Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).
De Europese Unie en Australië zijn gelijkgezinde partners die op veel internationale kwesties hetzelfde standpunt innemen en gezamenlijk optrekken. Naast economische samenwerking en handel, hetgeen traditioneel een van de belangrijkste pijlers van de samenwerking vormt, wordt in toenemende mate ook samengewerkt op mondiale en regionale uitdagingen zoals milieu, klimaatsverandering, energie, veiligheid en terrorismebestrijding, stabiliteit in de Aziatisch-Pacifische regio en samenwerking binnen de Wereldhandelsorganisatie (World Trade Organization, WTO). Ook Nederland onderhoudt van oudsher nauwe banden met Australië. De op 7 augustus 2017 tot stand gekomen Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Australië, anderzijds (hierna «de Kaderovereenkomst» dan wel «de Overeenkomst»)1 getuigt van de goede relatie tussen de EU en Australië, alsmede van de wens de betrekkingen te verdiepen en strategischer vorm te geven.
De Overeenkomst bevat achtereenvolgens bepalingen over politieke dialoog en samenwerking inzake buitenlands beleid en veiligheid; samenwerking inzake mondiale ontwikkeling en humanitaire hulp; samenwerking inzake economische en handelsaangelegenheden; samenwerking inzake justitie, vrijheid en veiligheid; samenwerking op het gebied van onderwijs en cultuur; en samenwerking op het gebied van duurzame ontwikkeling, energie en vervoer. De Overeenkomst biedt hiermee een nieuwe contractuele basis voor de versterking van de politieke en economische samenwerking. Het verdrag vervangt het EU-Australië Partnerschapskader dat tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van oktober 2008 werd aangenomen en in 2009 werd geactualiseerd. Dit partnerschapskader was geen verdrag maar een gezamenlijk document waarin de prioriteiten voor de bilaterale betrekkingen overeen waren gekomen. De Kaderovereenkomst zal na de inwerkingtreding een coherent, wettelijk bindend algemeen kader bieden voor de betrekkingen van de EU met Australië. Overigens beoogt de Kaderovereenkomst met Australië daarmee hetzelfde doel als de op 5 oktober 2016 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Nieuw-Zeeland, anderzijds (Trb. 2016, 174). Beide verdragen zijn dan ook vrijwel gelijk aan elkaar.
In november 2015 hebben de voorzitter van de Europese Raad, de president van de Europese Commissie en de premier van Australië de wens uitgesproken om tevens onderhandelingen over een handelsakkoord op te starten. De Europese Commissie heeft in het voorjaar van 2018 een effectbeoordeling uitgevoerd, inclusief een publieke consultatie, om de belangrijkste mogelijkheden te identificeren voor een dergelijk handelsakkoord. Op 13 september 2018 heeft de Commissie een aanbeveling aan de Raad gedaan om de onderhandelingen te openen, inclusief een voorstel voor een mandaat. Het beoogde vrijhandelsakkoord vormt een verdieping van de economische samenwerking, zoals beschreven in titel IV, waarin de Kaderovereenkomst voorziet.
De Raad van de Europese Unie heeft op 10 oktober 2011 de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid gemachtigd om te onderhandelen over een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Australië, anderzijds.2 De onderhandelingen gingen in december 2011 van start en werden met succes afgesloten met de parafering van de Overeenkomst op 5 maart 2015. De Overeenkomst is ondertekend op 7 augustus 2017. In afwachting van de inwerkingtreding worden overeenkomstig artikel 61 bepaalde onderdelen voorlopig toegepast, zoals wederzijds overeengekomen door de EU en Australië.
De Europese Dienst voor extern optreden en de diensten van de Commissie waren bij het onderhandelingsproces betrokken. De lidstaten werden tijdens het onderhandelingsproces geraadpleegd in de vergaderingen van de bevoegde werkgroepen van de Raad. Het Europees parlement werd tijdens de onderhandelingen regelmatig op de hoogte gehouden.
Met de Kaderovereenkomst beogen de partijen een versterkt partnerschap te bewerkstelligen, een kader te bieden om samenwerking te faciliteren en te stimuleren op talrijke terreinen van wederzijds belang. Door samenwerking te bevorderen kunnen oplossingen worden gevonden voor regionale en mondiale problemen (zie artikel 1 van de Kaderovereenkomst). De nauwere samenwerking wordt beoogd op een groot aantal beleidsterreinen en kan op verschillende beleidsterreinen verschillende vormen aannemen. Zo kan de samenwerking onder andere bestaan uit het voeren van een dialoog op politiek of ambtelijk niveau, het uitwisselen van ideeën, ervaringen en informatie, en het op elkaar afstemmen van standpunten in regionale en internationale fora.
De beoogde samenwerking berust op drie pijlers:
• Politieke samenwerking inzake buitenlands beleid en veiligheidskwesties van gemeenschappelijk belang, met inbegrip van massavernietigingswapens, handvuurwapens en lichte wapens, terrorismebestrijding, de bevordering van internationale vrede en veiligheid en samenwerking op internationale fora. De Overeenkomst omvat bindende bepalingen gebaseerd op de door beide partijen gedeelde waarden. Deze formuleringen komen overeen met de standaardformuleringen van andere associatie- en partnerschapsovereenkomsten tussen de EU en derde landen.
