Gepubliceerd: 22 juli 2019
Indiener(s): Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD)
Onderwerpen: internationaal internationale samenwerking
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35186-6.html
ID: 35186-6

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 22 juli 2019

De regering dankt de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor haar verslag van 4 april 2019 met betrekking tot het wetsvoorstel tot goedkeuring van de Overeenkomst inzake politieke dialoog en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Cuba, anderzijds (hierna: de Overeenkomst). Met belangstelling is kennis genomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de desbetreffende fracties. In deze nota naar aanleiding van het verslag worden de vragen beantwoord, waarbij de volgorde van de vragen wordt aangehouden.

Algemeen

Cuba is een van de grotere en invloedrijkere spelers in het Caribisch gebied. Na decennia lang de relatie tussen de EU en Cuba via zogenaamde «Common Positions» vorm te hebben gegeven, besloot de EU in 2017 om met Cuba een meer structurele vorm van samenwerking aan te gaan. De Overeenkomst beoogt dan ook middels dialoog, samenwerking en uitwisseling bij te dragen aan de duurzame ontwikkeling c.q. modernisering van de Cubaanse staat, samenleving en economie, en gemeenschappelijke oplossingen te zoeken voor wereldwijde uitdagingen.

Het uitgangspunt voor het Nederlandse beleid ten aanzien van Cuba is dat engageren effectiever is dan isoleren. De Overeenkomst biedt een kader waarbinnen de EU, de lidstaten van de EU en Cuba afspraken kunnen maken en samenwerkingsinitiatieven kunnen ontplooien ter verbetering van de mensenrechtensituatie en het democratiseringsproces in Cuba. Daarnaast kan Cuba binnen dit kader worden aangespoord een constructieve rol te spelen in het vinden van een vreedzame, democratische en duurzame oplossing voor regionale dossiers zoals de situatie in Venezuela.

Het aantreden van de nieuwe Cubaanse regering onder leiding van president Díaz-Canel in 2018 heeft nauwelijks geleid tot hervormingen of noemenswaardige stappen ter verbetering van de mensenrechtensituatie en het democratiseringsproces. Er is een nieuwe Grondwet aangenomen, maar de politieke, sociale en economische hervormingen blijven achter bij de verwachtingen. De EU zal wat Nederland betreft tijdens de tweede EU-Cuba Joint Council (september 2019) een verdiepingsslag moeten bewerkstelligen door concrete afspraken te maken in het kader van de Overeenkomst. Dat geldt ook voor de tweede mensenrechtendialoog die gepland staat voor het najaar van 2019.

Artikelsgewijze toelichting

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoeveel vertrouwen de regering heeft in de uit deze overeenkomst volgende inspanningsverplichting van de Cubaanse regering «om alle vormen van discriminatie te bestrijden en uit te bannen, met inbegrip van discriminatie op grond van ras, huidskleur of etnische oorsprong, godsdienst of geloofsovertuiging, handicap, leeftijd of seksuele oriëntatie», temeer gezien de vele berichten vanuit Cuba over discriminatie op deze gronden en de vele asielaanvragen alhier door Cubanen vanwege discriminatie op deze gronden in Cuba.

In de nieuwe Cubaanse Grondwet, die sinds april 2019 in werking is getreden, wordt in artikel 42 discriminatie op grond van sekse, ras, huidskleur of etnische oorsprong, godsdienst en geloofsovertuiging, handicap, leeftijd en seksuele oriëntatie en genderidentiteit verboden. Dit is van belang voor de nog te hervormen familiewet waarmee het huwelijk van personen van gelijk geslacht mogelijk kan worden gemaakt. Het moet in de praktijk nog blijken hoe de nieuwe Cubaanse Grondwet discriminatie op bovengenoemde gronden zal bestrijden en uitbannen. De Nederlandse regering spant zich in om kwetsbare groepen in Cuba te steunen.

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering zich de diverse berichten kan herinneren over de vele honderden Cubanen die visumvrij een ticket boekten naar Moskou met een overstap op Schiphol en asiel aanvroegen in Nederland? Zij vragen of de regering cijfers kan verschaffen hoe vaak dit de afgelopen twee jaar is voorgekomen?

