Vastgesteld 17 januari 2019
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid in verband met enkele aanpassingen. (Hierna het wetsvoorstel) Zij zien de Onderzoeksraad voor veiligheid als een waardevol instituut dat met haar onderzoeken bijdraagt aan een veiliger Nederland. De voorgenoemde leden zijn dan ook blij te lezen dat de evaluatiecommissie tot de conclusie komt dat de Onderzoeksraad voor veiligheid op zowel doeltreffendheid als doelmatigheid goed scoort. Over onderhavig wetsvoorstel naar aanleiding van de evaluatie hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering naar het pas recentelijk verschijnen van onderhavig wetsvoorstel, terwijl de evaluatie werd afgerond in januari 2014 en de daaropvolgende kabinetsreactie verscheen medio 2015. Wat heeft ervoor gezorgd dat onderhavig wetsvoorstel pas in december 2018 naar de Tweede Kamer is gezonden? Ook vragen deze leden wanneer de volgende evaluatie van de Onderzoeksraad voor veiligheid zal plaatsvinden? Zij lezen in de kabinetsreactie op de evaluatie, de reactie van de Onderzoeksraad voor veiligheid op de verschillende aanbevelingen. Kan de regering aangeven hoe de Onderzoeksraad voor veiligheid sinds het verschijnen van de kabinetsreactie verder opvolging heeft gegeven aan de aanbevelingen, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Het wetsvoorstel betreft een wijziging van een Rijkswet, zo constateren de leden van de CDA-fractie. Zij vragen de regering welke bevoegdheid en welke feitelijke onderzoeken de Onderzoeksraad voor veiligheid tot nu toe heeft uitgeoefend in de Caribische delen van het Koninkrijk?
In het advies van de Afdeling advisering Raad van State (hierna de Afdeling) lezen de leden van de CDA-fractie enkele principiële bezwaren tegen het verruimen van de onderzoekstaken van de Onderzoeksraad voor veiligheid naar voorvallen op het terrein van de openbare orde. Naast de opmerkingen over het ontbreken van de motivering, lezen zij dat de Afdeling constateert dat handhaving van de openbare orde in hoge mate een lokale aangelegenheid is, terwijl veiligheid, aldus de Afdeling, in de regel betrekking heeft op algemene aspecten van het menselijk welzijn. Deelt u de mening dat er niet een dermate duidelijk onderscheid tussen veiligheid en openbare orde te maken is? Kan de regering aangeven hoe deze tweedeling van de Afdeling zich verhoudt tot onderzoeken naar lokale incidenten zoals in Haaksbergen en onlangs in Scheveningen, zo vragen de leden van de CDA-fractie?
Daarnaast signaleert de Afdeling dat de uitbreiding van de taken van de Onderzoeksraad voor veiligheid een verschuiving van de verantwoordingsstructuur als gevolg heeft. Waar nu de Onderzoeksraad voor veiligheid primair onderzoeken doet naar voorvallen die onder de ministeriële verantwoordelijkheid valt, krijgt de Onderzoeksraad met de taakuitbreiding naar de openbare orde ook een rol in lokale aangelegenheden waar de gemeenten primair verantwoordelijk zijn. Kan de regering aangeven hoe zij van plan is tegemoet te komen aan deze principiële bezwaren van deAfdeling, die duidelijk verder strekken dan enkel het ontbreken van een motivatie, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Ook vragen de aan het woord zijnde leden een overzicht van de argumenten voor en tegen de uitbreiding van de onderzoeksbevoegdheid van de Onderzoeksraad voor veiligheid? In hoeverre zijn deze onderwerpen aan bod gekomen in de gesprekken met de VNG waarover gesproken wordt in de brief met nadere informatie over de Wijziging Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid van 21 maart 2016? Kan de regering tevens aangeven of de VNG sinds het verschijnen van het advies van de Afdeling met bezwaren is gekomen ten aanzien van de taakuitbreiding van de Onderzoeksraad voor veiligheid?
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Tielens-Tripels