• Samenwerking inzake economische en handelsaangelegenheden, met inbegrip van het faciliteren van handel en investeringsstromen, en inzake sanitaire en fytosanitaire kwesties en dierenwelzijn, technische handelsbelemmeringen, overheidsopdrachten en intellectueel eigendom.
• Sectorale samenwerking, onder meer inzake onderzoek en innovatie, onderwijs en cultuur, landbouw en plattelandsontwikkeling migratie, terrorismebestrijding, de strijd tegen de georganiseerde misdaad en cybercriminaliteit, en gerechtelijke samenwerking.
De regering verwelkomt de totstandkoming van de Overeenkomst. Het is de eerste keer dat de EU en Australië als gelijkgezinde partners een dergelijke politieke Kaderovereenkomst sluiten, waarmee onder andere de politieke dialoog en de samenwerking op het gebied van economie en handel worden gestructureerd en versterkt. Gezien de nauwe historische en culturele banden van de EU – en met name ook van Nederland – met Australië, acht het kabinet het opportuun de samenwerking in termen van deze Overeenkomst vorm te geven. Daarnaast is het aangaan van de Overeenkomst van belang in het licht van geopolitieke ontwikkelingen, die tot gevolg hebben dat het westers model van democratie, gelijke rechten en open economieën in toenemende mate onder druk komt te staan. De Overeenkomst draagt naar het oordeel van de regering bij aan het versterken van een gezamenlijke aanpak, waardoor de EU en Australië beter in staat zijn om toekomstige uitdagingen gezamenlijk het hoofd te bieden. De regering ziet de Kaderovereenkomst met Australië dan ook als een belangrijke stap naar een meer gestructureerde samenwerking met een vertrouwde politieke en economische partner.
De onderhavige Overeenkomst heeft een gemengd karakter. Naast de Unie dienen daarom ook de lidstaten partij te worden bij het Verdrag. De EU heeft enkel die bevoegdheden die door de EU-lidstaten aan de EU zijn overgedragen in het Verdrag van Lissabon. De artikelen 2 tot en met 6 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) bakenen de EU-bevoegdheden af.
De Overeenkomst omvat verschillende onderwerpen. Het bevat onderwerpen die tot de exclusieve bevoegdheid van de EU behoren, zoals handelspolitiek en douane (zie artikel 3 VWEU). Een exclusieve bevoegdheid houdt in dat in het betreffende gebied enkel de EU regelstellend mag optreden. Lidstaten mogen enkel regels stellen als die bevoegdheid aan hen is toegekend door de EU of ter implementatie van EU-regels. Het gaat in deze met name om bepalingen in Titel IV («Samenwerking inzake economische en handelsaangelegenheden») van de Overeenkomst.
De Overeenkomst bevat ook onderwerpen die onder de gedeelde bevoegdheid van de EU en de lidstaten vallen (zie artikel 4 VWEU). Bij gedeelde bevoegdheden kunnen zowel de Unie als de lidstaten regelstellend optreden. Artikel 2, lid 2, VWEU schrijft echter voor dat de lidstaten hun bevoegdheid slechts kunnen uitoefenen voor zover de Unie haar bevoegdheid nog niet heeft uitgeoefend. Het gaat in onderhavige Overeenkomst met name om bepalingen in titel V («Samenwerking inzake justitie, vrijheid en veiligheid») en titel VIII («Samenwerking op het gebied van duurzame ontwikkeling, energie en vervoer»).
Daarnaast bevat de Overeenkomst bepalingen op gebieden die niet tot de gedeelde of exclusieve bevoegdheden van de Unie behoren. Het gaat dan bijvoorbeeld om parallelle bevoegdheden die de lidstaten en de EU gelijktijdig kunnen uitoefenen (zie artikel 4, lid 3, VWEU). In dit verband kan (o.a.) gewezen worden op titel III («Samenwerking inzake mondiale ontwikkeling en humanitaire hulp») en titel VI («Samenwerking op het gebied van onderzoek, innovatie en de informatiemaatschappij»).
Voorts bevat de Overeenkomst ondersteunende, coördinerende of aanvullende bevoegdheden in de zin van artikel 6 VWEU. Met name gaat het dan om de genoemde titel IV, dat onder andere een bepaling bevat over toerisme, en titel VII («Samenwerking op het gebied van onderwijs en cultuur»). Ten slotte bevat de Overeenkomst ook bepalingen die vallen onder het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB). Zie in dit verband in het bijzonder titel II («Politieke dialoog en samenwerking inzake buitenlands beleid en veiligheid») van de Overeenkomst.
In Besluit 2017/1546/EU van de Raad van 29 september 2016 (PbEU 2017, L 237) is bepaald welke delen van de Overeenkomst voorlopig toegepast zullen worden tussen de EU en Australië. De voorlopige toepassing betreft een voorlopige toepassing door de EU en kan daarom ook alleen maar op die onderdelen van de Overeenkomst zien die onder de EU-bevoegdheden vallen. In artikel 2 van het besluit 2017/1546/EU is dit geëxpliciteerd. Het is aan de Raad om een Besluit tot ondertekening en voorlopige toepassing van deze internationale overeenkomst namens de Unie aan te nemen. De lidstaten hebben via de Raad op 29 september 2016 met het Besluit tot ondertekening en voorlopige toepassing van de Overeenkomst ingestemd.
