Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juni 2019
Hierbij zenden wij u de antwoorden op de Kamervragen over de verantwoordingsstukken van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Kamerstuk 35 200 XV, nrs. 8 t/m 10). De verantwoordingsstukken betreffen het Jaarverslag 2018, de Slotwet 2018 en het bijbehorende verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 35 200 XV, nrs. 1 t/m 4). Daarnaast ontvangt u de antwoorden op de vragen over het jaarverslag van de zogenoemde V-100, welke onder onze verantwoordelijkheid vallen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
Vraag 1
Wat gaat u doen om de doorstroom van mbo naar hbo te bevorderen, bijvoorbeeld door hbo-gerichte vakken in mbo-4 aan te bieden?
Vraag 2
Hoe gaat u ervoor zorgen dat mbo’ers meer kans hebben op een stage?
Vraag 3
Wat zijn uw plannen om het imago van het mbo te verbeteren?
Vraag 4
Hoe gaat u ervoor zorgen dat mbo’ers aantrekkelijk zijn voor stagebedrijven? En ook bij het solliciteren naar een baan?
Antwoorden 1 tot en met 4
Deze vragen zullen beantwoord worden door de Minister van OCW.
Vraag 5
Is het mogelijk mensen met een Wajong-uitkering te «belonen» als ze (een beetje) erbij werken?
Antwoord 5
Het is van belang dat mensen met een Wajong-uitkering beloond worden als ze meer gaan werken. Uit de beleidsdoorlichting is naar voren gekomen dat het systeem van verschillende regelingen in de Wajong ingewikkeld is en dat er regels zijn die ervoor zorgen dat mensen met een Wajong-uitkering juist niet meer gaan werken, omdat ze bijvoorbeeld niet extra gaan verdienen als ze meer gaan werken. De Staatssecretaris van SZW heeft daarom in het wetsvoorstel Vereenvoudiging Wajong maatregelen uitgewerkt die ervoor zorgen dat (meer) werken loont1.
Vraag 6
Zet u zich er voor de volle 100% voor in dat iedereen gelijkwaardig wordt behandeld op de arbeidsmarkt? Zo ja, welke acties onderneemt u dan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Iedereen heeft recht op gelijke kansen op de arbeidsmarkt, ongeacht leeftijd, migratieachtergrond, geslacht, seksuele gerichtheid of handicap. Ik zet me hier met veel overtuiging voor in. Daarom heb ik het Actieplan Arbeidsmarkt 2018–2021 gemaakt (Kamerstuk 29 544, nrs. 834 en 849). In dit actieplan heb ik een pakket van maatregelen opgenomen om discriminatie op de arbeidsmarkt tegen te gaan. Zo worden bedrijven straks verplicht om in hun werving- en selectiebeleid maatregelen op te nemen om discriminatie te voorkomen. De Inspectie SZW zal hier toezicht op houden. Ook doe ik onderzoek naar hoe je discriminatie op de arbeidsmarkt tegen kan gaan, bijvoorbeeld door een pilot anoniem solliciteren in te richten, en ik ontwikkel een campagne waarmee ik bedrijven bewust maak van de kracht van een diverse werkvloer. Discriminatie op de arbeidsmarkt is helaas een hardnekkig probleem dat we alleen kunnen aanpakken als bedrijven en organisaties zich hiervoor samen met de overheid voor willen inzetten. Mijn doel is samen met hen een duidelijke norm voor Nederland uitdragen: discriminatie mag niet en zorgt er juist voor dat bedrijven talent mislopen. We streven naar een inclusieve arbeidsmarkt.
Vraag 7
Waarom zijn zoveel functieprofielen op een hbo-opleiding gebaseerd, terwijl mbo’ers beter geschikt zijn door hun praktijkervaring?
Antwoord 7
Deze vraag zal beantwoord worden door de Minister van OCW.
Vraag 8
Hoe kan het dat er in 2018 een ziekenhuis failliet gaat, terwijl er een overschot is van 11,3 miljard euro op de begroting?
Antwoord 8
Deze vraag zal beantwoord worden door de Minister van VWS.
Vraag 9
Is het mogelijk vrijwilligers een versnelde/verkorte opleiding te bieden om hun kwalificaties te behalen?
Vraag 10
Wat doet u als Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om de kans van mbo’ers op de arbeidsmarkt te vergroten?
Vraag 11
Wat heeft het voor nut om een mbo 1/2-opleiding te volgen als de kans op een baan vrij klein is?
Antwoord 9, 10 en 11
Deze vragen zullen beantwoord worden door de Minister van OCW.
Vraag 12
In hoeverre zijn, gezien het feit dat mbo’ers en hbo’ers even hard nodig zijn op de arbeidsmarkt (en dus ook stagemarkt), hun kansen op de arbeidsmarkt volwaardig en gelijk? En zijn de inspanningen van het kabinet voldoende om dit te bereiken? In hoeverre doet u onderzoek naar de praktijk hiervan en kunt u daar inzicht in geven?
Antwoord 12
Mbo’ers en hbo’ers zijn zeer heterogene groepen op de arbeidsmarkt. In het mbo zijn er verschillende niveaus te onderscheiden (mbo-niveau 1 t/m mbo-niveau 4), en voor zowel het mbo als voor het hbo geldt dat de kansen op de arbeidsmarkt sterk afhangen van het gekozen beroep. Momenteel vinden bijvoorbeeld afgestudeerden in de techniek, ICT of zorg sneller (vast) werk dan kappers en artiesten.
Over het algemeen geldt dat de kansen van werkenden op de arbeidsmarkt afhangen van de volgende factoren:
– Behaald niveau (hoe hoger, hoe beter de arbeidsmarktpositie);
– Vraag (de arbeidsmarktpositie is beter in sectoren waar een tekort aan mbo’ers en hbo’ers heerst).
Om de kansen van alle werkenden op de arbeidsmarkt te verbeteren, en om vraag en aanbod beter op elkaar aan te laten sluiten, wil het kabinet een doorbraak realiseren op het gebied van Leven Lang Ontwikkelen (LLO) en een positieve leercultuur tot stand brengen. Specifiek zet het kabinet zich daarvoor in door middelen te bieden die naar eigen inzicht kunnen worden besteed aan een opleiding en ontwikkeling zodat mensen duurzaam inzetbaar blijven op de arbeidsmarkt2.
In het kader van het LLO-beleid voert het kabinet momenteel meerdere pilots uit om inzicht te krijgen in hoeverre de kansen op de arbeidsmarkt van mensen door een verschillend opleidingsniveau beïnvloed worden. Naar verwachting worden de eerste resultaten in 2020 bekend.
Vraag 13
In hoeverre kan het kabinet studenten financieel (extra) tegemoetkomen met het oog op het vinden van geschikte/betaalbare woonruimte in de buurt van vervolgopleidingen, om zo het doorstuderen te bevorderen?
Antwoord 13
Deze vraag zal beantwoord worden door de Minister van OCW.