Kamerstuk 35200-XV-7

Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2018 bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV)

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2018

Gepubliceerd: 5 juni 2019
Indiener(s): Michel Rog (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35200-XV-7.html
ID: 35200-XV-7

Nr. 7 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 5 juni 2019

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 15 mei 2019 inzake het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2018 bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) (Kamerstuk 35 200 XV, nr. 2).

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 5 juni 2019. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Rog

De griffier van de commissie, Esmeijer

Vraag 1

Onderschrijft de Algemene Rekenkamer dat de mensen die voorheen een Wajong uitkering kregen en arbeidsvermogen bezitten, nu buiten beeld vallen van alle instanties, omdat deze groep nu opgegaan is in de bijstand/ Participatiewet? Welke onderzoeken zijn beschikbaar om deze groep wel in beeld te krijgen? Wat adviseert de Algemene Rekenkamer om deze groep en de consequenties van het beleid voor hen wel structureel in beeld te krijgen?

De gemeente is de instantie die tot taak heeft om deze groep mensen te laten participeren op arbeidsmarkt. Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u verder naar de Minister van SZW. In het Verantwoordingsonderzoek 2019 hebben wij hier geen onderzoek naar gedaan.

Vraag 2

Welke indicatoren zouden volgens de Algemene Rekenkamer kunnen helpen om de Kamer meer zicht te geven op de aandacht die de Minister heeft voor het signaleren, voorkomen en bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik bij het UWV of de Sociale Verzekeringsbank (SVB)?

We hebben de Minister van SZW aanbevolen om in zijn begroting op te nemen welke risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik van toepassing zijn op de verschillende socialezekerheidsregelingen die de SVB en UWV uitvoeren, welke maatregelen zij hiertegen nemen en welke risico’s dan nog overblijven (restrisico’s). Waar mogelijk zouden de risico’s en restrisico’s gekwantificeerd moeten worden. We hebben hierbij de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag van de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen (OCW) als goed voorbeeld genoemd.

Vraag 3

Welke indicatoren kunnen meer inzicht geven in de koppeling tussen uitgaven en resultaten op het gebied van re-integratie?

Wij hebben vorig jaar in het Verantwoordingsonderzoek 2017 (bijlage bij Kamerstuk 34 950 XV, nr. 2) de Minister van SZW aanbevolen om in zijn begroting en jaarverslag de relatie te leggen tussen de uitgaven voor re-integratie, de financiering daarvan via premie- en begrotingsgeld en de (beoogde) resultaten. Wat betreft de resultaten van de inkoop met het re-integratiebudget kan dit door weer te geven hoeveel werkvoorzieningen en re-integratietrajecten UWV heeft ingekocht. Zoals we in onze brief met aandachtspunten bij de ontwerpbegroting 2019 van het Ministerie van SZW constateerden (Kamerstuk 35 000 XV, nr. 6), heeft de Minister het inzicht in de financiering van het re-integratiebudget verbeterd. Ook heeft de Minister in de beleidsagenda opgenomen hoeveel mensen UWV in de jaren 2015–2017 aan het werk heeft geholpen na een re-integratietraject. Voor 2019 heeft hij voor mensen met een Wajong-uitkering een streefwaarde van 8.000 opgenomen. Voor mensen met een WGA-uitkering heeft hij nog geen streefwaarde opgenomen, omdat het volgens de Minister eerst nodig is om het inzicht in de resultaten van de dienstverlening te verbeteren. Het aangekondigde onderzoek naar de WGA-dienstverlening, dat in 2018 start, heeft als doel om het inzicht in de doelmatigheid en doeltreffendheid van de WGA-dienstverlening te verbeteren. We zien dit onderzoek als een goede kans om inzicht te krijgen in wat WGA-gerechtigden nodig hebben om aan het werk te komen dan wel te blijven, welke dienstverlening daarvoor nodig is en de kosten die daarmee samenhangen. Op basis hiervan kunnen de Minister van SZW en UWV afspraken maken over de balans tussen ambities en wat nodig is aan dienstverlening, in termen van mensen en middelen, om deze ambities waar te maken. Daarnaast heeft de Minister dan de mogelijkheid om, in combinatie met de afgesproken monitoringsinformatie, te sturen en toezicht te houden op de doelmatigheid van de dienstverlening aan WGA-gerechtigden.

Vraag 4

Zou het zinvol zijn om gemiddelde wachttijd tot eerste contact, gemiddelde uitgave per re-integratietraject en gemiddelde tijd tot terugkeer op de arbeidsmarkt op te nemen als indicatoren om meer zicht te krijgen op de koppeling tussen uitgaven en resultaten op het gebied van re-integratie?

Het is uiteindelijk aan de Minister en het parlement om vast te stellen welke indicatoren zinvol zijn in de begroting en het jaarverslag. In het Verantwoordingsonderzoek 2019 hebben wij geconstateerd dat de Minister van SZW met UWV heeft afgesproken om met ingang van 2019 de monitoringsinformatie over de activerende dienstverlening aan WGA-gerechtigden uit te breiden, bijvoorbeeld door het registreren van het aantal ingezette proefplaatsingen en het aantal werkhervattingen. Deze informatie geeft inzicht in de resultaten van de activerende dienstverlening door UWV, maar brengt nog geen koppeling aan tussen de resultaten en uitgaven. Daarnaast starten de Minister en UWV dit jaar onderzoek, via experimenten, om meer inzicht te krijgen in de doelmatigheid en doeltreffendheid van de dienstverlening aan WGA-gerechtigden. Wij verwachten dat de kosten van passende dienstverlening ook onderdeel worden van de experimenten.

Vraag 5

Gaat de Algemene Rekenkamer er inderdaad van uit dat indien er geen eerste persoonlijk gesprek heeft plaatsgevonden de rechtmatigheid van de uitkering lastiger is vast te stellen? Zo ja, wat is de onderbouwing hiervan en heeft de Algemene Rekenkamer cijfers die aantonen dat er meer uitkeringen onrechtmatig zijn indien er geen eerste persoonlijk gesprek heeft plaatsgevonden, dan als dit wel heeft plaatsgevonden? Kan hiermee geconcludeerd worden dat er een kostenbesparing plaatsvindt als er wel persoonlijk contact is doordat minder onrechtmatige uitkeringen worden verstrekt (WIA, WW)? Verdient persoonlijk contact in dit kader de voorkeur?

In het Verantwoordingsonderzoek 2018 stelden we vast dat het model van de basale dienstverlening mede gebaseerd is op de doelstelling van de Minister van SZW om de rechtmatigheid van de uitkering te borgen met minimaal 1 en gemiddeld 2 gesprekken per jaar. Het ontbreken van persoonlijk contact – als onderdeel van de dienstverlening – maakt het lastiger om de rechtmatigheid van de uitkeringen vast te stellen. Wij hebben in het kader van het Verantwoordingsonderzoek 2018 geen onderzoek gedaan naar daadwerkelijke onrechtmatigheid van verstrekte uitkeringen of naar (mogelijke) kostenbesparing door persoonlijk contact.

Vraag 6

Op welke manieren kan de Minister zelfstandig informatie verzamelen over de uitvoering van de regelingen door de SVB en het UWV?

Het zelfstandig verzamelen van informatie door de Minister van SZW heeft als doel om in staat te zijn om de SVB en UWV in volle breedte te kunnen volgen, aan te sturen vanuit de rol van eigenaar en toezicht te houden. Daarnaast kan de Minister van SZW zo beter vragen stellen op basis van de informatie die de SVB en UWV aanleveren. Voor wat betreft het zelfstandig informatie verzamelen denken we enerzijds bijvoorbeeld aan het actief bundelen van de gegevens, informatie en kennis over het presteren en functioneren van de SVB en UWV die aanwezig zijn bij de beleidsdirecties van het ministerie en de Inspectie SZW. Anderzijds denken we bijvoorbeeld ook aan actief en frequent informatie ophalen bij het audit committee, adviesorganen van de SVB en UWV met betrekking tot ICT, de audit-/accountantsdiensten van de SVB en UWV, en ook bij de uitvoering op de regiokantoren.

Vraag 7

Wat is de reden dat WGA-gerechtigden geen eerste gesprek met het UWV hebben gehad?

De Algemene Rekenkamer beschikt niet over de informatie om deze vraag te kunnen beantwoorden. Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar de Minister van SZW.

Vraag 8

Op basis waarvan wordt de conclusie getrokken dat € 10 miljoen extra onvoldoende is voor dienstverlening aan WGA-gerechtigden? Is onvoldoende budget hier de oorzaak?

In het Verantwoordingsonderzoek 2018 stelden we vast dat UWV er in het verleden niet in is geslaagd alle WGA-gerechtigden in beeld te krijgen en te houden – ondanks extra geld en afspraken over de dienstverlening WGA. Van alle mensen die in 2017 zijn ingestroomd, heeft per oktober 2018 54% een eerste gesprek gehad met UWV. Wij betwijfelen of de € 10 miljoen extra genoeg is voor het doel van de Minister, namelijk dat UWV alle mensen met een WGA-uitkering in beeld krijgt en houdt en gericht kan ondersteunen naar werk. Immers de beschikbare middelen in het verleden hebben er niet toe geleid dat alle gedeeltelijk arbeidsongeschikten in hun eerste jaar een eerste gesprek met UWV hebben gehad. Persoonlijk contact is een eerste stap om mensen gericht te kunnen begeleiden naar werk.

Vraag 9

Komt de lage re-integratiedienstverlening aan WGA-gerechtigden door het tekort aan verzekeringsartsen bij het UWV? Kan de re-integratiedienstverlening ook los worden gezien van de contactmomenten met verzekeringsartsen?

De re-integratiedienstverlening aan WGA-gerechtigden wordt uitgevoerd door arbeidsdeskundigen bij het Werkbedrijf van UWV, niet door de verzekeringsartsen bij het UWV.

Vraag 10

Welke documenten ontbreken om de rechtmatigheid vast te stellen bij de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN)-unit SZW? Op welke manier wordt gewerkt aan het herstellen van het ontbreken van deze documenten? Heeft er verbetering plaatsgevonden sinds 2017?

Het gaat dan onder andere om oorspronkelijke aanvraagformulieren en beschikkingen op grond waarvan in het verleden de hoogte en het recht op een uitkering zijn vastgesteld. Het betreft hier oude dossiers die de RCN-unit SZW bij de start op 10 oktober 2010 overgedragen heeft gekregen door de voormalige uitvoerder. Daarnaast komt het bij dossiers van na de overdracht voor dat documenten ontbreken omdat deze niet zijn opgevraagd (bijvoorbeeld het bewijs van in leven zijn, het bewijs van invaliditeit, bankrekeningnummer).

De RCN-unit SZW heeft in 2017 en 2018 veel inspanningen verricht om de ontbrekende documenten te vinden en dossiers te herstellen.

Vraag 11

Wat is de reden van de onzekerheid van ruim € 1 miljoen op begrotingsartikel 6? Gaat het hierbij om de ontoereikende werking van de IT, omissies in de uitvoering of het ontbreken van documenten?

De onzekerheid op begrotingsartikel 6 wordt veroorzaakt door het ontbreken van documenten zoals dokterskaart en opgave bankrekeningnummer betrokkene. Hierdoor kan de rechtmatigheid van de betalingen niet worden vastgesteld.

Vraag 12

Wat is de reden van de onzekerheid van € 1,8 miljoen op begrotingsartikel 8? Gaat het hierbij om de ontoereikende werking van de IT, omissies in de uitvoering of het ontbreken van documenten?

Ook de onzekerheid op begrotingsartikel 8 wordt veroorzaakt door het ontbreken van documenten zoals aanvraag en beschikking en bewijs van in leven zijn, waardoor de rechtmatigheid van de pensioenuitkeringen niet kan worden vastgesteld.

Vraag 13

Wat wordt precies bedoeld met de aanbeveling om zelfstandig informatie te verzamelen? Gaat het om andere informatie uitvragen die bij de ZBO's wel al beschikbaar is maar niet actief wordt gedeeld, of over zelf administreren?

We verwijzen hiervoor naar het antwoord op vraag 6.

Vraag 14

In hoeverre zal het aansluiten van de RCN-Unit SZW op het betaalsysteem van de Belastingdienst Caribisch Nederland de tekortkomingen in het financieel beheer van de uitkeringen voor de inwoners van Caribisch Nederland helemaal oplossen? Zo nee, welke aanvullende maatregelen zijn nodig?

Dit zal niet tot een volledige oplossing leiden. Om het financieel beheer duurzaam en structureel te verbeteren is vervanging van applicaties of doorontwikkeling van bestaande applicaties noodzakelijk. De huidige toepassingen ondersteunen onvoldoende de mogelijkheid om op geautomatiseerde wijze interne controles in het proces uit te voeren.

