Kamerstuk 35210-C-3

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Dossier: Wijziging van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2019 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Gepubliceerd: 26 juni 2019
Indiener(s): Erik Ziengs (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35210-C-3.html
ID: 35210-C-3

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 26 juni 2019

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 12 juni 2019 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 24 juni 2019 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Ziengs

De griffier van de commissie, Roovers

Vraag 1

Kunt u toelichten op welke wijze en wanneer het geld voor het aanpakken van de regionale opgave Zeeland wordt overgeboekt?

Antwoord:

De betalingen aan provincies vanuit het provinciefonds vinden door het jaar heen plaats in 50 wekelijkse termijnen (van begin januari t/m medio december). Voor de regionale opgave Zeeland was voor 2019 al een bedrag van € 5,5 mln. opgenomen in het provinciefonds. Dat bedrag wordt uitgekeerd in 50 termijnen. De aanvullende middelen voor de regionale opgave Zeeland van € 9,2 mln. zijn toegevoegd aan het provinciefonds in de 1e suppletoire begroting 2019 en in aansluiting daarop opgenomen in de meicirculaire provinciefonds 2019. Betaling van deze aanvullende bijdrage vindt daardoor plaats in de termijnen 27 t/m 50 (in de periode juli t/m medio december).

Vraag 2

Hoe is het bedrag voor de regionale opgave Zeeland precies tot stand gekomen?

Antwoord:

Rijk en regio hebben met elkaar de regionale opgave voor Zeeland gedefinieerd en de daarbij horende aanpak geformuleerd. Op basis daarvan is afgewogen welke bijdrage vanuit het Rijk en de regio nodig is om deze opgave gezamenlijk op te pakken.

Vraag 3

In hoeverre worden uit de middelen voor het aanpakken van de regionale opgave ook provincies buiten Zeeland ondersteund?

Antwoord:

Uit de middelen voor het oppakken van de regionale opgave in Zeeland worden geen provincies buiten Zeeland ondersteund.

Vraag 4

Op welke wijze worden de middelen voor het aanpakken van de regionale opgave verantwoord?

Antwoord:

Op grond van de Financiële-verhoudingswet zijn alle uitkeringen uit het provinciefonds, zowel de algemene uitkering als decentralisatie-uitkeringen, vrij besteedbaar. De middelen komen daarmee in principe ten goede aan de algemene middelen van een provincie. Gedeputeerde staten bepalen waar de middelen aan worden besteed en leggen daarover (vooraf en achteraf) verantwoording af aan provinciale staten.

Daarnaast bestaat er een jaarlijks overleg waarin Rijk en regio gezamenlijk de voortgang van de Regio Deal Zeeland bezien en waar nodig maatregelen treffen in het kader van het partnerschap tussen Rijk en regio.