Kamerstuk 35200-VII-1

Jaarverslag Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2018

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2018

Gepubliceerd: 15 mei 2019
Indiener(s): Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35200-VII-1.html
ID: 35200-VII-1

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES (VII)

Aangeboden 15 mei 2019

Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln.)Totaal € 5.951.401.000,–1

Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln.)Totaal € 5.951.401.000,–

1 Door het afronden van de bedragen in miljoenen per artikel, kan er een afrondingsverschil in het totaal op hoofdstukniveau ontstaan.

Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln.).Totaal € 1.343.470.000,–1

Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln.).Totaal € 1.343.470.000,–

1 Door het afronden van de bedragen in miljoenen per artikel, kan er een afrondingsverschil in het totaal op hoofdstukniveau ontstaan.

Inhoudsopgave

     

Blz.

A.

ALGEMEEN

6

 

1.

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

6

 

2.

Leeswijzer

9

       

B.

BELEIDSVERSLAG

12

 

3.

Beleidsprioriteiten

12

 

4.

Beleidsartikelen

27

   

Artikel 1. Openbaar bestuur en democratie

27

   

Artikel 2. Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

37

   

Artikel 3. Woningmarkt

40

   

Artikel 4. Woonomgeving en bouw

52

   

Artikel 5. Ruimte en omgeving

65

   

Artikel 6. Dienstverlenende en innovatieve overheid

78

   

Artikel 7. Arbeidszaken overheid

96

   

Artikel 8. Kwaliteit Rijksdienst

101

   

Artikel 9. Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

107

 

5.

Niet-beleidsartikelen

113

   

Artikel 11. Centraal apparaat

113

   

Artikel 12. Algemeen

116

   

Artikel 13. Nominaal en onvoorzien

117

   

Artikel 14. VUT-fonds

117

 

6.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

118

       

C.

JAARREKENING

128

 

7.

Departementale verantwoordingsstaat

128

 

8.

Samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen

129

 

9.

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) per 31 december 2018

131

 

10.

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap Logius per 31 december 2018

141

 

11.

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap P-Direkt per 31 december 2018

151

 

12.

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) per 31 december 2018

161

 

13.

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap FMHaaglanden (FMH) per 31 december 2018

170

 

14.

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap Shared Service Center-ICT (SSC-ICT) per 31 december 2018

179

 

15.

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap Rijksvastgoedbedrijf (RVB) per 31 december 2018

193

 

16.

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap Dienst van Huurcommissie (DHC) per 31 december 2018

210

 

17.

Saldibalans

220

 

18.

WNT-verantwoording 2018 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

235

       

D.

BIJLAGEN

253

   

Bijlage 1: Toezichtsrelaties RWT’s en ZBO’s

253

   

Bijlage 2: Afgerond evaluatie en overig onderzoek

255

   

Bijlage 3: Inhuur Externen

265

   

Bijlage 4: Overzicht van de burgemeestersbenoemingen in 2018

268

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het departementale jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) over het jaar 2018 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties decharge te verlenen over het in het jaar 2018 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport op. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer over:

  • a. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;

  • b. de bijgehouden administraties van het Rijk;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2018;

  • b. het voorstel van de Slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2018 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2018, alsmede over de saldibalans over 2018 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken Slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Algemeen

Voor u ligt het jaarverslag 2018 van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Het jaarverslag 2018 is als volgt opgebouwd:

  • A. Een algemeen deel met de dechargeverlening;

  • B. Het beleidsverslag over de prioriteiten met de beleidsartikelen en de bedrijfsvoeringsparagraaf;

  • C. De jaarrekening met de verantwoordingsstaat; de saldibalans en de WNT-verantwoording;

  • D. De bijlagen.

Het beleidsverslag 2018

In het beleidsverslag wordt verslag gedaan van de beleidsprioriteiten die zijn opgenomen in de begroting 2018. Daarnaast worden ook de prioriteiten uit het regeerakkoord van het kabinet Rutte-III toegelicht. Zoals gebruikelijk is ook dit jaar een tabel opgenomen met daarin de realisatie van de beleidsdoorlichtingen.

Beleidsartikelen

In de paragraaf «Beleidsartikelen» wordt meer in detail ingegaan op de verantwoording over de verschillende onderwerpen. De paragraaf kent per beleidsartikel de volgende opzet:

  • A. Algemene doelstelling;

  • B. Rol en verantwoordelijkheid;

  • C. Beleidsconclusies;

  • D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid;

  • E. Toelichting op de financiële instrumenten.

De paragraaf «Niet-beleidsartikelen» kennen een andere indeling, te weten:

  • A. Tabel Budgettaire gevolgen;

  • B. Toelichting op de financiële instrumenten.

Toelichting op financiële instrumenten

In de toelichting op de financiële instrumenten wordt aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het begrotingsjaar is aangewend. Verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar worden toegelicht, hierbij wordt indien van toepassing verwezen naar de eerste en tweede suppletoire begrotingswetten of de Slotwet.

Voor de omschrijving van de rol en verantwoordelijkheid bij de beleidsartikelen is de begroting 2018 als basis gebruikt. Hierbij zijn de wijzigingen in de rol en verantwoordelijkheid uit het regeerakkoord verwerkt bij de betreffende artikelen. Hiervoor zijn de formuleringen zoals opgenomen in de begroting 2019 gebruikt.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

In het jaarverslag Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2018 is een bedrijfsvoeringparagraaf opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan over specifieke punten in de bedrijfsvoering van het begrotingshoofdstuk Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) en begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties (IV).

Baten-lastenagentschappen

Het jaarverslag van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bevat tevens de jaarverantwoording van een aantal agentschappen, te weten de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG), Logius, P-Direkt, Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR), FMHaaglanden (FMH), Shared Service Center-ICT (SSC-ICT), Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en de Dienst van de Huurcommissie (DHC).

De jaarrekening 2018

In de jaarrekening treft u de verantwoordingsstaat voor de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2018 en de saldibalans met toelichting aan. De Slotwet wordt als een apart kamerstuk gepubliceerd. In de jaarrekening zijn de financiële verantwoordingen van de baten-lastenagentschappen opgenomen. Tevens maakt de WNT-bijlage hier onderdeel van uit.

De bijlagen

In het jaarverslag Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2018 zijn bijlagen opgenomen inzake toezichtsrelaties zelfstandige bestuursorganen (ZBO) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT), afgerond evaluatie- en overig onderzoek, inhuur externen en een overzicht van de burgemeestersbenoemingen in 2018.

Groeiparagraaf

Als gevolg van het regeerakkoord Rutte-III hebben er meerdere herindelingen plaatsgevonden tussen BZK en de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Economische Zaken en Klimaat (EZK). Dit heeft geleid tot de volgende veranderingen ten opzichte van het jaarverslag 2017:

  • In 2018 is de begroting Wonen en Rijksdienst (XVIII) geïntegreerd in de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII).

  • De overkomst van het dossier digitale overheid voor bedrijven van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) is verwerkt in artikel 6.

  • Daarnaast is artikel 5 toegevoegd waarin de overkomst van de onderdelen ruimtelijke ordening en omgevingswet van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is verwerkt.

Voor nadere toelichting wordt verwezen naar betreffende artikelen en de bedrijfsvoeringsparagraaf.

Focusonderwerp

De Tweede Kamer heeft voor de verantwoording 2018 een focusonderwerp aangewezen: «de onderbouwing van de ramingen van inkomsten en uitgaven». Het focusonderwerp is onderdeel van het Financieel Jaarverslag van het Rijk (FJR). Naast een algemene tekst over ramingen aan de inkomsten- en uitgavenkant van de begroting wordt het focusonderwerp geïllustreerd middels een aantal specifieke casussen. Deze casussen hebben geen betrekking op de begrotingen van BZK.

Overgangsrecht Comptabiliteitswet

Op grond van het overgangsrecht in artikel 10.2 van de Comptabiliteitswet 2016 blijven voor de presentatie en inrichting van de jaarverslagen en slotwetten over 2018 de bepalingen uit de Comptabiliteitswet 2001 en de daarop berustende bepalingen van toepassing zoals deze golden voor de inwerkingtreding van de Comptabiliteitswet 2016 per 1 januari 2018. Voor de dechargeverlening inzake het jaar 2018 over het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer zijn de bepalingen van de Comptabiliteitswet 2016 en de daarop gebaseerde regelgeving van toepassing. Dit is conform de brief aan het parlement over het overgangsrecht in de Comptabiliteitswet 2016 (Vergaderjaar 2018–2019, 34 426, nr. 33). Om die reden moet telkens bij de verwijzingen naar de bepalingen van de Comptabiliteitswet worden gelezen de artikelen van de Comptabiliteitswet 2001 voor de presentatie en inrichting en voor de begrotingsuitvoering de artikelen van de Comptabiliteitswet 2016 conform de transponeringstabel bij de Comptabiliteitswet 2016, Stb. 2017, 139.

Art. in CW 2016

Art. in CW 2001

3.2 – 3.4

19, eerste lid; 21, eerste en tweede lid

3.5

22, eerste lid; 26, eerste lid

3.8

58, eerste lid, onderdeel a, en derde lid; 61, derde lid

3.9

58, eerste lid, onderdeel b en c

2.37

60, tweede en derde lid; 63, eerste en vierde lid

2.35

61, tweede tot en met vierde lid

2.40

64

7.12

82, eerste lid; 83, eerste lid

7.14

82, vijfde lid; 83, tweede tot en met vierde lid

B. BELEIDSVERSLAG BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

3. BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

In de Thorbeckelezing van oktober 2018 is benadrukt dat het openbaar bestuur met zijn tijd moet meebewegen. Anders kan het openbaar bestuur niet naar behoren functioneren. In de negentiende eeuw was dit ook de oproep van Thorbecke; een roep om een moderne overheid. Het afgelopen jaar heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) belangrijke stappen gezet om onze democratie en bestuur aan te passen aan deze tijd.

BZK staat voor een sterke en levende democratie en een slagvaardig openbaar bestuur waar inwoners uit het hele Koninkrijk op kunnen vertrouwen. Nu en in de toekomst. Als één moderne overheid zorgen we samen met medeoverheden dat mensen in hun dagelijks leven ervaren dat het beter gaat. Dat zij prettig samen kunnen wonen in betaalbare, veilige en energiezuinige woningen in een buurt waar iedereen meetelt en meedoet. We willen dat alle mensen het gevoel hebben dat de overheid er voor hen is.

Samen meer bereiken als één overheid

Een sterk openbaar bestuur is een openbaar bestuur dat de krachten bundelt. Onder regie van de Minister van BZK is het kabinet op 14 februari 2018 gestart met het interbestuurlijk programma (IBP) waarin Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen ambities hebben neergelegd over de gezamenlijke aanpak van enkele grote maatschappelijke opgaven van deze tijd, zoals de transitie naar duurzame energie, het tegengaan van eenzaamheid en het terugdringen van het aantal mensen met problematische schulden. BZK bevordert de interbestuurlijke samenwerking en voortgang van de maatschappelijke opgaven door de trekkers van de opgaven te ondersteunen met het vinden van de juiste kennis en expertise.

Deze voor onze inwoner belangrijke veranderingen en opgaven hebben we niet alleen samen met medeoverheden aangepakt. Ook de uitvoeringsorganisaties van BZK hebben dagelijks bijgedragen aan de aanpak van maatschappelijke opgaven. Het meest expliciete voorbeeld daarvan is het Regionaal ontwikkelprogramma van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Het RVB heeft acht projecten opgezet om rijksvastgoed in te zetten voor maatschappelijk opgaven waaronder energietransitie en circulaire economie, versnellen van de woningbouw en werkgelegenheid en arbeidsparticipatie.

De regio is de plek waar kansen en uitdagingen samenkomen, maar iedere regio kampt weer met eigen uitdagingen. Met het afsluiten van Regio Deals in 2018 is een stevige impuls gegeven aan het wegwerken van de sociaaleconomische en fysieke achterstandspositie in Rotterdam-Zuid, de versterking van een duurzame economische structuur in Zeeland, het uitbouwen van de positie van Brainport en het beter benutten van het potentieel van het technologisch hart van de Europese ruimtevaart. Daarnaast zijn twaalf regio’s geselecteerd om in het voorjaar van 2019 een Regio Deal mee te sluiten, waaronder ook grensgebieden en/of gebieden die te maken hebben met bevolkingsdaling, zoals Noordoost Fryslân, Zuidoost Drenthe, Twente, Achterhoek en Parkstad Limburg. De voorbereidingen voor deze deals zijn gestart.

Driekwart van de Nederlandse bevolking woont in de stad en dit aantal neemt alleen maar toe. Steden zijn een motor voor economische groei, maar tegelijkertijd staat de sociale en fysieke leefbaarheid in steden stevig onder druk. De in 2018 afgeronde City Deals hebben o.a. het volgende opgeleverd:

Vanuit de City Deal «naar een digitale woonomgeving» zijn er ongeveer 5.000 woningen gedigitaliseerd. De deal wordt voortgezet in de samenwerkingsvorm onder de titel Connect-NL. De ambitie van Connect-NL en de provincie Noord-Brabant is om dit op te schalen naar ten minste 15.000 woningen. Dit helpt bewoners bij het krijgen van inzicht in de verduurzamingsmogelijkheden van hun huis en de bijbehorende kosten. Tegelijkertijd is er binnen de City Deal gewerkt aan het inventariseren van belemmeringen en juridische vraagstukken op het gebied van privacy, opslag en beheer van data en standaardisatie.

De City Deal Circulaire Stad heeft regionale strategieën opgeleverd om tot een circulaire stad te komen. De ervaringen van de steden en onderzoeksresultaten worden gebruikt in de ontwikkeling van circulair bouwbeleid. De City Deal «woning abonnement» is een katalysator voor «gebouw gebonden financiering». In regio’s met bevolkingsdaling komen strategische opgaven uit de Nationale Omgevingsvisie, zoals de ontwikkeling van het landelijk gebied, de energietransitie en fysieke en sociale leefbaarheid bij elkaar in hetzelfde gebied. Omdat deze regio’s kunnen bijdragen aan de transitie in heel Nederland heeft de Minister van BZK een nieuwe koers voor het programma aangekondigd. Samen met zes regio’s, betrokken provincies en departementen worden maatwerktrajecten (in de krimpregio’s: Noordoost Fryslân, Zuidoost Drenthe, Twente, Achterhoek en Parkstad Limburg) gestart, als ook twee expertisetrajecten (Oost Groningen en Zeeuws-Vlaanderen).

Grensregio's kunnen groeiregio's worden wanneer de mogelijkheden aan weerszijden van de grens worden benut, maar dat gaat niet vanzelf. In 2018 zijn nieuwe samenwerkingsinitiatieven met Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen en Vlaanderen gestimuleerd. Op diverse terreinen is, samen met departementen, euregio’s en andere partijen, gewerkt aan het oplossen van ervaren knelpunten op het terrein van de grensoverschrijdende arbeidsmarkt en economie, onderwijs (diploma-erkenning, buurtaalonderwijs, stages) en mobiliteit. Verder zijn de grensstatistieken geëvalueerd, is een plan van aanpak voor grenseffecten opgesteld en zijn afspraken gemaakt over de structurele financiering van de grensinformatiepunten. Tot slot is in het najaar van 2018 de governance rondom de aanpak van grensoverschrijdende samenwerking bekrachtigd, tijdens regeringsonmoetingen met Noordrijn-Westfalen, Vlaanderen en bestuurlijk overleg met Nedersaksen. In deze governance is gekozen voor een meer thematische en regionaal gedifferentieerde aanpak, om de verschillende opgaven passend op te kunnen pakken (Kamerstukken II 2018/2019, 32 851, nr. 51).

Vernieuwing van de democratie en openbaar bestuur

Mensen moeten het gevoel hebben dat de overheid er voor hen is. Nederland digitaliseert en dat biedt grote kansen om dingen slimmer te doen. We willen als overheid, in de meest brede zin van het woord, die kansen benutten. Tegelijkertijd willen we dat de overheid toegankelijk blijft voor iedereen (Kamerstukken II 2017/18, 26 643, nr. 549), met respect voor de kernwaarden van onze democratie waaronder privacy, zelfbeschikking en gelijkheid. Integrale, inclusieve dienstverlening, rekening houdend met doenvermogen is daarom ons uitgangspunt en één van de speerpunten uit NL DIGIbeter, onderdeel van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie «Nederland Digitaal» (Kamerstukken II 2017/18, 26 643, nr. 541). NL DIGIbeter, een meerjarige brede agenda richt zich op de overheid en het contact met burgers en ondernemers. Onder regie van BZK en in nauwe samenwerking met medeoverheden, marktpartijen, maatschappelijke organisaties en wetenschap wordt de agenda uitgevoerd. In 2018 zijn we gestart met de nationale dialoog over publieke waarden en grondrechten in relatie tot nieuwe technologie. In december is het eerste verkennende onderzoek naar het gebruik van algoritmen binnen de overheid, vergezeld van een beleidsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2018/19, 26 643, nr. 588) en stemde het kabinet in met het wetsvoorstel elektronische publicaties. De ontwikkelingen op het gebied van digitalisering gaan razendsnel. Om ervoor te zorgen dat onze agenda dit tempo kan bijbenen, wordt NL DIGIbeter ieder jaar bijgewerkt.

Gericht op de ondersteuning van mensen die moeite hebben mee te komen in de huidige (digitale) samenleving, is in december de aanpak Digitale Inclusie naar de Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2018/19, 26 643, nr. 583). De focus in dienstverlening op maat is in 2018 verlegd naar het verbeteren van de kwaliteit en toegankelijkheid. Deze aanpak is overheidsbreed en in samenwerking met het veld tot stand gekomen. Door deze brede aanpak kan een grotere groep Nederlanders digitaal vaardig worden. Naast deze aanpak levert het Ministerie van BZK een bijdrage aan digitale inclusie via de machtigingsfunctie. Dit is de mogelijkheid voor burgers, bedrijven en andere organisaties om iemand te machtigen in hun relatie met de overheid. In juli is de kamer over het programmaplan Machtigen geïnformeerd (Kamerstukken II 2017/18, 26 643, nr. 552). Op deze manier is het mogelijk bijvoorbeeld je dochter of broer te machtigen voor MijnOverheid.

De dienstverlening van MijnOverheid is in het afgelopen jaar stap voor stap verder verbeterd. MijnOverheid wordt een plek waarbij de burger zelf regie op zijn of haar gegevens kan (laten) voeren. Zo is er een Berichtenbox-app beschikbaar gekomen en is de activatie voor nieuwe gebruikers versimpeld. De overheid stimuleert gebruikers van MijnOverheid om hun berichten te lezen en hun e-mailadres actueel te houden. Bij deze verbeteringen worden gebruikersgroepen nauw betrokken.

Naast deze resultaten zijn in 2018 ook een aantal belangrijke resultaten behaald in de ontwikkeling van de basisinfrastructuur voor de digitale overheid (GDI). Zo is bijvoorbeeld het wetsvoorstel Digitale Overheid naar de kamer gestuurd (Kamerstukken II 2018, 34 972). Dit wetsvoorstel regelt dat burgers en bedrijven veilig en betrouwbaar kunnen inloggen bij de overheidsorganisaties. De wet geeft ook de mogelijkheid het gebruik van open ICT-standaarden te verplichten. In september is de eIDAS-Verordening in werking getreden die Europese burgers de mogelijkheid geeft met een Europees inlogmiddel toegang te krijgen tot alle digitale dienstverlening van de overheid.

We zijn een heel eind op weg met de Omgevingswet. Met de publicatie van vier besluiten (Omgevingsbesluit (Staatsblad 2018, 290), Besluit bouwwerken leefomgeving (Staatsblad 2018, 291), Besluit kwaliteit leefomgeving (Staatsblad 2018, 292), Besluit activiteiten leefomgeving (Staatsblad 2018, 293)) in het Staatsblad, is bij de stelselherziening Omgevingswet een belangrijke mijlpaal behaald. Deze vier besluiten bieden een brede grondslag voor regels en voorschriften met betrekking tot procedures, voor burgers, bedrijven en het bevoegd gezag. Daarnaast is in 2018 het Invoeringswet Ruimtelijke Ordening in consultatie geweest, is de Invoeringswet naar de Tweede Kamer verzonden voor behandeling en is Aanvullingswet Bodem (Kamerstukken II 2017/18, 34 861, nr. 2) door de Tweede Kamer aangenomen. Ook is in december de Vernieuwde Crisis- en herstelwet (Staatsblad 2018, 438) als opmaat naar de Omgevingswet aangenomen door de Tweede Kamer.

Daarnaast is na acht kwartalen van ontwikkelen eind 2018 een eerste integrale bèta versie van de landelijke voorziening van het DSO opgeleverd. Ook zijn er stabiele versies van standaarden gepubliceerd waarmee softwareleveranciers van gemeenten, provincies en waterschappen kunnen starten met het bouwen van de koppelingen tussen lokale systemen en de landelijke voorziening. In nauwe afstemming met Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Interprovinciaal Overleg (IPO) en Unie van Waterschappen (UvW) zijn afspraken gemaakt over het toekomstige beheer van het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO-LV), resulterend in een beheerovereenkomst die in december door de Minister en de koepels is ondertekend.

Voor de komende jaren heeft het kabinet dit jaar een vernieuwingsagenda opgesteld, om het verkiezingsproces te versterken. Deze vernieuwingsagenda is in nauwe samenwerking met de gemeenten die belast zijn met de organisatie van de verkiezingen opgesteld. Het uitgangspunt is dat iedereen die dat wil, moet kunnen volgen hoe de uitslag wordt berekend. Daarmee krijgen burgers vertrouwen in de digitale hulpmiddelen, die transparant en controleerbaar zijn. Daar werken wij als BZK aan. Verder willen we het stemmen toegankelijker maken en kiezers waar nodig hulp bieden. De voorbereidingen voor de realisatie van deze agenda zijn in 2018 gestart (Kamerstukken II 2017/18, 31 142, nr. 83).

Om tot een levende democratie te komen, waar burgers mee kunnen doen, is er in het afgelopen jaar een impuls gegeven aan de versterking en vernieuwing van de lokale democratie en het lokaal bestuur. Vanuit het Plan van aanpak Versterking lokale democratie (Kamerstukken II 2017/18, 34 775-VII, nr. 69) en bestuur en het samenwerkingsprogramma Democratie in Actie (Initiatief van BZK, de VNG en de beroeps- en belangenverenigingen) zijn activiteiten ondernomen, gericht op de verbinding tussen inwoners en bestuur, de ondersteuning van politieke ambtsdragers in de lokale democratie en een grotere weerbaarheid van het lokaal bestuur. Dit heeft onder andere geleid tot de ondersteuning van gemeenten om ruim baan te geven aan bewonersinitiatieven en Right to Challenge, een digitale leeromgeving voor raadsleden en gemeenteraden, verschillende proeftuinen digitale democratie en een verhoogde raadsvergoeding voor alle raadsleden in kleine gemeenten. Een groot deel van deze instrumenten werd gepresenteerd op de Dag van de lokale democratie op 16 november 2018.

Naast deze activiteiten is het afgelopen jaar geïnvesteerd in goede toerusting van al die raadsleden die dagelijks, met toewijding en hart voor de publieke zaak, werk maken van onze democratie. Zo is met de VNG overeengekomen dat de raadsvergoeding voor alle raadsleden in kleine gemeenten wordt verhoogd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2018–2019, 35 000 VII, nr. 37), is er een nieuw rechtspositiebesluit in werking getreden, waarin randvoorwaarden zijn gecreëerd voor een passende pensioenvoorziening voor raadsleden. Daarnaast zijn de mogelijkheden voor ondersteuning en functiegerichte scholing van politieke ambtsdragers verbeterd en kunnen alle raadsleden sinds maart 2018 gebruik maken van een geactualiseerd scholings- en professionaliseringsaanbod en een digitale leeromgeving. Maar investeren in de lokale democratie is breder, bijvoorbeeld in een krachtige gemeenteraad. Tussen BZK en de Vereniging van Griffiers is een Democratiepact gesloten ten behoeve van de professionalisering van griffiers. Verder is een pilot contactpunt ingericht voor de ondersteuning van lokale en decentrale politieke partijen die niet vertegenwoordigd zijn in de Tweede Kamer.

In maart 2019 zijn de Staten- en Waterschapsverkiezingen, waarna er weer nieuwe leden geïnstalleerd zullen worden. Voor deze leden hebben we het afgelopen jaar een digitale leeromgeving klaargezet zodat Statenleden en leden van het algemeen bestuur van Waterschappen een vliegende start kunnen maken in hun rol als volksvertegenwoordiger. Met deze en bovengenoemde maatregelen voor goed toegeruste volksvertegenwoordigers wordt tegemoetgekomen aan de adviezen van de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) in het rapport «Voor de publieke zaak».

Werken aan maatschappelijke opgaven vergt dat ambtenaren in processen van co-creatie en co-realisatie samenwerken met externe partijen. Het Interdepartementaal Platform Integriteit Management (IPIM) onderzocht samen met andere publieke werkgevers en experts waar ambtenaren dan tegenaan lopen, welke dilemma’s zij ervaren en hoe zij geholpen kunnen worden zo’n proces op integere wijze vorm te geven. Belangrijke uitdagingen liggen op het gebied van informatiedeling, creativiteit en loyaliteit. Voldoende flexibiliteit binnen organisatieprocessen en voldoende ruimte en steun van de ambtelijke leiding blijken belangrijke factoren.

Bescherming van de democratie en grondrechten

In 2018 is nadrukkelijk aandacht besteed aan het thema weerbaar bestuur. Met 30 relevante organisaties is het Netwerk Weerbaar Bestuur opgericht, dat activiteiten en bijeenkomsten organiseert rond de veiligheid en integriteit van politieke ambtsdragers en versterking van kwetsbare werkprocessen binnen gemeenten om ondermijning vanuit georganiseerde criminaliteit tegen te gaan. Voor bewustwording en handelingsperspectief rond bedreiging van politieke ambtsdragers zijn in 2018 daarvoor onder meer een zelfscan veiligheid politieke ambtsdragers, een woningscan voor burgemeesters en wethouders en een Ondermijningsapp voor bestuurders en volksvertegenwoordigers gelanceerd en zijn gratis trainingen Omgaan met intimidatie en bedreigingen voor burgemeesters en wethouders beschikbaar gesteld. Ter versterking van het integriteitsbeleid is voorts onderzocht hoe de screening van kandidaat-bestuurders kan worden aangescherpt. Dit leidt begin 2019 tot een basisscan integriteit en in de loop van 2019 tot wetgeving inzake een verplichte VOG voor wethouders.

De bestuurlijk-preventieve aanpak van ondermijning heeft zich in 2018 gericht op de ontwikkeling van een gebiedsgerichte aanpak van gelegenheidsstructuren. Met analyse van (big)data is de uitvoering van de city deal Zicht op Ondermijning verder voortgezet. In samenwerking met onder meer het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), medeoverheden en maatschappelijke instellingen is de Actie-agenda Vakantieparken opgezet, met concrete activiteiten die in 2019 en 2020 worden uitgevoerd. In de Leerkring gebiedsgerichte aanpak ondermijning delen gemeenten periodiek hun ervaringen.

Voor het tegengaan van antidemocratische tendensen en ongewenste buitenlandse inmenging is in 2018 samen met SZW een afwegingskader problematisch gedrag ontwikkeld. Daarnaast is – met het oog op de verkiezingen in 2019 – ingezet op de aanpak van desinformatie, onder meer door de voorbereiding van een bewustwordingscampagne die begin 2019 wordt uitgevoerd.

Via de impuls Weerbaar Bestuur is in samenwerking met 24 gemeenten gestart met activiteiten die kunnen bijdragen aan beleidsontwikkeling en -innovatie op bovengenoemde onderdelen van de aanpak van weerbaar bestuur. Ook hebben elf provincies impulsvoorstellen ingediend voor de aanpak van vakantieparken. De betrokken gemeenten en provincies hebben hiervoor een financiële bijdrage ontvangen en cofinanciering geregeld. Via de websites http://www.politiekeambtsdragers.nl en http://www.weerbaarbestuur.nl zijn diverse instrumenten beschikbaar.

De verantwoordelijkheid van BZK in relatie tot de bescherming van de democratie en grondrechten gaat verder dan de weerbaarheid van bestuur. De AIVD staat voor de nationale veiligheid door tijdig dreigingen en risico’s te onderkennen die niet direct zichtbaar zijn. Nationale veiligheidsbelangen worden voortdurend bedreigd door terrorisme, cyber-, inlichtingenactiviteiten en heimelijke (politieke) beïnvloeding door statelijke actoren in een veranderende geopolitieke context. De huidige jihadistische dreiging kenmerkt zich door een «nieuw normaal», namelijk een voortdurende dreiging van aanslagen in en tegen het Westen van mondiaal opererende jihadistische organisaties en lokale jihadistische bewegingen of radicaal-islamistische individuen. Dat manifesteerde zich in 2018 met een drietal incidenten waarbij enkele slachtoffers zijn gevallen. Daarnaast zijn diverse aanhoudingen verricht van personen die voorbereidingen voor aanslagen troffen. Eind september arresteerde de politie, na informatie van de AIVD, zeven jihadisten die een aanslag wilden plegen waarbij veel slachtoffers hadden moeten vallen. De dreiging van aanslagen door jihadisten die zijn geïnspireerd, gestimuleerd of aangestuurd door ISIS blijft aanwezig, ondanks het feit dat van het zogenaamde «kalifaat» nog nauwelijks grondgebied over is. Ook Al Qaida blijft de intentie houden het Westen te treffen.

Binnen de radicale islam focust de AIVD zich met name op het salafisme en heeft de AIVD een aantal uitgebreide analyses over het salafisme opgesteld. Ook probeert de AIVD de invloed van buitenlandse financiering van de activiteiten van salafisten in kaart te brengen. In dit kader heeft de AIVD het afgelopen jaar briefings verzorgd aan diverse gemeenten en andere overheidspartners. Landen neigen er steeds meer naar om hun eigen belangen te beschermen. Staten schuwen niet om via (digitale) spionage of sabotage hun eigen economische en/of politieke positie te verstevigen. De bedrijven die een vitale rol spelen in ons land hebben we geïnformeerd over spionage- en sabotagerisico's. Een complicerende factor bij deze risico's is dat specifieke (vitale) bedrijven werk uitbesteden aan bedrijven in andere landen die soms zeer nauwe banden met de staat of zelfs inlichtingendiensten hebben. Hierdoor kunnen andere landen belangrijke Nederlandse organisaties mogelijk beïnvloeden en/of daar effectiever spioneren. Daarnaast heeft in 2018 een prioritering en versnelling plaatsgevonden voor het inrichten van detectiefaciliteiten om (spionage)dreiging binnen het netwerkverkeer richting departementen te kunnen onderkennen. De AIVD werkt intensief samen met onder andere de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) om gevaren te onderkennen en in te dammen.

Door globalisering en digitalisering lijken grenzen nauwelijks meer te bestaan. Staten schuwen niet om via (digitale) spionage of sabotage hun eigen economische en/of politieke positie te verstevigen. Landen zetten digitale en klassieke middelen in met het doel om menings- en besluitvorming in Nederland in een voor hun gunstige richting te beïnvloeden. Ook zijn er landen die invloed proberen te houden op mensen die ooit geëmigreerd of gevlucht zijn naar Nederland. Daarbij is ook sprake van intimidatie van en geweld richting deze zogenaamde «tweede gemeenschappen». De AIVD heeft normbeelden opgesteld over mogelijke risico’s van migratie voor de nationale veiligheid. Deze vormden input voor de taskforce van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ter ondersteuning van het lidmaatschap van Nederland van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

Per 1 mei 2018 is de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) in werking getreden. Deze wet zorgt voor een modernisering van de bevoegdheden van de AIVD en meer waarborgen voor de persoonlijke levenssfeer van burgers. Een van die waarborgen is de instelling van de onafhankelijke Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) die de toestemming van de Minister voor de inzet van een bijzondere bevoegdheid toetst op rechtmatigheid, voorafgaand aan de inzet. In de eerste rapportages van de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) en ook Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) van eind 2018 wijzen deze commissies erop dat (delen van) de processen en systemen nog niet voldoende op orde zijn. De implementatie van de nieuwe Wiv vergt veel van de diensten. De Minister heeft aan de Tweede Kamer laten weten dat na de inwerkingtreding van de Wiv 2017 bleek dat de nieuwe wet meer impact op de diensten heeft dan bij de totstandkoming van de wet werd gedacht.

Wonen in energiezuinige woningen en in een prettige leefomgeving

Het klimaatakkoord heeft een forse stempel gedrukt op 2018 waarbij samen met departementen, medeoverheden en sectoren is gewerkt om de ambitie uit het regeerakkoord om 49% CO2-reductie te bereiken uit te werken. Het eerste resultaat is het ontwerp-klimaatakkoord dat op 21 december aan de Tweede Kamer is aangeboden (Kamerstukken II 2018/19, 32 813, nr. 263). Het programma Nederland Circulair is in 2018 aan de Kamer aangeboden, waarin de ambitie is uitgesproken 50% minder primaire grondstoffen in 2030 te gebruiken (Kamerstukken II 2017/18, 32 852, nr. 59). Dit kabinetsprogramma wordt uitgevoerd in samenwerking met partijen uit de bouw, te weten marktpartijen, consumenten, andere overheden en kennisinstellingen.

Regelgeving is tegen het licht gehouden om mogelijke belemmeringen voor de energietransitie op te heffen. In 2018 is het gebruik van aardgas bij nieuwbouw van woningen niet meer toegestaan (Staatsblad 2018, 197) en is gewerkt aan de nieuwe energieprestatie-eisen voor de nieuwbouw, een belangrijke stap in de richting van een CO2-neutrale gebouwde omgeving.

In 2018 heeft de Taskforce van de Bouwagenda een programmatische aanpak verder uitgewerkt waarin aan de hand van een aantal overkoepelende thema’s (roadmaps) het uitvoeringsprogramma is vormgegeven. Het doel hiervan is de bouwsector toekomstbestendig maken. Het bedrijfsleven, kennisinstellingen en de overheid werken samen om de bouwsector te versterken, bijvoorbeeld door het verduurzamen van woningen en een effectiever gebruik van grondstoffen. Gezien de opgave om de woningvoorraad te verduurzamen en het toenemend personeelstekort in de bouw is het van groot belang dat partijen in de bouw gezamenlijk werken aan innovatieve en kostenbesparende oplossingen.

Vanaf 2023 mogen kantoren met een oppervlakte van 100m2 of meer, met uitzondering van monumentale panden en enkele andere categorieën, alleen nog gebruikt worden als zij minstens energielabel C hebben (Kamerstukken II, 2016/17, 30 196, nr. 485).

Als onderdeel van een interbestuurlijk Programma Aardgasvrije Wijken is gestart met de selectie van grootschalige proeftuinen om buurten en wijken aardgasvrij te maken. De ervaringen uit de proeftuinen moeten leiden tot een aanpak die haalbaar en betaalbaar is.

Ook is een start gemaakt met het Innovatieprogramma aardgasvrije en frisse basisscholen. Met dit programma worden in circa tien pilots schoolgebouwen verduurzaamd tot aardgasvrije scholen met een goed binnenklimaat, met een opschaalbare aanpak.

Bij 90% van de labelplichtige transacties in de koopsector in 2018 is het energielabel overhandigd (bron: Kadaster/RVO). Ook de voorlichtingscampagne «Energie besparen doe je nu» is voortgezet, gericht op particuliere woningeigenaren en VvE’s. De Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH) is in 2018 verlengd tot 2022. Het beroep op deze regeling is gegroeid en ook VVE’s vragen nu subsidie aan voor de onder meer groene meerjaren onderhoudsplannen.

Het beroep op het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) met laagrentende financiering voor individuele huiseigenaren en VvE’s was in 2018 zo groot dat het fonds werd uitgeput. Om deze reden zijn in 2018 vanuit de Rijksbegroting middelen toegevoegd aan het NEF, waarmee het NEF ook weer nieuw geld van private kredietverstrekkers zal aantrekken, zodat nogmaals € 300 mln. aan leningen kan worden verstrekt.

In de huursector heeft BZK in 2018 een versnelling van de energiebesparing nagestreefd door onder meer de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP), welke succesvol en volledig uitgeput is.

In 2018 nam wederom de vraag naar woningen toe, vooral in enkele grote stedelijke gebieden van het land. Deze woningbehoefte blijft stijgen en draagt bij aan verder oplopende krapte en stijgende prijzen op de woningmarkt. De overkomst van de omgevingswet en ruimtelijke ordening naar BZK maakt het mogelijk de regionale ontwikkeling en de bouwopgave integraal aan te sturen. Zo is met het opstellen van de notitie «Kabinetsperspectief NOVI» (Kamerstukken II, 2018/19, 34 682, nr. 6) de eerste stap gezet richting de ontwerp-NOVI (deze is medio 2019 gereed).

In 2018 zijn met verschillende partijen op nationaal niveau afspraken gemaakt om de woningmarkt te verbeteren. De verschillende partijen zetten in op 75.000 nieuw te bouwen woningen per jaar tot 2025. Zij doen dit door in te zetten op het vergroten en het versnellen van het aanbod, betaalbaarheid en een betere benutting van de huidige voorraad. Afspraken die vervolgens in de Nationale woonagenda zijn gemaakt, worden in verschillende snelheden en samenstellingen opgepakt en uitgewerkt.

In 2018 is de productie van nieuwbouwwoningen toegenomen. In 2018 heeft de Minister gesprekken gevoerd met de 5 stedelijke regio’s waar de krapte het grootst is over het versnellen en vergroten van de woningbouw, en de aanpak van de gevolgen van de krapte. Naast de nieuwbouw levert transformatie van leegstaande gebouwen sinds 2013 aanvullend gemiddeld tussen de 6.000 en 8.000 woningen per jaar op. Het aantal voor 2018 bedraagt 7.570 (https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2018/45/ruim-7–500-woningen-door-transformatie-van-gebouwen). Het totaal aantal nieuw opgeleverde woningen in 2018 bedraagt ca. 66.000 (https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2019/04/bijna-66-duizend-nieuwbouwwoningen-in-2018#id=undefined).

Om transformatie verder de te versnellen is in 2018 de Financieringsfaciliteit Binnenstedelijke Transformatie operationeel gemaakt, waarvoor in totaal € 38 mln. beschikbaar is gesteld. Vanuit deze financieringsfaciliteit worden geldleningen verstrekt aan initiatiefnemers van transformatieprojecten die in de markt onvoldoende financiering kunnen vinden om noodzakelijke voorinvesteringen te doen.

Ook in de vrije huursector wil het kabinet dat er meer betaalbare huurwoningen moeten komen. Daarom heeft het kabinet de aanbevelingen van de samenwerkingstafel Middenhuur (Kamerstukken II, 2017/18, 32 847, nr. 316)in de praktijk gebracht. Het online Platform marktverkenning waar gemeenten, investeerders en woningcorporaties elkaar kunnen vinden is gelanceerd. Door de markttoets te vereenvoudigen is mogelijk gemaakt dat woningcorporaties gemakkelijker middenhuurwoningen bouwen in wijken waar dat nodig is. Daarnaast is het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 gewijzigd om bestaande middenhuurwoningen te behouden en nieuwbouw te stimuleren.

De Autoriteit woningcorporaties (Aw) en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) werken samen in het programma Verticaal Toezicht (Kamerstukken II, 2018/19, 29 453, nr. 486). Om de consistentie tussen de gebruikte financiële normen te vergroten, en de administratieve lasten voor corporaties te verminderen is een samenwerkingsconvenant tussen Aw en WSW afgesloten.

Een Rijksdienst die met de tijd meegaat vraagt continue aandacht

Voor het huidige kabinet is het verduurzamen van Nederland een speerpunt. Ook via het eigen handelen wil de Rijksoverheid hieraan een bijdrage leveren. Het kabinet heeft de ambitie om de inkoopkracht van de overheid te benutten voor duurzame transities, innovatie en de inzet van kwetsbare groepen. De verduurzaming van de bedrijfsvoering heeft onder andere vorm en inhoud gekregen met het sluiten van het ontwerp-klimaatakkoord. Van daaruit is een investering gedaan in circa 25 projecten op het gebied van circulair en klimaatneutraal inkopen. Zo is onder andere geïnvesteerd in het vergroenen van ICT, het beter benutten van afval- en grondstofstromen en is het aantal vervoersbewegingen verminderd. Ook de portefeuille van het RVB biedt kansen de energietransitie en de transitie naar een circulaire economie te versnellen. Met programma’s zoals Energierijk Den Haag ondersteunt het RVB de energietransitie in de Haagse binnenstad. In de periode 2008–2018 heeft het RVB 40% energie bespaard in onze kantoren door deze duurzaam te renoveren en installaties goed in te regelen (bron: Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk).

Naast de uitdagingen in relatie tot het klimaatakkoord, is de vraag naar (rijkskantoor)huisvesting voortdurend in beweging. Zo is de tijdelijke huisvesting voor het European Medicines Agency (EMA) gereed gemaakt en is de nieuwbouw voor de definitieve huisvesting in mei van start gegaan. Ook is in 2018 gestart met een nieuwe actualisatie van de masterplannen voor rijkskantoren, waarbij een gedetailleerde uitvraag naar de huisvestingsbehoefte van Ministeries voor de komende jaren plaatsvond. Afhankelijk van het verloop van de matching van de huisvestingsbehoefte (vraag) met de vastgoedportefeuille, zullen de conceptmasterplannen in de eerste helft van 2019 gereed zijn. Vervolgens worden de politiekrelevante aspecten aan de Tweede Kamer gerapporteerd.

Om stappen te kunnen blijven zetten, is er blijvend aandacht voor een meer diverse samenstelling en een inclusieve cultuur van het rijksoverheidspersoneel. Zo is het Rijk als inclusieve organisatie met divers samengestelde teams één van de zeven focuspunten in het Strategisch Personeelsbeleid 2025, zoals omschreven in het rapport «In het hart van de publieke zaak» (Kamerstukken II 2017/18, 31 490, nr. 243). Ook is in dit kader een aantal activiteiten afgesproken om diversiteit en inclusie te bevorderen. Er wordt actief gestuurd op het zijn van een aantrekkelijke werkgever voor jong en oud, medewerkers met diverse kenmerken en de instroom van mensen met een arbeidsbeperking. Naar aanleiding van de motie Marcouch is ook in 2018 in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk gerapporteerd over de personele omvang naar gender, leeftijd en etnische diversiteit. Een ander focuspunt uit het Strategisch Personeelsbeleid 2025 is mobiliteit, de noodzaak om flexibel te kunnen inspelen op veranderingen, de aantrekkende en veranderende arbeidsmarkt en het feit dat de in- en uitstroom binnen het Rijk blijft stijgen, zijn hier aanleiding toe geweest.

Daarnaast is in 2018 een aantal acties opgezet voor de implementatie van het VN-verdrag voor mensen met een handicap via het Programma Onbeperkt Meedoen (Kamerstukken II 2017/18, 24 170 nr. 177). De rijksoverheid als werkgever zet daarbij in op inclusief werkgeverschap, toegankelijkheid van (Rijks)gebouwen en omgeving, toegankelijke ICT en communicatie, invloed via inkoop. Ook is het afgelopen jaar de meerjarige aanpak realisatie banen arbeidsbeperkten bij het Rijk geactualiseerd. Deze aanpak is nu toegesneden op de vereenvoudiging van de Wet Quotumregeling en Banenafspraak die de Staatssecretaris van SZW heeft toegelicht in haar brief van 20 november 2018 (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 137) aan de Tweede Kamer. Om het management in de rijksdienst een handvat te bieden om de instroom van de doelgroep te versnellen is eind 2018 een tweejarig rijksbrede programma gestart om hoger opgeleide mensen met een arbeidsbeperking te laten instromen bij het Rijk.

De rechtspositie van ambtenaren wordt met de implementatie van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) zo veel mogelijk gelijkgetrokken met de rechtspositie van werknemers in het bedrijfsleven. Voor de implementatie van de Wnra bij de sector Rijk is een belangrijke stap gezet met het maken van inhoudelijke afspraken daarover met de vakbonden in de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2018–2020 die 13 juli 2018 is gesloten. Deze afspraken hebben onder meer betrekking op de inrichting van het overleglandschap, de omgang met individuele geschillen en de wijze waarop de ongeveer 50 rijksbrede rechtspositionele regelingen worden omgevormd tot de eerste privaatrechtelijke cao voor het Rijk. Ook is in juli de nieuwe cao (2018–2020) voor rijksambtenaren ondertekend. In totaal krijgen rijksambtenaren er structureel 7% salaris bij. Daarnaast is er overeenstemming bereikt over een aantal inhoudelijke onderwerpen, zoals keuze werknemers van het moment waarop vakantiegeld en de eindejaarsuitkering wordt uitbetaald. Ook is in de cao afgesproken dat werknemers meer invloed op hun roosters krijgen, hetgeen nog verder met de bonden wordt ingevuld.

Het percentage vrouwen op de hoogste ambtelijke functies bij het Rijk (ongeveer 550 functies) is 36%. Omdat de ABD-doelgroep is uitgebreid, is dit percentage niet helemaal vergelijkbaar met het percentage van vorig jaar. Per 1 januari 2018 behoren alle lijnmanagers vanaf salarisschaal 15 en hoger tot de Algemene Bestuursdienst (ABD). Voorheen bestond de ABD in grote lijnen uit managers in de schalen 17 en hoger en directeuren met integrale managementverantwoordelijkheid in de schalen 15 en 16. Door deze uitbreiding van de ABD kunnen de werving en selectie voor deze nieuwe groep rijksbreed verder geharmoniseerd worden. Dit bevordert de mobiliteit en flexibele inzet en vergroot de mogelijkheid om rijksbreed te sturen op bijvoorbeeld diversiteit. Daarnaast is in 2018 de ICT-kennis onder topmanagers en managers verder vergroot door deelname aan de ICT-modules of -verdiepingssessies.

Tot slot zijn in 2018 beleidsvoornemens ten aanzien van de sturing op informatiebeveiliging en ICT binnen de Rijksdienst naar de Kamer gestuurd. Met de hierin benoemde combinatie van inhoudelijke, organisatorische en bestuurlijke maatregelen is het doel de informatieveiligheid, openbaarheid en uitvoering van ICT-projecten te verbeteren. Het kabinet heeft hiertoe het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011 herzien, om invulling te geven aan de aanbeveling van Commissie Elias op het gebied van coördinatie en systeemverantwoordelijkheid in het Rijks-ICT-domein (Kamerstukken II 2018/19, 26 643, nr. 573).

Overzicht beleidsdoorlichtingen

Realisatie beleidsdoorlichtingen

Artikel

Naam artikel

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Geheel artikel?

Artikel 1

Openbaar bestuur en democratie

               

1.1

Bestuur en regio

X

 

X

   

X

X 1

Ja

1.2

Democratie

X

         

X 1

Nee

Artikel 2

Nationale veiligheid

             

NVT

Artikel 3

Woningmarkt

               

3.1

Woningmarkt

     

X

     

Nee

Artikel 4

Woonomgeving en bouw

             

Nee

4.1

Energietransitie en duurzaamheid

   

X

       

Nee

Artikel 5

Ruimte en omgeving

               

5.1

Ruimtelijke ordening

   

X

       

Ja

5.2

Omgevingswet

               

Artikel 6

Dienstverlenende en innovatieve overheid

               

6.1

Verminderen regeldruk

     

X

     

Nee

6.2

Overheidsdienstverlening, informatiebeleid en informatiesamenleving

     

X

     

Nee

6.5

Reisdocumenten en basisadministratie persoonsgegevens

   

X

       

Nee

Artikel 7

Arbeidszaken overheid

   

X

         

7.1

Overheid als werkgever

           

X 2

Ja

7.2

Pensioenen, uitkeringen en benoemingsregelingen

           

X 2

Ja

Artikel 8

Kwaliteit Rijksdienst

               

Artikel 9

Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

               
X Noot
1

De beleidsdoorlichting op artikel 1 Openbaar bestuur en democratie vond plaats op beide onderdelen. Eind 2018 is de beleidsdoorlichting met de kabinetsreactie daarop aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2018/19, 30985, nr. 31). Zie verder onder Beleidsconclusies.

X Noot
2

De beleidsdoorlichting is eind 2018 aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2018/19, 30985, nr. 29).

Voor het meest recente overzicht van de programmering van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link.

Voor de realisatie van andere onderzoeken, zie bijlage «Evaluatie en overig onderzoek» (bijlage 2).

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1 mln.)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2017

Verleend 2018

Vervallen 2018

Uitstaande garanties 2018

Garantieplafond

Totaal plafond

Totaalstand risicovoorziening

Artikel 3 Woningbouw

Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)

81.057

0

843

80.214

80.214

79

Artikel 3 Woningbouw

Nationale Hypotheekgarantie (WEW)

197.000

8.000

0

205.000

205.000

137

Totaal

278.057

8.000

843

285.214

285.214

216

Waarborgfonds Sociale Woningbouw

Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) zorgt dat de deelnemende woningcorporaties toegang hebben tot de kapitaalmarkt tegen zo optimaal mogelijke financieringskosten. Dit doet het WSW door borg te staan voor de rente- en aflossingsverplichting van door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties. Op het moment dat een corporatie niet aan de rente- en aflossingsverplichting voldoet, kan een geldverstrekker aanspraak doen op het WSW.

Het Rijk en de gemeenten vormen de achtervang voor het WSW. Dit houdt in dat het Rijk en de gemeenten (beide voor 50%) een renteloze leningen aan het WSW verstrekken indien het WSW onvoldoende liquide middelen heeft om aan zijn verplichtingen te voldoen.

Achterborgstelling: Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) (bedragen x € 1 mln.)

Omschrijving

2017

2018

Achterborgstelling

81.0571

80.214

Bufferkapitaal

531

520

Obligo

3.060

3.034

Stand risicovoorziening

N.v.t

N.v.t

Bron: Jaarverslag WSW 2017 en voorlopige cijfers 2018

X Noot
1

Definitieve realisatie 2017 komt uit op € 81.005 mln.

Toelichting

Het WSW beschikt over een fondsvermogen en kan daarnaast indien nodig obligo ophalen bij de deelnemende woningcorporaties ter hoogte van € 3 mld. Ook kunnen woningcorporaties in financiële problemen onder bepaalde voorwaarden een aanvraag doen voor saneringssteun. Saneringssteun wordt bekostigd via een heffing aan corporaties. Alle woningcorporaties zijn op basis van de wet verplicht om deze heffing te betalen. Er kan tot maximaal 5% van de huursom (circa € 700 mln.) per jaar worden geheven. Financiële problemen bij corporaties worden in eerste instantie dus betaald door de corporatiesector zelf via het obligo en de saneringsheffing. Pas daarna komen Rijk en gemeenten in beeld via de achtervang. De achtervang is nog nooit aangesproken. De kans dat dit in de toekomst zal gebeuren, wordt zeer klein geacht. Per eind 2018 heeft het WSW € 80,2 miljard (voorlopig cijfer) aan garanties uitstaan.

De dalende lijn van de achterborgstelling en het obligo is in lijn met de trend afgelopen jaren. Getuige de Prognose informatie (dPi) die eind 2017 binnenkwam hebben de woningcorporaties investeringen/ bestedingen in de planning die naar verwachting zal leiden tot een kentering van deze trend (de dPi van eind 2018 is nog niet gefinaliseerd). Het bufferkapitaal daalde in 2018 door het kortlopende deel van de betaalverplichting voor de dienst der lening van woningcorporaties Stichting Humanitas Huisvesting (SHH) en Woonstichting Geertruidenberg (WSG). In aansluiting op het saneringsbesluit voor woningcorporatie WSG is een deel van de geborgde leningportefeuille van die corporatie afgelopen jaar afgelost met saneringssteun. De aflossing heeft mede bijgedragen aan de dalende lijn van de achterborgstelling en het obligo.

Nationale Hypotheekgarantie (NHG)

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Het Rijk vormt de achtervang van het WEW. Dit betekent dat het Rijk een achtergestelde renteloze lening aan het WEW zal verschaffen zodra het WEW onvoldoende vermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen. Tot 2011 vormde het Rijk samen met de gemeenten de achtervang van het WEW. Vanaf 1 januari 2011 vervult alleen het Rijk deze rol. Voor de oude gevallen blijven de gemeenten verantwoordelijk voor 50% van de achtervang.

Voor de achtervangfunctie van het Rijk draagt het WEW een vergoeding af aan het Rijk. In 2018 bedroeg deze afdracht 0,15% van iedere nieuwe afgegeven hypotheekgarantie. Deze afdracht wordt doorberekend aan de consument. In 2018 heeft het Rijk de afdrachten over het boekjaar 2017, ter grootte van afgerond € 30,6 mln., ontvangen. Dit bedrag is in de daartoe bestemde risicovoorziening gestort.

Achterborgstelling: Nationale Hypotheekgarantie (WEW) (bedragen x € 1 mln.)

Omschrijving

2017

2018

Achterborgstelling

197.0001

205.000

Bufferkapitaal

1.104

1.274

Obligo

n.v.t.

n.v.t.

Stand risicovoorziening

107

137.6

Bron: Jaarverslag WEW 2017 en voorlopige cijfers 2018

X Noot
1

Definitieve realisatie 2017 komt uit op € 198.000 mln.

Toelichting

De ontwikkeling van het aantal verliesdeclaraties is in 2018 verder gedaald van € 46,7 mln. in 2017 tot, naar verwachting, € 16,8 mln. in 2018. Deze afname is te verklaren door marktontwikkelingen en het beleid van het WEW. De achterborgstelling is toegenomen naar € 205 mld. ultimo 2018. Tegelijkertijd is het garantievermogen van het waarborgfonds verder toegenomen tot, naar verwachting, afgerond € 1,3 mld. ultimo 2018. Deze ontwikkeling is voornamelijk toe te schrijven aan een verdere groei van het aantal afgesloten garanties, in combinatie met een verdere afname van het aantal verliesdeclaraties en het gemiddelde verliesbedrag. In het actuarieel onderzoek van het WEW uit het derde kwartaal van 2018 wordt voor de periode 2019 – 2024 geen aanspraak op de achtervang van het Rijk voorzien.

Kengetallen stichting WEW (x € 1 mln.)

Omschrijving

2017

2018

Totaal aan gegarandeerde leningen

197.000

205.000

Garantievermogen

1.105

1.255

Totaal aan schadebetalingen

46,7

16,8

Bronnen: jaarrekening WEW 2017 en 4e kwartaalbericht 2018.

4. BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1. Openbaar bestuur en democratie

A Algemene doelstelling

Een bijdrage leveren aan een goed functionerend openbaar bestuur en democratie.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is verantwoordelijk voor het functioneren van het stelsel van het openbaar bestuur. Die verantwoordelijkheid richt zich op de bestuurlijke verhoudingen, het medebeheer van het Gemeentefonds en het Provinciefonds, en interbestuurlijk toezicht. De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de bestuurlijke organisatie (de Grondwet, de Gemeente- en Provinciewet, de Financiële verhoudingswet en de Wet gemeenschappelijke regelingen). In het regeerakkoord zijn op dit vlak ambitieuze beleidsvoornemens geformuleerd. Het gaat daarbij in de eerste plaats om de decentralisaties in het sociaal domein die door de Minister van BZK in hun onderlinge samenhang worden gecoördineerd en onder de verantwoordelijkheid van de bewindspersonen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Justitie en Veiligheid (JenV) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) worden uitgevoerd. In het verlengde hiervan voert de Minister van BZK een krachtig beleid gericht op het bewerkstelligen van voldoende uitvoeringskracht bij met name de gemeenten. Een tweede pijler van de legitimatie van het Nederlandse openbaar bestuur betreft het democratische en rechtsstatelijke gehalte van de publieke besluitvorming en beleidsvoering. In dat kader waarborgt de Minister van BZK het functioneren van het constitutionele bestel, waaronder het stelsel van de representatieve democratie dat waar nodig dient te worden aangevuld met directe en participatieve vormen van democratie. Daarbij gaat het in de eerste plaats om de verkiezingen (de Kieswet) voor vertegenwoordigende lichamen op de verschillende bestuurlijke niveaus. De Minister van BZK zorgt er tevens voor dat de Kiesraad zijn wettelijke taken adequaat kan vervullen. Daarnaast voert de Minister van BZK de op 1 mei 2013 in werking getreden Wet financiering politieke partijen (Wfpp) uit en is de Minister sinds 1 april 2012 verantwoordelijk voor de procesvoering met betrekking tot het Europees Burgerinitiatief.

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en uitvoering van Agenda Stad. Dit interbestuurlijke programma is gericht op (het bevorderen van) groei, leefbaarheid en innovatie in Nederlandse steden door middel van zogenoemde City Deals. De Minister van BZK is verder medeverantwoordelijk voor de Nederlandse bijdrage aan de uitvoering van de Europese Agenda Stad.

C Beleidsconclusies

In 2018 vond een beleidsdoorlichting plaats van beide onderdelen van dit artikel (Kamerstukken II 2018/19, 30985, nr. 31), te weten (1) de bijdragen aan de bestuurlijke en financiële verhoudingen en (2) verkiezingen. Het goed functioneren van het bestuurlijk en financieel stelsel is nodig om in te kunnen spelen op complexe maatschappelijke opgaven en toenemende regionale verschillen. Dat vraagt om voldoende flexibiliteit in het stelsel. Lopende initiatieven zoals het interbestuurlijk programma, de heroverweging financiële verhoudingen, Agenda Stad en herijking financieel toezicht worden doorgezet om te onderzoeken waar aanpassingen in wet- en regelgeving noodzakelijk zijn of om te ontdekken of er meer gebruik gemaakt kan worden van de ruimte die het stelsel reeds biedt. Kennis en onderzoek leveren hieraan een belangrijke bijdrage. De externe deskundigen benoemen over de inzet op het gebied van bestuur en financiën als verbeterpunt het verbeteren van de evaluatiecyclus om de doelmatigheid van het beleid beter te kunnen beoordelen. Bij een volgende beleidsdoorlichting wordt deze aanbeveling meegenomen.

De conclusie met betrekking tot het onderdeel verkiezingen is dat er geen aanleiding is tot verdere bijstelling of verbetering van het beleid. Grondwettelijk is vereist dat alle aspecten van kiesrecht en verkiezingen, inclusief experimenten, bij formele wet worden geregeld. Sinds 2007 is het staand kabinetsbeleid dat elke verkiezing wordt geëvalueerd. De evaluaties worden gedeeld en bediscussieerd met de Tweede Kamer. Zo is sprake van een, bijna jaarlijkse, cyclus waarin wordt teruggekeken op de verkiezing op basis waarvan weer besluiten worden genomen over het verkiezingsproces en de betreffende wet- en regelgeving.

Voor beide onderdelen is de conclusie dat ze hebben bijgedragen aan het functioneren van het openbaar bestuur.

Evaluatie Wet financiering politieke partijen (Wfpp)

De Wet financiering politieke partijen (Wfpp) is in 2017 integraal geëvalueerd door een onafhankelijke evaluatiecommissie (commissie Veling). Op 1 februari 2018 is het rapport 1 aangeboden aan de Tweede Kamer. Op 25 januari 2019 is de kabinetsreactie 2 op het rapport verschenen. Bij de kabinetsreactie is een aanvullend overzicht van conclusies, uitgangspunten en maatregelen aangeboden. Voorbeelden van genoemde maatregelen zijn een Wet op de politieke partijen, een contactpunt ter ondersteuning van lokale partijen en beperking van giften uit het buitenland.

Advies staatscommissie parlementair stelsel

In 2017 en 2018 onderzocht de Staatscommissie Parlementair Stelsel (commissie Remkes) de toekomstbestendigheid van het parlementaire stelsel. Op 13 december 2018 is het eindrapport «Lage drempels, hoge dijken» gepresenteerd met 83 aanbevelingen voor aanpassingen van onze democratie en rechtsstaat.3

Intrekking Wet raadgevend referendum

Op 21 maart 2018 vond een raadgevend referendum plaats over de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Naar aanleiding van het regeerakkoord is de Wet raadgevend referendum in 2018 ingetrokken.4

Regiodeals

De opbrengsten en inzichten uit onder meer de proeftuinen «Maak verschil», City Deals en het Actieprogramma Bevolkingsdaling zijn benut bij de inrichting van de aanpak en het sluiten van Regio Deals. Regio Deals zijn partnerschappen van Rijk en regio met als doel om de brede welvaart te versterken. Zo is bijvoorbeeld op 3 december 2018 door de Ministers van BZK en Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de gemeente Rotterdam de regiodeal Rotterdam-Zuid ondertekend. De middelen hiervoor komen uit de regio envelop en van de gemeente Rotterdam. Met de regiodeal wordt een stevige impuls gegeven aan het wegwerken van de sociaal-economische en fysieke achterstandspositie van Rotterdam-Zuid. De thema’s waar de deal zich op richt zijn wonen, werken, leren, veiligheid en cultuur.

Programma sociaal domein

Binnen het programma Sociaal Domein is het traject «Anders verantwoorden» uitgevoerd. Het betreft hier 10 pilots over onder meer horizontaal toezicht (Leeuwarden en Almere) en andere manieren van verantwoorden die passen bij andere vormen van bekostigen (Alphen aan den Rijn en West-Brabant West). In januari 2019 wordt het eindrapport opgeleverd. De stuurgroep verantwoording zal bezien of en zo ja in welke vorm het traject «Anders verantwoorden» voortgezet zal worden.

Gemeentelijke herindelingen

In 2018 heeft de parlementaire behandeling plaatsgevonden van 12 herindelingswetten. Door deze herindelingswetten is per 1 januari 2019, het aantal Nederlandse gemeenten afgenomen met 25 en zijn er vanaf dat moment nog 355 gemeenten. In 2018 heeft de Minister van BZK geen herindelingsadviezen ontvangen. Bijgevolg zijn er daarom in 2018 geen voorstellen voor een herindelingswet gedaan. Dat betekent dat er per 1 januari 2020 geen gemeentelijke herindelingen zullen plaatsvinden.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 Openbaar bestuur en democratie (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2014

2015

2016

2017

2018

2018

2018

Art.nr.

Verplichtingen:

16.323

49.536

35.380

30.876

40.314

28.920

11.394

                 
 

Uitgaven:

29.408

33.112

34.425

34.147

37.196

28.920

8.276

                 

1.1

Bestuurlijke en financiële verhouding

9.425

11.426

11.935

12.159

16.356

9.011

7.345

 

Subsidies

3.601

5.323

7.928

6.492

5.796

5.288

508

 

Communicatie, kennisdeling en onderzoek

995

1.630

105

0

0

0

0

 

Diverse subsidies

13

518

4.312

2.922

1.488

2.018

– 530

 

Oorlogsgravenstichting (OGS)

2.593

3.175

3.511

3.570

4.308

3.270

1.038

 

Opdrachten

5.702

5.997

3.942

3.321

1.799

3.657

– 1.858

 

Communicatie, kennisdeling en onderzoek

5.702

5.997

3.942

3.321

1.799

3.657

– 1.858

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

0

0

0

2.282

8.661

0

8.661

 

Diverse bijdragen

0

0

0

2.282

8.661

0

8.661

 

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

122

106

65

64

100

66

34

 

Bijdragen internationaal

122

106

65

64

100

66

34

                 

1.2

Participatie

19.983

21.686

22.490

21.988

20.840

19.909

931

 

Subsidies

16.907

16.653

17.330

17.996

16.125

17.524

– 1.399

 

Politieke partijen

16.907

16.653

17.330

17.992

16.125

17.524

– 1.399

 

Raadgevend referendum

0

0

0

4

0

0

0

 

Opdrachten

2.918

4.047

3.167

2.390

3.099

2.385

714

 

Kiesraad

633

2.558

401

711

0

0

0

 

Raadgevend referendum

0

147

987

62

1.309

0

1.309

 

Verkiezingen

2.285

1.342

1.779

1.617

1.790

2.385

– 595

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

0

0

1.639

0

1.374

0

1.374

 

Raadgevend referendum

0

0

1.639

0

1.374

0

1.374

 

Bijdragen aan medeoverheden

158

943

350

1.602

242

0

242

 

Experiment centrale stemopneming

158

943

304

1.203

10

0

10

 

Raadgevend referendum

0

0

0

399

0

0

0

 

Verkiezingen

0

0

46

0

232

0

232

 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

43

4

0

0

0

0

 

Kiesraad

0

43

4

0

0

0

0

                 
 

Ontvangsten:

25.352

25.768

26.733

26.952

25.025

21.965

3.060

E Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

1.1 Bestuurlijke en financiële verhoudingen

Subsidies

Diverse subsidies

Er zijn subsidies verstrekt aan het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO), Kenniscentrum Europa Decentraal (KED), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het A&O-fonds.

Het COELO heeft de jaarlijkse subsidie ontvangen voor informatieverstrekking over lokale lasten aan burgers en bedrijven ontvangen.

KED is een gezamenlijk initiatief van BZK, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW). Het Kenniscentrum krijgt subsidies van BZK en de koepels voor het (kosteloos) geven van voorlichting en advies aan gemeenten, provincies, waterschappen en decentrale samenwerkingsverbanden over de toepassing van Europees recht en beleid. Naast deze subsidie voor de reguliere dienstverlening krijgt het Kenniscentrum subsidie voor de uitvoering van een aantal taken voor het Coördinatiepunt Staatssteun Decentrale Overheden (CSDO). KED zet deze subsidie in voor het begeleiden van decentrale overheden bij het kennisgeven van hun steunmaatregelen aan de Europese Commissie en voor de werkzaamheden met betrekking tot de jaarlijkse staatssteunrapportage.

De VNG heeft een subsidie ontvangen voor de activiteiten van het Ondersteuningsteam Asielzoekers Vergunninghouders (OTAV) voor het project «lokale preventieve aanpak gezondheidsbevordering statushouders».

Het A&O fonds heeft een subsidie ontvangen voor het Ondersteuningsprogramma Vakmanschap en Professionalisering Gemeenten ten behoeve van het ondersteunen van ambtenaren bij de organisatorische en personele veranderopgaven in het sociaal en brede fysiek domein.

De lagere realisatie op diverse subsidies ten opzichte van de begroting komt door een herschikking tussen dit instrument met bijdragen aan ZBO’s / RWT’s en de subsidie Oorlogsgravenstichting.

Oorlogsgravenstichting (OGS)

Namens de Nederlandse overheid onderhoudt de Oorlogsgravenstichting wereldwijd ongeveer 50.000 graven van Nederlandse oorlogsslachtoffers. Deze graven liggen in meer dan vijftig landen, verspreid over vijf continenten. Het zwaartepunt ligt daarbij in Indonesië. Tevens verzorgt de stichting ruim 10.000 graven van militairen van de geallieerde strijdkrachten in Nederland.

Als gevolg van rentefluctuaties pensioenen, wisselkoersfluctuaties en hoge loon en prijsindexatie in Indonesië zijn de bestemmingsreserves over de periode 2013–2017 gedaald waardoor het niveau van de reserves in 2018 als te laag wordt ingeschat om de ontstane risico's af te dekken. Op grond hiervan en gelet op de artikelen 2 en 3 van de Subsidieregeling Oorlogsgravenstichting en het Kaderbesluit BZK-subsidies is over 2018 een incidentele subsidie toegekend.

Ten behoeve van deze incidentele subsidie heeft een herschikking plaatsgevonden met diverse subsidies en Opdrachten.

Opdrachten

Communicatie, kennisdeling en onderzoek

Dit betreffen diverse opdrachten voor publicaties, congressen en onderzoeken ten behoeve van het goed functioneren van het openbaar bestuur.

De lagere realisatie ten opzichte van de begroting komt door een technische herschikking tussen dit instrument en het instrument bijdragen aan ZBO’s / RWT’s om de bijdragen aan de VNG en de UvW op de juiste instrumenten te verantwoorden.

Het adviesorgaan voor de Friese taal, DINGtiid, is op 1 januari 2014 met de inwerkingtreding van de Wet gebruik Friese taal ingesteld. De Minister van BZK stelt jaarlijks € 50.000 ter beschikking voor de financiering van het adviesorgaan en de uitvoering van het jaarplan. DINGtiid bracht in 2018 verschillende adviezen uit aan de provincie Fryslân en de rijksoverheid, onder andere over de Bestuursafspraak Friese taal en Cultuur 2019–2023 en de implementatie van het Europees Handvest. Deze adviezen worden zoveel mogelijk betrokken bij de totstandkoming van beleid.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Diverse bijdragen

Dit betreffen bijdragen aan de VNG, Waarderingskamer, UvW, Stichting ICTU en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Bij Voorjaarsnota is extra budget ter beschikking gekomen voor het Interbestuurlijk Programma (€ 1,5 mln.). Voor de bijdragen aan VNG voor de stichting FIER is geld overgeboekt vanuit het Gemeentefonds. Dit geldt ook voor de bijdrage aan de Waarderingskamer (totaal € 5,6 mln.). Tot slot waren uitgaven onder het instrument opdrachten begroot, waarvoor een herschikking naar het juiste instrument bijdrage aan ZBO’s / RWT’s heeft plaatsgevonden.

In 2018 is de bijdrage aan de VNG ten behoeve van de stichting FIER eenmalig via de begroting van BZK verstrekt. Ook de bijdrage aan de Waarderingskamer is in 2018 eenmalig via de begroting van BZK verstrekt. Voor beide onderwerpen is het budget overgeboekt van het Gemeentefonds naar de begroting van BZK.

De VNG heeft in 2018 daarnaast de slotbetaling ontvangen van de bijdrage voor het organiseren van een aantal activiteiten ten behoeve van het opstarten van het Interbestuurlijk Programma (IBP) en een bijdrage voor de «Visite-commissie Financiële beheersbaarheid». Het VNG congresbureau heeft een bijdrage ontvangen voor de organisatie van een symposium.

De UvW heeft een bijdrage ontvangen voor de activiteiten van het programmateam van het Interbestuurlijk Programma, voor onder meer de organisatie en continuering van het programma, de inzet van experts, communicatie en diverse bijeenkomsten.

De stichting ICTU heeft een bijdrage ontvangen voor de ondersteuning van het Interbestuurlijk programma, het aantrekken van regioadviseurs en de activiteiten in het Sociaal Domein.

Aan het CBS is een bijdrage verstrekt voor de Praktijkbeproeving toekomstbestendige ontsluiting financiële gegevens (IV3) decentrale overheden.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Bijdragen internationaal

Het European Knowledge Network heeft de jaarlijkse contributie ontvangen voor het lidmaatschap van Nederland van dit instrument voor transnationale en interregionale samenwerking.

Het programma «Europa voor de burger» biedt financiële ondersteuning aan burgers en organisaties die een actief Europees burgerschap bevorderen om zo het proces van Europese integratie te stimuleren en de kloof tussen de burger en de Europese Unie te verkleinen. Om het programma bekendheid te geven en belangstellenden bij te staan bij het indienen van subsidieaanvragen, faciliteert de Europese Commissie in samenwerking met de lidstaten Europe for Citizens Points (ECP). In Nederland is het ECP belegd bij Dutch Culture, waaraan ook in 2018 een jaarlijkse bijdrage is verstrekt. Met de bijdrage van BZK heeft Dutch Culture ECP-activiteiten uitgevoerd. Zo hebben zij met deze bijdrage het programma onder de aandacht gebracht bij overheden, maatschappelijke organisaties, fondsen, politiek en agentschappen, hebben ze organisaties geadviseerd bij ECP-subsidie aanvragen en hebben ze bijeenkomsten georganiseerd.

1.2 Participatie

Subsidies

Politieke partijen

Politieke partijen krijgen subsidie op grond van de Wfpp. Een politieke partij komt voor subsidie in aanmerking als zij voldoet aan een aantal in deze wet genoemde voorwaarden. In 2018 ontvingen dertien politieke partijen subsidie.

Het gerealiseerde bedrag over 2018 valt lager uit omdat niet alle in de Tweede Kamer vertegenwoordigde partijen aanspraak hebben gemaakt op de mogelijkheid van financiering op basis van de Wfpp.

Partij

Waarde 2014

(in €)

Waarde 2015

(in €)

Waarde 2016

(in €)

Waarde 2017

(in €)

Waarde 20181

(in €)

VVD

3.754.370

3.702.152

3.565.054

3.382.390

3.100.663

PvdA

3.614.965

3.558.735

3.437.283

2.432.252

1.368.197

SP

1.598.631

1.524.176

1.601.846

1.581.598

1.496.922

CDA

1.675.014

1.648.734

1.651.300

1.924.344

2.057.472

D66

1.566.367

1.570.213

1.561.302

1.870.175

2.077.049

CU

937.648

938.383

934.734

963.474

921.182

GL

821.781

820.801

840.522

1.250.993

1.657.287

SGP

902.235

908.654

905.595

939.131

864.740

PvdD

620.441

621.330

632.359

763.276

886.447

50PLUS

392.531

458.533

399.277

504.017

567.935

OSF

360.575

333.942

233.002

366.571

375.581

VNL

0

0

349.831

138.482

0

DENK

0

0

157.231

303.606

535.373

FvD

0

0

0

589.458

718.650

Totaal

16.244.559

16.085.652

16.269.336

17.009.767

16.627.499

X Noot
1

Het betreft hier voorlopige bedragen. 80% daarvan is inmiddels uitgekeerd. Uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op het subsidiejaar moeten partijen een definitieve subsidieaanvraag indienen. Als bij de beoordeling daarvan blijkt dat de partijen voldoen aan de voorwaarden, wordt de resterende 20% uitgekeerd. De loon- en prijsbijstellingen over 2018 moeten nog in deze bedragen worden verwerkt.

Bij Najaarsnota is € 1,5 mln. herschikt ten behoeve van activiteiten gericht op het weerbaar maken van het lokale bestuur.

Daarnaast is € 0,5 mln. overgeboekt vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) conform de Wet financiering politieke partijen. Deze middelen gebruiken politieke partijen voor de steun die zusterpartijen in het buitenland geven aan de opbouw van een solide functionerend democratisch meerpartijensysteem.

Opdrachten

Raadgevend referendum

Aan de Referendumcommissie zijn bij 2e suppletoire begroting middelen beschikbaar gesteld voor de uitvoering van de subsidieregeling die de commissie, conform de Wet raadgevend referendum, heeft vastgesteld voor het raadgevend referendum over de Wiv2017. Tevens zijn aan de Referendumcommissie middelen verstrekt om, voorafgaand aan het raadgevend referendum, de kiezers te informeren over de inhoud van de Wiv 2017. De Wet raadgevend referendum is ingetrokken per 12 juli 2018.

Verkiezingen

Op 21 maart 2018 zijn in Nederland gemeenteraadsverkiezingen en een raadgevend referendum over de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 gehouden. Er is een landelijke informerende campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen gehouden, gemeenten en openbare lichamen zijn bij de uitvoering van de verkiezingen gefaciliteerd en de verkiezingen zijn geëvalueerd.

Het kabinet neemt verschillende maatregelen om de toegankelijkheid van de verkiezingen (voor mensen met een beperking) te vergroten. Vanaf 1 januari 2019 moet er in alle stembureaus een leesloep beschikbaar zijn voor kiezers met een visuele beperking. Hiervoor is in 2018 € 0,6 mln. via het gemeentefonds beschikbaar gesteld.

Er zijn tests uitgevoerd met nieuwe modellen stembiljetten en er is een steekproef uitgevoerd naar de toegankelijkheid van stemlokalen.

Er zijn middelen herschikt ten behoeve van burgerschap en weerbaar bestuur.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Raadgevend referendum

De Referendumcommissie heeft voor het raadgevend referendum over de Wiv-2017 subsidies verstrekt aan particulieren en rechtspersonen die activiteiten wilden uitvoeren om het debat over deze wet te stimuleren. Met inachtneming van de Wet raadgevend referendum heeft de Referendumcommissie hiervoor een subsidieregeling vastgesteld en gepubliceerd.5

Maximaal kon voor het raadgevend referendum over de Wiv-2017 € 2 mln. aan subsidies worden verstrekt. Het daadwerkelijk vastgestelde bedrag aan subsidies bedroeg € 1,37 mln. Omdat vooraf niet is te zeggen wanneer een raadgevend referendum wordt gehouden, zijn hiervoor geen middelen in de vastgestelde begroting opgenomen.

