Gepubliceerd: 28 november 2018
Indiener(s): Paul Smeulders (GL)
Onderwerpen: ouderen sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35096-3.html
ID: 35096-3

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

Inleiding

Er dreigen pensioenkortingen aan te komen voor meer dan tien miljoen deelnemers in 2020 en 2021, waaronder deelnemers van pensioenfondsen met een dekkingsgraad van meer dan 100%. Dit wetsvoorstel geeft pensioenfondsen twee jaar extra de tijd om genoeg vermogen op te bouwen en daarmee pensioenkortingen op korte termijn te voorkomen. Een nieuw breed gedragen pensioenakkoord dient in de tussentijd te zorgen voor een structurele oplossing.

Aanleiding en achtergrond

Pensioenkortingen

De Pensioenwet (artikel 140) schrijft voor dat de beleidsdekkingsgraad van pensioenfondsen binnen vijf jaar dient te voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV). Uit het meest recente overzicht van De Nederlandsche Bank (13 juni 2018) blijkt dat een groot aantal pensioenfondsen, waaronder een aantal van de grootste, een dekkingsgraad heeft onder deze MVEV-grens. Als deze fondsen niet op tijd herstellen, zullen ze de pensioenen in 2020 en/of 2021 moeten korten. Meer dan 10 miljoen deelnemers moeten vrezen voor kortingen op hun pensioen in 2020 en/of 2021 (zie onderstaande tabel).

Opgestapelde prudentie

De initiatiefnemer is van mening dat de bestaande MVEV-maatregel (artikel 140 van de Pensioenwet) onnodig streng is. Deze maatregel kan er toe leiden dat een pensioenfonds met een dekkingsgraad van 102% gedwongen wordt een korting toe te passen om de dekkingsgraad te verhogen tot 104,2%. Dat is moeilijk uit te leggen aan deelnemers, niet wenselijk en ook niet noodzakelijk. Bij een dekkingsgraad van 100% is het aan de pensioenregeling gerelateerde vermogen van het fonds gelijk aan de technische voorzieningen. Dat is voldoende om aan artikel 14 van de richtlijn (EU) 2016/23411 (hierna: IORP II richtlijn) te voldoen. Daarnaast worden pensioenfondsen al geacht te werken met herstelplannen (artikel 138 van de Pensioenwet) om te voldoen aan het vereist eigen vermogen (artikel 132 van de Pensioenwet).

Pensioenonderhandelingen

Uit het conceptakkoord van de SER blijkt dat de onderhandelaars van een nieuw pensioenakkoord ook van mening zijn dat pensioenfondsen met een dekkingsgraad boven de 100% niet gekort zouden moeten worden. Hieruit blijkt dat er brede consensus is dat de huidige MVEV-maatregel onnodig prudent is. De initiatiefnemer wil echter bij voorkeur nu niet één element van het akkoord doorvoeren en is van mening dat het beter is om het totaalpakket van het nieuwe pensioenakkoord af te wachten. Daarom stelt de initiatiefnemer in dit wetsvoorstel alleen voor om kortingen op korte termijn te voorkomen. Dit wetsvoorstel geeft hiertoe de pensioenfondsen twee jaar extra de tijd om aan de huidige MVEV-eis van 104,2% te voldoen. De initiatiefnemer gaat er van uit dat de pensioenonderhandelingen in de tussentijd op een zorgvuldige manier hervat kunnen worden, zonder het gevaar van onmiddellijk dreigende pensioenkortingen.

Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

Artikel 140 van de Pensioenwet stelt dat de beleidsdekkingsgraad van een pensioenfonds binnen vijf jaar moet voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. Indien de beleidsdekkingsgraad hier niet binnen vijf jaar aan voldoet en de dekkingsgraad bij de laatste vaststelling ook onder het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen ligt, dient het pensioenfonds binnen zes maanden maatregelen te nemen waardoor de dekkingsgraad van het pensioenfonds direct voldoet aan minimaal vereist eigen vermogen.

Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat pensioenfondsen twee jaar extra krijgen om het minimaal vereist eigen vermogen op te bouwen. Als zij niet binnen zeven jaar voldoen aan deze eis, dienen er alsnog maatregelen genomen te worden.

Verhouding tot Europese context

Dit wetsvoorstel past de maatregel aan die er op toeziet dat voldaan wordt aan artikel 14, tweede lid, van de IORP II richtlijn, waarmee wordt voorgeschreven dat een EU-lidstaat slechts gedurende een korte termijn mag toestaan dat een pensioenfonds over onvoldoende activa beschikt om de technische voorzieningen te dekken. Lidstaten bepalen zelf de lengte van de «korte termijn». Aanpassing van de huidige termijn van vijf jaar naar zeven jaar is mogelijk binnen het kader van de IORP II richtlijn.

Financiële gevolgen

Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat pensioenfondsen in 2020 en 2021 niet hoeven te korten op de pensioenuitkeringen vanwege een dekkingsgraad onder 104,2%. Het wetsvoorstel verandert niks aan de voorwaarden voor indexatie, waardoor er geen grote financiële gevolgen zullen zijn. Bovendien gaat de indiener er vanuit dat er voor 2020 een pensioenakkoord wordt gesloten waarbij de huidige MVEV-eis komt te vervallen.

Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

Onderdeel A

In artikel 140 van de Pensioenwet is opgenomen dat een pensioenfonds maatregelen moet treffen indien een pensioenfonds niet kan voldoen aan het minimaal vereist vermogen. Deze maatregelen houden in dat een pensioenfonds moet korten op de pensioenaanspraken en pensioenrechten als de beleidsdekkingsgraad van een pensioenfonds gedurende vijf jaar (zes meetmomenten) onder het minimaal vereist eigen vermogen ligt. Dit wetsvoorstel rekt deze termijn op van vijf jaar naar zeven jaar (acht meetmomenten). Het wetsvoorstel beoogd hiermee de verplichte kortingen waar de pensioenfondsen naar verwachting in 2020 tegenaan zullen lopen, uit te stellen.

Onderdeel B

Dit betreft redactionele aanpassingen naar aanleiding van de wijziging onder onderdeel A.

Artikel II

Dit artikel betreft dezelfde wijzigingen als hierboven toegelicht onder artikel I, alleen betreft het hier artikel 135 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Smeulders