De Europese Unie kan onderdelen van de Overeenkomst met Australië die onder de EU-bevoegdheden vallen voorlopig toepassen. Het karakter van een EU-bevoegdheid (exclusief, gedeeld, parallel, ondersteunend, GBVB) is daarbij niet beslissend. De voorlopige toepassing geeft geen indicatie welke bepalingen van het verdrag onder de exclusieve EU-bevoegdheden vallen. In Raadsbesluit 2017/1546/EU wordt het precieze karakter van de desbetreffende bevoegdheden van de EU in het midden gelaten. Voor de vraag wanneer een bepaling aangelegenheden betreft die onder de bevoegdheid van de Unie vallen, wordt verwezen naar de vorige paragraaf.
Met ingang van 4 oktober 2018 worden de volgende delen van de Overeenkomst voorlopig toegepast3, echter slechts voor zover deze aangelegenheden betreffen die onder de bevoegdheid van de Unie vallen, waaronder aangelegenheden die vallen onder de bevoegdheid van de Unie om een gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid te bepalen en uit te voeren:
– Artikel 3 («Politieke dialoog»);
– Artikel 10 («Samenwerking in regionale en internationale organisaties»);
– Artikel 56 («Gemengde Commissie»), met uitzondering van de punten (g), en (h) van lid 3;
– Titel X Slotbepalingen, met uitzondering van artikel 61, leden 1 en 3, voor zover noodzakelijk voor de effectieve voorlopige toepassing van de in dit artikel bedoelde bepalingen van de Overeenkomst.
TITEL I:
DOEL EN GRONDSLAG VAN DE OVEREENKOMST
Artikel 1
De doelstellingen van de Overeenkomst zijn 1) het bewerkstelligen van een sterker partnerschap tussen de partijen, 2) het bieden van een kader om samenwerking op terreinen van wederzijds belang te faciliteren en stimuleren en 3) om deze samenwerking ook te bevorderen om oplossingen voor regionale en mondiale problemen te vinden. De partijen bevestigen hun commitment om de politieke dialoog op hoog niveau te intensiveren en bevestigen tevens hun gedeelde waarden en gemeenschappelijke beginselen als grondslag van de samenwerking.
Artikel 2
De partijen komen in dit artikel overeen intensiever samen te werken op bilateraal, regionaal en mondiaal niveau op basis van gedeelde waarden en gemeenschappelijke belangen. Hierbij wordt eerbiediging van democratische beginselen en mensenrechten, de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat zoals vastgelegd in verdragen bevestigd. Ook zullen de partijen zich inzetten voor duurzame ontwikkeling, economische groei en het aanpakken van wereldwijde milieuproblemen. Deze beginselen zijn aangemerkt als essentieel element van de overeenkomst.
TITEL II:
POLITIEKE DIALOOG EN SAMENWERKING INZAKE BUITENLANDS BELEID EN VEILIGHEIDSKWESTIES
Artikel 3
De partijen zullen regelmatig een politieke dialoog voeren, met als doel het bevorderen van bilaterale betrekkingen en de versterking van een gezamenlijke aanpak en samenwerking ten aanzien van regionale en mondiale problemen. Deze dialoog kan verschillende vormen aannemen en op meerdere overheidsniveaus gevoerd worden.
Artikel 4
In dit artikel bevestigen de partijen democratische beginselen, mensenrechten en de rechtsstaat te bevorderen, ook internationale fora, en hiertoe samen te werken en acties te coördineren. Ook zullen zij elkaars inspanningen bevorderen.
Artikel 5
De partijen zullen de mogelijkheden voor coördinatie van activiteiten voor crisisbeheersing en samenwerking in crisisbeheersingsoperaties onderzoeken. Ook zullen zij een kader voor deelname van Australië aan crisisbeheersingsoperaties van de EU vaststellen.
Artikel 6
In dit artikel komen de partijen overeen samen te zullen werken en bij te dragen aan de bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor door naleving van verdragen en overeenkomsten. Gezien het belang dat beide partijen hechten aan het tegengaan van de verspreiding van massavernietigingswapens is deze bepaling als essentieel element van de overeenkomst aangemerkt. In dit kader zullen de partijen ook samenwerken door maatregelen te nemen gericht op bekrachtiging of toegang tot internationale instrumenten, handhaving van een effectief systeem van nationale uitvoeringscontroles, bevordering van de uitvoering van VN-Veiligheidsraad resoluties, door samen te werken in multilaterale fora en op het terrein van bewustmakingsactiviteiten en door relevante informatie uit te wisselen. Deze inzet zal ondersteund worden door een regelmatige politieke dialoog.
Artikel 7
De partijen komen overeen hun verplichtingen in het kader van internationale overeenkomsten om de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens tegen te gaan volledig na te komen. Daarvoor zijn binnenlandse controlesystemen voor de overdracht van conventionele wapens in overeenstemming met internationale normen van belang en verplichten de partijen zich ertoe het Wapenhandelverdrag volledig uit te voeren en in dit kader samen te werken. De partijen zullen op alle relevante niveaus van de overheid samenwerken en de uitvoering van wapenembargo’s overeenkomstig het VN-Handvest verzekeren.