Er was in de tweede helft van 2017 sprake van een verhoogde instroom van Cubaanse asielzoekers. Per 29 januari 2018 heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken een transitvisumplicht ingevoerd voor Cubanen die via Nederland naar een bestemming buiten het Schengengebied reizen. Met het instellen van een transitvisumplicht kan vooraf beter worden onderzocht of de documenten van een reiziger (in het bijzonder het ticket en het grensoverschrijdingsdocument) in overeenstemming zijn met het reisdoel. De instroom van Cubaanse asielzoekers is inmiddels, na de stijging in de tweede helft van 2017, sterk gedaald; sinds februari 2018 zijn in Nederland minder dan tien asielaanvragen ingediend door Cubanen.

De leden van de VVD-fractie merken op dat het doel van de uit dit verdrag volgende dialoog volgens de memorie van toelichting is «te komen tot praktische en concrete samenwerking op het gebied van mensenrechten». Het is de leden niet geheel duidelijk welke samenwerking op het gebied van mensenrechten, zoals bedoeld in artikel 5, mogelijk is. Zij vragen welke werkelijke samenwerking, dus niet zijnde een dialoog, er op mensenrechtengebied mogelijk is, waarbij werkelijk, zeker in dit geval, sprake is van wederzijdse samenwerking?

Zowel de EU als de EU-lidstaten en Cuba zelf kunnen onder de Overeenkomst samenwerkingsinitiatieven starten ter verbetering van de mensenrechtensituatie in Cuba. Een dialoog, waarin alle facetten van de mensenrechtensituatie in Cuba openlijk besproken kunnen worden, vormt de basis voor samenwerking. Hier kan in de toekomst op worden voortgebouwd met concrete samenwerkingsinitiatieven. Tot op heden zijn er echter nog geen specifieke activiteiten op dit gebied ontplooid. Naar verwachting vindt in najaar 2019 de volgende mensenrechtendialoog plaats tussen de EU, de EU-lidstaten en Cuba, hetgeen een goed moment is om te kijken naar de bereidheid van Cuba om daadwerkelijk stappen te zetten op het gebied van mensenrechten.

Op bilateraal niveau werkt Nederland al enkele jaren samen met Cuba op het terrein van vrouwenrechten in samenwerking met het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties (UNFPA) en het VN-Ontwikkelingsprogramma (UNDP). Hierbij is er bijvoorbeeld samengewerkt met een Cubaanse gemeente en de Cubaanse Unie van Juristen om vrouwen juridische steun te bieden bij gevallen van huiselijk geweld. Ook heeft Nederland in 2018 een project geïnitieerd met UNDP, de Cubaanse politie en de staatsorganisatie voor seksuele educatie (CENESEX) om de politie meer bewust te maken van de kwetsbare positie van de LHBTI-gemeenschap; dit project moet officieel nog van start gaan.

De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd hoe de mensenrechtendialoog met Cuba er de laatste jaren heeft uitgezien. Zij vragen of de regering een overzicht kan verschaffen van de door Cuba in de richting van Nederland geuite kritiek tijdens de diverse Universal Periodic Reviews en de door Nederland in de richting van Cuba geuite kritiek tijdens de diverse Universal Periodic Reviews?

In oktober 2018 vond op basis van de Overeenkomst de eerste mensenrechtendialoog tussen de EU en Cuba plaats, die ook door een aantal EU-lidstaten als waarnemer is bijgewoond. Hierbij werd gesproken over een groot aantal mensenrechtenkwesties, waaronder juridische garanties in strafzaken, racisme en xenofobie, de bevordering en bescherming van culturele rechten, de bevordering en bescherming van het recht op gezondheid en samenwerking tussen de EU en Cuba in multilaterale mensenrechtenfora. Tevens bracht de EU ook de Universal Periodic Review onder de aandacht. Daarbij werd aangedrongen op acceptatie en naleving van de aanbevelingen die Cuba heeft ontvangen, met expliciete verwijzing naar de aanbevelingen over de erkenning van de vrijheid van meningsuiting en associatie, en de rol van mensenrechtenverdedigers. Voor de toekomstige sessies pleit NL in EU-verband voor een verdieping van de dialoog en voor een grotere betrokkenheid van de EU-lidstaten bij de voorbereidingen daarvan.

