging aan te vragen en te inventariseren hoe corporaties met deze verzoeken omgaan, en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Smeulders
Beckerman
Nijboer