Artikel 8
Dit artikel bevestigt de samenwerking van de partijen voor het waarborgen van effectieve vervolging van ernstige misdaden die de gehele internationale gemeenschap aangaan, onder meer via het Internationaal Strafhof. Zij zullen stappen blijven zetten ter uitvoering van het op 17 juli 1998 te Rome tot stand gekomen Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (Trb. 1999, 13) en de ratificatie en tenuitvoerlegging van verwante instrumenten overwegen. Ook zullen de partijen toetreding van andere landen tot het Statuut van Rome blijven bevorderen en de integriteit ervan beschermen, onder meer door te weigeren niet-uitleveringsovereenkomsten met derde landen aan te gaan.
Artikel 9
In dit artikel komen de partijen overeen samen te werken aan de preventie en bestrijding van terrorisme, rekening houdend met de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de VN. Deze samenwerking omvat uitwisseling van informatie over terroristische groepen en netwerken die hen ondersteunen, uitwisseling van ideeën over middelen en methoden voor het bestrijden van terrorisme, het vaststellen van gebieden voor toekomstige samenwerking, steun aan regionale samenwerking op het gebied van rechtshandhaving, verdieping van internationale consensus over de bestrijding van terrorisme en het normatieve kader hiervoor, bevordering van de samenwerking tussen de VN-lidstaten om de mondiale strategie uit te voeren en uitwisseling van best practices. Ook zullen de partijen nauw samenwerken in het kader van het Mondiaal Forum Terrorismebestrijding en zullen de partijen regelmatig een dialoog onderhouden.
Artikel 10
De partijen verbinden zich ertoe samen te werken in internationale en regionale organisaties en fora door van gedachten te wisselen en waar passend standpunten op elkaar af te stemmen.
Artikel 11
De partijen erkennen het belang van samenwerking op het gebied van internationale veiligheid en cyberspace door uitwisseling van gedachten over gedragsnormen, toepassing van internationaal recht en ontwikkeling van maatregelen en capaciteitsopbouw.
TITEL III:
SAMENWERKING INZAKE MONDIALE ONTWIKKELING EN HUMANITAIRE HULP
Artikel 12
In dit artikel maken de partijen afspraken om de impact, het bereik en de invloed van ontwikkelingsactiviteiten te vergroten door een regelmatige beleidsdialoog, uitwisseling van gedachten in regionale en internationale fora en waar passend afstemming van standpunten, uitwisseling van informatie over ontwikkelingsprogramma’s en het ondernemen van gedelegeerde ontwikkelingssamenwerking ten behoeve van elkaar.
Artikel 13
De partijen herbevestigen hun commitment aan humanitaire hulp en streven waar passend naar een gecoördineerde respons.
TITEL IV:
SAMENWERKING INZAKE ECONOMISCHE EN HANDELSAANGELEGENHEDEN
Artikel 14
In dit artikel komen de partijen overeen de dialoog over economisch beleid te blijven voeren en hiertoe ervaringen en informatie over de coördinatie van dit beleid uit te wisselen.
Artikel 15
Inzake handel en investeringen verbinden de partijen zich tot samenwerking om de voorwaarden tot toename en ontwikkeling van handel en investeringen te scheppen. De partijen voeren hierover dialoog op hoog niveau en werken samen om handel en investeringen en het multilaterale handelsstelsel te bevorderen en belemmeringen te voorkomen. Dit omvat onder andere een jaarlijkse bijeenkomst op hoogambtelijk niveau over handelsbeleid en dialogen over handel in en afzet van landbouwproducten en over (fyto)sanitaire aangelegenheden. Informatie wordt uitgewisseld over beleidsaanpak inzake vrijhandelsovereenkomsten. De partijen erkennen het belang van liberalisering van handel en bevestigen hiertoe hun commitment voor samenwerking binnen de WTO.
Artikel 16
De partijen voeren dialoog om de samenwerking op investeringsgebied te vergroten, voor het vinden van mechanismen om dit te faciliteren en voor stabiele en transparante regels zonder afbreuk aan internationale verplichtingen.
Artikel 17
In dit artikel bevestigen de partijen hun commitment voor een open en transparant kader voor overheidsopdrachten; hiertoe zullen zij overleg, samenwerking en uitwisseling van best practices versterken. Ook zullen mogelijkheden onderzocht worden om de toegang tot elkaars markten op dit gebied te bevorderen.
Artikel 18
In dit artikel erkennen de partijen het wederzijds belang technische handelsbelemmeringen terug te brengen en committeren zij zich tot samenwerking op dit terrein in het kader van de WTO-Overeenkomst (Trb. 1994, 235) en de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling, certificaten en markeringen tussen de Europese Gemeenschap en Australië (PbEG 1998, L 229).