Verder is het belangrijk te blijven investeren in de opleiding en kennis van de medewerkers.

De beperkte beschikbaarheid van IT kennis op Bonaire is in algemene zin een knelpunt. Verder voorziet de huidige basisadministratie (PIVA) onvoldoende in geautomatiseerde koppelingen met de uitkeringssystemen, waarmee controles kunnen worden uitgevoerd. Alles tezamen bemoeilijkt dit een snelle oplossing.

Vraag 15

Kan nu al worden verwacht dat de onvolkomenheid bij de RCN-Unit SZW ook in uw verantwoordingsonderzoek 2019 zal terugkomen, daar de aansluiting op het betaalsysteem van de Belastingdienst Caribisch Nederland niet vóór 2020 zal plaatsvinden?

Zonder aanvullende initiatieven van de Minister van SZW is het onze verwachting dat de onvolkomenheid in het financieel beheer bij de RCN-unit SZW ook in ons verantwoordingsonderzoek 2019 zal terugkomen, omdat structurele verbeteringen in onder andere de IT (breder dan de aansluiting op het betaalsysteem) nodig zijn.

Vraag 16

Wat zijn de bedragen die gemoeid zijn met de onrechtmatigheden bij het inkoopbeheer?

In het Verantwoordingsonderzoek 2018 hebben we op basis van het onderzoek van de Auditdienst Rijk (ADR) in totaal een bedrag van circa € 7 miljoen als onrechtmatig aangemerkt en een bedrag van € 6 miljoen als onzeker. Voor meer informatie verwijzen wij naar het Auditrapport 2018 SZW van de ADR.

Vraag 17

Om wat voor onrechtmatige inkopen door de Haagse Inkoop Samenwerking (HIS) gaat het? Welk bedrag was hiermee gemoeid? Hoe konden deze plaatsvinden?

De Haagse Inkoop Samenwerking (HIS) voert een deel van de inkopen namens de Minister van SZW uit. Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar de verantwoordelijke bewindspersonen van BZK en SZW.

Vraag 18

In hoeverre is er een trend waarneembaar in de instroom van WGA-gerechtigden?

In het Verantwoordingsonderzoek 2018 stelden we vast dat er jaarlijks rond de 30.000 mensen de WGA instromen.

Vraag 19

In hoeverre is er een trend waarneembaar in de uitstroom van WGA-gerechtigden?

In het Verantwoordingsonderzoek 2018 stelden we vast dat er jaarlijks rond de 10.000 mensen de WGA uitstromen.

Vraag 20

Hoeveel WGA-gerechtigden nemen nadat zij vijf jaar dienstverlening van het UWV hebben ontvangen het eigen initiatief om te re-integreren?

We hebben niet onderzocht hoeveel WGA-gerechtigden op eigen initiatief re-integreren. Op basis van ons onderzoek kunnen we daar geen uitspraken over doen.

Vraag 21

Welke bewezen interventies om mensen vanuit de WGA weer aan het werk te helpen heeft de Algemene Rekenkamer gevonden naast de investeringen in persoonlijke begeleiding?

We hebben geen onderzoek verricht naar bewezen interventies om deze doelgroep weer aan het werk te helpen. We hebben in het Verantwoordingsonderzoek 2018 wel geconstateerd dat de Minister van SZW en UWV in 2019 onderzoek starten, via experimenten, om meer inzicht te krijgen in de doelmatigheid en doeltreffendheid van de dienstverlening aan mensen met een WGA-uitkering. We vinden dat een positieve ontwikkeling.

Vraag 22

Kan de Algemene Rekenkamer nader toelichten welke kennis bij het UWV ontbreekt om WGA-gerechtigden gericht te kunnen ondersteunen naar werk?

In het Verantwoordingsonderzoek 2018 hebben we vastgesteld dat de Minister van SZW en UWV meer kennis en deskundigheid nodig hebben over welke dienstverlening van UWV past om WGA-gerechtigden aan het werk te helpen of te houden. De beleidstheorie over de activerende dienstverlening aan WGA-gerechtigden is nog in ontwikkeling. De experimenten die de Minister van SZW en UWV gaan uitvoeren, dragen hieraan bij.

Vraag 23

Hoeveel extra geld is er wel nodig om de gestelde doelen op het gebied van dienstverlening aan WGA-gerechtigden te realiseren?

Het antwoord op deze vraag is niet op basis van ons onderzoek te geven. Op basis van het Verantwoordingsonderzoek 2018 hebben we twijfels of de € 10 miljoen aan additionele middelen voldoende is om alle WGA-gerechtigden dienstverlening te bieden en gericht te begeleiden naar werk. De Minister van SZW geeft in zijn reactie aan dat hij deze twijfel deelt. De aangekondigde onderzoeken en het Wetsgedreven Inzicht in de Kosten en Taken WIA hebben volgens de Minister tot doel om het inzicht in de balans tussen ambities en wat nodig is aan dienstverlening, in termen van mensen en middelen, in beeld te brengen.

Vraag 24

Klopt het dat nog steeds niet alle WGA-gerechtigden met 80–100% loonverlies, die in 2011 zijn ingestroomd, dienstverlening hebben gekregen?

Hier hebben wij in het kader van ons Verantwoordingsonderzoek 2018 geen onderzoek naar verricht. Wel constateren we dat UWV in het project Intensivering WGA 80–100, dat begon in 2015, het contact heeft hersteld met mensen die in eerdere jaren de volledige WGA-uitkering (80–100% loonverlies) zijn ingestroomd. In figuur 5 op pagina 33 van het Verantwoordingsonderzoek SZW 2018 (bijlage bij Kamerstuk 35 200 XV, nr. 2) is de toename van dienstverlening aan mensen met een volledige WGA-uitkering (80–100% loonverlies) zichtbaar. Voor meer informatie verwijzen wij u naar de Minister van SZW.

Vraag 25

Zijn er gegevens bekend over de effectiviteit van de door het UWV ingezette instrumenten in het begeleiden van mensen naar werk?

Wij hebben geen specifiek onderzoek verricht naar de effectiviteit van de door UWV ingezette instrumenten in het begeleiden van mensen naar werk. We vinden wel dat dit voor de Minister van SZW een punt van aandacht moet zijn. Daarom vinden we het een positieve ontwikkeling dat de Minister van SZW en UWV in 2019 onderzoek starten om beter inzicht te krijgen in de doelmatigheid en doeltreffendheid van de dienstverlening aan WGA-gerechtigden.

Vraag 26

Kan het grote verschil tussen de patronen van voormalig werknemers en vangnetters worden verklaard?

Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar het UWV Kennisverslag 2016–8 De dalende arbeidsparticipatie van WGA’ers verklaard. Voor voormalige werknemers treedt een daling op in de arbeidsparticipatie na aanvang van de uitkering. Dit kan onder andere verklaard worden doordat een deel van de voormalige werknemers die initieel bij hun werkgever konden blijven, op termijn toch wordt ontslagen. Voor meer informatie verwijzen wij u naar de Minister van SZW.

Vraag 27

Wanneer acht de Algemene Rekenkamer de dienstverlening doelmatig en doeltreffend?

Er zijn verschillende manieren om doelmatigheid en doeltreffendheid te beoordelen. Dat kan bijvoorbeeld op basis van een tevoren vastgestelde norm, een heldere doelstelling bijvoorbeeld. Maar ook op basis van vergelijking tussen vergelijkbare actoren en door middel van benchmarking. Wij zien de experimenten die UWV gaat uitvoeren in het kader van het onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de dienstverlening WGA als een goede kans om inzicht te krijgen in wat WGA-gerechtigden nodig hebben om aan het werk te komen dan wel te blijven, welke dienstverlening daarvoor nodig is en de kosten die daarmee samenhangen. Op basis hiervan kunnen de Minister van SZW en UWV afspraken maken over de balans tussen ambities en wat nodig is aan dienstverlening, in termen van mensen en middelen, om deze ambities waar te maken. Daarnaast heeft de Minister dan de mogelijkheid om, in combinatie met de afgesproken monitoringsinformatie, te sturen en toezicht te houden op de doelmatigheid van de dienstverlening aan WGA-gerechtigden.

In lijn met ons rapport UWV: balanceren tussen middelen en ambities (bijlage bij Kamerstuk 26 448, nr. 586) vinden wij het inzicht in de balans tussen ambities en middelen belangrijk voor uw informatiepositie. Met dit inzicht kunt u een afweging maken over het aan het werk helpen en houden van WGA-gerechtigden, de dienstverlening die daarbij past en de kosten daarvan.