Ook bilateraal werkt Nederland aan het versterken van de mensenrechtendialoog met Cuba en brengt Nederland mensenrechten geregeld op. Zo is de mensenrechtensituatie in Cuba ter sprake gebracht tijdens de bilaterale politieke consultaties in Havana in januari 2018, waarin Nederland ook een bezoek van de Nederlandse Mensenrechtenambassadeur heeft voorgesteld. In mei 2019 bezocht de Mensenrechtenambassadeur Cuba, waarbij zij gesproken heeft met Cubaanse autoriteiten, activisten en onafhankelijke journalisten. Daarnaast brengt de Nederlandse ambassadeur in Cuba de situatie ad hoc op bij de Cubaanse autoriteiten en spreekt de Nederlandse ambassade in Cuba ook in EU-verband met Cubaanse staatscontacten.

In multilateraal verband noemde Nederland Cuba (naast Soedan, Nicaragua en Zimbabwe) tijdens de mensenrechtenraad van maart 2019 in de nationale interventie onder item 3 («Promotion and protection of all human rights, civil, political, economic, social and cultural rights, including the right to development») van de agenda, waarin werd gesproken over de afnemende ruimte voor het maatschappelijk middenveld.

Tijdens de Universal Periodic Review van Cuba in mei 2018 heeft Nederland, in navolging van de Universal Periodic Review aanbevelingen uit 2013, Cuba onder meer opgeroepen om het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) en het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR), beide door Cuba ondertekend in 2008, te ratificeren en op te nemen in nationale wetgeving. Daarnaast riep Nederland Cuba op om burger- en politieke rechten te respecteren en arbitraire detenties te stoppen. Cuba geeft doorgaans weinig gevolg aan dergelijke aanbevelingen en heeft de geest van deze verdragen, met name het IVBPR, niet in de nieuwe Grondwet opgenomen.

Tijdens de Universal Periodic Review van Nederland in 2012 en 2017 heeft Cuba ons land aangeraden effectieve maatregelen te treffen om racisme, discriminatie en xenofobie tegen te gaan en de online campagne omtrent haatdialoog (hate speech) voort te zetten. Ook werd Nederland opgeroepen tot het verbeteren van omstandigheden in gevangenissen, met name met betrekking tot overbezetting, mishandeling en gedwongen arbeid. Verder riep Cuba Nederland op om zowel armoede als geweld tegen vrouwen te bestrijden.

De leden van de VVD-fractie verwijzen vervolgens naar artikel 10, waarin de partijen vastleggen van gedachten te wisselen over eenzijdige dwangmaatregelen met extraterritoriale gevolgen die in strijd (zouden) zijn met het internationaal recht. Hieronder valt volgens de regering onder andere het economisch embargo van de VS ten aanzien van Cuba. Zij vragen of de regering kan toelichten welk belang de EU heeft bij dit artikel en waarom ervoor gekozen is om dit punt in de overeenkomst op te nemen?

De EU en Nederland zijn tegen het embargo van de Verenigde Staten ten aanzien van Cuba en spreken zich hiertegen uit, ook in VN-verband. Met name extraterritoriale werking die in strijd is met het internationale recht is volgens de EU onwenselijk. Voor zowel Cuba als voor de EU is het van belang dat het embargo wordt opgeheven. Vanwege dit gedeelde belang is artikel 10 opgenomen in de Overeenkomst. Dit artikel stelt de EU in staat in gesprek te gaan met de Cubaanse overheid over de toepassing en gevolgen van het embargo, ook met betrekking tot Europese economische belangen.

De leden van de VVD-fractie vragen verder welke «instellingen van de Cubaanse overheid» worden bedoeld in artikel 19a. Zijn er «instellingen van de Cubaanse overheid» die de regering liever niet betrokken ziet bij de uitvoering van deze Overeenkomst?

De Overeenkomst maakt het mogelijk om met alle Cubaanse overheidsinstellingen samen te werken. Er zijn geen specifieke instellingen van de Cubaanse overheid die de regering op voorhand zou willen uitsluiten bij de toepassing van deze overeenkomst.

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering van mening is dat in Cuba thans sprake is van de in artikel 23 vermelde elementen van goed bestuur, zoals respect voor de rechtsstaat, democratische instellingen, transparant bestuur en een inclusief politiek proces waarin alle burgers daadwerkelijk kunnen participeren. Daarnaast vragen zij zich af welke stappen de Cubaanse regering de afgelopen tijd heeft gezet teneinde de rechtsstaat te consolideren, zoals bedoeld in artikel 24?