Artikel 19
Op het gebied van sanitaire en fytosanitaire kwesties en dierenwelzijn komen de partijen overeen hun samenwerking te vergroten, met inachtneming van de WTO-Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen (SPS-overeenkomst). In het kader van de Overeenkomst en op basis van de relevante internationale normen wisselen de partijen informatie uit door regelmatige vergaderingen in passende fora en door te streven naar de toepassing van invoervoorschriften op het grondgebied van de uitvoerende partij. Ook de erkenning van ziekte- of plagenvrije gebieden en gebieden met een lage ziekte- of plagenprevalentie en de verificatie van inspectie- en certificeringssystemen behoren hiertoe. De partijen zullen informatie over SPS en dierenwelzijnskwesties uitwisselen en samenwerken via relevante multilaterale kaders.
Artikel 20
De partijen werken samen op douanegebied overeenkomstig bilaterale en multilaterale respectieve wetgeving. Zij wisselen ervaringen uit en onderzoeken mogelijkheden om procedures te vereenvoudigen, transparantie te verzekeren en samenwerking te verbeteren, onder andere op het gebied van veiligheid, zekerheid en bestrijding van fraude.
Artikel 21
In dit artikel bevestigen de partijen het belang van rechten en plichten inzake intellectueel eigendom. Zij zullen informatie en ervaringen uitwisselen over de bescherming en naleving van intellectuele eigendomsrechten.
Artikel 22
Ter bevordering van economische concurrentie door mededingingswet- en regelgeving zullen de partijen informatie uitwisselen en samenwerking intensiveren.
Artikel 23
De partijen gaan diepgaande samenwerking aan ter bevordering van bilaterale handel in diensten en uitwisseling van informatie over respectieve regelgeving.
Artikel 24
Ten aanzien van financiële diensten blijven de partijen informatie en ervaringen uitwisselen over toezicht en regelgeving en versterken zij samenwerking ter verbetering van systemen binnen de financiële sector, waaronder boekhouding, financiële controle, toezicht en regelgeving.
Artikel 25
Op het gebied van belastingen erkennen de partijen de beginselen van goed bestuur op fiscaal gebied, en verbinden zij zich tot toepassing van deze beginselen. Zij werken samen voor verbetering van internationale samenwerking op fiscaal gebied en vereenvoudiging van inning van krachtens de wet verschuldigde belastingen.
Artikel 26
De partijen zullen samenwerking vergroten en informatie uitwisselen op het gebied van transparantie en een behoorlijke rechtsgang bij het beheer van handelsgerelateerde wet- en regelgeving teneinde kwaliteit, efficiëntie en correcte wijze van administratie voeren te bevorderen.
Artikel 27
De partijen erkennen in dit artikel een transparante en marktgebaseerde aanpak als beste manier om een gunstig klimaat te scheppen voor investeringen in de productie van en de handel in grondstoffen met het oog op de bevordering van efficiënte toewijzing en gebruik. Ter versterking van een op regels gebaseerd mondiaal kader en meer transparantie van mondiale markten van grondstoffen werken de partijen via bilaterale dialoog of in multilaterale fora onder meer samen op kwesties inzake vraag en aanbod, bilaterale en multilaterale handel, regelgevende kaders en optimale werkwijzen met betrekking tot duurzame ontwikkeling van mijnbouw.
Artikel 28
In dit artikel bevestigen de partijen bevordering van de duurzame ontwikkeling van handel en investeringen. Hierbij hebben de partijen het recht om overeenkomstig internationale normen eigen niveaus van binnenlandse milieu en arbeidsbescherming vast te stellen, waarbij verlaging van beschermingsniveaus vermeden dient te worden. De partijen wisselen informatie uit en werken samen om wederzijds versterkende handels-, sociale en milieudoelstellingen te bevorderen.
Artikel 29
De partijen moedigen nauwere samenwerking tussen bedrijven en betrekkingen tussen overheid en bedrijfsleven aan via wederzijdse bezoeken, meer bepaald ter verbetering van het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen. Dit omvat onder meer overdracht van technologie, uitwisseling van best practices ten aanzien van toegang tot financiering, bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen en ontwikkeling van samenwerking inzake normen en conformiteitsbeoordeling. Hiertoe worden dialoog en samenwerking tussen bevoegde agentschappen opgezet.
Artikel 30
In dit artikel moedigen de partijen de dialoog met het maatschappelijk middelveld aan, zoals met vakbonden, werkgevers en ondernemersorganisaties.
Artikel 31
De partijen komen overeen samen te werken om toerisme te stimuleren voor een beter wederzijds begrip en waardering tussen de volkeren van de partijen, alsmede voor economische voordelen.
TITEL V:
SAMENWERKING INZAKE JUSTITIE, VRIJHEID EN VEILIGHEID
Artikel 32
Ter bevordering van internationale handel en investeringen en de mobiliteit van personen zullen de partijen juridische en gerechtelijke samenwerking in civiele en handelszaken versterken, onder meer via onderhandeling over ratificatie en uitvoering van internationale overeenkomsten; waar mogelijk zullen zij arbitrale beslechting van internationale handelsgeschillen faciliteren. Inzake strafzaken bevorderen de partijen samenwerking voor wederzijdse rechtshulp op basis van internationale instrumenten, zoals toetreding tot, uitvoering van of steun aan instrumenten van de VN en de Raad van Europa.
Artikel 33
De partijen komen overeen samenwerking tot stand te brengen op het gebied van rechtshandhaving bij gemeenschappelijke dreigingen van grensoverschrijdende misdaad, onder meer via bijstand bij onderzoek, uitwisseling van onderzoeksmethoden en gemeenschappelijke opleiding.
Artikel 34
In dit artikel bevestigen de partijen samenwerking voor preventie en bestrijding van terrorisme en het voorkomen van georganiseerde economische en financiële misdaad en corruptie door te voldoen aan internationale verplichtingen. De partijen erkennen het belang van de Overeenkomst tussen de EU en Australië inzake de verwerking en overdracht van persoonsgegevens van passagiers door luchtvaartdiensten aan de Australische douane- en grensbeveiligingsdiensten (PbEU 2012, L 186) en zij bevorderen toepassing van de VN-verdragen ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en corruptie.
Artikel 35
In dit artikel bevestigen de partijen samenwerking met het oog op een geïntegreerde aanpak teneinde de schade die verdovende middelen aan personen, gezinnen en gemeenschappen aan kan richten te beperken. Deze aanpak is gericht op het versterken van structuren ter bestrijding van verdovende middelen, het terugdringen van het aanbod, handel in en vraag naar verdovende middelen, als ook de consequenties van drugsmisbruik en het voorkomen van onrechtmatig gebruik van chemische precursoren voor productie van drugs. De partijen zullen samenwerken aan ontmanteling van grensoverschrijdende criminele netwerken betrokken bij drugshandel en aan het probleem van nieuwe psychoactieve stoffen.
Artikel 36
De partijen wisselen informatie en best practices uit ter bestrijding van cybercriminaliteit, technologische criminaliteit en verspreiding van illegale content via internet. Zij werken samen op het gebied van opleiding van onderzoekers en onderzoek naar cybercriminaliteit en digitale forensische wetenschap en bevorderen het Verdrag van Boedapest inzake cybercriminaliteit als mondiale norm.
Artikel 37
In dit artikel herbevestigen de partijen samenwerking ter preventie en bestrijding van witwassen en de financiering van terrorisme, hetgeen zich uitstrekt tot inbeslagneming van uit misdaad verkregen vermogensbestanddelen of gelden en informatie-uitwisseling in het kader van respectieve wetgeving en maatregelen overeenkomstig de normen van relevante internationale organisaties.
Artikel 38
Inzake migratie, asiel, participatie en diversiteit komen de partijen overeen samenwerking te intensiveren door uitwisseling van informatie over manieren om onder meer illegale immigratie, mensenhandel, sociale en economische participatie en documentbeveiliging aan te pakken. Met betrekking tot illegale immigratie komen de partijen overeen dat de onderdanen van een EU-lidstaat die illegaal op Australisch grondgebied verblijven op verzoek van Australië door de EU-lidstaat overgenomen worden en vice versa. De partijen verstrekken hun onderdanen daartoe de nodige documenten. De partijen onderzoeken de mogelijkheid tot het sluiten van een overeenkomst inzake overname.
Artikel 39
In dit artikel stemt Australië ermee in dat diplomatieke en consulaire autoriteiten van EU-lidstaten met een vertegenwoordiging in Australië consulaire bescherming kunnen bieden namens andere EU-lidstaten die niet over een vertegenwoordiging in Australië beschikken. Ook stemmen de EU-lidstaten ermee in dat de vertegenwoordigingen van Australië consulaire bescherming namens een derde land kunnen bieden in een EU-lidstaat en dat derde landen dit namens Australië kunnen bieden in een EU-lidstaat waar Australië geen vertegenwoordiging heeft.
Artikel 40
De partijen zullen samenwerken om te garanderen dat de beschermingsniveaus van persoonsgegevens overeenstemmen met relevante internationale normen, dat onder meer uitwisseling van informatie en deskundigheid omvat en samenwerking tussen regelgevende instanties in organen zoals de OESO-werkgroep inzake informatieveiligheid.
TITEL VI:
SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK, INNOVATIE EN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Artikel 41
Met dit artikel bevestigen de partijen versterkte samenwerking op het gebied van wetenschap, onderzoek en innovatie op basis van de Overeenkomst inzake wetenschappelijke en technische samenwerking tussen Australië en de Europese gemeenschap (PbEG 1994, L 188). Hierbij streven de partijen aanpak van gemeenschappelijke maatschappelijke problemen, deelname van openbare en particuliere innovatie-actoren ter bevordering van gebruik van gezamenlijke onderzoeksresultaten, verdere uitbreiding van gebruik van mogelijkheden van onderzoeks- en innovatieprogramma’s door onderzoekers van beide partijen en bredere regionale en internationale samenwerking op dit gebied na. Civiel onderzoek en innovatie omvat ook bevordering van sleuteltechnologieën, inclusief ruimteonderzoek en onderzoek naar infrastructuur en versterking van mobiliteit van onderzoekers tussen Australië en de EU.