Bijdragen aan medeoverheden

Experiment centrale stemopneming

Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2018 hebben 22 gemeenten meegedaan aan een experiment met een centrale opzet van de stemopneming. Bij de herindelingsverkiezingen in november 2018 hebben 7 van de 12 (nieuwe) gemeenten meegedaan aan het experiment. De experimenten hebben plaatsgevonden op grond van de «Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming».6 In experimenteergemeenten verrichten de stembureaus na sluiting van de stemming om 21.00 uur in het stemlokaal alleen een voorlopige telling op lijstniveau. Het tellen van de op de kandidaten uitgebrachte stemmen gebeurt de volgende dag op een of meer centrale locaties, tijdens een openbare zitting, door een daarvoor in te stellen gemeentelijk stembureau. Doel van de experimenten is het telproces betrouwbaarder, transparanter en dus beter controleerbaar te maken. De deelnemende gemeenten hebben van het Ministerie van BZK via het gemeentefonds een tegemoetkoming ontvangen in de extra kosten die zij hebben gemaakt voor deelname aan het experiment. Uit budget Experiment centrale stemopneming is één gemeente betaald voor deelname. De overige gemeenten zijn uit het budget Verkiezingen betaald.

Verkiezingen

Zie Experiment centrale stemopneming.

Ontvangsten

Dit betreft voornamelijk de bijdrage van de waterschappen voor hun aandeel in de Waardering Onroerende Zaken kosten (WOZ-kosten) van de gemeenten en hun aandeel in de kosten van de Landelijke Voorziening WOZ (LV WOZ). In 2018 is € 2,3 mln. meer ontvangen dan geraamd, omdat het daadwerkelijk bij de waterschappen in rekening gebrachte bedrag, als gevolg van indexatie, hoger is dan het oorspronkelijk in het «Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken» geraamde bedrag.

Artikel 2. Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

A Algemene doelstelling

De AIVD staat voor de nationale veiligheid door tijdig dreigingen, internationale politieke ontwikkelingen en risico’s te onderkennen die niet direct zichtbaar zijn en doet daartoe onderzoek in binnen- en buitenland. De AIVD signaleert, adviseert en deelt gericht informatie met de samenwerkingspartners zodat deze de dreiging en risico’s kunnen reduceren. Waar nodig reduceert de AIVD bovendien zelfstandig risico’s.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor de taakuitvoering van de AIVD. De AIVD verricht onderzoek in binnen- en buitenland met behulp van open bronnen en bijzondere inlichtingenmiddelen. Op basis van de bevindingen informeert en adviseert de AIVD de afnemers met onder andere ambtsberichten, analyses en openbare publicaties.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties legt zo veel als mogelijk in het openbaar verantwoording af aan de Tweede Kamer. Waar dat niet kan, vanwege geheimhoudingsnoodzaak, gebeurt dit via de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) van de Tweede Kamer.

Tabel kengetallen
 

2017

2018

Aantal (gedrukte) openbare publicaties

6

2

Aantal ambtsberichten aan het Openbaar Ministerie (OM)

56

69

Aantal ambtsberichten aan Buitenlandse Zaken (BZ)1

18

32

Aantal dreigingsinformatie-producten ten behoeve van stelsel bewaken en beveiligen (art 8.2.e Wiv 2017)2

90

81

Aantal dreigingsinformatie-producten ten behoeve van beveiligingsbevorderende taak (art 8.2 c Wiv 2017)3

15

56

Aantal door AIVD afgeronde veiligheidsonderzoeken4

9.617

10.538

Aantal herhaalonderzoeken

1.459

1.446

Aantal geweigerde Verklaringen van Geen Bezwaar (VGB)

647

1.034

Bron: AIVD

X Noot
1

De gerapporteerde ambtsberichten zijn uitgebracht aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken in het kader van exportcontrole op strategische goederen (o.a. dual use).

X Noot
2

De gerapporteerde schriftelijke stelselproducten bewaken en beveiligen zijn: brieven, dreigingsanalyses, dreigingsinschattingen, dreigingsmeldingen, inlichtingenberichten, mededelingen, nota’s/memo’s en risicoanalyses.

X Noot
3

De gerapporteerde schriftelijke dreigingsinformatie-producten ten behoeve van de beveiligingsbevorderende taak zijn: beveiligingsadviezen, brieven, dreigingsanalyses, dreigingsinschattingen, nota’s/memo’s, risicoanalyses en weerstandsanalyses. Met ingang van de Rijksbegroting 2018 wordt ook gerapporteerd over het aantal verstrekte (beveiligings)adviezen in het kader van informatiebeveiliging.

X Noot
4

Met ingang van de Rijksbegroting 2018 wordt het aantal afgeronde veiligheidsonderzoeken gerapporteerd. De waarde 2017 geeft het aantal in behandeling genomen veiligheidsonderzoeken weer.

C Beleidsconclusies

Versterking veiligheidsketen

De AIVD heeft in 2018 aanvullende middelen toegekend gekregen om de inspanningen te intensiveren ten aanzien van cybersecurity (€ 7,5 mln. en € 2,2 mln.), contraterrorisme (€ 3 mln.). Bij Augustusbrief is vanuit het Ministerie van Justitie & Veiligheid incidenteel € 1,5 mln. overgeheveld voor detectie-gerelateerde investeringen.

Ondanks de krappe arbeidsmarkt en het geringe aanbod van ICT functiegroepen heeft de AIVD 190 nieuwe medewerkers weten te werven. Hiertoe is een interne taskforce opgericht. De geworven functieprofielen betreffen voornamelijk inlichtingenmedewerkers (bewerkers en analisten) en ICT-specialisten. De AIVD heeft voor 2018 en 2019 incidenteel € 6 mln. toegekend gekregen voor de werving van nieuw personeel.

Internationale samenwerking

De internationale samenwerking tussen de Europese veiligheidsdiensten op het gebied van de bestrijding van terrorisme vindt intensief plaats. In 2018 waren alle diensten binnen de Europese Counter Terrorism Group vertegenwoordigd in het platform op Nederlandse bodem, om informatie over buitenlandse strijders met elkaar te delen. Ook in 2018 heeft die informatie-uitwisseling bijgedragen aan het in kaart brengen van transnationale verbanden binnen het terrorisme en aan het onderkennen van aanslagen.

Het afgelopen jaar zijn voor alle buitenlandse collega-diensten met wie de AIVD samenwerkt, waaronder de partners in het samenwerkingsverband Counter Terrorism Group (CTG), zogeheten wegingsnotities opgesteld waarin de betrouwbaarheid, professionaliteit en democratische inbedding per dienst wordt aangegeven. Deze bepalen tot welk niveau de samenwerking kan gaan. Deze vaststelling was noodzakelijk om alle bestaande samenwerkingsrelaties te kunnen voortzetten met buitenlandse diensten. Deze weging vloeit vooruit uit de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017).

Gezamenlijke unit Veiligheidsonderzoeken van de AIVD en Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD)

Op 1 oktober 2018 is de gezamenlijke unit Veiligheidsonderzoeken (UVO) van de MIVD en AIVD formeel van start gegaan. Er is daarmee uitvoering gegeven aan de aanbeveling van de Commissie Dessens, om een gemeenschappelijke organisatie voor veiligheidsonderzoeken te vormen. Ook is in 2018 het beleid omtrent veiligheidsonderzoeken tussen de AIVD en de MIVD geharmoniseerd.

Huisvesting

De gevolgen van de groei van de AIVD en MIVD voor (het voornemen tot) de gezamenlijke huisvesting is in kaart gebracht in 2018.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 2 Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2014

2015

2016

2017

2018

2018

2018

Art.nr.

Verplichtingen:

188.833

242.487

206.751

241.762

260.757

249.167

11.590

                 
 

Uitgaven:

193.364

207.693

229.289

233.767

265.091

249.167

15.924

                 

2.1

Apparaat

183.638

196.794

217.938

216.917

249.741

238.067

11.674

                 

2.2

Geheim

9.726

10.899

11.351

16.850

15.350

11.100

4.250

                 
 

Ontvangsten:

8.692

6.199

12.862

14.646

16.233

12.714

3.519

E Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

Vanwege het bijzondere karakter van dit begrotingsartikel en de geheime uitgaven zijn de uitgaven niet nader uitgesplitst.

De toename van onderzoeksactiviteiten op verschillende werkterreinen en de ICT-investeringen hebben geleid tot een (beperkte) overschrijding van de uitgavenbegroting.

Ontvangsten

De ontvangsten van de AIVD hadden bijna volledig betrekking op de tarifering van de veiligheidsonderzoeken. Als gevolg van een toegenomen aantal veiligheidsonderzoeken is de realisatie hoger dan geraamd.

Artikel 3. Woningmarkt

A Algemene doelstelling

Een vrij toegankelijke, vraaggerichte woningmarkt met steun voor degenen die dat nodig hebben.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) voert de regie over een heldere verdeling van rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen op het terrein van wonen. Tevens voert de Minister van BZK via regelgeving de regie ten aanzien van het bevorderen van een evenwichtige verdeling van de woningvoorraad op grond van de Huisvestingswet.

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het beleid en de regelgeving met betrekking tot de betaalbaarheid van het wonen, onder meer via de Wet op de huurtoeslag, de huur(prijs)regulering en maatregelen ten aanzien van de koopwoningmarkt.

De Minister van BZK is medeverantwoordelijk voor regelgeving met betrekking tot de fiscale behandeling van de eigen woning en de hypothecaire leennormen. Tevens draagt de Minister van BZK zorg voor het kapitaalmarktbeleid betreffende investeringen in de woningmarkt, bijvoorbeeld via het beleid ten aanzien van de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW).

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het beleid en de regelgeving inzake de verhuurderheffing en de huurtoeslag. Tevens is de Minister van BZK verantwoordelijk voor het budgettair beheer van de huurtoeslag op grond van de Wet op de huurtoeslag. De uitvoering van de verhuurderheffing en de huurtoeslag is onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën belegd bij de Belastingdienst/Toeslagen. De Belastingdienst is ook verantwoordelijk voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de verhuurderheffing en huurtoeslag.

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de regelgeving ten aanzien van (het stelsel van) woningcorporaties. Woningcorporaties zijn via de Woningwet gebonden aan een begrensd werkdomein waarbinnen zij werkzaamheden met staatssteun mogen uitvoeren. Deze zijn het bouwen, verhuren en beheren van woningen met een lage huur voor huishoudens met een laag inkomen en andere doelgroepen die op de reguliere woningmarkt moeilijk een woning kunnen vinden.

De Minister van BZK draagt zorg voor een adequate uitvoering van een laagdrempelige beslechting van huurgeschillen. In het Burgerlijk Wetboek (art. 7:249 t/m 7:261) is vastgelegd dat huurders en verhuurders een beroep kunnen doen op de Huurcommissie. De organisatie en werkwijze van de Huurcommissie, evenals de administratieve ondersteuning door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), is vastgelegd in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw).

C Beleidsconclusies

Naar aanleiding van de evaluatie verhuurderheffing uit 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 32 847, nr. 248) zijn in 2018 enkele wijzigingen van de verhuurderheffing van kracht geworden. Dit betreft een verhoging van de heffingsvrije voet van tien naar vijftig woningen, een vrijstelling van de verhuurderheffing voor rijksmonumenten en het maximeren van de woningwaarde waarover de verhuurderheffing geheven wordt tot € 250.000 euro per woning. Deze wijzigingen maken onderdeel uit van een pakket waarvan een deel al per 1 april 2017 in werking is getreden. Dit betrof met name de introductie van een heffingsvermindering voor nieuwbouw van goedkope huurwoningen en de verruiming van bestaande heffingsverminderingen. Deze heffingsverminderingen zijn per 1 juli 2018 gesloten vanwege een verwachte overschrijding van het beschikbare budget (Kamerstukken II, 2017/18 32 847, nr. 361).

De hypothecaire leennormen beschermen de consument tegen overkreditering en dragen bij aan verantwoorde hypotheekverstrekking. Vanaf 2018 bedraagt de maximale hoogte van het hypothecair krediet ten opzichte van de waarde van de woning 100 procent. Om de toegang van starters tot de koopwoningmarkt niet onnodig te belemmeren wordt dit percentage niet verder verlaagd. Voor tweeverdieners geldt dat het inkomen van de minst verdienende partner in 2018 voor 70 procent meetelt bij het bepalen van het financieringslastpercentage. Ook kunnen leningdelen met een looptijd korter dan 10 jaar die volledig worden afgelost binnen de rentevastperiode vanaf 2018 getoetst worden met de geoffreerde debetrentevoet (Staatscourant 2017, 59413). Dit naar aanleiding van de uitkomsten van het Platform Maatwerk, waarbij geconstateerd is dat regelgeving op dit punt onnodig belemmerend was (Kamerstukken II 2016/17, 32 847, nr. 303).

In 2018 zijn de hypotheekrenteaftrek en het eigenwoningforfait gewijzigd (Kamerstukken II 2018, 35 026, nr. 504). Het maximale tarief van de hypotheekrenteaftrek wordt versneld afgebouwd naar het basistarief in 2023. Vanaf 2020 daalt het maximale tarief van de hypotheekrenteaftrek met 3%-punt per jaar. Het percentage eigenwoningforfait gaat omlaag. In 2020, 2021 en 2023 daalt het tarief van het eigenwoningforfait met 0,05%-punt.

In 2018 zijn met verschillende partijen op nationaal niveau afspraken gemaakt om de woningmarkt te verbeteren. De verschillende partijen zetten in op 75.000 nieuw te bouwen woningen per jaar tot 2025. Zij doen dit door in te zetten op het vergroten en het versnellen van het aanbod, betaalbaarheid en een betere benutting van de huidige voorraad. Afspraken die vervolgens in de Nationale woonagenda zijn gemaakt, worden in verschillende snelheden en samenstellingen opgepakt en uitgewerkt. Als invulling van de afspraken zijn onder meer de volgende trajecten opgestart ten behoeve van aandachtsgroepen op de huurwoningmarkt: de Actielijn wonen en zorg (TK 2017–2018 32.847, nr. 408, deze is tevens de uitwerking van het Pact voor de ouderenzorg van de Minister van VWS), de meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang (Kamerstukken II, 2017/18, 29 «325, nr. 93), de actieagenda vakantieparken (Kamerstukken II, 2018/19, 32 847, nr. 453), het actieplan studentenhuisvesting (Kamerstukken II 2018/19, 33 104, nr. 20) en de aanpak Goed Verhuurderschap (Kamerstukken II 2018/19, 32 747, nr. 439). Tevens is een nieuw beleidskader voor gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid gepubliceerd (Kamerstukken II 2017/18, 34 775-VII, nr. 70).

In 2018 is het toezicht op woningcorporaties verder versterkt, daarnaast zijn enkele maatregelen genomen om de administratieve lasten te verlichten. Zo is het accountantsprotocol verder vereenvoudigd, nadat de 0%- rapportage tolerantie al geschrapt was. Daarnaast hebben de Autoriteit woningcorporaties (Aw), het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW), Aedes en BZK gezamenlijk aan een beperking van de informatie-uitvraag gewerkt. Het eerste resultaat van deze samenwerking is de nieuwe uitvraag voor de prognose-informatie (dpi), waardoor de administratieve last ervan is gedaald met 25%. De uitvraag is ook consistenter geworden met de verantwoordingsinformatie. Bovendien is de toets op geschiktheid en betrouwbaarheid vereenvoudigd. De Aw verricht bij (her)benoemingen in meer gevallen een verlichte toets waarbij niet alle kandidaten meer standaard op gesprek hoeven te komen.

Gerealiseerde huurontwikkeling

Gerealiseerde huurontwikkeling

Bron: Monitoring huurbeleid 2018, Companen 2018

Sinds 2017 zijn AOW-gerechtigden en gezinnen (huishoudens van meer dan 3 personen) van de inkomensafhankelijke hogere huurverhoging uitgesloten. Daarnaast is maximale huurverhoging voor zelfstandige woningen sinds 2017 inflatie +2,5% (tot 2017 inflatie +1,5%), waarmee ruimte is geboden voor het toepassen van een staffel naar prijs/kwaliteit. De huursomstijging bij corporaties is beperkt (inflatie +1%) en omvat sinds 2017 naast de reguliere jaarlijkse huurverhoging ook de huurharmonisatie (huurverhoging bij nieuwe verhuringen) teneinde prijsstijging bij vrijgekomen huurwoningen te beperken.

Daarnaast is sinds 2017 de regeling voor de inkomensafhankelijke hogere huurverhoging gewijzigd. Er wordt nog maar één inkomensgrens gehanteerd, die gelijk is aan de DAEB-inkomensgrens voor woningcorporaties (2019: € 42.436). Deze inkomensafhankelijke hogere huurverhoging is meer dan inflatie+2,5%, maar maximaal inflatie+4%. Van deze hogere huurverhoging zijn sinds 2017 huishoudens met één of meer AOW-gerechtigden en huishoudens van vier of meer personen uitgezonderd, ongeacht de hoogte van hun huishoudinkomen.

In 2018 verhoogden de corporaties de huren van zittende huurders met gemiddeld 1,4%. Over het gehele woningbezit, dus inclusief de huurharmonisatie, bedroeg de huurstijging bij corporaties in 2018 2,1%. Commerciële verhuurders verhoogden in de gereguleerde huurwoningvoorraad hun huren bij zittende huurders gemiddeld met 3,0%. De gemiddelde huurverhoging per 1 juli 2018, de gemiddelde huurstijging exclusief harmonisatie, in de gehele gereguleerde huursector bij zittende huurders, is uitgekomen op 1,8%. Hiermee bleef de gemiddelde huurstijging exclusief harmonisatie ruim binnen het de maximale huurverhoging van 3,9%. De gemiddelde stijging van de consumentenprijzen over het voorgaande jaar (2017) bedroeg in Nederland 1,4%. In reële termen bedroeg de huurstijging bij de zittende huurders daarmee 0,4% (Monitoring huurbeleid 2018, Companen 20187).

Zie voor vergelijking met voorgaande jaren onderstaande tabel uit Monitoring huurbeleid 2018 (Companen 2018).

De gemiddelde huurstijging in de gereguleerde huurwoningvoorraad (nominaal), exclusief huurharmonisatie, naar type verhuurder 2009 – 2018
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Toegelaten instellingen

2,4%

1,2%

1,3%

2,2%

4,2%

4,0%

1,9%

1,0%

0,6%

1,4%

Commerciële verhuurders

2,3%

1,3%

1,2%

2,0%

3,6%

3,5%

2,5%

2,0%

2,4%

3,0%

Totaal

2,4%

1,2%

1,2%

2,2%

4,1%

3,9%

2,0%

1,3%

1,1%

1,8%

Bron: CBS-huurenquête 2018.

Om inzicht te geven in de uitwerking van de huurtoeslag op de huurlasten voor huurtoeslagontvangers laat de onderstaande tabel het aandeel zien van de bruto huur dat per saldo (na aftrek van de huurtoeslag) nog netto door huurtoeslagontvangers is verschuldigd.

In de berekening van de percentages is voor de gehele reeks van 2014 tot en met 2018 een wijziging doorgevoerd. De percentages die eerder in een begroting of jaarverantwoording zijn gemeld wijken dan ook af van de hieronder vermelde percentages. In de nieuwe systematiek wordt niet meer de (geschatte) huurontwikkeling vanaf het eerste jaar gebruikt om de huur te bepalen maar wordt een vaststaande huur per jaar bepaald. Omdat de percentages voor de vastgestelde oudere jaren niet meer zullen wijzigen is het effect van het huurtoeslag beleid in het begrotingsjaar op de netto huurontwikkeling van een huurtoeslag ontvanger beter te volgen en te verklaren. Het percentage is berekend voor voorbeeldhuishoudens met een minimuminkomen en een huur op exact 90% van de diverse huurgrenzen van de huurtoeslag.

Verhouding Bruto–Netto huur Huurtoeslag
         

Realisatie

Begroting

Afwijking

Huishoudtype

Netto Huur

2014

2015

2016

2017

2018

2018

2018

Eenpersoonshuishouden

Netto (huur rond kwaliteitskortingsgrens)

63,5%

62,6%

62,2%

60,0%

59,9%

59,9%

0,0%

Netto (huur rond aftoppingsgrens)

52,2%

51,5%

51,3%

49,7%

49,7%

49,7%

0,0%

Netto (huur rond huurgrens)

51,6%

50,9%

50,5%

49,1%

49,0%

49,0%

0,0%

Meerpersoonshuishouden

Netto (huur rond kwaliteitskortingsgrens)

63,5%

62,6%

62,2%

60,0%

59,9%

59,9%

0,0%

Netto (huur rond aftoppingsgrens)

51,0%

50,4%

50,2%

48,7%

48,7%

48,7%

0,0%

Netto (huur rond huurgrens)

52,0%

50,6%

49,6%

47,7%

47,3%

47,2%

0,1%

Eenpersoonsouderhuishouden

Netto (huur rond kwaliteitskortingsgrens)

62,9%

62,1%

61,8%

59,5%

59,4%

59,4%

0,0%

Netto (huur rond aftoppingsgrens)

51,8%

51,2%

51,0%

49,4%

49,4%

49,4%

0,0%

Netto (huur rond huurgrens)

51,3%

50,6%

50,3%

48,8%

48,7%

48,7%

0,0%

Meerpersoonsouderhuishouden

Netto (huur rond kwaliteitskortingsgrens)

62,4%

61,6%

61,3%

59,0%

59,0%

58,9%

0,0%

Netto (huur rond aftoppingsgrens)

51,4%

50,8%

50,6%

49,0%

49,0%

49,0%

0,0%

Netto (huur rond huurgrens)

51,0%

50,3%

50,0%

48,5%

48,4%

48,4%

0,0%

 

Bruto Huur

100%

100%

100%

100%

100%

100%

– 

Bron: Eigen berekening Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het percentage netto huur is de te betalen huurprijs (bruto huur) minus de huurtoeslag gedeeld door de bruto huur (%-netto huur=(bruto huur –/– huurtoeslag)/bruto huur).

Uit de tabel blijkt dat het aandeel van de netto huur dat door de huurtoeslagontvanger zelf netto nog betaald moet worden in 2018 nagenoeg gelijk is gebleven ten opzichte van 2017. Deze cijfers zijn nagenoeg gelijk aan de cijfers zoals verwacht in de ontwerpbegroting. De daling in 2017 is het gevolg van het besluit om de koopkracht voor lagere inkomens te ondersteunen. Hierdoor is de eigen bijdrage in 2017 met € 10,50 per maand verlaagd.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 3 Woningmarkt (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2014

2015

2016

2017

2018

2018

2018

Artnr

Verplichtingen:

3.382.465

3.959.739

3.928.119

4.002.525

4.511.926

4.157.089

354.837

                 
 

Uitgaven:

3.404.536

3.965.674

3.933.646

4.022.685

4.518.316

4.157.089

361.227

                 

3.1

Betaalbaarheid

3.396.259

3.957.657

3.926.645

4.017.614

4.513.949

4.150.410

363.539

 

Subsidies

22.124

19.517

22.805

36.092

505.468

27.475

477.993

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid

1.045

201

135

184

256

175

81

 

Bevordering eigen woningbezit (BEW)

19.923

9.748

6.411

4.501

4.033

6.239

– 2.206

 

Huisvestingsvoorziening statushouders

0

0

206

1.900

1.231

20.000

– 18.769

 

Saneringsbijdrage woningcorporatie WSG

0

8.367

15.033

28.471

470.767

0

470.767

 

Woonconsumentenorganisaties

1.156

1.201

1.020

1.036

1.181

1.061

120

 

Binnenstedelijke transformatie

0

0

0

0

28.000

0

28.000

 

Onderzoek en kennisoverdracht

0

0

0

0

0

0

0

 

Opdrachten

445

295.812

29.578

31.823

32.655

853

31.802

 

WSW Risicovoorziening

0

294.314

1.706

1.176

1.132

0

1.132

 

NHG Risicovoorziening

0

0

26.932

30.018

30.608

0

30.608

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid

421

1.496

940

629

915

853

62

 

Onderzoek en kennisoverdracht

24

2

0

0

0

0

0

 

Inkomensoverdrachten

3.360.001

3.629.966

3.860.443

3.934.868

3.963.679

4.108.200

– 144.521

 

Huurtoeslag

3.360.001

3.629.966

3.860.443

3.934.868

3.963.679

4.108.200

– 144.521

 

Bijdragen aan agentschappen

0

170

373

14.831

12.147

12.442

– 295

 

Dienst van de Huurcommissie

0

0

0

14.456

11.214

11.089

125

 

ILT Autoriteit woningcorporaties

0

0

373

375

933

653

280

 

RVO Uitvoeringskosten BEW

0

0

0

0

0

79

– 79

 

RVO Uitvoeringskosten huisvestingsvoorziening statushouders

0

0

0

0

0

621

– 621

 

Overige uitvoeringsinstanties

0

170

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

13.689

12.192

12.646

0

0

0

0

 

Huurcommissie

13.558

12.048

12.646

0

0

0

0

 

Overige uitvoeringsinstanties

131

144

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

0

800

0

0

1.440

– 1.440

 

Financiën en Nationale Schuld (Belastingdienst)

0

0

800

0

0

1.440

– 1.440

                 

3.2

Onderzoek en kennisoverdracht

8.277

8.017

7.001

5.071

4.367

6.679

– 2.312

 

Subsidies

3.296

4.679

2.062

1.625

1.147

1.801

– 654

 

Samenwerkende kennisinstellingen

3.296

4.679

2.062

1.625

1.147

1.801

– 654

 

Opdrachten

4.981

3.338

1.904

1.136

2.269

283

1.986

 

Basisonderzoek en verkenningen

4.981

3.338

1.904

1.136

2.269

283

1.986

 

Onderzoek en kennisoverdracht

0

0

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

0

0

3.035

2.310

951

4.595

– 3.644

 

Basisonderzoek en verkenningen

0

0

3.035

2.310

951

4.595

– 3.644

                 
 

Ontvangsten:

496.935

810.381

553.191

557.315

957.719

487.000

470.719

E Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

3.1 Betaalbaarheid

Subsidies

Beleidsprogramma betaalbaarheid

Het beleidsprogramma Betaalbaarheid omvat verschillende activiteiten op het gebied van de woningmarkt in den brede. In samenhang met huurders, verhuurderorganisaties en andere partijen verstrekt BZK subsidies voor woningmarktontwikkeling, onder andere aan de stichting Kences voor de Monitor studentenhuisvesting 2018. Subsidie is verstrekt aan de Vereniging Leegstandsbeheerders Nederland en de Stichting Keurmerk Leegstandbeheer voor respectievelijk omvorming van de branchevereniging en de bewustwordings-campagne voor het keurmerk.

Bevordering eigen woningbezit (BEW)

De wet bevordering eigenwoningbezit (BEW) is gericht op de bevordering van het eigen woningbezit onder lagere inkomensgroepen. Er is voor nieuwe toekenningen op grond van de wet bevordering eigenwoningbezit geen budget meer beschikbaar en de meerjarig beschikbare middelen dienen uitsluitend voor de betaling van in het verleden aangegane verplichtingen. De uitgaven aan de wet bevordering eigenwoningbezit en de eigenwoningenregelingen zijn in 2018 lager uitgevallen door hoge uitval bij de inkomenstoetsen en door verhuizingen.

Huisvestingsvoorziening statushouders

Vanwege de verhoogde asielinstroom in 2015 heeft BZK een subsidieregeling ingesteld waarmee woningcorporaties, gemeenten en andere verhuurders woonvoorzieningen voor asielzoekers met een verblijfsvergunning – zogeheten vergunninghouders- kunnen realiseren. Voorafgaand aan de realisatie van de woonvoorziening kan budget worden gereserveerd, de definitieve subsidie wordt aangevraagd na oplevering. Tot en met eind december 2018 zijn 111 subsidieaanvragen ingediend voor in totaal € 3.3 mln. Hiermee zijn 519 vergunninghouders gehuisvest. 31 december 2018 was ook het laatste moment dat voorgenomen investeringen konden worden aangemeld voor een budgetreservering.

Saneringsbijdrage woningcorporatie WSG

Aan de Woningstichting Geertruidenberg (WSG) is in 2018 een saneringsbijdrage van afgerond € 311,4 mln. verleend. Dit is in overeenstemming met het saneringsbesluit uit 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 29 453 nr. 478). Deze bijdrage wordt onttrokken aan de risicovoorziening voor sanering- en projectsteun van woningcorporaties. Zie voor een verdere toelichting «WSW Risicovoorziening».

Woonconsumentenorganisaties

De Woonbond en het Nibud hebben in 2018 financiële bijdragen ontvangen voor de uitvoering van een overeengekomen programma van activiteiten op het gebied van kennisoverdracht, voorlichting en scholing.

Binnenstedelijke transformatie

Aan het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn) is in 2018 een subsidie van € 38 mln. toegekend (waarvan € 28 mln. in 2018 is uitgekeerd en € 10 mln. in 2019) voor het inrichten van de Financieringsfaciliteit binnenstedelijke transformatie. SVn zal van daaruit geldleningen verstrekken, beheren en administreren voor voorinvesteringen op transformatielocaties. De financieringsfaciliteit is eind 2018 operationeel geworden (Kamerstukken II 2018/19, 32 847, nr. 459).

Opdrachten

WSW Risicovoorziening

De uitvoerende taken (exclusief de fondsmiddelen) voor de sanering van woningcorporaties zijn gemandateerd aan het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). De kosten die gemaakt worden voor de sanering en de uitvoeringkosten komen uit de risicovoorziening.

Op 29 juni 2018 heeft de Minister besloten een subsidie van maximaal € 385,7 mln. te verstrekken aan Woonstichting Geertruidenberg (WSG) om te komen tot een afsplitsing waarin het bezit over gaat naar acht overnemende regionale woningcorporaties8. Er is hiervoor in 2018 een subsidie van afgerond € 311,4 mln. verstrekt, de verwachting is dat de betalingen in de komende jaren minimaal zullen zijn en niet het maximumbedrag zullen benaderen. Hiermee is de afsplitsing van WSG tot stand gekomen. In het kader van de sanering van Vestia is destijds tussen het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (CFV) en Vestia afgesproken dat 40% van de kosten die worden gemaakt voor het onderzoek naar de aansprakelijkheid van banken wordt vergoed uit de risicovoorziening. In 2018 heeft Vestia hiervoor een bijdrage van afgerond € 0,9 mln. ontvangen. Tevens worden elk jaar kosten gemaakt voor de uitvoering van de saneringstaak, deze bedroegen in 2018 afgerond € 0,3 mln. Deze bijdragen zijn onttrokken aan de risicovoorziening.

Zie saldibalans Ad. 5a Begrotingsreserves voor de verloopstaat van de voorziening.

NHG Risicovoorziening

Voor de achtervangfunctie van het Rijk draagt het WEW een vergoeding af aan het Rijk. In 2018 bedroeg deze afdracht 0,15% van iedere nieuwe afgegeven hypotheekgarantie. Deze afdracht wordt doorberekend aan de consument. In 2018 heeft het Rijk de afdrachten over het boekjaar 2017, ter grootte van afgerond €30,6 mln., ontvangen. Dit bedrag is in de daartoe bestemde risicovoorziening gestort.

Zie saldibalans Ad. 5a Begrotingsreserves voor de verloopstaat van de voorziening.

Beleidsprogramma betaalbaarheid

Het beleidsprogramma Betaalbaarheid omvat verschillende activiteiten op het gebied van de woningmarkt in den brede. In samenhang met huurders, verhuurderorganisaties en andere partijen zijn opdrachten verstrekt voor woningmarktontwikkeling. In 2018 zijn onder andere communicatiewerkzaamheden (onder andere ten behoeve van middenhuur en de website woningmarktbeleid.nl), evaluatie van de Woningwet (Kamerstukken II 2018/19, 32 847, nr. 470), een actualisatie en validatie van het Handboek marktwaardering en een actualisatie van gegevensdefinities voor woningcorporaties uitgevoerd.

Inkomensoverdrachten

Huurtoeslag

Aan huurtoeslag is in 2018 € 144,5 mln. minder uitgegeven dan begroot. De lagere uitgaven zijn een gevolg van lagere aantallen aanvragers en minder nabetalingen bij het definitief toekennen.

Bij de ontvangsten is € 36,9 mln. minder binnengekomen, als gevolg van lagere terugvorderingen waardoor voor de huurtoeslag in 2018 een netto onderuitputting van het budget resulteert van € 107,6 mln. ten opzichte van de ontwerpbegroting.

Bijdragen aan agentschappen

Dienst van de Huurcommissie

Naast de bijdrage van BZK en de leges heeft De Huurcommissie in 2018 voor het eerst een verhuurdersbijdrage geïnd, meer informatie over de verhuurdersbijdrage is toegelicht in de agentschapsbijlage.

In 2018 zijn de onderstaande aantallen gerealiseerd, vergeleken met de begroting 2018 en de realisatie in 2017.

Procedure

Realisatie 2017

Begroting 2018

Realisatie 2018

Beslechting huurprijsgeschillen

3.549

2.990

2.067

Beslechting servicekostengeschillen

2.239

1.925

1.102

Beslechting van huurverhogingsgeschillen op basis van punten

356

260

18

Beslechting van huurverhogingsgeschillen op basis van inkomen

500

775

6

Beslechting van Wohv-geschillen

6

10

1

Beslechting van geschillen over klachtbehandeling door verhuurders

0

150

0

Oplossing geschil door intake en bemiddeling

1.295

3.290

3.650

Totaal

7.945

9.400

6.844

De instroom van zaken heeft sinds 2013 langjarig een dalende trend getoond. Van bijna 15.000 zaken in 2013 tot 7.945 zaken in 2017, een daling van bijna 55 procent in vijf jaar. Nadat de begroting 2018 naar de Kamer is gestuurd is eind 2017 op basis van de nieuwste cijfers en voortzetting van de dalende trend, de prognose voor het jaar 2018 naar beneden bijgesteld van 9.400 zaken naar 6.560 zaken. In 2018 was echter sprake van een onvoorziene trendbreuk in de instroom van zaken. De dalende trend sloeg om naar een snel stijgende instroom tot circa 10.000 zaken. De Huurcommissie heeft daar snel op gereageerd door bijvoorbeeld extra medewerkers in te huren. Desalniettemin is een verschil ontstaan in de geraamde productie en realisatie in het jaar 2018.

Van de afgehandelde 6.844 geschillen zijn er 3.650 (53%) afgehandeld in de verkorte procedure «intake en bemiddeling». De Huurcommissie is zich de afgelopen jaren steeds meer gaan richten op het behandelen van zaken via «intake en bemiddeling». Dit houdt in dat de Huurcommissie – naast geschilbeslechting – ook informatie biedt die relevant is voor het gedane verzoek, waarmee huurder zijn kansen beter kan inschatten op grond van informatie over zijn rechten en plichten, en huurder en verhuurder mogelijk zelf hun geschil kunnen oplossen. Bij «intake en bemiddeling» wordt in (telefonisch) overleg met de verzoeker inhoudelijk bepaald wat het verzoek precies inhoudt en of het in onderling overleg tussen huurder en verhuurder is op te lossen. Een aanzienlijk hoger aantal geschillen is afgehandeld door intake en bemiddeling dan verwacht. Dit verklaart ook waarom het aantal afgehandelde inkomensafhankelijke geschillen in de tabel aanzienlijk lager is dan begroot, het grootse deel werd door intake en bemiddeling eerder in het proces opgelost.

ILT Autoriteit Woningcorporaties

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT, hier valt de Autoriteit woningcorporaties (Aw) onder) heeft in 2018 een bijdrage ontvangen voor het opvragen van gegevens bij woningcorporaties voor beleidsontwikkeling en voor het toezicht op de Wet normering topinkomens (WNT).

RVO Uitvoeringskosten Bevordering Eigen Woningbezit (BEW)

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voert de regeling BEW en de Eigen Woningregelingen, als ook de Regeling Vermindering Verhuurderheffing (RVV) uit en ontvangt hiervoor een bijdrage. Deze uitgaven worden verantwoord op artikel 4 vanwege gecentraliseerd opdrachtgeverschap.

RVO Uitvoeringskosten huisvestingsvoorziening statushouders

RVO.nl voert de Tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunninghouders (TRSHV) uit en ontvangt hiervoor een bijdrage. Deze uitgaven worden verantwoord op artikel 4 vanwege gecentraliseerd opdrachtgeverschap.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Financiën en Nationale Schuld (Belastingdienst)

De bijdrage aan de Belastingdienst dient ter bekostiging van de portokosten van informatiebrieven, die de Belastingdienst verstuurt voor de uitvoering van de inkomensafhankelijke huurverhoging. Het hiervoor benodigde budget is bij Slotwet naar de Belastingdienst overgeboekt.

3.2 Onderzoek en kennisoverdracht

Subsidies

Samenwerkende kennisinstellingen

Platform31, een kennis- en netwerkorganisatie heeft subsidie ontvangen voor het uitvoeren van activiteiten met betrekking tot trends in stad en regio en voor het actieprogramma wooncoöperatie. De Universiteit Utrecht heeft subsidie ontvangen voor het onderhouden en verder uitbreiden van micro-econometrische databestanden over de Nederlandse woningmarkt.

Opdrachten

Basisonderzoek en verkenningen

Het budget is in 2018 besteed aan opdrachten voor onderzoeken naar woningbehoefte, woonwensen, woningmarktontwikkelingen en voor monitoring van beleid, de Energiemodule WoON2018, de indicatieve bestedingsruimte van Woningcorporaties (IBW2018) en de campagne «check je huurprijs/Wegwijs met je huurprijs».

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Basisonderzoek en verkenningen

Aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zijn bijdragen verstrekt voor de Huurenquête, onderzoek naar verhuiskansen, diverse woningmarktonderzoeken, de City Deal «Zicht op ondermijning», en het WoON2018 en een meer op registers gebaseerd woononderzoek. Een deel van de kosten van het WoON2018 die voor 2018 verwacht waren zijn in 2017 opgetreden. Daarom is er in 2018 minder uitgegeven dan begroot.

Ontvangsten

De ontvangsten huurtoeslag zijn toegelicht bij de uitgaven huurtoeslag.

Ter aanzuivering van het saneringsfonds is voor 2018 de saneringsheffing voor alle woningcorporaties in totaal vastgesteld op afgerond € 159,4 mln. (Kamerstukken II 2017/18, 29 453, nr. 478). Dit is opgehaald met een heffing bij de woningcorporaties (toegelaten instellingen), voor zover hiervoor geen kwijtschelding is verleend. Deze middelen zijn toegevoegd aan de risicovoorziening sanerings- en projectsteun woningcorporaties voor met name de aan Woonstichting Geertruidenberg (WSG) verstrekte saneringssubsidie. De saneringssubsidie is onttrokken aan de risicovoorziening, evenals de kosten voor het bankenonderzoek Vestia en de uitvoeringskosten van het WSW.

Artikel 4. Woonomgeving en bouw

A Algemene doelstelling

Het stimuleren van burgers, decentrale overheden, instellingen en bedrijven tot het realiseren van een goede kwaliteit van woningen, gebouwen en andere bouwwerken. Belangrijke aspecten daarbij zijn de veiligheid en gezondheid van gebouwen, alsmede het streven om energie te besparen, waarmee tevens de woonlasten kunnen worden beperkt. Het bevorderen van de woningbouw waarbij aanbod vraaggericht tot stand komt, zodat dit veel meer gaat aansluiten bij de woonwensen van mensen. Het stimuleren van burgers en andere partijen om de leefbaarheid in steden en dorpen te bevorderen.

B Rol en verantwoordelijkheid

Op basis van de Woningwet (hoofdstuk V) is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) verantwoordelijk voor woningbouw. Deze verantwoordelijkheid omvat de zorg voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. De Minister van BZK geeft invulling aan deze verantwoordelijkheid door innovatie te bevorderen, belemmeringen weg te nemen en mededinging te versterken, waardoor meer ruimte ontstaat voor woningbouw op die plekken waar de behoefte het grootst is. Hieronder valt ook het voorzien in de behoefte aan (collectief) particulier opdrachtgeverschap (CPO) en meegroei-, mantel- en meergeneratiewoningen.

Op basis van de Woningwet (artikel 2) is de Minister van BZK verantwoordelijk voor het opstellen en het beheer van de bouwregelgeving en is de Minister stelselverantwoordelijk om hiermee de bouwkwaliteit te borgen door middel van regisseren en doen uitvoeren.

Op basis van de Woningwet (artikel 120), de Wet milieubeheer (hoofdstuk 4) en de Kadasterwet is de Minister van BZK verantwoordelijk voor het stimuleren van energiebesparing en reductie van CO2– uitstoot in de gebouwde omgeving. De Minister van BZK geeft invulling aan deze verantwoordelijkheid door kaderstelling (wet- en regelgeving), het uitvoeren van de acties van het Energieakkoord voor duurzame groei waar het Rijk verantwoordelijk voor is, ondersteuning van innovatie (onder andere door middel van subsidies en «zachte» leningen) en monitoring.

Op basis van de Woningwet (artikel 80a) draagt de Minister van BZK zorg voor de bevordering en ondersteuning van stedelijke vernieuwing. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij de gemeenten en vervolgens bij de provincie, in samenwerking met maatschappelijke organisaties, bedrijven en bewoners. De zorg van de Minister van BZK geldt met name voor het ondersteunen van partijen bij de versterking van de leefbaarheid in de stedelijke gebieden en krimp- en anticipeergebieden door onder meer verbetering van de woonomgeving en voorzieningen, veiligheid en economisch draagvlak. Belangrijke instrumenten van de Minister van BZK hiertoe zijn: het aanpassen van belemmerende wet- en regelgeving, advisering, kennisoverdracht, monitoring van resultaten en het aanspreken van medeverantwoordelijke departementen, met het oog op een integrale (gebiedsgerichte) aanpak.

Op basis van de Huisvestingswet stimuleert de Minister van BZK de huisvesting van bijzondere aandachtsgroepen.

Op basis van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (artikel 5) kan de Minister van BZK op aanvraag van de gemeenteraad wooncomplexen, straten of gebieden aanwijzen waarin aan woningzoekende huurders eisen kunnen worden gesteld of voorrang wordt verleend. Het gaat hierbij om kwetsbare gebieden waar de leefbaarheid zwaar onder druk staat en waar sprake is van een opeenstapeling van problemen op sociaal, fysiek, economisch en veiligheidsterrein. Notoire overlast en criminaliteit kunnen ook een reden zijn voor gebiedsaanwijzing en selectieve woningtoewijzing.

Op basis van de Wet aanpak woonoverlast is de Minister van BZK stelselverantwoordelijk om hiermee gemeenten de mogelijkheid te bieden ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden tegen te gaan door middel van het opleggen van een gedragsaanwijzing.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Kamerstukken II 2010/11, 32 660, nr. 17) staat dat de nieuwbouwprogrammering grotendeels wordt overgelaten aan provincies en gemeenten. In de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad maken de bestaande verstedelijkingsafspraken onderdeel uit van de integrale aanpak voor deze gebieden.

C Beleidsconclusies

In 2018 is gewerkt aan de realisatie van de doelstellingen uit het Energieakkoord. Tegelijkertijd is in het regeerakkoord 2017–2021 «Vertrouwen in de toekomst» aangekondigd de klimaatverandering aan te pakken en Nederland duurzamer te maken. Dit heeft geresulteerd in onderstaande resultaten op het gebied van verduurzaming, energiebesparing en bouw en innovatie.

Verduurzaming

In 2018 is als onderdeel van een Interbestuurlijk Programma Aardgasvrije Wijken gestart met de selectie van grootschalige proeftuinen om buurten en wijken aardgasvrij te maken. Hierbij wordt onderzocht wat er nodig voor een haalbare en betaalbare aanpak die opschaalbaar is naar alle gemeenten van Nederland. Op 3 april 2018 is hiervoor een uitvraag gedaan aan alle gemeenten in Nederland. Hiervoor was € 85 mln. beschikbaar vanuit de klimaatenvelop over het jaar 2018. Voorwaarde was dat in 2018 begonnen kon worden met een door de gemeente goedgekeurd uitvoeringsplan. Verder waren belangrijke criteria de wijze waarop bewoners en gebouweigenaren betrokken werden en het verbinden van de energietransitie met andere opgaven in de wijk.

Op 1 oktober is op advies van een toetsingscommissie de selectie van 27 proeftuinen uit de 75 aanmeldingen bekendgemaakt. Bij de selectie van de proeftuinen is rekening gehouden met de regionale spreiding en variatie in techniek. Daarnaast is, mede op verzoek van de Tweede Kamer, een mix van stedelijk en landelijk gebied en een goede mix tussen koop- en huurwoningen meegewogen in de beoordeling. Onderdeel van het Programma Aardgasvrije Wijken is een Kennis- en Leerprogramma onder regie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) voor alle gemeenten. Op deze wijze wordt de kennis en ervaring in de proeftuinen actief gedeeld en waar nodig verdiept.

Samen met medeoverheden en maatschappelijke partners streeft het Ministerie naar het versnellen van de verduurzaming van het maatschappelijk vastgoed, inclusief gebouwen in bezit van het Rijk. Een eerste voorbeeld hiervan is het Innovatieprogramma aardgasvrije en frisse basisscholen. In circa elf pilots worden energie-onzuinige schoolgebouwen verduurzaamd tot aardgasvrije scholen met een goed binnenklimaat. Daarmee wordt ervaring opgedaan om de verduurzaming van schoolgebouwen verder op te schalen. Het wordt voor aanbieders, scholen en gemeenten makkelijker gemaakt om te kiezen voor verduurzaming via eenvoudig toe te passen verduurzamingsconcepten.

Een tweede voorbeeld van het versnellen van verduurzaming van het maatschappelijk vastgoed is de vorming van een Kennis- en innovatieplatform verduurzaming maatschappelijk vastgoed in samenwerking met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Dit platform heeft tot doel in de verschillende sectoren innovaties te helpen ontwikkelen, kennis over maatregelen (bewezen aanpakken) te vergroten en het handelingsperspectief te vergroten om van aardgas af te gaan en toe te werken naar een CO2-arme gebouwvoorraad.

Op 1 januari 2018 is de Wet verbetering functioneren verenigingen van eigenaars in werking getreden. Met deze wet is verduidelijkt dat een Vereniging van Eigenaren (VvE) een geldlening kan afsluiten voor verduurzaming en groot onderhoud en wordt het jaarlijks reserveren van een minimaal bedrag voor groot onderhoud gestimuleerd.

Energiebesparing

Vanaf 2023 mogen kantoren met een oppervlakte van 100m2 of meer, met uitzondering van monumentale panden en enkele andere categorieën, alleen nog gebruikt worden als zij minstens energielabel C hebben (Kamerstukken II 2016/17, 30 196, nr. 485). De regelgeving is in 2018 gepubliceerd. In opdracht van het Ministerie van BZK heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) communicatieactiviteiten uitgevoerd richting de doelgroep en intermediaire partijen. In het Interbestuurlijk Programma is overeengekomen dat, om de doelen van het Energieakkoord binnen bereik te houden, in het maatschappelijk vastgoed tot en met 2020 additioneel 2,5 PJ energie wordt bespaard (Kamerbrief II 2017/18, 30 196, nr. 573). Hiervoor is in samenwerking met koepels van schoolbesturen (Primair- en Voortgezet Onderwijs) en de VNG 2018 een energiebespaarprogramma opgezet.

In de koopsector is in 2018 bij circa 90 procent van de labelplichtige transacties het energielabel overhandigd (bron: Kadaster/RVO). Eind 2018 beschikten ruim 3,7 miljoen woningen over een geldig, definitief geregistreerd energielabel, hiermee bijdragend aan de bewustwording van de eigenaar-bewoner van de energie(on-)zuinigheid van de woning.

Bouw en innovatie

De Bouwagenda heeft in 2018 aan de afgesproken doelen gewerkt om de bouwsector innovatiever en toekomstbestendiger te maken. De sector wordt zo beter in staat gesteld bij te dragen aan de doelstelling om zeer energiezuinige (nieuwbouw)woningen te realiseren. Het programmabureau heeft op 17 specifieke roadmaps en thema’s ingezet, die aan de doelstellingen moeten bijdragen. De Bouwagenda heeft daarnaast bijgedragen aan het proces om tot een klimaatakkoord te komen door deel te nemen aan werkgroepen en expertise te leveren aan de tafel Gebouwde Omgeving.

In 2018 is de uitvoering van de kerntaak «het wettelijk waarborgen van een maatschappelijk noodzakelijk minimum kwaliteitsniveau van bouwwerken» voortgezet. Het Bouwbesluit 2012 is per 1 juli 2018 aangepast in verband met gasloze nieuwbouw, om aan te sluiten bij hetgeen daarover geregeld is in de Gaswet (Staatsblad 2018, 197). Daarnaast is in 2018 verder gewerkt aan het integreren van de bouwparagraaf van de Woningwet, inclusief het Bouwbesluit 2012, in de Omgevingswet. Op 31 augustus 2018 is het Besluit bouwwerken leefomgeving gepubliceerd (Staatsblad 2018, 291). Dit besluit is de opvolger van het Bouwbesluit en een van de vier Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Omgevingswet, waarvan inwerkingtreding wordt voorzien in 2021.

Groningen heeft bijzondere aandacht. Er is in 2018 op advies van de Mijnraad besloten tot een nieuwe versterkingsaanpak. De Minister van EZK en de Minister van BZK hebben hieraan samen met de regio – en met ondersteuning van de (waarnemend) Nationaal Coördinator Groningen (NCG) – uitwerking geven. Dit heeft geresulteerd in de presentatie van het Plan van Aanpak Advies Mijnraad van de NCG.

Daarnaast is in 2018 besloten dat batch 1588 kan doorgaan op basis van de beschikbare versterkingsadviezen (Kamerstukken II 2017/18, 33 529, nr. 502). Dit mede gezien het gewekte vertrouwen richting bewoners. In 2018 heeft BZK samen met betrokken gemeenten, corporaties, de NCG en het Ministerie van EZK de financiële uitwerking van de batch ter hand genomen. Dit met het oog op start van versterking in 2019. Ook hebben Rijk en regio in 2018 besloten samen verder invulling te geven aan een nieuw toekomstperspectief voor de regio. Dit in de vorm van een Nationaal Programma Groningen (Kamerstukken II 2018/19, 33 529, nr. 528.

Op 18 januari 2018 is het actieplan Toegankelijkheid voor de bouw aan de Eerste en Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2017/18, 33 990, nr. 63). Dit actieplan volgt uit het VN Verdrag voor gelijke rechten voor mensen met een beperking, waarbij het realiseren van algemene toegankelijkheid en een samenleving waarin iedereen kan meedoen belangrijke uitgangspunten zijn. Het plan betreft de fysiek-bouwkundige toegankelijkheid van woningen en gebouwen en bevat een groot aantal acties, die samen met betrokken partijen in uitvoering zijn genomen. De Tweede Kamer wordt over de voortgang van deze acties geïnformeerd. Op 3 juli 2018 heeft de Minister van BZK de Tweede Kamer reeds geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar de buitenruimte (balkon, tuin) bij de woonfunctie voor zorg (Kamerstukken II 2017/18, 28 325, nr. 174). Daarbij heeft de Minister aangegeven een verplichting hiertoe te zullen opnemen in de bouwregelgeving.

Het kabinet beoogt een sterkere positie van de consument als opdrachtgever in de bouw, door in het wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen (Kamerstukken II 2015/16, 34 453, nr. 2) de aansprakelijkheid van de aannemer, na de oplevering van het bouwwerk, te vergroten. Het wetsvoorstel is door de Tweede Kamer geaccordeerd en ligt momenteel voor in de Eerste Kamer.

In 2016 zijn de partijen in het Energieakkoord voor duurzame groei overeengekomen dat er met het oog op de energiebesparingsdoelen een verplichting wordt ingevoerd tot realiseren van label C in de kantorenmarkt.

Agenda Stad

In 2018 zijn vijf City Deals afgerond en in veertien deals is actief door steden, departementen, bedrijven en kennisinstellingen samengewerkt. Op Europees niveau liepen er in 2018 twaalf partnerschappen en zijn er twee nieuwe partnerschappen gevormd, tussen een aantal Europese steden, landen, Europese Commissie en kennisinstellingen.

Op 29 oktober 2018 vond in Amersfoort de tweede Dag van de Stad plaats. Op deze dag kwamen ruim 1.800 mensen samen, die werken aan stedelijke vraagstukken, waaronder actieve inwoners, wetenschappers, bedrijven en maatschappelijke organisaties om samen te werken aan innovatieve oplossingen voor stedelijke vraagstukken.

Europese Agenda Stad

BZK speelde in 2018 een belangrijke rol bij het verder ontwikkelen van de Urban Agenda for the EU (UAEU) en heeft een prominente positie het internationale UAEU-netwerk. BZK coördineert de inbreng van de VNG, het Interprovinciaal Overleg (IPO), G4, G40 en de Unie van Waterschappen (UvW) via de Taskforce Europese Agenda Stad. In 2018 hebben zes partnerschappen van de Europese Agenda Stad concrete actieplannen gepubliceerd. BZK heeft bijgedragen aan de implementatie daarvan.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 Woonomgeving en bouw (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2014

2015

2016

2017

2018

2018

2018

Art.nr.

Verplichtingen:

118.601

34.918

149.371

232.210

231.354

52.486

178.868

                 
 

Uitgaven:

90.136

49.839

82.607

96.521

176.053

247.486

– 71.433

                 

4.1

Energie en bouwkwaliteit

67.505

19.508

54.497

71.398

148.722

233.924

– 85.202

 

Subsidies

64.830

18.073

51.934

68.823

146.076

221.298

– 75.222

 

Beleidsprogramma Energiebesparing

4.825

12.869

8.270

5.923

6.264

1.467

4.797

 

Beleidsprogramma Bouwregelgeving

1.306

3.320

1.298

2.713

5.788

1.251

4.537

 

Energiebesparing Koopsector

0

0

7.169

39.917

3.348

21.817

– 18.469

 

Energiebesparing Huursector

0

0

0

0

105.676

196.763

– 91.087

 

FES IAGO

0

975

197

270

0

0

0

 

Fonds duurzaam funderingsherstel

0

0

0

20.000

0

0

0

 

Revolverend fonds EGO

50.000

0

35.000

0

25.000

0

25.000

 

Tijdelijke regeling blok voor blok

80

302

0

0

0

0

0

 

Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparing

6.910

607

0

0

0

0

0

 

Innovatieregelingen gebouwde omgeving

1.709

0

0

0

0

0

0

 

Opdrachten

2.675

1.435

1.663

1.432

1.473

2.700

– 1.227

 

Beleidsprogramma Energiebesparing

1.634

574

973

635

659

1.100

– 441

 

Beleidsprogramma bouwregelgeving

998

861

690

797

814

1.600

– 786

 

Innovatieregelingen gebouwde omgeving

43

0

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan agentschappen

0

0

900

1.143

1.173

8.860

– 7.687

 

Dienst Publiek en Communicatie

0

0

900

1.143

1.173

620

553

 

Diverse Agentschappen

0

0

0

0

0

1.100

– 1.100

 

ILT Handhaving Energielabel

0

0

0

0

0

500

– 500

 

ILT Toezicht EU-Bouwregelgeving

0

0

0

0

0

51

– 51

 

RVO Uitvoering Energieakkoord

0

0

0

0

0

6.589

– 6.589

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

0

0

0

0

0

650

– 650

 

Toelatingsorganisatie

0

0

0

0

0

650

– 650

 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

0

0

0

0

416

– 416

 

Economische Zaken (beleidsprogramma Energiebesparing)

0

0

0

0

0

225

– 225

 

Infrastructuur en Milieu (omgevingsloket)

0

0

0

0

0

191

– 191

                 

4.2

Woningbouwproductie

18.880

27.448

25.029

22.617

22.427

11.054

11.373

 

Subsidies

340

515

641

337

294

300

– 6

 

Beleidsprogramma Woningbouw

340

515

641

337

294

300

– 6

 

Opdrachten

377

516

400

165

104

1.273

– 1.169

 

Beleidsprogramma Woningbouw

377

516

400

165

104

1.273

– 1.169

 

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

53

0

0

0

 

Bijdrage woningbouw

0

0

0

53

0

0

0

 

Bijdragen aan agentschappen

18.163

26.417

23.988

22.062

22.029

9.481

12.548

 

RVO Beleidsprogramma Woningbouw

18.163

26.417

23.988

22.062

22.029

9.481

12.548

                 

4.3

Kwaliteit woonomgeving

3.551

2.530

2.994

2.462

2.256

2.094

162

 

Subsidies

2.650

1.901

2.035

1.356

1.844

812

1.032

 

Beleidsprogramma woonomgeving

2.650

1.901

2.035

1.356

1.844

812

1.032

 

Wijkverpleegkundigen

0

0

0

     

0

 

Opdrachten

776

629

959

1.005

412

1.282

– 870

 

Beleidsprogramma woonomgeving

758

616

959

1.005

412

1.282

– 870

 

Wijkverpleegkundigen

18

13

0

0

 

0

0

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

0

0

0

75

0

0

0

 

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

0

0

0

75

0

0

0

 

Bijdragen aan medeoverheden

125

0

0

26

0

0

 

Beleidsprogramma woonomgeving

125

0

0

26

 

0

0

                 

4.4

Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

200

353

87

44

2.648

414

2.234

 

Leningen

0

0

0

0

2.640

0

2.640

 

Revolverend Fonds Energiebesparing verhuurders

0

0

0

0

2.640

0

2.640

 

Bijdragen aan agentschappen

200

353

87

44

8

414

– 406

 

Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

200

353

87

44

8

414

– 406

                 
 

Ontvangsten:

305

116

912

605

470

91

379

E Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

4.1 Energie en bouwkwaliteit

Subsidies

Beleidsprogramma Energiebesparing

In 2018 is vanuit de klimaatenvelop budget ontvangen ten behoeve van grootschalige proeftuinen om buurten en wijken aardgasvrij te maken (€ 85 mln.), tien pilots om energie-onzuinige schoolgebouwen te verduurzamen tot aardgasvrije scholen met een goed binnenklimaat en de ondersteuning voor het Innovatieprogramma aardgasvrije en frisse basisscholen (€ 5 mln.). Daarnaast zijn, inzake het verplichte energielabel voor woningen en andere gebouwen, extra middelen toegevoegd aan de begroting tot 2022.

Beleidsprogramma Bouwregelgeving

Binnen het beleidsprogramma Bouwregelgeving zijn diverse subsidies verleend aan diverse partijen, waaronder Nederlands Normalisatie-instituut (NEN) en Stichting Bouwkwaliteit (SBK), ter voorbereiding en ondersteuning van het beleid, voor onder meer kwaliteitsborging voor het bouwen, brandveiligheid en circulair bouwen. Daarnaast zijn werkzaamheden uitgevoerd om te komen tot een digitaliseringsdeal in de bouwsector, activiteiten op het terrein van energieprestatie van gebouwen en op het gebied van de uitvoering van circulair bouwen. Tot slot hebben de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK), Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en het Rijksvastgoedbedrijf bij 2e suppletoire begroting budget naar dit programma overgeboekt ten behoeve van de uitvoering van de Bouwagenda.

Energiebesparing Koopsector

Ter stimulering van energiebesparing is de Subsidieregeling energiebesparing eigen Huis (SEEH, Regeling van 23 augustus 2016, nr. 2016–0000486646) gestart op 15 september 2016. Voor Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) loopt de subsidie tot en met 2022 (Kamerstukken II 2018/19, 35 000-VII, nr. 71). Voor eigenaar-bewoners is het plafond bereikt en is de regeling in 2017 gesloten.

Voor energiebesparende maatregelen voor VvE’s bedraagt het subsidieplafond € 12 mln.

Tot en met 31 december 2018 hadden 235 VvE’s voor ruim € 6,2 mln. subsidie aangevraagd, waarvan circa € 4,0 mln. verstrekt is. Daarnaast kan voor maximaal € 2 mln. subsidie aangevraagd worden voor energieadvies, groen meerjaren-onderhoudsplannen (MJOP) en procesbegeleiding. Voor deze categorie was eind 2018 door 94 VvE’s ruim € 220.000 aangevraagd waarvan € 158.000 verstrekt is aan 86 aanvragers (bron: RVO.nl).

Energiebesparing Huursector

Voor energiebesparing in de sociale huursector is middels de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP) die op 1 juli 2014 in werking is getreden € 400 mln. beschikbaar voor subsidie. Bij augustusbrief is het kasbudget in de juiste kasritme gezet. Er is € 75 mln. uit 2018 doorgeschoven naar 2020 en € 69 mln. uit 2019 naar 2020. Daarnaast is op basis van prognoses van RVO € 20 mln. niet in 2018 besteed (vertraging in procedure tussen aanvraag, beoordeling en toekenning) en komt in 2019 tot besteding.

Tot en met 31 december 2018 is via de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP) subsidie verleend voor ruim 4.000 aanvragen. Hiermee is een bedrag van € 395 mln. gemoeid, voor de verduurzaming van zo’n 110.000 woningen. Het beschikbare budget is daarmee volledig verplicht. De termijn van aanvragen is inmiddels gesloten. In 2018 is gestart met het uitkeren van de subsidies en is in totaal € 105,8 mln. uitgegeven.

Revolverend Fonds EGO

Het beroep op het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) voor leningen aan woningeigenaren en VvE’s met minimaal tien appartementen voor energiebesparende maatregelen is in 2018 verder toegenomen. Tot en met 31 december 2018 hebben ruim 15.000 particuliere woningeigenaren een lening uit het fonds ontvangen voor in totaal bijna € 200 mln. en hebben 121 VvE’s voor in totaal € 54 mln. een lening uit het fonds ontvangen. Deze uitgaven en de nog lopende aanvragen zijn voldoende om het gehele budget van het NEF van € 300 mln. aan leningen uit te geven. Om deze reden is in 2018 meerjarig € 40 mln. aan het NEF toegekend, waarvan in 2018 € 25 mln. daadwerkelijk is toegevoegd aan het NEF. Hiermee zal het NEF ook weer nieuw geld van private kredietverstrekkers aantrekken, zodat nogmaals € 300 mln. aan leningen kan worden verstrekt.

Opdrachten

Beleidsprogramma Energiebesparing

Binnen dit beleidsprogramma zijn diverse onderzoeksopdrachten verstrekt ter voorbereiding en ondersteuning van het beleid voor onder meer energietransitie in de gebouwde omgeving, het energielabel voor gebouwen en energielabel C voor kantoren.

Beleidsprogramma Bouwregelgeving

Ook in 2018 zijn werkzaamheden van het Nederlands Normalisatie-instituut, de Helpdesk bouwregelgeving en de Adviescommissie toepassing en gelijkwaardigheid bouwvoorschriften in opdracht van BZK uitgevoerd.

In 2018 is een eerste versie van de nieuwe bepalingsmethode voor de energieprestatie van gebouwen beschikbaar gekomen, de NTA8800. Voor de NTA8800 bestonden er nog drie verschillende bepalingsmethoden. Nu wordt het één integrale toetsmethode om de energieprestatie van zowel woningbouw, als utiliteitsbouw en van zowel bestaande bouw, als nieuwbouw, te kunnen berekenen.

Met het veranderen van de bepalingsmethode, zullen ook de eisen voor nieuwbouw gaan veranderen, zoals voorgeschreven in de richtlijn Energieprestatie van Gebouwen (Energy Performance Buildings Directive (EPBD) 2010/31/EU)) van Energieprestatie coëfficiënt (EPC) naar eisen voor Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG).

Op 13 september 2018 is het wetsvoorstel «wijziging van de woningwet in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties» aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2017/18, 35 022, nr. 2). De nadere uitwerking van dit stelsel vindt plaats in onderliggende regelgeving. Het stelsel volgt op het rapport «Koolmonoxide – onderschat en onbegrepen gevaar» van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) van november 2015. De inwerkingtreding van het stelsel is voorzien vanaf medio 2019.

Naar aanleiding van de brand in de Londense Grenfell Tower heeft de Minister van BZK de gemeenten gevraagd een inventarisatie uit te voeren van de meest risicovolle gebouwen en daarbij te laten toetsen of de brandveiligheid van de gevels voldoet aan het Bouwbesluit (Kamerstukken II 2017–2018, 35 757, nr. 150). Over de landelijke aanpak van betonnen breedplaatvloeren die in 2017 in gang is gezet naar aanleiding van het instorten van de parkeergarage Eindhoven Airport heeft de Minister van BZK de kamer geïnformeerd over de voortgang van de landelijke aanpak (Kamerstukken II 2017/18, 28 325, nr. 173) in relatie tot het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over deze instorting (Kamerstukken II 2017/18, 28 325, nr. 186).

Bijdragen aan agentschappen

Dienst Publiek en Communicatie

Deze middelen zijn ingezet voor het campagnemanagement van de voorlichtingscampagne «Energie besparen doe je nu» door de Dienst Publiek en Communicatie (DPC), een agentschap van het Ministerie van Algemene Zaken (AZ). Dit is een gezamenlijke campagne van EZK en BZK in het kader van het Energieakkoord.

Diverse agentschappen

Deze middelen zijn gerealloceerd ter uitvoering van extra werkzaamheden van RVO.nl. Dit is uitgevoerd in het kader van Subsidieregeling energiebesparing eigen huis, vallend onder 4.2 Bijdragen aan agentschappen – RVO.nl Beleidsprogramma Woningbouw.

ILT Handhaving Energielabel

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft een bijdrage ontvangen voor controles op de aanwezigheid van het energielabel bij transacties.

RVO Uitvoering Energieakkoord

Ter uitvoering van afspraken uit het Energieakkoord voor duurzame groei zijn de begrote middelen op dit onderdeel herschikt naar artikelonderdeel 4.2.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Toelatingsorganisatie

BZK verstrekt een bijdrage voor de Toelatingsorganisatie in het kader van de voorbereiding van het nieuwe stelstel voor kwaliteitsborging voor het bouwen. Het verschil tussen raming en realisatie wordt verklaard doordat de toelatingsorganisatie later start dan gepland vanwege vertraging van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Economische Zaken (beleidsprogramma Energiebesparing)

Betreft bijdrage voor de rekenmeesterfunctie o.a. t.b.v. het opstellen en publiceren van de jaarlijkse Nationale Energie Verkenning door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN), RVO.nl en het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS), het jaarlijks adviseren over de technische en financiële parameters van diverse hernieuwbare energieopties en op verzoek van het Ministerie van EZK beantwoorden van actuele kwantitatieve beleidsmatige vragen op het terrein van energie en klimaat.

Infrastructuur en Milieu (omgevingsloket)

Dit betreft een reallocatie ten behoeve van het Omgevingsloket online, waarbij particulieren en bedrijven een omgevingsvergunning kunnen aanvragen, een vergunningscheck en een melding kunnen doen.

4.2 Woningbouwproductie

Subsidies

Beleidsprogramma Woningbouw

Binnen dit beleidsprogramma is een beperkt aantal subsidies verstrekt voor kennisoverdracht, om belemmeringen voor woningbouw weg te nemen en kansrijke initiatieven te ondersteunen.

Opdrachten

Beleidsprogramma Woningbouw

Binnen dit beleidsprogramma zijn enkele onderzoeksopdrachten ter ondersteuning van innovatieve ontwikkelingen op het gebied van de woningbouw gerealiseerd. De expertteams Versnellen, Transformatie en Eigenbouw zijn samengevoegd tot één expertteam: Expertteam Woningbouw.

Bijdragen aan agentschappen

RVO Beleidsprogramma Woningbouw

De op dit instrument opgenomen middelen zijn gebruikt voor de activiteiten die RVO.nl in opdracht van BZK uitvoert op het gebied van o.a. energiebesparing en duurzaamheid in de gebouwde omgeving, woningbouw en kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Gedurende het jaar zijn reallocaties uitgevoerd bi de Voorjaarnota en de Najaarsnota die bestemd zijn voor de verschillende activiteiten van RVO.nl.

4.3 Kwaliteit woonomgeving

Subsidies

Beleidsprogramma woonomgeving

BZK heeft in 2018 een subsidie verstrekt van € 0,2 mln. aan de Landelijke Vereniging van Kleine Kernen (LVKK) ter uitvoering van verschillende activiteiten gericht op het faciliteren van maatschappelijk initiatief (met name in dorpskernen). De LVKK is een samenwerkingsverband van alle provinciale verenigingen voor kleine kernen en dorpshuizen, die via haar leden, met expertise op maat, ruim 4.000 dorps- en dorpshuisorganisaties in Nederland en vele lokale burgerinitiatieven ondersteunt.

Het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA) ontving subsidie van € 0,2 mln. voor projecten gericht op versterken van de lokale democratie en van de positie van actieve bewoners.

Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) ontving subsidie om tien regiobijeenkomsten te organiseren voor gemeenten, corporaties en andere partners om de kennis te vergroten over de Wet aanpak woonoverlast en ervaringen te delen over de implementatie van die wet. In het kader van de Actie-agenda vakantieparken die 29 november 2018 werd ondertekend, ontving het CCV een subsidie voor de ontwikkeling en uitvoering van een leerkringmodule voor de aanpak van ondermijning op vakantieparken.

Stichting Platform 31 heeft subsidies ontvangen voor het ontwikkelen van een ondersteuningsprogramma City Deals en de doorontwikkeling Agenda Stad.

De Universiteit Utrecht heeft een subsidie ontvangen voor het project «Community of Practice».

Het European Urban Knowledge Network (EUKN) heeft een subsidie ontvangen voor het project «Europese Agenda Stad» en het project «Policy Lab Plus».

Ten behoeve van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid is een subsidie verstrekt voor de voorbereiding en het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek «Festival Housing Rotterdam».

Bij 1e suppletoire begroting is extra budget (totaal € 1,2 mln.) beschikbaar gekomen ten behoeve van het programma Agenda Stad, de Europese Agenda Stad en het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid.

Opdrachten

Beleidsprogramma woonomgeving

Bij 2e suppletoire begroting ontving de provincie Gelderland een bijdrage van € 0,4 mln. voor de uitvoering van het meerjarige project «Ariadne», gericht op een uniforme informatie gestuurde integrale aanpak van vakantieparken. In het kader van de Actie-agenda vakantieparken ontving de gemeente Zundert € 75.000 voor het opstellen van een juridisch afwegingskader voor de aanpak van de leefbaarheids-, veiligheids- en ondermijningsproblematiek. Daarnaast ontving RVO.nl in het kader van de Actie-agenda vakantieparken een opdracht voor het opzetten van kennis- en leerbijeenkomsten voor de provincies, gericht op de aanpak van vakantieparken.

De gemeente Den Haag ontving bij 2e suppletoire begroting een bijdrage van € 0,2 mln. voor de verdere ontwikkeling van het innovatieve project Burgers Alert Real Time (BART!). Het project betreft het met elkaar verbinden van verschillende communicatieplatforms (zoals Burgernet en buurt-WhatsApp-groepen) en informatiesystemen van politie en gemeente, en is een samenwerking tussen de gemeente Den Haag, de Nationale Politie en een aantal (kennis)instellingen.

De gemeente Groningen ontving € 40.000 bij 2e suppletoire begroting, voor de organisatie van het landelijk congres «Vooruit met de wijk» op 11 oktober 2018. De resultaten zijn gebundeld en ter beschikking gesteld aan het Ministerie en andere gemeenten.

Voor het versterkte handhavingsinstrumentarium van de Woningwet zijn door RVO.nl voor de aanpak van malafide pandeigenaren in 2018 vier regionale kennis- en leerbijeenkomsten georganiseerd voor gemeenten.

Gericht op de uitvoering van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek zijn er in 2018 drie kennis- en leerbijeenkomsten georganiseerd voor gemeenten, corporaties en politie (bijvoorbeeld over het screenen van woningzoekenden op overlastgevend en crimineel gedrag).

In het kader van de Leefbaarometer is het project «Vroegsignalering» uitgevoerd met vijftien gemeenten. Dit project betreft een risicoanalyse over het mogelijk, op termijn, afglijden van wijken. Verder is in 2018 de helpdesk voor de Leefbaarometer en de hosting van de website voortgezet.

Het Ministerie BZK participeert in het Nationaal Programma Rotterdam Zuid. Parallel aan de aanpak van achterstanden op het terrein van wonen, werken en onderwijs is de ambitie om de cultuurparticipatie en het culturele aanbod in Rotterdam Zuid te vergroten. Voor dit laatste is het nodig een «visueel» essay op te stellen over de culturele potentie van het gebied. Het ging om een eenmalige opdracht.

Vanuit het programma bevolkingsdaling is op 15 november 2018 het congres «Van Krimp naar Kracht» georganiseerd. Ook is vanuit het programma onderzoek gefinancierd naar o.a. de woningmarktopgave in krimpregio’s en zijn inzet en ondersteuning geleverd bij verschillende regionale initiatieven in krimp- en anticipeerregio’s.

4.4 Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

Leningen

Revolverend Fonds Energiebesparing verhuurders

Mede als gevolg van de gedaalde marktrente is bij 1e suppletoire begroting (Kamerstukken II 2017/18, 34 960, nr. 1) besloten tot intrekken van de regeling Fonds Energiebesparing Huursector (FEH). Het budget voor FEH (€ 70 mln.) is voor andere doeleinden ingezet. De Tweede Kamer heeft eerder dan ook gevraagd deze middelen alternatief aan te wenden. Het vrijgekomen budget is ingezet voor het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) (€ 40 mln. meerjarig en € 5 mln. in 2018) en voor het vanuit Europa verplichte energielabel voor woningen (en andere gebouwen) (€ 30 mln. meerjarig, € 6 mln. in 2018) (Kamerstukken II 2017/18, 30 196, nr. 607). Voor sluiting van het FEH zijn nog twee subsidieaanvragen ingediend en gehonoreerd. Daartoe in 2018 nog € 2,7 mln. aan leningen verstrekt.

Bijdragen aan agentschappen

Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

De uitvoeringskosten voor dit fonds zijn lager dan geraamd, omdat het fonds is ingetrokken en er slechts uitvoeringskosten zijn voor een beperkt aantal aanvragen.

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen strafrechtelijke boete-ontvangsten die de ILT int voor de handhaving van het energielabel.

Artikel 5. Ruimte en omgeving

A Algemene doelstelling

Een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Gericht op het realiseren van een concurrerend, duurzaam en leefbaar Nederland, waarin sprake is van regionale differentiatie en maatwerk.

B Rol en verantwoordelijkheid

Het huidige Rijksbeleid voor ruimtelijke ordening is beschreven in de in 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (Kamerstukken II 2011/12, 32 660, nr. 50). Het ontwerp van de nieuwe Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zal naar verwachting medio 2019 gereed zijn, eind 2019 kan na inspraak de NOVI worden vastgesteld. Deze zal het kader vormen voor het omgevingsbeleid en de aanpak kenmerkt zich als integraal en gebiedsgericht. Er wordt gewerkt vanuit een richtinggevende en uitnodigende visie met duidelijke kaders die gebaseerd zijn op nationale belangen en die ruimte laat voor regionale en lokale activiteiten. In de nieuwe sturingsfilosofie heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) zowel een stimulerende als een regisserende rol.

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de stelselherziening omgevingsrecht (Omgevingswet), gericht op een samenhangende benadering van de leefomgeving, eenvoudiger regels voor burgers en bedrijven en betere en snellere besluitvorming over projecten in de fysieke leefomgeving. De Minister van BZK is ook verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening en het stimuleren van (de kwaliteit van) ruimtelijke investeringen.

Stimuleren

Het ruimtelijk beleid kent een selectieve beleidsinzet op de nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), het Regeerakkoord van het kabinet Rutte-III en de Nationale Omgevingsvisie (na vaststelling in 2019). De Minister van BZK is hierbij (mede)verantwoordelijk voor:

  • Het zorgdragen voor een gestructureerde afstemming met de regio in de vorm van het Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT), waarin het Rijk en de regio afspraken kunnen maken over afgestemde acties en investeringsbeslissingen;

  • Het – via de gebiedsagenda’s – in kaart brengen van de inhoudelijke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het ruimtelijk-fysieke domein (o.a. woningbouw, bereikbaarheid, economie, energie, natuur en waterveiligheid). In het kader van de Nationale Omgevingsvisie worden de gebiedsagenda’s geactualiseerd en verbreed naar omgevingsagenda’s;

  • Het ontwikkelen van nationale ruimtelijke visies, zoals een visie op de ruimtelijke vertaling voor duurzame energieopwekking, -opslag en -transport in 2050 en een visie op verstedelijking en krimp;

  • De inhoudelijke inbreng vanuit het ruimtelijk beleid, een aspect van de fysieke leefomgeving, in de Nationale Omgevingsvisie;

  • De inbreng van ontwerp in ruimtelijke projecten en programma’s bij het Ministerie van BZK en het stimuleren van ontwerp bij projecten en programma’s, zowel interdepartementaal als bij andere overheden.