De nieuwe Cubaanse Grondwet legt de basis voor een aantal politieke en economische hervormingen, zoals de functie van een premier naast die van president van de Republiek en het invoeren van meerdere bezitsvormen. Hervormingen op het gebied van politieke vrijheden en democratisering, zoals het toestaan van meer politieke partijen, zijn er echter niet. In de nieuwe Grondwet zijn wel meer rechten en mogelijkheden voor burgers om voor hun rechten op te komen, opgenomen. Wat dit precies betekent in de praktijk moet nog worden bezien; de komende twee jaar zou de Cubaanse regering voornemens zijn naar schatting 50 tot 80 Cubaanse wetten te hervormen. Tegelijkertijd heeft Cuba op de genoemde thema’s nog een lange weg te gaan. Artikel 1 van de Grondwet bepaalt dat Cuba een socialistische rechtstaat is. Zo kent het land bijvoorbeeld geen scheiding der machten. De Nederlandse regering zal de ontwikkelingen met aandacht blijven volgen en ook in EU-verband blijven inzetten op het bevorderen van een goed functioneerde rechtsstaat in Cuba.

De leden van de VVD-fractie verwijzen naar artikel 34 van de Overeenkomst, waarin de partijen overeenkomen om «zo snel mogelijk te onderhandelen over een overeenkomst tot vaststelling van de specifieke verplichtingen voor de lidstaten van de Europese Unie en van Cuba inzake migratie, inclusief overname». Zij vragen zich af of er al een tijdpad voor deze onderhandelingen is voorzien? Zo nee, waarom niet?

Onderhandelingen over een overeenkomst op EU-niveau zijn nog niet gestart en een tijdpad is momenteel niet voorzien. Hier speelt mee dat migratie vanuit Cuba naar de EU van beperkte omvang is. Wel werkt Nederland in Benelux-verband aan een terug- en overnameovereenkomst met Cuba, die medio 2018 aan Cuba in concept is aangeboden. Cuba heeft hierop nog niet inhoudelijk gereageerd.

Tot slot stellen de leden van de VVD-fractie nog een vraag met betrekking tot artikel 51 waarin de partijen afspreken om samen te werken op het gebied van toerisme. Daarbij lijkt vooral aandacht te bestaan voor duurzaam toerisme. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten of tijdens de onderhandelingen ook aandacht is gevraagd voor de behandeling van buitenlandse toeristen door de Cubaanse regering, aangezien Cuba toeristen nog altijd andere (en dus hogere) tarieven rekent en zelfs een andere munteenheid laat gebruiken?

Tijdens de onderhandelingen over de Overeenkomst is de behandeling van buitenlandse toeristen in Cuba niet specifiek aan de orde geweest. Ten aanzien van de verschillende munteenheden in Cuba is het relevant om te vermelden dat Cuba weliswaar twee munteenheden kent (CUC en CUP) met verschillende wisselkoersen, maar dat de koers op straat voor zowel toeristen als ingezetenen hetzelfde is. Ook kunnen toeristen op de meeste plekken beide munteenheden gebruiken.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie merken op dat het EU-beleid ten aanzien van Cuba lange tijd werd bepaald door het Gemeenschappelijk Standpunt uit 1996. Het bood Cuba vooruitzicht op verbeterde economische betrekkingen maar stelde politieke hervormingen in Cuba, met name op het gebied van mensenrechten, als voorwaarde voor volwaardige bilaterale betrekkingen. De door Cuba ingezette hervormingen maken het mogelijk om de relatie tussen de EU te intensiveren, op basis van dialoog, zo geeft de regering aan. De leden vragen of de regering aan kan geven in hoeverre de door Cuba ingezette hervormingen duurzaam gestalte hebben gekregen? Ook vragen zij hoe de mensenrechtensituatie zich heeft ontwikkeld sinds 12 december 2016?

Zie voor de toelichting op de voortgang van politieke hervormingen in Cuba ook de eerdere beantwoording in dit verslag van vragen van de VVD-fractie.

Verder heeft Cuba de afgelopen tien jaar een aantal economische hervormingen doorgevoerd. Dit heeft er onder andere voor gezorgd dat Cubanen in een aantal beroepen als kleine zelfstandig ondernemer aan de slag kunnen gaan, en dat er een verbreding is van de mogelijkheden voor Cubanen om naar het buitenland te reizen, hotels in eigen land te bezoeken en buitenlandse investeringen te doen. Ook zijn begrippen als «markt» en «privaat bezit» opgenomen in de nieuwe Cubaanse Grondwet. Het socialistische staatsbedrijf blijft echter de belangrijkste pilaar van de nationale economie.

Op het gebied van mensenrechten is sinds 2016 op een aantal terreinen bescheiden vooruitgang geboekt in Cuba, maar de situatie blijft zorgelijk. De toegang tot internet is sterk verbeterd, doordat de toegankelijkheid via zogenaamde Wifi-parken is vergroot en Cubanen sinds eind 2018 ook via 3G toegang tot het internet kunnen krijgen, hoewel tegen relatief hoge kosten. Cubanen hebben daarmee meer toegang tot andere nieuwsbronnen dan die gecontroleerd door de Cubaanse overheid, en op sociale media wordt over veel onderwerpen relatief vrij gedebatteerd. Tegelijkertijd worden onafhankelijke journalisten nog steeds geconfronteerd met intimidatie, blokkades van hun websites of uitreisverboden. Ook culturele vrijheden en vrijheid van associatie worden nog steeds door de Cubaanse overheid ingeperkt door het verbieden van optredens of door kortdurende detentie van artiesten.

Op het gebied van vrouwenrechten en emancipatie zijn enkele positieve ontwikkelingen zichtbaar. Zo is sinds het aantreden van het nieuwe parlement in april 2018 meer dan de helft van de Parlementsleden vrouw. Desalniettemin is er in de maatschappij nog steeds sprake van verschillende vormen van geweld tegen vrouwen, soms subtiel en soms meer zichtbaar.

Op het terrein van burger- en politieke rechten in Cuba moet er naar de mening van de regering dus nog veel gebeuren, met name op het gebied van vrijheid van meningsuiting, pers en associatie, hetgeen zowel in de dialoog onder deze Overeenkomst als bilateraal wordt opgebracht.

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering voldoende aanleiding ziet voor volwaardige bilaterale betrekkingen en verbetering van de economische betrekkingen?

Het Koninkrijk heeft volwaardige bilaterale betrekkingen met Cuba op politiek, economisch, defensie-, sociaal en cultureel terrein. Mede door middel van een aantal bedrijvenmissies, individuele bezoeken en de economische diplomatie-activiteiten zijn de economische betrekkingen aangehaald. Er is een tiental Nederlandse bedrijven actief in Cuba en enkele van hen hebben geïnvesteerd of overwegen dat te doen. Momenteel gaat Cuba echter door een lastige economische periode hetgeen intensivering van de economische betrekkingen bemoeilijkt.

De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast in hoeverre de rol van Cuba in de regio hierin wordt gewogen? Zij maken zich grote zorgen over de steun van Cuba aan het regime Maduro in Venezuela. Zij vragen hoe dit zich verhoudt tot artikel 9 van het verdrag, waarin partijen bevestigen op te treden tegen ernstige misdrijven waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd, waarbij onder meer een rol weggelegd is voor het Internationaal Strafhof en internationale verplichtingen, waaronder het VN-Handvest, leidend zijn?

De leden van de CDA-fractie refereren bij deze vragen naar de door de VS aangekondigde nieuwe sancties en maatregelen tegen Cuba en Venezuela. Zij vragen hoe de regering de berichtgeving hierover beoordeelt? Daarnaast vragen zij in hoeverre de EU Cuba aanspreekt op steun aan het regime Maduro. Hoe beoordeelt de regering de beschuldiging van de VS dat Cuba met duizenden leden van veiligheidsdiensten in Venezuela actief is? Is de regering bereid te pleiten voor druk op Cuba? Biedt het verdrag hiervoor voldoende ruimte, inclusief de mogelijkheid van het opleggen van sancties?

Zoals eerder is genoemd in de beantwoording van de vragen van de VVD-fractie, zijn de EU en Nederland tegen het embargo van de Verenigde Staten ten aanzien van Cuba en spreken zij zich hiertegen uit, ook in VN-verband. Tegelijkertijd hebben de EU en Nederland ernstige zorgen over de rol van Cuba ten aanzien van de situatie in Venezuela en wordt de Cubaanse regering, zowel door de EU als door Nederland in bilateraal verband, aangespoord een constructieve rol te spelen in het vinden van een vreedzame, democratische en duurzame oplossing voor de situatie in Venezuela. Er vinden gesprekken plaats met Cuba over de situatie in Venezuela, onder meer in mei 2019 op het niveau van de Hoge Vertegenwoordiger van de EU.

