Ontvangen 2 juli 2019
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel 3a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1. geplaatst».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. In afwijking van artikel 3 is het verbod, bedoeld in artikel 2, tot 1 januari 2023 niet van toepassing op een door Onze Minister aangewezen kolengestookte productie-installatie die na 2014 in gebruik is genomen en die in vergelijking met andere kolengestookte productie-installaties, die na 2014 in gebruik zijn genomen, de meeste koolstofdioxide per kwh uitstoot. Onze Minister wijst deze productie-installatie op uiterlijk 1 juli 2022 aan na advies van het Planbureau voor de Leefomgeving en de Nederlandse Emissieautoriteit, bedoeld in artikel 2.1 van de Wet milieubeheer.
Dit amendement regelt dat in 2023 de minst efficiënte kolencentrale wordt gesloten. Op uiterlijk 1 juli 2022 wordt door de regering, na advisering door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en de Nederlandse Emissie Autoriteit (NEA), bepaald welke kolencentrale het minst klimaatefficiënt is, door te kijken naar de CO2-uitstoot per kWh.
Dit amendement heeft als doelstelling innovatie te stimuleren en de CO2-uitstoot van Nederland op korte termijn verder omlaag te brengen. Uit de brief over de uitvoering van het Urgenda-vonnis (Kamerstuk 32 813, nr. 341) blijkt dat Nederland niet aankoerst op het tijdig realiseren van het Urgenda-doel; naar schatting komt de Staat 5 megaton CO2-reductie tekort.
Door in de wet te verankeren dat één van de centrales – degene die de komende jaren de minste CO2-reductie realiseert – sneller een verbod krijgt op de opwek van elektriciteit uit kolen, wordt bereikt dat alle centrales maximale inspanning verrichten om CO2-uitstoot terug te dringen. Doel is dus tevens een wedloop in CO2-reductie los te maken
Hoewel met deze wetswijziging het Urgenda-doel mogelijk niet wordt gehaald, is dit een doordachte poging om dichterbij dit doel te komen, zodat de klimaatmaatregelen meer in lijn komen met tijdige realisatie van het Urgenda-vonnis.
Van der Lee