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de stelselherziening omgevingsrecht. Deze omvat:

  • De bundeling, vereenvoudiging, stroomlijning en harmonisering van wet- en regelgeving met betrekking tot het fysieke domein;

  • De implementatie van het nieuwe stelsel via het implementatieprogramma Aan de slag met de Omgevingswet met een interbestuurlijk opdrachtgeverschap van Rijk, VNG, IPO en UvW;

  • Het ondersteunen van burgers, bedrijven en overheden bij de stelselherziening door het vergroten van kennis over het leren werken met de nieuwe wet- en regelgeving;

  • Het ontwikkelen van een landelijke voorziening in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO-LV) die ondersteunt bij de uitvoeringsprocessen van de Omgevingswet ondersteunen.

  • De realisatie en vaststelling van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI).

Regisseren

De Minister van BZK heeft een systeemverantwoordelijkheid voor het goed laten verlopen van processen op het gebied van omgevingsbeleid en de ruimtelijke ordening, ongeacht wie verantwoordelijk is voor het resultaat of welke doelen worden nagestreefd. De Minister van BZK is vanuit deze rolopvatting eerstverantwoordelijk voor:

  • De uitvoering van de SVIR en voor het beheer en onderhoud van het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

  • Het opstellen, onderhouden en coördineren van nationale en Europese kaders en wet- en regelgeving op ruimtelijk gebied en ten aanzien van interbestuurlijke geo-informatie en de bijbehorende informatievoorziening;

  • Het vertalen en implementeren van relevante Europese beleidskaders;

  • Het samenwerken met het bedrijfsleven en wetenschap in een topteam geo-informatie om de gezamenlijke opgestelde toekomstvisie GeoSamen te realiseren. En het versterken van de samenhang in het geo-informatiebeleid;

  • Het zorg dragen voor zorgvuldige ruimtelijke keuzes en de structurele verankering van het ruimtelijk ontwerp in de beleidsprocessen en projecten van de ruimtelijke ontwikkeling van medeoverheden;

  • De verdere ontwikkeling van kennis van de fysieke leefomgeving ten behoeve van beleid in relatie tot maatschappelijke opgaven en het faciliteren van de toepassing daarvan door de andere overheden;

C Beleidsconclusies

Overdracht

De begroting van het beleid onder artikel 5 is per 1 januari 2018 overgedragen van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Dit volgde op de overdracht van de beleidsonderwerpen met het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst».

De Ministeriële regelingen voor het toezicht in het kader van de Wet Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) en de Wet Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) zijn per 1 juli 2018 in werking getreden.

BRO

Op 1 januari 2018 klonk het startsein voor de bouw van de Basisregistratie Ondergrond (BRO). Op dat moment trad de wet BRO en de regelgeving voor de eerste tranche in werking. De basisregistratie zal in de periode 2018–2022 stap voor stap gevuld worden met gevalideerde gegevens en informatie over de ondiepe en diepe ondergrond van Nederland: transparant, eenduidig en beschikbaar. Decentrale overheden en Rijkswaterstaat (RWS) spelen daarbij de hoofdrol. In 2018 heeft het programma BRO de hele keten ondersteund bij de eerste fase implementatie, gebruik en realisatie van de baten: #samenmakenwebro.

Omgevingswet

Gedurende 2018 zijn er bij het stelsel van Omgevingswet een aantal belangrijke mijlpalen behaald:

  • De vier basisbesluiten (AMvB’s) van het stelsel zijn in het Staatsblad gepubliceerd9;

  • De Invoeringswet is naar de Tweede Kamer verzonden voor parlementaire behandeling;

  • Het Invoeringsbesluit is in consultatie gegaan.

  • De Crisis- en herstelwet is behandeld en aangenomen in de Tweede Kamer.

Bovengenoemde producten zijn allemaal conform planning opgeleverd in 2018. Belangrijk hierbij is dat deze hoofdpunten en alle andere resultaten zijn behaald door een nauwe samenwerking met collegadepartementen, medeoverheden en een brede vertegenwoordiging vanuit het fysieke domein.

Ten aanzien van de ontwikkeling van het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO) zijn, conform planning en in samenwerking met de ontwikkelpartners (Rijkswaterstaat, Geonovum, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Kadaster en Kennis- en exploitatiecentrum officiële overheidspublicaties (KOOP)), deelproducten geleverd die onderdeel vormen van het DSO. Mijlpaal was het opleveren in december 2018 van de try out versie van het DSO.

In nauwe afstemming met Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Interprovinciaal Overleg (IPO) en Unie van Waterschappen (UvW) zijn afspraken gemaakt over het toekomstige beheer van het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO-LV), resulterend in een beheersovereenkomst die in december door de Minister van BZK en de koepels is ondertekend.

In 2018 is verder gewerkt aan het integreren van de bouwparagraaf van de Woningwet inclusief het Bouwbesluit 2012 in de Omgevingswet. Op 31 augustus 2018 is het Besluit bouwwerken leefomgeving gepubliceerd (Staatsblad 2018, 291).

Het interbestuurlijke programma Aan de slag met de Omgevingswet heeft een aantal belangrijke mijlpalen behaald, zo heeft onder meer – op basis van de adviezen van het Bureau ICT Toetsing (BIT) – besluitvorming plaatsgevonden over de scope van het basisniveau van de landelijke voorziening van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Verder zijn ook dit jaar weer vele bijeenkomsten georganiseerd, handreikingen gepubliceerd en is het Informatiepunt Omgevingswet met veel nieuwe inhoud verrijkt in voorbereiding op het leren werken met de Omgevingswet.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 5 Ruimte en omgeving (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2014

2015

2016

2017

2018

2018

2018

Art. nr.

Verplichtingen:

       

113.283

91.576

21.707

                 
 

Uitgaven:

       

107.456

107.235

221

                 

5.1

Ruimte

       

49.240

62.419

– 13.179

 

Subsidies

       

2.211

1.895

316

 

Programma Ruimtelijk Ontwerp

       

1.365

1.215

150

 

Basisregistraties

       

680

680

0

 

Gebiedsontwikkeling

       

6

0

6

 

Ruimtelijk instrumentarium (diversen)

       

160

0

160

 

Opdrachten

       

5.187

22.013

– 16.826

 

Architectonisch beleid

       

1.232

2.427

– 1.195

 

BRO

       

2.014

9.880

– 7.866

 

Gebiedsontwikkeling (diversen)

       

436

1.732

– 1.296

 

Geo-informatie (w.o BRO)

       

227

2.267

– 2.040

 

OLO

       

0

2.847

– 2.847

 

Nationale Omgevingsvisie

       

388

0

388

 

Uitvoering ruimtelijk beleid

       

16

0

16

 

Ruimtegebruik bodem (diversen)

       

17

268

– 251

 

Ruimtelijk instrumentarium (diversen)

       

821

2.217

– 1.396

 

Windenergie op zee

       

36

375

– 339

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

       

28.651

20.523

8.128

 

Kadaster

       

22.959

20.523

2.436

 

Geo-informatie

       

2.982

0

2.982

 

Diverse bijdragen

       

2.710

0

2.710

 

Bijdragen aan medeoverheden

       

2.717

12.350

– 9.633

 

Projecten BIRK

       

0

4.950

– 4.950

 

Diverse bijdragen

       

167

0

167

 

Projecten Nota Ruimte

       

0

4.850

– 4.850

 

Projecten Bestaand Rotterdams Gebied

       

2.550

2.550

0

 

Bijdragen aan agentschappen

       

10.474

5.638

4.836

 

RVB

       

3.026

2.356

670

 

RWS

       

7.448

3.282

4.166

                 

5.2

Omgevingswet

       

58.216

44.816

13.400

 

Subsidies

       

5.000

6.000

– 1.000

 

Eenvoudig Beter

       

5.000

0

5.000

 

Stimuleringsregeling Implementatie Omgevingswet

       

0

6.000

– 6.000

 

Opdrachten

       

2.882

21.991

– 19.109

 

Eenvoudig Beter

       

665

20.119

– 19.454

 

Aan de Slag

       

2.217

0

2.217

 

Overige opdrachten

       

0

1.872

– 1.872

 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

       

15

0

15

 

Aan de Slag

       

15

0

15

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

       

13.559

0

13.559

 

Kadaster

       

9.652

0

9.652

 

Geonovum

       

3.029

0

3.029

 

ICTU

       

878

0

878

 

Bijdragen aan medeoverheden

       

1.570

0

1.570

 

Aan de Slag

       

1.570

0

1.570

 

Bijdragen aan agentschappen

       

35.190

16.825

18.365

 

RWS

       

0

16.825

– 16.825

 

Aan de Slag

       

33.558

0

33.558

 

RWS (Eenvoudig Beter)

       

990

0

990

 

RIVM

       

642

0

642

                 
 

Ontvangsten:

       

11.065

8.824

2.241

E Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

5.1 Ruimte

Subsidies

Programma Ruimtelijk Ontwerp

Een deel van het budget van de Actieagenda Ruimtelijke Ontwerp 2017–2020 is vastgelegd in meerjarige subsidies met de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam, het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Architectuur Lokaal, de Academies van Bouwkunst en de Technische Universiteit Delft (leerstoel + netwerkprogramma met de Wageningen University & Research (WUR) en de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e)). Met deze programma’s sluit de Actieagenda direct aan op ontwikkelingen en concrete activiteiten in de praktijk en in het onderwijs. De subsidies zijn bedoeld om ontwerpend onderzoek in te zetten bij lokale en regionale transitie- en transformatie vraagstukken in de fysieke leefomgeving. De ervaringen uit deze projecten worden gedeeld op digitale platforms, handreikingen en masterclasses.

Verder is er in 2018 een 4-jarige projectsubsidie (2018–2021) van € 150.000 toegekend aan de Stichting Geofort met het doel het vergroten van kennis, inzicht en bewustwording van het belang van de geo-informatie bij het publiek. Met behulp van de financiering heeft Geofort in 2018 diverse nieuwe lesmodules en workshops kunnen ontwikkelen waarbij jongeren met ruimtelijke vraagstukken aan de slag gaan. Deze activiteiten zijn met een Europese prijs beloond.

Basisregistraties

De subsidies voor Basisregistraties betroffen de werkzaamheden die het Samenwerkingsverband Bronhouders Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) heeft uitgevoerd in het kader van de tweede tranche van de BGT-Transitie en de kwaliteitszorg voor de BGT. Daarnaast ging het om een subsidie aan Geonovum voor het basisprogramma. Dit basisprogramma is gericht op generieke ontwikkeling van standaarden en op verkenningen ten aanzien van innovatie.

Gebiedsontwikkeling

De subsidie betrof een deel van de werkzaamheden voor de organisatie de «Dag van de Duurzaamheid» op 10 oktober 2018. Zie http://www.dagvandeduurzaamheid.nl/.

Ruimtelijke Instrumentarium (diversen)

In het kader van de tentoonstelling Places of Hope in Leeuwarden; een tentoonstelling en een serie activiteiten over het gezamenlijk vormgeven van de toekomst van Nederland zijn een aantal activiteiten uitgevoerd door de Universiteit van Utrecht. Zie http://www.placesofhope.nl voor een overzicht van de activiteiten en resultaten. De Universiteit van Utrecht heeft een subsidie gekregen voor het opzetten en uitvoeren van het project «Wijken van de Toekomst».

Verder is een subsidie verstrekt voor het actualiseren van een handboek Grondbeleid.

Opdrachten

Architectonisch beleid

Met de Actieagenda Ruimtelijk Ontwerp 2017–2020 hebben de Ministeries van (BZK) en Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) hun inzet meerjarig bepaald. Het doel is de kracht van ontwerpend onderzoek bij urgente maatschappelijke vraagstukken effectief in te zetten, onder meer bij het opstellen van omgevingsvisies en -plannen. In 2018 is het budget ingezet voor een team ontwerpers genaamd het O-team. Daarnaast zijn de structurele middelen ingezet voor het programma Atelier X, waarmee ontwerpend onderzoek is ingezet op de thema’s energietransitie (klimaatakkoord), mobiliteitstransitie en verstedelijking, bevolkingsdaling/krimp en voor klimaatadaptatie. De middelen zijn onder andere ingezet bij klimaattafels, pilots voor regionale energietransitie en het opstellen van Regio Deals.

Het werkbudget van het College van Rijksadviseurs (CvR), en het organiseren van de Rijksprijs Gouden Piramide was hier begroot, maar is uiteindelijk via de bijdrage aan het Rijksvastgoedbedrijf uitgegeven. Dit verklaart het verschil op dit budget.

BRO

De opdrachten voor de Basisregistratie Ondergrond (BRO) betroffen in 2018 de initiële ontwikkeling van deze basisregistratie. De wet BRO is op 1 januari 2018 in werking getreden. Daarbij is de verplichting ingegaan voor de eerste drie registratieobjecten. De opdrachten die in dit tweede jaar van het Programma BRO zijn uitgezet hadden o.a. betrekking op: regeldrukonderzoek, onderzoek naar een aantal registratieobjecten, Juridische en ICT- ondersteuning, de inrichting van proeftuinen en de organisatie van «Roadshows».

De middelen voor het programma BRO waren begroot op het instrument opdrachten, maar zijn voor een groot deel bij 2e suppletoire begroting gemuteerd naar andere begrotingshoofdstukken voor de inzet van de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO), RWS en de WUR.

Gebiedsontwikkeling (diversen)

Voor wat betreft de taken rond energie en ruimte is in 2018 hard gewerkt aan de ruimtelijke principes voor de klimaattransitie (en het klimaatakkoord) en aan de ruimtelijke opgave van het klimaatakkoord ten behoeve van de Nationale Omgevingsvisie. Daarbij is een beroep gedaan op de inzet van ruimtelijk ontwerp ten behoeve van de klimaattafels van het klimaatakkoord. In 2018 is tevens werk gemaakt van de ondersteuning van gemeenten bij het uitwerken van regionale energiestrategieën in eigen omgevingsvisies en -plannen en zijn bijdragen geleverd aan de Routekaart voor Wind op Zee. Dit is later van start gegaan waardoor niet het hele budget is uitgeput.

In 2018 is uitvoering gegeven aan het eind 2017 interbestuurlijk vastgestelde Uitvoeringsprogramma van de Ruimtelijk Economische Ontwikkelstrategie (REOS) (Kamerstukken II 2017/18, 34 775, nr. 12). BZK heeft op een aantal acties de uitvoering (mede) bekostigd.

Daarnaast zijn er middelen ingezet als opdrachten en bijdragen in relatie tot de gebiedsontwikkelingen, die veelal een relatie hadden met het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT). Het Rijk doet dit – voor onderwerpen in het ruimtelijk fysieke domein – samen met de regio’s en andere partijen aan de hand van de gezamenlijke gebiedsagenda’s. In 2018 is prioriteit gegeven aan de verstedelijkingsopgave. Daarnaast is samen met de provincies Overijssel en Gelderland een concept-Omgevingsagenda Oost opgesteld. Voor de andere landsdelen is een aanpak uitgewerkt om in de komende twee á drie jaren ook daar Omgevingsagenda’s te gaan opstellen.

Geo-informatie (w.o. BRO)

Het grootste deel van het budget is bij 2e suppletoire wet ingezet op het instrument bijdrage aan ZBO’s / RWT’s.

Omgevingsloket -online (OLO)

Dit betreft de jaarlijkse opdracht aan het agentschap RWS ten behoeve van het beheer en onderhoud van het systeem Omgevingsloket-online (OLO). Het budget is ingezet voor beheer en doorontwikkeling van het OLO2 systeem waarmee de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) en de Waterwet gefaciliteerd worden totdat de Omgevingswet in werking treedt. Het bedrag was gereserveerd voor het Omgevingsloket en het beheer en onderhoud van Omgevingsloket (OLO). Het gereserveerde bedrag is bij 2e suppletoire begroting herschikt naar bijdragen aan agentschappen. Het gaat hier om een bijdrage aan RWS.

Nationale Omgevingsvisie

Met het opstellen van de notitie «Kabinetsperspectief NOVI10» is de eerste stap gezet richting het ontwerp van de NOVI, die medio 2019 wordt opgeleverd.

Voor het opstellen van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zijn verschillende onderzoeken gedaan en bijeenkomsten georganiseerd. In vrijwel alle provincies heeft het RVO twee rondes gebiedsdialogen gefaciliteerd ten behoeve van de Nationale Omgevingsvisie. Het doel van deze dialogen was om input op te halen voor de NOVI en om de opgaven te verkennen waarvoor het nodig is om deze als één overheid op te pakken. De uitkomsten vormen mede belangrijke input voor de gebiedsgerichte uitwerking van de NOVI in omgevingsagenda’s en perspectiefgebieden.

Daarnaast heeft een onderzoeksbureau onderzoek gedaan naar het perspectief van burgers op de inhoudelijke thema’s van de Nationale Omgevingsvisie. Dit heeft geresulteerd in een aantal bruikbare inzichten voor de NOVI. Zo vinden burgers gezondheid en veiligheid de belangrijkste onderwerpen ten aanzien van de leefomgeving. Er is ook een specifiek onderzoek uitgevoerd onder jongeren. De inzichten worden in de (Ontwerp-)NOVI opgenomen.

Uitvoering ruimtelijk beleid

Bij 2e suppletoire begroting is budget herschikt. Deze middelen zijn in 2018 ingezet voor het beheer en onderhoud van het ruimtelijk instrumentarium, voor kennisontwikkeling over de uitvoering van het ruimtelijk beleid en ten behoeve van verkennend onderzoek voor de Nationale Omgevingsvisie. Veel aandacht trok Places of Hope in Leeuwarden, een tentoonstelling en een serie activiteiten over het gezamenlijk vormgeven van de toekomst van Nederland (zie voor een overzicht www.placesofhope.nl). In 2018 is de derde vervolgmeting van de monitor Infrastructuur en Ruimte verschenen (Kamerstukken II 2017/18, 32 660, nr. 68, Monitor Infrastructuur en Ruimte 2018). Bovendien zijn in 2018 wederom provincies en gemeenten in krimp- en anticipeerregio’s ondersteund door middel van het vergaren van kennis en het doen van experimenten.

Ruimtegebruik bodem (diversen)

In dit kader is in 2018 een opdracht radarverstoring windturbines 3e «elandproef» door TNO Defensie en Veiligheid uitgevoerd met als doel om knelpunten met radarverstoring in kaart te brengen voor windenergie op land. Dit kan inzicht bieden in wat wel en niet mogelijk is aan provincies en rijks coördinatieregeling (rcr)-coördinatoren en kan de basis vormen voor technische oplossingen in de vorm van inzet van extra radarinstallaties van over de grens, of nieuw te bouwen installaties in Nederland. De uitgaven hiervoor zijn lager uitgevallen dan geraamd.

De resultaten worden meegenomen in een Kamerbrief Monitor Wind op Land over 2018 van RVO.nl in het voorjaar 2019.

Windenergie op zee

In 2018 zijn de financiële middelen gebruikt voor de algemene beleidsvoorbereiding en uitvoering van een aantal opdrachten. Verder is er onderzoek gedaan naar een goede ruimtelijke afstemming van de bereikbaarheid van mijnbouwplatformen in de buurt van nieuw te bouwen windparken.

Verder is in het najaar, verwerkt in de 2e suppletoire begroting, een bijdrage verstrekt aan het agentschap Rijkswaterstaat voor de inzet voor beleidsondersteuning en advies voor de uitrol van windenergie op zee, alsmede voor monitoring en toezicht op doorvaart en medegebruik in de bestaande windparken voor de Hollandse kust.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Kadaster

Betreft een structurele bijdrage aan het Kadaster. De bijdrage is besteed aan beheer en ontwikkeling van de landelijke voorzieningen van basisregistraties en in enkele gevallen ook het actueel houden van de inhoud. Tevens gaat het om beheer en ontwikkeling van de gezamenlijke verstrekkingsvoorziening voor geo-informatie Publieke Dienstverlening op de Kaart (PDOK), het Nationaal GeoRegister in relatie tot Europese richtlijn INSPIRE (infrastructure for spatial information in Europe) en de beheerkosten van het landelijke online portaal voor ruimtelijke plannen.

Geo-informatie

De bijdragen onder Geo-informatie betroffen de doorontwikkeling van basisregistraties en voorzieningen in het kader van de Nationale Geo-Informatie-Infrastructuur. Voor de basisregistraties ging het om doorontwikkeling in samenhang. Daarnaast is een deel van deze middelen uitgegeven aan de exploitatie, beheer en onderhoud van de voorzieningen op basis van Europese verplichtingen, waaronder de implementatie van de Europese richtlijn INSPIRE, gericht op ontsluiting en harmonisatie van ruimtelijke gegevens.

Diverse bijdragen

Voor de BRO ging het om initiële realisatie van delen van deze basisregistratie. Voor de overige basisregistraties en voorzieningen zijn bijdragen versterkt aan de ketenpartners Kadaster, TNO, ICTU (ICT-Uitvoeringsorganisatie), Geonovum en RWS. Het betrof bijdragen voor de ontwikkeling van de standaarden, het Bronhouderportaal, de Landelijke Voorziening BRO en implementatieondersteuning.

Bijdragen aan medeoverheden

Projecten BIRK

Het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) is ingezet ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in stedelijke centra of stedelijke gebieden. Met een viertal BIRK-projecten, respectievelijk Breda Stationskwartier, Dordrecht, Provincie Zuid-Holland/Integrale Ontwikkeling Delft Schiedam (IODS) en Venlo Q4, bestaat er nog een subsidierelatie. In 2018 is geconstateerd dat na de bouw- en economische crisis de (bouw)werkzaamheden weer zijn vlot getrokken. Dit heeft ertoe geleid dat voor een aantal projecten, respectievelijk Breda Stationskwartier, Dordrecht en Venlo Q4, de einddatum is gewijzigd. Het laatste BIRK-project loopt tot en met 2024. Bij 2e suppletoire begroting zijn de middelen voor de projecten BIRK op basis van nieuwe inzichten in het verwachte kasritme gezet.

Diverse bijdragen

Bij 2e suppletoire begroting is € 150.000 toegevoegd voor het project Integrale Ontwikkeling Delft Schiedam. Afronding van het BIRK-project is voorzien in 2024.

Projecten Nota Ruimte

Bij 2e suppletoire begroting zijn de middelen voor de projecten Nota Ruimte op basis van nieuwe inzichten in het verwachte kasritme gezet. De resterende bedragen komen hiermee ook later tot betaling.

Projecten Bestaand Rotterdams gebied

Het programma «Bestaand Rotterdams gebied» (BRG) maakt onderdeel uit van het project «Mainportontwikkeling Rotterdam». Dit project heeft tot doel de Rotterdamse haven te ontwikkelen en gelijktijdig te zorgen voor een verbetering van het woon- en leefklimaat. Het BRG-programma omvat projecten die hieraan bijdragen: intensiveringsprojecten (reeds in 2009 afgerond) en leefbaarheidsprojecten. In 2018 heeft er met betrekking tot deze leefbaarheidsprojecten een jaarlijkse bijdrage plaatsgevonden van € 2.550.000,–. De realisatie van de leefbaarheidsprojecten loopt nog door tot 2021.

Bijdragen aan agentschappen

Rijksvastgoedbedrijf (RVB)

De uitgaven voor het College van Rijksadviseurs en de Rijksprijs Gouden Pyramide zijn verstrekt via de bijdrage aan het Rijksvastgoedbedrijf. De middelen waren echter begroot op het opdrachtenbudget van architectonisch beleid. Dit heeft geleid toe een overschrijding op dit onderdeel.

RWS

Rijkswaterstaat verricht activiteiten voor het Ministerie van BZK in het kader van de BeleidsOndersteuning- en Advisering (BOA). Hiervoor verstrekt BZK een bijdrage aan RWS. Bij 2e suppletoire begroting is een bedrag herschikt voor extra inzet van de BOA en voor de jaarlijkse opdracht aan het agentschap RWS ten behoeve van het beheer en onderhoud van het systeem Omgevingsloket-online. Het Omgevingsloket-online is de digitale voorziening waarin aanvragen om omgevingsvergunning en meldingen kunnen worden gedaan.

5.2 Omgevingswet

Subsidies

Eenvoudig beter

Met overdracht van de budgetten van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van BZK, is de subsidiereeks «stimuleringsregeling Implementatie Omgevingswet» abusievelijk twee keer opgevoerd. Voor de toelichting op deze reeks wordt u verwezen naar onderstaande alinea.

Stimuleringsregeling Implementatie Omgevingswet

Per bestuursakkoord is in 2015 besloten om gezamenlijk met de medeoverheden de invoering van Omgevingswet tot een succes te maken. Onderdeel van deze afspraken is een subsidiereeks waarmee de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW) de achterban kunnen faciliteren in het werken met Omgevingswet.

In samenspraak met de beide koepels is in 2018 besloten het kasritme van deze reeks aan te passen naar aanleiding van het verzetten van de invoeringsdatum van de wet.

Opdrachten

Eenvoudig beter

Betreft een aantal kleinere opdrachten, waaronder onderzoeksopdrachten en advisering over het fysieke domein. Deze opdrachten hebben bijgedragen aan de producten die zijn opgeleverd of nog worden opgeleverd binnen het stelsel van Omgevingswet. Bij overdracht van de budgetten is in eerste instantie de verdeling tussen middelen voor invoering van de wet en de implementatie niet gemaakt. Dit verklaart het verschil in realisatie.

Aan de Slag

Het betreft opdrachten aan marktpartijen voor activiteiten zoals onderzoeken, adviezen, communicatieproducten. Dit zodat met ingang van 2021 betrokken partijen en organisaties kunnen werken met het nieuwe digitale stelsel omgevingswet.

Bij departementale herindeling van dossiers van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van BZK per 1 januari 2018, is in eerste instantie de begrotingsstructuur van het Ministerie van IenW overgenomen. Deze structuur is bij de Ontwerpbegroting 2019 voor 2018 en verder aangepast aan de nieuwe situatie. Dit heeft geleid tot een correctie bij 2e suppletoire begroting inzake de instrumentkeuze.

Overige opdrachten

Bij departementale herindeling van dossiers van het Ministerie van IenW naar Ministerie van BZK per 1 januari 2018, is in eerste instantie de begrotingsstructuur van het Ministerie van IenW overgenomen. Deze structuur is bij de Ontwerpbegroting 2019 voor 2018 en verder aangepast naar de nieuwe situatie. Dit heeft geleid tot een correctie bij 2e suppletoire begroting inzake de instrumentkeuze.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Aan de Slag

Dit betreft de bijdrage aan het Ministerie van OCW voor het Informatieproduct Erfgoed. Na de transitie van de administratie van Aan de Slag (ADS) van RWS naar het Ministerie van BZK, is dit bedrag op dit instrument geboekt. In de eerste helft van 2018 is dit gerealiseerd.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Kadaster

Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die het Kadaster uitvoert in het kader van de ontwikkeling van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Samen met een aantal ontwikkelpartners, namelijk Rijkswaterstaat, KOOP, Geonovum, RIVM en Kadaster, werkt BZK aan de ontwikkeling en de implementatie van het DSO. Elke ontwikkelpartner zet daarvoor expertise in. Samen werken we aan een werkend DSO.

Het verschil met de ontwerpbegroting betreft de hieronder toegelichte indeling naar instrumenten.

Geonovum

Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die Geonovum uitvoert in het kader van de ontwikkeling van het DSO.

Samen met ontwikkelpartner Geonovum werkt het Ministerie van BZK aan de ontwikkeling en de implementatie van het DSO. Geonovum ontwikkelt standaarden voor voerheidspublicaties en toepassingsprofiel voor omgevingsdocumenten. Aan de hand van deze standaarden kan informatieuitwisseling tussen organisaties en systemen in het Digitale Stelsel plaatsvinden.

Het verschil met de ontwerpbegroting betreft de hieronder toegelichte indeling naar instrumenten.

ICTU

Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die ICTU uitvoert in het kader van de monitor op de implementatie van het digitale stelsel omgevingswet. Hiermee wordt beoogd te monitoren in hoeverre betrokken partijen en organisaties gesteld staan om te kunnen werken met het DSO.

Bij departementale herindeling van dossiers van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van BZK per 1 januari 2018, is in eerste instantie de begrotingsstructuur van het Ministerie van IenW overgenomen. Deze structuur is bij de Ontwerpbegroting 2019 voor 2018 en verder aangepast naar de nieuwe situatie. Dit heeft geleid tot een correctie bij 2e suppletoire begroting inzake de instrumentkeuze.

Bijdragen aan medeoverheden

Aan de Slag

Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die de medeoverheden uitvoeren in het kader van de ontwikkeling van het DSO en het leveren van invoeringsondersteuning voor de stelselwijziging

Bij departementale herindeling van dossiers van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van BZK per 1 januari 2018, is in eerste instantie de begrotingsstructuur van het Ministerie van IenW overgenomen. Deze structuur is bij de Ontwerpbegroting 2019 voor 2018 en verder aangepast naar de nieuwe situatie. Dit heeft geleid tot een correctie bij 2e suppletoire begroting inzake de instrumentkeuze.

Bijdragen aan agentschappen

RWS

Bij departementale herindeling van dossiers van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van BZK per 1 januari 2018, is in eerste instantie de begrotingsstructuur van Ministerie van IenW overgenomen. Deze structuur is bij de Ontwerpbegroting 2019 voor 2018 en verder aangepast naar de nieuwe situatie Dit heeft geleid tot een correctie bij 2e suppletoire begroting inzake de instrumentkeuze.

Aan de Slag

Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die RWS uitvoert in het kader van de ontwikkeling van het DSO, de ontwikkeling van het Informatiepunt en het leveren van invoeringsondersteuning voor de stelselwijziging. Samen met ontwikkelpartner RWS werkt het Ministerie van BZK aan de ontwikkeling en implementatie van het DSO. Hiervoor is bij RWS een Informatiepunt ingericht met een loket waar informatie over de wetgeving en het DSO te vinden is op de website, danwel opgevraagd kan worden. Daarnaast voert RWS activiteiten uit om samen met betrokken partijen en organisaties kennis en gebruikerservaringen uit te wisselen en te borgen. Dit onder andere door praktijkproeven te organiseren dan wel bij te wonen.

Bij departementale herindeling van dossiers van het Ministerie van IenW naar het Ministerie BZK per 1 januari 2018, is in eerste instantie de begrotingsstructuur van het Ministerie van IenW overgenomen. Deze structuur is bij de Ontwerpbegroting 2019 voor 2018 en verder aangepast naar de nieuwe situatie. Dit heeft geleid tot een correctie bij 2e suppletoire begroting inzake de instrumentkeuze.

Daarnaast is de voorschotsystematiek van het Ministerie van BZK geïntroduceerd hetgeen tot meer kasuitgaven in 2018 heeft geleid dan in de oude systematiek was gepland.

RWS (Eenvoudig Beter)

Voor ondersteuning bij de invoering van het stelsel van Omgevingswet, neemt Eenvoudig Beter diensten af van Rijkswaterstaat. Inzet van deze expertise is een continuering van hetgeen gebruikelijk was bij het Ministerie van IenW.

Bij departementale herindeling van dossiers van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van BZK per 1 januari 2018, is in eerste instantie de begrotingsstructuur van Ministerie van IenW overgenomen. Deze structuur is bij de Ontwerpbegroting 2019 voor 2018 en verder aangepast naar de nieuwe situatie. Dit heeft geleid tot een correctie bij 2e suppletoire begroting inzake de instrumentkeuze.

RIVM

Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die het RIVM uitvoert in het kader van de ontwikkeling van het DSO. Het verschil met de ontwerpbegroting betreft de hierboven toegelichte indeling naar instrumenten.

Ontvangsten

Verkoop van bufferzonegronden

Zoals gemeld in de 2e suppletoire begroting zijn de opbrengsten van de verkoop van bufferzonegronden hoger uitgevallen dan geraamd (€ 2 mln.). De opbrengsten hebben in de huidige markt meer opgeleverd dan geraamd.

Artikel 6. Dienstverlenende en innovatieve overheid

A Algemene doelstelling

Het verbeteren van de informatiepositie van de burger in zijn relatie met de overheid, het bevorderen van maatschappelijk initiatief (actief burgerschap) en het bijdragen aan een adequate dienstverlening voor burgers door het zorgen voor:

  • veilige en betrouwbare digitale voorzieningen voor efficiënt gebruik van overheidsinformatie en -gegevens;

  • de bescherming van de rechten van burgers tegen ongewenste aspecten van digitalisering;

  • het waarborgen van toegankelijke en veilige dienstverlening.

B Rol en verantwoordelijkheid

Vanuit de verantwoordelijkheid voor goed openbaar bestuur maakt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) werk van openbaarheid van bestuur en toegang tot overheidsinformatie. De Minister van BZK heeft een stimulerende rol bij het bevorderen van de participatieve en directe vormen van democratie als aanvulling op het representatieve stelsel en een agenderende rol op het terrein van de relatie tussen de informatiesamenleving en openbaar bestuur. De Minister van BZK pakt, samen met de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK), de rol om voortdurend de beleidsagenda op het terrein van de informatiesamenleving en overheid te herijken aan de eisen van de tijd.

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor een doelmatig, doeltreffend en democratisch openbaar bestuur en een goede organisatie daarvan, met het oog op een adequate dienstverlening. BZK is stelselverantwoordelijk voor de inrichting en governance van de generieke onderdelen van de digitale overheid en organiseert een aantal voorzieningen. Samen met de Minister van EZK zorgt de Minister van BZK er als coördinator voor dat er samenhang is tussen digitale dienstverlening voor burgers en bedrijven. Daarbij coördineert hij door overheidsbreed afspraken te maken over de generieke digitale infrastructuur. In het verlengde van de verantwoordelijkheid een adequate digitale dienstverlening te bevorderen, ligt de verantwoordelijkheid te zorgen voor maatregelen die burgers rechten geven en beschermen tegen ongewenste aspecten van digitalisering.

De Minister van BZK heeft een kaderstellende rol op het gebied van de e-overheid. Kaderstellen gebeurt in de vorm van wetgeving, standaarden, architectuurkaders en richtlijnen. Onder deze verantwoordelijkheid valt de inrichting, beschikbaarstelling, instandhouding, werking, beveiliging en betrouwbaarheid van generieke voorzieningen voor elektronisch berichtenverkeer en informatieverschaffing, alsmede van voorzieningen voor elektronische authenticatie en registratie van machtigingen in het burgerservicenummer (BSN)-domein.

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het beleid rondom het vaststellen van de identiteit alsmede de verstrekking van reisdocumenten op basis daarvan. Ook is de Minister van BZK verantwoordelijk voor de vastlegging van persoons- en adresgegevens volgens de Wet basisregistratie personen (BRP). In dat kader houdt de Minister van BZK toezicht op de uitvoering van de Paspoortwet, monitort de uitvoering van de wet BRP en ondersteunt de gemeenten die primair verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van deze wetten. De Minister van BZK faciliteert hiermee het juiste gebruik van persoons- en adresgegevens door andere overheidsinstanties. Het tegengaan van fraude met persoons- en adresgegevens en reisdocumenten vormt hiervan een integraal onderdeel.

C Beleidsconclusies

Programma eID

Het programma eID (elektronische Identiteit) omvat de Wet digitale overheid, de ontwikkeling van het stelsel van eID, de ontwikkeling van inlogmiddelen met een hogere betrouwbaarheid (DigiD substantieel en DigiD hoog) en het verwerven van één of meerdere private authenticatiediensten. Het wetsvoorstel voor de Wet Digitale Overheid is op 19 juni aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2018, 34 972). Op 1 oktober werd de wijziging van de Paspoortwet bij de Tweede Kamer ingediend. Deze wetswijziging is vereist in verband met de invoering van elektronische identificatie op het hoogste betrouwbaarheidsniveau (DigiD Hoog) op de Nederlandse Identiteitskaart (NIK) (Kamerstukken II 2018, 35 047-(R2108).

Met ingang van juni 2018 worden rijbewijzen uitgegeven met een nieuwe chip die geschikt is om via de DigiD-app in te loggen op websites van overheidsdienstverleners met het hoogste betrouwbaarheidsniveau (DigiD-Hoog). In 2018 is een pilot gehouden met een beperkte groep deelnemers om in te loggen met DigiD met eRijbewijs. De pilot is succesvol verlopen. Na inwerkingtreding van Wet digitale overheid kan gestart worden met het beschikbaar stellen van deze oplossing aan burgers.

Open Data

Het Kabinet hecht aan een open en transparante overheid. Overheidsgegevens die zich daarvoor lenen worden daarom gepubliceerd als open data. In 2018 is naast het openstellen van meer data werk gemaakt van het verbeteren van de vindbaarheid en herbruikbaarheid van de data van de overheid door derden. Bijvoorbeeld de gegevens van het KNMI, het kadaster en het Centraal Bureau van Statistiek. Derden kunnen met deze data aan de slag gaan om hiermee bijvoorbeeld apps en informatiediensten te ontwikkelen. Daarbij lag de focus op data die de meeste maatschappelijke meerwaarde op kan leveren. Er is een nieuwe versie van het centrale dataportaal data.overheid.nl opgeleverd, die datasets overzichtelijker presenteert. Met de lancering van het nieuwe portaal is ook een hogere standaard voor metadata (DCAT-AP 1.1) de norm geworden; een belangrijke kwaliteitsslag. Om het aanbod nog beter af te stemmen op de behoefte van de hergebruikers van de data, is gestart met een onderzoek naar de groepen hergebruikers van open data en hun wensen. Dit onderzoek van de TU Delft wordt begin 2019 afgerond.

Verder is dit jaar de pilot open datastelsel afgerond en gestart met de doorontwikkeling van het open datastelsel. Hierin werken CBS, Kadaster, UBR/KOOP (beheerder data.overheid.nl) en VNG samen aan diensten en producten om hergebruik te stimuleren.

Informatieveiligheid overheid

Burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat de overheid zorgvuldig omgaat met hun persoonsgegevens. Verder neemt het belang van informatieveiligheid aanzienlijk toe in de digitale communicatie van overheden met burgers en ondernemers. Voor het vergroten van de digitale veiligheid is het essentieel dat overheidsorganisaties moderne veiligheidsstandaarden in hun ICT hanteren. Overheden stellen hun informatieveiligheidsbeleid vast aan de hand van een basisnormenkader. Dit kader is toegespitst op iedere afzonderlijke overheidslaag (te weten het Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten). Eind 2018 is de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) vastgesteld als het basisnormenkader voor informatiebeveiliging bij de overheid. De BIO bundelt de afzonderlijke normenkaders en biedt een uniforme basis voor de verdere doorontwikkeling.

Eveneens is de Tweede Kamer geïnformeerd over de interbestuurlijke actie-agenda informatieveiligheid, dit is gedaan als onderdeel van de Agenda Digitale Overheid «NL DIGIbeter», geïnformeerd over de interbestuurlijke actie-agenda informatieveiligheid (Kamerstukken II 2018/19, 26 643, nr. 574). De plannen voor de komende periode zijn hierin uitgewerkt.

Duurzame financieringsafspraken GDI

Met ingang van 2018 worden de kosten voor beheer en exploitatie van de voorzieningen DigiD, MijnOverheid en Digipoort doorbelast. In 2018 zijn voor nagenoeg alle voorzieningen uit de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) duurzame financieringsmethoden ontwikkeld.

Met afnemers zijn afspraken gemaakt die het tempo van de laatste nog door te belasten voorzieningen mede-bepalen. Daarbij wordt rekening gehouden met het feit dat nieuwe voorzieningen in de eerste jaren van gebruik relatief duur zijn doordat het gebruik nog beperkt is. Doorbelasting zou remmend werken op de verdere groei. In de eerste jaren is medefinanciering uit de Investeringspost Digitale Overheid daarom een mogelijkheid. Hiermee wordt op verantwoorde wijze invulling gegeven aan een structurele en duurzame financiering van de vitale voorzieningen voor de digitale overheid. Een financiering die passend is bij de nieuwe governance van de digitale overheid waarover de kamer begin 2018 is geïnformeerd (Kamerstukken II 2017/18, 26 643, nr. 525).

Stoppen operatie BRP en Toekomstvastheid BRP

In 2017 werd operatie BRP gestopt, het programma dat nieuwe ICT-voorzieningen zou opleveren voor de modernisering van de Basisregistratie personen (BRP). In 2018 werden afrondende activiteiten uitgevoerd. Belangrijke doelen daarbij waren het bieden van openheid over het verloop van de operatie BRP en het formuleren van lessen voor de toekomst. De Commissie BRP onderzocht de gebeurtenissen rond operatie BRP. Het rapport van de commissie is op 18 mei 2018 aan de Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2018/19, 27 859, nr. 124). In 2018 zijn meer dan duizend documenten van en over Operatie BRP openbaar gemaakt en daarnaast verschillende versies van de broncode van het systeem waar Operatie BRP aan bouwde (Kamerstukken II 2017/18, 27 859, nr. 122; Kamerstukken II 2017/18, 27 859, nr. 125 en Kamerstukken II 2017/18, 27 859, nr. 128).

Door het stopzetten van de operatie BRP moet langer gebruik worden gemaakt van de huidige centrale voorzieningen voor BRP dan verwacht. Daarom is een healthcheck uitgevoerd naar de toekomstvastheid ervan. Conclusie was dat de bedrijfszekerheid voor de komende vijf tot zeven jaren gegarandeerd kan worden (Kamerstukken II 2017/18, 27 859, nr. 121, Kamerstukken II 2017/18, 27 859, nr. 122, en Kamerstukken II 2017/18, 27 859, nr. 124). In 2018 is gestart met een toekomsttraject voor de BRP. Daarbij wordt gekeken naar het BRP-stelsel in zijn geheel en zijn plek in het identiteitsstelsel. Een veilig en betrouwbaar identiteitsstelsel waarbij efficiënt gebruik wordt gemaakt van (persoons)gegevens is essentieel en vormt ook de basis voor een betrouwbaar reisdocumentenstelsel.

De Tweede Kamer is in juli 2018 geïnformeerd over de aanpak om samen met gemeenten en gebruikers (Kamerstukken II 2017/18, 27 859, nr. 125) te komen tot een visie voor de langere termijn.

Weerbaar bestuur

Waar de inzet op burgerschap in eerste aanleg vooral werd gericht op participatie, is duidelijk geworden dat er ook een grens is aan beïnvloeding van het democratisch proces door burgers. Waar participatie overgaat in ondemocratische beïnvloeding (b.v. intimidatie en bedreiging, belangenverstrengeling en ondermijning) zal het openbaar bestuur weerbaar moeten zijn om de kwaliteit en integriteit van het openbaar bestuur te waarborgen. In 2018 heeft het Ministerie van BZK daarom intensiever ingezet op weerbaar bestuur, onder andere door de ontwikkeling van een veiligheidspakket voor (bedreigde) burgemeesters, leergangen weerbaar bestuur, basisscan integriteit en instrumentarium ter versterking van de bestuurlijke weerbaarheid en het tegengaan van ongewenste (buitenlandse) inmenging.

Regie op gegevens

In 2018 is het meerjarenprogramma «Burgers en bedrijven in regie op hun gegevens» gestart. Dit programma is vooral gericht op het delen van persoonlijke gegevens. De aanpak omvat zowel stimuleren, kennisuitwisseling en bewustwording als het ontwikkelen van een set van basisafspraken over onder andere privacy en veiligheid.

Standard Business Reporting

De ICT-voorzieningen om aan de Europese verordening eIDAS te kunnen voldoen zijn sinds mei 2018 gereed. Met Standard Business Reporting (SBR) wordt rapporteren beter, sneller en eenvoudiger voor zowel de ondernemer als de overheid. Vanaf 2018 deponeren middelgrote ondernemingen hun jaarstukken via SBR bij de Kamer van Koophandel en kunnen woningcorporaties via SBR hun prognosecijfers aan onder andere Aedes en het Ministerie van BZK aanleveren.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 6 Dienstverlenende en innovatieve overheid (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2014

2015

2016

2017

2018

2018

2018

Art.nr.

Verplichtingen:

136.236

242.013

170.392

147.334

188.839

148.520

40.319

                 
 

Uitgaven:

134.488

178.095

193.829

198.313

188.841

148.520

40.321

                 

6.1

Verminderen regeldruk

1.974

1.799

0

0

0

0

0

 

Subsidies

0

190

0

0

0

0

0

 

Vermindering regeldruk en administratieve lasten

0

190

0

0

0

0

0

 

Opdrachten

1.527

1.109

0

0

0

0

0

 

Vermindering regeldruk en administratieve lasten

1.527

1.109

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan agentschappen

347

388

0

0

0

0

0

 

Vermindering regeldruk en administratieve lasten

347

388

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan mede-overheden

100

0

0

0

0

0

0

 

Bijdrage aan gemeenten

100

0

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

0

112

0

0

0

0

0

 

Bijdragen internationaal

0

112

0

0

0

0

0

                 

6.2

Informatiebeleid en ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen

37.341

43.812

34.653

47.165

67.266

44.725

22.541

 

Subsidies

414

741

282

688

1.457

200

1.257

 

(Door)ontwikkeling e-overheidvoorzieningen

414

741

282

287

413

200

213

 

Communicatie, kennisdeling en onderzoek

0

0

0

321

1.024

0

1.024

 

Digitale dienstverlening

0

0

0

80

20

0

20

 

Informatiebeleid

     

0

   

0

 

Opdrachten

35.602

29.008

19.917

15.748

15.195

37.095

– 21.900

 

(Door)ontwikkeling e-overheidvoorzieningen

23.621

17.702

10.616

1.991

1.205

20.569

– 19.364

 

Aanpak fraudebestrijding

2.936

11.306

9.301

10.849

11.100

11.482

– 382

 

Implementatie NUP (VNG)

9.045

0

0

0

 

0

0

 

Digitale dienstverlening

0

0

0

1.114

1.423

2.000

– 577

 

Investeringspost Digitale Overheid

0

0

0

0

0

0

0

 

Informatiebeleid

0

0

0

1.794

1.467

3.044

– 1.577

 

Bijdragen aan agentschappen

1.325

13.838

14.121

28.627

39.305

6.930

32.375

 

Aanpak fraudebestrijding

1.225

3.049

2.460

657

1.490

480

1.010

 

Logius

100

5.209

9.823

24.496

30.991

6.400

24.591

 

RvIG

0

5.365

1.259

2.731

2.150

0

2.150

 

UBR

0

215

579

708

1.617

0

1.617

 

RVO

0

0

0

35

2.613

50

2.563

 

Diverse bijdragen

0

0

0

0

444

0

444

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

0

0

0

1.600

9.260

0

9.260

 

KvK

0

0

0

0

2.651

0

2.651

 

ICTU

0

0

0

0

4.477

0

4.477

 

RDW

0

0

0

1.600

1.458

0

1.458

 

CBS

0

0

0

0

154

0

154

 

Kadaster

0

0

0

0

130

0

130

 

Diverse bijdragen

0

0

0

0

390

0

390

 

Bijdragen aan medeoverheden

0

225

273

502

1.597

500

1.097

 

Gemeenten

0

0

273

502

1.481

500

981

 

Provincies

0

0

0

0

12

0

12

 

Waterschappen

0

0

0

0

104

0

104

 

Loketkosten gemeenten

0

225

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

0

0

60

0

191

0

191

 

(Door)ontwikkeling e-overheidvoorziening

0

0

60

0

191

0

191

 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

0

0

0

261

0

261

 

Ministerie van Buitenlandse Zaken

0

0

0

0

20

0

20

 

Diverse bijdragen

0

0

0

0

241

0

241

                 

6.3

Betrouwbare levering van e-overheidsvoorzieningen

67.608

89.800

97.910

101.511

74.146

72.842

1.304

 

Opdrachten

2.316

2.052

2.447

2.206

2.188

6.189

– 4.001

 

Beheer e-overheidvoorzieningen

0

0

600

415

423

4.377

– 3.954

 

Officiële publicaties en wettenbank

2.316

2.052

1.847

1.791

1.765

1.812

– 47

 

Bijdragen aan agentschappen

65.292

87.748

95.463

99.305

65.872

60.908

4.964

 

Logius

46.649

75.009

85.924

88.522

45.946

44.590

1.356

 

RvIG

0

6.165

3.631

3.434

3.767

3.423

344

 

BPR

12.461

0

0

0

0

0

0

 

RVO

0

0

0

0

6.959

6.985

– 26

 

Telecom

0

0

0

0

1.683

1.244

439

 

UBR

6.182

6.574

5.908

7.349

7.517

4.666

2.851

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

0

0

0

0

6.086

5.745

341

 

KvK

0

0

0

0

4.700

4.700

0

 

CBS

0

0

0

0

1.141

1.045

96

 

ICTU

0

0

0

0

245

0

245

                 

6.4

Burgerschap

5.813

5.581

6.028

7.365

10.072

5.325

4.747

 

Subsidies

5.342

4.846

4.596

5.012

7.704

4.420

3.284

 

Comité 4/5 mei

107

106

106

106

216

108

108

 

ProDemos

5.006

4.188

4.238

4.312

4.403

4.312

91

 

Democratie

0

0

0

0

1.108

0

1.108

 

Programma burgerschap

229

552

252

594

1.977

0

1.977

 

Opdrachten

471

735

1.432

2.353

2.368

905

1.463

 

Democratie

0

0

847

1.057

1.750

350

1.400

 

Programma burgerschap

471

735

585

1.296

618

555

63

                 

6.5

Reisdocumenten en basisadministratie personen

21.752

37.103

55.238

42.272

37.357

25.628

11.729

 

Subsidies

10

0

0

0

0

0

0

 

Beleid GBA en reisdocumenten

10

0

0

0

0

0

0

 

Opdrachten

6.536

15.493

18.407

9.287

1.230

8.169

– 6.939

 

Beleid BRP en reisdocumenten

142

4.335

6.578

146

1.230

8.169

– 6.939

 

Modernisering GBA

6.394

0

0

0

0

0

0

 

Operatie BRP

0

11.158

11.829

9.141

0

0

0

 

Bijdragen aan agentschappen

15.206

21.610

36.661

32.659

35.360

17.459

17.901

 

RvIG

0

21.610

36.661

32.659

35.360

17.459

17.901

 

BPR

15.206

0

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

170

326

767

0

767

 

Gemeenten

0

0

170

326

767

0

767

                 
 

Ontvangsten:

10.020

13.053

17.246

25.255

18.911

513

18.398

E Toelichting op de financiële instrumenten

6.2 Informatiebeleid en ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen

Subsidies

(Door)ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen

Bij de 1e en 2e suppletoire begroting heeft beide keren een reallocatie plaatsgevonden van € 0,2 mln. om inzet op het juiste instrument te kunnen verantwoorden.

In aansluiting op de doelen in de agenda NL DIGIbeter hebben verschillende organisaties een subsidie ontvangen. Er is een subsidie verstrekt aan De Vereniging van Overheidsmanagement om via een online open cursus het gedachtegoed van NL DIGIbeter zoveel mogelijk te verspreiden en een subsidie voor de organisatie van de Big Improvement Day. De stichting ECP-Platform voor Informatiesamenleving ontving een subsidie voor een verkenning naar een publiek-private aanpak van digitale inclusie. TNO ontving subsidies voor experimenten met data gedreven beleidsontwikkeling en de stimulering van inclusieve design voor overheidswebsites. De proeftuin digitale identiteit heeft gestalte gekregen door deelname aan de Dutch Blockchain Hackathon. Deze subsidies stimuleren het zoeken naar innovatieve oplossingen voor maatschappelijke opgaven.

Ook is een subsidie verstrekt aan de Stichting Missing Chapter voor de ondersteuning van de Raad van Kinderen en aan de VNG voor het Kenniscentrum Dienstverlening.

Communicatie, kennisdeling en onderzoek

In 2018 is in het kader van burgerschap een subsidie verstrekt aan het adolescentenpanel (€ 0,5 mln.) voor een onderzoek naar de ontwikkeling van democratische waarden en burgerschapsvaardigheden onder jongeren door de Universiteit van Amsterdam. Dit levert een bijdrage aan het beleid op het terrein van burgerschapsvorming en de activiteiten van bijvoorbeeld ProDemos op dat terrein. Verder zijn er 2 subsidies verstrekt aan de Universiteit van Twente en Tilburg (€ 0,2 mln.) voor een basismonitor politieke partijen en een wetenschappelijk onderzoek naar lokale partijen Open State Foundation, die werkt aan digitale transparantie door publieke informatie als open data beschikbaar te krijgen en deze toegankelijk te maken voor her-gebruikers, ontving een subsidie van € 0,1 mln. voor Open Stateninformatie app-challenge, voor Open Wob (Wet openbaarheid van bestuur), ter versterking van de regionale democratie en bevordering van transparantie.

Binnen het kader van versterking van het democratisch besef zijn hiervoor middelen herschikt tussen instrumenten vanuit artikel 1.2 Centrale stemopneming en Raadgevend referendum.

eIDAS-verordening

Conform de toezegging aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2016/17, 34 413, nr. 9) heeft het InterProvinciaal Overleg een bijdrage ontvangen ter tegemoetkoming voor de implementatie van eIDAS-verordening.

Tevens conform de toezegging aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2016/17, 34 413, nr. 9) heeft de Unie van Waterschappen een bijdrage ontvangen ter tegemoetkoming voor de implementatie van eIDAS-verordening.

Opdrachten

(Door)ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen

In 2018 heeft bij de 1e en 2e suppletoire begroting een aantal reallocaties plaatsgevonden. Bij 1e suppletoire begroting gaat het om een technische mutatie (€ 10 mln.) om de middelen op het juiste instrument te zetten. Het betreft voornamelijk de middelen voor Logius ten behoeve van de ontwikkeling eID. Bij 2e suppletoire begroting gaat het om de bijdrage van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) aan de stelselkosten eID (€ 2 mln.), de reallocatie van budget om opdrachten te kunnen geven aan Logius (EIDAS) en ICTU (€ 2,5 mln.) en de reallocatie van € 4,2 mln. naar artikel 6.4 «Burgerschap», in aanloop naar de wijziging van de begrotingsstructuur. Verder betreft het een herschikking van middelen voor een bijdrage ten behoeve van het beheren van de identiteitsinfrastructuur in Caribisch Nederland (€ 0,6 mln.) en een onderzoeksbudget voor kennisontwikkeling en onderzoek met een strategisch karakter (€ 0,4 mln.). Dit verklaart de onderbesteding.

In het kader van de modernisering van digitaal identificeren is een opdracht verstrekt voor de versterking van DigiD en de herijking van de business case ten behoeve van inloggen in het BSN domein. De Kamer is hierover in maart 2018 geïnformeerd. (Kamerstukken II 2017/18, 26 643, nr. 528).

Ook is een opdracht verstrekt voor de strategische doorontwikkeling van Mijn Overheid voor Ondernemers waarmee bedrijven met de overheid kunnen communiceren. De uitkomsten daarvan worden meegenomen in de vernieuwing van Mijn Overheid.

Het Leer- en Expertisepunt Open Overheid (LEOO) kreeg voor € 0,6 mln. opdracht om uitvoering te geven aan het 2e Actieplan Open Overheid (2016–2018) en het 3e Actieplan Open Overheid (2018–2020). In het 3e Actieplan wordt in het bijzonder ingezet op acties ter versterking van de lokale democratie, onder meer door het aanjagen van openheid en open besluitvorming bij gemeenten en het organiseren van kennisbijeenkomsten.

Nederland is in het kader van Open Overheid sinds 2012 lid van het Open Government Partnership (OGP). Het Ministerie van BZK betaalt aan OGP een jaarlijkse contributie (€ 0,09 mln.).

Aan het Centraal Bureau voor Statistiek (€ 0,15 mln.) is opdracht verstrekt voor de ontwikkeling van dashboard waarmee de resultaten van Citydeal Zicht op ondermijning worden ontsloten. Verder is opdracht verstrekt aan de Universiteit van Twente om een kiezersonderzoek uit te voeren om meer inzicht in het referendumproces te krijgen.

Single Digital Gateway

Daarnaast is een bijdrage verstrekt voor een nadere impactanalyse naar de gevolgen van de Europese verordening Single Digital Gateway voor de gemeenten, door de VNG. Dit in aansluiting op de impactanalyse die door ICTU is uitgevoerd.

Aanpak fraudebestrijding

Er is een opdracht verstrekt aan ICTU om het project Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA) uit te voeren. Om de aanpak te borgen worden de activiteiten van LAA overgebracht van het tijdelijke programma naar de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens. (Kamerstukken II 2017/18, 27 859, nr. 127). In 2018 is gestart met de inbeheername bij RvIG. Een deel van de kosten is daarom gemaakt bij RvIG.

Digitale dienstverlening

In 2018 heeft bij de 1e suppletoire begroting een reallocatie plaatsgevonden (€ 0,5 mln.) naar ICTU om de inzet op het juiste instrument te kunnen verantwoorden. Bij 2e suppletoire begroting is de LPO tranche toebedeeld en is een bijdrage aan de Belastingdienst voor de ontwikkeling van een app naar het juiste instrument geboekt. Per saldo een budgetstijging van € 0,3 mln.

Dit betreft opdrachten om de toegankelijkheid en de kwaliteit van de digitale dienstverlening aan de burger te verbeteren. Hieronder vallen opdrachten ten behoeve van de ontwikkeling van de agenda NL DIGIbeter zijnde de website Digitaleoverheid.nl, het platform Gebruiker Centraal en de Monitor GDI. De monitor geeft inzicht in het gebruik van en de aansluiting op de infrastructuur in 2017 en laat de ontwikkeling ten opzichte van de voorgaande jaren zien (Kamerstukken II 2017/18, 26 643, nr. 552). Ook uitgaven voor communicatie rondom de digitale dienstverlening, zoals fotografie, video’s en drukwerk, zijn via dit instrument verantwoord. Hiermee wordt aandacht gegenereerd bij een breder publiek voor de effecten van digitalisering voor de overheidsbrede dienstverlening.

Informatiebeleid

Dit betreft onder meer uitgaven voor het samenwerkingsverband ENSIA (Eenduidige Normatiek Single Information Audit), het project Gegevenslandschap Overheid, onderzoek informatiebeveiliging en informatieveiligheid in het openbaar bestuur en het ontwikkelen van een beleidslab digitale identiteit. In het samenwerkingsverband ENSIA zijn de normenkaders in het auditproces geïntegreerd om daarmee de administratieve lasten voor gemeenten te verlichten. In 2018 is voor het eerst de verantwoordingscyclus doorlopen. Het programma gegevenslandschap heeft een monitor en een werkwijze ontwikkeld om kwaliteit van gegevens te verbeteren, een architectuur ontwikkeld voor een nieuw toekomstgericht gegevenslandschap en heeft een vertaalslag gemaakt van de AVG naar beheer van registraties. Deze vertaalslag is overheidsbreed beschikbaar gesteld. De uitkomsten van het programma zijn als input gebruikt voor onder meer de dossiers Open Data en Regie op gegevens.

Om te komen tot een integrale benadering voor informatieveiligheid in het openbaar bestuur is in 2018 gewerkt aan de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO), een basisnormenkader voor informatiebeveiliging bij de overheid. Deze is eind 2018 vastgesteld.

De onderuitputting wordt veroorzaakt doordat een deel van de opdrachten aan ICTU zijn verantwoord onder het instrument bijdrage ZBO/RWT’s.

ICTU

Bij 1een 2e suppletoire begroting heeft een gedeeltelijke reallocatie plaatsgevonden van middelen (€ 2,5 mln. en € 1,2 mln.) om de inzet van middelen op het juiste instrument te verantwoorden.

Aan ICTU zijn bijdragen verstrekt voor het vervolgprogramma Burgers en Bedrijven in Regie op hun Gegevens en voor een impactanalyse met betrekking tot de implementatie van de Europese verordening Single Digital Gateway. Op basis van deze impactanalyse kan de implementatie vanaf 2019 worden begeleid. Ook is een bijdrage verstrekt voor de ontwikkeling van een kabinetsvisie op artificiële intelligentie en ethiek. De resultaten van deze opdracht zullen in 2019 duidelijk worden. Daarnaast faciliteert ICTU de maatschappelijke dialoog rondom de digitalisering van de overheid. In dit kader worden bijeenkomsten georganiseerd. Ten slotte heeft ICTU een bijdrage ontvangen voor de organisatie van het festival De Bedoeling. Deze heeft in november plaatsgevonden.

De overschrijding wordt veroorzaakt door de nog niet volledig doorgevoerde reallocatie van middelen in verband met verantwoording op het juiste instrument. Bij informatiebeleid is sprake van een onderschrijding.

Geonovum

Geonovum heeft een bijdrage ontvangen voor hun deelname aan de verkenning van de API-strategie. Dit betreft de opzet van een brede overheidsstrategie voor het werken met API-technologie in de overheidsdienstverlening. Een API (Application Programming Interface) is een digitale oplossing die externe diensten of ontwikkelaars gecontroleerd toegang kan geven tot interne diensten of informatiebronnen. Deze verkenning maakt onderdeel uit van het innovatiedoel voor NL DIGIbeter en loopt door in 2019.

Bijdragen aan agentschappen

Aanpak fraudebestrijding (Agentschap RvIG)

De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) heeft een bijdrage ontvangen voor het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude en -fouten, waar mensen terecht kunnen die tussen instanties klem komen te zitten als gevolg van identiteitsfraude of van fouten in identiteitsgegevens bij overheidsorganisaties.

Daarnaast is in 2018 een begin gemaakt met de inbeheername van de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA). Via deze aanpak werken diverse organisaties samen om met behulp van adresonderzoeken (uitkerings)fraude succesvol te bestrijden en de kwaliteit van de adresgegevens in de BRP te verbeteren (Kamerstukken II 2017/18, 17 050, nr. 540). Om deze aanpak te borgen wordt deze overgebracht van het tijdelijke programma naar de RvIG (Kamerstukken II 2017/18, 27 859, nr. 127). De transitie gaat gepaard met extra kosten.

Logius

In 2018 heeft bij 1e suppletoire begroting een aantal reallocaties plaats gevonden. Het gaat om een overboeking van de Aanvullende Post voor de GDI (€ 8,2 mln.) voor de investeringsambities 2018 en een tweetal technisch mutaties van € 10 mln. en € 0,7 mln. om de middelen voor eID en de voormalige middelen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) die per nota van wijziging naar de begroting van BZK zijn overgekomen op het juiste instrument te zetten. Bij 2e suppletoire begroting is de bijdrage van de investeringspost aan het programma Machtigen en Federatief stelsel (€ 2,2 mln.) op het juiste instrument gezet. Datzelfde geldt voor middelen (€ 1 mln.) die bestemd zijn voor opdracht voor eIDAS.

Logius werkt mee aan ontwikkelingen van ICT-voorzieningen die in beheer zijn bij dit agentschap en heeft hiervoor een bijdrage ontvangen. Het gaat om een bijdrage voor de programma’s eID en eIDAS en voor de ontwikkeling van DigiD Hoog met eRijbewijs en Mijn Overheid voor Ondernemers. Ook is een bijdrage verstrekt voor het koppelpunt met de Basisregistraties personen ten behoeve van de eIDAS verordening. De centrale voorziening voor de doorgeleiding van de buitenlandse authenticaties naar de Nederlandse overheidsdienstverleners is in 2018 gereedgekomen.

Als partner in de doorontwikkeling en innovatie van de digitale overheid en dan met name de digitale basisinfrastructuur, heeft Logius ook een bijdrage ontvangen uit de Investeringspost Digitale Overheid voor het Programma Machtigen en de ontwikkeling van een federatief berichtenstelsel. De bestemming van de Investeringspost wordt afgestemd via de governance van de digitale overheid (Kamerstukken II 2017/18, 26 643, nr. 525).

Tot slot was € 0,9 mln. van het budget dat was overgeboekt van de Aanvullende Post, bestemd voor de ontwikkeling van eProcurement poort. Hiermee kunnen ondernemers e-facturen conform de nieuwe EU-norm ontvangen en verwerken. Dit project is in 2018 later gestart dan voorzien en zal in 2019 worden afgerond.

Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG)

Het agentschap RvIG heeft in het kader van de eIDAS verordening een BRP koppelpunt ontwikkeld en in 2018 een bijdrage ontvangen voor zowel de ontwikkeling als de beheer en exploitatie van deze voorziening. Het BRP koppelpunt koppelt de gegevens van elektronische inlogmiddelen van andere Lidstaten met de gegevens in de Basisregistratie Personen. Bij de 1e suppletoire begroting zijn hiervoor middelen overgeboekt.

Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR)

Aan het agentschap UBR is een bijdrage verstrekt uit de Investeringspost voor de doorontwikkeling en innovatie van de digitale overheid. De bijdrage was bestemd voor de ontwikkeling van een Platform Openbare Overheidsinformatie. Deze ontwikkeling loopt in 2019 door. Het doel is om het ontsluiten van documenten op websites zoals op Rijksoverheid.nl en overheid.nl sterk te vereenvoudigen. Daarnaast is een bijdrage verstrekt voor de invoering van de nieuwe Bekendmakingswet. Deze opdracht zou oorspronkelijk deels bij Logius en deels bij UBR worden belegd maar uiteindelijk is ervoor gekozen om de opdracht geheel door UBR uit te laten voeren. Hierdoor vallen de kosten hoger uit en is bij Logius sprake van een onderbesteding.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

Bij de 1e suppletoire begroting zijn middelen overgeboekt voor de inzet eIDAS. De RVO heeft een bijdrage ontvangen voor de realisatie en beheer en exploitatie van een koppelpunt om de Europese verordening eIDAS mogelijk te maken. Het koppelpunt is 2018 gerealiseerd. Verder is een bijdrage verstrekt in het kader van e-facturatie en heeft PIANOo, het Expertisecentrum Aanbesteden van de RVO een bijdrage ontvangen voor de ondersteuning van inkopers bij vraagstukken op het gebied van inkoop van open source software.

Bijdrage aan agentschappen algemeen

De Dienst Publiek en Communicatie heeft een bijdrage ontvangen voor de doorontwikkeling van Life Events en het programma Mens Centraal. Op Rijksoverheid.nl worden checklists aangeboden met een overzicht van wat door een burger moet worden geregeld bij belangrijke levensgebeurtenissen. De bijdrage is bedoeld ter verbetering van deze dienstverlening.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Kamer van Koophandel (KvK)

Bij 1e suppletoire begroting heeft een reallocatie plaatsgevonden van middelen die bij Nota van wijzigingen van EZK waren overgekomen, om deze op het juiste instrument te verantwoorden (€ 2,7 mln.).

De Kamer van Koophandel heeft een bijdrage ontvangen voor de ontwikkeling van MijnOverheid voor Ondernemers. Dit is een online omgeving waarmee ondernemers gemakkelijker hun gegevens kunnen uitwisselen met de overheid. Deze ontwikkeling is in volle gang.

Rijksdienst voor Wegverkeer (RDW)

De RDW heeft een bijdrage ontvangen voor de meerkosten voor het realiseren van rijbewijzen met een eID-applicatie. Deze worden sinds juni 2018 uitgegeven. Bij 2e suppletoire begroting heeft hiervoor een reallocatie van € 1,6 mln. plaatsgevonden om de inzet op het juiste instrument te kunnen verantwoorden.

Centraal Bureau voor Statistiek (CBS)

Het CBS heeft een bijdrage ontvangen voor de doorontwikkeling van een Open Datastelsel, waarmee open data van de overheid eenvoudiger vindbaar moeten worden voor (her)gebruik. De werkzaamheden worden begin 2019 afgerond. Daarnaast is een bijdrage verstrekt voor een experiment met digivaardigheid en een bijdrage voor onderzoek naar Algoritmen. De resultaten van het onderzoek zijn in december met de kamer gedeeld (Kamerstukken II 2017/18, 26 643, nr. 588).

Kadaster

Het kadaster heeft een bijdrage ontvangen voor het realiseren van een koppeling tussen Digimelding en het terugmeldsysteem van het Kadaster. De realisatie hiervoor loopt door in 2019.

Bijdragen aan ZBO/RWT’s algemeen

Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen heeft een bijdrage ontvangen in het kader van de ontwikkeling van de Baseline Informatievoorziening Overheid die eind 2018 is opgeleverd.

Bijdragen aan medeoverheden

Gemeenten

Nederlanders, woonachtig in het buitenland, die beschikken over een geldig Nederlands reisdocument en een Burgerservicenummer (BSN), kunnen op een aantal logische plekken in Nederland (grensgemeenten en Schiphol) een DigiD aanvragen. Hiertoe heeft BZK met een aantal gemeenten hiertoe een convenant afgesloten. Op basis hiervan worden per geactiveerde DigiD een vergoeding betaalt. De desbetreffende gemeente stuurt hiervoor eenmaal per kwartaal een factuur op basis waarna de vergoeding wordt betaald. Tot slot is in 2018 gestart met de Proeftuin Behoorlijk Datagebruik (in de openbare ruimte). In Eindhoven en Groningen hebben eind 2018 de eerste dialoogtafels plaatsgevonden. Na afloop van de dialoogtafels begin 2019 zal een aantal essays worden geschreven waarin specifieke dilemma’s verder worden uitgediept. Hiervoor werken de desbetreffende gemeenten samen met het Ministerie van BZK. In het kader van deze samenwerking heeft de desbetreffende gemeente om een bijdrage in de kosten gevraagd. Hiervoor is een bijdragebeschikking opgesteld en de bijdrage is overgemaakt naar de bankrekening van desbetreffende gemeente.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een bijdrage ontvangen voor de uitgifte van DigiD’s in het buitenland. Verder is een bijdrage verstrekt in het kader van de ontwikkeling van een app voor de ondersteuning bij commissievergaderingen en een bijdrage in verband met de invoering van de Europese eIDAS verordening.

6.3 Betrouwbare levering van e-overheidsvoorzieningen

Opdrachten

Beheer e-overheidsvoorzieningen

Bij 1e suppletoire begroting heeft een herschikking plaats gevonden om middelen die van het Ministerie van EZK zijn overgekomen op het juiste instrument te zetten (3,8 mln.).

De inzet betrof de opdracht aan ICTU voor het beheer van de Nederlandse Overheid Referentie Architectuur (NORA). NORA maakt deel uit van de GDI en bevat de vigerende, breed geldende afspraken van de digitale overheid.

Officiële publicaties en wettenbank

Dit betrof de opdrachten aan Sdu voor elektronische publicaties zoals de Staatscourant en de Wettenbank op overheid.nl.

ICTU

ICTU heeft een bijdrage ontvangen voor de begeleiding van de stuurgroep Implementatiestrategie van de eDelivery. De voorziening eDelivery richt zich op een optimale en veilige, grensoverschrijdende digitale dienstverlening tussen Nederland en andere EU-lidstaten, zonder dat een burger of bedrijf daarvoor fysiek informatie moet ophalen of brengen. Dit project loopt door tot 2020.

Bijdragen aan agentschappen

Logius

In 2018 heeft hier bij de 1e suppletoire begroting een overboeking plaatsgevonden van de Aanvullende Post voor de GDI voor investeringsambities 2018 (€ 3,9 mln.) en voor compensatie doorbelasting GDI voorzieningen (€ 2,7 mln.). Daarnaast heeft een reallocatie plaatsgevonden voor de bijdrage aan UBR voor de Staatscourant en de Wettenbank. Bij 2e suppletoire begroting is € 1,8 mln. overgeboekt van de Aanvullende Post GDI voor de Berichtenbox voor bedrijven.

Logius heeft een bijdrage ontvangen voor het beheer en de exploitatie van e-overheidsvoorzieningen die onderdeel uitmaken van de GDI. Dit betreft onder andere DigiD en DigiD Machtigen, MijnOverheid en de Stelselvoorzieningen Digikoppeling, Digimelding, Digilevering en Stelselcatalogus.

Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG)

Agentschap RvIG heeft een bijdrage ontvangen voor de beheervoorziening Burgerservicenummer.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

De RvO heeft een bijdrage ontvangen voor beheer en de exploitatie van e-overheidsvoorzieningen, die onderdeel uitmaken van de GDI, specifiek gericht op bedrijven. Dit betreft onder andere het Ondernemersplein, het Ondernemersforum Higherlevel, de Berichtenbox voor Bedrijven en regelhulpen. Een nadere toelichting op het Ondernemersplein, wordt gegeven bij de Kamer van Koophandel onder het instrument «Bijdrage aan ZBOs en RWT’s».

Agentschap Telecom (AT)

Bij 1e suppletoire begroting is de bijdrage voor AT verhoogd ivm toegenomen kosten voor het toetsen van wijzigingen in het Afsprakenstelsel Elektronische toegangsdiensten (ETD-stelsel). Het AT heeft een bijdrage ontvangen voor toezicht op het ETD-stelsel dat onderdeel is van de GDI. Dit is van belang voor het vertrouwen in het netwerk voor Elektronische Toegangsdiensten. Daarnaast is een extra bijdrage verstrekt voor een kwaliteitsimpuls voor de systemen en informatieveiligheid in de werkomgeving

Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR)

Het Kennis- en exploitatiecentrum Officiële Overheidspublicaties (KOOP), onderdeel van Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) heeft een bijdrage ontvangen voor het beheer van de Wettenbank, het open data portal en overheid.nl. Via deze portalen worden diverse elektronische publicaties en overheidsinformatie openbaar gemaakt. In verband met de toegenomen kosten voor het beheer en productie van de Staatscourant en de Wettenbank, is bij 1e suppletoire begroting het budget opgehoogd.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Kamer van Koophandel (KvK)

De KvK heeft een bijdrage ontvangen voor beheer en exploitatie van het Ondernemersplein. Het Ondernemersplein is een samenwerkingsverband van verschillende overheden, zoals de KvK, de RvO, de Belastingdienst, de VNG, het CBS en diverse andere overheden. Gezamenlijk ontsluiten zij informatie vanuit het perspectief van de ondernemer. Het Ondernemersplein wordt beheerd door de KvK.

Centraal Bureau voor Statistiek (CBS)

Het CBS heeft een bijdrage ontvangen voor het beheer en de exploitatie van Standard Business Reporting waarmee rechtstreekse communicatie tussen systemen tussen aanleverende partijen enerzijds en Belastingdienst KvK, DUO en CBS mogelijk wordt. Vanaf 2018 deponeren middelgrote ondernemingen hun jaarstukken via SBR bij de Kamer van Koophandel en kunnen woningcorporaties via SBR hun prognosecijfers aan onder andere Aedes en het Ministerie van BZK aanleveren.

6.4 Burgerschap

Subsidies

Nationaal Comité 4/5 mei

Het Nationaal Comité 4 en 5 mei ontvangt jaarlijks een subsidie van € 106.000 voor het creëren van (meer) kennis en bewustzijn over democratie, grondrechten en actief burgerschap en de samenhang met het thema vrijheid bij burgers. Dit wordt jaarlijks op de 14 Bevrijdingsfestivals gerealiseerd via een deel van het inhoudelijke programma. De Bevrijdingsfestivals weten een groot en jong publiek in aanraking te laten komen met deze waarden en thema’s. Het Comité heeft zich met 2 incidentele subsidies meer specfiek gericht op leerlingen van het MBO en op het kiesrecht en verkiezingen.

ProDemos

ProDemos ontvangt jaarlijks een subsidie voor het overdragen van kennis over de democratische rechtsstaat, de werking van de instituties daarvan, de Grondwet en het constitutioneel bestel, het vergroten van vaardigheden om deel te nemen aan democratische processen en het bevorderen van actief democratisch burgerschap. Concreet doet ProDemos dit onder andere door middel van rondleidingen in het Haagsche politieke centrum, educatieve programma’s, bijeenkomsten, lezingen, debatten en trainingen. Deze activiteiten vinden niet alleen plaats in Den Haag, maar ook elders in het land. Jongeren zijn een belangrijke doelgroep van ProDemos.

Democratie

Ter versterking van de weerbaarheid van het bestuur zijn diverse incidentele subsidies verstrekt aan Nederlands Genootschap van Burgemeesters, Wethoudersvereniging, Stichting Dr. Hilda Verweij-Jonker en Universiteit van Amsterdam. Hiervoor zijn middelen gerealloceerd bij Augustusbrief tussen instrumenten van Democratie en bij Najaarsnota uit art. 7.2

Programma Burgerschap

In het kader van burgerschap van jongeren zijn incidentele subsidies verleend aan ProDemos ter bevordering van scholierenbezoek aan het parlement (€ 0,2 mln.) de Nationale Jeugdraad en aan Stichting Nederlands debat ter bevordering van debatvaardigheden van jongeren.

Vanuit het samenwerkingsprogramma Democratie in Actie zijn subsidies verstrekt aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), de beroepsverenigingen (van raadsleden, griffiers, burgemeesters, wethouders en gemeentesecretarissen) en andere partners om instrumenten te ontwikkelen en goede voorbeelden onder gemeenten te verspreiden ten behoeve van de versterking en vernieuwing van de lokale democratie en het lokaal bestuur. Hiervoor zijn middelen herschikt vanuit het instrument opdrachten van Programma Burgerschap

Opdrachten

Democratie

Ter versterking van het weerbaar bestuur hebben bij de Najaarsnota 23 gemeenten via het Gemeentefonds en Bonaire via het BES-fonds en een financiële impuls van elk € 120.000 ontvangen. Het betreft innoverende, domeinoverstijgende initiatieven die bijdragen aan één of meer van de drie sporen uit «Weerbaar bestuur», namelijk: (1) het versterken van de integriteit en veiligheid van politieke ambtsdragers, (2) het versterken van de preventieve bestuurlijke aanpak en maatschappelijke weerbaarheid en (3) het tegengaan van ondemocratische beïnvloeding. Hiervoor zijn extra middelen ter beschikking gesteld.

Vanuit het samenwerkingsprogramma Democratie in Actie zijn verschillende opdrachten uitgevoerd voor methode- en instrumentontwikkeling en het delen van best practices met gemeenten ten behoeve van de versterking en vernieuwing van de lokale democratie. Zo is de Quick Scan Lokale Democratie ontwikkeld, waarmee gemeenten in kaart kunnen brengen hoe het staat met de lokale democratie in hun gemeente. De Quick Scan levert onder andere verbetertips op.

De veiligheid en integriteit van politieke ambtsdragers is onder andere bevorderd door een operationeel Netwerk Weerbaar Bestuur, zelfscan persoonlijke veiligheid, woningscan, trainingen, ondermijningsapp, medewerking aan de citydeal zicht op ondermijning en de ontwikkeling van een basisscan integriteit kandidaat-bestuurders. Om deze versterking van het weerbaar bestuur te kunnen uitvoeren zijn bij de 2e suppletoire begroting middelen gerealloceerd uit art. 6.4, 7.1 en 7.2.

Voor het tegengaan van antidemocratische tendensen is in 2018 samen met SZW, JenV, NCTV en de AIVD een afwegingskader problematisch gedrag ontwikkeld.11

Om de responsiviteit van de overheid te vergroten is in 2018 geïnvesteerd in de ontwikkeling van het handelingrepertoire van ambtenaren en bestuurders. Het gaat daarbij o.a. om handvatten voor het betrekken van burgers, het vormgeven van zeggenschap, het bieden van inspraak, het op een responsievere manier vormgeven van besluitvormingsprocessen en het voorkomen of oplossen van conflicten. In aansluiting op de doelstelling uit het Regeerakkoord om de regeldruk onder burgers merkbaar te verminderen is een programma in 2018 opgestart, met o.a. bijeenkomsten met maatschappelijke organisaties, een campagne om de begrijpelijkheid van de overheid te vergroten, en een aantal experimenten, onderzoeken en pilots om de toegankelijkheid van de overheid te verbeteren en de regeldruk onder jongeren te verminderen. Hiervoor is bij de 2e suppletoire begroting € 0,8 mln. herschikt uit Programma Burgerschap binnen het instrument opdrachten.

Programma Burgerschap

11 Provincies hebben via een decentralisatie-uitkering Provinciefonds een financiële impuls van in totaal € 1,1 mln. ontvangen (€ 100.000 per provincie), voor de uitvoering van de Actie-agenda vakantieparken.

Aan verschillende partijen zijn bijdragen verstrekt voor het uitvoeren van advies- en onderzoekopdrachten en het organiseren van bijeenkomsten ter versterking van de lokale democratie.

6.5 Reisdocumenten en basisadministratie personen

Opdrachten

Beleid Basisregistratie personen (BRP) en reisdocumenten

Bij 2e suppletoire begroting is € 6,9 mln. naar RvIG overgeheveld voor onder andere de uitvoering van de noodzakelijjke maatregelen die voortvloeien uit de Health Check BRP (Kamerstukken II 2017/18, 27 859, nr. 122).

Dit betreft onder andere uitgaven voor het pilotproject Registratie Eerste Verblijfadres met als doel om antwoord te geven op de vraag of de registratie van het eerste verblijfadres bijdraagt aan het zicht dat gemeenten hebben op de woonomstandigheden van niet-ingezetenen, en of de pilot bijdraagt aan de mogelijkheden om personen op tijd te wijzen op hun plicht tot inschrijving in de BRP. Vijf gemeenten nemen deel aan deze pilot.

Ook zijn hier de uitgaven voor de ondersteuning van de Commissie BRP op verantwoord. Verder gaat het om uitgaven ten behoeve van beleid BRP, zoals de organisatie van een conferentie rondom identiteit.

Bijdragen aan agentschappen

Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG)

De bijdrage aan RvIG is bij 1e suppletoire begroting verhoogd in (€ 4,8 mln.) verband met een stijging van de kosten voor het regulier beheer en de exploitatie van de Basisregistratie Personen (BRP). Hier staan meer ontvangsten tegenover. Bij 2e suppletoire begroting is het budget verhoogd in verband met een afrekening voor het meerverbruik van de BRP in 2017 en hogere kosten in 2018 (€ 6,5 mln.). Daarnaast is het budget verhoogd voor de uitvoering van noodzakelijke maatregelen die voortvloeien uit de healthcheck BRP (€ 5,2 mln.).

RvIG heeft bijdragen ontvangen voor het beheer van de Basisregistratie Personen (de bevolkingsadministratie en registratie van niet-ingezetenen (RNI)), het meerverbruik van de BRP over 2017 en voor maatregelen die voortvloeien uit de health check BRP. Ook heeft de RvIG een bijdrage ontvangen voor het beheer van het stelsel van de Persoonsinformatievoorziening Nederlandse Antillen en Aruba (PIVA-V) en de Sédula (officiële BES identiteitskaart). Verder verstrekt het agentschap RvIG namens het Ministerie van BZK een vergoeding aan de RNI-loketgemeenten voor inschrijving van niet-ingezetenen.

De overschrijding wordt veroorzaakt doordat het RvIG namens het Ministerie van BZK een vergoeding heeft betaald aan gemeenten voor de aanpassingen die zij moesten doen aan decentrale voorzieningen voor de BRP in het kader van het mogelijk maken van de registratie van levenloos geboren kinderen in de BRP. Ook heeft de RvIG een bijdrage ontvangen in verband met een aantal onderzoeken gericht op digitale identiteit en de inzet van innovatieve technieken. De beleidsinzet is technologische ontwikkelingen te gebruiken om de dienstverlening aan de burger verder te optimaliseren en de mogelijkheden voor fraude te minimaliseren.

Bijdragen aan medeoverheden

Gemeente Den Haag heeft een bijdrage ontvangen ten behoeve van de digitalisering van de gegevens uit het vestigingsregister. Den Haag is landelijke beheerder van dit register. Daarnaast heeft Saba een ondersteuningsbijdrage ontvangen voor het burgerzakenloket.

Ontvangsten

Dit betreft voornamelijk ontvangsten naar aanleiding van het afrekenen van uitbetaalde voorschotten aan ICTU, Logius, RvIG, UBR en de VNG en de extra ontvangsten in verband met de afrekening 2017 van het beheer van de BRP.

Artikel 7. Arbeidszaken overheid

A Algemene doelstelling

Een (compacte) overheid met voldoende en goed gekwalificeerde, integere medewerkers en politieke ambtsdragers tegen verantwoorde kosten.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is verantwoordelijk voor de werking van het stelsel waarin (organisaties van) werkgevers en werknemers in verschillende overheids- en onderwijssectoren afspraken over de collectieve arbeidsvoorwaarden maken. Dit is vastgelegd in de Ambtenarenwet, de Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers en de Wet privatisering ABP. De Minister van BZK stimuleert de doorvertaling van kabinetsbeleid naar afspraken over arbeidsvoorwaarden in en tussen de sectoren. De Minister van BZK is tevens verantwoordelijk voor het arbeidsmarktbeleid in de publieke sector en werkt aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van de overheid als werkgever alsmede het vergroten van de productiviteit.

De Minister van BZK staat voor een overheid die een aantrekkelijke werkgever is en goede medewerkers aantrekt. De kwaliteit van de publieke sector valt of staat met de input en inzet van haar bestuurders, ambtenaren en medewerkers, die binnen de publieke sector hun werk doen. Tegelijkertijd is het werken voor de overheid bijzonder, want de overheid heeft bijzondere taken. Dit vraagt om medewerkers die goed kunnen omgaan met de publieke taak en verantwoordelijkheid van de overheid. De publieke verantwoordelijkheid van de overheid vraagt om het tegengaan van bovenmatige topbeloningen in de (semi-)publieke sector. De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het goed functioneren van het op de Wet Normering Topinkomens (WNT) gebaseerde stelsel dat hiervoor de grondslag biedt. De Minister van BZK creëert voorwaarden ter bescherming van klokkenluiders binnen de publieke sector.

De Minister van BZK is uitvoeringsverantwoordelijk voor de rechtspositionele regelingen van (voormalige) politieke ambtsdragers, de pensioen-regelingen van Nederlandse ambtenaren uit de voormalige overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen, de (her-)benoemingen en ontslagen van onder andere burgemeesters, commissarissen der Koning en leden van de Raad van State, het decoratiestelsel en voor de toekenning van Koninklijke onderscheidingen.

C Beleidsconclusies

In 2018 zijn de conceptwetteksten voor de Aanpassingswetgeving Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) – na (formele) consultaties en een internetconsultatie – ter advisering naar de Raad van State verzonden. De Raad van State heeft blanco adviezen uitgebracht, waarna de wetsvoorstellen aan de Tweede Kamer zijn aangeboden. De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 14 december 2018 haar Verslag vastgesteld.

In het kader van de uitvoering en handhaving van de Wet Normering Topinkomens (WNT) is een drietal zaken bereikt. In april is het wetsvoorstel tegengaan ontwijking WNT aangekondigd. In oktober is het plan van aanpak voor de tweede wetsevaluatie naar de Tweede Kamer gestuurd. In december is de WNT-rapportage gepubliceerd, waarin ingegaan wordt op toezicht en handhaving van de WNT voor wat betreft de onder de Minister van BZK vallende instellingen.

In 2018 is de meerjarige aanpak realisatie banen arbeidsbeperkten geactualiseerd. Deze aanpak is nu toegesneden op de vereenvoudiging van de Wet Quotumregeling en Banenafspraak die de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft toegelicht in haar brief van 20 november 2018 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 137).

Subsidies Overlegstelsel

De subsidies aan de Stichting Verdeling Overheidsbijdragen (SVO) en het Verbond Sector-werkgevers Overheid (VSO) worden per 1 januari 2021 beëindigd met een afbouw van twee jaar (Kamerstukken 2018/19, 35 000-VII-71).

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 7 Arbeidszaken overheid (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2014

2015

2016

2017

2018

2018

2018

Art.nr.

Verplichtingen:

40.415

33.972

23.326

29.068

27.379

27.317

62

                 
 

Uitgaven:

35.396

35.019

29.118

28.566

26.403

27.317

– 914

                 

7.1

Overheid als werkgever

12.304

12.998

10.870

12.159

9.887

10.114

– 227

 

Subsidies

6.079

7.914

7.135

7.121

6.600

5.635

965

 

Diverse subsidies

3.287

2.498

2.493

3.819

3.300

2.427

873

 

Programma Veilige Publieke Taak

732

729

0

0

0

0

0

 

Overlegstelsel

1.811

4.422

4.445

3.066

3.125

3.025

100

 

Internationaal

249

265

197

236

175

183

– 8

 

Opdrachten

6.225

5.084

3.728

5.038

2.606

4.479

– 1.873

 

Arbeidsmarktbeleid

5.355

4.427

3.211

4.242

2.150

3.806

– 1.656

 

Programma Veilige Publieke Taak

245

152

20

0

0

0

0

 

Zorg voor politieke ambtsdragers

625

505

497

796

456

673

– 217

 

Bijdrage aan agentschappen

0

0

0

0

13

0

13

 

Arbeidsmarktbeleid

0

0

0

0

13

0

13

 

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

0

0

7

0

0

0

0

 

Arbeidsmarktbeleid

0

0

7

0

0

0

0

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

0

0

0

0

668

0

668

 

Diverse bijdragen

0

0

0

0

668

0

668

                 

7.2

Pensioenen, uitkeringen en benoemingsregelingen

23.092

22.021

18.248

16.407

16.516

17.203

– 687

 

Inkomensoverdrachten

7.594

7.920

5.815

5.428

6.687

7.782

– 1.095

 

Pensioenen en uitkeringen Politieke ambtsdragers

7.594

7.920

5.815

5.428

6.687

7.782

– 1.095

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

15.498

14.101

12.433

10.979

9.829

9.421

408

 

Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP)

15.498

14.101

12.433

10.979

9.829

9.421

408

                 
 

Ontvangsten:

3.259

1.919

2.791

25

1.432

575

857

E Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

7.1 Overheid als werkgever

Subsidies

Diverse subsidies

Diverse partijen ontvingen subsidie ter bevordering van modern en goed werkgeverschap binnen de publieke sector op onderwerpen als instroom arbeidsbeperkten bij de overheid, integriteit, ambtelijk vakmanschap en productiviteitsontwikkeling publieke sector.

Door het subsidiëren van de Stichting Verdeling Overheidsbijdragen (SVO), het Verbond Sector-werkgevers Overheid (VSO) en de Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP) is bijgedragen aan het in stand houden van een overlegstelsel inzake arbeidsmarktbeleid. Daarnaast worden, via het Steunpunt Integriteitsonderzoek Politieke Ambtsdragers, politieke ambtsdragers ondersteund bij integriteitskwesties.

Het European Institute of Public Administration in Maastricht ontving een subsidie ter bevordering van de kennis en vaardigheden van overheidswerknemers met betrekking tot de behandeling van vraagstukken inzake de Europese Unie.

Professionalisering en ondersteuning politieke ambtsdragers

In het kader van de professionalisering en ondersteuning van politieke ambtsdragers zijn zij in 2018 via hun beroepsverenigingen12 in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan opleidingen en trainingen en te werken aan versterking van hun kwaliteiten en vaardigheden (Kamerstukken II 2017/18, 34 775-VII, nr. 59).

In 2018 zijn bij de Voorjaarsnota extra middelen beschikbaar gesteld voor de doorontwikkeling van het scholings- en professionaliseringsaanbod en de digitale leeromgeving voor raadsleden, statenleden en Algemeen Bestuur-leden (AB) van de waterschappen. Er is functiegerichte scholing geboden en er zijn e-learningmodules beschikbaar gesteld.

Via het samenwerkingsprogramma Democratie in Actie is een ondersteuningsaanbod voor gemeenteraden beschikbaar gesteld om met de hele raad te werken aan versterking van de lokale democratie en goede rolneming op actuele opgaven als grip op regionale samenwerking en omgaan met de Omgevingswet.

Nederland telt inmiddels meer dan 1.000 lokale politieke partijen zonder vertegenwoordiging in de Tweede Kamer. Om de ondersteuning van deze lokale partijen te verbeteren (in navolging van het rapport van de commissie Veeling over de evaluatie Wet financiering politieke partijen) is aan ProDemos subsidie verstrekt om een contactpunt voor lokale politieke partijen in te richten (Kamerstukken II 2018/19, 32 752, nr. 54).

Maatschappelijk Verantwoord Inkopen

In 2018 is een subsidie toegekend aan de Code Verantwoordelijk Marktgedrag, die partijen in de schoonmaak-, catering-, beveiligings- en verhuisbranche oproept om aandacht te hebben voor werkdruk, kwaliteit van het werk, bejegening van werknemers en de verharding van marktverhoudingen.

Opdrachten

Arbeidsmarktbeleid

De Minister van BZK verleende in 2018 opdrachten ten behoeve van de implementatie van de normalisatie rechtspositie ambtenaren, de uitvoering en handhaving van de Wet Normering Topinkomens en beleidsondersteunend onderzoek, zoals het kennisprogramma ICTU.

Zorg voor politieke ambtsdragers

Hierin zijn opgenomen kostenposten die voortvloeien uit de ondersteuning van de primaire processen met betrekking tot de rechtspositie van politieke ambtsdragers. Deze hebben van zichzelf geen beleidsmatige doelen. Zo zijn er kosten gemaakt voor juridisch advies, softwaresystemen, assessments, sollicitatiekosten en medische begeleiding. De doelgroep bestaat voornamelijk uit burgemeesters en commissarissen van de Koning, of kandidaten voor die ambten. Ook zijn uitgaven gedaan om de jaarlijkse openstelling van de applicatie Verrekening nevenkomsten decentrale politieke ambtsdragers mogelijk te maken en voor de aansluiting van Appa-gerechtigden bij het Pensioenregister.

Om de zorg voor politieke ambtsdragers verder te verbeteren is de Tweede Kamer in 2018 geïnformeerd over de resultaten van de evaluatie van nieuwe wet- en regelgeving op het gebied van de rechtspositie van politieke ambtsdragers (Kamerstukken II 2017/18, 28 479, nr. 78).

Er is bij de 2e suppletoire begroting € 0,2 mln. gerealloceerd naar art. 6.4 ten behoeve van de versterking van weerbaar bestuur.

ICTU

In 2018 zijn aan ICTU bijdragen verstrekt voor de vernieuwing rijksbreed iKTO 2018 en een onderzoek naar klantraadleden. De afgelopen tien jaar heeft ICTU/InternetSpiegel het iKTO ontwikkeld en beheerd voor BZK. In de ontwerpbegroting van 2018 waren de bijdragen aan de ICTU begroot onder opdrachten. In de loop van 2018 is dit gecorrigeerd naar het juiste instrument.

7.2 Pensioenen, uitkering en benoemingsregelingen

Inkomensoverdracht

Pensioenen en uitkeringen politieke ambtsdragers

Het Ministerie van BZK is op grond van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) verantwoordelijk voor de betaling van de pensioenen en uitkeringen van ministers en staatssecretarissen, de uitkeringen van waarnemend burgemeesters en de uitkeringen van (waarnemend) burgemeesters die betrokken zijn bij gemeentelijke herindeling.

De betalingen van de uitkeringen en pensioenen aan de genoemde politieke ambtsdragers zijn in 2018 uitgevoerd.

Er is bij de 2e suppletoire begroting € 1,1 mln. gerealloceerd naar art. 6.4 ten behoeve van de versterking van weerbaar bestuur.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP)

Dit betreft de pensioenregelingen van (voormalige) Nederlandse ambtenaren uit de voormalige overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen.

Ontvangsten

De ontvangsten hebben voornamelijk betrekking op de teruggave van niet bestede subsidiemiddelen en de jaarlijkse verrekening voor de Garantiewet Surinaamse Pensioenen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Artikel 8. Kwaliteit Rijksdienst

A Algemene doelstelling

Het tot stand brengen van een moderne rijksoverheid met goede prestaties op het gebied van de Rijksbrede bedrijfsvoering, goed werkgeverschap, en management van de Rijksdienst van hoge kwaliteit.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft een beleidsontwikkelende en kaderstellende rol op het terrein van de organisatie en bedrijfsvoering van de Rijksdienst. De Minister van BZK bevordert eenheid in het Rijksbreed bedrijfsvoeringbeleid en is systeemverantwoordelijke op de terreinen personeel, organisatie, ICT, facilitaire dienstverlening, huisvesting en beveiliging. De Minister van BZK is daarnaast verantwoordelijk voor de arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van de ambtenaren werkzaam bij de sector Rijk, inclusief de modernisering van het werkgeverschap.

De Minister van BZK regisseert, in samenwerking met de andere ministers, de totstandkoming van kaders en brengt daarin meer samenhang aan, met als doel een beter bestuurbare, data gedreven en efficiëntere bedrijfsvoering binnen de Rijksdienst. Binnen die kaders zijn de afzonderlijke ministers verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van hun eigen ministerie.

De uitgaven voor de bedrijfsvoering worden verantwoord door de individuele ministers, tenzij de taak is gecentraliseerd en het budget is overgeheveld. Op dit begrotingsartikel zijn middelen beschikbaar die de Minister van BZK inzet voor het invullen van zijn systeemverantwoordelijkheid ten aanzien van de bedrijfsvoering van het Rijk. Deze verantwoordelijkheid krijgt in de praktijk vorm door één of meer van de volgende componenten:

  • Kaderstelling door het vastleggen van normen en standaarden;

  • Monitoring door het volgen van de uitvoering in de praktijk;

  • Het zo nodig plegen van interventies door het aanspreken van betrokkenen op de naleving van normen en standaarden of het aanpassen van de kaders aan de geconstateerde tekortkomingen.

Bovendien is de Minister van BZK werkgever voor de circa 90 managers op het hoogste niveau, daar waar het gaat om benoeming, arbeidsvoorwaarden en ontslag.

Om de kwaliteit van de Rijksdienst te bevorderen, verzorgt Bureau Algemene Bestuursdienst (BABD) de werving en selectie en loopbaanbegeleiding voor (top)managers in Rijksdienst en bij de Nationale Politie. Tevens zorgt het bureau voor een gericht ontwikkelaanbod voor managers op het gebied van leiderschaps- en talentontwikkeling.

Bureau ABD ondersteunt de departementen bij de doelstelling om tenminste 30% van de topfuncties binnen de Rijksdienst vervuld te hebben door een vrouw. Om de instroom van vrouwen in de ABD te vergroten, zorgt Bureau ABD er onder meer voor dat er voldoende zicht is op talent en managementpotentieel binnen de Rijksdienst. Daarnaast verleent het bureau diensten aan nieuwe doelgroepen, zoals publiekrechtelijke ZBO's en diverse gemeenten. Ook verzorgt Bureau ABD enkele HR-diensten aan de kabinetsleden, waaronder de salarisadministratie.

C Beleidsconclusies

Vanaf de ontwerpbegroting 2019 kent de begroting van BZK een nieuwe begrotingsstructuur. In deze nieuwe begrotingsstructuur is beleidsartikel 8 samengevoegd met beleidsartikel 7. De middelen voor het begrotingsjaar 2019 en verder worden voortaan verantwoord op beleidsartikel 7.

In 2018 is het strategisch personeelsbeleid Rijk 2025 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2017/18, 31 490, nr. 243). De koers voor het personeelsbeleid bij het Rijk voor de komende jaren omvat zeven met elkaar samenhangende focuspunten. Eén van de opgaven die voor een grote (overheids)werkgever als het Rijk voorligt, is hoe het Rijk ook de komende jaren een aantrekkelijke werkgever blijft voor adequaat opgeleide en gemotiveerde medewerkers.

Ook in 2018 BABD) vacatureprocessen voor ambtenaren in de top van de Rijksdienst en bij de Nationale Politie, wat leidde tot 133 benoemingen. Daarbij ondersteunde Bureau ABD ook afgelopen jaar de departementen weer bij de doelstelling om tenminste 30% van de topfuncties binnen de Rijksdienst vervuld te hebben door een vrouw. Op 31 december 2018 was 39% van de ABD-managers, 37% van de ABD-topmanagers en 31% van de ca. 90 managers op het hoogste niveau vrouw.

Hiernaast verzorgde het bureau loopbaanbegeleiding voor deze groep, o.a. door met iedere ABD’er minstens één loopbaangesprek per jaar te hebben.

Per 1 januari 2018 is de doelgroep van Bureau ABD uitgebreid naar alle lijnmanagers vanaf salarisschaal 15 en hoger. In 2018 is Bureau ABD daarom gestart om ook voor de nieuwe doelgroep een ontwikkelaanbod te ontwikkelen en aan te bieden, op basis van een inventarisatie van de leer- en ontwikkelbehoefte van deze groep.

Tot slot verzorgde Bureau ABD namens de Minister van BZK de werkgeverstaken voor de circa 90 managers op het hoogste niveau, daar waar het gaat om benoeming, arbeidsvoorwaarden en ontslag. Ook verzorgde Bureau ABD enkele HR-diensten aan de kabinetsleden, waaronder de salarisadministratie.

De Ministeries hebben op basis van de meerjaren-aanpak Banenafspraak eigen plannen van aanpak opgesteld waarin zij gebruik maakten van vier methodes: individuele instroom op werkprocessen in het ministerie via jobcarving en functiecreatie, groepsgewijze instroom op veelal facilitaire werkprocessen (via de rijksbrede organisatie Binnenwerk), samenwerking met leveranciers in inkoopcontracten en via inzet van social return on investment (Maatwerk voor mensen) en samenwerking met andere werkgevers.

In nauwe samenspraak met de betreffende (koepels van) werkgevers en de centrales van overheidspersoneel alsmede met uitvoeringsinstanties als het Uitvoeringsinstituut Werkgeversverzekeringen (UWV) en de Raad voor de rechtspraak heeft BZK onderzocht welke veranderingen de invoering van het private arbeidsrecht (Wet normalisering rechtpositie ambtenaren) met zich meebrengt voor de praktijk in het algemeen en het overlegstelsel in het bijzonder. Op basis van de bevindingen maken sectoren zelf (communicatie)plannen en draaiboeken, waarmee wordt bereikt dat de invoering in de verschillende sectoren zo soepel mogelijk verloopt.

In 2018 is het integraal klanttevredenheidsonderzoek (iKTO) uitgevoerd. Op basis van de uitkomsten van het iKTO zijn verbeteracties en actiepunten geformuleerd over flexibel werken, binnenklimaat en groen. Het iKTO-traject wordt in 2019 geëvalueerd.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 8 Kwaliteit Rijksdienst (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2014

2015

2016

2017

2018

2018

2018

Art.nr.

Verplichtingen:

32.104

28.862

25.341

48.620

78.884

19.535

59.349

                 
 

Uitgaven:

30.006

29.318

24.897

47.648

74.031

19.535

54.496

                 

8.1

Kwaliteit Rijksdienst

30.006

29.318

24.897

47.648

74.031

19.535

54.496

 

Subsidies

3.641

3.680

3.600

3.600

3.600

3.650

– 50

 

Fysieke Werkomgeving Rijk

241

180

200

200

200

200

0

 

A&O-fonds

3.400

3.400

3.400

3.400

3.400

3.450

– 50

 

Subsidie Qiy

0

100

0

0

0

0

0

 

Opdrachten

8.015

11.556

9.399

9.931

6.873

7.422

– 549

 

Bedrijfsvoering Rijk

8.015

11.556

9.399

9.931

6.873

7.422

– 549

 

Bijdragen aan agentschappen

18.350

14.012

11.898

34.060

62.686

8.463

54.223

 

Doc-Direkt

5.257

0

0

0

0

0

0

 

FMHaaglanden

0

0

1.000

0

1.582

1.750

– 168

 

Logius

0

0

2.112

2.067

3.500

1.500

2.000

 

UBR

6.800

4.550

708

7.493

2.927

0

2.927

 

UBR lage loonschalen

0

2.750

1.223

0

0

0

0

 

UBR Arbeidsmarkt communicatie

6.293

6.013

5.755

6.709

7.416

5.213

2.203

 

Ridm Bedrijfsvoerings Rijk

0

699

100

0

0

0

0

 

P-Direkt

0

0

1.000

2.210

0

0

0

 

Rijkswaterstaat

0

0

0

200

0

0

0

 

DICTU

0

0

0

150

275

0

275

 

SSC-ICT

0

0

0

15.231

45.804

0

45.804

 

Bedrijfsvoering beleid

0

0

0

0

1.182

0

1.182

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

0

0

0

57

420

0

420

 

Bijdrage aan de VNG

0

0

0

54

0

0

0

 

Bedrijfsvoering Rijk

0

0

0

0

397

0

397

 

Bijdragen aan het CBS

0

0

0

3

23

0

23

 

Bijdragen aan andere Begrotingshoofdstukken

0

70

0

0

452

0

452

 

Bedrijfsvoering Rijk

0

70

0

0

452

0

452

                 
 

Ontvangsten:

8.207

1.334

10.347

90.455

37.074

0

37.074

E Toelichting op de financiële instrumenten

8.1 Kwaliteit Rijksdienst

Uitgaven

Subsidies

Fysieke Werkomgeving Rijk

De Minister van BZK heeft in 2018 een subsidie verstrekt aan het kennisinstituut Center voor People and Buildings voor Fysieke werkomgeving Rijk. De Fysieke Werkomgeving Rijk (FWR) is een concept voor een werkomgeving voor rijksambtenaren dat flexibel, tijd- en plaats onafhankelijk (samen-)werken mogelijk maakt.

De subsidie is besteed aan het verder uitwerken van een model voor het berekenen van de gewenste verhoudingen tussen aantallen en grootte van vergaderzalen in een kantoor. De eerste versie van het model is gereed, deze versie wordt nader gevalideerd. Daarnaast is de werkomgeving in kantoren geëvalueerd. In dit kader is een belevings- en bezettingsgraadonderzoek uitgevoerd in het vernieuwde Rijkskantoor Rijnstraat 8.

A&O-fonds Rijk

De Minister van BZK verstrekte in 2018 een bijdrage aan het Arbeidsmarkt- en opleidingsfonds Rijk in de vorm van een subsidie. Deze bijdrage is onderdeel van de cao-afspraken. Het fonds zet de subsidie in voor arbeidsmarktprojecten binnen het Rijk. Het beleidsverslag over de resultaten van de arbeidsmarktprojecten wordt uiterlijk juli 2019 opgeleverd.

Opdrachten

Bedrijfsvoering Rijk

Er zijn opdrachten verstrekt, onder andere aan ICTU voor het beheer van het Rijks ICT Dashboard, P-Direkt voor het programma Rijks Identitymanagement (RidM), Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG) voor het beheer van Rijksidentificatienummers (RIN) en voor het ontwikkelen van cursussen voor de Rijksacademie voor Digitalisering en Informatisering Overheid (RADIO). De opstartfase van RADIO in 2018 duurde langer dan verwacht, wat heeft geleid tot een onderuitputting.

Naast onderuitputting bij de Algemene Bestuursdienst (ABD) (€ 0,4 mln.) zijn er binnen bedrijfsvoering Rijk een aantal projecten vertraagd als het gaat om rijksbrede opdrachten, Modernisering Openbaarmaking Overheidsinformatie (MOOI) en RADIO. Deze komen in 2019 tot betaling.

In 2018 zijn opdrachten verstrekt aan marktpartijen voor het doorontwikkelen van het Rijksinkoopstelsel, zoals het ontwikkelen van een digitaliseringsstrategie voor de rijksinkoop en voor het opstellen van een meerjarige personeelsplanning. Daarnaast zijn opdrachten verstrekt voor het actualiseren van de milieucriteria en voor het berekenen van de CO2-footprint van de Rijksbedrijfsvoering.

In 2018 zijn opdrachten verleend voor diverse beleidsthema’s in het kader van het personeelsbeleid Rijk, de implementatie van de normalisering rechtspositie rijksambtenaren en het aantrekken en behouden van medewerkers met een arbeidsbeperking.

Bijdragen aan agentschappen

FMHaaglanden

Het restant surplus eigen vermogen uit 2017 is in 2018 grotendeels ingezet voor verdere kwaliteitsverbetering.

Logius

Het agentschap Logius heeft een bijdrage ontvangen voor het gebruik van Digipoort door het Rijk voor het domein Electronisch Bestellen en Factureren (EBF). Dit dekt een deel van de kosten van Logius voor Digipoort. De rest van de kosten wordt gedekt door de departementen.

Logius heeft daarnaast van de eigenaar een bedrag van € 1,9 mln. ontvangen voor werkzaamheden MijnOverheid in 2014 die niet meer door de oorspronkelijke opdrachtgevers betaald kunnen worden.

UBR Arbeidsmarktcommunicatie

Het Expertisecentrum Organisatie & Personeel (EC O&P) van Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) voert de rijksbrede arbeidsmarkt-communicatie uit. Daarnaast doen ze het functioneel beheer van de carrièresites overheid (CSO platform) en de regie over het technisch en applicatie-beheer.

Bij de 1e suppletoire begroting 2018 is een budget van ca. € 2,0 mln. gerealloceerd voor de HR ICT Rijksdienst. UBR heeft een bijdrage ontvangen vanuit het programma Versterking HR ICT Rijksdienst 2018–2021 voor onder andere de start van de eerste tranche van het Rijks Data Science programma, de derde lichting van het Rijks ICT Traineeprogramma en de opzet van twee rijksbrede massamediale arbeidsmarktcampagnes om het Rijk als aantrekkelijke ICT-werkgever te positioneren. Daarnaast heeft het Kwaliteitsraamwerk Informatievoorziening groot onderhoud gehad, waarmee de basis is gelegd voor het monitoren van HR-ICT-ontwikkelingen bij de Rijksdienst. Tot slot zijn twee eerdere pilots, het uitwisselen van CV’s van kansrijke ICT-kandidaten en het ICT-stagebureau waarbij vraag en aanbod van ICT-studenten rijksbreed aan elkaar worden gekoppeld, verder ontwikkeld en uitgebreid.

DICTU

In 2018 zijn aan DICTU bijdragen verstrekt voor het beheer van het Rijks ICT Dashboard. Het gaat hierbij o.a. om nieuwe wensen die gesteld zijn aan het Rijks ICT Dashboard, zowel om wensen voor de Principal Toolbox als voor de website www.rijksictdashboard.nl. Verder is de bijdrage besteed aan het «responsive maken» van het Rijks ICT Dashboard.

Bedrijfsvoering beleid (Klimaatenvelop)

Bij de 2e suppletoire begroting 2018 is er vanuit de klimaatenvelop budget beschikbaar gesteld. Uit de klimaatenvelop zijn bijdragen betaald aan verschillende agentschappen om projecten te stimuleren die tot doel hebben om via inkoop een zo groot mogelijke bijdrage te leveren aan de circulaire en CO2-arme economie. Zoals het verminderen van het aantal vervoersbewegingen tussen de ministeries in Den Haag via een logistieke hub. Ook is er gewerkt aan het verlagen van het energieverbruik en de CO2-uitstoot van Nederlandse ambassades.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Bijdrage aan CBS

In 2018 is aan het CBS een bijdrage verstrekt voor de ontwikkeling van een overheidsregister. Bij eerste suppletoire begroting 2018 is hiervoor budget overgeheveld.

Bijdrage ander begrotingshoofdstuk

Doorontwikkeling rijksbreed Strategisch Leveranciersmanagement

In 2018 is een bijdrage verstrekt aan het Ministerie van J&V voor doorontwikkeling van het rijksbrede programma Software Assetmanagement. Voor de versterking van het rijksbreed strategisch leveranciersmanagement wordt gewerkt aan de ontwikkeling van Software Asset Management (SAM) binnen de Rijksdienst. Dit geeft inzicht in de software die binnen de Rijksdienst in gebruik is. Een rijksbreed programma ondersteunt de ministeries in de ontwikkeling van hun SAM, zodat de strategisch leveranciersmanagers een rijksbreed beeld krijgen.

Ontvangsten

Conform de Regeling Agentschappen dient het eigen vermogen van een agentschap binnen de daarvoor geldende bandbreedte tussen nihil en 5% (berekend over de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaren tot een maximum van 5%) te worden gebracht. Conform deze regeling is bij 1e suppletoire begroting het surplus eigen vermogen afgeroomd bij P-Direkt (€ 0,7 mln.), FMH (€ 1,3 mln.) en RVB (€ 34,5 mln.).

Artikel 9. Uitvoering Rijksvastgoedbedrijf

A Algemene doelstelling

Uitvoering geven aan Rijksvastgoedbeleid door:

  • Het verzorgen van de Rijkshuisvesting van Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken (AZ) en het Koninklijk Huis, het beheren van monumenten die, naar hun aard, niet geschikt zijn voor Rijkshuisvesting en het uitvoeren van het Rijkshuisvestingsbeleid;

  • Het realiseren van een optimaal financieel resultaat en maatschappelijk rendement bij het verwerven, beheren, ontwikkelen en vervreemden van materiële activa van/voor het Rijk voor de realisatie van Rijksdoelstellingen, gerelateerd aan de strategische opgaven van het kabinet.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is, als opdrachtgever en uitvoerder, verantwoordelijk voor:

  • De huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van AZ;

  • De huisvesting van het Koninklijk Huis, voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat;

  • Het beheer en onderhoud van de monumenten die aan het RVB zijn toevertrouwd en die naar hun aard niet geschikt zijn voor de huisvesting van rijksdiensten;

  • De doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting binnen de wettelijke en afgesproken kaders.

Daarnaast is de Minister van BZK als uitvoerder op het terrein van Rijksvastgoed verantwoordelijk voor:

  • Het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de wet bij een of meer andere ministers is gelegd;

  • De vertegenwoordiging namens het Rijk bij gebiedsontwikkelingsprojecten waarbij meervoudige rijksdoelstellingen aanwezig zijn. Ook hierbij wordt gestreefd naar een optimale inzet van (overtollige) rijksactiva en/of financiële bijdragen van het Rijk.

  • ingebruikgeving en vervreemding van (overtollige) onroerende zaken van andere ministeries. Voor zover er op basis van de huidige begrotingsregels van het kabinet sprake is van een generieke middelenafspraak met een Minister, wordt de opbrengst uit ingebruikgeving en/of vervreemding door de betreffende Minister begroot en verantwoord op de eigen begroting.

C Beleidsconclusies

De Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken en de Koning hebben gezamenlijk de beschikking over circa 250.000 m2 bruto vloeroppervlak, waarop onderhoudswerkzaamheden zijn uitgevoerd. De renovatie van Huis ten Bosch is in 2018 nagenoeg afgerond. In 2018 is de renovatie van het Binnenhof verder voorbereid.

In 2018 heeft het Rijksvastgoedbedrijf de instandhoudingsplicht van nog een beperkt aantal monumenten met een erfgoedfunctie (MEF-monumenten), maar zonder huisvestingsfunctie vorm gegeven door bijvoorbeeld onderhoud aan het park van Huis Doorn en Jachtslot het Oude Loo.

In het kader van bijdragen aan (een doelmatige werking van de) rijkshuisvesting heeft het RVB diverse activiteiten gerealiseerd:

  • In zijn brief van 29 juni 2018 heeft de Staatssecretaris van BZK de Kamer de contouren geschetst van het Regionaal Ontwikkelprogramma, dat als doel heeft om rijksvastgoed in te zetten voor een optimaal financieel én maatschappelijk rendement, gerelateerd aan de strategische opgaven uit het Regeerakkoord (TK 2017–2018, 31 490, nr. 240). Als start van een Regionaal Ontwikkelprogramma is een eerste tranche aan projecten geselecteerd rondom duurzaamheid, woningbouw en sociaaleconomische kansen. De doelstellingen voortvloeiend uit de klimaatafspraken worden voor het rijksvastgoed geconcretiseerd aan de hand van routekaarten, die zich met name richten op het vergroten van de energieprestaties van de diverse vastgoedportefeuilles. De routekaart voor de kantorenportefeuille is gereed en in het verlengde daarvan gaat een programma van start voor het opwaarderen van de portefeuille naar energielabel A++ in de komende twintig jaar.

  • Het Programma Groene Technologieën test innovatieve technologieën die bij kunnen dragen aan energiebesparing en CO2-vermindering in de rijkshuisvesting en brengt deze in gebruik. Op deze manier zorgt het Rijksvastgoedbedrijf ervoor dat innovaties sneller en goedkoper beschikbaar komen. In 2018 is op diverse vlakken geïnvesteerd. Zo is bijvoorbeeld een tweede testomgeving in Valkenburg aanbesteed, waar voornamelijk innovaties rond energieopwekking en energieopslag getest zullen worden. Daarnaast zijn een aantal projecten opgestart is in 2018 het ontwerptraject voor thermische energieopwekking uit oppervlaktewater bij het hoofdkantoor van Rijkswaterstaat in Westraven gestart en is de aanbestedingsprocedure voor de renovatie van de Herman Gorterpanden in Utrecht, begeleid door «Kantoor Vol Energie», gestart. Tot slot zijn er in 2018 ook resultaten geboekt bij onder meer het Kosovo tribunaal in Den Haag, waar circulaire remontabele units zijn gebruikt en zijn er in de Frederikskazerne in Den Haag op grotere schaal phase change materials aangebracht. Deze materialen zorgen voor tijdelijke energieopslag voor gebruik op een later moment.

  • Het RVB heeft invulling gegeven aan professioneel opdrachtgeverschap door vanuit haar marktvisie te opereren. Het eerder inzicht geven aan de markt in de aankomende inkopen van het RVB, het meer (vroeg)tijdig betrekken van de markt, zorgvuldiger aanbesteden en in dialoog zijn met de markt over inkoopvormen en voorwaarden zijn hierbij trefwoorden geweest. Daarnaast is het RVB actief geweest op de Bouwcampus om zo haar opgaven als bijvoorbeeld het verduurzamen van haar bezittingen pre concurrentieel met de markt en kennisinstellingen te kunnen bespreken, om zo te komen tot een optimale marktbenadering.

  • De Rijksbouwmeester maakt deel uit van het College van Rijksadviseurs (CRa), De werkzaamheden van het Atelier Rijksbouwmeester hebben in 2018 in het teken gestaan van «Panorama Nederland». Met dit Panorama heeft het CRa gewerkt aan een samenhangend perspectief voor de ruimtelijke inrichting van Nederland, dat laat zien hoe de grote maatschappelijke vraagstukken van nu de sleutel kunnen zijn voor structurele verbeteringen in de toekomst. Panorama Nederland bestaat uit een fysiek panorama en een publicatie waarin de keuzes en principes om daar te komen worden toegelicht. Het remontabele panaroma wordt in diverse steden ten toon gesteld. Daarnaast is de kwaliteit van de architectuur bevorderd bij het tot stand brengen, het wijzigen en het beheren van gebouwen, werken en terreinen waarover de zorg van het Rijksvastgoedbedrijf zich uitstrekt.

De uitvoering van het privaatrechtelijk beheer van onroerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de wet bij een of meer andere ministers is gelegd, is conform verwachtingen gerealiseerd.

Het Rijksvastgoedbedrijf heeft in 2018 415 verkooptransacties afgehandeld. Daarbij is onder andere 252.608 m2 bruto vloeroppervlak aan rijkshuisvesting afgestoten. De totale opbrengst van de transacties bedroeg circa € 343 mln.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 9 Uitvoering Rijksvastgoedbeleid (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2014

2015

2016

2017

2018

2018

2018

Art. nr.

Verplichtingen:

163.108

221.781

170.868

102.003

115.700

111.579

4.121

                 
 

Uitgaven:

162.415

220.862

167.431

105.319

117.433

111.579

5.854

                 

9.1

Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

59.416

118.385

67.357

44.673

48.954

50.793

– 1.839

 

Bijdrage aan agentschappen

59.416

118.385

67.357

44.673

48.954

50.793

– 1.839

 

Bijdragen aan RVB voor huisv Koninklijkhuis, HoCoSta's en AZ

38.798

36.507

52.224

31.760

38.544

37.936

608

 

waarvan:

       

   
 

begroting I, de Koning1

   

15.129

11.686

13.130

15.513

– 2.383

 

begroting IIA, Tweede Kamer en Eerste Kamer

     

5.664

 

7.849

– 7.849

 

begroting IIB, Overige Hoge College's van Staat

     

8.453

 

8.668

– 8.668

 

begroting III, Ministerie van AZ

     

5.434

 

2.526

– 2.526

 

overig

     

523

25.414

3.380

22.034

 

RVB Bijdragen voor monumenten

11.328

73.224

7.161

5.344

3.811

5.651

– 1.840

 

RVB Bijdragen voor rijkshuisvesting

9.290

8.654

7.972

7.569

6.599

7.206

– 607

                 

9.2

Beheer materiele activa

102.999

102.477

100.074

60.646

68.479

60.786

7.693

 

Opdrachten

14.682

17.316

13.829

4.779

7.462

4.779

2.683

 

Onderhoud en beheerkosten2

14.682

17.316

13.829

4.779

7.462

4.779

2.683

 

Bekostiging

64.233

63.726

65.497

44.142

49.296

44.641

4.655

 

Zakelijke lasten

64.233

63.726

65.497

44.142

49.296

44.641

4.655

 

Bijdrage aan agentschappen

24.084

21.435

20.748

11.725

11.721

11.366

355

 

RVB

24.084

21.435

20.748

11.725

11.721

11.366

355

                 
 

Ontvangsten:

148.547

161.904

390.783

134.313

224.364

121.932

102.432

X Noot
1

Tot en met de jaarverslag 2016 was de benaming van de regel «paleizen».

X Noot
2

Tot en met de begroting 2017 was de benaming van de regel «Beheer en plankosten».

E Toelichting op de financiële instrumenten

9.1 Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

Bijdrage aan agentschappen

Bijdrage voor huisvesting Koninklijk Huis, HoCoSta’s en AZ

Het betreft hier de kosten voor huisvesting van de Koning, van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken.

Specifieke toelichting huisvesting Koninklijk Huis

In mei 2015 heeft het kabinet naar aanleiding van de evaluatie van de begroting van de Koning besloten om de uitgaven die worden gedaan voor de Koning uitgebreider toe te lichten.

Hieronder volgt een nadere toelichting. Bij het jaarverslag van de Koning (I) is een extra-comptabele bijlage opgenomen waarin deze uitgaven ook worden gepresenteerd.

De bijdrage van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan het Rijksvastgoedbedrijf voor de huisvesting van het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken bedroeg in 2018 € 38,5 mln. Hiervan is € 13,1 mln. voor de paleizen. Dit bedrag is lager dan begroot, omdat kosten deels zijn doorgeschoven naar 2019.

Genoemd bedrag voor de paleizen bestaat uit een aantal componenten:

ten eerste heeft het Rijksvastgoedbedrijf circa € 5 mln. in rekening gebracht voor rente en afschrijvingen voor investeringen die vanaf 2010 via de leenfaciliteit zijn gefinancierd en zijn geactiveerd op de balans van het Rijksvastgoedbedrijf;

vervolgens betreft het een vergoeding voor regulier dagelijks en planmatig onderhoud van circa € 4 mln. en tenslotte heeft BZK betalingen van circa € 4 mln. aan het Rijksvastgoedbedrijf verricht als vergoeding voor kleinere investeringen op basis van wet- en regelgeving, voor apparaatsinzet en voor heffingen.

Aan de Koning zijn paleis Huis ten Bosch, het Koninklijk Paleis Amsterdam en paleis Noordeinde ter beschikking gesteld. In 2018 heeft Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties € 13,1 mln. aan het Rijksvastgoedbedrijf vergoed voor gebruiksvergoeding en met name kleinere (onderhoud)projecten voor de paleizen.

Paleis Huis ten Bosch

De renovatie van Paleis Huis ten Bosch is in 2018 in uitvoering geweest.

Paleis Noordeinde

In 2018 zijn er geen renovaties of verbouwingen uitgevoerd.

Koninklijk Paleis Amsterdam

Het multidisciplinair bouwhistorisch onderzoek naar de Burgerzaal is conform planning uitgevoerd en zal begin 2019 worden afgerond.

Overig

In 2018 is het verdelen van de kosten over de begrotingen IIA, IIB en III op basis van compartimenten losgelaten. Deze worden nu samengenomen onder de post overig.

RVB Bijdrage voor monumenten

De bijdrage betreft de kosten van onderhoud monumenten met een erfgoedfunctie, maar zonder huisvestingsfunctie.

RVB Bijdrage voor rijkshuisvesting

De begroting betreft met name de bekostiging van het Atelier Rijksbouwmeester, het programma Groene Technologieën en de coördinatie van het rijksopdrachtgeverschap in de bouw. De begroting is middels bevoorschotting gerealiseerd. Het verschil tussen bevoorschotting en realisatie wordt in jaar t+1 afgerekend.

9.2. Beheer materiële activa

De begroting voor het beheer materiële activa is middels bevoorschotting gerealiseerd. Het verschil tussen begroting en realisatie wordt jaar t+1 afgerekend.

Opdrachten

Onderhoud en beheerkosten

De Onderhoud- en beheerkosten betreffen kosten voor onderhoud aan en beheer van onroerende zaken in het bezit van het Rijksvastgoedbedrijf voor zover het niet de rijkshuisvesting betreft. Het gaat daarbij dan om bijvoorbeeld energiekosten, bewakingskosten, transitiekosten en het onderhoud van het Staatsdomein op de Veluwe. Ook onder deze post vallen de onderhoudskosten van de pachtboerderijen die het RVB in beheer heeft. In 2018 zijn inventarisaties uitgevoerd naar de aanwezigheid van asbest in daken en gevels van deze boerderijen en is onderzoek gedaan naar de stand van het onderhoud van de boerderijen (Aanhangsel van de Handelingen 2697, bij Kamerstukken II 2017/18).

In 2018 zijn in het kader van het grondbeheer van het RVB drie afkopen van zittende erfpachters voorzien van in totaal € 1,3 mln., met name in verband met de aanleg van windmolenparken. Daarnaast betreft het middelen die ten goede komen aan het verwijderen van asbest uitpachtboerderijen. Er is een wettelijke verplichting die asbest te verwijderen. De eigenaar doteert € 11,4 mln. voor de pachtboerderijen aan de voorziening asbest.

Bekostiging

Zakelijke lasten

Het gaat hier om de betaling van, door gemeenten en waterschappen opgelegde, belastingen en heffingen op onroerende zaken in eigendom bij de Staat, zoals met name onroerendezaak-belasting (circa 80%) en waterschaps- en rioolheffingen (circa 20%), voor zover deze kosten niet zijn toegerekend aan de rijkshuisvesting (zie baten-lastenbegroting Rijksvastgoedbedrijf). De hogere realisatie komt voornamelijk door de afrekening van het voorschot over 2017.

Bijdrage aan agentschappen

RVB

Het betreft de bijdrage aan het Rijksvastgoedbedrijf voor de uitvoering van het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die de Staat toebehoren. Het gaat hierbij met name om de verwerking van (erf)pachtcontracten, de verwerking van de zakelijke lasten en het beheren van onroerende zaken.

Ontvangsten

Voor alle ontvangsten geldt dat deze via bevoorschotting/afrekening met BZK worden verwerkt. Een verschil tussen begroting en realisatie wordt in jaar t+1 afgerekend.

Zakelijke lasten

Het betreft hier de terugbetalingen door de huurders van door het Rijksvastgoedbedrijf betaalde gebruikerslasten en de terugontvangsten van betaalde zakelijke lasten op basis van bij gemeenten ingediende bezwaarschriften; totaal € 3 mln.

Ingebruikgevingen

Het gaat hierbij om de ingebruikgeving van de onroerende zaken van de Staat voor zover er voor de opbrengst uit ingebruikgeving geen middelenafspraak bestaat. Dit leidt tot € 60 mln. inkomsten uit verpachting, huur en verhuur jachtgenot.

Vervreemding

Het betreft de vervreemding van de onroerende zaken van de Staat voor zover er voor de opbrengst uit vervreemding geen middelenafspraak bestaat. Dit leidt tot € 69 mln. inkomsten uit vervreemding van met name agrarische onroerende zaken en van overige onroerende zaken.

Generale ontvangsten

Verkoop bodemmaterialen.

Hieronder vallen de ontvangsten uit de verkoop van bodemmaterialen, zoals zand à € 19 mln.

Veiling huurrechten benzinestations

Het betreft de ontvangsten, € 70 mln., uit de veiling van huurrechten van benzinestations langs rijkswegen.

Afrekeningen voorschotten 2017

Dit betreft ontvangsten (€ 2 mln.) naar aanleiding van het afrekenen van uitbetaalde voorschotten in 2017.

5. NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel 11. Centraal apparaat

Op dit artikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van BZK met uitzondering van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) (zie artikel 2) en de agentschappen.

A Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen artikel 11 Centraal apparaat (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2014

2015

2016

2017

2018

2018

2018

Art.nr.

Verplichtingen:

432.229

347.673

414.415

362.821

431.675

342.156

89.519

                 
 

Uitgaven:

427.268

343.635

415.748

366.513

433.319

342.156

91.163

                 

11.1

Apparaat (excl. AIVD)

427.268

343.635

415.748

366.513

433.319

342.156

91.163

 

Personele uitgaven

152.086

153.539

164.799

175.581

216.040

173.856

42.184

 

waarvan: Eigen personeel

144.994

144.658

155.327

167.527

198.271

164.255

34.016

 

waarvan: Externe inhuur

3.449

6.043

6.050

4.725

14.298

5.519

8.779

 

waarvan: Overig personeel

3.643

2.838

3.422

3.329

3.471

4.082

– 611

 

Materiële uitgaven

275.182

190.096

250.949

190.932

217.279

168.300

48.979

 

waarvan: Bijdrage SSO P-Direkt

0

67.019

65.287

0

0

0

0

 

waarvan: Bijdrage SSO's

239.016

88.476

159.330

177.366

199.074

152.965

46.109

 

waarvan: ICT

3.107

357

164

1.525

946

0

946

 

waarvan: Overig materieel

33.059

34.244

26.168

12.041

17.259

15.335

1.924

                 
 

Ontvangsten:

92.442

95.921

95.359

81.708

45.253

15.280

29.973

B Toelichting op de financiële instrumenten

Personele uitgaven

De uitgaven aan eigen personeel en externe inhuur zijn ten opzichte van de oorspronkelijke begroting toegenomen door:

  • de overkomst van het dossier digitale overheid voor bedrijven vanuit het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK);

  • de overkomst van de onderdelen ruimtelijke ordening en omgevingswet vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat;

  • de middelen vanuit de aanvullende post voor wederopbouw voor de projectorganisatie voor Wederopbouw van de Bovenwindse Eilanden;

  • het uitvoeren van de dienstverleningsafspraken tussen de diverse baten-lastenagentschappen van het Ministerie van BZK. De uitgaven waren hoger doordat een deel van de personele kosten uit de desaldering zijn bekostigd;

  • de kosten voor onder andere eigen personeel in het kader van dienstverlening door Doc-Direkt aan notarissen voor archiefbewerking, -beheer, opslag en digitale documenthuishouding. De uitgaven waren niet hoger dan begroot, maar een deel wordt via tarieven bekostigd;

  • loonontwikkeling eigen personeel door de afgesloten CAO en prijsontwikkeling van de uitgaven voor personele exploitatie;

  • de kosten op externe inhuur zijn hoger door de overkomst van de Omgevingswet en het onderdeel Aan de Slag (ADS) vanuit Rijkswaterstaat (RWS).

Materiële uitgaven

Bijdrage SSO's

De realisatie op de regeling bijdrage SSO’s is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting toegenomen door:

  • bijdragen van andere departementen en reallocaties vanuit onderdelen binnen het Ministerie van BZK voor het centraal opdrachtgeverschap van P-Direkt en FMH. Dit vanwege het huidige aantal individuele arbeidsrelaties bij het Rijk als gevolg van een hoger aantal werknemers. Na evaluatie van de centrale bekostiging van FMH wordt het budget verhoogd;

  • bijdragen aan SSO’s van Doc-Direkt, die samenhangen met de inkomsten gedurende het jaar van overige departementen en derden (notariaat). De hogere uitgaven leiden ook tot hogere inkomsten, waardoor een deel van de uitgaven met de ontvangsten wordt gedekt. Dit wordt bij Voorjaarsnota verwerkt, waardoor nu de realisatie afwijkt van de begroting;

  • uitgaven voor uitvoering van de Dienstverleningsafspraken 2018 (DVA) tussen de baten-lastenagentschappen waar inkomsten tegenover staan;

  • loon- en prijsontwikkeling bij de SSO’s.

Ontvangsten

De realisatie ten opzichte van de oorspronkelijke begroting is toegenomen door:

  • inkomsten die Doc-Direkt gedurende het jaar heeft gehad van overige departementen en derden (notariaat). Deze inkomsten waren ter dekking van de personele en materiële uitgaven. De ontvangsten worden geboekt bij de Voorjaarsnota, wat leidt tot een jaarlijkse afwijking;

  • ontvangsten van de Dienstverleningsovereenkomsten (DVA) 2018 voor de standaard dienstverlening aan de baten-lastenagentschappen. Deze ontvangsten worden jaarlijks bij 1e suppletoire toegevoegd.

Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen en Zelfstandige Bestuursorganen/Rechtspersonen met een wettelijke taak
       

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2014

2015

2016

2017

2018

2018

2018

Totaal apparaatsuitgaven Ministerie

610.906

540.429

633.686

583.430

683.060

572.973

110.087

Kerndepartement

427.268

343.635

415.748

366.513

433.319

342.156

91.163

AIVD

183.638

196.794

217.938

216.917

249.741

230.817

18.924

               

Totaal apparaatskosten agentschappen

687.076

782.172

1.087.228

1.149.179

1.214.873

1.117.028

97.845

Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG)

109.604

121.637

118.549

130.722

115.032

100.160

14.872

Logius

115.654

143.099

169.242

175.837

177.205

205.861

– 28.656

P-Direkt

58.703

63.187

69.970

71.324

78.522

76.247

2.275

Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR)

126.364

133.926

183.768

199.791

232.415

203.160

29.255

FMHaaglanden

109.392

110.509

99.781

112.968

118.422

99.447

18.975

SSC-ICT Haaglanden

155.041

197.552

215.754

211.638

226.662

203.100

23.562

Rijksvastgoedbedrijf (RVB)

   

219.164

235.036

257.728

218.737

38.991

Dienst van de Huurcommissie (DHC)

12.318

12.262

11.000

11.863

8.887

10.316

– 1.429

               

Totaal apparaatskosten ZBO’s en RWT's

1.235

2.205

2.180

1.320

     

Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP)

1.235

1.281

1.338

1.320

     

Bureau Architectenregister

 

794

842

       

Referendumcommissie

 

130

         

Artikel 12. Algemeen

A Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen artikel 12 Algemeen (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2014

2015

2016

2017

2018

2018

2018

Art.nr.

Verplichtingen:

461

952

825

13.328

6.978

10.265

– 3.287

                 
 

Uitgaven:

686

824

871

13.354

7.262

10.265

– 3.003

                 

12.1

Algemeen

686

824

871

13.354

7.262

10.265

– 3.003

 

Subsidies

584

539

522

776

458

378

80

 

Diverse subsidies

408

366

349

603

408

378

30

 

Koninklijk Paleis Amsterdam

176

173

173

173

50

0

50

 

Opdrachten

102

285

349

662

885

962

– 77

 

Internationale Samenwerking

0

222

349

522

593

599

– 6

 

Diverse opdrachten

102

63

0

140

292

363

– 71

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

0

0

0

13

19

0

19

 

Diverse bijdragen

0

0

0

13

19

0

19

 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

0

0

11.903

5.900

8.925

– 3.025

 

J&V (H6)

       

25

0

25

 

Financiën en Nationale Schuld (Belastingdienst)

0

0

0

11.903

5.875

8.925

– 3.050

                 
 

Ontvangsten:

0

0

0

1.500

5.924

0

5.924

B Toelichting op de financiële instrumenten

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

De ontvangen voorlopige aanslag 2018 voor het Ministerie van BZK is betaald aan de Belastingdienst en was lager dan ingeschat.

Ontvangsten

Zoals gemeld bij 2e Suppletoire leidt de definitieve aangifte voor de VPB-aanslag 2016 voor het Ministerie van BZK tot een lagere vaststelling dan de eerder betaalde voorlopige aanslag. Het verschil is door de Belastingdienst overgemaakt aan het Ministerie van BZK.

Artikel 13. Nominaal en onvoorzien

A Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen artikel 13 Nominaal en onvoorzien (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2014

2015

2016

2017

2018

2018

2018

Art.nr.

Verplichtingen:

0

0

0

0

0

6.112

– 6.112

                 
 

Uitgaven:

0

0

0

0

0

6.112

– 6.112

                 

13.1

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

 

waarvan: Programma

0

0

0

0

0

0

0

 

waarvan: Apparaat

0

0

0

0

0

0

0

                 

13.2

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

 

waarvan: Programma

0

0

0

0

0

0

0

 

waarvan: Apparaat

0

0

0

0

0

0

0

                 

13.3

Onvoorzien

0

0

0

0

0

6.112

– 6.112

                 
 

Ontvangsten:

0

0

0

0

0

0

0

Artikel 14. VUT-fonds

A Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen artikel 14 VUT-fonds (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2014

2015

2016

2017

2018

2018

2018

Art. nr.

Verplichtingen:

160.000

0

0

0

0

0

0

                 
 

Uitgaven:

160.000

0

0

0

0

0

0

                 

141

VUT-fonds

160.000

0

0

0

 

0

0

                 
 

Ontvangsten:

409.712

741.290

51.007

0

0

0

0

6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES (VII)

Paragraaf 1 – uitzonderingsrapportage voor de volgende vier verplichte onderdelen

1. Rechtmatigheid

Overschrijding(en) rapporteringstolerantie(s) fouten en onzekerheden

Naleving van de wet- en regelgeving voor huurtoeslag

De uitgaven en ontvangsten voor de huurtoeslag worden door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verantwoord op beleidsartikel 03 Woningmarkt van het begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De Rijksbegrotingsvoorschriften schrijven voor dat – indien bij statistische steekproeven de maximale fout (inclusief de geconstateerde onzekerheid) de tolerantiegrens overschrijdt – de som van de meest waarschijnlijke fouten en/of onzekerheden wordt gerapporteerd in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het ministerie verantwoordelijk voor de uitvoering.

De maximale fout (inclusief de geconstateerde onzekerheid) in de uitgaven en ontvangsten voor de huurtoeslag overschrijdt de rapporteringstolerantie voor het totaal van de uitgaven- en ontvangstenstroom in de verantwoordingsstaat van Hoofdstuk VII. De maximale fout blijft overigens wel onder de rapporteringstolerantie van beleidsartikel 03.

De som van de meest waarschijnlijke fouten en onzekerheden van de Huurtoeslag in deze uitgaven en ontvangsten bedraagt € 91,8 mln.

Voor de overige artikelen zijn bevindingen inzake de rechtmatigheid geconstateerd tot een bedrag van circa € 7,9 mln.

2. Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

In het Auditrapport 2018 heeft de Auditdienst Rijk (ADR) aangegeven dat in bijna alle gevallen de niet-financiële informatie deugdelijk, ordelijk en controleerbaar tot stand is gekomen.

Verder heeft BZK in 2018 het proces van totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie herijkt. Hierbij is met name gekeken naar de wijze van inventariseren van niet-financiële informatie (wat is NFI) en het controleproces (verduidelijking controleprogramma). Doel van herijking was naast vereenvoudiging ook de bewustwording in de organisatie over het belang van een goede totstandkoming te vergroten. In zogenaamde «Bouwkeetsessies» hebben beleid, DG-control, FEZ en de ADR gezamenlijk het gehele proces doorlopen. Voor de bepaling van NFI en het vormen van dossier zijn ondersteunende criteria benoemd. Het controleprogramma is vereenvoudigd zonder afbreuk te doen aan controleerbaarheid van de totstandkoming. Met deze aanpak is een gestructureerde vereenvoudiging van het proces totstandkoming van de NFI bereikt.

Voor controle en sturing op de voortgang blijft BZK het eerder ontwikkelde stoplichtenmodel hanteren.

3. Financieel- en materieelbeheer

Onvolkomenheden over 2017 m.b.t. financieel en materieel beheer

Totstandkoming jaarverslagen

In 2018 heeft BZK een onvolkomenheid toegekend gekregen van de Algemene Rekenkamer (AR) naar aanleiding van de te late totstandkoming van de jaarverslagen van 2017. De overgang naar een nieuw financieel administratief systeem en de overgang naar het Financieel Diensten Centrum (FDC) maakten dat de situatie vorig jaar complex was. In 2018 was alles erop gericht om het jaarverslag op tijd, volledig en juist aan te leveren. Vanwege alle lopende werkzaamheden met betrekking tot het financieel beheer, onder andere vanuit de afronding van de conversies (zoals opgenomen in paragraaf 3), is beduidend eerder gestart met het kernteam jaarverslag om voor het einde van het jaar een vastgestelde beginbalans op te kunnen stellen. Na de Q2 afsluiting is er geïnvesteerd om de standaard dienstverlening van het FDC aan te laten sluiten op de informatiebehoefte van BZK. BZK is samen met het FDC opgetrokken om hierin een kwaliteitsslag te maken. Na de inventarisatie van het kernteam is er in september geconstateerd dat er nog diverse aanvullende en herstelwerkzaamheden moesten plaatsvinden. Hiertoe is er opgeschaald en is extra menskracht ingehuurd bij zowel BZK als bij het FDC. Het jaarverslag is door deze maatregelen dit jaar op tijd tot stand gekomen.

UBR EC O&P Inhuurdesk

De Inhuurdesk van UBR|EC O&P is verantwoordelijk voor een juiste en rechtmatige bemiddeling van inhuurvragen, op basis van raamovereenkomsten die door Inhuur Uitvoerings Centra binnen het Rijk zijn aanbesteed. In 2018 zijn de verbetermaatregelen zoals geadviseerd door de AR en ADR verder opgepakt. Deze verbetermaatregelen zijn met name gericht op het vastleggen van het proces tegenlezen en het uitvoeren van verbijzonderde interne controle. Binnen de Inhuurdesk UBR|EC O&P werd in 2018 extra aandacht besteed aan het thema rechtmatigheid middels een opleidingsprogramma gevolgd door alle adviseurs van de Inhuurdesk, het periodiek organiseren van strategische dagsessies en het opzetten van een werkgroep, waarbij het volgen en borgen van rechtmatige processtappen en 1e en 2e lijns controles centraal staan.

Inmiddels is het proces tegenlezen vastgelegd in het handboek administratieve organisatie en wordt aandacht besteed aan deugdelijke dossiervorming van bevindingen in dat proces. Het tegenlezen en screenen van dossiers is verplicht voor alle opdrachten. Ook is een verbijzonderde interne controle ingeregeld en met terugwerkende kracht voor geheel 2018 uitgevoerd waarbij op basis van risicoanalyse een aantal inhuurdossiers van aanvraag tot aan gunning worden doorgelicht.

De rapportages van zowel AR alsmede ADR bevestigen een verdergaande verbetering van de getroffen verbetermaatregelen in 2018. De genomen verbetermaatregelen zijn met name zichtbaar in het 2e halfjaar van 2018. Voornamelijk in het 1e halfjaar 2018 zijn door de interne controle en door de controle van de ADR in 2018 een aantal onrechtmatigheden en financieel beheer fouten aangetroffen. Dat heeft ultimo 2018 geleid tot verdere aanscherping van met name het tegenlezen/screenen waarmee in 2019 dergelijke onvolkomenheden tijdig worden gesignaleerd, gecorrigeerd en daarmee voorkomen kunnen worden.

4. Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Onvolkomenheden over 2017, niet zijnde van toepassing op financieel en materieel beheer

Informatiebeveiliging SSO Caribisch Nederland

De Shared Service Organisatie Caribisch Nederland (SSO-CN) heeft in 2018 een verbeterplan opgesteld naar aanleiding van de ernstige onvolkomenheid die werd toegekend door de AR. In 2018 zijn er forse stappen gemaakt in het op orde brengen van de informatiebeveiliging. In september 2018 is door de Auditdienst Rijk (ADR) in opdracht van de CIO BZK een onderzoek uitgevoerd naar de realisatie van de voorgenomen verbetermaatregelen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek concludeert BZK dat de verbeteringen volgens plan worden uitgevoerd.

Een aandachtspunt bij SSO-CN is een tekort aan de capaciteit en expertise op het juiste niveau van de beheerorganisatie. Dit is een steeds terugkerend issue. Er zal in 2019 een onderzoek door een extern bureau plaatsvinden naar deze problematiek en naar de mogelijkheden om te zorgen dat de ICT-dienstverlening van de rijksdienst op de BES-eilanden blijvend op niveau is en voldoende is toegerust op toekomstige ontwikkelingen.

IT-beheer P-Direkt

De AR heeft over 2017 een onvolkomenheid toegekend aan het IT-beheer van de P-Direkt systemen. Op het gebied van IT-beheer zijn er vier bevindingen geconstateerd, waarvan twee in combinatie met de dienstverlening van SSC-ICT voor P-Direkt. De AR heeft aanbevolen om P-Direkt het productie- en gebruikersbeheer en SSC-ICT het gebruikersbeheer en de beveiliging en beheer van de IT-infrastructuur te laten verbeteren.

Ten aanzien van het productiebeheer heeft de ADR aangegeven dat de beheersing over het productieproces nog niet voldoende is, aangezien er onvoldoende vastlegging plaatsvindt van verrichte acties. In 2019 zal BZK over de aard en diepgang van de beheersmaatregelen afstemming zoeken met de ADR waarbij er meer oog komt voor de verschillende soorten systemen en uitzonderingen en de wijze waarop de ADR deze vervolgens toetst.

Het project om verbeteringen in het gebruikersbeheer door te voeren is in oktober 2018 afgerond. De ADR heeft extra controles uitgevoerd in de maand oktober en heeft op basis van aanvullende werkzaamheden grote verbeteringen geconstateerd. Als P-Direkt dit niveau ook behaalt in het controlejaar 2019 wordt de beheersingsdoelstelling bereikt.

De bevindingen ten aanzien van gebruikersbeheer en beveiliging van componenten slaan terug op SSC-ICT. Voor het verbeterplan ten aanzien van deze bevindingen is in 2018 een gezamenlijke planning opgesteld en is in oktober de uitvoering gestart. Het tempo van de implementatie wordt daarbij beïnvloed door de omvang en complexiteit van het P-Direkt landschap tezamen met de hoge beschikbaarheidseisen waardoor maatregelen getemporiseerd uitgerold dienen te worden. Desondanks is door de ADR aangegeven dat er na de start al grote verbeteringen zijn geconstateerd. De totale afronding van het verbeterplan wordt in het eerste kwartaal van 2019 verwacht. SSC-ICT is voornemens om kort na de afronding van het verbeterplan in een extra onderzoek de opzet van de twee beheerprocessen door de ADR te laten beoordelen.

Overige aandachtspunten over 2017

Wijzigingenbeheer P-Direkt

Het proces wijzigingenbeheer was in 2018 onvoldoende aantoonbaar beheerst. P-Direkt kende al twee methodieken om uitbreidingen en wijzigingen in de systemen te verwerken. Deze twee methodieken zijn voldoende uitontwikkeld in termen van taken/verantwoordelijkheden, functiescheiding en vastlegging. Begin 2018 is daar de nieuwe Agile/Scrum methodiek bijgekomen. De afspraken voor de vastleggingen van de stappen in het wijzigingsbeheerproces moeten worden aangescherpt, zodat achteraf eenvoudig kan worden aangetoond welke werkzaamheden zijn uitgevoerd en wie daar verantwoordelijk voor was. De verbeteracties zijn reeds in gang gezet.

Informatiebeveiliging BZK

Over het jaar 2017 heeft de AR als aandachtspunt meegegeven dat de capaciteit met betrekking tot het toezicht op informatiebeveiliging van het kerndepartement versterkt zou moeten worden. Vanaf medio 2018 is deze capaciteit verdubbeld. Omdat BZK een decentraal toezichtmodel hanteert onder regie van de CIO-BZK en daardoor de totale capaciteit meer is dan enkel is ondergebracht bij de CIO-staf, is het de verwachting dat deze uitbreiding voldoende is in relatie tot de opgave.

In 2018 is het BZK IB-beleid herzien en omgevormd tot een beleidskader Privacy- en informatiebescherming. Hierin is tevens een strategische IB-agenda opgenomen voor de periode 2019–2022. Hoewel al gedurende een groot deel van 2018 volgens dit kader werd gewerkt, wat onder andere tot uitdrukking komt in een uitbreiding van de PDCA-cyclus IB tot een PDCA-cyclus Privacy- en Informatiebescherming, is het stuk op 4 februari 2019 vastgesteld.

IT-beheer SSC-ICT

Uit de audits op de General IT Controls (GITC) van de door SSC-ICT beheerde informatiesystemen blijkt dat SSC-ICT op onderdelen nog onvoldoende inzicht weet te bieden in het functioneren van haar eigen beheerprocessen. Deze tekortkomingen in de GITC brengen mogelijk risico’s met zich mee voor de betrouwbaarheid van de financiële administratie bij haar klanten. SSC-ICT zal daarom verbetermaatregelen gaan uitvoeren op met name het gebied van wijzigingsbeheer, gebruikersbeheer en de beveiliging van componenten. Omdat het beheer van Leonardo als best practice wordt beschouwd, zal ook onderzocht worden in hoeverre dit framework ingezet kan worden binnen andere informatiesystemen.

UBR HIS

De AR concludeerde in haar Verantwoordingsonderzoek 2017 dat UBR|HIS in 2017 voldoende verbetermaatregelen heeft getroffen waardoor de eerder geconstateerde onvolkomenheid is opgelost. Wel is door de AR een aantal aanbevelingen gedaan, waaronder op het gebied van tegenlezen en het instellen van een verbijzonderde interne controle. De aanbeveling om een verbijzonderde interne controle in te stellen om de werking van het tegenlezen te toetsen is door UBR|HIS breder ingevuld dan alleen te focussen op volledigheid en rechtmatigheid. Een toegewijd en ter zake deskundige reviewt voorafgaand aan contractering. Bij het reviewen wordt ook de doelmatigheid en professionaliteit beoordeeld. Pas na een gezamenlijke positieve inhoudelijke beoordeling door het team van tegenlezers is sprake van definitieve gunning.

De uitkomsten van de controle door de ADR in 2018 waar diverse onrechtmatigheden zijn geconstateerd, geven echter aanleiding om het proces van tegenlezen nog verder te verbeteren. De aanbevelingen van de ADR om het tegenlezen zichtbaar vast te leggen en op basis van risicoanalyse het proces van tegenlezen uit te voeren wordt opgepakt door UBR|HIS. Ook het advies om op structurele wijze een verbijzonderde interne controle uit te voeren wordt meegenomen in de verbetermaatregelen.

Paragraaf 2 – Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

M&O- risico's en ontwikkelingen betreffende het M&O-beleid

BZK heeft ter voorkoming van Misbruik & Oneigenlijk (M&O) gebruik van subsidies een M&O-beleid vastgesteld en geïmplementeerd. BZK werkt volgens dit M&O-beleid en houdt het departementale M&O-register bij. BZK toetst bij subsidieverstrekkingen volgens een risicogerichte benadering. Het M&O-register wordt geraadpleegd bij alle nieuwe subsidieaanvragen, met het oog op de vraag of betrokkene is geregistreerd wegens (vermoedens van) misbruik of oneigenlijk gebruik van subsidie.

M&O-registers worden per organisatie bijgehouden. Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) voert een aantal subsidieregelingen uit voor BZK en houdt een eigen M&O-register bij. RVO levert periodiek rapportages over M&O-meldingen aan BZK.

Om de informatie-uitwisseling tussen departementen te verbeteren, wordt een centrale verwijsindex ontwikkeld. Een index, in beheer bij RVO, waar departementale informatie over misbruik en fraude wordt vermeld. Het doel ervan is informatie uitwisselen tussen departementen, met inachtneming van relevante privacywetgeving.

Grote lopende ICT-projecten

Het Ministerie van BZK rapporteert over alle projecten met een ICT component groter dan € 5 mln. op het rijksictdashboard.nl. Op basis hiervan rapporteert het ministerie over deze projecten aan de Tweede Kamer middels de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk. De CIO-BZK monitort deze projecten conform de afspraken in het CIO-stelsel. Conform het «Handboek Portfoliomanagement Rijk voor projecten met een ICT-component van ten minste € 5 miljoen» wordt onder meer getoetst of een goede invulling gegeven wordt aan eisen zoals deze voortkomen uit regelgeving rondom privacy en beheermaatregelen. Indien daar in een project aanleiding voor is, worden gerichte aanwijzingen voor verbetering gegeven.

Gebruik open standaarden en open source software

Het Ministerie van BZK heeft in 2018 gehandeld conform artikel 3, eerste lid van de «Instructie rijksdienst bij aanschaf ICT-diensten of ICT-producten». Er zijn in de regel geen nieuwe ICT-diensten of -producten aangeschaft waarbij is afgeweken van de open standaarden op de «pas toe of leg uit»-lijst van het Forum Standaardisatie. Jaarlijks publiceert Logius in zijn online jaaroverzicht een overzicht van de toepassing van open standaarden binnen de Logius-producten met eventuele afwijkingen en toelichting.

Betaalgedrag

Het streefcijfer voor tijdig betalen is 95 procent van alle facturen binnen 30 dagen na datum van ontvangst van de factuur. Over 2018 bedraagt het percentage tijdig betaalde facturen van het BZK-kerndepartement inclusief AIVD 96,4%. In aanvulling op voorgaande jaren wordt het betaalgedrag van de SSO’s en agentschappen ook gepresenteerd:

SSC-ICT

92,0%

UBR

88,0%

FMH

96,0%

P-direkt

98,6%

RVB

85,3%

Logius

95,2%

DHC

95,2%

RvIG

96,3%

Het Rijksvastgoedbedrijf voldoet met 85,3% niet aan de Rijksbrede streefwaarde om 95% van de facturen binnen 30 dagen te betalen. Dit is met name het gevolg van de hiervoor beschreven overgang van SAP DVD naar Oracle per 1 januari 2018. Na de migratie was er sprake van een oplopend aantal inkoopfacturen zonder inkoopordernummer, waardoor deze niet konden worden afgehandeld. Deze facturen zijn alsnog voorzien van inkoopordernummers en verwerkt.

Ook UBR heeft de streefwaarde met een uiteindelijke realisatie van 88% niet gehaald. Het betaalgedrag van UBR wordt door Bv&F gemeten op basis van de gegevens in de bronsystemen. Hierbij is geconstateerd dat registratie van dispuutfacturen nog steeds verbeterd kan worden en dat bevoegde personen sneller de facturen kunnen goedkeuren. Met name het sneller goedkeuren van facturen heeft een positief effect op de betaalsnelheid. Vervanging van de bestelapplicatie met invulling van automatische matching is voorzien voor 1-1-2020. Door verbetering van doorlooptijden, automatisering van factuurcontrole en geautomatiseerde routing, verbetert het financieel beheer en daarmee ook de streefwaarde betaalsnelheid.

Het SSC-ICT voldoet met 92% ook niet aan de Rijksbrede streefwaarde. Voor het niet behalen van deze streefwaarde zijn veelal interne oorzaken verantwoordelijk. Zo wordt niet altijd tijdig de prestatieverklaring gegeven, waardoor het proces van ontvangst van de factuur tot aan de betaalbaarstelling vertraging oploopt. SSC-ICT zal in 2019 de afspraken over aanwezigheid van voldoende capaciteit ten behoeve van het afgeven van prestatieverklaringen nader onder de aandacht van het management brengen en strakker monitoren.

Audit Committee

Het Audit Committee (AC) van BZK is in 2018 vier maal bijeen gekomen. Het AC heeft drie externe leden, waarvan één tevens de voorzitter is. Er is meerdere malen gesproken over de voortgang op de onvolkomenheden toegekend door de Algemene Rekenkamer, de bevindingen van de ADR, de herijking van de P&C-cyclus en de herindeling van het ministerie als gevolg van het regeerakkoord. Op verzoek van het AC zal in 2019 de scope worden verbreed naar vraagstukken die op stelselniveau spelen waarbij ook aandacht moet blijven bestaan voor de kwaliteit van de bedrijfsvoering. In 2019 zal het AC, conform de regeling audit committees van het rijk, geëvalueerd worden.

Departementale checks and balances

Om de interne organisatie en de kwaliteit van subsidie-instrumenten te bewaken en te verbeteren, heeft BZK vormen van checks and balances ingevoerd. Het Ministerie van BZK voert de volgende checks and balances uit:

  • Beleidsdirecties werken met een procesbeschrijving volgens de subsidieregelgeving met een stappenplan. Verder zijn er diverse hulpmiddelen beschikbaar, zoals modelbeschikkingen en checklists.

  • Beleidsdirecties krijgen decentrale financiële ondersteuning van de DG-bureaus.

  • Subsidies werden in 2018 ter toetsing (ex ante check) voorgelegd aan de Expertise Commissie Subsidies (ECS) bij FEZ. ECS heeft daarin een adviserende rol en geeft voorlichting ter kennisdeling. ECS zal in 2019 geëvalueerd worden.

  • Het Uniform Subsidie Kader (USK) vormt voor het subsidiebeleid het uitgangspunt. Het USK is gebaseerd op een aantal uitgangspunten, namelijk: proportionaliteit, sturing op prestaties en hoofdlijnen, uniformering en vereenvoudiging, en verantwoord vertrouwen.

  • Het Ministerie van BZK hanteert naast het USK het Raamwerk Uitvoering Subsidies (RUS), waarin de subsidies(regelingen) worden gecategoriseerd in uitvoeringsvarianten.

Normenkader financieel beheer

Er zijn geen ontwikkelingen met betrekking op het normenkader te melden.

Paragraaf 3 – Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Herindelingen

Als gevolg van het regeerakkoord Rutte III hebben er meerdere herindelingen plaatsgevonden tussen BZK en de Ministeries van IenW, EZK en Defensie:

  • 1. De invlechting van de WenR-begroting (HXVIII) in de BZK-begroting (HVII) per 1 januari 2018

    Met ingang van 1 januari 2018 is de begroting van Wonen en Rijksdienst (HXVIII) vervallen en worden de beleidsartikelen, na verwerking van de maatregelen uit het regeerakkoord (zie toelichting in nota van wijziging van Wonen en Rijksdienst), toegevoegd aan de begroting van het Ministerie van BZK (HVII). Met het vervallen van de begroting van Wonen en Rijksdienst (HXVII) worden tevens de baten-lastenagentschappen toegevoegd aan de begroting van het Ministerie van BZK (HVII).

  • 2. De ontvlechting van de Kiesraad per 1 januari 2018

    Naar aanleiding van de wijziging in de Comptabiliteitswet 2016 heeft de Kiesraad de status van college gekregen en diende daarmee een afzonderlijke (niet-departementale) begroting te krijgen. De wijziging heeft tot gevolg dat de Kiesraad bij het vaststellen van de ontwerpbegroting 2018 budgetneutraal is overgeheveld van HVII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar HIIB Overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad.

  • 3. De ontvlechting van de Kustwacht per 1 januari 2018

    Tevens is de budgetverantwoordelijkheid voor de Kustwacht met ingang van het kabinet-Rutte III overgegaan naar de Minister van Defensie. Met ingang van 1 januari 2018 verviel de Kustwacht voor de begroting van Koninkrijksrelaties (HIV) en het BES fonds. Het budget voor de Kustwacht (artikel 1) werd toegevoegd aan de begroting van het Ministerie van Defensie (HX, artikel 2). Ook is het budget voor het wisselkoersverschil van de luchtverkenningscapaciteit en het onderzoek naar de luchtverkenningscapaciteit vanuit artikel 7 toegevoegd aan de begroting van het Ministerie van Defensie (X) artikel 2.

  • 4. De invlechting van digitale overheid (EZK) per 1 januari 2018

    Met ingang van 1 januari 2018 is het deel inzake digitale overheid voor bedrijven van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (HXIII) toegevoegd aan de begroting van het Ministerie van BZK (HVII). Het betreft beleidsartikel 6 «Dienstverlenende en innovatieve overheid» van de begroting van BZK (HVII). De formatie die is overgekomen vanuit EZK is vastgesteld op 12,7 FTE.

  • 5. De invlechting van ruimtelijke ontwikkeling en ruimtelijke ordening (IenW) per 1 juli 2018

    De Minister van BZK is met ingang van het kabinet-Rutte III beleidsverantwoordelijk voor de beleidsterreinen ruimtelijke ontwikkeling en ruimtelijke ordening, met inbegrip van de wet op de Ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet, de Omgevingswet en het Kadaster. Op 1 maart 2018 is het directoraat-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen (DGBRW) ontstaan door samenvoeging van het toenmalige DG Bestuur en Wonen en de directie Ruimtelijke Ordening afkomstig van Ministerie van IenW. Op 1 maart 2018 is het nieuwe programmadirectoraat-generaal Omgevingswet (PDGOW) ontstaan door samenvoeging van de directies Eenvoudig Beter, Nationale Omgevingsvisie en Aan de Slag afkomstig van IenW. Ook is de projectdirectie Omgevingsrecht toegevoegd aan de stafdirectie Constitutionele Zaken en Wetgeving (CZW). De voorbereiding van de herindeling en het in de BZK-organisatie opnemen van de overgekomen mensen hebben veel aandacht gevraagd in 2018. Dit geldt ook voor de conversie van de financiële administratie waarvoor diverse herstelwerkzaamheden moesten plaatsvinden. De formatie die van het Ministerie van IenW op 1 maart 2018 naar het Ministerie van BZK over is gegaan is vastgesteld op afgerond 188 FTE.

AVG

In 2018 is onder regie van CIO-BZK het departementale project uitgevoerd om te voldoen aan de verscherpte regelgeving op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens (AVG). Om in control te blijven op het gebied van de AVG is de bescherming van privacy opgenomen in de departementale plan-do-check-act (PDCA) cyclus. Hiermee is geborgd dat periodiek compliancy met de AVG wordt gecontroleerd, en eventueel wordt bijgestuurd. Tevens is geborgd dat compliancy met de AVG, naast de beveiliging van informatie, op het hoogste managementniveau binnen BZK wordt geagendeerd.

Onderzoek SSC-ICT

Momenteel wordt door KPMG onderzoek gedaan naar het functioneren van SSC-ICT. Dit onderzoek van KPMG bestaat uit twee fasen, waarbij de eerste fase zich richt op de interne organisatie. Deze eerste fase is inmiddels afgerond. KPMG heeft daarbij een aantal adviezen aan de directie van SSC-ICT gegeven, die tot doel hebben de executiekracht van SSC-ICT te bevorderen. In de tweede fase adviseert KPMG over het dienstverleningsprofiel van SSC-ICT en zal daartoe een ondernemingsplan opstellen. In het ondernemingsplan wordt tevens aandacht besteed aan de financiering van de dienstverlening van SSC-ICT. Naar verwachting wordt dat advies medio april 2019 door KPMG uitgebracht.

Softwarelicenties

Om het tekort aan licenties binnen haar verzorgingsgebied op te lossen, heeft SSC-ICT in 2017 een overeenkomst afgesloten met een softwareleverancier. Een deel van deze overeenkomst betreft, naast het oplossen van dit licentietekort, aanschaf van extra licenties die bestemd zijn voor toekomstige rijksbrede inzet. Alle licenties zijn tegen dezelfde rijksbrede condities afgenomen. Eind 2017 was de verwachting dat het eigen gebruik van het contract 20% zou bedragen. Een aantal ontwikkelingen heeft ertoe geleid dat het eigen gebruik is gedaald naar circa 9%. Daarom moet over boekjaar 2018 worden afgeschreven op deze licenties. Dit gegeven leidt tot een resultaatsverslechtering over 2018. Ook voor de toekomst is er geen garantie dat dit percentage stabiel is en kan het als gevolg van wijzigingen in dienstverlening en/of technologische ontwikkelingen verder wijzigen.

Rijksbrede informatiebeveiliging

BZK heeft haar reguliere monitoringsactiviteiten vanuit haar rijksbrede verantwoordelijkheid voor informatiebeveiliging in 2018 voortgezet. De AR constateerde over 2017 echter meer onvolkomenheden op het gebied van informatiebeveiliging bij de departementen. Deze bevindingen hebben, naast de eerdergenoemde uitbreiding van het coördinatiebesluit, geleid tot een intensivering van activiteiten op het gebied van informatiebeveiliging. Zoals ook in de Kamerbrief door de Minister aangegeven, is in 2018 ingezet op concrete beveiligingsmaatregelen om de feitelijke veiligheid van de Rijksdienst te verhogen. In 2018 zijn o.a. initiatieven opgezet om binnen de Rijksdienst organisaties sneller op het Nationaal Detectie Netwerk (NDN) aan te sluiten en er is een project gestart om te komen tot een nieuwe werkplek om staatsgeheime informatie beter te kunnen verwerken en te kunnen delen. Om ontwikkelingen tussen het veiligheidsdomein (cyber) en de bedrijfsvoering beter op elkaar aan te laten sluiten is het Strategisch Informatiebeveiligingsberaad opgericht. Ook de CISO’s van de departementen weten elkaar sinds 2018 structureel beter te vinden om kennis en expertise uit te wisselen in het interdepartementaal CISO-overleg. De eerste stappen zijn daarnaast gezet om een cyber security traineeship te starten binnen het Rijk.

VPB-plicht

Er is in augustus 2018 aangifte VPB 2016 gedaan. De Belastingdienst heeft nog geen definitieve aanslag opgelegd, omdat er momenteel nog gesprekken plaatsvinden. Eind 2018 is gestart met het beschrijven van de inrichting van het VPB-proces. Daarnaast is eind 2018 ook gestart het aangifteproces 2017.

Brandveiligheid

Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) heeft specifieke aandacht voor wettelijke verplichtingen waaronder de naleving van de brandveiligheidsvoorschriften en de wettelijke keuringen. Voor Defensie voert het RVB een brandveiligheidsprogramma uit om de legeringsgebouwen zo snel mogelijk op norm te brengen. Er is ook in 2018 intensief gewerkt aan het wegwerken van de opgelopen achterstanden voor wat betreft de keuringen en is er in 2018 een programma ingericht om de verbetermaatregelen structureel in te bedden in de organisatie.

Breedplaatvloerenproblematiek

Het RVB heeft onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van breedplaatvloeren in gebouwen in eigendom van het Rijk en Defensie. Daarbij is gekeken bij welke gebouwen sprake is van een mogelijk risico. Daar waar dat het geval is, is onderzocht of het risico zodanig is dat er direct maatregelen genomen moeten worden. In enkele gebouwen met breedplaatvloeren is dat het geval en zijn er maatregelen genomen om de veiligheidsrisico’s voor bewoners uit te kunnen sluiten. Zo zijn in het gebouw van het Ministerie van BZK en Justitie en Veiligheid aan de Turfmarkt 147 in Den Haag voor een aantal ruimten gebruiksbeperkingen van toepassing om de belasting op deze vloerdelen te verminderen. De bestuurder van JenV heeft daarop besloten uit voorzorg tijdelijk dergelijke ruimten te sluiten. Vanaf 2019 worden herstelprojecten gestart zodat de gebouwen met breedplaatvloeren weer zonder beperkingen te gebruiken zijn. De mate van herstel (en daaraan gekoppeld een inschatting van de daarmee gemoeide kosten) is mede afhankelijk van de rekenrekenregels die BZK naar verwachting in 2019 zal publiceren. Daarnaast zijn de oplossingen die de markt heeft bedacht van belang. Hiervoor vindt in 2019 een marktconsultatie plaats. Daarin vraagt het RVB gespecialiseerde leveranciers, bouwbedrijven en ingenieursbureaus kennis en ervaring te delen over methoden voor herstel. De wijze van herstel is maatwerk, per gebouw zal onderzocht worden welke herstelmaatregelen uitgevoerd moeten worden.

Implementatie WIV

De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) 2017 is op 1 mei 2018 in werking getreden. Hiermee is voldaan aan de belangrijkste aanbevelingen van de commissie-Dessens. Met de Wiv2017 zijn de bevoegdheden van de diensten gemoderniseerd en de waarborgen voor de privacy aanzienlijk verstevigd ten opzichte van de vorige wet. In aanloop naar de inwerkingtreding heeft de AIVD de nodige voorbereidingen getroffen. Na inwerkingtreding is gebleken dat de implementatie nog meer impact heeft dan bij totstandkoming van de wet is onderkend. Bovendien hebben de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) en de toezichthouder CTIVD na de inwerkingtreding geconstateerd dat verbetering noodzakelijk is van de kwaliteit van de verzoeken tot toestemming, de uitvoering van de zorgplicht, datareductie en onderzoeksopdracht gerichte interceptie.

Hierop heeft de AIVD extra maatregelen genomen om sturing en regie op dit proces te versterken en om zorgvuldig bij te houden of deze versterking het gewenste effect heeft. Hiertoe wordt ingezet op vier pijlers: de kwaliteit van de verzoeken tot toestemming, de uitvoering van de zorgplicht, datareductie en onderzoeksopdracht gerichte interceptie. De inspanningen van de AIVD voor de implementatie van de wet gaan daarmee onverminderd door.

C. JAARREKENING BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

7. DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT

Verantwoordingsstaat 2018 van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) (bedragen x € 1.000)
   

1

2

3=(2–1)

Art.

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

5.244.722

5.455.381

668.894

6.007.089

5.951.401

1.343.470

762.367

496.020

674.576

                     
 

Beleidsartikelen

                 

1

Openbaar bestuur en democratie

28.920

28.920

21.965

40.314

37.196

25.025

11.394

8.276

3.060

2

Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst

249.167

249.167

12.714

260.757

265.091

16.233

11.590

15.924

3.519

3

Woningmarkt

4.157.089

4.157.089

487.000

4.511.926

4.518.316

957.719

354.837

361.227

470.719

4

Woonomgeving en bouw

52.486

247.486

91

231.354

176.053

470

178.868

– 71.433

379

5

Ruimte en omgeving

91.576

107.235

8.824

113.283

107.456

11.065

21.707

221

2.241

6

Dienstverlenende en innovatieve overheid

148.520

148.520

513

188.839

188.841

18.911

40.319

40.321

18.398

7

Arbeidszaken overheid

27.317

27.317

575

27.379

26.403

1.432

62

– 914

857

8

Kwaliteit Rijksdienst

19.535

19.535

0

78.884

74.031

37.074

59.349

54.496

37.074

9

Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

111.579

111.579

121.932

115.700

117.433

224.364

4.121

5.854

102.432

                     
 

Niet beleidsartikelen

                 

11

Centraal apparaat

342.156

342.156

15.280

431.675

433.319

45.253

89.519

91.163

29.973

12

Algemeen

10.265

10.265

0

6.978

7.262

5.924

– 3.287

– 3.003

5.924

13

Nominaal en onvoorzien

6.112

6.112

0

0

0

0

– 6.112

– 6.112

0

14

VUT-fonds

0

0

0

0

0

0

0

0

0

8. SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT AGENTSCHAPPEN

Samenvattende verantwoordingsstaat 2018 inzake baten-lastenagentschappen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (bedragen x € 1.000)

Naam

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Baten-lastenagentschap

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2017

Rijksdienst voor identiteitsgegevens

       

Totale baten

124.918

146.241

21.323

162.987

Totale lasten

124.918

138.361

13.443

156.247

Saldo van baten en lasten

0

7.880

7.880

6.740

         

Totale kapitaalontvangsten

7.000

0

– 7.000

0

Totale kapitaaluitgaven

12.433

1.281

– 11.152

– 7.401

         

Logius

       

Totale baten

206.331

179.029

– 27.302

180.150

Totale lasten

206.331

177.611

– 28.720

178.327

Saldo van baten en lasten

0

1.418

1.418

1.823

         

Totale kapitaalontvangsten

0

0

0

0

Totale kapitaaluitgaven

400

410

10

– 1.624

         

P-Direkt

       

Totale baten

91.069

93.170

2.101

88.969

Totale lasten

91.069

93.164

2.095

85.703

Saldo van baten en lasten

0

6

6

3.266

         

Totale kapitaalontvangsten

8.000

0

– 8.000

2.416

Totale kapitaaluitgaven

19.982

15.666

– 4.316

– 12.224

         

Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk

       

Totale baten

204.631

238.861

34.230

198.657

Totale lasten

204.631

238.647

34.016

201.584

Saldo van baten en lasten

0

214

214

– 2.927

         

Totale kapitaalontvangsten

0

3.611

3.611

7.462

Totale kapitaaluitgaven

1.527

1.465

– 62

– 2.169

         

FMHaaglanden

       

Totale baten

106.452

127.999

21.547

121.367

Totale lasten

106.452

124.325

17.873

119.923

Saldo van baten en lasten

0

3.674

3.674

1.444

         

Totale kapitaalontvangsten

4.200

4.373

173

2.273

Totale kapitaaluitgaven

8.106

9.239

1.133

– 15.257

         

SSC ICT

       

Totale baten

258.681

260.401

1.720

250.646

Totale lasten

258.681

285.373

26.692

288.350

Saldo van baten en lasten

0

– 24.972

– 24.972

– 37.704

         

Totale kapitaalontvangsten

30.000

80.923

50.923

108.590

Totale kapitaaluitgaven

85.331

107.620

22.289

– 123.701

         

Rijksvastgoedbedrijf

       

Totale baten

1.312.800

1.267.839

– 44.961

1.197.644

Totale lasten

1.312.800

1.256.669

– 56.131

1.143.502

Saldo van baten en lasten

0

11.170

11.170

54.142

         

Totale kapitaalontvangsten

575.775

723.653

147.878

427.743

Totale kapitaaluitgaven

771.043

1.082.787

311.744

– 700.157

         

Dienst van de Huurcommissie

       

Totale baten

13.214

10.320

– 2.894

15.183

Totale lasten

13.214

14.630

1.416

15.065

Saldo van baten en lasten

0

– 4.310

– 4.310

118

         

Totale kapitaalontvangsten

0

6.884

6.884

0

Totale kapitaaluitgaven

0

0

0

– 1.064

9. JAARVERANTWOORDING VAN HET BATEN-LASTENAGENTSCHAP RIJKSDIENST VOOR IDENTITEITSGEGEVENS (RVIG) PER 31 DECEMBER 2018

Inleiding

De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) maakt een goed beheer en een juist gebruik mogelijk van persoonsgegevens en reisdocumenten in het Koninkrijk der Nederlanden. De missie van RvIG is het zorgen voor een betrouwbare registratie en levering van persoonsgegevens en reisdocumenten. RvIG streeft naar een hoog kwaliteitsniveau. Dat wil zeggen dat RvIG betrouwbaar, professioneel en relatiegericht werkt.

De visie van RvIG is: In een constant veranderende samenleving is de veiligheid en betrouwbaarheid van identiteitsgegevens van essentieel belang.

De doelstellingen van RvIG zijn:

  • voor uitstekende dienstverlening.

  • samen met ketenpartners.

  • toekomstbestendig door innovatie voor burgers.

  • zowel analoog als digitaal.

Basisregistratie Personen (BRP)

De belangrijkste speerpunten in 2018 waren:

  • De aanpassing van het Logisch Ontwerp die de registratie van levenloos geboren kinderen in de Basisregistratie Personen (BRP) mogelijk maakt. De inwerkingtreding van de wetswijziging staat gepland op 3 februari 2019.

  • Het geven van kennissessies dubbelinschrijvingen om de kwaliteit van de gegevens te vergroten. Tijdens deze kennissessies wordt ingegaan op hoe je een dubbelinschrijving voorkomt en hoe je een dubbelinschrijving kunt oplossen.

  • Het bewerkstelligen van de toegangslaag RNI bij alle gemeenten. Bijna alle RNI-Loketgemeenten zijn nu aangesloten op de nieuwe toegangslaag, door de verhoging van de performance is de kwaliteit verbeterd. Ook is er aandacht voor de voortgang van de pilot Puntadres van de G4 en de toekomstverkenning BRP.

  • Het in productie nemen van de Terugmeldvoorziening 2.0 (TMV 2.0).

Burgerservicenummer (BSN)

Het afgelopen jaar is gewerkt aan de volgende speerpunten:

  • Het zorgdragen voor gedegen voorzieningen voor het stellen van verificatievragen over de identiteit van een persoon en over Nederlandse identiteitsdocumenten.

  • Het beheer van het foutenmeldpunt voor het melden van vermoedens over BSN nummerfouten.

  • Het beheren van voorzieningen met behulp waarvan algemene informatie beschikbaar wordt gesteld over het gebruik van BSN en de gegevensverwerking van gebruikers.

  • Het beheren van de voorziening waar burgers met vragen en klachten over het gebruik van hun BSN terecht kunnen (BSN-punt).

  • Het toezicht houden, via de functionaris voor de gegevensbescherming, op de verwerking van persoonsgegevens in verband met de uitvoering van de Wet algemene bepalingen BSN (Wabb).

Reisdocumenten

In 2018 is er een aantal verbeteringen ingezet:

  • Het realiseren van het eerste plateau van het Meerjarenplan Reisdocumenten dat bijdraagt aan de realisatie van de Agenda Digitale Overheid (onderwerp: vernieuwing ICT-infrastructuur voor het aanvragen van paspoorten en identiteitskaarten). Het programma bevindt zich in de kwartiermakersfase. Hierin wordt gewerkt aan het programmaplan, projectplannen van de onderliggende projecten en een startarchitectuur. De startarchitectuur geeft o.a. inzicht in de huidige situatie, de situatie die door het programma wordt gerealiseerd en de inhoudelijke stappen om die situatie te verwezenlijken.

  • Het starten van activiteitenin het project «Aanbesteding aanvraag- en productieproces Reisdocumenten».

  • Het maken van een actuele raming voor de periode 2019–2023 van de verwachte daling van het aantal aangevraagde reisdocumenten. Daardoor is het mogelijk om met gebruikmaking van de egalisatiereserve te komen tot stabiele kostendekkende leges.

Caribisch Gebied

In samenwerking met het openbaar lichaam Sint Eustatius is het verbeteren van de bevolkingsadministratie opgestart.

Centraal meldpunt Identiteitsfraude

Het aantal meldingen bij het CMI komt in 2018 op 3.307 (in 2017: 2.965 en in 2016: 1.724), opnieuw een stijging maar iets minder groot dan voorgaande jaren. Er is een toename te constateren in Whatsapp fraude, in verschillende varianten. Dankzij de doorontwikkeling was het meldpunt in staat deze toename goed te verwerken.

Elektronische identiteit (eID(AS)stelsel)

Vanaf 1 november 2018 is RvIG de beheerder van het BRP-koppelpunt in het kader van het eID(AS)-stelsel. Het BRP-koppelpunt is een centrale voorziening die gebruik maakt van een aansluiting op de BV BSN. Het BRP-koppelpunt zorgt ervoor dat een Europese burger de mogelijkheid krijgt om met zijn erkende middel toegang te krijgen tot alle digitale onlinedienstverlening van publieke óf private organisaties met publieke taken.

Bedrijfsvoering

De exploitatie van de BRP is in 2018 gebaseerd op abonnementenstructuur. Binnen deze abonnementenstructuur is een onderverdeling in budgetfinanciering en tarieffinanciering. Onder de tarief gefinancierde berichten zijn 100 mln. berichten begroot en bij de budget gefinancierde zijn 200 mln. berichten begroot. De realisatie van de tarief gefinancierde berichten is ruim 3% hoger dan begroot. De realisatie van de budget gefinancierde berichten is ruim 14% hoger dan begroot. De oorzaak hiervan is dat een aantal afnemers de BRP meer heeft bevraagd dan geraamd waardoor sommige ook hun geraamde staffel hebben overschreden.

BRP Berichten verkeer per 31 december 2018

Soort

Begroting

Realisatie

Verschil

 

2018

2018

 
 

x 1.000

x 1.000

x 1.000

Tarieffinanciering

100.000

103.125

3.125

Budgetfinanciering

200.000

227.519

27.519

Totaal

300.000

330.644

30.644

In 2018 is de begroting voor de reisdocumenten gebaseerd op een levering van 1,9 mln. paspoorten waarvan 1,7 mln. paspoorten een geldigheid van 10 jaar hebben. Tevens is in de begroting rekening gehouden met 1,3 mln. Nederlandse identiteitskaarten, waarvan 1 mln. een geldigheid van 10 jaar hebben.

De realisatie van 5 en 10-jaar geldigheid paspoorten zijn respectievelijk 85% en 6% hoger dan begroot. Tevens zijn de realisatie van 5 en 10-jaar geldigheid identiteitskaarten respectievelijk 40% en 0,4% hoger dan begroot. De hogere realisatie van dit jaar en de jaren daarvoor was aanleiding de raming te actualiseren voor de komende vijf jaar (2019- 2023).

Reisdocumenten per 31 december 2018

Soort

Begroting

Realisatie

Verschil

 

2018

2018

 
 

x 1.000

x 1.000

x 1.000

Paspoorten 5 jaar geldigheid

205

379

174

Paspoorten 10 jaar geldigheid

1.650

1.745

95

Identiteitskaarten 5 jaar geldigheid

257

359

102

Identiteitskaarten 10 jaar geldigheid

1.000

1.004

4

Totaal

3.112

3.487

375

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap RvIG 2018

Staat van baten en lasten van de baten-lastenagentschap RvIG 2018 (bedragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Omschrijving

vastgestelde begroting

Realisatie 2018

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2017

Baten

       

Omzet

124.918

146.241

21.323

162.987

– Omzet moederdepartement

26.399

37.824

11.425

42.746

– Omzet overige departementen

– Omzet derden

98.519

108.417

9.898

120.241

Rentebaten

Vrijval voorzieningen

Bijzondere baten

Totaal baten

124.918

146.241

21.323

162.987

         

Lasten

       

Apparaatskosten

100.160

115.032

14.872

130.722

– Personele kosten

15.155

19.447

4.292

17.410

Waarvan eigen personeel

11.742

13.459

1.717

13.664

Waarvan inhuur externen

3.413

5.988

2.575

3.746

Waarvan overige personele kosten

– Materiële kosten

85.005

95.585

10.580

113.312

Waarvan apparaat ICT

904

549

– 355

731

Waarvan bijdrage aan SSO's

665

60

– 605

83

Waarvan overige materiële kosten

83.436

94.976

11.540

112.498

Rentelasten

60

– 60

11

Afschrijvingskosten

3.487

1.281

– 2.206

4.301

– Materieel

3.487

910

– 2.577

3.930

Waarvan apparaat ICT

1.500

– 1.500

– Immaterieel

371

371

371

Overige lasten

21.211

22.048

837

21.213

– Dotaties voorzieningen

21.211

22.048

837

21.213

– Bijzondere lasten

Totaal lasten

124.918

138.361

13.443

156.247

         

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitvoering

7.880

6.740

waarvan te restitueren aan BRP gebruikers

7.471

4.737

waarvan te restitueren aan opdrachtgever Reisdoc.

409

2.003

Agentschapsdeel Vpb-lasten

Saldo baten en lasten

7.880

6.740

Toelichting

Omzet moederdepartement

De omzet is ruim € 11 mln. hoger dan de begroting. Dit komt doordat de activiteiten voor onder andere Landelijke aanpak adreskwaliteit, eNIK, BRPk en TMV niet in de begroting zijn opgenomen. Van het moederdepartement heeft RvIG ruim € 4,1 mln. meer ontvangen voor de budget gefinancierde afnemers.

Omzet Derden

De omzet derden bestaat uit het tarief gefinancierde BRP berichtenverkeer en de verstrekte reisdocumenten. De realisatie van de omzet reisdocumenten is hoger dan begroot. Dit komt doordat er meer reisdocumenten zijn verstrekt dan was begroot, Dit was aanleiding de raming te actualiseren voor de komende vijf jaar.

Personele kosten

De ambtelijke personele kosten zijn hoger dan het begroot. Dit komt o.a. door extra ambtelijk en extern personeel voor de projecten die niet opgenomen waren in de begroting. Tevens is een aantal vacatures ingevuld met extern ingehuurd personeel.

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten de kosten voor overhead en de kosten die direct of indirect nodig zijn voor het realiseren van de producten van RvIG, zoals de kosten voor het berichtenverkeer of de productiekosten van de reisdocumenten. De materiële kosten zijn bijna € 10 mln. hoger dan begroot. Dit komt doordat er meer reisdocumenten zijn verstrekt waardoor de productiekosten hoger zijn en door de kosten van activiteiten die niet in de begroting waren opgenomen.

Afschrijvingskosten

De totale afschrijvingskosten zijn lager dan begroot. Dit komt door dat in 2018 minder geïnvesteerd is materiële vaste activa.

Dotatie voorzieningen

De opslag op tarieven van reisdocumenten voor volwassenen bedraagt in 2018 (vanaf de ingangsdatum van de wijziging van het Besluit paspoortgelden) € 9,72 voor een paspoort en € 8,09 voor een identiteitskaart. Uit de gerealiseerde opbrengst hiervan wordt er € 3,97 per aangevraagd paspoort voor een minderjarige en € 14,58 per aangevraagde identiteitskaart voor een minderjarige gebruikt voor de dekking van de hiervoor genoemde kosten. Het restant van de gerealiseerde opbrengst uit de opslag op de tarieven voor de reisdocumenten voor volwassenen wordt toegevoegd aan de egalisatierekening.

Resultaat

Over het jaar 2018 is een positief exploitatieresultaat behaald van bijna € 7,5 mln. bij het regulier beheer van de BRP. Conform Besluit Basisregistratie Personen (BRP) artikel 13 lid 3 wordt dit bedrag verrekend met de gebruikers van de BRP. Dit positieve resultaat is tot stand gekomen door hogere opbrengsten. Dit komt door dat de BRP meer is bevraagd.

Bij het beheer van de reisdocumenten is een positief exploitatieresultaat van ruim € 0,4 mln. behaald. Conform de dienstverleningsovereenkomst met de opdrachtgever van de reisdocumenten wordt dit bedrag gerestitueerd. Het positieve exploitatieresultaat wordt vooral veroorzaakt door meer omzet van de spoed reisdocumenten.

Balans per 31 december 2018 (bedragen x € 1.000)

Balans per 31 december 2018 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2018

Balans 2017

Activa

   

Vaste activa

1.528

1.609

Immateriële vaste activa

332

703

Materiële vaste activa

1.196

906

– Grond en gebouwen

– Installaties en inventarissen

77

113

– Projecten in uitvoering

– Overige materiële vaste activa

1.119

711

– Overige materiële vaste activa in ontwikkeling

82

Vlottende activa

156.815

131.075

Voorraden en onderhanden projecten

Vorderingen

11.504

18.226

– Debiteuren

8.518

17.640

– Overige vorderingen en overlopende activa

2.986

586

Liquide middelen

145.311

112.849

Totaal activa

158.343

132.684

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

5.400

5.400

– Exploitatiereserve

5.400

5.400

– Onverdeeld resultaat

Voorzieningen

111.338

89.291

Langlopende schulden

– Leningen bij het Ministerie van Financiën

Kortlopende schulden

41.605

37.993

– Crediteuren

10.987

9.384

– Schulden bij het Rijk

– Belastingen en premies sociale lasten

– Kortlopende deel leningen bij het Ministerie van Financiën

– Overige schulden en overlopende passiva

30.618

28.609

Totaal passiva

158.343

132.684

Toelichting

Immateriële vaste activa

Ten behoeve van de nieuwe infrastructuur worden door RvIG applicaties ontwikkeld. In 2018 heeft er geen investering plaatsgevonden.

Materiële vaste activa

Installaties en inventarissen

De investering in installaties betreft de eigen kantoorautomatisering. De kantoorautomatisering en de inventaris worden gefaciliteerd door FM-Haaglanden.

Overige materiële activa infrastructuur

RvIG beheert stelsels van identiteitsgegevens en zet daarvoor geautomatiseerde systemen in. Deze systemen werken op ICT-infrastructuur die bestaat uit hardware, software, datalijnen, technisch beheer, mensen en processen.

Debiteuren

De post debiteuren is als volgt opgebouwd:

  • De totale vordering op het moederdepartement is € 2,4 mln. Hiervan heeft € 2,1 mln. betrekking op de BRP staffels (BZK en Logius) en € 0,2 mln. bijdrage van ICTU voor het project LAA.

  • De totale vordering op andere ministeries van € 5,7 mln.

  • De vordering op derden is €0,4 mln. heeft betrekking op de BRP staffels (waterschappen en pensioenverzekeraars).

Overige vorderingen en overlopende activa

De overige vorderingen en overlopende activa zijn:

  • De nog te ontvangen bedragen moederdepartement van € 1,4 mln. bestaan o.a. uit de opdrachten eNIK, RNI en LAA.

  • De nog te ontvangen bedragen derden ad € 1,6 mln. bestaan uit zijn betaalde facturen die in 2019 worden verrekend.

Liquide middelen

RvIG beschikt per 31 december 2018 over € 145 mln. aan liquide middelen.

De stand van de liquide middelen per 31 december 2018 is hoger dan aan het begin van het jaar 2018. De toename van de liquide middelen komt door de vorming van egalisatierekening ten behoeve van 10-jarige geldigheid van de reisdocumenten (zie post egalisatierekening € 22,0 mln.) en meer opbrengsten uit BRP staffels.

Eigen vermogen

Het eigen vermogen is in 2018 bijna € 0,8 mln. lager dan de gemaximeerde omvang.

Voorzieningen

De opslag op tarieven van reisdocumenten voor volwassenen bedraagt in 2018 (vanaf de ingangsdatum van de wijziging van het Besluit paspoortgelden) € 9,72 voor een paspoort en € 8,09 voor een identiteitskaart. Uit de gerealiseerde opbrengst hiervan wordt er € 3,97 per aangevraagd paspoort voor een minderjarige en € 14,58 per aangevraagde identiteitskaart voor een minderjarige gebruikt voor de dekking van de hiervoor genoemde kosten. Het restant van de gerealiseerde opbrengst uit de opslag op de tarieven voor de reisdocumenten voor volwassenen wordt toegevoegd aan de egalisatierekening. In overleg met de opdrachtgever is afgesproken dat het resultaat van 2017 (€ 2 mln.) toegevoegd zal worden aan de egalisatierekening.

Crediteuren

De stand van de post crediteuren per 31 december 2018 is bijna € 11 mln.

Deze bestaat uit:

  • De schuld aan moederdepartement € 1,9 mln. heeft betrekking op huisvestingskosten 2018. Deze wordt in januari 2019 voldaan.

  • De facturen die nog betaald moeten worden aan andere ministeries worden in 2019 voldaan.

  • De facturen die betrekking hebben op derden zijn de productiekosten van de reisdocumenten, maandelijkse berichtenkosten, licenties en de inhuur van externen.

Overige schulden en overlopende passiva

De overige verplichtingen en overlopende passiva bestaan uit:

  • Nog te betalen bedragen van moederdepartement van ruim € 9,4 mln. bestaan uit vooruit ontvangen bedragen (o.a. CNL, BSN, CMI, BRPk, Healthcheck BRP).

  • De nog te betalen bedragen aan andere ministeries van € 0,1 mln. zijn voornamelijk de bedragen die aan min. van EZ moeten betaald worden.

  • De nog te betalen bedragen aan derden van ruim € 21 mln. worden in de loop van 2019 verrekend. Dit bedrag heeft o.a. betrekking op de schuld aan gebruikers BRP (dit bedrag wordt betrokken bij de bepaling van het toekomstige tarief) en schuld aan het personeel (reservering vakantiegeld, eindejaarsuitkering en verlofdagen).

Kasstroomoverzicht over 2018

Kasstroomoverzicht over 2018 (bedragen x € 1.000)
   

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

Omschrijving

vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2018 + stand depositorekeningen

120.181

112.849

– 7.332

         
 

totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

124.918

169.058

44.140

 

totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

– 100.220

– 135.315

– 35.095

2.

Totaal operationele kasstroom

24.698

33.743

9.045

         
 

totaal investeringen (–/–)

– 7.000

– 1.281

5.719

 

totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

3.

Totaal investeringskasstroom

– 7.000

– 1.281

5.719

         
 

eenmalige uitkering aan moederdep. (–/–)

– 3.433

3.433

 

eenmalige storting door moederdep. (+)

 

aflossingen op leningen (–/–)

– 2.000

2.000

 

beroep op leenfaciliteit (+)

7.000

– 7.000

4.

Totaal financieringskasstroom

1.567

– 1.567

         

5.

Rekening-courant RHB 31 dec 2018 + depositorekeningen (1+2+3+4), maximale roodstand € 0,5 miljoen

139.446

145.311

5.865

Toelichting

De toenemende vraag naar paspoorten en dotatie egalisatierekening zorgen voor een hogere operationele kasstroom.

In 2018 heeft RvIG € 1,3 mln. geïnvesteerd. Deze investering bestaat uit: € 38K voor installaties en € 1,2 mln. voor infrastructuur. De overige investeringen in de infrastructuur zijn uitgesteld naar 2019.

In 2018 heeft geen afdracht plaatsgevonden uit het schommelfonds (schuld aan gebruikers BRP) aan het moederdepartement ten behoeve van operatie BRP, omdat operatie BRP is beëindigd.

In 2018 is er geen beroep gedaan op leenfaciliteiten. De leenfaliciteiten had betrekking op de voorgenomen investering in de nieuwe infrastructuur. Het is nog onzeker of zelf voor deze nieuwe infrastructuur wordt geïnvesteerd of door de externe partij die het beheer uitvoert.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving generiek deel

2015

2016

2017

2018

Vastgestelde begroting 2018

Kostprijzen per product:

         

*BRP tarief klasse B (in euro's)

1.100

1.700

2.430

2.430

2.430

*Reisdocumenten

         

– Paspoort (in euro's) 5 jaar

21,20

21,20

21,31

21,31

21,31

– Paspoort (in euro's) 10 jaar

37,11

34,44

34,61

34,61

34,61

– Identiteitskaart (in euro's) 5 jaar

5,30

5,30

5,33

5,33

5,33

– Identiteitskaart (in euro's) 10 jaar

29,89

27,22

27,36

27,36

27,36

           

Omzet per productgroep:

         

*BRP

23.672

26.148

33.547

35.344

27.588

*Reisdocumenten

114.017

108.691

111.008

102.188

90.205

           

FTE totaal (excl. externe inhuur)

116

156

170

160

166

           

Saldo van baten en lasten (%)

0

0

0

0

0

Omschrijving specifiek deel ICT diensten

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Begroting

Kwaliteitsindicatoren

2015

2016

2017

2018

2018

Beschikbaarheid GBA netwerk

99,9%

100%

100%

100%

100%

Beschikbaarheid GBA V

100%

100%

100%

100%

99,9%

Responsetijd GBA V

<3 sec

<3 sec

<3 sec

<3 sec

<3 sec

Beschikbaarheid basisregister

99,9%

100%

100%

100%

99,9%

Beschikbaarheid verificatieregister

99,9%

100%

100%

100%

99,9%

Betrouwbaarheid BSN

99,6%

100%

100%

100%

99,9%

Klanttevredenheid

7,4

n.v.t

7,4

n.v.t

n.v.t

Doorlichting

         

Toelichting:

  • 1. Kostprijzen per product

    • Het werkelijke tarief van BRP is gelijk aan de begroting.

    • De werkelijke kostprijs van de paspoorten en de identiteitskaarten zijn gelijk aan de begroting.

  • 2. Omzet per productgroep

    • De omzet BRP bestaat uit in rekening gebrachte staffels aan de afnemers van de BRP berichtenverkeer.

    • De omzet van de reisdocumenten bestaat uit in rekening gebrachte rijksleges aan de uitgevende instanties.

  • 3. In 2018 zijn er 6 FTE minder ingevuld dan was begroot.

  • 4. In 2018 heeft geen klanttevredenheidsonderzoek plaatsgevonden. Deze vindt om de twee jaar plaats.

10. JAARVERANTWOORDING VAN HET BATEN-LASTENAGENTSCHAP LOGIUS PER 31 DECEMBER 2018

Inleiding

Logius is de dienst digitale overheid en onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Logius biedt voorzieningen en standaarden die alle overheidsorganisaties gebruiken in hun digitale dienstverlening. Burgers en bedrijven kennen ons van bijvoorbeeld DigiD, MijnOverheid en Digipoort. Dankzij deze diensten van Logius kunnen mensen digitaal hun belastingaangifte doen, kan een overheidsorganisatie digitaal post sturen en kan de Douane miljoenen berichten over inkomende en uitgaande goederen verwerken. Met onze producten zorgen we voor een veilige toegang en gegevensuitwisseling binnen de digitale overheid. Zo helpen we overheid, bedrijven en burgers om snel, eenvoudig en veilig met elkaar te communiceren. Doordat we de voorzieningen voor de digitale overheid centraal beheren, dragen we bij aan de kostenbesparing voor de overheid. Het merendeel van de voorzieningen die bij Logius in beheer zijn vallen onder de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) van de Nederlandse overheid.

Speerpunten

Organisatie in ontwikkeling

In mei 2018 is Logius de doorontwikkeling van de organisatie gestart. Het doel is in onze dienstverlening burgers en bedrijven als eindgebruiker meer centraal te zetten. Voor Logius betekent dit dat we de komende jaren investeren in een nieuwe werkwijze die meer flexibiliteit oplevert. Zowel in de diensten die we leveren, als in de wijze waarop we werken. Dit doen we samen met mensen en organisaties om ons heen én vanuit onze opgebouwde ervaring en visie op hoe de digitale overheid werkt in de praktijk.

Per 1 januari 2019 is een nieuw organisatiemodel, de nieuwe organisatiestructuur en de nieuwe werkwijze gebaseerd op Scaled Agile Framework (SAFe) ingevoerd en operationeel geworden. Op de SAFe-werkwijze wordt gefaseerd overgegaan.

Ontwikkelingen bekostiging

Het kabinet heeft in februari 2017 besloten de exploitatiekosten van de GDI-voorzieningen door te belasten aan de publieke en private organisaties die de voorzieningen gebruiken in hun dienstverlening aan burgers en bedrijven. Vanaf 2018 is dit ingevoerd voor de voorzieningen DigiD, MijnOverheid en Digipoort. Doorbelasting van kosten aan afnemers heeft grote gevolgen voor Logius. We hebben in 2018 voorbereidingen getroffen om de doorbelasting van alle overige GDI-voorzieningen in 2019 te voeren.

Ontwikkelingen voorzieningen

De omzet 2018 is met € 179 mln. vrijwel gelijk aan de omzet 2017 van € 180 mln. Logius heeft in 2018 klantraden georganiseerd waar afnemers spreken over de besluitvorming binnen scope van vastgestelde beleidskaders rondom beheer en exploitatie (B&E) en het meerjaren programmaplan. Daarmee wordt gestreefd naar afgewogen, integrale en transparante besluitvorming over B&E en het continu up-to-date houden van de Logius voorzieningen.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Logius 2018

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)–(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie 2017

Baten

       

Omzet

206.331

178.472

– 27.859

179.756

– Omzet moederdepartement

61.643

70.907

9.264

108.616

– Omzet overige departementen

88.425

87.486

– 939

68.070

– Omzet derden

56.263

20.079

– 36.184

3.070

Rentebaten

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

65

65

0

Bijzondere baten

0

492

492

394

Totaal baten

206.331

179.029

– 27.302

180.150

         

Lasten

       

Apparaatskosten

205.861

177.205

– 28.656

175.837

– Personele kosten

68.738

54.667

– 14.070

52.968

Waarvan eigen personeel

31.136

26.541

– 4.595

24.667

Waarvan inhuur externen

35.333

26.416

– 8.917

26.773

Waarvan overige personele kosten

2.268

1.711

– 557

1.528

– Materiële kosten

137.124

122.538

– 14.586

122.869

Waarvan apparaat ICT

4.132

3.648

– 484

3.415

Waarvan bijdrage aan SSO's

129

131

2

115

Waarvan overige materiële kosten

132.863

118.759

– 14.104

119.339

Rentelasten

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

470

406

– 64

763

– Materieel

470

406

– 64

763

Waarvan apparaat ICT

0

4

4

0

– Immaterieel

0

0

0

0

Overige lasten

0

0

0

1.727

– Dotaties voorzieningen

 

0

0

1.727

– Bijzondere lasten

   

0

 

Totaal lasten

206.331

177.611

– 28.720

178.327

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

1.418

1.418

1.823

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

 

0

0

Saldo van baten en lasten

0

1.418

1.418

1.823

Toelichting

Omzet moederdepartement, overige departementen en derden

Hieronder is een tabel opgenomen met een uitsplitsing van de omzetten. Projecten met een realisatiewaarde lager dan € 2,0 mln. zijn opgenomen bij overige projecten. De omzet overige projecten ad € 20,2 mln. bestaat uit 44 voorzieningen, projecten en programma’s, waaronder Globe transitie, netwerkvoorzieningen rijk, Stelselvoorzieningen DO, Financiële stromen, Programma machtigen, Sourcing KIS/EASI, Ontzorging DO, MijnOverheid DO, BSNK, eIDAS, PKIOverheid en overige voorzieningen en projecten.

(Bedragen x € 1.000)

Project

Omzet moederdepartement

Omzet overige departementen

Omzet derden

Totaal

MijnOverheid B&E

2.339

19.079

7.631

29.049

DigiD B&E

4.412

14.304

8.033

26.749

SBR

685

18.775

2.969

22.428

Handel en Transport

12.961

12.961

Maritiem Single Window (MSW)

11.560

11.560

DigiD Machtigen B&E

10.365

688

11.053

Stelselvoorzieningen B&E

10.373

10.373

eID B&E

8.703

8.703

DigiD Hoog 2018

5.270

5.270

Haagse Ring B&E

2.773

1.978

10

4.761

EBF-BVV (eProcurement)

4.713

4.713

DigiInkoop EPV

250

3.197

3.448

E-Herkenning B&E

3.143

– 127

3.016

DigiD Hoog

2.105

2.105

Bureau Forum en Standaardisatie (BFS)

1.400

630

6

2.037

Overige projecten

14.376

4.441

1.430

20.248

Totaal

70.907

87.487

20.079

178.472

Op totaalniveau komt de realisatie van de omzet € 27,9 mln. lager uit dan begroot. Afwijkingen ten opzichte van de begroting komen voort uit:

  • Opdrachtovereenkomsten met afwijkende werkzaamheden en budgetten;

  • Begrote opdrachten die niet zijn doorgegaan;

  • Extra opdrachten;

  • Afwijkingen in de realisatie.

Ook de voorzieningen DigiD,MijnOverheid en Digipoort die nu worden doorbelast aan de publieke- en private organisatie worden afgerekend op basis van werkelijke kosten.

De grootste onderuitputting is zichtbaar bij de projecten MijnOverheid Beheer & Exploitatie (€ 7,8 mln.), DigiD Beheer & Exploitatie (€ 5,1 mln.), eID Beheer & Exploitatie (€ 3,1 mln.), DigiD Hoog (€ 2,8 mln.) en DigiD Machtigen Beheer & Exploitatie (€ 2,0 mln.).

Voor MijnOverheid Beheer & Exploitatie is € 36,9 mln. opgenomen in de begroting. De realisatie bedraagt € 29 mln. De onderuitputting bedraagt € 7,8 mln. Dit wordt veroorzaakt door onder andere € 2,2 mln. lager ingezette capaciteit, € 1,5 mln. minder BTW-teruggave, € 1,2 mln. lagere kosten als gevolg van minder authenticaties DigiD, € 1,2 mln. lagere kosten voor applicatiebeheer en € 0,6 mln. minder BRP-bevragingen.

Voor DigiD Beheer & Exploiatie is € 31,8 mln. opgenomen in de begroting. De realisatie bedraagt € 26,7 mln. Ter voorkoming van dubbele kosten is de realisatie DigiD exclusief de kosten voor authenticaties die zijn doorbelast aan MijnOverheid. Dit betreft een bedrag van € 2,5 mln. Daarnaast is in de begroting geen rekening gehouden met een BTW-teruggave van € 1,2 mln.

Voor eID Beheer & Exploitatie is € 11,8 mln. opgenomen in de begroting. De realisatie bedraagt € 8,7 mln. De onderuitputting ad € 3,1 mln. wordt met name veroorzaakt door lagere kosten voor de beheer en exploitatie van het BSN koppelregister. Dit kan enerzijds worden verklaard door lagere capaciteitskosten doordat onder andere de geplande inzet voor het inrichten van de helpdesk voor een het project Ontzorging niet nodig was. Anderzijds zijn de kosten voor generieke dienstverlening en voor infrastructuur lager uitgevallen.

Voor DigiD Hoog is € 10,2 mln. opgenomen in de begroting. De realisatie bedraagt € 7,4 mln. De onderuitputting ad € 2,8 mln. wordt veroorzaakt door besluitvorming om de doorontwikkeling van DigiD te herprioriteren. In de doorontwikkeling van DigiD is voorrang verleend aan de werkzaamheden om het gebruik van DigiD Substantieel te verbreden boven de afronding van DigiD Hoog. Als gevolg van dit besluit is een deel van de werkzaamheden voor DigiD Hoog verschoven naar 2019 met als gevolg een lagere realisatie van de kosten in 2018.

Voor DigiD Machtigen is € 13,1 mln. opgenomen in de begroting. De realisatie bedraagt € 11,1 mln. De onderuitputting ad € 2,0 mln. wordt met name veroorzaakt door lagere kosten voor reguliere doorontwikkeling van de voorziening. Dit heeft te maken met het besluit van BZK om hiervoor een lager budget toe te kennen.

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement is hoger door onder andere niet voorziene opdrachten Sourcing KIS/EASI € 1,3 mln., Ontzorging € 1,2 mln., BSNK inzageregister € 1,0 mln., Programma Federatief berichtenstelsel € 0,4 mln., Mijn Overheid voor ondernemers € 0,2 mln. en enkele kleine projecten. Daarnaast zijn er verschillen in kostenrealisatie en gewijzigde opdrachten.

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen is uitgesplitst in bovenstaande tabel. Er is een lichte afwijking ten opzichte van de begroting van € 0,9 mln.

Omzet derden

In december is een akkoord gekregen van de belastinginspecteur op het voorstel vooraftrek BTW. Voor de diensten die we doorbelasten aan derden waarvoor Logius BTW-plichtig is geworden dalen hierdoor de kosten. Dit betreft voor alle BTW-plichtige klanten een daling van in totaal € 3,1 mln., verdeeld over tien voorzieningen en projecten.

De omzet derden ad € 20,1 mln. bestaat met name uit DigiD Beheer & Exploitatie (€ 8,0 mln.), MijnOverheid Beheer & Exploitatie (€ 7,6 mln.) en Standard Business Reporting (€ 3,0 mln.). De realisatie van de omzet derden valt in totaal € 36,2 mln. lager uit dan begroot. Dit komt met name door de voorzieningen DigiD Beheer & Exploitatie (€ 18,2 mln. lager) en MijnOverheid Beheer & Exploitatie (19,7 mln. lager). Ten tijde van het opstellen van de Ontwerpbegroting 2018 was nog niet bekend hoe de doorbelasting van de kosten zou doorwerken in de omzetten. Besluitvorming hierover heeft later plaatsgevonden. Verder zijn er nog kleine verschillen in de overige voorzieningen en projecten. De overige projecten en voorzieningen hebben per saldo een hogere realisatie van € 1,7 mln. dan begroot bij omzet derden.

Bijzondere baten

De bijzonder baten bestaan uit vrijval voorzieningen € 65k, niet ontvangen facturen detacheringen € 135k, resultaten dienstverlening 2017 lumpsum € 216k, transitorische posten 2017 bedrijfsvoering € 124k en overige posten € 17k.

Personele kosten

Tot de personele kosten zijn gerekend de lonen en salarissen van eigen personeel en de kosten van externe inhuur. Deze capaciteit aan medewerkers is vereist voor het kunnen uitvoeren van alle geplande activiteiten. De begrote kosten voor capaciteit hangen samen met de begrote omzet. Voor het merendeel van de dienstverlening geldt dat de werkelijke kosten worden afgerekend. Dit houdt in dat wanneer werkzaamheden niet doorgaan dit invloed heeft op zowel de kosten als de omzet. Weliswaar zijn de personele kosten voor eigen personeel toegenomen, maar de personele kosten voor externe inhuur zijn ten opzichte van 2017 afgenomen. Het aandeel van de personele kosten van de totale kosten is 30% in 2018. Ten opzichte van de begroting zijn de totale personeelskosten € 14,1 mln. lager.

In 2018 was de gemiddelde bezetting 298 fte’s eigen personeel en 150 fte’s externe inhuur. Daarmee zijn de gemiddelde salariskosten per fte eigen personeel € 89k en de gemiddelde kosten van een externe inhuur inclusief BTW € 176k.

Materiële kosten

De materiële kosten ad € 122,6 mln. zijn ten opzichte van de begroting € 14,6 mln lager. Dit wordt veroorzaakt door een lagere omzet dan verwacht. De materiële kosten bestaan uit kosten voor het beheer en exploitatie, doorontwikkeling en overige kosten van de voorzieningen (€ 114,9 mln.) en kosten voor bedrijfsvoering (€ 7,7 mln.). De kosten voor de voorzieningen zijn voornamelijk ICT-kosten die aan private bedrijven worden betaald voor infrastructuur, applicatiebeheer, licenties, migraties, ontwikkelfees, SMS-dienstverlening, servicedesks, veiligheidsmaatregelen, testen, audits en benchmarks. De kosten voor de bedrijfsvoering van Logius betreffen voornamelijk kosten voor huisvesting, ICT, werkplekkosten en overige bedrijfsvoeringaspecten. Voor het jaar 2018 zijn circa 70 opdrachtovereenkomsten afgesloten voor dienstverlening die is geleverd. Per opdrachtovereenkomst verschilt de afwijking tussen de raming en de realisatie van de bovengenoemde kosten. De bijdragen van Shared Service Organisaties (SSO’s) zouden vanaf 2017 rechtstreeks worden gefactureerd aan Logius in plaats van via een dienstverleningsafspraak met het moederdepartement. Dit is echter niet doorgegaan. De dienstverlening door de SSO’s is wel geleverd maar de kosten zijn aan het moederdepartement betaald en opgenomen onder de materiële kosten.

Afschrijvingen en rentelasten

Logius heeft zelf geen investeringen gedaan, maar deze uitbesteed aan de markt. Hierdoor is er in 2018 geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit. Uiteindelijk leidt dit tot lagere afschrijvings- en rentelasten dan begroot.

Saldo van baten en lasten

Het incidentele resultaat van € 1,4 mln. is ontstaan door een positief resultaat ad € 1 mln. op de kosten voor bedrijfsvoering en personeel met de dekkingsverschillen op de opslag overhead en tarieven. Daarnaast is een negatief resultaat ad € 122k ontstaan bij voorzieningen met een lump-sum financiering (Haagse Ring en Netwerkvoorzieningen Rijk). Verder zijn er bijzondere baten € 557k als gevolg van resultaten voorgaande boekjaren en vrijval van de voorziening. Aangezien het hier incidentele baten en lasten betreffen, heeft het geen effect op het toekomstig resultaat van Logius. Het resultaat wordt ten gunste van het eigen vermogen gebracht.

Balans per 31 december 2018

Balans per 31 december 2018 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2018

Balans 2017

Activa

   

Vaste activa

1.202

1.608

Immateriële vaste activa

0

0

Materiële vaste activa

1.202

1.608

– Grond en gebouwen

 

0

– Installaties en inventarissen

2

4

– Projecten in uitvoering

 

0

– Overige materiële vaste activa

1.200

1.604

Vlottende activa

116.352

78.670

Voorraden en onderhanden projecten

0

0

Vorderingen

48.681

13.027

– Debiteuren

28.405

4.894

– Overige vorderingen en overlopende activa

20.276

8.133

Liquide middelen

67.670

65.643

Totaal activa

117.554

80.278

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

7.312

5.892

– Exploitatiereserve

5.894

4.069

– Onverdeeld resultaat

1.418

1.823

Voorzieningen

0

1.727

Langlopende schulden

270

680

– Leningen bij het Ministerie van Financiën

270

680

Kortlopende schulden

109.972

71.979

– Crediteuren

15.116

10.904

– Schulden bij het Rijk

0

0

– Belastingen en premies sociale lasten

– 2.305

0

– Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

410

0

– Overige schulden en overlopende passiva

96.751

61.075

Totaal passiva

117.554

80.278

Toelichting

Materiële activa

Het grootste deel van de materiële vaste activa heeft betrekking op specifieke hard- en software ten behoeve van de digipoort OverheidsTransactiePoort.

Debiteuren

De debiteuren betreffen alle openstaande verkoopfacturen per 31 december 2018. Het gaat grotendeels om facturen aan opdrachtgevers over het laatste kwartaal 2018 en het eerste kwartaal 2019, te weten het moederdepartement € 2 mln., overige departementen € 25 mln. en derden € 1,4 mln.

Overige vorderingen en overlopende activa

De nog te ontvangen bedragen bestaan uit nog te factureren omzet voor projecten € 18,1, mln. Dit betreffen werkzaamheden die uitgevoerd zijn in 2018, die nog moeten worden afgerekend met de opdrachtgevers. Verder zijn er nog te ontvangen voorschotten voor projecten, zijnde € 2,0 mln. en overige overlopende activa € 0,2 mln.

Liquide middelen

De lichte stijging van de liquide middelen ten opzichte van de beginbalans wordt met name veroorzaakt door het resultaat 2018. De liquide middelen betreffen bijdragen van het moederdepartement, overige departementen en derden. Deze bijdragen bestaan uit de voorschotten 2018 voor werkzaamheden die doorlopen in 2019, de voorschotten 2019 en de nog te verrekenen overschotten 2018.

Eigen vermogen

Het eigen vermogen blijft na het toevoegen van het resultaat 2018 ad € 1,4 mln., onder de toegestane maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet over drie jaar, zijnde € 8,8 mln. Het eigen vermogen komt daarmee op € 7,3 mln.

Voorzieningen

In 2017 is een voorziening van € 1,7 mln. getroffen voor verplichtingen die zijn ontstaan door disputen met leveranciers over de kosten van geleverde werkzaamheden. In 2018 is € 1,6 mln. aan de voorziening onttrokken. De disputten zijn daarmee afgewikkeld. Het restant van € 65k is vrijgevallen.

Leningen bij het Ministerie van Financiën

In 2018 zijn er geen investeringen gepleegd en daarom is er geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit. Ook zijn er geen vervroegde aflossingen gedaan. De aflossingen op de leningen in 2018 bedragen € 0,4 mln. De aflossingen voor 2019 zijn als kortlopende schuld opgenomen.

Crediteuren

De post crediteuren bestaat uit alle openstaande facturen per 31 december 2018 waarvan de prestatie per balansdatum is geleverd. Het merendeel betreft geleverde prestaties in het laatste kwartaal 2018, onder te verdelen naar moederdepartement € 9,1 mln., overige departementen € 2,0 mln. en derden € 4,0 mln.

Belastingen en premies sociale lasten

15% van de omzet komt van derden. Voor een deel van deze omzet is Logius vanaf 2018 BTW-plichtig. De vooraftrek BTW voor afnemers van de dienstverlening Logius is in 2018 extracomptabel bepaald en wordt in mindering gebracht middels een eindafrekening aan betreffende derden. Verder betreft dit de BTW die afgedragen moet worden na toepassing van de BTW-verleggingsregeling (buitenlandse leveranciers).

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

Dit betreffen de aflossingen 2019 voor de bij het Ministerie van Financiën opgenomen leningen ter financiering van de activa.

Overige verplichtingen en overlopende passiva

De post overige verplichtingen en overlopende passiva bestaat onder andere uit nog te ontvangen facturen van leveranciers ad € 18,3 mln. die betrekking hebben op werkzaamheden, die hoofdzakelijk in het laatste kwartaal van 2018 zijn uitgevoerd. Daarnaast is er sprake van vooruit gefactureerde bedragen ad € 23,4 mln. aan beleidsopdrachtgevers en afnemers, voor werkzaamheden die in het eerste kwartaal 2019 worden uitgevoerd. Verder is er sprake van vooruit gefactureerde voorschotten projecten ad € 52,2 mln. die enerzijds voorschotten betreffen van werkzaamheden die doorlopen in het eerste kwartaal 2019 en anderzijds teveel ontvangen voorschotten 2018 die nog moeten worden afgerekend met de opdrachtgevers. Van € 52,2 mln. betreft € 22,7 mln. vooruitbetaalde voorschotten door de Belastingdienst.

De overige posten ad € 2,1 mln. bestaan onder andere uit de reservering voor eindejaarsuitkering, vakantiedagen en vakantietoeslag.

Het aandeel van het moederdepartement in de overlopende verplichtingen en overlopende passiva is € 30,294 mln., van overige departementen € 47,555 mln. en van derden € 18,902 mln.

Niet uit de balans blijkende activa en verplichtingen

Voor diverse programma’s lopen meerjarige ICT-onderhoudscontracten. De contracten betreffen de periode 2018 tot en met 2022. De totale restverplichting bedraagt € 176,3 mln. Om redenen van doelmatigheid is gekozen geen voorziening op te nemen van jubileumuitkeringen.

Kasstroomoverzicht over 2018

Kasstroomoverzicht over 2018 (bedragen x € 1.000)
   

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)–(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2018 + stand depositorekeningen

48.000

65.643

17.643

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

206.331

192.087

– 14.244

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

– 205.931

– 189.650

16.281

2.

Totaal operationele kasstroom

400

2.437

2.037

 

Totaal investeringen (–/–)

0

0

0

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

0

0

0

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

 

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

 

0

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 400

– 410

– 10

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

 

0

4.

Totaal financieringskasstroom

– 400

– 410

– 10

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2018 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €.

48.000

67.670

19.670

Toelichting

De kasstroom uit operationele activiteiten heeft betrekking op de dagelijkse bedrijfsvoering en is hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door een hogere beginstand dan begroot € 17,6 mln. en hogere operationele ontvangsten dan uitgaven € 2,4 mln. In 2018 zijn er geen investeringen gepleegd. De kasstroom uit financieringsactiviteiten betreft een aflossing op de langlopende lening bij het Ministerie van Financiën € 0,4 mln.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2018

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2015

2016

2017

2018

2018

Verloop kostprijs (basisjaar 2017 = 100

96

128

100

129

99

Verloop tarieven (basisjaar 2011 = 100)

94

94

94

94

93

Totale omzet Logius

€ 146 mln.

€ 169 mln.

€ 180 mln.

€ 179 mln.

€ 206 mln.

% FTE Overhead

   

31%

29%

22%

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

224 fte

238 fte

290 fte

306 fte

349 fte

Saldo van baten en lasten (%)

4,00%

–  0,4%

1,00%

0,79%

0%

Klanttevredenheid (KTO)

n.v.t.

uitgevoerd

7

Medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO)

7,3

7,1

n.v.t.

n.v.t.

7

Benchmark

n.v.t.

uitgevoerd

uitgevoerd

uitgevoerd

uitgevoerd

Omschrijving Specifiek Deel

         

DigiD

         

*Aantal DigiD authenticaties

206 mln.

258 mln.

280 mln.

308 mln.

358 mln.

MijnOverheid

         

* Aantal berichten

   

75 mln.

82 mln.

101 mln.

Digipoort (OTP)

         

* Aantal berichten via Digipoort

72,1 mln.

75,3 mln.

143 mln.

184 mln.

159 mln.

* Doorlooptijd 1e lijns vraagbeantwoording

96% 48 uur

96% 48 uur

90% 24 uur

Toelichting

  • Indexcijfer verloop kostprijs is gebaseerd op het gemiddelde verloop van de volwassen producten DigiD en de Digipoort Handel en Transport.

  • De tarieven per uur zijn de directe loonkosten eigen personeel en gebaseerd op de handleiding overheidstarieven. De tarieven uit de handleiding 2018 zijn vrijwel gelijk gebleven aan 2017.

  • Klanttevredenheid: Logius organiseert onderzoeken naar klanttevredenheid met betrekking tot de prestaties betreffende de dienstverlening. In 2018 heeft een KTO plaatsgevonden.

  • Medewerkerstevredenheidonderzoek: In 2018 is geen medewerkerstevredenheidonderzoek uitgevoerd in verband met de reorganisatie.

  • Benchmark: Logius doet jaarlijks mee met de Rijksbrede Benchmark.

  • FTE-totaal (excl. externe inhuur): De bezetting per jaareinde 2018 is 306 fte. Dit is 43 fte lager dan begroot.

  • DigiD aantal authenticaties: Het begrote aantal authenticaties was gebaseerd op de trend van voorgaande jaren waarbij de verwachting was dat de groei in 2018 fors zou toenemen mede als gevolg van het meer gebruik als gevolg van de wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst (EBV). In werkelijkheid is gebleken dat deze groei is afgevlakt.

  • MijnOverheid aantal berichten:Het aantal berichten MijnOverheid voor 2018 is 82 mln. Het aantal berichten is in de begroting te hoog ingeschat.

  • Digipoort aantal berichten: De berichtenstromen die meetellen in het kengetal t/m 2016 zijn aangepast. Vanaf het jaar 2017 tellen er meer berichtenstromen mee. Hierdoor wijken de getallen t/m 2016 af. Het aantal berichten dat via Digipoort zijn verstuurd is ten opzichte van 2017 met meer dan 28% toegenomen naar 184 mln.

  • Digipoort doorlooptijd 1e lijns vraagbeantwoording: Dit betreft een nieuwe indicator in 2018. In de begroting is een onjuiste norm gehanteerd, de norm is 80% in 48 uur.

11. JAARVERANTWOORDING VAN HET BATEN-LASTENAGENTSCHAP P-DIREKT PER 31 DECEMBER 2018

Inleiding

P-Direkt levert direct toegankelijke bedrijfsvoeringservices met een focus op personeel, voor en door de rijksambtenaar. P-Direkt bedient de rijksambtenaar met het P-Direktportaal, Rijksportaal Personeel en het contactcenter P-Direkt.

De dienstverlening bestaat uit een gevarieerd pakket aan HR-services aan ruim 125.000 rijksambtenaren, werkzaam voor 10 ministeries, de Hoge Colleges van Staat en het Kabinet der Koning. De diensten zijn gericht op eigen verantwoordelijkheid, vertrouwen en zelfbediening. De salarisbetaling en personele informatievoorziening zijn belangrijke eindproducten.

Ontwikkelingen 2018

Het moderniseren van de klantrelatie voor een betere «user-experience»

Het jaar 2018 was het jaar van «Mijn P-Direkt». Zo heeft P-Direkt dit najaar een chatkanaal geïntroduceerd. Met vragen over inloggen of personeelsgesprekken kan de rijksambtenaar nu ook eenvoudig via de chat communiceren met het contactcenter. Bij de in 2018 doorgevoerde vernieuwingen zijn de gebruikerswensen verwerkt en is gebruik gemaakt van eigentijdse technologie, waardoor de personeelszaken steeds makkelijker en efficiënter kunnen worden geregeld. De waardering is gestegen van 7,0 naar 7,3.

Continu verbeteren en diversificeren dienstverlening (voorzien in klantwensen en klantwensen voorzien)

In 2018 is het mogelijk geworden de resultaten van de personeelsschouw in het P-Direktportaal vast te leggen, waardoor het instrument eenvoudiger en efficiënter is geworden. In 2018 heeft P-Direkt de processen voor de medewerkers vernieuwd. Uitgangspunt daarbij was dat de gebruiker zo snel mogelijk en op een logische manier (intuïtief) door het P-Direktportaal wordt geleid en dat melding wordt gemaakt van de status van een aanvraag zodat de voortgang meteen te zien is. Tevens wordt gebruik gemaakt van een andere, snellere en overzichtelijke techniek. De processen waar altijd veel vragen over binnenkwamen, zoals Ouderschapsverlof, In-, Door- en Uitstroom en Arbeidsverleden, zijn het eerst aangepakt.

Opbouw data als unieke bron van informatievoorzieninging

Informatie is van waarde als je weet waar je het over hebt. In 2018 is er intensief samengewerkt met alle ministeries in de DISC Community om zo gezamenlijk de kennis en mogelijkheden van HR-analytics te delen en uit te bouwen. Daarnaast heeft het DISC-team een aantal onderzoeken uitgevoerd voor en samen met ministeries die data-gedreven werken. Deze onderzoeken zijn verklarend en waar mogelijk voorspelend (predictive analyses) en ondersteunen zo het nemen van gefundeerde HR-beslissingen.

Aanbieden geïntegreerde dienstverlening op het gebied van HR

Sinds 2017 werken P-Direkt en het Expertise Centrum Organisatie & Personeel (ECO&P) in strategisch partnership samen aan versterking van de dienstverlening en gezamenlijke invulling van E-HRM.

Hierbij is een herverdeling van IT-werkzaamheden afgesproken voor de HR-systemen van ECO&P, waarbij P-Direkt de ICT ontwikkeling en het beheer van de HR-systemen voor haar rekening neemt. Doel hierbij is om integratie tussen de systemen mogelijk te maken en synergie te bereiken in processen en systemen. In 2018 is in dit kader een aantal systemen ontwikkeld, technisch vernieuwd of in beheer genomen.

Het CSO-platform van ECO&P wordt door P-Direkt volledig herbouwd. Op dit platform draaien onder andere de bekende websites werkenvoornederland.nl en de mobiliteitsbank. Oplevering is begin 2019, waarna doorontwikkeling op een nieuw, modern platform mogelijk is en verdere integraties mogelijk worden.

Voor Bedrijfsmaatschappelijk werk en Bedrijfszorg van ECO&P heeft P-Direkt in 2018 applicaties gebouwd in de categorie «Client Volgsystemen». Dit project «InBeeld» wordt voortgezet in 2019 voor de processen «van werk-naar-werk» en «arbeidsjuridisch».

In het kader van het Rijksbrede WenS-project hebben P-Direkt en ECO&P gezamenlijk het beheer ingericht voor de nieuwe applicatie voor werving en selectie.

Voor ontwikkeling en beheer van deze systemen is een cluster gevormd met drie moderne « DevOps» beheerteams, die zijn bemenst door in- en doorstroom van medewerkers van ECO&P en P-Direkt en werving van een aantal gespecialiseerde nieuwe ICT medewerkers.

Nieuwe dienstverlening

P-Direkt volgt continu de veranderingen in de wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsvoorwaarden en voert die waar nodig door in onze dienstverlening. In 2018 is intensief gewerkt aan de voorbereiding op de nieuwe rechtspositie (WNRA) die per 1 januari 2020 ingaat.

Met het project implementatie nieuwe rechtspositie (PINR) zorgt P-Direkt ervoor dat vooruitlopend op de overgang de systemen, processen, kennis en communicatie van P-Direkt klaar zijn. In 2018 is veel capaciteit gestoken in het analyseren van de verschillen tussen het ARAR en het Burgerlijk Wetboek en het maken van impactanalyses voor de aanpassingen die in 2019 gerealiseerd moeten worden op de dienstverleningsprocessen en zo ook op onze informatie op Rijksportaal Personeel en P-Direkt.nl.

Daarnaast draagt P-Direkt actief bij aan het rijksbrede programma «Implementatie Normalisering Rijk (INR)». P-Direkt biedt voortdurend een uitvoeringsperspectief op het implementeren en uitwerken van de nieuwe rechtspositie en de nieuw te vormen CAO. Ook is P-Direkt betrokken bij de rijksbrede voorlichting over de nieuwe rechtspositie.

P-Direkt heeft de opdracht gekregen om te voorzien in dienstverlening op ondersteuning in rijksbrede roosterprocessen (DOOR). Binnen het rijk bestaan meer dan 30 roosterende organisaties, met ieder eigen systemen en ondersteuning. Het aanbieden van een rijksbrede oplossing betekent vergaande samenwerking en efficiency, zoals al eerder gebeurde bij de oprichting van P-Direkt.

In 2019 wordt een rijksbreed roosterstatuut door de bonden bekrachtigd. Er volgen hier voor P-Direktwerkzaamheden uit, zowel in de reguliere lijn (aanpassen applicatie Douane, aanpassen interfaces, aanpassen aanpalende processen), als in extra dienstverlening.

Zo staat 2019 in het teken van verwerving van de nieuwe rijksbrede oplossing en de eerste aansluitingen op de nieuwe dienstverlening.

Privacy en AVG

P-Direkt heeft in 2018 de Algemene Verordening Gegevensbescherming geïmplementeerd in de P-Direkt systemen en processen. P-Direkt heeft overeenkomstig deze regelgeving een pagina ingericht op het Rijksbrede intranet met daarop informatie over de gegegens die worden verwerkt.

Efficiencyverbetering

De bezuinigingstaakstelling Rutte-II die is ingegaan per 2016 is door P-Direkt vertaald in het doortrekken van de efficiencytaakstelling tot 2019 met jaarlijks 1,5% en dat is ook zodanig in het tarief basisdienstverlening verwerkt.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap P-Direkt (Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)–(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie 2017

Baten

       

Omzet

91.069

92.446

1.377

88.600

– Omzet moederdepartement

71.337

87.873

16.536

67.756

– Omzet overige departementen

19.732

4.563

– 15.169

20.844

– Omzet derden

0

10

10

0

Rentebaten

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

556

556

369

Bijzondere baten

0

168

168

0

Totaal baten

91.069

93.170

2.101

88.969

         

Lasten

       

Apparaatskosten

76.247

78.522

2.275

71.324

– Personele kosten

46.294

47.425

1.131

44.921

Waarvan eigen personeel

38.013

38.846

833

36.844

Waarvan inhuur externen

7.147

7.931

784

7.475

Waarvan overige personele kosten

1.134

648

– 486

602

– Materiële kosten

29.953

31.097

1.144

26.403

Waarvan apparaat ICT

6.827

6.228

– 599

8.057

Waarvan bijdrage aan SSO's

20.472

22.284

1.812

15.905

Waarvan overige materiële kosten

2.654

2.585

– 69

2.441

Rentelasten

679

652

– 27

985

Afschrijvingskosten

14.143

13.667

– 476

12.857

– Materieel

200

233

33

171

Waarvan apparaat ICT

200

38

– 162

46

– Immaterieel

13.943

13.434

– 509

12.686

Overige lasten

0

323

323

537

– Dotaties voorzieningen

0

323

323

537

– Bijzondere lasten

0

0

0

0

Totaal lasten

91.069

93.164

2.095

85.703

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

6

6

3.266

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

0

6

6

3.266

Toelichting

Baten

De gerealiseerde baten zijn hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door de doorbelasting van in 2018 afgesproken en uitgevoerde maatwerkdienstverlening- en projecten die niet of lager in de begroting waren opgenomen. Het betreft onder andere de projecten en dienstverlening samen met EC O&P ten aanzien van het CSO Platform en InBeeld, het programma Roosterplanning ten behoeve van de uitvoeringsorganisaties Rijk en de aansluitingen van de 1e en 2e Kamer.