De Overeenkomst biedt voldoende ruimte voor deze kritische dialoog. De mogelijkheden voor het al dan niet opleggen van sancties worden niet bepaald door de Overeenkomst, maar door het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) van de EU en de door de EU vastgestelde richtsnoeren inzake de implementatie en evaluatie van sancties.

Artikel 9 van de Overeenkomst bevestigt bestaande verplichtingen van de partijen ten aanzien van voorkoming en bestraffing van internationale misdrijven, en benadrukt het belang van samenwerking op dit terrein. De EU-lidstaten zijn partij bij het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (Trb. 1999, 13), waaruit voor hen de verplichting voortvloeit samen te werken met het Internationaal Strafhof (ISH). Cuba is geen partij bij het Statuut van Rome. Hoewel artikel 9 van de Overeenkomst geen specifieke verplichtingen bevat voor Cuba ten aanzien van samenwerking met het Internationaal Strafhof, biedt dit artikel wel een extra handvat voor de EU en de EU-lidstaten om Cuba hierop aan te spreken en Cuba te houden aan haar reeds bestaande verplichtingen betreffende internationale misdrijven.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie merken op dat de «common position» van de Europese Unie ten opzichte van Cuba beëindigd is. Deze «common position» maakte samenwerking met Cuba conditioneel aan verbeteringen op het gebied van mensenrechten en politieke vrijheden. De leden van de D66-fractie vragen of de regering van mening is dat aan deze voorwaarden is voldaan om tot een nieuwe overeenkomst te komen? En welke verwachtingen heeft de regering van de mensenrechtendialoog binnen deze overeenkomst? Kan deze overeenkomst de doelstellingen ter verbetering van de mensenrechtensituatie en politieke vrijheden beter behartigen? De leden refereren eraan dat de eerste mensenrechtendialoog tussen de EU en Cuba binnen dit nieuwe kader al heeft plaatsgevonden in oktober 2018. Zij vragen welke appreciatie de regering geeft aan deze dialoog? Is de regering van mening dat deze overeenkomst de mensenrechtensituatie en de politieke vrijheden in Cuba ten goede komt? Hoe wil de regering zich daar verder voor inzetten? Welke prioriteiten zullen er binnen deze dialoog gesteld worden?

Sinds 2012 is er in EU-verband gesproken over een nieuwe invulling van de relatie met Cuba. Uitgangspunt daarbij is dat engageren effectiever is dan isoleren. Verbeteringen op het gebied van mensenrechten en politieke vrijheden zijn een belangrijk onderdeel van deze Overeenkomst, zoals opgenomen in artikelen 5, 9 en 22. Middels de Overeenkomst heeft Cuba ingestemd met het houden van een periodieke dialoog over mensenrechten met de EU. Daarnaast wordt ook vermeld dat het beschermen van mensenrechten de belangrijkste plicht van de staat is en dat Cuba akkoord gaat met het samenwerken met de EU ter verbetering van politieke vrijheden en mensenrechten en democratie in Cuba moet versterken.

Binnen de Overeenkomst zijn vijf officiële thematische dialogen voorzien, waarvan mensenrechten er een is. Zoals eerder genoemd in de beantwoording in dit verslag van vragen van de VVD-fractie, vond de eerste formele mensenrechtendialoog onder de Overeenkomst plaats in oktober 2018. Hierbij is onder meer gesproken over minimum vereisten in strafprocesrecht in lijn met het IVBPR, racisme en xenofobie, culturele vrijheden en het recht op gezondheid. De regering acht deze eerste sessie een goede start van de dialogenreeks, waarbij de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld een positieve ontwikkeling is. Voor de toekomstige sessies pleit NL in EU-verband voor een verdieping van de dialoog en voor een grotere betrokkenheid van de EU-lidstaten bij de voorbereidingen daarvan, zodat deze dialoog zo optimaal mogelijk kan worden ingezet ter verbetering van de mensenrechtensituatie in Cuba.

De leden van de D66-fractie merken op dat er zaterdag 11 mei 2019 een protest heeft plaatsgevonden in de Cubaanse hoofdstad Havana waar honderd LHBTI-activisten aan deelnamen. Deze leden vragen op welke manier de regering zich voor LHBTI in wil zetten binnen de nieuwe overeenkomst. Is de regering bereid de Cubaanse overheid aan te spreken op de rechten van LHBTI, zowel vanuit het kader van deze overeenkomst als bilateraal?