Artikel 42
Op het gebied van de informatiemaatschappij komen de partijen overeen inzichten uit te wisselen, met name inzake beleid en regelgeving voor elektronische communicatie waaronder bescherming van persoonsgegevens, e-overheid en internetveiligheid. Ook kan de samenwerking gericht zijn op interoperabiliteit van onderzoeksnetwerken, infrastructuur, normalisatie en certificering van informatie- en communicatietechnologie, beveiligingsvraagstukken en privacyaspecten en de uitwisseling van standpunten over maatregelen op het gebied van internationale mobiele roamingkosten.
TITEL VII:
SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ONDERWIJS EN CULTUUR
Artikel 43
Inzake onderwijsbeleid verbinden de partijen zich ertoe de onderlinge dialoog over onderwijs en opleidingsbeleid voort te zetten en samenwerkingsactiviteiten te ondersteunen op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd. Dit kan bestaan uit samenwerking inzake leermobiliteit van individuele personen en steun voor gezamenlijke projecten van onderwijs- en opleidingsinstellingen in de EU en Australië. Ook kan dit institutionele samenwerking zijn ter bevordering van de uitwisseling van ervaring en expertise en ondersteuning van beleidshervormingen via onder meer dialoog, studies en conferenties, vooral met het oog op de processen van Bologna en Kopenhagen.
Artikel 44
De partijen streven naar maatregelen ter bevordering van culturele uitwisselingen, het bevorderen van de mobiliteit van culturele werkers en kunstwerken tussen Australië en de EU en het bevorderen van de interculturele dialoog tussen maatschappelijk middenveld en individuele personen van de partijen. De partijen werken hiertoe samen in internationale fora, zoals Unesco ter bevordering van culturele diversiteit. Ook stimuleren de partijen de uitwisseling, samenwerking en dialoog tussen instellingen en actoren op het gebied van audiovisuele aangelegenheden en media.
TITEL VIII:
SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN DUURZAME ONTWIKKELING, ENERGIE EN VERVOER
Artikel 45
Dit artikel betreft versterkte samenwerking op het gebied van milieubescherming in internationale en regionale context, waaronder de handhaving van dialoog inzake milieu en deelname aan en uitvoering van multilaterale milieuovereenkomsten. Ook omvat het artikel bevordering van duurzaam gebruik van genetische hulpmiddelen overeenkomstig nationale wetgeving en verdragen en uitwisseling van informatie, technische expertise en milieupraktijken. Dit omvat onder meer hulpbronnen, biodiversiteit, afvalbeheer, waterbeleid en bescherming van het kust- en zeemilieu.
Artikel 46
In dit artikel verbinden de partijen zich ertoe samenwerking op het gebied van klimaatverandering te intensiveren. Dit beoogt de bestrijding van klimaatverandering door stabilisering van concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer, uitwisseling van expertise en informatie inzake schadebeperkingsaanpak en -maatregelen en financieringsinstrumenten voor klimaatactie. Ook omvat de samenwerking ontwikkeling en invoering van emissiearme technologieën, steun voor schadebeperkings- en aanpassingsmaatregelen in ontwikkelingslanden en samenwerking voor een robuuste en wettelijk bindende internationale klimaatovereenkomst. Met dit doel zullen de partijen regelmatig dialoog voeren en samenwerken in plurilaterale en multilaterale fora.
Artikel 47
Inzake natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen bevestigen de partijen hun commitment voor bevordering van preventie-, mitigatie-, paraatheids- en responsmaatregelen om de maatschappij en infrastructuur weerbaarder te maken en om waar passend hierbij samen te werken.
Artikel 48
Voor wat betreft energie streven de partijen ernaar de samenwerking te intensiveren met het oog op ontwikkeling van beleid voor grotere energiezekerheid, bevordering van de mondiale energiemarkt en investeringen en concurrentievermogen, uitwisseling via multilaterale energiefora, ontwikkeling en toepassing van schone en duurzame energietechnologieën, energiegebruik en uitwisseling van optimale werkwijzen voor exploratie en productie van energie.
Artikel 49
De partijen streven naar samenwerking op alle relevante terreinen van vervoersbeleid. Hierbij zijn zij gericht op de bevordering van informatie-uitwisseling van vervoersbeleid en -praktijk, versterking van luchtvaartbetrekkingen tussen Australië en de EU en verbetering van markttoegang en veiligheid, en dialoog en samenwerking inzake de onbeperkte toegang tot de internationale maritieme markten en handel, milieugerelateerde kwesties en wederzijdse erkenning van rijbewijzen. Ook zullen de partijen samenwerken in internationale vervoersfora.
Artikel 50
In dit artikel komen de partijen overeen samenwerking inzake landbouw en plattelandsontwikkeling aan te moedigen met betrekking tot (onder meer) diversificatie en herstructurering van de landbouwsector, duurzame landbouw en geografische aanduidingen.
Artikel 51
De partijen zullen samenwerking bevorderen met betrekking tot beleidsmaatregelen en regelgeving inzake duurzaam bosbeheer, met inbegrip van goed bestuur op bosgebied en bestrijding van illegale houtkap en gerelateerde handel.
Artikel 52
Inzake maritieme zaken en visserij zullen de partijen – met het oog op een meer duurzaam beheer van visbestanden – de dialoog en samenwerking intensiveren, middels uitwisseling in multilaterale fora, aanpak van illegale visserij-activiteiten en toepassing van op het ecosysteem gebaseerd beheer.