In 2018 heeft een verschuiving plaatsgevonden van de omzet van de overige departementen naar het moederdepartement. Dit wordt veroorzaakt door de centralisatie van de dienstverlening Optimaal Verbinden (POV) en Archiefservice (CAS): enerzijds de structurele overheveling van de departementale budgetten naar de centraal opdrachtgever (overgeheveld budget 2018: € 17,459 mln.) en anderzijds de centrale verrekening van de basis dienstverlening (incl. POV en CAS) aan de centraal opdrachtgever.

Personele kosten

De jaarlijkse project inspanningen zijn nooit helemaal van te voren uitputtend vast te stellen doordat projecten (veelal) geen specifieke jaarcyclus kennen maar onder andere ook gedurende een boekjaar kunnen worden geïnitieerd. Door een aantal grote projecten, zoals de samenwerking met EC O&P en de opzet van de nieuwe dienst Roosterplanning voor de uitvoeringsorganisaties Rijk is de realisatie hoger. De out of pocket kosten van opleidingen zijn lager dan begroot omdat P-Direkt veel opleidingen binnen het ContactCenter intern organiseert.

Materiele kosten

P-Direkt betrekt veel facilitaire zaken bij SSO’s zoals huisvesting en kantoorautomatisering. In de begroting heeft P-Direkt rekening gehouden met de nieuwe kostprijsmethodiek van SSC-ICT en de overgang van de huisvesting Zwolle van specialty naar Rijksbedrijvenpand. Daarbovenop is P-Direkt in 2018 geconfronteerd met kostenstijging van de storage in het kader van het SAP-Beheer. Dat verklaart de hogere realisatie van kosten ten opzichte van de begroting.

Kosten bijdrage aan SSO’s

Dit betreft voornamelijk de kosten van kantoorautomatisering en de kosten van housing en hosting van de P-Direkt systemen door SSC-ICT en de huisvestingskosten bij FM Haaglanden en het Rijksvastgoedbedrijf.

De stijging ten opzichte van de begroting wordt veroorzaakt door eerder gemelde prijseffect van de storage en de licentiekosten Oracle die door SSC-ICT zijn gecontracteerd en aan P-Direkt op basis van afname worden doorbelast en de inbesteding van het systeembeheer en ontwikkeling bij SSC-ICT.

Kosten apparaat ICT

Dit betreft voornamelijk de kosten van systeemlicenties en uitbestede systeemontwikkeling. De kosten zijn lager dan begroot door inbesteding van werkzaamheden bij het SSO SSC-ICT.

Balans van het baten-lastenagentschap P-Direkt (Bedragen x € 1.000)

Balans per 31 december 2018 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2018

Balans 2017

Activa

   

Vaste activa

21.434

31.290

Immateriële vaste activa

21.179

30.854

Materiële vaste activa

255

436

– Grond en gebouwen

0

0

– Installaties en inventarissen

198

391

– Projecten in uitvoering

0

0

– Overige materiële vaste activa

57

45

Vlottende activa

23.589

16.548

Voorraden en onderhanden projecten

0

0

Vorderingen

3.190

2.405

– Debiteuren

768

1.176

– Overige vorderingen en overlopende activa

2.422

1.229

Liquide middelen

20.399

14.143

Totaal activa

45.023

47.838

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

4.193

4.920

– Exploitatiereserve

4.187

1.654

– Onverdeeld resultaat

6

3.266

Voorzieningen

429

662

Langlopende schulden

8.733

17.355

– Leningen bij het Ministerie van Financiën

8.733

17.355

Kortlopende schulden

31.668

24.901

– Crediteuren

2.870

823

– Schulden bij het Rijk

0

0

– Belastingen en premies sociale lasten

729

565

– Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

8.622

11.122

– Overige schulden en overlopende passiva

19.447

12.391

Totaal passiva

45.023

47.838

Toelichting

Activa

De immateriële activa betreffen het P-Direktportaal, het personeelsinformatiesysteem SAP HR, het salarisverwerkingssysteem SAP Payroll, het Centraal Electronische Personeelsarchief (cRMA), het HRM-portaal, de opbouw van het Contactcenter en het programma Optimaal Verbinden. Deze investeringen zijn bijna volledig gefinancierd door middel van de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën. Van de in 2018 geplande investeringen in het verbeteren van de bestaande dienstverleningssystemen is veel uitgesteld door onvoldoende capaciteit bij de technisch applicatiebeheerder waar het SAP Beheer is ondergebracht.

Debiteuren en overige vorderingen en overlopende activa

De post debiteuren betreft de gefactureerde en nog te ontvangen bedragen voor verrichte diensten en leveringen. Een deel van de vordering wordt als moeilijk inbaar aangemerkt; derhalve is er een dotatie aan de voorziening dubieuze debiteuren voor oninbaarheid gedaan. De post overige vorderingen en overlopende activa betreft voornamelijk vooruitbetaalde onderhoudskosten 2019 en volgende jaren van licenties en een klein deel nog te factureren projectkosten 2018.

Onderverdeling naar

Moederdepartement

Andere ministeries

Derden

Debiteuren

393

305

70

Overige vorderingen en overlopende activa

365

0

2.057

Liquide middelen

Alle tegoeden van P-Direkt worden aangehouden bij de Rijkshoofdboekhouding (RHB).

De stand per 31-12-2018 is hoger dan per 31-12-2017. Daartegenover staat een stijging van de kortlopende schulden. Het betreft nog te ontvangen facturen 2018 en vooruit ontvangen bedragen ter dekking van afschrijving op gebouwde dienstverlening (Optimaal Verbinden) en nog te ontwikkelen dienstverlening na 2018 (Roosterplanning).

Eigen Vermogen

Het Eigen Vermogen was ultimo 2017 € 4,920 mln. positief waarvan € 0,733 mln. aan surplus. De Regeling Agentschappen stelt dat het een baten-lastenagentschap is toegestaan om reserves tot een bedrag van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen 3 jaren aan te houden.

Met de overdracht in 2018 van het surplus Eigen Vermogen voldeed P-Direkt weer aan de norm.

De gemiddelde jaaromzet komt ultimo 2018 uit op € 4,447 mln. Met het resultaat van 2018 wordt deze maximaal toegestane reserve niet overschreden.

Voorzieningen

In 2017 heeft P-Direkt een voorziening getroffen van € 537.000 ter dekking van de kosten 2018 in verband met de Departementale Herindeling Rijk. De kosten 2018 konden worden gedekt door additionele doorbelastingen en derhalve kon P-Direkt bijna de volledige voorziening laten vrijvallen ten gunste van het resultaat 2018; het restant dient ter dekking van de restactiviteiten 2019.

Een tweede deel van de vrijval voorzieningen betreft de eenmalige dotatie aan een voorziening in 2011 in het kader van de uitvoering van personele regelingen. De aard van de voorziening is langlopend. Het niet aangesproken deel van de voorziening (€ 39.000) dat betrekking heeft op het jaar 2018 is vrijgevallen ten gunste van het resultaat 2018.

P-Direkt heeft 2018 een dotatie aan de voorziening dubieuze debiteuren gedaan ten bedrage van € 323.000 ter dekking van vorderingen die waarschijnlijk niet betaald zullen worden doordat er sprake is van langdurige openstand dan wel onduidelijkheden in de contractvorming.

Langlopende en Kortlopende schulden

De post leningen bestaat uit het langer dan een jaar lopende deel van de leningen ter financiering van de licenties, de dienstverleningssystemen en de softwareontwikkeling van het contactcenter. De aflossingsverplichting 2019 is opgenomen als kortlopende lening.

De facturen die zijn opgenomen onder de post crediteuren per ultimo 2018 zijn nagenoeg allemaal in de eerste weken van 2019 betaald.

Onder de post overige schulden zijn opgenomen de vooruitontvangen omzet 2019 en volgende, de nog te betalen kosten 2018 aan interne en externe dienstverleners en de schuld aan het personeel uit hoofde van vakantiegeld-, en dagen en de eindejaarsuitkering. De verplichting qua premies is verantwoord onder de post Belastingen en Premies.

Onderverdeling naar

Moederdepartement

Andere ministeries

Derden

Crediteuren

921

135

1.814

Schulden bij het Rijk

Belasting en Premies

53

676

Aflossing 2019

8.622

Overige schulden

8.002

7.629

3.816

Kasstroomoverzicht van het baten-lastenagentschap P-Direkt (Bedragen x € 1.000)

Kasstroomoverzicht over 2018 (bedragen x € 1.000)
   

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)–(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2018 + stand depositorekeningen

9.523

14.143

4.620

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

91.069

102.126

11.057

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

– 76.926

– 80.204

– 3.278

2.

Totaal operationele kasstroom

14.143

21.922

7.779

 

Totaal investeringen (–/–)

– 8.200

– 3.811

4.389

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 8.200

– 3.811

4.389

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

– 733

– 733

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 11.782

– 11.122

660

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

8.000

0

– 8.000

4.

Totaal financieringskasstroom

– 3.782

– 11.855

– 8.073

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2018 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €.

11.684

20.399

8.715

Toelichting

Investeringen

De investeringen betreffen de noodzakelijke aanschaf van Oracle licenties zodat P-Direkt weer in compliance is, de afrondende UI5 (de SAP user interface voor het ontwikkelen van web applicaties) procesverbeteringen en de vervanging van de carrieresites van de overheid (het CSO-platform). Van de in 2018 geplande investeringen in het verbeteren van de bestaande dienstverleningssystemen is veel uitgesteld, zoals de beoogde doorontwikkeling op de SAP-HANA licenties, om de ICT leverancier de tijd te geven het huidige beheer op orde te brengen. Een beroep op de leenfaciliteit was daarom in 2018 niet noodzakelijk.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2018

P-Direkt streeft naar operational excellence gecombineerd met customer intimacy (maximale afstemming op behoefte gebruiker). Hierbij zet P-Direkt de Lean filosofie en methodiek in als basis voor continu verbeteren.

P-Direkt werkt met een Producten- en dienstengids (PDG) inclusief servicelevels. In de PDG zijn de verschillende diensten en activiteiten, leveringsvoorwaarden en de kwaliteitsborging vastgelegd die de ministeries van P-Direkt kunnen verwachten.

Inhoudelijk zijn deze servicelevels sinds 2010 grotendeels ongewijzigd gebleven. Door alle ontwikkelingen in ons takenpakket, maar ook de huidige professionele sturingsbeginselen en verbetering op meetmethoden, sluiten deze servicelevels niet meer goed aan.

Om die reden is in juni 2018 in overleg met de centraal opdrachtgever, het ICOP en BO gekozen voor een nieuw stelsel van servicelevels. Hierin staat de maandelijks gemeten gebruikerstevredenheid centraal en een aantal daarvan afgeleide servicelevels.

P-Direkt realiseert jaarlijks goedkopere basis dienstverlening: tot en met 2018 1,5%. Het resultaat van de Lean-aanpak maakt het mogelijk dat de personele formatie van het Contact Center kan dalen.

Om dat er tegelijkertijd sprake is van nieuwe dienstverlening en toename van de basis dienstverlening door de hogere IAR-aantallen (o.a. de Rijks Schoonmaak Organisatie (RSO) bij het Ministerie van SZW) en de intensivering van onderhoud, beheer en ontwikkeling door ambtelijk personeel is er sprake van per saldo groei van de personele bezetting van P-Direkt.

P-Direkt meet het succes van 2018 af aan de hoogte van de gebruikerstevredenheid. In 2018 is het gebruikerstevredenheidcijfer 7.3.

Aan het Bestuurlijk Overleg rapporteert P-Direkt over de productie, de gerealiseerde servicelevels en de klanttevredenheid. Over 2018 heeft P-Direkt haar servicelevels nagenoeg allemaal gehaald.

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Vastgestelde begroting

2015

2016

2017

2018

2018

Omschrijving Generiek Deel

         

Kostprijzen per product (groep)

538

693,74

691,8

697

693,6

Verloop tarieven/uur (basisjaar 2011=100)

93,6

120,7

120,3

121,2

120,6

Aantal individuele arbeidsrelaties (IAR)

122.331

125.328

125.532

126.812

127.142

Totale omzet basisdienstverlening (x1.000)

65.819

82.220

83.154

84.643

86.037

Totale omzet overige + projecten (x1.000)

10.574

3.546

5.446

7.803

5.032

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

509

559

582,77

606,9

605

Saldo van baten en lasten (%)

–  0,91%

–  5,18%

3,69%

0,01%

0,00%

Medewerkerstevredenheid

nvt

6,9

NNB

7-

7

Gebruikerstevredenheid:

         

De mate waarin de gebruiker tevreden is over de dienstverlening

6,9

7,2

7

7,3

7

Tijdige afhandeling wijzigingen:

         

P-Direkt heeft de opdracht verwerkt voor afgesproken salarisbetaling

97,80%

97,30%

96,50%

93,10%

95%

P-Direkt handelt de aangeboden «kritische mutatieopdrachten binnen 5 werkdagen af (aanstelling, overplaatsing, ontslag)

NG

NG

92,20%

89,20%

95%

Vraagafhandeling contactcenter:

         

P-Direkt handelt de vragen die per telefoon, email of post binnenkomen binnen 5 werkdagen af

90,00%

91,30%

91,30%

92,00%

90%

P-Direkt handelt de vragen die per email binnenkomen in 1 keer goed af

 

NG

NG

NG

90%

Klachtbehandeling: P-Direkt handelt de klachten volgens de klachtenprocedure binnen 5 dagen inhoudelijk af

100,00%

100,00%

100,00%

82,80%

90%

Responsetijden Contactcenter: het percentage gesprekken waarbij de responstijd om de telefoon op te nemen minder is dan 60 seconden (na keuzemenu)

NG

70,30%

68,10%

80,40%

80%

Beschikbaarheid systeem: De P-Direktsystemen (P-Direktportaal, Rijksportaal Personeel en het personeelsdossier) zijn 7 dagen per week en 24 uur per dag beschikbaar. De servicewindow voor de systemen is van 8.00 uur tot 17.00 uur. Tijdens deze tijden geldt de beschikbaarheidsnorm

98,20%

98,90%

96,70%

99,50%

98%

Wet en regelgeving up to date. Men kan wijzigingen in de wet- en regelgeving binnen 2 weken na publicatie in de Staatscourant op het Rijksportaal Personeel raadplegen

100,00%

100,00%

100,00%

100,00%

 

Betrouwbaarheid:

         

P-Direkt zorgt ervoor dat gegevens op tijd en juist worden opgeleverd (interfaces, rapportages)

98,30%

NG

98,00%

99,40%

98%

P-Direkt verwerkt een deel van de aangeboden wijzigingen handmatig in het geautomatiseerde systeem. Deze worden op de juiste manier verwerkt volgens de opdracht

NG

NG

NG

99,20%

98%

Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in:

Doelm. SSO's

Doorlichting BLD Uitgevoerd

nvt

   

Toelichting

De specifieke kwaliteitsindicatoren zijn hieronder kort toegelicht.

  • Beschikbaarheid systeem: de P-Direktsystemen (P-Direktportaal, Rijksportaal Personeel en het P-Dossier) zijn 7x24 uur beschikbaar. Het service-window voor de systemen is van 8.30 uur – 22.00 uur, gedurende deze tijden is de beschikbaarheidnorm van toepassing.

  • Wet- en regelgeving up to date: Wijzigingen m.b.t. de wet- en regelgeving zijn binnen 2 weken na publicatie in de Staatscourant op het Rijksportaal Personeel raadpleegbaar.

  • Gebruikerstevredenheid: P-Direkt houdt maandelijks een enquête onder medewerkers (gebruikers) op de ministeries. Willekeurige gebruikers ontvangen een e-mail met een uitnodiging om vragen over de dienstverlening van P-Direkt te beantwoorden. Op deze wijze wordt inzicht verkregen in de tevredenheid over het P-Direktportaal, het Contactcenter, het Rijksportaal Personeel en de salarisverwerking.

12. JAARVERANTWOORDING VAN HET BATEN-LASTENAGENTSCHAP UITVOERINGSORGANISATIE BEDRIJFSVOERING RIJK (UBR) PER 31 DECEMBER 2018

Inleiding

De Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) heeft een breed aanbod aan producten en diensten en biedt hiermee integrale oplossingen. UBR bundelt haar kennis van onder andere interim-management, HRM, IT, inkoop en financiën en verbindt die met de andere rijksbrede Shared Service Organisaties (SSO’s).

Naast de reguliere dienstverlening voert UBR complexe transities en implementaties op het gebied van rijksbrede bedrijfsvoering uit. Dit doet het ontwikkelbedrijf van UBR in opdracht van de Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijk (ICBR), het SG-Overleg of de Ministerraad. Daarmee draagt UBR bij aan het verder ontwikkelen van een effectieve en efficiënte overheid.

Realisatie in 2018

Dienstverlening

Samen met de andere SSO’s en het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) draagt UBR bij aan de bedrijfsvoering van de rijksdienst. UBR levert op diverse dossiers haar bijdrage aan een effectieve en efficiënte overheidsbedrijfsvoering en daarmee aan een adaptieve en wendbare overheid. Daarnaast is UBR rechtstreeks betrokken bij de primaire processen van de opdrachtgevers.

Een greep uit wat UBR in 2018 naast haar basistaken heeft gerealiseerd:

  • UBR|HIS heeft haar contactcentrum geopend. Ook is gestart met EXPERIMENT waarbij aanbesteden eenvoudiger moet worden voor afnemers.

  • UBR|RBO in 2018 is gestart met het beveiligen van meer dan 150 locaties voor RWS waaronder verkeerscentrales, districtskantoren, bruggen en tunnels.

  • UBR|ECO&P heeft de aanbesteding Arbeidsmarktpositiemeter gegund en in de Producten- en Dienstencatalogus 2019 opgenomen onder de naam «APK voor je loopbaan». Het betreft een digitale tool waarmee een medewerker inzicht krijgt over de positie op de arbeidsmarkt en zijn/haar ontwikkelingsmogelijkheden.

  • UBR|KOOP heeft gewerkt aan de doorontwikkeling van de rijksbrede domeinen Open Overheid, Linked Data, Omgevingswet en Open Data.

  • UBR|IPKD groeit gestaag door en is de samenwerking gestart met IND.

  • UBR|I-Interim Rijk werkt actief met andere UBR-onderdelen samen aan samengestelde diensten en in werkt in het I-ecosysteem samen met o.a. I_Flow, het RIG en de traineeprogramma’s.

UBR|OW is met HR-ICT/RIG, innovatie-agenda en overige projecten zoals Binnenwerk een vaste waarde aan het vormen bij het opstarten van politiek/bestuurlijk gewenste dienstverlening die na doorontwikkeling daadwerkelijk tot going concern leidt.

Financieel Beheer

UBR-breed is het financieel beheer geborgd. Nadruk lag in 2018 meer op doelmatigheid, declarabiliteit en tijdigheid. Extra aandacht is geschonken aan tijdige facturatie waardoor de liquiditeitspositie van UBR zich positief heeft ontwikkeld.

Staat van baten en lasten over 2018

Staat van baten en lasten van de baten-lastenagentschap UBR (bijdragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie 2018

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2017

Baten

       

Omzet

204.631

238.808

34.177

198.122

– Omzet moederdepartement

67.724

75.653

7.929

62.109

– Omzet overige departementen

128.845

156.087

27.242

130.115

– Omzet derden

8.062

7.068

– 994

5.898

Rentebaten

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

44

44

535

Bijzondere baten

0

9

9

0

Totaal baten

204.631

238.861

34.230

198.657

         

Lasten

       

Apparaatskosten

203.160

232.415

29.255

199.791

– Personele kosten

132.316

148.063

15.747

134.026

Waarvan eigen personeel

113.765

121.720

7.955

109.268

Waarvan inhuur externen

13.573

22.574

9.001

21.409

Waarvan overige personele kosten

4.978

3.769

– 1.209

3.349

– Materiële kosten

70.844

84.352

13.508

65.765

Waarvan apparaat ICT

3.571

8.875

5.304

7.263

Waarvan bijdrage aan SSO's

16.084

16.676

592

15.592

Waarvan overige materiele kosten

51.189

58.801

7.612

42.910

Rentelasten

3

1

– 2

1

Afschrijvingskosten

1.468

2.436

968

1.612

– Materieel

806

426

– 380

827

Waarvan apparaat ICT

91

18

– 73

40

– Immaterieel

662

2.010

1.348

785

Overige lasten

0

3.795

3.795

180

– Dotaties voorzieningen

0

3.795

3.795

155

– Bijzondere lasten

0

0

0

25

Totaal lasten

204.631

238.647

34.016

201.584

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

214

214

– 2.927

         

Agentschapsdeel vpb lasten

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

0

214

214

– 2.927

Toelichting

Omzet

x € 1.000

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2018

Realisatie 2018

Moederdepartement

   

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

67.724

75.653

     

Overige departementen

   

Economische Zaken en Klimaat

13.697

12.044

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

0

1.968

Justitie en Veiligheid

39.948

48.892

Buitenlandse Zaken

5.643

4.353

Defensie

906

2.804

Financiën

21.587

29.964

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

7.716

8.224

Infrastructuur en Waterstaat

16.398

22.912

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

14.130

13.785

Algemene Zaken

2.212

2.964

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

6.608

8.177

 

128.845

156.087

Derden

8.062

7.068

 

204.631

238.808

De omzet van UBR is voor de meeste dienstonderdelen gestegen. De belangrijkste reden is de toegenomen vraag vanuit de verschillende opdrachtgevers/afnemers vanaf het moment van begrotingsindiening tot de uiteindelijke begrotingsrealisatie per jaareinde 2018. Naast de stijging van de vraag is de omzet ook gestegen vanwege kostenstijgingen en daarmee de verkooptariefstijgingen. Belangrijkste reden daarvoor is de CAO-stijging voor 2018.

Specifiek voor UBR|KOOP geldt dat er veel extra werkzaamheden zijn verricht voor onder andere de implementatie van de Omgevingswet.

UBR|Ontwikkelbedrijf is met name gegroeid door uitbouw van het programma Binnenwerk.

De stijging bij UBR|EC O&P is deels het gevolg van een stijging van maatwerkopdrachten. De extra tariefstijging die gedurende het uitvoeringsjaar is afgesproken heeft ook tot een extra omzetstijging geleid.

Personele kosten

De personele kosten zijn ten opzichte van de ontwerpbegroting zowel gestegen voor eigen personeel als voor externe inhuur. De loonkosten eigen personeel zijn gestegen als gevolg van de CAO-afspraken.

De externe inhuur 2018 is € 9,0 mln. hoger dan de ontwerpbegroting 2018. De toename is met name veroorzaakt door UBR|EC O&P en UBR|KOOP. Deze overschrijding van de inhuurkosten is grotendeels gerealiseerd ter ondersteuning van het primaire proces en beperkt ter ondersteuning van apparaat.

De overige personele kosten zijn ten opzichte van de ontwerpbegroting gedaald. Dit wordt met name veroorzaakt door onderuitputting op het opleidingsbudget (€ 0,6 mln.) en reis- en verblijfskosten (€ 0,2 mln.).

Materiele kosten

De materiële kosten zijn met name gestegen als gevolg van toegenomen uitbestedingskosten ten behoeve van de productie in het primaire proces. Van toename was sprake bij UBR|EC O&P en UBR|KOOP en UBR|RBO. Toegenomen vraag leidt naast stijging van eigen personele lasten tot het werken met een flexibele inhuurschil (UBR|EC O&P). Uitbesteding is gestegen door een deel van de groei uit te besteden aan de marktpartijen (UBR|RBO).

De immateriële afschrijvingskosten zijn gestegen doordat de kosten voor het project Ontwikkeling InBeeld niet waren begroot maar wel tot kosten hebben geleid.

Dotatie voorzieningen

De dotatie voorziening betreft een dotatie aan de voorziening verliesgevende opdrachten (€ 0,2 mln.), de toevoeging aan de voorziening dubieuze debiteuren (€ 1,0 mln.), toevoeging aan voorziening juridische geschillen (€ 2,5 mln.).

Saldo van baten en lasten

Het resultaat 2018 is € 0,2 mln. positief bij een omzet van bijna € 239 mln. Dit resultaat is tot stand gekomen door een veelheid van factoren. Vanuit het UBR-management is gestuurd op het realiseren van een neutraal resultaat conform begroting. Specifieke financiële meevallers en tegenvallers betreffen de onderuitputting bij UBR|RBO op opleidingskosten en overige materiële kosten (€ 1,2 mln.). Daartegenover staat de getroffen voorziening bij UBR|EC O&P ten behoeve van de claim op niet geheven BTW (€ 1 mln.). Het resultaat valt binnen de sturingstolerantie van 1% van de omzet.

De vraag naar UBR-producten is voor vele onderdelen gestegen. UBR heeft erop gestuurd deze extra vraag kostendekkend uit te voeren daarbij rekening houdend met flexibele uitbestedings- en inhuurkosten.

Balans per 31 december 2018

Balans per 31 december 2018 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2018

Balans 2017

Activa

   

Vaste Activa

3.154

5.102

Immateriële vaste activa

1.955

3.374

Materiële vaste activa

1.199

1.728

– Grond en gebouwen

0

0

– Installaties en inventarissen

75

98

– Projecten in uitvoering

0

0

– Overige materiële vaste activa

1.124

1.630

Vlottende activa

61.193

57.936

Voorraden en onderhanden projecten

53

60

Vorderingen

26.117

53.366

– Debiteuren

13.100

43.994

– Overige vorderingen en overlopende activa

13.017

9.372

Liquide middelen

35.023

4.510

Totaal activa

64.347

63.038

Passiva

   

Eigen Vermogen

214

– 2.927

– Exploitatiereserve

0

0

– Onverdeeld resultaat

214

– 2.927

Voorzieningen

8.914

7.069

Langlopende schulden

516

1.043

– Leningen bij het MvF

516

1.043

Kortlopende schulden

54.703

57.853

– Crediteuren

3.617

9.642

– Schulden aan het Rijk

0

0

– Belastingen en premies sociale lasten

680

1.652

– Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van

Financiën

527

527

– Overige schulden en overlopende passiva

49.879

46.032

Totaal passiva

64.347

63.038

Immateriële vaste activa

In 2018 heeft UBR|EC O&P verder geïnvesteerd in het project Ontwikkeling InBeeld, dat het klantvolgsysteem Regas in de toekomst zal vervangen. Bij ingebruikname zullen de investeringen worden afgeschreven. Op de Software Carrières Sites Overheid bij UBR|EC O&P heeft een desinvestering plaatsgevonden.

Materiële vaste activa

De investeringen en desinvesteringen in 2018 bestaan voornamelijk uit vervoermiddelen bij UBR|IPKD.

Vorderingen

De vorderingen bestaan uit € 12,1 mln. nog te factureren termijnen (circa 0,6 maand omzet, in 2017: 0,5 maand), overige nog te vorderen bedragen van € 0,1 mln., € 0,6 mln. vooruitbetaalde kosten en € 0,2 mln. nog te verrekenen overige kosten.

Het aandeel van het moederdepartement in de nog te ontvangen bedragen is € 3,2 mln., van overige departementen € 8,9 mln. en van derden € 0,9 mln.

Debiteuren

De post debiteuren bestaat uit: moederdepartement inclusief de rijksbreed opererende agentschappen € 1,3 mln., overige departementen € 11,0 mln. en overige debiteuren € 1,8 mln. en bedraagt circa 0,7 maand omzet (2017: 2,7 maand).

Liquide middelen

De toename van de positie van de liquide middelen is vooral te danken aan de afname van de debiteurenstand.

Eigen vermogen

Eind augustus 2018, heeft de eigenaar het negatieve eigen vermogen aangezuiverd met € 2,9 mln. tot nihil. Na verwerking van het resultaat 2018 resteert een positief eigen vermogen van € 0,2 mln.

Voorzieningen

In het kader van de sanering bij een aantal organisatieonderdelen van UBR hebben 20 medewerkers de VWNW-status gekregen en zijn met 19 medewerkers nadere afspraken (vaststellingsovereenkomsten) gemaakt over een aanstaande beëindiging van het dienstverband. De eind 2014 gevormde saneringsvoorziening (€ 7,3 mln.) bedraagt na de onttrekkingen in de jaren 2015 tot en met 2018 € 2,1 mln. In 2018 is € 0,42 mln. aan deze voorziening onttrokken. Op basis van de huidige berekeningen kan worden geconcludeerd dat de mobiliteitsvoorzieningen tot en met einddatum 2024 toereikend zijn.

Voor de afwikkeling van de grafische dienstverlening is eind 2014 een voorziening gevormd van € 12,1 mln. Na de onttrekkingen in 2014 tot en met 2017 en 2018 (€ 7,7 mln., resp. € 0,4 mln.) resteert eind 2018 een voorziening van € 4,0 mln.

De voorziening verliesgevende opdrachten is in 2018 verhoogd naar (€ 0,2 mln.).

Een juridische claim als gevolg van onvolledige BTW-heffing voor dienstverlening bedrijfszorg heeft UBR genoodzaakt een voorziening te treffen (€ 1 mln.). Daarnaast is er een voorziening getroffen als gevolg van een juridisch geschil over de kostenontwikkeling van een ICT-applicatie (€ 1,5 mln.).

Leningen bij het Ministerie van Financiën

In 2018 heeft UBR geen beroep gedaan op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën.

Crediteuren

Van het crediteuren bedrag heeft € 0,9 mln. betrekking op overige departementen en € 2,7 mln. op derden.

Belastingen en premies sociale lasten

De belastingen en premies sociale lasten bestaat voornamelijk uit af te dragen BTW € 0,6 mln.

Overige schulden en overlopende passiva

De overige schulden en overlopende passiva bestaan uit € 23,1 mln. nog te betalen kosten, € 6,9 mln. vooruitgefactureerde bedragen, € 9,6 mln. voor personeelsgerelateerde verplichtingen, € 7,4 mln. nog te besteden gelden en € 2,9 mln. overige schulden.

Het aandeel van het moederdepartement in de overlopende verplichtingen en overlopende passiva is € 30,6 mln., van overige departementen € 5,2 mln. en van derden € 14,1 mln.

Kasstroomoverzicht over 2018

Kasstroomoverzicht over 2018 (bedragen x € 1.000)
   

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2018 + stand depositorekeningen

18.541

4.508

– 14.033

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

204.631

297.662

93.031

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

– 203.163

– 269.294

– 66.131

2.

Totaal operationele kasstroom

1.468

28.368

26.900

 

Totaal investeringen (–/–)

– 1.000

– 938

62

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

684

684

3.

Totaal investeringskasstroom

– 1.000

– 254

746

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

2.927

2.927

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 527

– 527

0

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

– 527

2.400

2.927

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2018+ stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand 0,5 miljoen €.

18.482

35.022

16.540

Toelichting

De positieve operationele kasstroom is een gevolg van een afname in de debiteurenstand eind 2018.

De investeringen in 2018 bestaan voornamelijk voor € 0,6 mln. uit immateriële vaste activa bij UBR|EC O&P en voor € 0,2 mln. aan vervoermiddelen bij UBR|IPKD

De desinvestering heeft betrekking op Software Carriéres Sites Overheid bij UBR|EC O&P en de verkoop van vervoersmiddelen bij UBR|IPKD.

De storting door het moederdepartement betreft de aanvulling van het eigen vermogen tot nihil.

De aflossingen op de leningen Ministerie van Financiën betreffen de drie aflossingsdelen van de leningen bij UBR|IPKD.

Doelmatigheidsindicatoren

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2018

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2015

2016

2017

2018

2018

Kostprijzen per product (groep) (indexcijfer)

102,2

102,8

107,3

110,1

106,8

Tarieven/uur (indexcijfer)

101,6

103,1

105,8

110,2

106,8

Omzet per FTE

129.883

148.229

142.431

159.773

135.083

           

FTE totaal (excl. externe inhuur)

1.045

1.256

1.391

1.495

1.515

           

Saldo van baten en lasten (%)

– 0,6%

– 3,9%

– 1,5%

0,1%

0

           

Kwaliteitsindicator 1 – KTO

zie toelichting

zie toelichting

n.v.t.

n.v.t.

7,1

Kwaliteitsindicator 2 – MTO:

in 2016

 

in 2018

6,8

7,5

Werkplezier

 

6,9

– 

6,8

– 

Werkdruk

 

5,3

– 

5,6

– 

Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in:

lopend

gereed

– 

– 

– 

           

Omschrijving specifiek Deel

         

Tevredenheid dienstverlening:

         

UBR|Bv&F

     

7

7

UBR|EC O&P

     

nvt

7

UBR|HIS

     

8,8

7

UBR|ICG

     

8,1

8

Toelichting

N.B. Gezien de grote verscheidenheid aan productgroepen heeft UBR ervoor gekozen te werken met een indexcijfer. In de jaarrekening van UBR geeft de specificatie van de omzet per organisatieonderdeel het inzicht in de omzet per productgroep.

Verloop indexcijfers

UBR heeft rekening gehouden in haar kostprijzen en verkooptarieven met loon- en prijsstijgingen en compenserende factoren. De gehanteerde tarieven zijn gelijk aan de door de eigenaar goedgekeurde tarieven zoals opgenomen in het jaarplan UBR 2018. In 2018 heeft UBR de tarieven verhoogd ter dekking van de gestegen looncomponenten en een beperkte prijsstijging op materiele kosten.

Omzet per fte

De begrote omzet per fte bedraagt € 135.083 ten opzichte van een gerealiseerde omzet per fte van € 159.773. De gerealiseerde omzet per fte is ruim hoger dan begroot. Omzetgroei heeft zich UBR-breed voorgedaan. Het onderliggende fte-aantal is beperkt meegegroeid. Groei in werkzaamheden is deels opgevangen door stijgende externe inhuur. Naast verhoging van de onderliggende prestaties is de stijging van omzet ook een gevolg van de gestegen verkooptarieven.

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

Het aantal fte’s in 2018 komt nagenoeg overeen met het begrote aantal.

Saldo van baten en lasten

Het saldo van de baten en lasten uitgedrukt in een percentage van de omzet bedraagt 0,1%.

13. JAARVERANTWOORDING VAN HET BATEN-LASTENAGENTSCHAP FMHAAGLANDEN (FMH) PER 31 DECEMBER 2018

Inleiding

FMHaaglanden (FMH) is de professionele dienstverlener voor rijksorganisaties in de Haagse regio. FMH levert werkplekken met faciliteiten die het mogelijk maken dat mensen comfortabel kunnen werken, met aandacht voor service in nabijheid, klanttevredenheid en eenvoud in bekostiging en aansturing. Alle dienstverlening wordt door FMH gecontracteerd en geregisseerd en in samenhang op en rond de werkomgeving aangeboden.

In 2018 levert FMH dienstverlening voor kerndepartementen, uitgezonderd Algemene Zaken, en diverse rijksorganisaties in de regio Den Haag. Voor Financiën levert FMH alleen personenvervoer. FMH is naast dienstverlener ook regievoerder en heeft met de implementatie van DBFMO-contracten op de panden Bezuidenhoutseweg 30 (B30) en Rijnstraat 8 (R8) een hybride karakter gekregen.

Producten en diensten

FMH verzorgt producten en diensten zoals: vergaderservices en catering, inrichting van werkplekken, verhuizingen, post en reprografie, kantoorartikelen, schoonmaak, vervoer, gebouwbeheer en onderhoud, verbouwingen, telefonie, veiligheid, receptiediensten en advisering.

Levert FMH een product niet rechtstreeks zelf aan de klant, dan zorgt het voor de benodigde contractuele afspraken met markt- of rijkstoeleveranciers.

Speerpunten 2018

Veranderingen verzorgingsgebied

Namens het Directoraat-Generaal Overheidsorganisatie (DGOO) heeft FMH in 2018 de rol van gemandateerd opdrachtgever (GO) vervuld voor diverse masterplanprojecten. De realisatie en inhuizing van de panden Koningskade en Terminal Zuid zijn in 2018 afgerond.

Vormgeven en intensiveren samenwerking en partnerschap

Binnen DGVBR-verband is gewerkt aan voorstellen om de klantnabijheid op operationeel, tactisch en strategisch niveau beter en in verbinding te organiseren. Tevens zijn in samenwerking met de SSO’s van BZK en het RVB (RVB) voorstellen uitgewerkt om te komen tot stabiele en (meerjarig) voorspelbare tarieven.

Naast de samenwerking binnen DGVBR heeft FMH samen met Belastingdienst, Dienst Justitiële Inrichtingen en Rijkswaterstaat als concerndienstverleners (CDV’s) in het Landelijk Facilitair Management Overleg verder gewerkt aan de harmonisatie van de facilitaire dienstverlening.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap FMHaaglanden 2018

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)–(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie 2017

Baten

       

Omzet

106.452

127.994

21.542

121.362

– Omzet moederdepartement

81.878

87.066

5.188

78.651

– Omzet overige departementen

24.163

38.042

13.879

40.417

– Omzet derden

411

2.886

2.475

2.294

Rentebaten

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

5

5

5

Bijzondere baten

0

0

0

0

Totaal baten

106.452

127.999

21.547

121.367

         

Lasten

       

Apparaatskosten

99.447

118.422

18.975

112.968

– Personele kosten

30.944

38.389

7.445

36.028

Waarvan eigen personeel

24.948

33.552

8.604

31.217

Waarvan inhuur externen

5.996

4.837

– 1.159

4.811

Waarvan overige personele kosten

0

0

0

0

– Materiële kosten

68.503

80.033

11.530

76.940

Waarvan apparaat ICT

60

40

– 20

60

Waarvan bijdrage aan SSO's

29.189

55.338

26.149

39.287

Waarvan overige materiële kosten

39.254

24.654

– 14.600

37.593

Rentelasten

408

282

– 126

340

Afschrijvingskosten

6.597

5.621

– 976

6.615

– Materieel

6.597

5.621

– 976

6.615

Waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

– Immaterieel

0

0

0

0

Overige lasten

0

0

0

0

– Dotaties voorzieningen

0

0

0

0

– Bijzondere lasten

0

0

0

0

Totaal lasten

106.452

124.325

17.873

119.923

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

3.674

3.674

1.444

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

0

3.674

3.674

1.444

Omzet

De toename van de omzet moederdepartement is het gevolg van wijzigingen in het Masterplan Huisvesting Den Haag. Dit betreft het in het verzorgingsgebied blijven van Koningskade 4 en de aansluiting van Turfmarkt 244. Daarnaast is de afname van generieke dienstverlening voor een aantal producten/diensten toegenomen (o.a. vervoer).

Ook bij de omzet overige departementen is de toename een gevolg van wijzigingen in het verzorgingsgebied. Dit betreft het langer open blijven van Bezuidenhoutseweg 67 en de aansluiting van Schedeldoekshaven 101. Daarnaast is bij de panden Bezuidenhoutseweg 30 en Rijnstraat 8 sprake van hogere omzet. Dit is het gevolg van meer verzoeken tot wijzing (VtW’s) dan aanvankelijk ingeschat.

De omzet derden heeft met name betrekking op de facilitaire dienstverlening die geleverd wordt aan de Kansspelautoriteit en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers.

De baten kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

Omschrijving

vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Productgroepen

     

Generiek

90.724

109.345

18.621

Specifiek

15.728

18.856

3.128

Overige opbrengsten

 

– 207

– 207

Totaal

106.452

127.994

21.542

       

Vrijval voorzieningen

5

5

       

Rentebaten

       

Bijzondere baten

       

Totaal baten

106.452

127.999

21.547

Generiek

De Productgroep Generiek is een afgesproken pakket producten en diensten dat wordt afgenomen waarvoor een vaste prijs per vaste verrekeneenheid wordt betaald. De prijs (p) en hoeveelheid (q) staan gedurende het jaar vast. Bij substantiële wijzigingen in de dienstverlening zijn aanpassingen gedurende het jaar mogelijk.

De standaard dienstverlening in de panden Bezuidenhoutseweg 30 en Rijnstraat 8 die wordt geleverd door de consortia is ook verantwoord onder generieke dienstverlening.

De stijging van de omzet bij de generieke dienstverlening wordt veroorzaakt door een toename in het aantal te faciliteren panden als gevolg van wijzigingen in het Masterplan Huisvesting Den Haag. Daarnaast is sprake van een grotere afname van dienstverlening.

Specifiek

De productgroep Specifiek heeft betrekking op producten en diensten waarvoor de opdrachtgever afhankelijk van de afgenomen hoeveelheid, een prijs per product/dienst betaalt (o.a. catering) en/of producten en diensten waarover tussen opdrachtgever en opdrachtnemer aparte afspraken worden gemaakt (o.a. uitvoering van maatwerkprojecten).

De toename van de omzet bij specifieke dienstverlening heeft betrekking op de panden Rijnstraat 8 en Bezuidenhoutseweg 30, waar de verzoeken tot wijziging (VtW’s) meer zijn dan werd ingeschat.

Overige opbrengsten

De overige opbrengsten hebben betrekking op afrekening van de activa voor het pand Bezuidenhoutseweg 67.

Personele kosten

De hogere personele kosten zijn met name het gevolg van een toename in facilitaire dienstverlening. Als gevolg van structureel meer dienstverlening heeft FMH aanpassingen in de organisatie en formatie doorgevoerd. Dit heeft mede geleid tot de verschuiving van externe inhuur naar eigen personeel.

Daarnaast heeft de nieuwe CAO Rijk 2018 – 2020 een opwaarts effect op de kosten eigen personeel (3% salarisverhoging per 1 juli 2018).

Materiële kosten

De toename van de materiële kosten is het gevolg van een toename in de facilitaire dienstverlening.

De toename van de post bijdrage aan SSO’s heeft betrekking op de doorbelasting van de RVB voor de dienstverlening op de panden Bezuidenhoutseweg 30 en Rijnstraat 8.

Saldo van baten en lasten

FMH heeft in 2018 meer panden geserviced door wijzigingen in het Masterplan Huisvesting Den Haag. Daarnaast is de afname van de dienstverlening voor een aantal producten/diensten toegenomen. De toename in de dienstverlening is ook de oorzaak van de toename in omzet en kosten. De kosten laten echter een beperktere stijging zien dan de omzet omdat de indirecte kosten niet evenredig meestijgen met de toename in de dienstverlening.

Dit heeft geresulteerd in een positief resultaat van circa € 3,7 mln.

Balans per 31 december 2018

Balans per 31 december 2018 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2018

Balans 2017

Activa

   

Vaste activa

25.313

27.825

Immateriële vaste activa

0

0

Materiële vaste activa

25.313

27.825

– Grond en gebouwen

0

0

– Installaties en inventarissen

24.963

27.659

– Projecten in uitvoering

0

0

– Overige materiële vaste activa

351

166

Vlottende activa

35.808

40.818

Voorraden en onderhanden projecten

0

0

Vorderingen

23.209

24.729

– Debiteuren

12.234

1.304

– Overige vorderingen en overlopende activa

10.976

23.425

Liquide middelen

12.598

16.089

Totaal activa

61.121

68.643

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

9.694

7.351

– Exploitatiereserve

6.020

5.907

– Onverdeeld resultaat

3.674

1.444

Voorzieningen

0

5

Langlopende schulden

20.770

21.438

– Leningen bij het Ministerie van Financiën

20.770

21.438

Kortlopende schulden

30.657

39.849

– Crediteuren

3.190

20.182

– Schulden bij het Rijk

0

0

– Belastingen en premies sociale lasten

0

0

– Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

4.868

4.626

– Overige schulden en overlopende passiva

22.599

15.041

Totaal passiva

61.121

68.643

Materiële vaste activa

De investeringen hebben, als gevolg van de uitvoering van masterplanprojecten, voornamelijk betrekking op de inrichting van Koningskade 4, Schedeldoekshaven 101 en Bezuidenhoutseweg 73. De desinvesteringen hebben voornamelijk betrekking op de verkoop van dienstauto’s en meubilair.

Debiteuren

De post debiteuren bestaat uit: moederdepartement (€ 9,8 mln.), overige departementen (€ 0,3 mln.) en derden (€ 2,1 mln.). De stijging wordt veroorzaakt door de vordering op het RVB voor de geleverde dienstverlening met betrekking tot het leegstandsbeheer.

Overige vorderingen en overlopende activa

De post overige vorderingen en overlopende activa bestaat uit vooruitontvangen en vooruitbetaalde facturen (€ 0,2 mln.), nog te factureren bedragen (€ 6,1 mln.) en onderhanden werk (€ 4,7 mln.).

Het aandeel van het moederdepartement in de overige vorderingen en overlopende activa is € 7,9 mln., van overige departementen € 2,9 mln. en van derden € 0,2 mln.

De post nog te factureren bedragen is onder te verdelen in generieke dienstverlening (€ 3,7 mln.) en specifieke dienstverlening (€ 2,4 mln.). De generieke dienstverlening heeft voornamelijk betrekking op de extra dienstverlening die is geleverd in 2018. Dit betreft onder andere vervoer en uitbreiding verzorgingsgebied.

De toename van het onderhanden werk heeft betrekking op de uitvoering van projecten in het kader van het masterplan huisvesting.

Liquide middelen

De rekening courant bij het Ministerie van Financiën per 31 december 2018 bedraagt € 12,6 mln.

Eigen vermogen

De Regeling Agentschappen stelt dat het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap gebonden is aan een maximum van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen 3 jaar.

FMH mag hierdoor een maximum eigen vermogen hebben van € 6,08 mln. Het eigen vermogen ultimo 2018 komt uit op € 9,69 mln. en is € 3,62 mln. hoger dan de maximumomvang. Het surplus op het eigen vermogen zal bij voorjaarsnota 2019 worden afgeroomd door de eigenaar.

Het surplus over 2017 (€ 1,331 mln.) heeft FMH in 2018 afgedragen aan de eigenaar.

Leningen bij het Ministerie van Financiën

De leningen hebben betrekking op de overname van activa van aansluitende departementen en investeringen in meubilair en audiovisuele middelen binnen het verzorgingsgebied.

Het beroep op de leenfaciliteit heeft betrekking op deze investeringen.

Crediteuren

Het aandeel in de crediteuren van het moederdepartement is € 1,4 mln., van overige departementen € 0,5 mln. en van derden € 1,3 mln. Het crediteurensaldo bestaat voornamelijk uit facturen met een ouderdom van 0–30 dagen. De daling ten opzichte van 2017 heeft voornamelijk betrekking op de facturen van beveiliging die in 2017 aan het einde van het jaar zijn ontvangen.

Overige verplichtingen en overlopende passiva

Onder de post nog te betalen zijn alle bedragen opgenomen die (kortlopend) verschuldigd zijn per 31 december 2018 en die niet onder de crediteuren verantwoord zijn.

Het aandeel van het moederdepartement in de overige verplichtingen en overlopende passiva is € 18,0 mln., van overige departementen € 6,9 mln. en van derden € 2,6 mln.

De toename wordt voornamelijk veroorzaakt door de nog te ontvangen facturen voor onder andere huisvesting en personeel en organisatie en voor de dienstverlening op Rijnstraat 8 en Bezuidenhoutseweg 30.

Kasstroomoverzicht over 2018

Kasstroomoverzicht over 2018 (bedragen x € 1.000)
   

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)–(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2018 + stand depositorekeningen

12.894

16.089

3.195

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

106.452

144.152

37.700

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

– 99.855

– 142.777

– 42.922

2.

Totaal operationele kasstroom

6.597

1.375

– 5.222

 

Totaal investeringen (–/–)

– 4.200

– 3.282

918

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

173

173

3.

Totaal investeringskasstroom

– 4.200

– 3.109

1.091

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

– 1.331

– 1.331

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 3.906

– 4.626

– 720

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

4.200

4.200

0

4.

Totaal financieringskasstroom

294

– 1.757

– 2.051

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2017 + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand 0,5 miljoen €.

15.585

12.598

– 2.987

Investeringskasstroom

De investeringen hebben met name betrekking op de aanschaf van meubilair.

Financieringsstroom

De eenmalige uitkering aan het moederdepartement betreft de afroming van het eigen vermogen vanwege het overschrijden van het toegestane maximum van het eigen vermogen in 2017.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2018

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2018

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2015

2016

2017

2018

2018

Verloop tarieven generieke dienstverlening

100,0

100,0

94,4%

Omzet per productgroep (pxq)

124.668

115.165

121.362

127.994

106.452

*Basis (generiek)1

95.512

97.639

108.155

109.345

90.724

*Basis+ (specifiek)1

5.525

15.651

13.106

18.856

15.728

*Maatwerk

10.554

       

*Werkelijk

9.499

       

*Overig

3.578

1.875

101

207-

 
           

Saldo van baten en lasten (%)

6,2%

6,2%

1,2%

2,9%

0,0%

           

Personele kosten als % van de totale kosten

29,8%

32,0%

30,0%

30,9%

31,1%

Materiële kosten als % van de totale kosten

70,2%

68,0%

70,0%

69,1%

68,9%

           

Apparaatskosten (in €)

46.605

44.111

45.077

47.907

38.141

Klanttevredenheid

tevreden

nvt

nvt

tevreden

nvt

Tevredenheid specifieke dienstverlening (maatwerk)

7,6

8,0

7,7

7,7

7

Medewerkerstevredenheid

nvt

tevreden

nvt

tevreden

tevreden

FTE-totaal (excl. Externe inhuur)

426

439

451

476

432

X Noot
1

Vanaf 2016 maakt FMH onderscheid in generieke en specifieke dienstverlening

Verloop tarieven generieke dienstverlening

De eigenaar heeft met FMH een jaarlijkse efficiencytaakstelling op het apparaat afgesproken van 1,5%. FMH heeft deze taakstelling verwerkt in de tarieven.

Door wijzigingen in het verzorgingsgebied en dienstverlening is zowel prijs als de afname van dienstverlening (uitbreiding werkplekken en uitbreiding/intensivering van de te leveren producten/diensten) in 2018 gewijzigd. Een vergelijk met voorgaande jaren geeft een vertekend beeld.

Omzet per productgroep

De stijging van de omzet bij de generieke dienstverlening wordt veroorzaakt door een toename in te faciliteren panden als gevolg van wijzigingen in het Masterplan Huisvesting Den Haag. Daarnaast is sprake van een grotere afname van dienstverlening.

De toename van de omzet bij specifieke dienstverlening heeft betrekking op de panden Rijnstraat 8 en Bezuidenhoutseweg 30 waar de verzoeken tot wijziging (VtW’s) meer zijn dan aanvankelijk ingeschat.

Klanttevredenheid

Het iKTO is uitgevoerd en de respons voor 2018 komt uit op een Rijksbreed gemiddelde van 32%. De respons is nagenoeg gelijk aan 2015. De score van FMH bedraagt 3,4 (van 5) en voldoet daarmee precies aan de norm die door het LFMO is gesteld.

Tevredenheid maatwerk

Na de afronding van een project wordt een evaluatieformulier naar de klant gestuurd. De klant waardeert de uitvoering van maatwerkprojecten gemiddeld met een 7,7. Dit ligt ruim boven de streefwaarde (7,0).

FTE-totaal (excl. Externe inhuur)

De hogere bezetting is het gevolg van een structurele toename in de facilitaire dienstverlening.

14. JAARVERANTWOORDING VAN HET BATEN-LASTENAGENTSCHAP SHARED SERVICE CENTER-ICT (SSC-ICT) PER 31 DECEMBER 2018

Inleiding

SSC-ICT is het Shared Service Centrum ICT van en voor het Rijk, onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het is één van de grootste fullservice ICT-dienstverleners binnen het rijk en levert onder meer rijksbrede ICT-services. SSC-ICT ondersteunt meer dan 30.000 werkplekken en mobiele devices in Nederland en op 160 ambassadeposten over de gehele wereld. SSC-ICT beheert en ontwikkelt ruim duizend applicaties, verzorgt de housing en hosting in het overheidsdatacenter (ODC), biedt IT-diensten met extra hoge beveiligingsniveaus en voert jaarlijks zo’n 260 ICT-projecten uit.

In 2018 is gewerkt aan de uitvoering van het jaarplan «Zichtbaar Beter». Realisatie heeft plaatsgevonden van de datacenter migraties naar het ODC, de uitrol van DWR Next en de realisatie van dienstverlening ten behoeve van rijkskantoren (bijv. Rijnstraat). Medio 2018 is echter geconstateerd dat de werkvoorraad is gestegen en dat bij een aantal knelpunten onvoldoende voortgang is geboekt. Daarbij kwam dat het financieel resultaat zich negatief ontwikkelde. Op het gebied van security en storingsarme dienstverlening ontstonden grote uitdagingen terwijl de organisatie nog niet optimaal werkte.

Voor een goede analyse en advies over de juiste prioriteiten en meerjaren strategie heeft de eigenaar een extern adviesbureau gevraagd een onderzoek in twee fasen uit te voeren naar verbetermaatregelen voor de korte termijn en naar het toekomstbestendig maken van SSC-ICT vanuit een breder perspectief. Vooruitlopend hierop heeft SSC-ICT besloten in het najaar van 2018 alle nadruk te geven aan twee topprioriteiten: security én storingsarm. Op basis van het externe advies onderzoeksfase 1 heeft SSC-ICT eind 2018 aanvullende verbeteracties («No Regret» acties) bepaald. Deze hebben een doorlooptijd tot eind 2019. Rode draad daarbij is het vergroten van de (taak)volwassenheid en het verbeteren van het bedrijfsmatig functioneren, waaronder het verbeteren en versterken van de financiële functie.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Shared Service Center-ICT (SSC-ICT) 2018
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2017

Baten

       

Omzet

258.681

258.312

– 369

242.362

– Omzet moederdepartement

45.500

67.882

22.382

57.706

– Omzet overige departementen

213.181

189.764

– 23.417

184.338

– Omzet derden

0

666

666

318

Rentebaten

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

2.060

2.060

1.752

Bijzondere baten

0

29

29

6.532

Totaal baten

258.681

260.401

1.720

250.646

         

Lasten

       

Apparaatskosten

203.100

226.662

23.562

211.608

– Personele kosten

110.500

122.022

11.522

121.494

Waarvan eigen personeel

71.070

76.382

5.312

66.747

Waarvan inhuur externen

36.930

40.916

3.986

51.170

Waarvan overige personele kosten

2.500

4.724

2.224

3.577

– Materiële kosten

92.600

104.640

12.040

90.114

Waarvan apparaat ICT

67.300

85.933

18.633

74.204

Waarvan bijdrage aan SSO's

17.300

16.566

– 734

13.010

Waarvan overige materiële kosten

8.000

2.141

– 5.859

2.900

Rentelasten

250

23

– 227

46

Afschrijvingskosten

55.331

55.987

656

45.813

– Materieel

55.331

46.860

– 8.471

39.696

Waarvan apparaat ICT

55.331

46.860

– 8.471

39.696

– Immaterieel

0

9.127

9.127

6.117

Overige lasten

0

2.682

2.682

34.352

– Dotaties voorzieningen

0

1.424

1.424

14.435

– Bijzondere lasten

0

1.258

1.258

19.917

Totaal lasten

258.681

285.354

26.672

291.819

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

– 24.953

– 24.953

– 41.173

Agentschapsdeel Vpb-baten

0

0

0

6

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

– 19

– 19

0

Saldo van baten en lasten

0

– 24.972

– 24.972

– 41.167

Toelichting staat van baten en lasten

Overzicht foutherstel en reclassificatie 2017

Foutherstel extra licenties 2017

Het minder eigen gebruik van extra licenties in 2017 heeft geleid tot een herberekening in de vergelijkende cijfers over 2017. De eigen licenties van 2 klanten zijn toen meegeteld en de licenties in bezit waren hierop in mindering gebracht. In de herberekening over 2017 zijn beide gegevens buiten beschouwing gelaten. Dit heeft geresulteerd in de volgende balansmutaties met een resultaateffect dat leidt tot een extra verlies van 1,4%.

   

x € 1.000

Hoofdcategorie

Subcategorie

Mutatie

Immateriële vaste activa (aanschafwaarde)

Software en licenties

– 2.160

Immateriële vaste activa (cum. waardeverminderingen en afschrijvingen)

Software en licenties

45

Immateriële vaste activa (boekwaarde)

Software en licenties

– 2.115

     

Overige vorderingen en overlopende activa

Vooruitbetaalde kosten

– 348

Langlopende schulden

Leningen bij het Ministerie van Financien

2.115

Kortlopende schulden

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

– 2.115

Voorzieningen

Voorziening onderhoud licenties

– 1.000

     

Totaal mutatie in eigen vermogen

Onverdeeld resultaat

– 3.463

De mutaties binnen de staat van baten en lasten met resultaateffect leidt tot een extra verlies van 1,4%.

   

x € 1.000

Hoofdcategorie

Subcategorie

Mutatie

Materiële kosten

Waarvan apparaat ICT

– 30

Afschrijvingskosten

Immaterieel

– 45

Overige lasten

Dotaties voorzieningen

1.000

Overige lasten

Bijzondere lasten

2.538

     

Saldo van baten en lasten

Totaal mutatie extra verlies in resultaat 2017

3.463

Reclassificaties 2017

Vanwege nieuwe onderdelen in de Rijksbegrotingsvoorschriften zijn er mutaties doorgevoerd in de vergelijkende cijfers van 2017 zonder resultaatseffect. De voorraad cadeaubonnen hebben een geldwaarde en zijn daarom overgeheveld. De onderhanden projecten zijn geanalyseerd en overgeheveld.

Binnen de debiteuren was in 2017 sprake van een verkeerde categorie. Als laatste is een vordering die onder de schulden was verantwoord overgeheveld naar de overige vorderingen. Dit heeft geleid tot de volgende aanpassingen zonder resultaatseffect.

   

x € 1.000

Hoofdcategorie

Subcategorie

Mutatie

Kortlopende schulden

Belastingen en premies sociale lasten

65

Kortlopende schulden

Overige schulden en overlopende passiva

– 65

Kortlopende schulden

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

77.063

Kortlopende schulden

Overige schulden en overlopende passiva

– 77.063

Voorraden en onderhanden projecten

Voorraad cadeaubonnen

– 5

Liquide middelen

Voorraad cadeaubonnen

5

Voorraden en onderhanden projecten

Onderhanden projecten

2.583

Overige vorderingen en overlopende activa

Nog te factureren projecten

– 2.583

Debiteuren

Overige departementen

376

Debiteuren

Agentschappen

– 376

Overige vorderingen en overlopende activa

Overige vorderingen

35

Overige schulden en overlopende passiva

Nog te verrekenen

– 35

Saldo van baten en lasten

Geen effect op resultaat 2017

0

Binnen de staat van baten en lasten waren een aantal posten niet goed verantwoord in de juiste hoofd- en subcategorie. Dit heeft geleid tot de volgende aanpassingen zonder resultaatseffect.

   

x € 1.000

Hoofdcategorie

Subcategorie

Mutatie

Personele kosten

Waarvan eigen personeel

3

Materiële kosten

Waarvan apparaat ICT

– 3

Personele kosten

Waarvan overige personele kosten

144

Materiële kosten

Waarvan apparaat ICT

– 144

Materiële kosten

Waarvan overige materiële kosten

958

Materiële kosten

Waarvan apparaat ICT

– 958

   

0

Baten

De totale baten komen € 1,7 mln. hoger uit dan de begroting. De baten bestaan voornamelijk uit de omzet van de financiële afspraken met klanten op basis van de afgesloten Dienstverleningsafspraken (DVA’s) alsmede zogenaamde maatwerkopdrachten ten behoeve van de klanten.

Omzet

Per saldo komt de omzet € 0,4 mln. lager uit dan de vastgestelde begroting. De omzet van het moederdepartement is € 22,4 mln. hoger dan begroot. Als gevolg van de departementale herindeling hebben in 2018 verschuivingen plaatsgevonden van de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Infrastructuur en Waterstaat (I&W) naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). De toename in het personeelsbestand van het moederdepartement heeft een opwaarts effect heeft gehad op de afname van accounts, devices, storage etc. De omzet van de departementen en agentschappen is € 23,4 mln. lager ten opzichte van de begroting. In de loop van het jaar zijn financiële afspraken die op basis van Dienstverleningsafspraken worden gemaakt neerwaarts bijgesteld. Tevens zijn enkele maatwerkopdrachten niet doorgegaan te weten: SAP HANA (P-Direkt) en dienstverlening voor de buitenlandse posten, tezamen € 12,0 mln.

x € 1.000

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2018

Realisatie 2017

Moederdepartement

45.500

67.882

57.706

Overige departementen

213.181

189.764

184.338

Derden

0

666

318

Totaal

258.681

258.312

242.362

x € 1.000

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2018

Realisatie 2017

       

Generiek

0

10.646

11.514

Gemeenschappelijk

0

215.767

191.903

Specifiek

0

31.899

38.945

Totaal

258.681

258.312

242.362

Lasten

Personeel

Op personeelsgebied is de formatie in 2018 verder gevuld, van 907 fte per 1 januari naar 998 fte per 31 december per saldo € 5,3 mln. hoger dan de vastgestelde begroting). Dit is onder andere het effect van de verambtelijking. In 2018 zijn 22 externen verambtelijkt. Daarbij komt dat als gevolg de CAO-aanpassing van 3%, de loonkosten zijn gestegen. Het effect daarvan was € 1,1 mln. Tevens heeft de harmonisatie van het functiehuis van SSC-ICT € 2,0 mln. extra kosten met zich meegebracht. Hierdoor zijn ook de overige personeelskosten gestegen. De totale inhuurkosten zijn ten opzichte van de begroting met € 4,0 mln. hoger uitgevallen. Dit is met name veroorzaakt door een stijging van de externe uurtarieven. Per 1-1-2018 was dit € 79,29 en per 31-12-2018 € 84,39. Ten opzichte van 2017 zijn de inhuurkosten met € 10,2 mln. afgenomen, maar door de spanning op de arbeidsmarkt konden de inhuurkosten niet verder worden afgebouwd tot het niveau van de vastgestelde begroting.

Materieel

De stijging van de materiële kosten ten opzichte van de vastgestelde begroting is € 12,0 mln. Dit wordt vooral veroorzaakt door de toename van licenties die verbonden zijn aan het DWR Next concept, inclusief de daaraan verbonden onderhoudskosten. Dit naast onvoorziene structurele meerkosten voor huisvesting (€ 1,5 mln.), facilitaire dienstverlening (€ 2,4 mln.) en incidentele meerkosten voor de migratie datacenters (€ 1,7 mln.) en de verhuizing van Zoetermeer naar Den Haag in het kader van de eenwording SSC-ICT (€ 0,7 mln.).

Afschrijving

De totale afschrijvingskosten zijn € 0,7 mln. hoger dan geraamd in de vastgestelde begroting. Dit heeft te maken met de gestegen immateriële activa en de activering van licenties, beiden vanwege DWR Next.

Overige lasten

De post overige lasten is € 2,1 mln. hoger dan de vastgestelde begroting. Voor wat betreft dubieuze debiteuren is door SSC-ICT een analyse uitgevoerd op de openstaande vorderingen ouder dan 360 dagen (€ 3,1 mln.) uit 2015, 2016 en 2017, met gebruikmaking van een aantal criteria teneinde te kunnen beoordelen of SSC-ICT wel of niet een voorziening moet treffen. Dit heeft geleid tot een extra dotatie voorzieningen dubieuze debiteuren van ruim € 1,4 mln.

x € 1.000

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2018

Realisatie 2017

Dotatie voorziening migratie datacenters

0

0

2.293

Dotatie voorziening onderhoud licenties

0

0

12.142

Dotatie voorziening Dubieuze debiteuren

0

1.424

0

Totaal

0

1.424

14.435

Bijzondere lasten

De bijzondere lasten worden gevormd door de desinvesteringen van met name devices die vervroegd worden afgeschreven vanwege diefstal, verlies of dusdanige beschadiging dat ze niet langer bruikbaar zijn. Daarnaast is sprake van versnelde afschrijving, vanwege het in overleg stopzetten van specifieke dienstverlening voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ), waar reeds activatie had plaatsgevonden van devices en software. BZ betaalt overigens de kosten van deze versnelde afschrijving.

x € 1.000

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2018

Realisatie 2017

Resultaat desinvesteringen

0

781

320

Nagekomen lasten vorige boekjaren

0

0

0

Overige bijzondere lasten

0

477

19.597

Totaal

0

1.258

19.917

Saldo van baten en lasten

Het verlies van € 25,0 mln. wordt voornamelijk veroorzaakt door enerzijds hogere apparaatskosten van per saldo circa € 5 mln. (met name in de huisvesting, facilitaire dienstverlening en restant Programma migratie ICT diensten) en anderzijds door achtergebleven opbrengsten in zowel de reguliere (€ 9,8 mln.) als in de maatwerkdienstverlening (€ 8 mln.). Voor een deel wordt de teruggelopen opbrengst in de maatwerkdienstverlening veroorzaakt door de versterkte inzet op storingsarme dienstverlening en security. Daarnaast zijn enkele grote maatopdrachten met een gezamenlijke omzetraming van € 12,0 mln. niet doorgegaan. Dit betreft SAP HANA (BZK/P-Direkt) en dienstverlening buitenlandse posten (BZ).

Balans per 31 december 2018

Balans per 31 december 2018 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2018

Balans 2017

Activa

   

Vaste activa

107.604

123.983

Immateriële vaste activa

22.351

26.311

Materiële vaste activa

85.253

97.672

– Grond en gebouwen

0

0

– Installaties en inventarissen

1.797

2.108

– Projecten in uitvoering

0

0

– Overige materiële vaste activa

83.456

95.564

Vlottende activa

50.368

55.105

Voorraden en onderhanden projecten

2.948

2.583

Vorderingen

39.964

49.112

– Debiteuren

11.618

12.682

– Overige vorderingen en overlopende activa

28.346

36.430

Liquide middelen

7.456

3.410

Totaal activa

157.972

179.088

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

– 22.434

– 43.267

– Exploitatiereserve

2.538

– 2.100

– Onverdeeld resultaat

– 24.972

– 41.167

Voorzieningen

9.129

14.435

Langlopende schulden

55.762

70.320

– Leningen bij het Ministerie van Financiën

55.762

70.320

Kortlopende schulden

115.515

137.600

– Crediteuren

17.409

32.830

– Belastingen en premies sociale lasten

191

65

– Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

60.841

79.179

– Overige schulden en overlopende passiva

37.074

25.526

Totaal passiva

157.972

179.088

Toelichting

Immateriële vaste Activa

In 2018 zijn de investeringen DWR Next, licenties en software, opgenomen als immateriële activa. De post Activa in ontwikkeling betrof het project Plekchecker die in 2018 in gebruik is genomen en nu is verantwoord onder de post immateriële vaste activa. Desinvesteringen betreft het project Sina voor BZ welke eind 2018 zijn betaald.

Materiele vaste activa

In 2018 zijn investeringen gedaan in laptops en tablets ten behoeve van het rijksbrede mobiel werken en de uitbreiding van datacenter hosting.

Debiteuren

De posten ouder dan 360 dagen zijn grotendeels voorzien of er is een betalingsregeling getroffen met de desbetreffende debiteur.

De stand van de debiteuren kan als volgt worden gespecificeerd:

x € 1.000
 

31-12-2018

31-12-2017

Moederdepartement

3.811

1.907

Overige departementen

9.568

12.496

Derden

48

376

 

13.427

14.779

–/– Voorziening dubieuze debiteuren

– 1.809

– 2.097

Totaal

11.618

12.682

Per vordering wordt bezien of er dispuut bestaat over de betaling van de vordering en zo ja wat de kans is dat de vordering niet betaald wordt. Het bedrag dat hieruit volgt eind 2018, bedraagt € 1,2 mln. Het verloop van de voorziening dubieuze debiteuren is als volgt:

x € 1.000
 

Stand per

31-12-2017

Vrijval 2018

Dotatie

2018

Onttrekking

2018

Stand per

31-12-2018

Voorziening dubieuze debiteuren

– 2.097

1.176

– 1.424

536

– 1.809

           

Totaal

– 2.097

1.176

– 1.424

536

– 1.809

Overige vorderingen en overlopende activa

De afname van € 4,6 mln. op de vooruitbetaalde kosten ten opzichte van 2017 wordt vooral verklaard doordat de eeuwigdurende licenties worden geactiveerd als Immateriële vaste activa. Deze zorgen voor de afname in de vooruitbetaalde kosten. De daling bij de nog te factureren projecten is het gevolg van intensivering van facturatiebeleid eind 2018.

x € 1.000
 

31-12-2018

31-12-2017

Vooruitbetaalde kosten

23.884

28.482

Overige vorderingen

200

378

Nog te factureren projecten

4.262

7.570

Totaal

28.346

36.430

De specificatie naar afnemersgroep is als volgt:

x € 1.000
 

31-12-2018

Overige vorderingen en overlopende activa Moederdepartement

974

Overige vorderingen en overlopende activa overige departementen

3.402

Overige vorderingen en overlopende activa derden

23.970

 

28.346

Liquide middelen

x € 1.000
 

31-12-2018

31-12-2017

Rekening courant Rijkshoofdboekhouding

7.451

3.405

Voorraad cadeaubonnen

5

5

Totaal

7.456

3.410

De stijging van het saldo op de Rekening Courant Rijkshoofdboekhouding wordt vooral verklaard door de kapitaalstorting door het moederdepartement van € 6,0 mln.

Eigen vermogen

Het eigen vermogen bestaat uit de exploitatiereserve en het onverdeelde resultaat uit het verslagjaar.

Op grond van 5% van de gemiddelde omzet over de jaren 2016 tot en met 2018, bedraagt de maximaal toegestane stand van het eigen vermogen € 12,3 mln.

x € 1.000
 

Vermogensmutatie

2017

Mutatie

2018

Stand per 1 januari

– 2.100

– 41.167

– 43.267

 

Toevoeging door moederdepartement

0

45.805

45.805

 

Exploitatieresultaat 2017

– 41.167

41.167

0

 

Onverdeeld resultaat 2018

0

– 24.972

– 24.972

         

Stand per 31 december

– 43.267

20.833

– 22.434

De toevoeging moederdepartement bestaat uit 2 dotaties:

  • 1) Dotatie in verband met het negatieve vermogen per 31 december 2017 ad € 39,8 mln.

  • 2) Dotatie in verband met het voorziene verlies over 2018 ad € 6 mln.

De 2e dotatie is op grond van artikel 25, lid 3 van de Regeling Agentschappen in principe niet toegestaan. Echter de Minister van Financiën heeft, gebruikmakend van zijn bevoegdheden conform artikel 33 Regeling Agentschappen, toestemming gegeven voor deze dotatie.

Voorzieningen

De migratie datacenters is in 2018 afgerond. Aan het Programma Migratie Infrastructuur (PMI) is eind 2017 decharge verleend. De resterende activiteiten werden in de lijn voortgezet in 2018.

Hiertoe werd in 2017 een nieuwe voorziening gevormd, de voorziening migratie datacenters. De voorziening onderhoud licenties is voor de komende drie jaar.

x € 1.000
 

Stand per

31-12-2017

Vrijval 2018

Dotatie 2018

Onttrekking 2018

Stand per

31-12-2018

Voorziening migratie datacenters

2.293

– 884

0

– 1.409

0

Voorziening onderhoud licenties

12.142

0

0

– 3.013

9.129

           

Totaal

14.435

– 884

0

– 4.422

9.129

Langlopende schulden

Op basis van de investeringen in vaste activa die in 2018 plaatsvonden, is in 2018 voor € 34,3 mln. aan nieuwe leningen afgesloten. In 2018 is € 67,2 mln. afgelost op de leenfaciliteiten. De kortlopende aflossingsverplichting voor 2019 bedraagt € 60,8 mln. Dit bedrag is opgenomen onder de kortlopende schulden.

Kortlopende schulden

De kortlopende schulden nemen af ten opzichte van 2017, dit wordt verklaard door de betaling in januari 2018 van één grote openstaande factuur. Hiernaast worden de lagere kortlopende schulden verklaard door de aflossingsverplichting van kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën. Verder nemen de overige schulden en overlopende passiva toe. De post «nog te ontvangen facturen» betreft kosten waarvan de activiteiten in 2018 zijn gerealiseerd maar de factuur nog ontbreekt. De post «opgebouwde rechten van het personeel» laat een verdere stijging zien in 2018. Dit wordt verklaard door de toename van het aantal fte ambtelijk personeel in 2018 alsmede de cao-verhoging van 3% per 1 juli 2018.

x € 1.000
 

31-12-2018

31-12-2017

Nog te ontvangen facturen

26.723

16.563

Nog te verrekenen

2.024

1.810

Vooruit gefactureerde bedragen

1.980

1.789

Opgebouwde rechten personeel

6.347

5.153

Overige schulden en overlopende passiva

0

211

     

Totaal

37.074

25.526

De specificatie naar afnemersgroep is als volgt:

x € 1.000

Overige verplichtingen en overlopende passiva Moederdepartement

17.542

Overige verplichtingen en overlopende passiva Overige Ministeries

1.950

Overige verplichtingen en overlopende passiva Derden

17.582

37.074

x € 1.000
 

31-12-2017

Oud saldo overige schulden en overlopende passiva 31-12-2017

102.619

Naar overige vorderingen en overlopende activa

35

Naar belastingen en premies sociale lasten

– 65

Naar Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

– 77.063

   

Nieuw saldo overige schulden en overlopende passiva 31-12-2017

25.526

Kasstroomoverzicht over 2018

Kasstroomoverzicht over 2018 (bedragen x € 1.000)
   

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie 2018

(3)=(2)–(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2018 + stand depositorekeningen

17.000

3.410

– 13.590

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

258.681

267.478

8.797

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

– 203.350

– 236.735

– 33.385

2.

Totaal operationele kasstroom

55.331

30.743

– 24.588

 

Totaal investeringen (–/–)

– 30.000

– 40.424

– 10.424

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

818

818

3.

Totaal investeringskasstroom

– 30.000

– 39.606

– 9.606

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

45.805

45.805

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 55.331

– 67.196

– 11.865

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

30.000

34.300

4.300

4.

Totaal financieringskasstroom

– 25.331

12.909

38.240

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2018 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 mln. €.

17.000

7.456

– 9.544

Toelichting

De investeringen in ICT-goederen (hard- en software) in 2018 bedroegen € 40,4 mln. De investeringen zijn per saldo hoger dan begroot. Dit wordt, naast de toename van de waarde, veroorzaakt door duurdere en meer mobiele devices zoals laptops, tablets en datacenter-hosting, de vervanging van reeds afgeschreven activa en de toename van de immateriële vaste activa.

SSC-ICT roept met ingang van 2017 meerdere keren per jaar de leningen af. De planning is aan het eind van ieder kwartaal. Voor 2018 bedraagt het beroep op leenfaciliteit € 34,3 mln.

De stand van de rekening-courant RHB per 31 december 2018 ad € 7,5 mln. is de resultante van het behaalde resultaat en het saldo van de in deze jaren opgebouwde vorderingen- en schuldenpositie.

Toelichting doelmatigheidsindicatoren

SSC-ICT is de rijksbrede shared service organisatie die de Rijksdienst ondersteunt met generieke en gemeenschappelijk ICT oplossingen. Door de inzet van moderne ICT-hulpmiddelen wordt de doelmatigheid van de Rijksdienst vergroot. Met de bundeling van ICT-taken binnen SSC-ICT wordt de in de projecten 4 en 7 van het Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst beoogde efficiencyslag gerealiseerd.

Doelmatigheidskengetallen

Onderstaand worden de doelmatigheidskengetallen gepresenteerd. Het generieke en specifieke deel in onderstaande tabel bevat de in de Vastgestelde begroting opgenomen kengetallen. Inherent aan het shared service karakter gelden deze voor het hele jaar en zijn ze voor alle opdrachtgevers hetzelfde.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2018
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Vastgestelde begroting 2018

Omschrijving Generiek Deel

         

Taakstellende tariefverlaging

3,0%

1,5%

0,0%

0,0%

0,0%

           

Kostprijs voor beheertaken (werkplektarief)

1.935

1.470

1.570

2.325

 

Kostprijs backend werkomgeving

 

670

780

865

780

Kostprijs locatiegebonden werkplek

 

650

680

795

680

Kostprijs Kiosk PC incl monitor

 

310

270

325

270

           

Totale omzet per product of dienst

216.791

234.744

242.362

258.312

258.681

Generiek (infrastructuur, rijksportaal en samenwerkfunctionaliteit, ODC DH km²)

14.046

12.105

11.514

10.646

NB

Gemeenschappelijk (basis kantoorautomatisering + hosting)

118.904

168.293

191.903

215.767

NB

Specifiek (plusdiensten en maatwerk)

83.841

54.346

38.945

31.899

NB

           

Formatie en bezetting

         

FTE-totaal (excl. Externe inhuur)

650,0

720,2

834,4

963,8

925,1

Aantal externe FTE's in % van de totale FTE’s

33,9%

36,5%

27,9%

22,1%

23,3%

           

Saldo van baten en lasten (%)

– 3,0%

– 7,8%

– 17,0%

– 9,7%

0,0%

           

Klanttevredenheid (KTO)

7

7

6,9

6,8

7

Medewerkertevrededenheid (MTO)

7

NB

6,8

6,2

7

 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Vastgestelde begroting 2018

Omschrijving Specifiek Deel- ICT Diensten

         

Beschik-/betrouwbaarheid basisfunctionaliteit1

100,0%

100,0%

100,0%

NB

99,9%

Geleverd binnen gestelde termijn2

85,0%

91,0%

90,0%

71,0%

90,0%

Incidenten hersteld binnen afgesproken tijd

91,0%

88,0%

87,0%

96,0%

90,0%

           

Kwaliteit beantwoorden vragen

         

– beantwoorden helpdeskvragen binnen afgesproken tijd1

85,0%

99,0%

97,0%

NB

95,0%

– direct beantwoorden helpdeskvragen

67,0%

88,2%

86,0%

83%

80,0%

X Noot
1

Als gevolg van het niet meer bijhouden van de voortgang kan geen waarde meer worden bepaald voor deze KPI’s

X Noot
2

Als gevolg van het nog niet volledig op elkaar afgestemd zijn de administratieve processen bij de afnemers – o.a. BZ – kan weinig waarde aan deze KPI worden gehecht.

Toelichting generiek deel doelmatigheidsindicatoren

In 2018 gold geen taakstelling voor SSC-ICT. De tarieven 2018 zijn ten opzichte van 2017 gestegen met 5%. Dit werd veroorzaakt door investeringen ten behoeve van de opvang van datagroei, uitbreiding van dienstverlening en het toepassen van de voorgeschreven loon-prijsindex.

Het aantal ambtelijk FTE is in 2018 verder gestegen als gevolg van verambtelijking en succesvolle werving. Daarnaast heeft de sturing op het aantal externe FTE effect gehad. Dit percentage daalde van 33,9% in 2015 naar 22,1% in 2018. Het lange termijn doel van SSC-ICT hiervoor staat op 25%.

Toelichting specifieke deel doelmatigheidsindicatoren

Geleverd binnen de gestelde termijn

Dit betreft de standaard aanvragen die binnen de afgesproken servicelevels zijn afgehandeld. Het ongecorrigeerde cijfer is gedaald naar 71%. Aandachtspunt blijft dat in de BZ-omgeving veel verzoeken wel worden uitgevoerd, maar niet administratief worden gesloten.

Incidenten hersteld binnen de afgesproken tijd.

De score op doorlooptijd incidentafhandeling is 96%. Hierbij moet worden opgemerkt dat de Service Level Agreements (SLA’s) nog niet volledig in TOPdesk zijn opgenomen, waardoor incidenten niet volledig conform SLA’s worden geregistreerd. In TOPdesk zijn basis servicelevels opgenomen die zo goed mogelijk de SLA’s benaderen. Het aantal incidenten dat binnen de streefdatum is opgelost is stabiel rond 96%. Over het hele jaar heeft SSC-ICT continue ruim boven de 90% gescoord. Dit is gemiddeld een forse verbetering ten opzichte van 2017 (87,0%).

Direct beantwoorden van helpdeskvragen:

Dit betreft de gemiddelde tijd in seconden die gebruikers hebben moeten wachten voordat de telefoon bij de helpdesk van SSC-ICT wordt beantwoord. De afspraak is binnen 30 seconden. De servicedesk heeft in 2018 met verloop en onderbezetting te maken gehad. In combinatie met het grote aantal Major Incidents heeft dit ertoe geleid dat de responsetijden in 2018 hoger waren dan verwacht mag worden. De gemiddelde responsetijd over geheel 2018 komt uit op 55 seconden. Het aantal major Incidents in 2018 was 134. In 2017 was dit 113.

15. JAARVERANTWOORDING VAN HET BATEN-LASTENAGENTSCHAP RIJKSVASTGOEDBEDRIJF (RVB) PER 31 DECEMBER 2018

Inleiding

Het Rijksvastgoedbedrijf is de vastgoedorganisatie van en voor de Rijksoverheid en is als baten- lastenagentschap onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het Rijksvastgoedbedrijf is verantwoordelijk voor het beheer en instandhouding van vastgoedobjecten in gebruik door de Nederlandse staat en zet dit vastgoed in voor de realisatie van rijksoverheidsdoelen, in samenwerking met, en met het oog voor de omgeving. Hiertoe zorgt het Rijksvastgoedbedrijf voor o.a.:

  • de rijkshuisvesting via kantoren en specialties;

  • de huisvesting van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat en de instandhouding van monumenten in beheer van het Rijksvastgoedbedrijf;

  • het onderhoud aan en beheer van Defensiegebouwen en -terreinen;

  • projectontwikkeling en nieuwbouw voor Defensie;

  • de doelmatige verkoop en waar mogelijk ingebruikgeving van overtollig rijksvastgoed;

  • de uitgifte in pacht van rijksgronden;

  • de vertegenwoordiging namens het Rijk bij gebiedsontwikkelingsprojecten waarbij meervoudige rijksdoelstellingen aanwezig zijn.

Het bedrijfsresultaat van het Rijksvastgoedbedrijf is nog positief, maar loopt in omvang terug. De verklaring is dat de opbrengsten uit verkopen minder worden doordat veel overtollig vastgoed van het rijk inmiddels al is verkocht. Het uitgangspunt is dat de producten van het Rijksvastgoedbedrijf tegen kostendekkende tarieven worden geleverd. Overigens is de verwachting dat de kosten van de producten de komende jaren zullen stijgen ten gevolge van grotere prijsstijgingen in de markt en naar verwachting hogere rentekosten.

Het RVB is gestart met de 1e fase van het Regionaal Ontwikkelprogramma. De nationale opgaven uit het regeerakkoord zoals de klimaat- en energietransitie, circulaire economie, woningbouw en sociaal-economische thema's, kunnen door het RVB niet optimaal bediend worden door sec een enkel gebouw aan te pakken of te wachten op de creativiteit van een speler. Een omgevingsgerichte of gebiedsgerichte aanpak met opdrachtgevers en stakeholders, waarin meerdere vraagstukken aan elkaar gekoppeld worden, kan effectieve en maatschappelijk efficiënte oplossingen bieden. Zo wordt recht gedaan aan de dubbele opdracht aan het RVB, namelijk het realiseren van zowel maatschappelijk als economisch rendement.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Rijksvastgoedbedrijf 2018

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap RVB (Bedragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2017

Baten

       

Omzet1

1.266.141

1.205.013

– 61.128

1.087.375

– Omzet moederdepartement

25.423

104.533

79.110

24.312

– Omzet overige departementen

1.132.744

747.594

– 385.150

1.015.083

– Omzet derden

107.974

352.886

244.912

47.980

Rentebaten

1.000

143

– 857

317

Vrijval voorzieningen

0

8.304

8.304

21.363

Bijzondere baten

45.659

54.379

8.720

88.589

Totaal baten

1.312.800

1.267.839

– 44.961

1.197.644

         

Lasten

       

Apparaatskosten

218.737

257.046

38.309

235.036

– Personele kosten

176.436

202.925

26.489

180.631

Waarvan eigen personeel

158.769

175.064

16.295

161.231

Waarvan inhuur externen

16.500

27.610

11.110

19.291

Waarvan overige personele kosten

1.167

251

– 916

109

– Materiële kosten

42.301

54.121

11.820

54.405

Waarvan apparaat ICT

20.463

24.590

4.127

25.994

Waarvan overige materiële kosten

21.838

29.531

7.693

28.411

Rentelasten

88.210

75.153

– 13.057

70.955

Afschrijvingskosten

311.595

303.553

– 8.042

295.014

– Materieel

311.595

303.553

– 8.042

295.014

Overige lasten

694.258

620.167

– 74.091

541.747

– Dotaties voorzieningen

5.000

1.847

– 3.153

28.547

– Bijzondere lasten

689.258

618.320

– 70.938

513.200

Totaal lasten

1.312.800

1.255.919

– 56.881

1.142.752

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

11.920

11.920

54.892

Agentschapsdeel Vpb lasten

0

750

750

750

Saldo van baten en lasten

0

11.170

11.170

54.142

X Noot
1

Vanaf 1-1-2018 wordt de gefactureerde omzet automatisch toegerekend aan de juiste omzetcategorie. De vergelijkende cijfers zijn niet geherrubriceerd.

Baten

Omzet

Omzet moederdepartement

Onder de omzet moederdepartement worden de gebruiksvergoeding van het Ministerie van BZK, de omzet voor de uitvoering van taken die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet (zoals de verkoop en verhuur van vastgoed en grondstoffen aan partijen buiten het Rijk, behandeling zakelijke lasten en afwikkeling onbeheerde nalatenschappen) en de vergoedingen voor de apparaatskosten buiten de huur- en verhuurrelatie verantwoord. Onder deze laatste categorie vallen het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie, de beleidsondersteunende taken van het Rijksvastgoedbedrijf en het Energiebesparingsprogramma Rijkshuisvesting. Het moederdepartement heeft gedurende 2018 voorschotten aan het Rijksvastgoedbedrijf verstrekt. Op basis van de definitieve realisatiecijfers wordt het verschil tussen de voorschotten en de realisatie afgerekend met het moederdepartement.

In 2018 is sprake van een hogere omzet dan begroot omdat in de begroting 2018 de gebruiksvergoeding van BZK zelf en ook die voor de Hoge Colleges van Staat en de Paleizen niet onder de «Omzet moederdepartement» maar onder de categorie «Overige departementen» was opgenomen.

De specificatie van deze omzet is als volgt:

Specificatie omzet moederdepartement (Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Realisatie 2018

Omzet activiteiten hoofdstuk VII

15.266

Architectuurbeleid

2.533

Beleidsondersteuning

205

Inputonderzoek

63

Energiebesparing Rijkshuisvesting

483

Beheer MEF-monumenten

804

Bijdrage BZK

11.178

ICRV

2.356

Omzet uren verkopen BZK

1.185

Gebruiksvergoeding

85.699

Servicecontracten

27

Totaal

104.533

Omzet overige departementen

Onder de omzet overige departementen vallen de opbrengsten van de interne verhuurcontracten met de ministeries, services die zowel via incidentele opdrachten als contracten worden uitgevoerd en huisvestingsadviezen aan rijksdiensten. Tevens valt hieronder de honorariumomzet aan Defensie.

De gerealiseerde omzet is lager dan begroot omdat programmagelden Defensie, die wel zijn begroot, niet in de realisatie zijn verantwoord. Dit is een resultaatneutrale presentatiewijziging waardoor zowel de omzet als de lasten lager zijn. Daarnaast was een deel van de gebruikersvergoeding dat betrekking had op BZK en op derden in de begroting onder de «Omzet overige departementen» begroot.

Omzet derden

Onder de omzet derden vallen de opbrengsten van de verkoop en verhuur van vastgoed aan partijen buiten het Rijk. Onder deze post vallen tevens de opbrengsten uit de exploitatie van bijzondere objecten (parkeergarages en de grafelijke zalen) en taxaties voor derden. De realisatie is hoger dan begroot omdat in de begroting een deel van de omzet niet onder «Omzet derden» maar onder «Omzet overige departementen» was begroot.

Omzet per product

De producten zijn in de volgende omzetcategorieën te verdelen:

  • Ingebruikgeving: betreft ter beschikking stellen van kantoren en (bijzondere) specialties, het leveren van huisvestingsdiensten conform het Rijkshuisvestingsstelsel en het in gebruik geven van Rijksvastgoed aan partijen buiten de Rijksoverheid.

  • In stand houden vastgoed: betreft onderhoud van kantoren, (bijzondere) specialties en vastgoed en infrastructuur in eigendom van het Ministerie van Defensie.

  • Projectrealisatie: betreft projectrealisatie voor kantoren, (bijzondere) specialties en het Ministerie van Defensie.

  • Verkoop: betreft verkoop van vastgoed en grondstoffen.

  • Expertise en advies: betreft strategische advisering en ondersteuning beleidsdirecties, expertise en adviesdiensten aan opdrachtgevers en het afhandelen van onbeheerde nalatenschappen.

Specificatie omzet per product (Bedragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2017

Ingebruikgeving

773.772

888.147

114.375

894.211

Waarvan extern

11.288

17.607

6.319

16.584

In stand houden vastgoed

306.615

68.236

– 238.379

59.901

Waarvan andere eigenaar

170.193

40.091

– 130.102

41.506

Projectrealisatie

46.018

81.256

35.238

61.839

Waarvan andere eigenaar

46.018

15.345

– 30.673

21.335

Verkoop

105.284

146.650

41.366

43.319

Expertise en advies

34.452

20.724

– 13.728

28.105

Totaal

1.266.141

1.205.013

– 61.128

1.087.375

Ingebruikgeving

De omzet is hoger dan begroot, omdat in de realisatie de dekking voor In stand houden vastgoed is opgenomen.

In stand houden vastgoed

De omzet is lager dan begroot, omdat in de realisatie de programmagelden Defensie niet zijn opgenomen. Daarnaast is hierin niet de dekking in stand houden vastgoed opgenomen zoals vermeld onder Ingebruikgeving.

Verkoop

Er is meer verkocht dan van tevoren is geraamd. De omzet betreft met name de verkoop van het Hembrugterrein en de Plesmanweg. De marktomstandigheden zijn gunstiger dan bij het opstellen van de begroting was voorzien. Bij het opstellen van de begroting 2018 kon met een omzet van deze omvang en van deze objecten nog geen rekening worden gehouden.

Expertise en advies

De omzet is lager dan begroot omdat, als gevolg van een presentatiewijziging, KV-programmagelden die wel zijn begroot, niet in de realisatie zijn opgenomen.

Rentebaten

De gerealiseerde rentebaten bestaan hoofdzakelijk uit rente over de depositorekening.

Vrijval voorzieningen

Er was geen vrijval begroot. In totaal is € 8,3 mln. vrijgevallen. Hiervan heeft € 6,5 mln. betrekking op posten kleiner dan € 0,5 mln. die zijn vrijgevallen als gevolg van de schattingswijziging.

Daarnaast is bij de actualisatie van de voorzieningen in totaal € 1,8 mln. vrijgevallen. Hiervan betreft € 1,5 mln. vrijval op de voorziening bodemsanering en € 0,3 mln. op de voorziening asbest.

Bijzondere baten

Specificatie bijzondere baten (Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Realisatie 2018

Realisatie 2017

(Terugneming) bijzondere waardeverminderingsverliezen

0

31.683

Overige baten

54.379

56.906

Totaal

54.379

88.589

Terugneming bijzondere waardeverminderingsverliezen

In 2017 kon voor € 31,7 mln. aan eerdere afwaarderingen op de voorraad te verkopen onroerend goed terug worden genomen. In 2018 hebben dergelijke terugnemingen zich niet voorgedaan.

Overige baten

De post overige baten bestaat met name uit de mutaties van onderhanden werk en onderhanden projecten (€ 5,4 mln.), het geactiveerde honorarium (€ 40,8 mln.) en nagekomen baten van het voorgaande verslagjaar (€ 7,6 mln.).

De mutaties onderhanden werk en onderhanden projecten zijn het verschil tussen de begin- en eindstand van het jaar inclusief de mutatie in de voorziene verliezen, met uitzondering van de geactiveerde rente voor herontwikkelingsprojecten (zie toelichting bij Leningen bij het Ministerie van Financiën) en met uitzondering van projecten waarbij het risico niet bij een derde ligt.

Het geactiveerde honorarium heeft betrekking op het voor eigen rekening ontwikkelen van onroerend goed aan de hand van een functioneel programma van eisen.

De nagekomen baten van het voorgaande verslagjaar waren niet opgenomen in de begroting.

Lasten

Apparaatskosten

De personele kosten van het eigen personeel betreffen voor € 135,7 mln. lonen, € 14,3 mln. sociale lasten, € 19,7 mln. pensioenlasten en € 5,4 mln. aan personele exploitatie. Het gemiddelde aantal gedurende 2018 werkzame werknemers bedroeg 2.036,8 fte waarvan gemiddeld 102,6 fte gedetacheerd vanuit andere departementen, met name Defensie.

De gerealiseerde kosten zijn hoger dan begroot. Dit wordt met name verklaard door de hogere salariskosten, die het gevolg zijn van een hoger aantal fte en de CAO-loonstijging.

Rentelasten

Onder deze post worden de rentekosten van de leningen en debetrente van de rekening courant Rijkshoofdboekhouding verantwoord. De gerealiseerde rentelasten bestaan uit € 27,4 mln. voor leningen van het Ministerie van Financiën en € 47,8 mln. voor DBFMO-contracten. In het verslagjaar is € 3,8 mln. rente geactiveerd tegen een gemiddelde rentevoet van 0,8% respectievelijk 5,2% (DBFMO-contracten).

Afschrijvingskosten

Onder deze post worden de afschrijvingskosten voor materiële vaste activa (gebouwen, inclusief inbouwpakketten en bedrijfsmiddelen) in het kader van de rijkshuisvesting (inclusief DBFMO-objecten) verantwoord. De begroting is gebaseerd op geplande opleveringen in de projectenportefeuille. De realisatie is afhankelijk van het moment van de werkelijke oplevering.

Dotaties voorzieningen

Er is één dotatie van € 1,8 mln. gedaan aan de voorziening bodemsanering.

Bijzondere lasten

Specificatie bijzondere lasten (Bedragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2017

Markthuren

185.135

184.869

– 266

193.274

DBFMO-lasten

47.144

55.395

8.251

43.117

Onderhoud

253.158

133.213

– 119.945

124.833

Belastingen en heffingen

22.878

22.881

3

23.316

Energielasten

28.238

27.101

– 1.137

32.057

Ontwikkeling en verkoop OG

101.000

61.292

– 39.708

22.538

Overige lasten

51.705

133.569

81.864

74.065

Totaal

689.258

618.320

– 70.938

513.200

Markthuren

Onder deze post worden de huren verantwoord die het Rijksvastgoedbedrijf aan de markt betaalt.

DBFMO-lasten

Onder deze post vallen de kosten die aan de consortia van de DBFMO-objecten zijn betaald, onder aftrek van de rente- en afschrijvingskosten.

Onderhoud

Onder deze post vallen onderhoud voor de rijkshuisvesting, het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie en het beheer van bijzondere objecten. De gerealiseerde kosten zijn lager dan begroot omdat programmagelden Defensie, die wel zijn begroot, niet in de realisatie zijn opgenomen. Dit laatste is een resultaatneutrale presentatiewijziging waarbij zowel de omzet als de lasten lager zijn.

Belastingen en heffingen

Het betreft hier de kosten van met name onroerend zaakbelasting en waterschapslasten.

Energielasten

Deze post bevat de energiekosten van de kantorenvoorraad.

Ontwikkeling en verkoop onroerend goed

Dit betreft de kostprijs van de verkochte objecten, voor zover deze verkopen in de omzet zijn opgenomen. Een belangrijk deel van de verkopen wordt, in tegenstelling tot de verwachting bij het opstellen van de begroting, buiten de baten en lastensystematiek geadministreerd. Verkopen van objecten die binnen het specialty stelsel vallen, leiden alleen tot een kasmutatie. Dit geldt eveneens voor de verkopen van objecten die in 2014 niet onder KORV zijn gebracht. Deze worden via de middelenafspraak verrekend met de overige departementen.

Het verschil tussen de realisatie en de begroting wordt met name veroorzaakt doordat er minder KORV-panden zijn verkocht dan geraamd.

Overige lasten

De post overige lasten betreft met name facilitaire kosten leegstand (€ 12,9 mln.), kleine investeringen (€ 58,9 mln.), kosten van onderhanden werken en projecten (€ 25,7 mln.), herstel- en asbestkosten (€ 10,2 mln.), negatieve projectresultaten (€ 9,8 mln.) en nagekomen lasten (€ 8,8 mln.). Het verschil tussen de realisatie en begroting wordt met name verklaard doordat er meer kleine investeringen zijn afgerekend (€ 36,3 mln.), het hoger uitvallen van de directe kosten van onderhanden werken en project (€ 16,7 mln.) en niet begrote project- en nagekomen resultaten (€ 19,7 mln.).

Balans (voor resultaatbestemming) per 31 december 2018

Balans RVB per 31 december 2018 (Bedragen x € 1.000)
 

Balans 31-12-2018

Balans 31-12-2017

Activa

   

Vaste activa

6.526.037

6.058.873

Materiële vaste activa

6.526.037

6.058.873

– Grond en gebouwen

5.321.102

4.999.482

– Installaties, inventarissen en overig

757.264

783.363

– Projecten in uitvoering

447.671

276.028

Vlottende activa

854.211

908.309

Voorraden en onderhanden projecten

329.138

355.137

Vorderingen

133.032

122.567

– Debiteuren

49.447

35.512

– Overige vorderingen en overlopende activa

83.585

87.055

Liquide middelen

392.041

430.605

Totaal activa

7.380.248

6.967.182

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

66.487

89.803

– Exploitatiereserve

55.317

35.661

– Onverdeeld resultaat

11.170

54.142

Voorzieningen

48.655

74.208

Langlopende schulden

6.580.537

6.139.717

– Leningen bij het Ministerie van Financiën

5.752.145

5.463.934

– Overige schulden

828.392

675.783

Kortlopende schulden

684.569

663.454

– Crediteuren

84.351

65.182

– Schulden bij het Rijk

0

0

– Belastingen en premies sociale lasten

100

1.313

– Kortlopend deel langlopende schulden

321.077

343.851

– Overige schulden en overlopende passiva

279.041

253.108

Totaal passiva

7.380.248

6.967.182

Materiële vaste activa

Het Rijksvastgoedbedrijf is geen juridisch eigenaar voor die objecten waarvoor het Ministerie van Financiën een financial leaseovereenkomst heeft gesloten met het ABP. De boekwaarde van deze objecten bedraagt per 31 december 2018 € 89,9 mln. De schulden in verband met de financial leasecontracten zijn met ingang van 1 januari 1999 ondergebracht bij het Ministerie van Financiën en omgezet in een lening bij dit ministerie conform de Regeling leen- en depositofaciliteit Agentschappen. De verkrijgingsprijs en cumulatieve afschrijvingen per 1-1-2018 zijn gecorrigeerd ten opzichte van de jaarrekening 2017.

Van de boekwaarde per 31 december 2018 heeft € 863,9 mln. betrekking op objecten waarvoor het Rijksvastgoedbedrijf DBFMO-contracten heeft afgesloten.

Van de boekwaarde per 31 december 2018 heeft € 2.468,0 mln. betrekking op specialties. Een specialty is een rijksgebouw met voorzieningen toegespitst op de te huisvesten organisatie: bijvoorbeeld penitentiaire inrichtingen en gerechtsgebouwen. Omdat de specialty houdende organisaties als kader- en behoeftesteller de meerjarenvisie bepalen dragen zij ook het leegstand- en afstootrisico.

In het verslagjaar is € 3,8 mln. rente geactiveerd tegen een gemiddelde rentevoet van 0,8% respectievelijk 5,2% (DBFMO-contracten).

Het totaal van de boekwaarde van de afgekochte erfpachtrechten bedraagt € 81,8 mln.

Het Rijksvastgoedbedrijf activeert de nazorg op investeringsprojecten. Een deel daarvan is nog niet verplicht aan leveranciers. In de overige waardeverminderingen is daarom € 8,6 miljoen teruggenomen op de boekwaarde van de activa. Dit is tevens in mindering gebracht op de nog te betalen nazorg.

De overige waardeverminderingen bestaan hoofdzakelijk uit afwaarderingen van drie DJI-objecten. Deze zijn afgewaardeerd omdat de taxatiewaarde hiervan lager was dan de boekwaarde, het RVB ontvangt hier te zijner tijd een afkoopsom voor van de DJI.

Vlottende activa

Voorraden en onderhanden projecten

Onder deze post zijn onder andere de gebouwen en terreinen van het Rijksvastgoedbedrijf opgenomen die beschikbaar zijn voor verkoop. Deze objecten zijn getaxeerd en afgewaardeerd indien de taxatiewaarde lager is dan de boekwaarde.

Voorraad te verkopen onroerend goed

De voorraad te verkopen onroerend goed in eigendom is in 2018 afgenomen. De objecten worden gewaardeerd tegen kostprijs of de lagere opbrengstwaarde. De opbrengstwaarde is gebaseerd op uitgevoerde (interne) taxaties.

De voorraad te verkopen Kader Overname Rijksvastgoed (KORV) objecten is afgenomen. De verkochte voorraad is grotendeels gecompenseerd met nieuw overgenomen objecten.

Onderhanden werk

Het gaat om de grondexploitatieprojecten die door het Rijksvastgoedbedrijf voor eigen rekening en risico worden uitgevoerd.

Met de brief van de ministers van Financiën en VROM van 14 november 2008 (Tweede Kamer, 2008–2009, 31 700 XIV, nr. 18) heeft het kabinet kenbaar gemaakt het instrumentarium en de organisatorische inbedding voor deelname aan gebiedsontwikkeling door het Rijk te willen versterken. In het zogeheten Financieel Kader (Tweede Kamer, 2010, 32 275, nr. 1) is beschreven hoe de sturing en beheersing van deze ontwikkelingsprojecten -waar het in de regel gaat om langlopende, complexe projecten met veel (private) partijen, grote marktonzekerheden en mede daardoor financiële risico's- plaatsvindt. Eén van de instrumenten betreft de jaarlijkse waardebepaling van het project om vast te stellen of de balanswaardering wordt terugverdiend bij verkoop van de grond.

Het Rijksvastgoedbedrijf heeft in 2018 een deel van de voorraad onderhanden werk, het Hembrugterrein in Zaandam, voor € 51,3 mln. verkocht.

Onderhanden projecten

De post onderhanden projecten bestaat uit projecten die in opdracht van departementen en derden worden uitgevoerd.

Debiteuren

Debiteuren (Bedragen x € 1.000)
 

31-12-2018

31-12-2017

Debiteuren

49.689

35.755

Voorziening dubieuze debiteuren

– 242

– 243

Totaal

49.447

35.512

Van het debiteurensaldo betreft € 1,3 mln. vorderingen op het moederdepartement, € 23,8 mln. op overige departementen en € 24,3 mln. op derden.

De stijging van het debiteurensaldo ultimo 2018 ten opzichte van 2017 wordt veroorzaakt door de facturatie aan Defensie in december.

Van het openstaande debiteurensaldo ligt het debiteurenrisico voor een bedrag van € 5,2 mln. bij BZK (briefkenmerk 2017–0000422585 d.d. 13 september 2017).

Vanwege het geringe risico op oninbaarheid, is de voorziening dubieuze debiteuren nagenoeg gelijk gebleven.

Overige vorderingen en overlopende activa

Van de overige vorderingen en overlopende activa ultimo 2018 betreft € 59,3 mln. vorderingen op overige departementen en € 24,3 mln. op derden.

Liquide middelen

Liquide middelen (Bedragen x € 1.000)
 

31-12-2018

31-12-2017

Rekening-courant RHB

392.041

420.605

Depositorekening

0

10.000

Saldo per 31 december

392.041

430.605

Eigen vermogen

Overzicht vermogensontwikkeling over de jaren 2016–2018 (Bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

Saldo per 1 januari

220.090

115.462

89.803

Stelselwijziging

– 20.630

0

0

Gecorrigeerd saldo per 1 januari 2018

199.460

115.462

89.803

Saldo van baten en lasten

77.110

54.142

11.170

       

Directe mutaties in het eigen vermogen

     

Uitkering aan het moederdepartement

– 161.108

– 79.801

– 34.486

Bijdrage door het moederdepartement

0

0

0

Overige mutaties

0

0

0

Saldo per 31 december

115.462

89.803

66.487

Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. Voor het Rijksvastgoedbedrijf mag conform de 5%-regel € 57,0 mln. worden aangehouden. Het restant van € 9,5 mln. wordt aan het moederdepartement afgedragen.

Voorzieningen

Overzicht voorzieningen per 31 december 2018 (Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

31-12-2017

Onttrekking

Dotatie

Vrijval

31-12-2018

Asbestverontreiniging

54.861

– 9.110

0

– 5.178

40.573

Wachtgelden en pensioenuitkeringen

247

0

0

– 247

0

Huis ten Bosch

9.750

– 9.750

0

0

0

Bodemsanering

1.912

– 236

1.847

– 1.676

1.847

Brandveiligheid

1.203

0

0

– 1.203

0

Geschillen en rechtsgedingen

6.235

0

0

0

6.235

Totaal

74.208

– 19.096

1.847

– 8.304

48.655

Als gevolg van de schattingswijziging zijn alle posten < € 500.000 vrijgevallen in 2018.

Asbestverontreiniging

De «voorziening asbestverontreiniging» is opgenomen voor verwijdering van asbest (saneren van aangebrachte asbestelementen) in de gebouwenvoorraad, voor zover deze bekend zijn bij het Rijksvastgoedbedrijf. De komende jaren wordt asbest verwijderd in te renoveren en af te stoten eigendomsobjecten. Hierdoor heeft het grootste deel van de voorziening een langlopend karakter. Het grootste deel van de voorziening zal naar verwachting binnen vijf jaar worden afgewikkeld.

De vrijval in 2018 heeft hoofdzakelijk betrekking op posten kleiner dan € 0,5 mln. die zijn vrijgevallen als gevolg van een schattingswijziging.

Bodemsanering

De voorziening bodemsanering bestaat voor situaties waarbij sprake is van grondvervuiling en waarbij het Rijksvastgoedbedrijf een saneringsplicht heeft, dan wel sanering noodzakelijk acht. De voorziening zal naar verwachting in 2019 volledig worden afgewikkeld.

Geschillen en rechtsgedingen

De voorziening voor geschillen en rechtsgedingen is opgenomen voor alle lopende geschillen en rechtsgedingen, waarvoor met een redelijke mate van zekerheid de uitkomst van deze zaken en de hieraan gerelateerde juridische kosten zijn in te schatten. De omvang van de voorziening is bepaald op basis van een kostenraming die continu wordt bewaakt. De huidige posten in de voorziening zullen geheel binnen vijf jaar worden afgewikkeld. In 2018 hebben geen dotaties of onttrekkingen plaatsgevonden.

Langlopende schulden

Leningen bij het Ministerie van Financiën

Dit betreffen leningen die bij het Ministerie van Financiën ter financiering van grond en gebouwen zijn afgesloten. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft de beschikking over een bouwrekening bij het Ministerie van Financiën, waarmee projecten in aanbouw, tot het moment van oplevering, worden gefinancierd. Na afronding van een bouwproject wordt een definitieve lening afgesloten.

Het Ministerie van Financiën staat het Rijksvastgoedbedrijf een aantal uitzonderingen toe op de Regeling Agentschappen voor het gebruik en de procedure leenfaciliteit. Zo is onder andere toegestaan:

  • te lenen voor investeringen in grondposities en buiten gebruik gestelde activa.

  • te lenen voor de financiering van bijkomende kosten.

  • de rente op de leningen voor herontwikkelingsprojecten toe te voegen aan de hoofdsom.

De rentevoet van de leningen ligt tussen de 0,00% en 0,78%. Van de leningen heeft € 4.969,1 mln. een looptijd langer dan 5 jaar.

Overige schulden

Onder deze schulden worden de lange termijnschulden aan consortia opgenomen als gevolg van de DBFMO-contracten. Tegenover deze schulden (kort en lang) staan onder de materiële vaste activa de objecten gewaardeerd tegen een boekwaarde die hieraan gelijk is. Het Ministerie van Financiën heeft ermee ingestemd het langlopende deel van de schulden in afwijking van de Regeling agentschappen onder de langlopende schulden op te nemen. De rentevoet van de langlopende schulden ligt tussen de 3,58% en 7,13%. Van de langlopende schulden heeft € 601,5 mln. een looptijd langer dan 5 jaar.

Kortlopende schulden

De kortlopende schulden bevatten crediteuren (inclusief overige departementen), schulden aan het moederdepartement, het kortlopende deel van de langlopende schulden en overige schulden en overlopende passiva. In deze laatste zijn onder meer de resterende betalingsverplichtingen uit opgeleverde investeringsprojecten opgenomen.

Crediteuren

De crediteuren bestaan voor € 0,2 mln. uit schulden aan het moederdepartement, voor € 16,3 mln. aan overige departementen en voor € 67,8 mln. aan derden.

Belastingen en premies sociale lasten

Deze post bestaat uit een saldo van het nog te betalen voorschot VPB 2018 (€ 0,8 mln.) en de terug te ontvangen VPB 2016 (€ 0,7 mln.).

Kortlopend deel langlopende schulden

Deze post bestaat uit het kortlopend deel van de leningen bij het Ministerie van Financiën (€ 280,3 mln.) en het kortlopend deel van de langlopende schulden DBFMO (€ 40,8 mln.).

Overige schulden en overlopende passiva

Van de overige schulden en overlopende passiva betreft € 21,9 mln. schulden aan het moederdepartement, € 217,6 mln. aan overige departementen en € 39,5 mln. aan derden.

In de nog te betalen bedragen is een schuld aan het Ministerie van Defensie opgenomen van € 53,7 mln.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over 2018 (Bedragen x € 1.000)
   

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2018 + stand depositorekeningen

411.924

430.605

18.681

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

1.174.056

2.254.493

1.080.437

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

– 920.246

– 1.933.923

– 1.013.677

2.

Totaal operationele kasstroom

253.810

320.570

66.760

 

Totaal investering (–/–)

– 515.000

– 669.286

– 154.286

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

60.775

88.767

27.992

3.

Totaal investeringskasstroom

– 454.225

– 580.519

– 126.294

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

– 34.486

– 34.486

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 256.043

– 379.015

– 122.972

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

515.000

634.886

119.886

4.

Totaal financieringskasstroom

258.957

221.385

– 37.572

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2018 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand 0,5 miljoen €.

470.466

392.041

– 78.425

Toelichting

Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen. Aan de hand van het kasstroomoverzicht worden de kapitaaluitgaven en -ontvangsten toegelicht.

Operationele kasstroom

De ontvangsten en uitgaven zijn aanzienlijk hoger dan begroot. Dit komt met name omdat de programmagelden van de dienstverlening aan Defensie, kasstromen vanuit het beheer van materiële activa (KV-begroting) en de kasstromen uit middelenafspraken hierin zijn meegenomen. Deze dienstverleningen zitten niet in de gerealiseerde baten en lasten, echter betreffen wel operationele kasstromen.

Investeringskasstroom

De investeringen zijn hoger dan begroot omdat er meer is geïnvesteerd dan voorzien in rijkshuisvesting (met name door aankopen).

Financieringskasstroom

In 2018 is het surplus eigen vermogen van € 34,5 mln. aan het moederdepartement afgedragen. Deze afdracht vloeit voort uit de jaarrekening 2017 en was bij het indienen van de ontwerpbegroting in het jaar 2017 nog niet bekend en derhalve niet begroot.

Het beroep op de leenfaciliteit is als gevolg van de hogere investeringen (zie investeringskasstroom) hoger dan begroot.

De aflossingen op leningen betreffen de aflossingen op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën. De aflossingen zijn hoger dan begroot, met name omdat er meer is afgelost als gevolg van de hogere realisatie bij de verkopen van onroerend goed.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2018 (Bedragen x € 1.000)

Omschrijving Generiek Deel

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

 

2016

2017

2018

2018

Omzet per product

       

Ingebruikgeving

871.261

894.211

888.147

773.772

Waarvan extern

19.363

16.584

17.607

11.288

In stand houden vastgoed

50.113

59.901

68.236

306.615

Waarvan andere eigenaar

50.113

41.506

40.091

170.193

Projectrealisatie

88.767

61.839

81.256

46.018

Waarvan andere eigenaar

19.980

21.335

15.345

46.018

Verkoop

80.333

43.319

146.650

105.284

Expertise en advies

34.844

28.105

20.724

34.452

         

Saldo van baten en lasten

77.110

54.142

11.170

0

Saldo van baten en lasten (% t.o.v. de baten)

5,8%

4,5%

0,9%

0,0%

         

Rijkshuisvestingsvoorraad x 1.000 m2 BVO

6.211

6.189

5.993

5.812

Waarvan verhuurd

5.881

5.403

5.067

5.025

Waarvan eigendom

4.975

4.867

4.870

4.660

Waarvan huur

1.236

1.322

1.123

1.152

         

Gemiddelde leegstand rijkshuisvesting voor rekening RVB (% t.o.v. voorraad)

5,3%

5,9%

6,2%

4,3%

ITK rijkshuisvesting

2,39

2,22

2,21

2,1–2,8

         

Voorraad beheerde Defensieobjecten

       

Gebouwen x 1.000 m2 BVO

6.161

6.033

5.973

5.562

Terreinen x 1.000 m2

350.387

350.575

349.814

345.199

         

Doelmatigheid verkoop vastgoed

12.890

11.385

50.128

>0

         

Bezetting ambtelijke fte's ultimo

1.885

2.009

2.070

1.922

Apparaat-omzet indicator

19,5%

21,6%

21,3%

17,3%

Projecten binnen budget gerealiseerd

 

87%

97%

82%

Projecten tijdig gerealiseerd

 

97%

97%

82%

Productiviteit

 

914

954

955

Toelichting

Omzet per product

Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.

Saldo van baten en lasten

Het positieve resultaat over 2018 is met name het gevolg van een tweetal grote verkoopresultaten. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.

Rijkshuisvestingsvoorraad

De voorraad bedraagt ultimo 2018 181.000 m2 meer dan begroot. Ten opzichte van realisatie 2017 is de voorraad met 196.000 m2 afgenomen. De rijkshuisvestingsvoorraad is minder gedaald dan in de begroting was voorzien. Dit komt onder meer doordat huisvesting langer nodig was dan eerder voorzien en doordat aankopen zijn gedaan die moeten leiden tot een verbetering van de kwaliteit van de voorraad. Dit geeft de mogelijkheid de frictieruimte te vergroten teneinde ruimte te bieden aan noodzakelijke verschuivingen en renovaties. Door de toegenomen ruimtebehoefte van departementen zijn meer m2 verhuurd dan begroot.

Gemiddelde leegstand

De leegstand voor rekening van het Rijksvastgoedbedrijf (6,2%) is hoger dan de begroting (4,3%). Dit komt mede doordat de frictieruimte is vergroot teneinde noodzakelijke verschuivingen mogelijk te maken.

Indicator Technische Kwaliteit

De Indicator Technische Kwaliteit (ITK) geeft in een cijfer de technische kwaliteit van de vastgoedportefeuille weer op een bepaald tijdstip. Het cijfer loopt van 1 (nieuwbouw) tot 6 (zeer slecht). De ITK is een gewogen gemiddelde van de technische condities van alle gebouwelementen. Deze technische condities worden bepaald door inspecties.

Voorraad beheerde defensieobjecten

Het Ministerie van Defensie is zelf verantwoordelijk voor de opbouw en afname van haar vastgoedbestand. Het Rijksvastgoedbedrijf beheert die portefeuille en adviseert Defensie daarbij. De defensievoorraad daalde minder dan in de begroting was voorzien. Dit heeft onder meer te maken met het aanhouden van vastgoed in afwachting van de ontwikkelingen inzake maatregelen versterking ondersteuning krijgsmacht.

Doelmatigheid verkopen

De verkopen van op de balans van het Rijksvastgoedbedrijf opgenomen vastgoed hebben in 2018 tot een positief resultaat geleid. Met name is dit het gevolg van de verkoop van het Hembrugterrein en het object Plesmanweg.

Bezetting fte’s jaarultimo

Het Rijksvastgoedbedrijf is een vraaggestuurde dienst. De bezetting ultimo 2018 is 148 fte hoger dan begroot. De groei in ambtelijke bezetting wordt met name verklaard door de groei in 2018 in dienstverlening aan Defensie, voor de rijkshuisvesting en verambtelijking.

Apparaat/omzet indicator

De indicator is hoger dan begroot. De apparaatskosten (met name de personeelskosten) zijn hoger en de omzet lager dan begroot. Bij de staat van baten en lasten wordt dit nader toegelicht.

Projecten binnen budget gerealiseerd

Het Rijksvastgoedbedrijf heeft de ambitie, om het overgrote deel van de projecten binnen budget te realiseren, gerealiseerd met 97%, ten opzichte van de norm van 82%.

Projecten tijdig gerealiseerd

De doelstelling om 82% van de projecten tijdig conform afspraken met de opdrachtgever te realiseren is gerealiseerd.

Productiviteit

De gerealiseerde productiviteit van het Rijksvastgoedbedrijf is nagenoeg gelijk aan hetgeen in de begroting was voorzien.

16. JAARVERANTWOORDING VAN HET BATEN-LASTENAGENTSCHAP DIENST VAN DE HUURCOMMISSIE (DHC) PER 31 DECEMBER 2018

Inleiding

De Huurcommissie is een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO). Dit ZBO wordt ambtelijk ondersteund door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), die de status van baten-lastenagentschap heeft. Jaarlijks verstrekt de directie Woningmarkt (onderdeel van DG Bestuur, Ruimte en Wonen bij het Ministerie van BZK) een opdracht aan de Huurcommissie voor de uitvoering van de huurgeschillenbeslechting en overige werkzaamheden. De opdracht wordt vanaf 2018 deels gefinancierd door de directie Woningmarkt, deels door de verhuurders middels een verhuurderbijdrage (Staatscourant jaargang 2018, nr. 32857, Kamerstuk 34 652, nr. A) en deels uit de leges.

Staat van baten en lasten van DHC 2018 (bedragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2017

Baten

       

Omzet

13.214

9.860

– 3.354

12.878

– Omzet moederdepartement

7.489

4.330

– 3.159

12.255

– Omzet overige departementen

0

0

0

0

– Omzet derden

5.725

5.530

– 195

623

Rentebaten

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

3

Bijzondere baten

0

460

460

101

Totaal baten

13.214

10.320

– 2.894

12.982

         

Lasten

       

Apparaatskosten

10.316

8.887

– 1.429

12.277

– Personele kosten

6.535

6.248

– 287

7.412

Waarvan eigen personeel

5.833

4.819

– 1.014

6.550

Waarvan inhuur externen

702

1.052

350

603

Waarvan overige personele kosten

0

377

377

259

– Materiële kosten

3.781

2.639

– 1.142

4.865

Waarvan apparaat ICT

1.150

1.035

– 115

2.334

Waarvan bijdrage aan SSO's

0

0

0

0

Waarvan overige materiele kosten

2.631

1.604

– 1.027

2.531

Rentelasten

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

74

93

19

494

– Materieel

74

93

19

102

Waarvan apparaat ICT

71

0

0

0

– Immaterieel

0

0

0

392

Overige lasten

2.824

5.650

2.826

2.708

– Dotaties voorzieningen

0

2.588

2.588

18

– Bijzondere lasten

2.824

3.062

238

2.690

Totaal lasten

13.214

14.630

1.416

15.479

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

– 4.310

– 4.310

– 2.497

Agentschapsdeel Vpb-lasten

Saldo van baten en lasten

0

– 4.310

– 4.310

– 2.497

Toelichting

Baten

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement bestaat uit de vergoeding van de opdrachtgevende beleidsdirectie Woningmarkt (Wm). De totale bijdrage voor de opdracht bedroeg € 7,5 mln., hiervan was € 3,2 mln. bestemd voor een bijdrage in de transitiekosten. Deze bijdrage is verwerkt als een vermogensstorting. De opdracht voor 2018 is aangegaan op basis van lump sum financiering.

In vergelijking met de Ontwerpbegroting is de productie over 2018 lager uitgekomen dan verwacht. In overleg met de opdrachtgever is, gezien de meerjarige dalende trend tot en met 2017, voor het jaar 2018 uitgegaan van een productie van 6.560 zaken.

Productie (aantallen)

Soort zaak

Begroting 2018 (1)

Realisatie 2018 (2)

Verschil (3=2–1)

Huurprijsgeschillen

2.990

2.067

– 923

Servicekostengeschillen

1.925

1.102

– 823

Huurverhogingsgeschillen op grond van punten

260

18

– 242

Huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen

775

6

– 769

WOHV-geschillen1

10

1

– 9

Geschillen voortkomend uit klachten van huurders jegens verhuurders

150

0

– 150

Intake en bemiddeling

3.290

3.650

360

Totaal

9.400

6.844

– 2.556

X Noot
1

Geschillen op grond van de Wet op het overleg huurders verhuurder

Omzet derden

De omzet derden bestaat uit de verhuurderbijdrage die aan de verhuurders in rekening is gebracht en uit de ontvangen legesgelden. De in rekening gebrachte verhuurderbijdrage aan verhuurders bedroeg in 2018 € 5,2 mln. De ontvangen legesgelden in 2018 bedragen € 0,4 mln.

Bijzondere baten

De bijzondere baten bestaan uit de volgende componenten:

Omschrijving (bedragen x € 1.000)

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil

Realisatie 2017

Correctie nog te ontvangen facturen

0

40

40

97

CJIB aanmaningsvergoedingen

0

2

2

3

Mutatie onderhanden werk

0

417

417

0

Overige baten

0

1

1

1

Totaal

0

460

460

101

Lasten

Apparaatskosten: personele kosten

De post personele kosten bestaat uit de loonkosten voor eigen personeel (inclusief kosten voor gedetacheerden vanuit de Rijksoverheid), kosten van externe inhuur en overige personeelskosten. De kosten voor eigen personeel zijn lager dan begroot. Deze daling is het gevolg van een afgenomen personeelsbezetting. De kosten voor externe inhuur zijn toegenomen. Hiervoor is een aantal redenen: 1) een deel van de vrijgevallen functies is tijdelijk met externen opgevuld, 2) bij de reorganisatie hebben de medewerkers de tijd gekregen zich te oriënteren in het vrijwillige Van Werk Naar Werk traject, waarbij zij zich ook verder konden ontwikkelen. Met externe inhuur is geprobeerd deze afname van productieve uren te compenseren, 3) om de hoge instroom bij Brede Intake en bemiddelen op te vangen zijn extra uitzendkrachten ingezet. De externe inhuur is hierdoor hoger uitgevallen dan begroot.

De overige personele kosten betreffen kosten als reiskosten, studiekosten, arbeidsongeschiktheids ondersteuning en bedrijfsmaatschappelijk werk. Deze kosten waren in de oorspronkelijke begroting opgenomen onder de overige materiële kosten.

Apparaatskosten: materiële kosten

De materiële kosten waren in 2018 lager dan begroot. Met name de huisvestingskosten, de reis- en verblijfskosten en de communicatiekosten zijn lager uitgevallen dan begroot. Daarnaast is door de vertraging van de reorganisatie een aantal kosten doorgeschoven naar 2019 en heeft de Huurcommissie een aantal posten op een lager ambitieniveau gesteld.

Dotatie voorzieningen

Naar aanleiding van de reorganisatie van de Huurcommissie in 2018 is een dotatie aan de reorganisatievoorziening gedaan voor de kosten die volgen uit van werk naar werk trajecten. De voorzieningen voor voorgaande reorganisaties in 2009 en 2012 zijn aangepast op de te verwachten uitgaven in 2019. De dotatie was niet begroot.

Bijzondere lasten

Dit betreft de transitiekosten 2018 (implementatie toekomstverkenning en ICT). Hieronder vallen kosten ter voorbereiding van de implementatie van de gewijzigde wet Uhw en kosten om de ICT aan te passen aan de nieuwe organisatie. Onder deze post vallen ook de kosten voor werknemers die eind 2018 een overeenkomst met de Dienst van de Huurcommissie zijn aangegaan en gebruik maken van de stimuleringspremie bij ontslag op eigen verzoek. De reservering voor de simuleringspremie was niet begroot.

Bijzondere lasten (bedragen x € 1.000)

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil

Realisatie 2017

Implementatie toekomstverkenning

1.736

1.767

31

986

Verhuizing

0

0

0

141

ICT

1.088

504

– 584

843

Inning verhuurdersbijdrage

0

0

0

5

Reorganisatie

0

0

0

226

Mutatie onderhanden werk

0

0

0

483

Correctie voorgaand boekjaar

0

0

0

3

Overige bijzondere lasten

0

0

0

3

Stimuleringspremie

0

791

791

0

Totaal

2.824

3.062

238

2.690

Saldo van baten en lasten

Over 2018 heeft de Huurcommissie een negatief exploitatieresultaat behaald (€ 4,3mln.). Dit resultaat is het gevolg van de dotatie aan de reorganisatievoorziening en de opname van de kosten voor de stimuleringspremie voor medewerkers van de Dienst van de Huurcommissie. Daarnaast is de bijdrage voor de transitiekosten via het eigen vermogen verwerkt. Daartegenover staan lagere materiële kosten.

De dotatie aan de reorganisatievoorziening en de kosten van de diverse stimuleringsregelingen vormen een eenmalige kostenpost die komende jaren niet meer voor komt. De oorzaak van het negatieve resultaat is dan ook eenmalig.

Balans van DHC per 31 december 2018 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2018

Balans 2017

Activa

   

Vaste activa

70

163

Materiële vaste activa

70

163

– Grond en gebouwen

0

0

– Installaties en inventarissen

70

163

– Projecten in uitvoering

0

0

– Overige materiële vaste activa

0

0

Vlottende activa

9.240

4.228

– Voorraden en onderhanden projecten

1.608

1.191

Vorderingen

5.444

335

– Debiteuren

5.396

278

– Overige vorderingen en overlopende activa

48

57

     

– Liquide middelen

2.188

2.702

Totaal activa

9.309

4.391

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

2.977

403

– Exploitatiereserve

7.287

2.900

– Onverdeeld resultaat

– 4.310

– 2.497

Voorzieningen

2.759

252

Langlopende schulden

0

0

– Leningen bij het Ministerie van Financiën

0

0

Kortlopende schulden

3.573

3.736

– Crediteuren

778

1.416

– Schulden bij het Rijk

0

0

– Belastingen en premies sociale lasten

0

0

– Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

0

0

– Overige schulden en overlopende passiva

2.795

2.320

Totaal passiva

9.309

4.391

Toelichting

Activa

Materiële vaste activa

De materiële activa bestaan uit hardware, installaties en inventaris in het Havengebouw te Amsterdam. DHC huurt zijn kantoorruimten, deze panden staan daarom niet op de balans als activa.

Het grootste deel van de activa is begin deze eeuw aangeschaft waardoor de restwaarde beperkt is. Veel activa worden nog gebruikt terwijl ze inmiddels afgeschreven zijn. In 2018 zijn geen investeringen gedaan.

Voorraden en onderhanden projecten

Dit betreft het onderhanden werk. Een verzoekschrift kan achtereenvolgens verschillende behandelingsfasen in het primaire proces doorlopen: van het scannen van de fysieke brief of de inname van het digitale verzoek, het beoordelen of het verzoek ontvankelijk is, de inhoudelijke beoordeling nadat het legesvoorschot ontvangen is, het onderzoek, de zitting en uiteindelijk de uitspraak.

Bij de waardering van het onderhanden werk is gekeken in welke fasen de in behandeling zijnde zaken verkeren, en is verondersteld dat de waarde toeneemt met elke fase die het verzoek passeert.

Debiteuren

Deze post heeft met name betrekking op de nog te ontvangen verhuurderbijdrage van verhuurders. Daarnaast bevat deze post leges van huurders en verhuurders. Ook zijn er debiteuren in verband met detacheringen van DHC-medewerkers bij andere organisaties.

Debiteuren (bedragen x € 1.000)

31-12-2018

31-12-2017

Debiteuren moederdepartement

18

41

Debiteuren overige departementen

43

0

Debiteuren derden

5.334

237

Totaal

5.396

278

Overige vorderingen en overlopende activa

Deze post betreft de vooruitbetaalde kosten aan derden in 2018 voor het jaar 2019.

Passiva

Eigen vermogen

Omschrijving (bedragen x € 1.000)

Bedrag

Jaarrekening 2017, Eigen vermogen per 31-12-2017

817

Foutherstel (nagekomen kosten)

– 414

Gecorrigeerd vermogen per 1-1-2018

403

Eenmalige storting moederdepartement

3.725

Bijdrage moederdepartement in transitiekosten 2018

3.159

Resultaat 2018

– 4.310

Eigen vermogen per 31-12-2018

2.977

In 2017 zijn bijdragen van het moederdepartement voor de transitiekosten verantwoord als bijzondere baten. Volgens het ADR-Kader voor de toelaatbaarheid en de presentatie van bijdragen aan agentschappen, dient een dergelijke bijdrage verwerkt te worden als een vermogensstorting. Deze boekingen zijn in 2018 verwerkt.

In 2018 zijn twee facturen ontvangen die betrekking hadden op voorgaande jaren. In totaal gaat het om een bedrag van € 0,4 mln. Richtlijn 150 van de Richtlijnen voor de Jaarverantwoording schrijft voor dat dergelijke tekortkomingen die betrekking hebben op voorgaande afgesloten boekjaren, via het eigen vermogen verwerkt moeten worden.

Door deze mutaties en de toevoeging van het onverdeeld resultaat 2018 bedraagt het eigen vermogen € 3,0 mln. In de Regeling Agentschappen 2018 is aangegeven dat er de mogelijkheid is voor de dienst om een exploitatiereserve op te bouwen. De maximale exploitatiereserve bedraagt 5% van de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaren. Het maximale eigen vermogen in 2018 bedraagt € 0,6 mln. Het verschil tussen het vermogen per 31-12-2018 en het maximaal toegestane eigen vermogen bedraagt € 2,4 mln. Voor de eerstvolgende suppletoire begrotingswet wordt het surplus aan eigen vermogen afgeroomd.

Voorzieningen

De voorzieningen die op de balans staan betreffen kosten in verband met de reorganisaties van de Dienst van de Huurcommissie in 2009 en 2012. Het langlopende deel van deze voorzieningen (2009 € 47K en 2012 € 92K) zijn verplichtingen voor 2020 en latere jaren.

De reorganisatievoorziening 2018 van de Dienst van de Huurcommissie heeft betrekking op de loonkosten van acht medewerkers die met ingang van 1-1-2019 de status van VWNW-kandidaat hebben. Het langlopende deel van de reorganisatievoorziening 2018 bedraagt € 1,5 miljoen. De dienst van de Huurcommissie heeft in de jaarrekening een voorziening verantwoord voor de kosten van werknemers die in het verplichte Van Werk Naar Werk traject zijn geplaatst en heeft daarbij een inschatting gemaakt van de kans dat de voormalig werknemers de WW rechten gaat aanspreken.

Bestemming (bedragen x € 1.000)
 

Stand per 1-1-2018

Onttrekking

Vrijval

Dotatie

Saldo per 31-12-2018

Reorganisatie 2009:

         

• Herplaatsers

102

37

0

19

84

Reorganisatie 2012:

         

• Herplaatsers

127

21

0

7

113

• Maatwerkafspraken

23

23

0

0

0

Reorganisatie 2018

0

   

2.562

2.562

Totaal

252

81

0

2.588

2.759

Crediteuren

Dit betreft in 2018 ontvangen maar per ultimo 2018 nog niet betaalde facturen voor gemaakte kosten die betrekking hebben op 2018.

Crediteuren (bedragen x € 1.000)
 

31-12-2018

31-12-2017

Crediteuren moederdepartement

358

943

Crediteuren overige departementen

0

16

Crediteuren derden

420

457

Totaal

778

1.416

Overige schulden en overlopende passiva

Deze post bestaat uit nog te ontvangen facturen, legesvoorschotten en verplichtingen jegens het personeel.

Kasstroomoverzicht van DHC over 2018 (bedragen x € 1.000)
   

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2018

2.516

2.702

186

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

13.214

4.795

– 8.419

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

– 13.140

– 12.193

947

2.

Totaal operationele kasstroom

74

– 7.398

– 7.472

 

Totaal investeringen (–/–)

0

0

0

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

0

0

0

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

6.884

6.884

 

Aflossingen op leningen (–/–)

0

0

0

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

0

6.884

6.884

5.

Rekening courant RHB 31 december 2018 (=1+2+3+4)

(maximale roodstand € 0,5 mln)

2.590

2.188

– 402

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode. De operationele ontvangsten zijn lager dan begroot. In 2018 heeft de Dienst van de Huurcommissie van het moederdepartement een totale bijdrage ontvangen van € 7,5 mln. Hiervan was € 3,2 mln. een bijdrage in de transitiekosten. Deze bijdrage is als een mutatie op het eigen vermogen verwerkt. De verhuurderbijdrage van € 5,2 mln. was eind 2018 nog te ontvangen.

De operationele uitgaven zijn lager dan begroot. De kosten in het algemeen waren lager en het saldo van de crediteuren is afgenomen. In 2018 heeft het moederdepartement een eenmalige storting gedaan van € 3,7 mln. ter aanvulling van het eigen vermogen en heeft het moederdepartement een bijdrage van € 3,2 mln. aan de transitiekosten geleverd. Er is in 2018 geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën.

De berekening van de operationele ontvangsten is als volgt:

Omschrijving (bedragen x € 1.000)
 

Bedrag

Totaal baten

10.320

Balansmutaties

– 5.525

Operationele ontvangsten

4.795

De berekening van de operationele uitgaven is als volgt:

Omschrijving (bedragen x € 1.000)
 

Bedrag

Totaal lasten

14.630

Balansmutaties

– 2.437

Operationele uitgaven

12.193

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2018 van de Dienst van de Huurcommissie

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2015

2016

2017

2018

2018

Tarief per uur1

         
           

Omzet per product1

         
           

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

70

67

63

50

69

           

Saldo van baten en lasten (%)

0%

6%

1%

– 47%

0%

           

% Huurprijsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

77%

66%

64%

60%

90%

% Servicekostengeschillen afgerond binnen 5 maanden

72%

63%

47%

61%

90%

% Huurverhogingsgeschillen afgerond binnen 4 maanden2

88%

92%

90%

98%

90%

% WOVH-geschillen afgerond binnen 4 maanden

25%

0%

50%

0%

90%

X Noot
1

De Dienst van de Huurcommissie heeft een nieuw kostprijsmodel ontwikkeld. Dit model wordt in 2019 gevalideerd, zodat het model als basis voor de Ontwerpbegroting 2020 kan dienen. Op dit moment zijn deze gegevens niet beschikbaar. In de Ontwerpbegroting 2020 gaat gewerkt worden met het nieuwe kostprijsmodel en zijn deze gegevens beschikbaar. Voor de Ontwerpbegrotingen van 2017, 2018 en 2019 is uitgegaan van de verwachte kosten.

X Noot
2

Huurders en verhuurders hebben de doorlooptijd van deze zaken waarschijnlijk ervaren als langer dan 4 maanden. De reden hiervan is dat de intake van verzoeken in 2018 langer heeft geduurd, door de relatief grote instroom van verzoeken in 2018.

Toelichting

FTE-totaal

Betreft het aantal medewerkers in vaste dienst (uitgedrukt in fte) en de ontwikkeling daarvan in de loop der jaren. Vanaf begin januari 2018 hebben twaalf medewerkers gebruik gemaakt van de stimuleringspremie bij ontslag op eigen verzoek. Deze functies zijn in verband met de lopende reorganisatie door tijdelijke externe medewerkers bezet.

Doorlooptijden

De Huurcommissie werkt met twee verschillende doorlooptijden:

  • 1. De doorlooptijd voor de hele procedure vanaf het moment dat de verzoeker de leges heeft betaald tot het moment waarop de uitspraak wordt verstuurd. Deze doorlooptijd is gebaseerd op de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw). De termijn hiervoor is vijf maanden voor servicekostengeschillen en vier maanden voor overige geschillen. Deze termijnen gaan in nadat de leges zijn betaald;

  • 2. De doorlooptijd vanaf het moment dat het dossier compleet is. Deze doorlooptijd is gebaseerd op de Implementatiewet voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten. De wettelijke termijn hiervoor is 90 dagen.

Het afhandelen van het geschil als het dossier eenmaal compleet is gebeurt ruim binnen de wettelijke termijn. De termijn uit de Uhw voor het volledig behandelen van het geschil wordt in veel gevallen niet gehaald. Hoe lang de doorlooptijd is, verschilt bovendien sterk van zaak tot zaak. Het grootste deel van de doorlooptijd gebruikt de Huurcommissie om het dossier compleet te maken zodat zij het geschil in behandeling kan nemen.

De Huurcommissie streeft ernaar geschillen zo snel mogelijk te behandelen. Zij vindt het belangrijk dat het geschil tussen huurder en verhuurder niet langer duurt dan nodig is. Op veel factoren die invloed hebben op de tijd die nodig is om het dossier compleet te maken heeft de Huurcommissie geen invloed. De aard van het geschil, hoe diep het conflict tussen huurder en verhuurder is, de bereidheid van de partijen om mee te werken, de kwaliteit van de door beide partijen aangeleverde informatie en de grillige instroom van geschillen vallen bijvoorbeeld buiten de invloedsfeer.

17. SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2018 VAN HET MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES (HVII)

(Bedragen x € 1.000)

Activa

31-12-2018

31-12-2017

 

Passiva

31-12-2018

31-12-2017

Intra-comptabele posten

             

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

5.951.401

874.660

 

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

1.343.470

150.086

                 

3)

Liquide middelen

4.744

3.597

         
                 

4)

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

0

   

4a)

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

4.605.661

728.846

                 

5)

Rekening-courant RHB begrotingsreserves

223.264

0

 

5a)

Begrotingsreserves

223.264

 
                 

6)

Vorderingen buiten begrotingsverband

31.709

26.553

 

7)

Schulden buiten begrotingsverband

38.723

25.878

                 

8)

Kas-transverschillen

0

0

         
                 
 

Subtotaal intra-comptabel

6.211.118

904.810

   

Subtotaal intra-comptabel

6.211.118

904.810

 

Extra-comptabele posten

             

9)

Openstaande rechten

2.689

2.861

 

9a)

Tegenrekening openstaande rechten

2.689

2.861

                 

10)

Vorderingen

477.339

7.127

 

10a)

Tegenrekening vorderingen

477.339

7.127

                 

11a)

Tegenrekening schulden

0

   

11)

Schulden

0

 
                 

12)

Voorschotten

4.989.805

323.472

 

12a)

Tegenrekening voorschotten

4.989.805

323.472

                 

13a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

27.671

2.500

 

13)

Garantieverplichtingen

27.671

2.500

                 

14a)

Tegenrekening andere verplichtingen

625.562

112.821

 

14)

Andere verplichtingen

625.562

112.821

                 

15)

Deelnemingen

0

   

15a)

Tegenrekening deelnemingen

0

 
                 
 

Subtotaal extra-comptabel

6.123.066

448.781

   

Subtotaal extra-comptabel

6.123.066

448.781

                 
 

Overall Totaal

12.334.184

1.353.591

   

Overall Totaal

12.334.184

1.353.591

TOELICHTING OP DE SALDIBALANS per 31 december 2018 HVII

Waardesprong cijfers Hoofdstuk 7 per 1-1-2018

De maatregelen die in het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III zijn opgenomen met betrekking tot het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, zijn in drie nota’s van wijziging naar aanleiding van het regeerakkoord in de begroting van hoofdstuk 7 verwerkt Het betreft:

  • Opheffen van begrotingshoofdstuk 18 (Wonen en Rijksdienst).

  • Toevoegen van het deel digitale overheid voor bedrijven van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

  • Toevoegen van het deel inzake ruimtelijke ontwikkeling, ruimtelijke ordening met inbegrip van onder meer de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet, de Omgevingswet, het Kadaster en de Kadasterwet van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII).

Daarnaast is het onderdeel Kiesraad als College overgegaan van H7 naar H2B (Hoge Colleges van Staat)

Deze ontvlechting (Kiesraad) en invlechting (H18, EZK en IenW) heeft ertoe geleid dat de balansstanden per 1-1-2018 (aanzienlijk) afwijken van de eindstanden 2017. Dit betreft de navolgende balansposten met de navolgende bedragen (bedragen x € 1.000).

(Bedragen x € 1.000)
 

H18

Waardesprong Kiesraad naar H2B

Waardesprong EZK

Waardesprong I & W

BP 1

4.272.171

     

BP 2

782.686

     

BP 3

349

     

BP 4

3.485.617

     

BP 5

345.905

     

BP 5a

345.905

     

BP 6

2.194

     

BP 7

6.413

     
         

BP 10

440.328

   

12.024

BP 11

0

     

BP 12

4.630.820

 

13.723

306.761

BP 13

171

   

25.000

BP 14

373.778

– 418

4.733

78.961

BP 15

0

     

Ad 1. en 2. Uitgaven en ontvangsten

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar 2018 waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.

Ad 3. Liquide middelen

De post liquide middelen is o.a. opgebouwd uit het saldo bij de banken en de contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerders.

 

(Bedragen in €)

a) Kasbeheerders Rijksdiensten

4.739.948

b) Houders Kleine Kas

3.424

Totaal

4.743.372

Ad a) Kasbeheerders Rijksdiensten

Deze post is gebaseerd op de verantwoording van de kasbeheerder. Deze post bestaat uit het banksaldo van de kasbeheerder AIVD.

Ad b) Houders Kleine Kas

Het bedrag bestaat uit voorschotverstrekkingen aan houders van een kleine kas en is gebaseerd op saldoverklaringen van de desbetreffende kashouders.

Ad 4a. Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding (RHB) is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Opgenomen zijn de bedragen conform Rekening-courant afschriften en het saldobiljet van genoemd departement.

 

(Bedragen in €)

a) Rekening-courant FIN/RHB

4.605.660.202

Totaal

4.605.660.202

Het saldo vertegenwoordigt de reguliere mutaties met betrekking tot Hoofdstuk VII.

Ad 5. Rekening courant RHB Begrotingsreserves

 

(Bedragen in €)

RC FIN RHB NHG

137.557.027

RC FIN RHB WOCO

85.706.249

Totaal

223.263.276

Het saldo vertegenwoordigt de middelen van Rekening Courant bij de Rijkshoofdboekhouding voor de risicovoorzieningen voor de achterborgstelling voor de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) en voor de Sanerings- en projectsteun woningcorporaties.

Ad 5a. Begrotingsreserves

De post begrotingsreserves is als volgt opgebouwd:

 

(Bedragen in €)

a) Risicovoorziening NHG

137.557.027

b) Risicovoorziening WSW

85.706.249

Totaal

223.263.276

Overzicht verloop begrotingsreserves

(bedragen x € 1mnl)
 

Saldo 1.1.2018

Toevoegingen

Onttrekkingen

Saldo 31.12.2018

Artikel

Nationale Hypotheekgarantie

106,9

30,7

 

137,6

3

Saneringssteun Woningcorporaties

232,3

159,3

312,6

79

3

Projectsteun Woningcorporties

6,7

   

6,7

3

 

345,9

190

312,6

223,3

 

Risicovoorziening ten behoeve van garantieregelingen

Ad a): De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Het Rijk vormt de achtervang van het WEW. Jaarlijks betaalt het WEW hiervoor een achterborgvergoeding. Deze wordt aangehouden in de daartoe bestemde risicovoorziening ter partiële dekking van een eventuele aanspraak op de achtervang functie van het Rijk. De achtervangvergoeding voor het jaar 2017 is in 2018 ontvangen en bedroeg afgerond € 30,6 mln.

Reguliere begrotingsreserves

Ad b) en c): Woningcorporaties kunnen als zij in financiële problemen zitten, op grond van de Woningwet (art. 57 BTIV) saneringssubsidie aanvragen. De taak voor sanering en reguliere projectsteun aan woningcorporaties is gemandateerd aan het waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). De hiervoor beschikbare middelen worden aangehouden in de risicovoorziening bij het Rijk.

In 2018 is € 311,4 mln. saneringssubsidie toegekend aan de woningcorporatie Geertruidenberg (WSG). Hieraan hebben de woningcorporaties voor € 159,3 mln. bijgedragen middels de saneringsheffing die hen daartoe in 2018 is opgelegd. Daarnaast is afgerond € 0,9 mln. onttrokken voor de kosten die Vestia maakt voor het bankenonderzoek en afgerond € 0,3 mln. voor de uitvoeringskosten van het WSW.

Ad 6. Vorderingen buiten begrotingsverband

Het bedrag aan vorderingen buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

 

(Bedragen in €)

a) Vorderingen Kasbeheerders Rijksdiensten

944.007

b) Te vorderen van Ministeries en derden

27.467.235

c) Intra-comptabele voorschotten

2.600.727

d) Intra-comptabele debiteuren

696.200

Totaal

31.708.169

Ad a) Vorderingen Kasbeheerders Rijksdiensten

Dit bedrag is gebaseerd op de verantwoording van de kasbeheerder en bestaat uit vorderingen van de kasbeheerder AIVD op diverse ministeries.

Ad b) Te vorderen van ministeries en derden

In dit bedrag zijn aan diverse departementen door te berekenen posten betreffende uitgevoerde dienstverleningsafspraken opgenomen.

Ad c) Intra-comptabele voorschotten

Dit bedrag bestaat voornamelijk uit voorschotten aan personeel in verband met salaris en vergoedingen studiekosten (€ 2,2 mln.)

Ad d) Intra-comptabele debiteuren

Dit bedrag heeft betrekking op verrekeningen met andere begrotingshoofdstukken binnen het ministerie (€ 0,5 mln.) alsmede op te verrekenen bedragen van de maand december inz APG (€ 0,2 mln).

Ad 7. Schulden buiten begrotingsverband

Het bedrag aan schulden buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

 

(Bedragen in €)

a) Schulden Kasbeheerders Rijksdiensten

120.470

b) Nog af te dragen loonheffing en Sociale premies

24.761.409

c) Overige intra-comptabele schulden

13.840.962

Totaal

38.722.841

Ad a) Schulden Kasbeheerders Rijksdiensten

Dit bedrag is gebaseerd op de verantwoording van de kasbeheerder. Het gaat om het saldo bij de kasbeheerder AIVD.

Ad b) Nog af te dragen loonheffing en sociale premies

Het gehele bedrag betreft nog af te dragen loonheffing en sociale premies die in januari 2019 door het ministerie aan de betreffende instanties worden afgedragen.

Ad c) Overige intra-comptabele schulden

Dit bedrag heeft voornamelijk betrekking op verrekeningen met een ander begrotingshoofdstuk binnen het ministerie (€ 0,3 mln.), eigen risicodragerschap en WIA (€ 1,0 mln.) en de te verrekenen maandverantwoording van de RVO over de maand december 2018 (€ 12,1 mln.)

Ad 9. Openstaande rechten

Ad 9a. Tegenrekening openstaande rechten

Het saldo per 31 december 2018 is hieronder per ontstaansjaar en per artikel gespecificeerd:

       

(Bedragen in €)

Ontstaansjaar

Stand per 1-1

Opgeboekt

Afgeboekt

Stand per 31-12

2016

1.813

0

1.813

0

2017

2.858.726

 

2.857.345

1.381

2018

 

23.661.187

20.973.940

2.687.247

Totaal

2.860.539

23.661.187

23.833.098

2.688.628

Artikel

Omschrijving

(Bedragen in €)

Artikel 2

Nationale veiligheid

451.596

Artikel 11

Centraal apparaat

2.237.032

Totaal

 

2.688.628

Toelichting:

Artikel 2: Algemene inlichtingen en veiligheidsdienst

Dit betreft de door de door de AIVD aan derden in rekening gebrachte kosten van veiligheidsonderzoeken.

Artikel 11: Centraal apparaat

Dit betreft het debiteurensaldo van Doc-Direkt en bestaat uit aan departementen doorberekende dienstverlening.

Ad 10. Vorderingen

Ad 10a. Tegenrekening vorderingen

Het saldo per 31 december 2018 wordt hieronder per ontstaansjaar en artikel gespecificeerd:

Ontstaansjaar

Stand per 1/1

Invlechting H18

Invlechting IenW

Nieuwe beginstand

2015

   

12.000.000

12.000.000

2016

     

0

2017

7.126.865

793.664

23.804

7.944.333

2018

     

0

Totaal

7.126.865

793.664

12.023.804

19.944.333

       

(Bedragen in €)

Ontstaansjaar

Nieuwe beginstand

Opgeboekt

Afgeboekt

Stand per 31-12

2015

12.000.000

 

12.000.000

0

2016

0

   

0

2017

7.944.333

 

7.767.857

176.476

2018

0

433.391.700

405.561.405

27.830.295

Totaal

19.944.333

433.391.700

425.329.262

28.006.771

         

Bedragen in €

Toeslagen Belastingdienst (bedragen x €)

       
 

Stand per 01-01

Ingestelde vorderingen

Ontvangsten

Afboekingen

Stand per 31-12

Toeslagjaar vóór 2014

81.284.928

3.500.159

18.875.816

8.688.204

57.221.067

Toeslagjaar 2014

50.895.192

2.938.531

19.229.484

2.620.440

31.983.799

Toeslagjaar 2015

100.450.574

13.683.613

62.264.294

3.114.661

48.755.232

Toeslagjaar 2016

153.492.230

62.583.439

123.810.560

6.942.728

85.322.381

Toeslagjaar 2017

53.410.504

261.455.437

161.854.197

6.527.674

146.484.071

Toeslagjaar 2018

0

143.693.407

66.629.231

1.723.687

75.340.488

Toeslagjaar 2019

0

0

– 1.521

1.521

0

Toeslagjaar diverse1

0

0

– 5.651.941

1.427.160

4.224.781

Totaal

439.533.429

487.854.586

447.010.121

31.046.075

449.331.819

X Noot
1

Toeslagjaar «diverse»: deze bedragen zijn (nog) niet te specificeren per toeslagjaar

 

Stand 01-01

Opgeboekt

Afgeboekt

Stand 31-12

TOTAAL

459.477.762

921.246.286

903.385.458

477.338.590

Artikel

Omschrijving

(Bedragen in €)

1

Openbaar bestuur en democratie

17.113

2

Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst

309.424

3

Woningmarkt

449.331.820

4

Woonomgeving en bouw

3.040.007

5

Ruimte en omgeving

24.171

6

Dienstverlenende en innovatieve Overheid

2.752.280

8

Kwaliteit Rijksdienst

5.250

11

Centraal apparaat

21.858.525

Totaal

477.338.590

Naar de mate van opeisbaarheid:

Alle vorderingen zijn direct opeisbaar.

Toelichting:

Artikel 1: Openbaar bestuur en democratie

Betreft een vordering (€ 0,02 mln.) omdat er voor het ontwikkelen van een leerplatform minder is uitgegeven dan bij de subsidieaanvraag begroot.

Artikel 2: Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

Het betreft hier vorderingen met betrekking tot pensioenpremies voor medewerkers welke gedetacheerd zijn bij Internationale Volkenrechtelijke organisaties (€ 0,1 mln.), openstaande vorderingen van detacheringen (€ 0,1 mln.) en suppletie BTW 2016 (€ 0,1 mln.)

Artikel 3: Woningmarkt

Het saldo betreft voornamelijk op de door Belastingdienst ingestelde terugvorderingen (€ 445,1 mln.) van verstrekte huurtoeslagen.

Artikel 4: Woonomgeving en bouw

Het betreft in totaal zeven vorderingen (€ 3,0 mln.) welke in beheer zijn bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). De grootste vordering (€ 2,9 mln.) heeft betrekking op het Fonds energiebesparing huursector (FEH).

Artikel 5: Ruimte en omgeving

Per abuis is er een factuur dubbel betaald voor een praktijkbijeenkomst ten behoeve van de omgevingswet. Hiervoor is er een vordering (€ 0,02 mln.) ingesteld.

Artikel 6: Dienstverlenende en innovatieve overheid

Betreft een aantal vorderingen (€ 2,9 mln.) na afrekeningen en correcties inzake dossiers van Logius. Het gaat hier o.a. om de doorbelasting van Fase 2a, conversie vanuit EZK en de ontwikkeling stelsel EID 2017.

Artikel 8: Kwaliteit rijksdienst

Betreft verschillende bijdragen voor intercollegiale consultaties de nog ontvangen dienen te worden.

Artikel 11: Centraal apparaat

De openstaande vorderingen betreffen nog van diverse ministers en baten-lastenagentschappen te ontvangen bedragen op basis van dienstverleningsafspraken aangaande geleverde plusdiensten of maatwerk (€ 20,8 mln.).

Ad. 12. Voorschotten

Ad. 12a. Tegenrekening voorschotten

De saldi van de per 31 december 2018 openstaande voorschotten en van de in 2018 afgerekende voorschotten worden hieronder per ontstaansjaar gespecificeerd:

Voorschotten naar ouderdom (excl. Toeslagen) (bedragen x €)
 

Saldo 1-1-2018

Invlechting H18

Invlechting EZK

Invlechting IenW

Correctie beginstand

H18 RVO

Gecorrigeerde stand 1-1-2018

t/m 2014

8.149.033

59.052.043

 

241.850.020

 

309.051.096

2015

16.108.929

978.651

1.441.488

0

 

18.529.068

2016

54.622.283

65.061.618

6.266.931

41.959.678

 

167.910.510

2017

244.591.619

140.313.255

6.014.727

22.950.979

8.455

413.879.034

2018

         

0

totaal (excl. Toeslagen)

323.471.864

265.405.567

13.723.146

306.760.677

8.455

909.369.708

Voorschotten naar ouderdom (excl. Toeslagen) (bedragen x €)
     

Bedragen in €

 

Gecorrigeerde stand 1-1-2018

Verstrekt

Afgerekend

Openstaand

31-12-2018

t/m 2014

309.051.096

 

8.906.905

300.144.191

2015

18.529.068

 

16.361.731

2.167.337

2016

167.910.510

 

26.959.419

140.951.091

2017

413.879.034

 

276.258.686

137.620.348

2018

0

1.172.334.327

732.867.097

439.467.230

totaal (excl. Toeslagen)

909.369.708

1.172.334.327

1.061.353.838

1.020.350.197

Toeslagen Belastingdienst (bedragen x €)
     

Bedragen in €

 

Stand 1-1-2018

Verstrekt 2018

Afgerekend 2018

Openstaand

31-12-2018

Toeslagjaar vóór 2014

67.924

0

67.924

0

Toeslagjaar 2014

6.802.879

0

3.746.942

3.055.937

Toeslagjaar 2015

35.263.781

0

26.564.843

8.698.938

Toeslagjaar 2016

370.523.135

0

332.824.531

37.698.604

Toeslagjaar 2017

3.620.284.237

27.605.813

3.340.866.364

307.023.686

Toeslagjaar 2018

332.462.683

2.952.431.267

0

3.284.893.951

Toeslagjaar 2019

0

328.083.661

0

328.083.661

totaal

4.365.404.640

3.308.120.742

3.704.070.605

3.969.454.777

     

Bedragen in €

 

Stand 1.1.2018

Verstrekt 2018

Afgerekend 2018

Stand 31-12-2018

TOTAAL

5.274.774.347

4.480.455.069

4.765.424.443

4.989.804.974

De saldi van de per 31 december 2018 openstaande voorschotten worden hieronder per artikel gespecificeerd:

Artikel

Omschrijving

(Bedragen in €)

1

Openbaar bestuur en democratie

31.129.324

2

Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst

2.429.580

3

Woningmarkt

4.017.870.723

4

Woonomgeving en bouw

199.235.914

5

Ruimte en omgeving

364.392.260

6

Dienstverlenende en innovatieve Overheid

252.688.352

7

Arbeidszaken Overheid

26.181.340

8

Kwaliteit Rijksdienst

9.459.709

9

Uitvoering rijksvastgoedbeleid

74.874.200

11

Centraal apparaat

10.593.422

12

Algemeen

950.150

Totaal

4.989.804.974

Artikel 1: Openbaar bestuur en democratie

Het openstaande saldo bestaat uit de bevoorschotting van politieke partijen (€ 13,7 mln.) op grond van de Wet Financiering politieke partijen en aan de Oorlogsgravenstichting verstrekte voorschotten (€ 3,3 mln.).

Daarnaast heeft de Vereniging Nederlandse Gemeenten (€ 5,0 mln.) en Stichting ICTU (€ 2,0 mln.) een aantal voorschotten gekregen ter ondersteuning van de medeoverheden. In lijn hiermee zijn diverse voorschotten (€ 0,9 mln.) uitgekeerd als onderdeel van het interbestuurlijke programma. Ook heeft de waarderingskamer voor 2018 een voorschot (€ 2,8 mln.) ontvangen.

Artikel 2: Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

De openstaande voorschotten op dit artikel hebben met name betrekking op de bevoorschotting van Loyalis over de jaren 2016 (€ 0,6 mln.), 2017 (€ 0,9 mln.) en 2019 (€ 1,0 mln.).

Artikel 3: Woningmarkt

Dit saldo betreft voornamelijk openstaande voorschotten (€ 3.969,4 mln.) die betrekkingen hebben op huurtoeslagen waarvoor nog geen definitieve toekenning van het toeslagrecht door de Belastingdienst heeft plaats gevonden. Daarnaast is er een subsidie toegekend aan de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuis van totaal 38 mln. voor de binnenstedelijke transformatie. Hiervoor is een voorschot van € 28 mln. uit betaald.

Artikel 4: Woonomgeving en bouw

Aan de Stichting Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) is de afgelopen jaren een voorschot verleend van € 110 mln. ten behoeve van de financiering van het treffen van energiebesparende maatregelen door particulieren. Voorts is in het kader van energiebesparing een subsidie van € 20 mln. voor de Stichting Fonds Duurzaam Funderingsherstel verleend als eigen vermogen voor het fonds en kent een doorlooptijd tot in 2035. Ook staan op dit artikel voor € 22,3 mln. aan voorschotten open voor de vergoeding van mensuren en projectmiddelen aan RVO.nl

Artikel 5: Ruimte en omgeving

De afgelopen jaren is er voor een totaal van € 178,2 mln. aan voorschotten uitgekeerd voor projecten ruimtelijke kwaliteit (BIRK). Het betreft o.a. Delft (€ 78,1 mln.), Arnhem Rijnboog (€ 11,6 mln.), Utrecht NSP (€ 54,5 mln.), Den Haag NSP (€ 34 mln.), Rotterdam Stadshaven (31,0 mln.) en Breda NSP (€ 21,7). De verwachting is dat de projecten Arnhem, Utrecht en Den Haag vastgesteld kunnen worden in 2019. Het project Delft kent nog een langere looptijd tot tenminste 2023. Voor het project Rotterdam Stadshavens is onlangs besloten de einddatum op te schuiven naar 31 dec. 2019.

Daarnaast heeft het Kadaster voorschotten (€ 52,6 mln.) ontvangen voor activiteiten binnen de nationale geo-informatie infrastructuur. Op basis van verantwoording in kwartaal- en jaarrapportages zullen deze verder worden afgewikkeld.

Artikel 6: Dienstverlenende en innovatieve overheid

Prodemos heeft voor het jaar 2018 een voorschot ontvangen van € 4,4 mln. en wordt in 2019 afgerekend. Inzake het Landelijk Aanpak Adreskwaliteit heeft ICTU de afgelopen jaren een totaal aan voorschotten ontvangen van € 29,7 mln. De overeenkomst betreffende deze aanpak is verlengd tot en met eind 2019. Het RvIG heeft een voorschot ontvangen van totaal € 46,8 mln. voor verschillende projecten binnen de BPR, mijnoverheid en RNI. Met betrekking tot MijnOverheidvoorOndernemers (MOvO) heeft Logius € 4,5 mln. aan voorschotten ontvangen. Ook heeft Logius voorschotten ontvangen voor DigiD hoog (€ 23,2), eTD-stelsel (€ 4,3 mln.), Digipoort (€ 2,6 mln.), Digid machtigingen (€ 15,0 mln.), MijnOverheid (€ 15,2 mln.), Stelseldiensten 2018 (€ 15,7 mln.) en voor het verlengen van het programma eID (€ 21,6 mln.). Het RDW heeft inzake meerkosten eID-applet een voorschot ontvangen van € 3,1 mln. Ook heeft de KvK inzake het ondernemersplein € 4,7 mln. aan voorschot ontvangen en heeft het RvO voor Digitale Overheid € 7,0 mln. voorschot gekregen. Daarnaast heeft het Agentschap Telekom inzake toezichtstaken BZK een voorschot ontvangen (€ 1,7 mln) evenals ICTU voor project NORA (€ 1,1 mln).

Artikel 7: Arbeidszaken overheid

Het openstaande saldo bestaat grotendeels uit de bevoorschotting van de stichting Administratie Indonesisch Pensioenen (€ 9,8 mln.), ten behoeve van de pensioenen van gepensioneerd personeel uit de voormalige overzeese gebieden. Daarnaast zijn er aan ICTU voorschotten (€ 7,3 mln.) verstrekt in de jaren 2015 tot en met 2018 inzake kennisbank, vensters en internetspiegel. Na ontvangst van dechargeverzoeken en/of verantwoordingsstukken worden deze voorschotten vastgesteld. Ook zijn voorschotten (€ 3,1 mln.) verstrekt aan de stichtingen Centrum voor Arbeidsverhouding OverheidsPersoneel (CAOP), Stichting Verdeling Overheidsbijdragen (SVO) en Verbond Sectorwerkgevers Overheid.

Artikel 8: Kwaliteit Rijksdienst

Betreft een voorschot (€ 0,6 mln.) inzake afwikkeling van een bijdrage aan UBR inzake bijdrage aanpak werving ICT 2017 en een voorschot (2,1 mln.) aan UBR inzake aanvalsplan versterking HR ICT Rijksdienst. Daarnaast heeft het A&O-fonds een voorschot ontvangen (€ 3,4 mln.) betreffende subsidie 2018. Voor het berichtenverkeer is er aan DiGi Inkoop een voorschot van € 1,6 mln. verstrekt in verband met EBF Berichtenverkeer.

Artikel 9: Uitvoering rijksvastgoedbeleid

Het openstaande saldo betreft grotendeels een voorschot aan het RVB van € 57,0 mln. voor de zakelijke lasten en voor het uitvoeren van het rijkshuisvestingsbeleid met betrekking tot de beheer en plankosten, beheer monumenten, energiebesparing, ondersteuning en stimulering architectonische kwaliteit. Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zal dit voorschot in de loop van 2019 worden afgewikkeld.

Artikel 11: Centraal apparaat

De openstaande voorschotten op dit artikel betreffen voornamelijk de bevoorschotting van Loyalis over de afgelopen jaren (€ 10,3 mln.). De voorschotten Loyalis zullen na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie in 2019 en volgende jaren worden afgewikkeld.

Artikel 12: Algemeen

De openstaande voorschotten bestaan onder andere uit de bevoorschotting van het programma NSOB intelligent bestuur (€ 0,2 mln.) en aan ICTU voor de Kennisbank (€ 0,3 mln.). Daarnaast is er een subsidie verstrekt voor overheidsmanager van het jaar (€ 0,1 mln.) en aan het centrum voor parlementaire Geschiedenis inzake staatscommissie (€ 0,2 mln.).

Ad 13. Garantieverplichtingen

Ad 13a. Tegenrekening Garantieverplichtingen

De stand openstaande verplichtingen is als volgt opgebouwd:

 

(Bedragen in €)

 

Verplichtingen per 1/1

2.500.000

 

Waardesprong per 1.1.2018 H18

170.168

+/+

Waardesprong per 1.1.2018 I&W

25.000.000

 

Gecorrigeerde stand verplichtingen 1.1.2018

27.670.168

 

Aangegane verplichtingen in het verslagjaar incl negatieve bijstellingen

0

 
 

27.670.168

–/–

     

Tot betaling gekomen in 2018

0

 
 

27.670.168

 

Het betreft de verstrekking van een rekening-courantkrediet aan de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (€ 2,5 mln.) en de verstrekking van hypotheekgaranties (€ 0,2 mln.). Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten.

Daarnaast is er vanuit de conversie I&W de kredietfaciliteit van € 25 miljoen – die gekoppeld is aan de rekening-courant met het Minister van Financiën – overgenomen. Deze is in december 2008 ingevoerd tegen een rente die is gebaseerd op EONIA fixing. De kredietfaciliteit heeft een onbeperkte looptijd.

Niet in de balans opgenomen garantieverplichtingen

Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)

Het Rijk en de gemeenten staan borg voor de stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Voor het WSW geldt dat indien het fondsvermogen na gebruikmaking van de zekerheidsstructuur een zeker minimum heeft bereikt, zoals vastgelegd in de achtervangovereenkomst, het WSW een beroep kan doen op de achtervangers.

Dit beroep is in beginsel ongelimiteerd. Het Rijk en de deelnemende gemeenten verstrekken in geval van eventuele liquiditeitsproblemen bij het WSW ieder voor 50% een renteloze lening aan het WSW.

Deze borgstelling vormt de tertiaire zekerheid van het fonds. De primaire zekerheid wordt gevormd door het eigen vermogen van de aangesloten corporaties. Indien de financiële positie van de corporatie, naar de eisen van kredietwaardigheid van het WSW, onvoldoende is, kan onder bepaalde voorwaarden saneringssteun worden verleend.

De secundaire zekerheid wordt gevormd door het vermogen van het WSW. Dit vermogen is opgebouwd uit een borgstellingreserve en een obligo op corporaties. Het totaal-bedrag aan obligo’s is € 3 miljard. De kans dat de tertiaire zekerheid wordt aangesproken is zeer klein.

In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de vermogenspositie van de stichting WSW:

Kengetallen stichting WSW (x € 1 mln)
 

Jaar 2018

Jaar 2017

Jaar 2016

Jaar 2015

Jaar 2014

Gegarandeerde leningen

80.214

81.005

82.217

83.800

85.100

Eigen vermogen WSW

520

531

537

516

485

Obligoverplichtingen

3.034

3.060

3.100

3.200

3.200

Garantievermogen

3.554

3.591

3.652

3.716

3.685

Totaal aan schadebetalingen

0

0

0

0

0

Bron: jaarrekening WSW 2017, 2018 betreft voorlopige cijfers

De dalende lijn van de achterborgstelling (bedrag aan gegarandeerde leningen) en het obligo is in lijn met de trend afgelopen jaren. Op basis van de opgegeven investeringen en bestedingen van woningcorporaties eind 2017 is de verwachting dat er op korte termijn een kentering komt in deze trend. Het bufferkapitaal (eigen vermogen) daalde in 2018 door het kortlopende deel van de betaalverplichting voor de dienst der lening van woningcorporaties SHH en WSG. In aansluiting op het saneringsbesluit voor woningcorporatie WSG is een deel van de geborgde leningenportefeuille van die corporatie in 2018 afgelost met saneringssteun. De aflossing heeft mede bijgedragen aan de dalende lijn van de achterborgstelling en het obligo.

Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW)

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Het Rijk is de achtervanger bij het WEW. Dit betekent dat, zodra het WEW onvoldoende risicovermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen, het Rijk zich verplicht heeft gesteld om achtergestelde renteloze leningen te verschaffen. Tot 2011 was het Rijk samen met de gemeenten achtervanger. Vanaf 1 januari 2011 is alleen het Rijk achtervanger; voor de oude gevallen blijven de gemeenten verantwoordelijk voor 50% van de achtervang.

Garantie Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (voorganger RVB)

Bij de overkomst van het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf van het Ministerie van Financiën naar Wonen en Rijksdienst per 1-1-2013 heeft Wonen en Rijksdienst een door het Ministerie van Financiën verleende garantie overgenomen. Inmiddels heeft Binnenlandse Zaken Koninkrijksrelaties zich garant gesteld voor de eventuele verliezen op gebiedsontwikkelingsprojecten van het Rijksvastgoedbedrijf nu Wonen en Rijksdienst is opgeheven. De garantie is gemaximeerd tot een bedrag van € 207 mln. (het vorderingenplafond).

Indien de directe opbrengst van het grondexploitatieproject Valkenburg lager is dan de verwachte geactiveerde kosten, staat het Ministerie van Financiën via het Ministerie van BZK garant voor in totaal € 201,5 mln.

Mocht een gebiedsontwikkelingsproject echter later toch leiden tot een betaling van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan het Rijksvastgoedbedrijf wordt dit budgettair gedekt uit het generale beeld (via het Ministerie van Financiën).

Ad 14. Andere verplichtingen

Ad 14 a Tegenrekening andere verplichtingen

De stand openstaande verplichtingen is als volgt opgebouwd:

 

(Bedragen in €)

 

Verplichtingen per 1/1

112.820.721

 

Waardesprong per 1.1.2018 naar H2B

– 417.799

 

Waardesprong per 1.1.2018 H18

373.777.491

 

Waardesprong per 1.1.2018 I&W

78.960.932

 

Waardesprong per 1.1.2018 EZK

4.732.705

 

Gecorrigeerde stand verplichtingen 1.1.2018

569.874.050

 

Aangegane verplichtingen in het verslagjaar

6.034.017.015

+/+

 

6.603.891.065

 
     

Tot betaling gekomen in 2018

5.951.400.168

 

Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren

26.928.993

–/–

 

625.561.904

 

Toelichting:

De toelichting heeft betrekking op de negatieve bijstellingen die per saldo een omvang hebben van meer dan 10% en of meer dan € 0,1 mln. ten opzichte van de verplichtingenstand per 31-12-2018.

Artikel 1: Openbaar bestuur en democratie

Bij de afrekening van de VNG was de afrekening lager dan de bevoorschotting van 80%. Hiervoor is de verplichting met € 0,2 mln. neerwaarts bijgesteld. Daarnaast heeft er door afname van het aantal zetels de subsidiebijdrage voor politieke partijen bijgesteld met € 0,9 mln. Daarnaast heeft er een technische correctie binnen het financiële systeem plaatsgevonden waarbij een onterecht opgeboekte verplichting weer is bijgesteld (€ 0,2 mln.).

Artikel 3: Woningmarkt

Dit artikel is overgeheveld van begrotingshoofdstuk 18. Er is een negatieve bijstelling gedaan met betrekking tot de bijdragen BEW-Oud en BEW-Plus. Inkomenstoetsen en verhuizingen hebben in 2018 geleid tot een verlaging van de verplichtingen (€ 8,8 mln.). Daarnaast zijn de werkelijke kosten voor de belastingdienst middels een begrotingsmutaties verlopen. Hierdoor moest de verplichting van € 0,4 mln. worden afgeboekt.

Artikel 4: Woonomgeving en bouw

Dit artikel is overgeheveld van begrotingshoofdstuk 18. Bij overheveling is geconstateerd dat een verplichting € 1,0 mln. een verkeerde zakenpartner. Daarnaast zijn een aantal verplichtingen betreffende subsidies niet of gedeeltelijk tot betaling gekomen. De openstaande standen (€ 0,6 mln.) zijn in 2018 afgeboekt. De verplichting voor de projectmiddelen RVO 2016 zijn in 2018 betaald. Het resterende bedrag (€ 0,8 mln.) aan verplichtingen is afgeboekt.

Artikel 5: Ruimte en omgeving

Dit artikel is overgeheveld van begrotingshoofdstuk I&W. Na de overheveling van de verplichtingen zijn onterecht openstaande verplichtingen afgeboekt. Dit had onder andere te maken met instrumentkeuze (€ 2,3 mln.).

Artikel 6: Dienstverlenende en innovatieve overheid

De middelenbesteding voor de operatie BRP is naar beneden bijgesteld (€ 2,4 mln.) omdat de operatie is gestopt.

Artikel 9: Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

Dit artikel is overgeheveld van begrotingshoofdstuk 18. Bij de definitieve afrekening zijn de openstaande verplichtingen (€ 0,7 mln.) voor het jaar 2016 en 2017 met betrekking tot de huisvestingskosten Hoge Colleges van Staat en AZ afgeboekt.

Artikel 11: Centraal apparaat

Op het personele vlak hebben er een aantal negatieve bijstelling plaatsgevonden naar aanleiding van wijzigingen in contracten door detacheringen of eerder uit dienst te treden (€ 2,1 mln.). Daarnaast heeft BZK een betaling namens NCDO aan Logicus gedaan waardoor de middelenbesteding van BZK aan het NCDO evenredig is verlaagd (€ 0,4 mln.).

18. WNT-VERANTWOORDING 2018

Op www.topinkomens.nl (http://www.topinkomens.nl) vindt u het geldend normenkader voor 2018: de Wet normering topinkomens (WNT), het Uitvoeringsbesluit WNT, de Uitvoeringsregeling WNT, Beleidsregels WNT, QenA's en een overzicht van de geldende bezoldigingsmaxima. Tevens is er een verantwoordingsmodel opgenomen, waarin gedetailleerd is uitgewerkt op welke wijze de WNT-verantwoording kan worden opgesteld en ingevuld.

De geldende wet- en regelgeving is leidend.

De Wet normering topinkomens (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen – al dan niet fictieve – dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk bezoldigingsmaximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstbetrekking echter vallen buiten de reikwijdte van de wet.

Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het algemeen bezoldigingsmaximum bedraagt in 2018 € 189.000.

Nieuw in 2018 is het vervallen van het begrip gewezen topfunctionaris en de inwerkingtreding van de anticumulatiebepaling, die bepaalt dat indien een topfunctionaris met verschillende WNT-instellingen een dienstbetrekking aangaat als topfunctionaris, niet zijnde een toezichthoudende topfunctionaris, de som van de bezoldigingen niet meer mag bedragen dan het algemeen bezoldigingsmaximum (€ 189.000).

Bezoldiging van topfunctionarissen

Naam instelling

Naam topfunctionaris

Functie

Datum aanvang dienstverband

(indien van toepassing)

Datum einde dienstverband (indien van toepassing)

Omvang dienstverband in fte

(+ tussen haakjes omvang in 2017)

Op externe inhuurbasis (nee; ≤ 12 kalender-mnd; > 12 kalender-mnd)

Beloning plus onkostenvergoedingen (belast)

(+ tussen haakjes bedrag in 2017)

Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn

(+ tussen haakjes bedrag in 2017)

Totale bezoldiging in 2018

(+ tussen haakjes bedrag in 2017)

Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum

Motivering (indien overschrijding)

BZK/TMG

Dhr. G.J.C.M. Bakker

Hoofddirecteur DJI JenV

1-7-2018

 

1

nee

72.723

9.475

82.198

95.277

 

BZK/TMG

Dhr. R.J. Barendse

Plv. SG JenV

   

1 (1)

nee

152.609 (150.433)

18.931 (17.598)

171.540 (168.031)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. B.W. Bargerbos

Hoofddirecteur Beleid DEF

 

1-2-2018

1 (1)

nee

19.165 (141.920)

1.577 (17.485)

20.742 (159.405)

16.052

De overschrijding is € 4.690 Een deel van de in 2018 uitbetaalde vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering, te weten € 6.613 kan worden toegerekend aan 2017. Hierdoor is er in 2018 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT.

BZK/TMG

Mevr. H.J. Beentjes

Hoofddirecteur Financiën, Management en Control IenW

1-8-2018

 

1

nee

54.788

7.743

62.531

79.225

 

BZK/TMG

Mevr. A. van Berckel-van de Langemheen

Hoofddirecteur IND JenV

1-2-2018

 

1

nee

142.541

17.327

159.868

172.948

 

BZK/TMG

Mevr. A. Berg

DG VWS

   

1 (1)

nee

161.339 (159.038)

19.197 (17.849)

180.536 (176.887)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. M.C. van den Berg

DG BZ

 

1-8-2018

1 (1)

nee

83.435 (81.885)

11.115 (8.841)

94.550 (90.726)

109.775

 

BZK/TMG

Dhr. R.A.C. Bertholee

DG BZK tot 17-11-2018. Vanaf

17-11-2018 Buitengewoon Adviseur BZK

   

1 (1)

nee

147.460 (145.358)

18.787 (17.460)

166.247 (162.818)

189.000

 

BZK/TMG

Mevr. A.W.H. Bertram

BG BZK

   

1 (1)

nee

159.850 (18.811)

19.245 (2.293)

179.095 (21.104)

189.000

 

BZK/TMG

Mevr. M.C.A. Blom

DG IenW

   

1 (1)

nee

165.808 (162.783)

19.373 (17.871)

185.181 (180.654)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. M.J. Boereboom

DG OCW

   

1 (1)

nee

167.115 (164.723)

19.358 (18.012)

186.473 (182.735)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. J.A. van den Bos

IG IenW

   

1 (1)

nee

169.439 (162.686)

19.305 (18.024)

188.744 (180.710)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. J.G. Bos

IG Inspectie JenV

   

1 (1)

nee

156.362 (154.136)

19.156 (17.703)

175.518 (171.839)

189.000

 

BZK/TMG

Mevr. J.M.G. Brandt

SG BZ

   

1 (1)

nee

163.914 (84.873)

19.248 (8.892)

183.162 (93.765)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. H.M. Brons

Buitengewoon Adviseur BZK

tot 1-7-2018. DG BZK vanaf

1-7-2018.

   

1 (1)

nee

169.198 (162.330)

19.764 (18.461)

188.962 (180.791)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. J. Brug

DG VWS

10-9-2018

 

1

nee

48.861

6.018

54.879

58.512

 

BZK/TMG

Dhr. G.J. Buitendijk

DG SZW

   

1 (1)

nee

163.990 (160.550)

19.354 (17.837)

183.344 (178.387)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. C. van der Burg

DG VWS

   

1 (1)

nee

166.066 (163.655)

19.326 (17.974)

185.392 (181.629)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. M.R.P.M. Camps

SG EZK

   

1 (1)

nee

165.063 (162.710)

19.307 (17.997)

184.370 (180.707)

189.000

 

BZK/TMG

Mevr. G.E.A. van Craaikamp

Plv. SG VWS

   

1 (1)

nee

162.368 (160.054)

19.219 (17.871)

181.587 (177.925)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. M.E.P. Dierikx

ABDTOPconsultant BZK

   

1 (1)

nee

158.837 (156.573)

19.159 (18.229)

177.996 (174.802)

189.000

 

BZK/TMG

Mevr. A.G. van Dijk

DG JenV

1-12-2018

 

1

nee

10.575

1.542

12.117

16.052

 

BZK/TMG

Mevr. H.A.M. van Dongen

Plv. SG SZW

12-3-2018

 

1

nee

102.734

14.634

117.368

152.753

 

BZK/TMG

Dhr. J.H. Dronkers

DG/loco SG IenW

   

1 (1)

nee

166.956 (164.424)

19.435 (18.021)

186.391 (182.445)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. B.E. van den Dungen

DG VWS

   

1 (1)

nee

169.361 (163.533)

19.324 (18.022)

188.685 (181.555)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. W.A. van Ee

Plv. SG BZ

   

1 (1)

nee

139.571 (66.884)

18.365 (8.566)

157.936 (75.450)

189.000

 

BZK/TMG

Mevr. J.A.A.M. van Diemen-Steenvoorde

IG VWS

   

1 (1)

nee

187.524 (192.603)

19.954 (18.812)

207.478 (211.415)

189.000

De overschrijding is € 18.478 Deze is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht).

BZK/TMG

Dhr. M.M. Frequin

DG IenW

   

1 (1)

nee

167.418 (164.776)

19.360 (18.019)

186.778 (182.795)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. A.F. Gaastra

DG EZK

   

1 (1)

nee

169.392 (162.257)

19.295 (17.942)

188.687 (180.199)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. M.P. van Gastel

ABDTOPconsultant BZK

   

1 (1)

nee

164.658 (162.311)

19.366 (18.010)

184.024 (180.321)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. M. Gazenbeek

Plv. SG DEF

   

1 (1)

nee

145.308 (137.020)

18.720 (17.397)

164.028 (154.417)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. W.J.P. Geerts

SG DEF

   

1 (1)

nee

169.392 (162.683)

19.295 (17.942)

188.687 (180.625)

189.000

 

BZK/TMG

Mevr. L.B.J. van Geest

Directeur Centraal Planbureau EZK

   

1 (1)

nee

169.376 (166.047)

19.381 (18.075)

188.757 (184.122)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. E. Gerritsen

SG VWS

   

1 (1)

nee

169.372 (162.962)

19.335 (18.031)

188.707 (180.993)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. J.C. Goet

DG JenV tot 15-6-2018.

SG LNV vanaf 15-6-2018.

   

1 (1)

nee

169.482 (163.533)

19.324 (18.024)

188.806 (181.557)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. B. ter Haar

DG SZW

   

1 (1)

nee

161.338 (159.038)

19.197 (17.849)

180.535 (176.887)

189.000

 

BZK/TMG

Mevr. M.J. Hammersma

SG OCW

   

1 (1)

nee

167.919 (165.199)

19.466 (18.030)

187.385 (183.229)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. H.A. Harmsma

Algemeen Directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland EZK

   

1 (1)

nee

145.307 (142.434)

18.716 (17.289)

164.023 (159.723)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. P.F. Hasekamp

DG FIN

   

1 (1)

nee

166.152 (162.965)

19.339 (18.024)

185.491 (180.989)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. A. Haspels

DG BZ

   

1 (1)

nee

158.360 (81.980)

19.057 (8.764)

177.417 (90.744)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. P.R. Heij

DG IenW

   

1 (1)

nee

169.590 (166.867)

19.410 (18.087)

189.000 (184.954)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. J.P. Hoogeveen

Buitengewoon Adviseur BZK

   

1 (1)

nee

165.402 (162.937)

19.496 (18.141)

184.898 (181.078)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. P.H.A.M. Huijts

SG AZ

   

1 (1)

nee

169.389 (163.897)

19.359 (18.024)

188.748 (181.921)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. N. van Hulst

Buitengewoon Adviseur BZK

   

1 (1)

nee

145.007 (134.666)

19.114 (17.771)

164.121 (152.237)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. A.H.M. de Jong

ABDTOPconsultant BZK

   

1 (1)

nee

163.793 (161.019)

19.256 (17.904)

183.049 (178.923)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. E.J. van Kempen

DG BZK

1-3-2018

 

1

nee

129.357

15.479

144.836

158.449

 

BZK/TMG

Dhr. A.J.M. Kerkvliet

Algemeen Directeur Auditdienst Rijk FIN

1-3-2018

 

1

nee

118.885

15.156

134.041

158.449

 

BZK/TMG

Dhr. R.J.A. Kerstens

ABDTOPconsultant BZK

   

1 (1)

nee

171.113 (169.266)

19.491 (18.147)

190.604 (187.413)

189.000

De overschrijding is € 1.604 Deze is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht).

BZK/TMG

Dhr. A.B.C. de Klerck

DG BZK

   

1 (1)

nee

155.305 (148.238)

18.945 (17.616)

174.250 (165.854)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. T.F. Kockelkoren

IG EZK

1-7-2018

 

1

nee

69.480

9.228

78.708

95.277

 

BZK/TMG

Dhr. W.J. Kuijken

Buitengewoon Adviseur BZK

 

1-12-2018

0,75 (0,75)

nee

149.259 (146.291)

13.883 (14.119)

163.142 (160.410)

129.711

De overschrijding is € 33.431 Deze is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht).

BZK/TMG

Dhr. C.B.F. Kuijpers

DG BZK

   

1 (1)

nee

169.134 (166.440)

19.404 (18.061)

188.538 (184.501)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. M.J. Kuipers

IG SZW

   

1 (1)

nee

165.099 (162.560)

19.299 (17.826)

184.398 (180.386)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. R.I.M. Kuipers

Buitengewoon Adviseur BZK

   

1 (1)

nee

95.474 (130.245)

19.103 (17.760)

114.577 (148.005)

114.577

 

BZK/TMG

Dhr. R.P. Lapperre

DG IenW

   

1 (1)

nee

155.165 (59.378)

18.990 (6.312)

174.155 (65.690)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. B. Leeftink

DG EZK tot 18-11-2018. Buitengewoon adviseur BZK vanaf 18-11-2018

   

1 (1)

nee

166.066 (163.655)

19.326 (17.974)

185.392 (181.629)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. J.F. de Leeuw

ABDTOPconsultant BZK

   

0,42 (0,42)

nee

44 (2.203)

1.702 (5.861)

1.746 (8.064)

1.746

 

BZK/TMG

Mevr. M.R. Leijten

SG FIN

   

1 (1)

nee

168.349 (162.710)

19.307 (17.952)

187.656 (180.662)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. J.A.J. Leijtens

Buitengewoon Adviseur BZK

   

1 (1)

nee

167.206 (162.994)

19.354 (17.999)

186.560 (180.993)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. R.J.T. van Lint

IG NVWA LNV

   

1 (1)

nee

160.983 (155.280)

19.178 (17.655)

180.161 (172.935)

189.000

 

BZK/TMG

Mevr. P.G. Lugtenburg

Hoofddirecteur Financiën en Control DEF tot 1-8-2018.

DG FIN vanaf 1-8-2018.

   

1 (1)

nee

147.887 (141.922)

18.864 (17.397)

166.751 (159.319)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. G.H.O. van Maanen

Directeur ABDTOPconsult BZK

 

1-7-2018

1 (1)

nee

98.616 (181.138)

9.941 (18.528)

108.557 (199.666)

93.723

De overschrijding is € 14.834 Deze is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht).

BZK/TMG

Dhr. J.T. Mommaas

Directeur Planbureau voor de Leefomgeving IenW

   

1 (1)

nee

149.976 (145.358)

18.787 (17.460)

168.763 (162.818)

189.000

 

BZK/TMG

Mevr. L. Mulder

SG SZW

   

1 (1)

nee

168.614 (163.382)

19.324 (17.979)

187.938 (181.361)

189.000

 

BZK/TMG

Mevr. I.D. Nijboer

ABDTOPconsultant BZK

   

1 (1)

nee

138.008 (136.040)

18.508 (17.195)

156.516 (153.235)

189.000

 

BZK/TMG

Mevr. L.M.C. Ongering

SG IenW

   

1 (1)

nee

178.643 (176.429)

19.709 (18.349)

198.352 (194.778)

189.000

De overschrijding is € 9.352 Deze is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht).

BZK/TMG

Mevr. A. Oppers

DG OCW

   

1 (1)

nee

169.554 (162.696)

19.389 (17.986)

188.943 (180.682)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. J.M. Osinga

DG LNV

1-9-2018

 

1

nee

48.171

6.361

54.532

63.173

 

BZK/TMG

Dhr. H. Paul

ABDTOPconsultant BZK

   

1 (1)

nee

167.766 (164.585)

19.314 (18.217)

187.080 (182.802)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. M.E.C. van der Plas

DG BZ

   

1 (1)

nee

147.449 (72.822)

18.787 (8.794)

166.236 (81.616)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. K. Putters

Directeur Sociaal en Cultureel Planbureau VWS

   

1 (1)

nee

158.223 (153.369)

19.111 (17.611)

177.334 (170.980)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. A.C.C. Rebergen

DG BZ tot 1-6-2018. Thesaurier-generaal FIN vanaf 1 -6–2018.

   

1 (1)

nee

163.444 (74.710)

18.977 (8.847)

182.421 (83.557)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. S. Riedstra

SG JenV

   

1 (1)

nee

173.968 (171.753)

19.571 (18.215)

193.539 (189.968)

189.000

De overschrijding is € 4.539 Deze is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht).

BZK/TMG

Dhr. G.N. Roes

Buitengewoon Adviseur BZK

 

1-9-2018

0,44 (0,44)

nee

49.996 (65.326)

5.639 (7.863)

55.635 (73.189)

55.923

 

BZK/TMG

Dhr. H.J.I.M. de Rooij

Plv. SG EZK

   

1 (1)

nee

156.433 (150.130)

18.926 (17.851)

175.359 (167.981)

189.000

 

BZK/TMG

Mevr. S.M. Roos

DG BZK

 

11-6-2018

1 (1)

nee

80.269 (163.533)

8.588 (18.024)

88.857 (181.557)

83.367

De overschrijding is € 5.490 Deze is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht).

BZK/TMG

Dhr. W.F. Saris

DG JenV

1-8-2018

 

1

nee

67.435

7.662

75.097

79.225

 

BZK/TMG

Dhr. H.W.M. Schoof

Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid JenV tot

17-11-2018. DG BZK vanaf

17-11-2018.

   

1 (1)

nee

177.322 (175.095)

19.666 (18.291)

196.988 (193.386)

189.000

De overschrijding is € 7.988 Deze is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht).

BZK/TMG

Dhr. S.A.E. Schrover

DG AZ

   

1 (1)

nee

155.707 (155.433)

19.032 (17.749)

174.739 (173.182)

189.000

 

BZK/TMG

Mevr. J.W. Schuiling

DG FIN tot 1-8-2018.

DG BZ vanaf 1-8-2018.

   

1 (1)

nee

165.638 (161.260)

19.263 (17.910)

184.901 (179.170)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. M.R. Schurink

SG BZK

19-3-2018

 

1

nee

123.276

15.107

138.383

149.129

 

BZK/TMG

Dhr. J.H. Schutte

DG OCW

   

1 (1)

nee

176.810 (174.582)

19.651 (18.293)

196.461 (192.875)

189.000

De overschrijding is € 7.461 Deze is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht).

BZK/TMG

Mevr. M. Sonnema

DG LNV

   

1 (1)

nee

152.641 (152.631)

19.014 (17.535)

171.655 (170.166)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. M.J.W. Sprenger

Buitengewoon Adviseur BZK met buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging en elders gedetacheerd

   

1 (1)

nee

         

BZK/TMG

Dhr. G. van der Steenhoven

Hoofddirecteur Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut IenW

   

1 (1)

nee

165.088 (162.734)

19.293 (17.948)

184.381 (180.682)

189.000

 

BZK/TMG

Mevr. J. Thunnissen-Tonneman

Buitengewoon Adviseur BZK

   

1 (1)

nee

160.050 (162.677)

19.303 (17.994)

179.353 (180.671)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. J.J.M. Uijlenbroek

DG FIN

   

1 (1)

nee

169.134 (166.440)

19.404 (18.061)

188.538 (184.501)

189.000

 

BZK/TMG

Mevr. J.G. Vegter

DG JenV

   

1 (1)

nee

167.911 (162.474)

19.375 (17.849)

187.286 (180.323)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. P.W.A. Veld

ABDTOPconsultant BZK

 

1-5-2018

1 (1)

nee

63.007 (166.861)

6.470 (18.087)

69.477 (184.948)

62.137

De overschrijding is € 7.340 Deze is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht).

BZK/TMG

Dhr. J.A. Vijlbrief

Thesaurier-generaal FIN tot

1-2-2018. Vanaf 1-2-2018 buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging en elders werkzaam

   

1 (1)

nee

21.331 (166.861)

1.618 (18.087)

22.949 (184.948)

22.949

 

BZK/TMG

Dhr. F.W. Vijselaar

DG EZK

18-11-2018

 

1

nee

15.829

2.220

18.049

22.784

 

BZK/TMG

Dhr. J. van der Vlist

ABDTOPconsultant BZK tot

1-7-2018. Vanaf 1-7-2018 directeur ABDTOPconsult BZK

   

1 (1)

nee

159.880 (159.440)

19.181 (17.834)

179.061 (177.274)

189.000

 

BZK/TMG

Mevr. M. Vogelzang

IG OCW

   

1 (1)

nee

167.714 (158.920)

19.278 (17.770)

186.992 (176.690)

189.000

 

BZK/TMG

Mevr. M. van Wallenburg

DG BZK

1-11-2018

 

1

nee

21.981

3.127

25.108

31.586

 

BZK/TMG

Dhr. J.L.M. van Wesemael

Hoofddirecteur Financiën, Management en Control IenW

 

1-10-2018

1 (1)

nee

111.074 (136.040)

13.881 (17.195)

124.955 (153.235)

141.362

 

BZK/TMG

Mevr. B. Wolfensberger

DG OCW

   

1 (1)

nee

168.894 (76.244)

19.631 (8.730)

188.525 (84.974)

189.000

 

BZK/TMG

Mevr. A.N. Wouters

Buitengewoon adviseur BZK

   

1 (1)

nee

163.991 (161.653)

19.271 (17.920)

183.262 (179.573)

189.000

 

BZK/TMG

Dhr. A.N. van der Zande

DG VWS

 

1-8-2018

1 (1)

nee

115.303 (183.051)

11.609 (18.537)

126.912 (201.588)

109.775

De overschrijding is € 17.137 Deze is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht).

BZK/TMG

Mevr. J.M. van Zanen- Nieberg

Algemeen Directeur Auditdienst Rijk FIN

 

1-3-2018

1 (1)

nee

29.032 (137.738)

3.093 (17.244)

32.125 (154.982)

30.551

De overschrijding is € 1.574 Een deel van de in 2018 uitbetaalde vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering,, te weten € 6.045 kan worden toegerekend aan 2017. Hierdoor is er in 2018 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT.

                       

BZK/Huis voor klokkenluiders

Mevr. J.I.G.J. Jeurissen1

Secretaris-directeur

 

1-5-2018

1 (1)

nee

28.678 (112.985)

6.013 (15.141)

34.691 (128.126)

62.137

 

BZK/Huis voor klokkenluiders

Mevr. M.E.L. Zweegers1

Secretaris-directeur

11-6-2018

1-10-2018

1

nee

24.582

4.694

29.276

57.995

 

BZK/Huis voor klokkenluiders

Mevr. N.M. Dane2

Secretaris-directeur

1-10-2018

 

1

ja

     

37.500

 

BZK/Huis voor klokkenluiders

Dhr. E.R. Muller3

Voorzitter

9-1-2018

1-7-2018

0,44

nee

         

BZK/Huis voor klokkenluiders

Dhr. W.B.M. Tomesen

Voorzitter

1-7-2018

 

0,78

nee

56.560

7.368

63.928

74.104

 

BZK/Huis voor klokkenluiders

Dhr. T.W.A. Camps

Bestuurslid

14-3-2018

 

0,22

nee

21.594

 

21.594

33.715

 

BZK/Huis voor klokkenluiders

Mevr. C.A. Nooy

Bestuurslid

 

8-1-2018

0,22 (0,22)

nee

1.672 (28.822)

79 (3.821)

1.751 (32.643)

805

De overschrijding is € 946 Een deel van de in 2018 uitbetaalde vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering, te weten € 1.327 kan worden toegerekend aan 2017. Hierdoor is er in 2018 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT.

BZK/Huis voor klokkenluiders

Mevr. E.L. Snoeij

Bestuurslid

 

8-1-2018

0,22 (0,22)

nee

1.869 (28.264)

78 (3.821)

1.947 (32.445)

805

De overschrijding is € 1.142 Een deel van de in 2018 uitbetaalde vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering, te weten € 1.327 kan worden toegerekend aan 2017. Hierdoor is er in 2018 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT.

BZK/Huis voor klokkenluiders

Dhr. G.E.L.M. de Wit

Bestuurslid

 

8-1-2018

0,22 (0,22)

nee

1.869 (28.264)

78 (3.821)

1.947 (32.445)

805

De overschrijding is € 1.142 Een deel van de in 2018 uitbetaalde vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering, te weten € 1.327 kan worden toegerekend aan 2017. Hierdoor is er in 2018 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT.

BZK/Huis voor klokkenluiders

Mevr. A.M. Zwaneveld

Bestuurslid

 

8-1-2018

0,22 (0,22)

nee

1.869 (28.264)

78 (3.821)

1.947 (32.445)

805

De overschrijding is € 1.142 Een deel van de in 2018 uitbetaalde vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering, te weten € 1.327 kan worden toegerekened aan 2017. Hierdoor is er in 2018 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT.

X Noot
1

Nog in dienst, niet als topfunctionaris

X Noot
2

beloning over 2018 zal worden uitbetaald in 2019

X Noot
3

Onbezoldigd voorzitter

BZK/Huurcommissie

Mevr. A.A. van Heur

Voorzitter

   

1 (1)

nee

115.498 (113.850)

17.893 (16.611)

133.391 (130.461)

189.000

 

BZK/Huurcommissie

Mevr. C.J. van Wijk

Plv. Voorzitter

   

0,8 (0,8)

nee

79.706 (77.220)

12.732 (12.161)

92.438 (89.381)

151.200

 
                       

BZK/Referendumcommissie

Mevr. M.C. van der Laan

Voorzitter

   

0,18 (0,1)

nee

30.348 (12.374)

 

30.348 (12.374)

34.020

 

BZK/Referendumcommissie

Mevr. A.B. Blomberg

Lid

   

0,13 (0,09)

nee

24.673 (10.846)

 

24.673 (10.846)

24.570

De overschrijding van € 103 wordt veroorzaakt door een nabetaling van € 4.235 over het jaar 2017. Hierdoor is er in 2018 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT.

BZK/Referendumcommissie

Dhr. R.A. Koole

Lid

   

0,13 (0,08)

nee

23.347 (9.544)

 

23.347 (9.544)

24.570

 

BZK/Referendumcommissie

Mevr. W. den Ouden

Lid

   

0,13 (0,09)

nee

8.724 (2.120)

 

8.724 (2.120)

24.570

 

BZK/Referendumcommissie

Dhr. R.J. Renes

Lid

   

0,13 (0,09)

nee

25.469 (0)

 

25.469 (0)

24.570

De overschrijding van € 899 wordt veroorzaakt door nabetalingen van in totaal € 5.030 over de jaren 2016 en 2017. Hierdoor is er in 2018 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT.

Naast de hierboven vermelde functionarissen zijn er geen andere functionarissen die in 2018 een bezoldiging boven het toepasselijke bezoldigingsmaximum hebben ontvangen, of waarvoor in eerdere jaren een vermelding op grond van de WOPT of de WNT heeft plaatsgevonden of had moeten plaatsvinden. Er zijn in 2018 geen ontslaguitkeringen betaald die op grond van de WNT dienen te worden gerapporteerd. Er zijn geen functies als leidinggevend topfunctionaris bij andere instellingen (en) die op grond van de WNT gemeld en openbaar gemaakt moeten worden.

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: TOEZICHTRELATIES RWT’S EN ZBO’S

Overzichtstabel inzake RWT's en ZBO's van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Bedragen x 1.000 €

Naam van het ZBO of RWT

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie 2018

(3) = (2) – (1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie 2017

Bijzonderheden (Ja/Nee)

Huurcommissie

       

Nee

 

Totale baten

13.214

13.487

273

15.183

 
 

Totale lasten

13.214

15.009

1.795

15.065

 
 

Saldo baten en lasten

0

– 1.522

– 1.522

118

 

Toelichting gegevens: Door een gewijzigde opzet van deze ZBO-bijlage wijken de gepresenteerde gegevens onder «vastgestelde begroting» en «realisatie 2017» af van de vergelijkbare gegevens in de ZBO-bijlage in de begroting 2018 van BZK. Hier worden totale baten en lasten vermeld, in de bijlage in de begroting 2018 is de bijdrage vanuit de begroting van BZK vermeld.

Referendumcommissie

       

Nee

 

Totale uitgaven

0

2.719

2.719

502

 
 

Totale ontvangsten

0

0

0

0

 
 

Saldo uitgaven en ontvangsten

0

2.719

2.719

502

 

Toelichting bijzonderheden

Huis voor klokkenluiders

       

Nee

 

Totale uitgaven

3.044

2.821

– 223

2.344

 
 

Totale ontvangsten

0

22

22

0

 
 

Saldo uitgaven en ontvangsten

3.044

2.799

– 245

2.344

 

Toelichting bijzonderheden

Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP)

       

Nee

 

Totale baten

11.295

11.166

– 129

12.579

 
 

Totale lasten

11.295

11.166

– 129

12.579

 
 

Saldo baten en lasten

0

0

0

0

 

Toelichting gegevens: Op het moment van opstellen van dit overzicht waren er nog geen gegevens over het jaar 2018 van de SAIP beschikbaar. De gebruikte gegevens hebben betrekking op het verslagjaar 2017. In de kolom «Realisatie 2017» staat de realisatie 2016 vermeld. Door een gewijzigde opzet van deze ZBO-bijlage wijken de gepresenteerde gegevens onder «vastgestelde begroting» en «realisatie 2017» af van de vergelijkbare gegevens in de ZBO-bijlage in de begroting 2018 van BZK. Hier worden totale baten en lasten vermeld, in de bijlage in de begroting 2018 is de bijdrage vanuit de begroting van BZK vermeld.

Stichting Visitatie Woningcorporaties Nederland SVWN)

       

Nee

 

Totale baten

99

77

– 22

110

 
 

Totale lasten

99

77

– 22

110

 
 

Saldo baten en lasten

0

0

0

0

 

Toelichting gegevens: Op het moment van opstellen van dit overzicht waren er nog geen gegevens over het jaar 2018 van de SVWN beschikbaar. De gebruikte gegevens hebben betrekking op het verslagjaar 2017. In de kolom «Realisatie 2017» staat de realisatie 2016 vermeld. Door een gewijzigde opzet van deze ZBO-bijlage wijken de gepresenteerde gegevens onder «vastgestelde begroting» en «realisatie 2017» af van de vergelijkbare gegevens in de ZBO-bijlage in de begroting 2018 van BZK. Hier worden totale baten en lasten vermeld, in de begroting 2018 is in de bijlage de bijdrage vanuit de begroting van BZK vermeld.

Dienst voor het Kadaster en de openbare registers (Kadaster)

         
 

Totale baten

273.100

264.600

– 8.500

265.400

 
 

Totale lasten

277.400

283.000

5.600

277.700

 
 

Saldo baten en lasten

– 4.300

– 18.400

– 14.100

– 12.300

 

Toelichting bijzonderheden

Keuringsinstanties Bouwproducten (cluster)

       

Nee

Toelichting ontbreken gegevens: Het cluster bestaat uit diverse instanties met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid. Er is geen financieringsrelatie tussen deze instellingen en het Ministerie van BZK. Het cluster kent geen (gezamenlijke) begroting voor uitvoering van de zbo taak.

Uitgewerkt overzicht van baten en lasten van grote RWT's en ZBO's (omzet > 50 miljoen euro) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Bedragen x 1.000 €

Naam van het ZBO of RWT

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie 2018

(3) = (2) – (1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie 2017

Dienst voor het Kadaster en de openbare registers (Kadaster)

       

Totale baten

273.100

264.600

– 8.500

265.400

Bijdrage moederdepartement

40.500

42.200

1.700

40.700

Tarieven/facturaties derden

230.600

219.400

– 11.200

223.100

Premies

0

0

0

0

Overige baten

2.000

3.000

1.000

1.600

Totale lasten

277.400

283.000

5.600

277.700

Apparaatskosten

   

0

 

waarvan personele kosten

201.200

208.100

6.900

201.000

waarvan materiële kosten

11.500

9.500

– 2.000

9.500

Programmakosten

0

0

0

0

Overige lasten

64.700

65.400

700

67.200

Saldo van baten en lasten

– 4.300

– 18.400

– 14.100

– 12.300

BIJLAGE 2: AFGEROND EVALUATIE EN OVERIG ONDERZOEK

Artikel-nummer en naam

Titel, onderwerp

Jaar van

afronding

1.1 Openbaar bestuur en democratie: Bestuur en regio

 

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

1a. Beleidsdoorlichtingen

 
 

Interbestuurlijke verhoudingen 2007–2013

2014

 

Beleidsdoorlichting van het Programma Bevolkingsdaling http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/

2014

 

Bestuurlijke en financiële verhoudingen en Participatie/Verkiezingen

2018

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

Evaluatie herindeling Zuidwest Friesland

2014

 

Vrijstelling overdrachtsbelasting stedelijke herstructurering

2017

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

2a. MKBA’s

 
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

 
 

Systematiek macronorm onroerende zaakbelasting

2014

 

Gemeentelijke herindelingen: lessen en leerervaringen

2014

 

Tussenmeting revitalisering generiek toezicht

2015

 

Eindevaluatie wet revitalisering generiek toezicht

2017

 

Verkenning toekomst toezicht

2018

 

Evaluatieve verkenningen naar de werkwijze van de City Deals

2017

 

Onderzoek voortgang en stand van zaken per actiepunt van de actielijst, vastgesteld door het actieteam grensoverschrijdende Economie en Arbeid

2018

     

1.2 Openbaar bestuur en democratie: democratie

 

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

1a. Beleidsdoorlichtingen

 
 

Beleidsdoorlichting Burgerschap

2017

 

Bestuurlijke en financiële verhoudingen en Participatie/Verkiezingen

2018

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Evaluatie gemeenteraadverkiezingen

2014

 

Evaluatie Europees Parlement verkiezingen

2014

 

Evaluatie experiment met centrale stemopneming

2014

 

Evaluatie experiment nieuw stembiljet voor kiezers in het buitenland

2014

 

Evaluatie inkomensoverdracht: evaluatie Dijkstalwetgeving

2018

 

Verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de paragraven 3, 4 en 5 van de WFPP

2018

 

Evaluatie verkiezingen 21 maart en agenda verandering en vernieuwing verkiezingsproces

2018

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

2a. MKBA’s

 
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Niet van toepassing

 

3.Overig onderzoek

 
 

Rapport Visitatie Prodemos 2014

2014

 

Feiten en ontwikkelingen Participatieve en doe-democratie (DRIFT- analyse en analyse KiN)

2016

     

2. Nationale veiligheid

 

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

1a. Beleidsdoorlichtingen

 
 

Niet van toepassing

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Evaluatie naar de effecten van de opeenvolgende bezuinigingsvoor- stellen op de organisatie en het werk van de AIVD

2015

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

2a. MKBA’s

 
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

 
 

Niet van toepassing

 
     

3.1 Woningmarkt

 

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

1a. Beleidsdoorlichtingen

 
 

Beleidsdoorlichting woningmarkt begroting W&R

2015

     

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Eindmeting Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing Kamerstukken II, 2014/15, 30 136, nr. 41

2015

 

Evaluatie Verhuurdersheffing

2016

 

Evaluatie naar de gedeeltelijke vrijstelling van inkomsten uit kamerverhuur

2017

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

2a. MKBA’s

 
 

MKBA wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen

2016

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

 
 

Eindgebruiker en opdrachtgever in de bouw: lessen uit het buitenland (Economisch Instituut voor de bouw)

2014

 

Regeldrukgevolgen Wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen

2015

 

Financiële gevolgen voor gemeenten van het wetsvoorstel kwaliteits- borging voor het bouwen

2015

 

Opleverdossier voor de Bouwconsument – Resultaten van een kwalitatief onderzoek

2015

 

Wet kwaliteitsborging voor het bouwen – Tussentijdse evaluatie proefprojecten

2016

 

De rol van de gemeente binnen het stelsel van private kwaliteitsborging – Een bestuursrechtelijk en bestuurskundig perspectief

2016

 

Kwaliteitsborging bouwen – achterblijvende taken en financiële gevolgen voor gemeenten

2016

 

QuickScan van buitenlandse stelsels van Kwaliteitsborging voor het Bouwen – Duitsland, Engeland & Wales, Frankrijk, Ierland, Noorwegen, Zweden en Australië

2016

 

Binnenstedelijk bouwen in de Zuidelijke Randstad – Vergelijking van planaanbod, nieuwbouw en woningbehoefte

2016

 

Vervolg MIRT-onderzoek / Uitvoering City deal; Complexe transformatie- opgaven Zuid-Hollandse Steden. Analyse van belemmeringen en mogelijke oplossingsrichtingen bij binnenstedelijke transformatielocaties in een scala aan Zuid-Hollandse steden

2016

 

Uitwerking financiële arrangementen bij complexe transformatieopgaven

2016

 

Transformaties op de woningmarkt: Plausibel of niet? 2012–2015

2016

 

Transformaties op de woningmarkt, 2012–2015

2016

 

Eigenbouw: de moeite waard – Kosten en opbrengsten van eigenbouw en seriebouw voor gemeenten vergeleken

2016

 

Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk

2016

 

Economische gevolgen Flora- en faunawet

2016

 

Een verkenning van de milieu-impact van circulair bouwen in de woning- en utiliteitsbouw.

2017

 

Gebiedstransformaties: ruimte voor durf en diversiteit.

2017

 

Evaluatie Leegstandswet. Deze evaluatie is in juli 2015 afgerond, samen met de evaluatie van de wetswijziging inzake het kraken (samen de Wet kraken en leegstand). De begeleidende brief is met deze evaluatie begin 2016 naar de Tweede Kamer gezonden.

2015

 

Betaalbaarheid van het wonen in de huursector

2016

 

Evaluatie modernisering Woningwaarderingsstelsel

20191

 

Evaluatie Inkomensafhankelijke huurverhoging

2016

 

Evaluatie subsidies Platform 31

2017

 

Evaluatie Woningwet

20191

     

4.1 Energietransitie en duurzaamheid

 

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

1a. Beleidsdoorlichtingen

 
 

Energie besparen gaat niet vanzelf

2014

 

Evaluatie energiebesparingsbeleid voor de gebouwde omgeving

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Onderzoek Betrouwbaarheid Energielabel https://www.rijksoverheid.nl/regering/bewindspersonen/kajsa-ollongren/documenten/rapporten/2017/10/25/rapport-%CB%9Donderzoek-betrouwbaarheid-energielabel%CB%9D

2017

     

2

   

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

2a MKBA’s

 
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar

 

Doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Niet van toepassing

 
     

Overig onderzoek

 
 

Verplicht energielabel voor kantoren – Rapportage

2016

 

Beleidskader energieprestatie – Voorstel voor een beleidskader voor de energieprestatie van gebouwen

2016

 

Advies subsidieregeling koopwoningen

2016

 

Effect Energie Prestatie Vergoeding op woonlasten van een woning met gasaansluiting

2016

 

Quick scan EPV

2018

 

Evaluatie Wet van 18 mei 2016 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte in verband met de mogelijkheid voor verhuurder en huurder een energieprestatievergoeding overeen te komen

2018

 

Aardgasloze nieuwbouw: Nulmeting woningbouw 2018

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/04/23/aardgasloze-nieuwbouw-nulmeting-woningbouw-2018

2018

 

Evaluatie kwaliteitsborging energielabels utiliteitsbouw

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/03/16/evaluatie-kwaliteitsborging-energielabels-utiliteitsbouw

2018

 

Eindrapportage campagne-effectonderzoek «Energie besparen doe je nu»

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/05/30/campagne-effectonderzoek-%E2%80%98energie-besparen-doe-je-nu

2018

     

4.2 Bouwregelgeving en bouwkwaliteit

 

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

1a. Beleidsdoorlichtingen

 
 

Beleidsdoorlichting artikel 2.2 Woningbouwproductie

2016

1b Ander ex-post onderzoek naar

doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Evaluatie Bouwbesluit 2012 http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2014Z23818&did=2014D47980

2014

 

Eindmeting Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing Kamerstukken II, 2014/15, 30 136, nr. 41

2015

 

Rapport Monitoring convenant particuliere huur

2017

 

Effectmeting Wijziging Bouwbesluit 2012; Drijvende bouwwerken, milieuprestatiegrenswaarden

en de label C-plicht voor kantoren https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bouwregelgeving/documenten/rapporten/2017/07/13/effectmeting-wijziging-bouwbesluit-2012

2017

 

Onderzoek Onderzoeksplicht roestvaststaal zwembaden https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/07/11/onderzoek-onderzoeksplicht-roestvaststaal-zwembaden

2017

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

2a. MKBA’s

 
 

Wetsvoorstel kwaliteitsboring voor het bouwen

2016

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

 
 

Eindgebruiker en opdrachtgever in de bouw: lessen uit het buitenland (Economisch Instituut voor de Bouw)

2014

 

Evaluatie Blok voor Blok

2014

 

Knelpunten en oplossingsrichtingen in gemengde complexen (VvE’s) met grooteigenaars

2015

 

Aantallen en kenmerken van Verenigingen van Eigenaren – Een verkennend onderzoek

2016

 

Rapportage Bewonersonderzoek VvE’s gemengde complexen

2016

 

Reservering voor planmatig onderhoud bij VvE’s; Sparen Loont

2016

 

Regelgeving ter voorkoming van koolmonoxide-ongevallen in Belgie, Denemarken, Duitsland en Engeland

2016

 

Onderzoek en uitwerking van erkenningsregelingen voor installateurs

2016

 

Cijfers voortgang uitfasering open-verbrandingstoestellen

2016

 

Analyse prestatieafspraken huurders, gemeenten en woningcorporaties

2017

 

Omgevingsveiligheid en de DNR 2011, de UAV 2012 en de UAV-GC 2005

2018

 

Erkenningsregeling installateurs. Startdocument

2018

 

Onderzoek Vergunningvrij Bouwen bij Werelderfgoed

2018

 

Onderzoek constructieve veiligheid breedplaatvloeren in bestaande bouwwerken opgeleverd na 1999

2018

 

Evaluatierapport proefprojecten kwaliteitsborging bouw 2015–2018

2018

 

Onderzoek geluideisen buitenopgestelde warmtepompen en airco's in bouwregelgeving

2018

     

5.1 Ruimtelijke ordening

 

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

1a. Beleidsdoorlichtingen

 
 

Niet van toepassing

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Monitor SVIR 11, 13, 14

2018

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

2a. MKBA’s

 
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

 
 

Niet van toepassing

 
     

5.2 Omgevingswet

 

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

1a. Beleidsdoorlichtingen

 
 

Niet van toepassing

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Niet van toepassing

 

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

2a. MKBA’s

 
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

ex ante evaluatie Nationale omgevingsvisie

20192

3. Overig onderzoek

 
 

Niet van toepassing

 
     

6.1 Dienstverlenende en innovatieve overheid: Verminderen regeldruk

 

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

1a. Beleidsdoorlichtingen

 
 

Beleidsdoorlichting artikelen 6.1, 6.2 en 6.3

2015

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Overzicht maatregelen bedrijven, burgers en professionals

2014

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

2a. MKBA’s

 
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

 
 

Niet van toepassing

 
     

6.2 Overheidsdienstverlening, informatiebeleid en informatiesamenleving

 

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

1a. Beleidsdoorlichtingen

 
 

Beleidsdoorlichting artikelen 6.1, 6.2 en 6.3

2015

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Evaluatie Open overhead

2017

 

Evaluatie aanpak fraudebestrijding

2017

 

Evaluatie digitaal 2017

2018

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

2a. MKBA’s

 
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

 
 

Open Government Partnership: zelfevaluatierapport Nederland 2014

2014

 

Effecten van toptakenwebsites en elf tips om het aandeel digitale transacties te verhogen

2014

 

Review Open Overheid

2015

 

Eindverslag Taskforce BID

2015

 

Evaluatie iNUP

2015

 

Evaluatie GDI

2016

     

6.5 Reisdocumenten en basisadministratie personen

 

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

1a. Beleidsdoorlichtingen

 
 

Beleidsdoorlichting kwaliteit Gemeentelijke Basisadministratie/ Basisregistratie Personen 2012–2014

2014

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Evaluatie naar de nieuwe wet basisregistratie

2016

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

2a. MKBA’s

 
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

 
 

Identiteit in cijfers

2014

 

Rapportage zelfevaluatie reisdocumenten 2013

2014

 

Evaluatie Operatie BRP

2014

 

Rapportage zelfevaluatie reisdocumenten 2013

2014

 

Resultaten zelfevaluatie Basisregistratie Personen 2014

2014

 

Evaluatie Operatie BRP

2015

 

Review Operatie BRP

2015

 

Evaluatie wet BRP

2016

 

Evaluatie Operatie BRP

2016

 

Zelfevaluatie BRP

2016

 

Reactie op BIT-advies Operatie BRP

2017

 

Voortgangsrapportage Landelijke Aanpak Adreskwaliteit

2017

 

Zelfevaluatie BRP

2017

 

Zelfevaluatie BRP

2018

     

7.1 Overheid als werkgever

 

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

1a. Beleidsdoorlichtingen

 
 

Evaluatie Arbeidsmarktcommunicatiestrategie Rijk en ingezette activiteiten en instrumenten

2014

 

Beleidsdoorlichting Integriteit(sbeleid)

2014

 

Beleidsdoorlichting Arbeidszaken Overheid

2018

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Doorlichting agentschap UBR

2015

 

Doorlichting agentschap P-Direkt

2017

 

Doorlichting agentschap DHC

2015

 

Onderzoek doelmatigheid SSO’s digidoc2:

aWQ9e0FFNjI2OURBLTlBRTUtNEE1OC04

2015

 

QkQzLUU2Njk2RDQ2NjYwRn0mdHlwZT0xMDE

 
 

Evaluatie VPT

2017

 

Evaluatie Arbeidsmarktcommunicatiestrategie Rijk

20183

 

Evaluatie ABD

20194

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

2a. MKBA’s

 
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

 
 

Evaluatie implementatie social return rijksoverheid

2014

 

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2013

2014

 

Instelling Nationaal Commissaris Digitale Overheid

2014

 

Zelfstandige bestuursorganen, Het kabinetsbeleid ten aanzien van zbo’s

2014

 

Zelfstandige bestuursorganen, Onderzoek naar de herpositionering van zbo’s

2014

 

Evaluatie Kaderwet Adviescolleges

2016

 

Audit Baseline Informatiehuishouding Rijk

2016

 

Evaluatie sociale voorwaarden Rijksinkoopbeleid, Maatschappelijk verantwoord ondernemen

2015

 

ADR rapportage Quick scan inkoop en integriteit en afdoening motie inkoopstelsel

2015

 

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2014, 31 490 nr 174

2015

 

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2015

2016

 

Tussenevaluatie Bureau ICT Toetsing (BIT)

2017

 

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2016

2017

 

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2017

2018

 

Tweede evaluatie Bureau ICT Toetsing (BIT) 2)

20195

 

Veilig misstanden melden op het werk: Evaluatie Klokkenluidersrege-lingen, Onderzoeksraad Integriteit Overheid en Adviespunt Klokken- luiders

2014

 

Monitor Veilige Publieke Taak 2014

2014

 

Rapportage vooronderzoek SEOR monitoring en evaluatie effecten WNT (intern document)

2015

     

7.2 Arbeidszaken overheid: Pensioenen, uitkeringen en benoemingsregelingen

 

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

1a. Beleidsdoorlichtingen

 
 

Beleidsdoorlichting Arbeidszaken Overheid

2018

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Evaluatie Bijdrage aan ZBO SAIP

2017

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

2a. MKBA’s

 
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

 
 

Niet van toepassing

 
     

9.1 Uitvoering Rijksvastgoedbeleid: Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

 

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

1a. Beleidsdoorlichtingen

 
 

Niet van toepassing

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Niet van toepassing

 

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

2a. MKBA’s

 
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

 
 

Evaluatie bijdrage huisvesting Hoge Colleges van Staat &

Algemene Zaken

20196

     

9.2 Uitvoering Rijksvastgoedbeleid: Beheer materiële activa

 

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

1a. Beleidsdoorlichtingen

 
 

Niet van toepassing

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Evaluatie onderhoud- en beheerkosten

20197

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

2a. MKBA’s

 
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

 
 

Niet van toepassing

 
     

12 Algemeen

 

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

1a. Beleidsdoorlichtingen

 
 

Niet van toepassing

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Niet van toepassing

 

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

2a. MKBA’s

 
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

   
 

Evaluatie Wet openbare manifestaties

2015

 

Evaluatie toetsmodel PIA Rijksdienst

2016

 

Evaluatie wet college rechten van de mens

2018

X Noot
1

Evaluatie is in 2018 uitgevoerd, maar wordt in 2019 gepubliceerd.

X Noot
2

Artikel 5.2: Ex ante evaluatie Nationale omgevingsvisie 13, zal tegelijk verschijnen met de omgevingsvisie, voorzien in april 2019.

X Noot
3

Deze evaluatie is meegenomen in de beleidsdoorlichting Arbeidszaken Overheid.

X Noot
4

Er is gekozen om beleidsuitgaven te evalueren waaraan in de periode 2014–2018 meer dan één miljoen euro is besteed. Om de volledige periode van 2014–2018 te evalueren, lopen de evaluaties door tot in 2019. Het betekent dat de evaluaties nog niet zijn afgerond. De evaluaties zullen tijdig afgerond zijn voor de komende beleidsdoorlichting.

X Noot
5

De tweede evaluatie Bureau ICT Toetsing (BIT) wordt begin 2019 afgerond en naar verwachting het eerste kwartaal 2019 naar de Tweede Kamer verzonden.

X Noot
6

De evaluatie zal in de loop van 2019 worden afgerond.

X Noot
7

Gelet op de vergelijkbaarheid van de aard van de uitgaven en de beperkte omvang van deze post zal de evaluatie van de onderhoud en beheerkosten worden samengevoegd met de evaluatie van de bijdrage voor monumenten in artikel 9.1 en in 2019 worden uitgevoerd.

BIJLAGE 3: INHUUR EXTERNEN

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Verslagjaar 2018 (Bedragen x € 1.000)

Programma en apparaatskosten

 

1. Interim-management

3.704

2. Organisatie- en Formatieadvies

791

3. Beleidsadvies

2.804

4. Communicatieadvisering

1.775

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

9.074

5. Juridisch Advies

2.598

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

79.006

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

3.865

(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)

85.469

8. Uitzendkrachten (formatie & piek)

57.699

Ondersteuning bedrijfsvoering

57.699

Totaal uitgaven inhuur externen

152.242

Algemene toelichting op de tabel

Bovenstaand overzicht geeft een beeld van de uitgaven voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel conform de rijksbrede definitie in de Rijksbegrotingsvoorschriften. De agentschappen die zijn opgenomen in dit overzicht betreffen RvIG, DHC, RVB, UBR, FMHaaglanden, P-Direkt, SSC-ICT en Logius. De agentschappen verantwoorden de externe inhuur op basis van kosten. De inhuur voor beleidsgevoelige diensten betreft 6%. Het merendeel wordt ingehuurd voor (beleids)ondersteuning (56%) en ondersteuning bedrijfsvoering (38%).

Toelichting op het inhuurpercentage 2018

Het gerealiseerde percentage externe inhuur van het kerndepartement en de agentschappen RvIG en DHC is gemiddeld 8,4%. De agentschappen met een rijksbrede dienstverlening komen uit op een inhuurpercentage van gemiddeld 21,3%. Het gerealiseerde percentage externe inhuur voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als totaal komt in 2018 uit op gemiddeld 17,5%, een lichte daling ten opzichte van 18,1% in 2017.

Sturingspercentage 2018 (in € x 1.000)

Heel BZK

Kern+RvIG+DHC

Overige BLA's

SSO's

Uitgaven ambtelijk personeel

716.353

232.249

484.104

Uitgaven externe inhuur

152.242

21.366

130.875

Totaal personele uitgaven

868.595

253.615

614.979

Percentage inhuur 2018

17,5%

8,4%

21,3%

Toelichting op de uitgaven / kosten

Bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties realiseert het kerndepartement (inclusief DHC en RvIG) onder de 10%-norm «comply-or-explain» voor inhuur van externen. Dit is niet het geval bij de rijksbreed opererende agentschappen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (SSO’s). Bij deze agentschappen vindt inhuur veelal plaats ten behoeve van en in opdracht van andere departementen. Voor dergelijke externe opdrachten geldt dat uit doelmatigheidsoverwegingen gebruik gemaakt wordt van inhuur van externen vanwege het tijdelijke karakter van de opdrachten en/of de gevraagde specifieke kennis en expertise. Om deze redenen werken de agentschappen met een flexibele schil in de personele opbouw. Bij verschillende agentschappen lopen verambtelijkingtrajecten om de inhuur van externen te reduceren.

Bij de volgende agentschappen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is meer dan 10% externe inhuur noodzakelijk geweest.

Logius

Logius biedt publieke dienstverleners een samenhangende digitale infrastructuur die hen in staat stelt met burgers en bedrijven en onderling, 7x24, betrouwbaar, snel, groen en gemakkelijk elektronisch zaken te doen. Bij Logius vindt inhuur voornamelijk plaats ten behoeve van werkzaamheden voor afnemers, zoals andere uitvoeringsorganisaties en ministeries. Voor sommige opdrachten geldt dat uit doelmatigheidsoverwegingen gebruik wordt gemaakt van externe inhuur vanwege het vaak tijdelijke karakter van deze opdrachten of omdat de gevraagde specifieke kennis en expertise niet altijd in huis is. De combinatie van organisatorische randvoorwaarden (formatie), arbeidsmarktproblematiek (schaarste van ICT-personeel) en politiek-bestuurlijke urgenties (nieuwe werkzaamheden) heeft gemaakt dat bij Logius het inhuurpercentage relatief hoog is.

Shared Service Center-ICT (SSC-ICT)

SSC-ICT is de ICT-dienstverlener van acht ministeries. SSC-ICT verzorgt de gemeenschappelijke dienstverlening voor ICT-werkplekdiensten en verricht de daarbij horende ondersteunende werkzaamheden voor de verschillende ministeries.

SSC-ICT is het afgelopen jaar zeer intensief aan de slag gegaan met het verambtelijken van personeel. Dit heeft tot een goed resultaat geleid, er zijn 22 fte externen in 2018 verambtelijkt.

P-Direkt

P-Direkt is de shared serviceorganisatie voor de salaris- en personeelsadministratie voor de gehele rijksdienst. P-Direkt werkt voor zijn contactcenter met een flexibele schil met externe capaciteit. Daarmee wordt bereikt dat enerzijds makkelijker kan worden ingespeeld op klantvragen (productiecapaciteit kan snel en fors worden opgeschaald) en anderzijds kan worden afgeslankt om te voldoen aan bezuinigings-/efficiencytaakstellingen in de toekomst. De kosten van externe inhuur zijn in absolute zin hoger gerealiseerd dan begroot als gevolg van de extra maatwerk en projectmatige dienstverlening.

Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR)

UBR ondersteunt het Rijk met adviezen op het gebied van P&O, ICT, facilitair/huisvesting en inkopen. Het grootste deel van de inhuur van UBR is een flexibele schil op de verschillende productieprocessen (12,5%). Deze inhuurkosten worden doorbelast aan afnemers. De rest is externe inhuur op het ambtelijke apparaat.

FMHaaglanden (FMH)

FMH is de facilitaire dienstverlener voor rijksorganisaties in de regio Haaglanden. FMH werkt met een flexibele schil om in te kunnen spelen op de groei en krimp die optreedt als gevolg van de uitvoering van het Masterplan Den Haag. Bij het aantrekken van tijdelijk personeel wordt steeds eerst binnen het Rijk gezocht naar oplossingen. Als gevolg van structureel meer dienstverlening heeft FMH aanpassingen in de organisatie en formatie doorgevoerd. De invulling van vacatures verliep moeizamer dan verwacht waardoor er tijdelijk gebruik is gemaakt van externe inhuur om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen.

Rijksvastgoedbedrijf (RVB)

Het RVB is een uitvoeringsdienst van het Rijk en is een vraaggestuurde dienst, waarbij veelal specifieke en specialistische kennis nodig is. De inhuur externen bestaat voor het grootste deel uit inhuur ten behoeve van het primair proces (bv. projectmanagers van bouwprojecten) met het oog op de eerder genoemde specialistische kennis. In het verleden is besloten dat het Rijksvastgoedbedrijf op bepaalde terreinen géén of onvoldoende eigen capaciteit meer heeft en dat dit per project wordt ingehuurd.

Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur buiten raamwerkovereenkomsten

In onderstaande tabel wordt weergegeven en toegelicht in hoeveel gevallen in 2018 door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties buiten de mantelcontracten om externe krachten zijn ingehuurd boven het voor de organisaties van het Rijk afgesproken maximumuurtarief van € 225 (exclusief BTW).

Inhuur externen buiten raamwerkovereenkomsten

2018

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

0

BIJLAGE 4: OVERZICHT VAN DE BURGEMEESTERSBENOEMINGEN IN 2018

Verdeling Kroonbenoemde burgemeesters per 31 december 2018

Overzicht verdeling Kroonbenoemde burgemeesters naar politieke kleur en man/vrouw verhouding op 31 december 2018

Partij

Posten

%

Man

Vrouw

Totaal

CDA

101

32,0

72

29

101

VVD

91

28,8

69

22

91

PvdA

60

19,0

47

13

60

D66

18

5,7

13

5

18

Overig

11

3,5

9

2

11

GL

10

3,2

6

4

10

CU

9

2,8

8

1

9

SGP

9

2,8

9

0

9

Geen

7

2,2

4

3

7

Totaal

316

 

237

79

316

In het overzicht per 31 december 2018 zijn in verband met de overzichtelijkheid niet (meer) opgenomen de inwonertallen en de daarbij behorende percentages.

Ter vergelijking de verdeling van Kroonbenoemde burgemeesters per 31 december 2017

Overzicht verdeling Kroonbenoemde burgemeesters naar politieke kleur en man/vrouw verhouding op 31 december 2017

Partij

Posten

%

Inwoners

%

Man

Vrouw

Totaal

CDA

104

32,0

3.897.453

26,7

75

29

104

VVD

93

28,6

4.768.230

32,7

70

23

93

PvdA

65

20,0

3.690.857

25,3

49

16

65

D66

20

6,2

978.352

6,7

15

5

20

CU

11

3,4

408.817

2,8

10

1

11

Overig

10

3,1

216.416

1,5

8

2

10

GL

9

2,8

193.997

1,3

6

3

9

SGP

9

2,8

237.928

1,6

9

0

9

Geen

4

1,2

189.416

1,3

1

3

4

Totaal

325

 

14.581.466

 

243

82

325