Ontvangen 15 januari 2020
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel 30, onderdeel B, worden aan het voorgestelde artikel 4 twee leden toegevoegd, luidende:
4. De voordracht voor een krachtens het eerste en tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
5. Een krachtens het derde lid vast te stellen ministeriële regeling wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De ministeriële regeling wordt niet eerder vastgesteld dan vier weken na de overlegging.
II
In artikel 31 onderdeel F, worden aan het voorgestelde artikel 84a twee leden toegevoegd, luidende:
5. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
6. Een krachtens het derde lid vast te stellen ministeriële regeling wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De ministeriële regeling wordt niet eerder vastgesteld dan vier weken na de overlegging.
III
Voor artikel 33 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De voordracht voor een krachtens deze wet vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
2. Een krachtens deze wet vast te stellen ministeriële regeling wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De ministeriële regeling wordt niet eerder vastgesteld dan vier weken na de overlegging.
Dit amendement regelt dat alle algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen die op basis van het wetsvoorstel getroffen kunnen worden, door middel van een voorhangprocedure dienen te worden voorgelegd aan de beide Kamers. Het wetsvoorstel bevat meerdere delegatiegrondslagen voor het vaststellen van een algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling, waaronder een uitbreiding van de inschrijvingsverplichting (art. 14, lid 1), de vereisten rondom het Plantenpaspoort (art. 16), de hoogte van retributie (art. 21), de hoogte van bestuurlijke boetes (art. 27, lid 1). Met dit amendement beogen de indieners dus een voorhangprocedure waardoor beide Kamers geïnformeerd worden over dergelijke verstrekkende verplichtingen en uitvoeringseisen.
Weverling Bisschop