Artikel 53
In dit artikel komen de partijen overeen intensiever samen te werken op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken, wat onder meer uitwisseling inzake werkgelegenheidsbeleid, regionale en sociale cohesie, socialezekerheidsstelsels, levenslang-leren, jeugdwerkgelegenheid, non-discriminatie, gelijkheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen omvat. In het kader van de Verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) bevestigen de partijen de noodzaak om productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk en internationaal erkende arbeidsnormen en sociale normen te bevorderen. Dit kan via specifieke programma’s, projecten en dialoog.
Artikel 54
Op het gebied van volksgezondheid en beheersing van grensoverschrijdende gezondheidsproblemen moedigen de partijen uitwisseling van ervaringen en informatie aan.
TITEL IX:
INSTITUTIONEEL KADER
Artikel 55
De partijen kunnen de Overeenkomst aanvullen door het afsluiten van specifieke overeenkomsten op samenwerkingsgebieden die binnen het toepassingsgebied van de Overeenkomst vallen. Verder heeft de Overeenkomst geen gevolgen voor en doet deze geen afbreuk aan de interpretatie of toepassing van andere overeenkomsten tussen de partijen. Wel kan een bijzonder dringend geval (zoals beschreven in artikel 57) reden zijn voor schorsing of beëindiging van andere overeenkomsten tussen de partijen.
Artikel 56
Dit artikel betreft het oprichten van een gemengde commissie door de partijen ter vereenvoudiging van de uitvoering van de Overeenkomst, bevordering van de algemene doelstellingen en garantie van de algemene samenhang van de betrekkingen tussen de EU en Australië. De gemengde commissie besluit bij unanimiteit en kan subcommissies en een werkgroep instellen voor specifieke kwesties. De gemengde commissie komt een keer per jaar op hoogambtelijk of ministersniveau bijeen en wordt beurtelings door een van beide partijen voorgezeten.
Artikel 57
In dit artikel komen de partijen overeen bij meningsverschillen over uitvoering van de Overeenkomst overleg te plegen. Bij geschillen inzake toepassing of interpretatie wordt naar de gemengde commissie verwezen. Indien de gemengde commissie op hoogambtelijk niveau bij dringende zaken niet binnen 15 dagen tot een oplossing komt, wordt de kwestie voor spoedberaad voorgelegd aan de ministers voor een verdere periode van 15 dagen. Wanneer geen aanvaardbare oplossing gevonden wordt, kan elke partij beslissen tot passende maatregelen, welke ingetrokken dienen te worden wanneer de aanleiding niet meer bestaat. Een bijzonder dringend geval wordt gedefinieerd als een bijzonder ernstige en zwaarwegende schending door een van de partijen van de verplichtingen als beschreven in artikel 2, lid 2 en artikel 6, lid 2 van de Overeenkomst.
TITEL X:
SLOTBEPALINGEN
Deze titel bevat de gebruikelijke bepalingen inzake de definitie van partijen (artikel 58), ratificatie, duur en inwerkingtreding (artikel 61), kennisgevingen (artikel 62) en werktalen (artikel 64).
Artikel 59
Inzake financiële samenwerking zijn steunprogramma’s uitgevoerd in de context van ontwikkelingssamenwerking gericht op het voorkomen en bestrijden van illegale activiteiten die de financiële belangen van de partijen schaden, zoals fraude en corruptie. Hiertoe wisselen de partijen informatie uit, waaronder persoonsgegevens, en kunnen het Europees Bureau voor fraudebestrijding en de autoriteiten van Australië verdere samenwerking overeenkomen.
Artikel 60
Ten aanzien van de openbaarmaking van informatie zorgen de partijen voor passende bescherming. Niets in de Overeenkomst mag zo uitgelegd worden dat een partij verplicht is tot informatie-uitwisseling die schade berokkent aan de in het artikel genoemde belangen. De Overeenkomst heeft niet als doel af te wijken van rechten of plichten van andere bilaterale overeenkomsten.
Artikel 63
De overeenkomst is van toepassing op het grondgebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn enerzijds, en op het grondgebied van Australië anderzijds. Op grond van artikel 52 lid 2, VEU, artikel 355, lid 2, VWEU en de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie4 vallen de Landen en Gebieden Overzee (in casu de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten, en het Caribische deel van Nederland, te weten Bonaire, Sint Eustatius en Saba) buiten dat toepassingsbereik.
Naar het oordeel van de regering bevat de Partnerschapsovereenkomst geen een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan rechtssubjecten rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen.
De Kaderovereenkomst zal wat betreft het Koninkrijk alleen voor het Europese deel van Nederland gelden. De geografische reikwijdte van de Kaderovereenkomst is vastgelegd in artikel 63, dat de reikwijdte, waar het de EU-partij betreft, beperkt tot «elk grondgebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn, onder de in die verdragen neergelegde voorwaarden». Op grond van artikel 52, lid 2, VEU en artikel 355, lid 2, VWEU en de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie vallen de Landen en Gebieden Overzee (in casu de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten, en daarnaast Bonaire, Sint Eustatius en Saba) buiten dat toepassingsbereik.
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok