Kamerstuk 35092-28

Beantwoording vragen van het lid Van Raan gesteld tijdens het wetgevingsoverleg Wijziging van de Wet windenenergie op zee en reactie op de motie van de leden Sienot en Van der Lee over bescherming van natuur en ecologie in de Noordzee (Kamerstuk 35092-13)

Dossier: Wijziging van de Wet windenergie op zee (ondersteunen opgave windenergie op zee)

Gepubliceerd: 31 mei 2021
Indiener(s): Dilan Yeşilgöz-Zegerius (staatssecretaris economische zaken) (VVD)
Onderwerpen: energie natuur en milieu netwerken ruimte en infrastructuur
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35092-28.html
ID: 35092-28

Nr. 28 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 mei 2021

Hierbij stuur ik u, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de antwoorden op de vragen die zijn gesteld door het lid Van Raan (Partij voor de Dieren) tijdens het Wetgevingsoverleg Wijziging van de Wet windenergie op zee (ondersteunen opgave windenergie op zee) van 1 februari 2021 (Kamerstuk 35 092, nr. 24). Tevens geef ik hiermee uitvoering aan de motie van de leden Sienot (D66) en Van der Lee (GroenLinks) over ecologie, natuur en windparken (Kamerstuk 35 092, nr. 13). Deze motie is eveneens ingediend tijdens bovengenoemd Wetgevingsoverleg.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, D. Yeşilgöz-Zegerius

1

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het ontwikkelen van een voorspellingmodel voor vogeltrek en van het plaatsen van detectoren voor vleermuizen?

Antwoord

In opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) wordt in het kader van Wozep (Wind op zee ecologisch programma) op dit moment een voorspellingsmodel voor massale vogeltrek ontwikkeld door de Universiteit van Amsterdam. De planning is om begin 2023 een werkend vogelvoorspellingsmodel te hebben voor massale vogeltrek op rotorhoogte en een startstop-procedure. Op basis van het vogelvoorspellingsmodel zal de start-stop-procedure worden vormgegeven.

Detectoren voor vleermuizen zijn bevestigd in de windparken in Luchterduinen, Prinses Amalia (PAWP) en op de TenneT-platforms van het net op zee in de windenergiegebieden Borssele en Hollandse Kust (zuid). Met deze detectoren kan in de komende jaren meer informatie worden verzameld over de vleermuistrek. De start-stop-procedure voor vleermuizen is al geïmplementeerd en de criteria zijn middels een wijzigingsbesluit in alle tot dusverre genomen kavelbesluiten opgenomen.

2

Wordt er gewerkt met luchtbellengordijnen om geluidoverlast tijdens het heien te beperken?

Antwoord

Ja, ter voorkoming van verstoring van bruinvissen, zeehonden en vissen is in alle kavelbesluiten een voorschrift met een geluidsnorm opgenomen om geluidoverlast tijdens het heien te beperken. Bij de bouw van alle windparken wordt hier aan voldaan, onder andere door de inzet van luchtbellengordijnen. De geluidsnorm is het resultaat van gedegen onderzoek en is onderbouwd in het KEC 3.0 en er wordt actief op gehandhaafd

Het voorschrift in de kavelbesluiten legt een maximale geluidsbelasting op (168 dB re μPa2s SEL1 op 750 meter van de geluidsbron). Het voorschrift is opgezet als doelvoorschrift in plaats van een middelvoorschrift en biedt daarmee maximale flexibiliteit. In het betreffende voorschrift is daarnaast opgenomen dat het geluidsniveau tijdens het heien door of namens de vergunninghouder continu gemeten dient te worden en gerapporteerd aan Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat verricht daarnaast zelf ook geluidsmetingen.

Er zijn diverse systemen om de geluidsoverdracht voor de omgeving te verminderen, waaronder (dubbele) bellenschermen (bubble curtains) die op dit moment al veel gebruikt worden bij het heien om deze norm te halen. Ook andere vormen van mitigatie zoals mantels zijn in ontwikkeling of worden al gebruikt. Ook zijn alternatieve funderingstechnieken in ontwikkeling zoals trillen of schroeven in plaats van heien.

3

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het IMVO-convenant voor de windenergiesector, dat moet leiden tot transparantie van de herkomst van metalen en andere grondstoffen, die nodig zijn voor de bouw van windparken? En hoe de uitvoering van het convenant gemonitord zal worden?

Antwoord

De partijen van het IMVO-convenant voor de windenergiesector zijn momenteel met elkaar in gesprek over de inhoud van dit multi-stakeholderconvenant voor hernieuwbare energie. De branchevereniging Holland Solar heeft daarbij ook aangegeven samen met de SER de mogelijkheden te zullen onderzoeken voor hun leden om toe te treden tot dit IMVO-convenant.

De dialoog wordt gefaciliteerd door de SER en met bedrijven worden afspraken gemaakt over het uitvoeren van due diligence volgens de OESO-richtlijnen. In het convenant worden ook afspraken gemaakt over de monitoring van het convenant. Naar verwachting van partijen zal dit na de zomer van dit jaar zijn.

4

Hoe is natuurversterking tot nu toe in bestaande windparken opgepakt, aangezien de Minister stelt dat in alle kavelbesluiten een voorschrift op natuurversterking is opgenomen?

Antwoord

Uiteraard moet worden voldaan aan de eisen van de Wet natuurbescherming bij het bouwen van een windpark, dat is een wettelijke randvoorwaarde. Dit wordt geborgd in de kavelbesluiten met mitigerende maatregelen/voorschriften voor wettelijk beschermde soorten zoals bruinvissen, zeehonden, vogels en vleermuizen. De onafhankelijke Commissie voor de milieueffectrapportage toetst bovendien het milieueffectrapport dat voor elk kavelbesluit wordt opgesteld. Ook wordt er dan een passende beoordeling in relatie tot doelen voor Natura 2000-gebieden opgesteld.

Windparken op zee bieden tevens kansen voor natuurherstel en/of -versterking. Doordat in windparken de zeebodem niet wordt beroerd door sleepnetvisserij kan zeebodemnatuur zich daar herstellen en door toevoeging van (aangepaste) erosiebeschermende bestorting onder water, kunnen bepaalde soorten (zoals kabeljauw en platte oesters) zich daar ook herstellen en kunnen – na gerichte introductie – bijvoorbeeld ook platte oesterbanken ontstaan.

Tot nu toe is in alle kavelbesluiten een voorschrift opgenomen voor het natuurinclusief bouwen van het betreffende windpark. Met een natuurinclusieve inrichting wordt simultaan ecologische meerwaarde gecreëerd, bijvoorbeeld door voor de fundering te kiezen voor bepaald stortsteen waar bepaalde soorten mariene organismen zich makkelijk kunnen vestigen.

In de kavelbesluiten voor Borssele I en II, Borssele III en IV, Borssele V en Hollandse Kust (zuid) 1-IV zijn voorschriften opgenomen die de vergunninghouders van deze windparken verplicht zich aantoonbaar in te spannen om het windpark zodanig te ontwerpen en te realiseren dat een windpark actief bijdraagt aan versterking van een gezonde zee en versterking van behoud en duurzaam gebruik van soorten en habitats die van nature in Nederland voorkomen. Voor Hollandse Kust (noord) V is voor dit doel een meer resultaatgerichte verplichting opgenomen met betrekking tot de te realiseren structuren. De voorschriften zijn steeds mede gebaseerd op de meest recente inzichten in de ecologische mogelijkheden van natuurinclusief bouwen. In Borssele I en II zal worden gewerkt met experimentele structuren om kabeljauw te bevorderen en in Borssele III en IV en Borssele V zal worden gewerkt aan experimentele introductie van platte oesters.

5

Hoe wordt er voor minder vervuilende manieren om windmolens tegen roest te beschermen gekozen, aangezien dit ook is opgenomen in kavelbesluiten naar aanleiding van de aangenomen motie van de Partij voor de Dieren?

Antwoord

De kavelbesluiten bevatten een voorschrift om ervoor te zorgen dat milieuvriendelijke alternatieven worden toegepast in plaats van kathodische bescherming die zware metalen in het zeewater brengt. Dit voorschrift regelt dat, indien er opofferingsanodes als kathodische bescherming worden toegepast, deze uitsluitend uit legeringen van magnesium of aluminium mogen bestaan. Deze legeringen mogen maximaal 5 gewichtsprocent aan andere metalen bevatten.

6

Momenteel wordt de keuze voor een procedure gemaakt door de ministers van Economie en Financiën, maar niet ook door degene die verantwoordelijk is voor natuur en biodiversiteit. Wat vindt de Minister van het idee om ook de verantwoordelijke voor natuur en biodiversiteit te betrekken bij de keuze voor een procedure?

Antwoord

Om te komen tot een windpark worden er achtereenvolgend verschillende besluiten genomen. Tot de belangrijkste momenten voor het borgen van de ecologische randvoorwaarden, het behoud en versterken van natuur, behoren het besluit om windenergiegebieden aan te wijzen en het nemen van het kavelbesluit. Deze zijn bepalend voor waar en onder welke randvoorwaarden windparken gebouwd mogen worden, dat wordt voldaan aan de natuurregelgeving en wat aan natuurontwikkeling wordt voorgeschreven. Deze besluiten zijn mede namens (aanwijzen windenergiegebieden) en in overeenstemming met (kavelbesluiten) de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit genomen. De tenderfase is een volgende stap in het proces en regelt de wijze van het verlenen van de vergunning voor de bouw en exploitatie van een windpark. De tender is primair gericht op het selecteren van de partij die het beste in staat is het windpark te realiseren en is daarmee een bevoegdheid van de Minister van EZK, als verantwoordelijk Minister voor het beleid ten aanzien van windenergie op zee. Dit gebeurt in overleg met de Minister van Financiën omdat zowel voor een subsidietender, een vergelijkende toets met een financieel bod en een veiling er budgettaire gevolgen kunnen zijn voor de Rijksfinanciën.

Dat laat onverlet dat ik, in lijn met de afspraken in het Noordzeeakkoord en in het licht van de aangenomen motie Sienot/Van der Lee (Kamerstuk 35 092, nr. 13), uiteraard in afstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bezie hoe windparken en natuur goed samen kunnen gaan. Hierbij kijk ik ook of en in welke omstandigheden natuurbehoud of versterking eventueel een onderdeel van een tenderprocedure zouden kunnen zijn.

Uitvoeren van de motie van de leden Sienot (D66) en Van der Lee (GL)

Tijdens het Wetgevingsoverleg Wijziging van de Wet windenergie op zee (ondersteunen opgave windenergie op zee) van 1 februari 2021 hebben de leden een motie ingediend over over ecologie, natuur en windparken (Kamerstuk 35 092, nr. 13).

Deze motie verzoekt de regering:

te borgen dat telkens de laatste inzichten in de bescherming van de natuur en ecologie worden meegenomen in de voorwaarden die worden gesteld aan de windparken in de kavelbesluiten;

Verzoekt de regering, om in afstemming met het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de bescherming van de ecologie mee te nemen bij het vormgeven van de kavelbesluiten;

Verzoekt de regering, om in het ecologisch onderzoek van het Rijk nadrukkelijk aandacht te geven aan de kansen die windparken bieden voor natuurherstel.

Ten aanzien van deze motie kan de volgende toelichting worden verschaft:

Er is een wettelijke verplichting om in het milieueffectrapport dat voor elk kavelbesluit wordt opgesteld de meest recente wetenschappelijke inzichten in de mogelijke effecten op natuur en ecologie te betrekken. De onafhankelijke Commissie voor de milieueffectrapportage toetst dit. Ook wordt standaard een passende beoordeling opgesteld in relatie tot doelen van Natura 2000-gebieden. Met de inzichten wordt ook rekening gehouden bij het opstellen van voorschriften in de kavelbesluiten voor de windparken. Om het cumulatieve effect van de verschillende windparken op de natuur in kaart te brengen is het Kader Ecologie en Cumulatie (KEC) opgesteld. Daaruit blijkt dat de in de kavelbesluiten voorgeschreven maatregelen voldoende zijn om binnen de grenzen van de Wet natuurbescherming blijven. Er is ook een groot monitorings- en onderzoeksprogramma (Wozep) dat de effecten van windparken op de ecologie in kaart brengt en kennisleemten probeert in te vullen.

In de Wet windenergie op zee is bepaald dat de toetsing aan de Wet natuurbescherming wordt geïntegreerd in de kavelbesluiten voor windparken op zee, met bijbehorende passende beoordeling. Alle kavelbesluiten worden genomen in overeenstemming met onder meer de Minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit.

Wat betreft het derde verzoek verwijs ik uw Kamer naar het antwoord op vraag 4 van het lid Van Raan in deze brief. Het voornemen is de inzet nader te verkennen van aanvullende instrumenten1 voor het rekening houden met diverse belangen (waaronder natuurherstel) bij de realisatie van windenergie op zee. Ook zal, mede op basis van het Noordzeeakkoord, het Programma Noordzee 2022–2027 in grote lijnen aangeven welk ecologisch onderzoek er zal plaatsvinden, ook in het kader van natuurherstel. Concreet is er al in opdracht van het Rijk ecologisch onderzoek verricht naar de mogelijkheden voor herstel van de platte oester in bestaande, geplande en potentiële windparklocaties op de Noordzee en naar de mogelijke aanwezigheid van diverse rifbouwende soorten op die locaties.

Het kabinet blijft daarmee in alle kavelbesluiten en voorbereidende procedures uitvoering geven aan de verschillende elementen van de motie.