Ontvangen 1 juli 2019
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In het opschrift wordt na «2019» ingevoegd «en wijziging van de Wet bedrijfsleven 2019».
II
In de beweegreden wordt na «2019» ingevoegd «alsmede dat het wenselijk is om de Wet bedrijfsleven 2019 te wijzigen teneinde het verlagen van het tarief van de vennootschapsbelasting ongedaan te maken».
III
Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
A
Artikel 7.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel C wordt «16,5/43 deel» vervangen door «20/43 deel».
2. De in onderdeel I opgenomen tarieftabel wordt vervangen door:
Bij een belastbaar bedrag of een belastbaar Nederlands bedrag van meer dan |
maar niet meer dan |
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare bedrag, of het gedeelte van het belastbare Nederlandse bedrag, dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat |
|
---|---|---|---|
I |
II |
III |
IV |
– |
€ 200 000 |
– |
20% |
€ 200 000 |
– |
€ 40 000 |
25% |
B
Artikel 7.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel A wordt «16,5/43 deel» vervangen door «20/43 deel» en wordt «15/42 deel» vervangen door «20/42 deel».
2. Onderdeel B vervalt.
Dit amendement schrapt de geleidelijke verlaging van het tarief in de vennootschapsbelasting. Bij de behandeling van het pakket Belastingplan 2019 heeft de coalitie voor een stapsgewijze verlaging van de tarieven in de vennootschapsbelasting gestemd. Het tarief in de eerste schijf werd per 2019 19% en in de tweede schijf 25%. Vanaf 2020 dalen die tarieven naar 16,5% en 22,55% respectievelijk. In 2021 naar 15% en 20,50%. Dit amendement maakt dit ongedaan, en zet de tarieven per 2020 op 20% en 25% zoals in het jaar 2018 gold. Pas als de lonen significant stijgen kan weer worden gedacht aan tariefverlaging in de vennootschapsbelasting. Dit in overeenstemming met de uitlatingen van de Minister-President op het VVD-festival op 15 juni 20191. De indiener acht het verstandig van de Minister-President dat hij inziet dat de verhouding tussen wat deze regering doet voor het bedrijfsleven ten opzichte van wat het doet voor mensen uit de pas loopt. Ieder najaar kan de balans worden opgemaakt of de cao-lonen voldoende zijn gestegen om een belastingverlaging voor het bedrijfsleven te kunnen accepteren. Zo lang dat niet gebeurt kan de opbrengst van dit amendement worden besteed aan een tegemoetkoming in de koopkracht van mensen, bijvoorbeeld via lastenverlichting. De indiener acht dit sowieso een betere aanwending van middelen.
Nijboer