De Nederlandse Mensenrechtenambassadeur heeft het geweld dat de Cubaanse autoriteiten hebben toegepast bij het genoemde protest, opgebracht bij de Cubaanse overheid tijdens haar bezoek aan Cuba in mei 2019. Tevens heeft zij gesproken met Cubaanse LHBTI-activisten. De EU zet zich conform staand EU-beleid in voor gelijke rechten voor LHBTI, maar heeft zich in dit specifieke geval, ondanks een verzoek hiertoe van Nederland, niet publiekelijk uitgesproken. De regering ziet de Overeenkomst als belangrijk kader waarbinnen over LHBTI-rechten kan worden gesproken en zet in op een actieve rol van de EU.

Verder hebben de leden van de D66-fractie nog enkele vragen over de timing van deze overeenkomst. Hoe beoordeelt de regering de verslechterende verhoudingen tussen de Verenigde Staten en Cuba, mede in het licht van de ontwikkelingen in Venezuela? Zo hebben de Verenigde Staten recentelijk verzwaarde sancties tegen Cuba ingesteld, waar mogelijk ook Europese bedrijven door geraakt kunnen worden. Hoe verhoudt deze overeenkomst zich tot deze sancties? Wat kan de EU doen om te voorkomen dat Europese bedrijven of personen door deze sancties geraakt worden?

Zoals ook in antwoorden op eerdere vragen in dit verslag is toegelicht, betreuren de EU en Nederland het besluit van de Amerikaanse regering om verzwaarde sancties tegen Cuba in te stellen. De Overeenkomst staat echter los van de verhouding tussen de Verenigde Staten en Cuba, en van de Europese opstelling ten aanzien van de verzwaarde sancties door de Verenigde Staten. Tegelijkertijd delen Nederland en de EU de zorgen van de Verenigde Staten over de rol van Cuba in Venezuela. De EU en Nederland in bilateraal verband sporen de Cubaanse autoriteiten aan om een constructieve rol te spelen in het vinden van een vreedzame, democratische en duurzame oplossing voor de situatie in Venezuela.

De EU bespreekt momenteel met betrekking tot de meest recente Amerikaanse sancties tegen Cuba welke stappen er genomen zullen worden om extraterritoriale werking die in strijd is met het internationale recht binnen de EU te beperken. De Europese Verordening (EG) nr. 2271/96 is al van kracht sinds 1996. Deze antiboycotverordening verbiedt Europese bedrijven gevolg te geven aan in de bijlage bij de Verordening genoemde Amerikaanse sanctiewetgeving en biedt gedupeerden een rechtsgrond om geleden schade die het gevolg is van toepassing van deze sanctiewetgeving via de rechter te verhalen op de veroorzaker.

Inbreng van de leden van de GroenLinksfractie

De leden van de fractie van GroenLinks vragen wat er sinds ondertekening van het PDCA door Cuba en de EU-lidstaten al is gebeurd op het gebied van versterking van mensenrechten en het maatschappelijk middenveld in Cuba? Hoe verloopt de mensenrechtendialoog tot nu toe en welke onderwerpen zijn hier al besproken, vragen deze leden? Wat is de inzet van Nederland hierbij en wat verwacht zij hierop te bereiken? Welke rol speelt de Nederlandse ambassade in Havana hierin, die met de intensivering van het postennetwerk en met een speciale mensenrechtencomponent een rol speelt in versterking van mensenrechten en economie in Cuba?

Zie ook de eerdere beantwoording in dit verslag van vragen over de mensenrechtendialoog van de fracties van de VVD, CDA en D66.

De Nederlandse ambassade in Cuba richt zich in haar werk op het onderhouden van de bilaterale betrekkingen voor het Koninkrijk, het ondersteunen en adviseren van bedrijven die in Cuba zaken (willen) doen, het ondersteunen van initiatieven die bijdragen aan verbetering van het bedrijfsleven-klimaat en de groei van de opkomende private sector, alsmede steun voor verschillende activiteiten op het gebied van mensenrechten.

Tot slot vragen de leden van de GroenLinksfractie welke economische betrekkingen zijn versterkt en geopend?

Zie de eerdere beantwoording in dit verslag van vragen van de CDA-fractie.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok