Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regels te stellen ter uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten en Verordening (EU) 2017/625 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen en ter versterking van de handhaving;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
ander materiaal als bedoeld in artikel 2, onder 5, van verordening 2016/2031;
een EU gereguleerd niet-quarantaineorganisme als bedoeld in artikel 36 van verordening 2016/2031;
een EU-quarantaineorganisme als bedoeld in artikel 4 van verordening 2016/2031;
een fytosanitaire maatregel als bedoeld in artikel 2, onder 22, van verordening 2016/2031;
een geregistreerde marktdeelnemer als bedoeld in artikel 2, onder 10, van verordening 2016/2031;
een gesloten faciliteit als bedoeld in artikel 2, onder 20, van verordening 2016/2031;
Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
een plant als bedoeld in artikel 2, onder 1, van verordening 2016/2031;
plantaardige producten als bedoeld in artikel 2, onder 2, van verordening 2016/2031;
een plantenpaspoort als bedoeld in artikel 78 van verordening 2016/2031;
een professionele marktdeelnemer als bedoeld in artikel 2, onder 9, van verordening 2016/2031 en een exploitant als bedoeld in artikel 3, negenentwintigste lid, van verordening 2017/625;
een quarantainestation als bedoeld in artikel 2, onder 19, van verordening 2016/2031;
het register, bedoeld in artikel 65, eerste lid, van verordening 2016/2031;
een plaagorganisme als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van verordening 2016/2031;
Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/213, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEFG, 74/467/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (PbEU 2016, L 317);
Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PbEU 2017, L 95).
2. Onder verordening 2016/2031 wordt mede verstaan de door de Europese Commissie vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen op grond van deze verordening.
1. Onze Minister wordt aangewezen als bevoegde autoriteit, bedoeld in:
a. artikel 2, zesde lid, van verordening 2016/2031;
b. artikel 3, derde lid, onderdeel a, van verordening 2017/625 voor zover het betreft het gebied, genoemd in artikel 1, tweede lid, onderdeel g, van verordening 2017/625.
2. Onze Minister wordt aangewezen als de coördinerende instantie, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, van verordening 2017/625.
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden één of meer bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van verordening 2016/2031 en artikel 3, derde lid, onderdeel b, van verordening 2017/625 aangewezen voor artikelen van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen betreffende beschermende maatregelen tegen schadelijke organismen bij planten.
1. Onze Minister treft fytosanitaire maatregelen in een situatie als bedoeld in artikel 10, derde alinea en artikel 29, eerste lid, vierde alinea, van verordening 2016/2031 met inachtneming van bijlage II, deel 2, van verordening 2016/2031.
2. Onze Minister treft fytosanitaire maatregelen als bedoeld in bijlage II van verordening 2016/2031 in een situatie als bedoeld in artikel 29, eerste lid, eerste alinea, van verordening 2016/2031.
1. Onze Minister kan in situaties als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van verordening 2016/2031, strengere fytosanitaire maatregelen treffen dan de fytosanitaire maatregelen, bedoeld in artikel 28, eerste, tweede en derde lid, en artikel 30, eerste, derde en vierde lid, van verordening 2016/2031.
2. Onze Minister kan in situaties als bedoeld in artikel 37, negende lid, van verordening 2016/2031, strengere fytosanitaire maatregelen treffen dan de fytosanitaire maatregelen, bedoeld in artikel 37, vierde lid, van verordening 2016/2031.
Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden verleend van de verplichting, bedoeld in artikel 14, eerste lid, of artikel 15, eerste lid, van verordening 2016/2031 in situaties als bedoeld in artikel 14, tweede lid, of artikel 15, tweede lid, van verordening 2016/2031.
1. Bij ministeriële regeling kan een afgebakend gebied als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van verordening 2016/2031 worden ingesteld, gewijzigd of opgeheven en worden fytosanitaire maatregelen getroffen als bedoeld in bijlage II van verordening 2016/2031.
2. De burgemeester van een betrokken gemeente verleent medewerking aan Onze Minister bij het nemen van fytosanitaire maatregelen.
Onze Minister kan tijdelijke fytosanitaire maatregelen treffen als bedoeld in artikel 52, tweede lid, van verordening 2016/2031.
1. De fytosanitaire maatregelen, bedoeld in de hoofdstukken 3 en 4, kunnen, indien zij een besluit zijn, voor één of meer afzonderlijke gevallen worden genomen.
2. Aan deze besluiten kunnen voorschriften of beperkingen worden verbonden.
3. Het is verboden te handelen in strijd met deze besluiten.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de fytosanitaire maatregelen, bedoeld in de hoofdstukken 3 en 4.
1. Onze Minister kan een ontheffing verlenen van artikel 5, eerste lid, van verordening 2016/2031 in verband met de in artikel 8, eerste lid, van verordening 2016/2031 genoemde situaties.
2. Onze Minister kan een ontheffing verlenen van artikel 40, eerste lid, 41, eerste lid, en 42, tweede lid, van verordening 2016/2031 in verband met de in artikel 48, eerste lid, van verordening 2016/2031 genoemde situaties.
3. Onze Minister kan een ontheffing verlenen van artikel 53, eerste lid, en 54, eerste lid, van verordening 2016/2031 in verband met de in artikel 58 van verordening 2016/2031 genoemde situaties.
4. Een verzoek om ontheffing wordt bij Onze Minister ingediend met gebruikmaking van een middel dat door Onze Minister beschikbaar wordt gesteld.
1. Onze Minister kan een quarantainestation of een gesloten faciliteit als bedoeld in artikel 60, eerste lid, onder a, van verordening 2016/2031 aanwijzen.
2. Onze Minister kan op verzoek een bedrijfsruimte tijdelijk als gesloten faciliteit als bedoeld in artikel 60, eerste lid, onder c, van verordening 2016/2031 aanwijzen.
3. Een verzoek om aanwijzing wordt bij Onze Minister ingediend met gebruikmaking van een middel dat door Onze Minister beschikbaar wordt gesteld.
1. Onze Minister kan op verzoek een vergunning verlenen voor het gebruik van een aangewezen quarantainestation of een gesloten faciliteit in een andere lidstaat als bedoeld in artikel 60, eerste lid, onder b, van verordening 2016/2031.
2. Onze Minister kan op verzoek een vergunning verlenen voor het verlaten van planten, plantaardige producten of andere materialen uit een quarantainestation of een gesloten faciliteit als bedoeld in artikel 64, eerste lid, van verordening 2016/2031.
3. Onze Minister kan op verzoek een vergunning verlenen voor het overbrengen van planten, plantaardige producten of andere materialen die besmet zijn, van een quarantainestation of een gesloten faciliteit naar een ander quarantainestation of een gesloten faciliteit als bedoeld in artikel 64, tweede lid, van verordening 2016/2031.
4. Een verzoek om een vergunning wordt bij Onze Minister ingediend met gebruikmaking van een middel dat door Onze Minister beschikbaar wordt gesteld.
1. Aan een besluit als bedoeld in de hoofdstukken 6, 8 en 9, kunnen voorschriften of beperkingen worden verbonden.
2. Het is verboden te handelen in strijd met deze besluiten.
1. Bij ministeriële regeling kunnen andere categorieën telers of professionele marktdeelnemers dan bedoeld in artikel 65, eerste lid, onderdeel a tot en met e, van verordening 2016/2031, worden verplicht zich in te schrijven in het register.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent het register.
3. Onze Minister stelt de in het register opgenomen gegevens ter beschikking overeenkomstig artikel 68 van verordening 2016/2031.
1. Een ieder verstrekt Onze Minister desgevraagd de gegevens en inlichtingen en verschaft hem desgevraagd inzage in de gegevens en bescheiden die redelijkerwijs nodig zijn voor de uitvoering van zijn taken.
2. Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. het verstrekken van gegevens en inlichtingen aan Onze Minister;
b. het bewaren en registreren van gegevens.
4. Het is verboden te handelen in strijd met dit artikel.
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald in welke gevallen er sprake is van de situatie, bedoeld in artikel 82, eerste alinea, van verordening 2016/2031 en welke documenten in die situatie vereist zijn.
Onze Minister kan in de situatie als bedoeld in artikel 94, tweede lid van verordening 2016/2031 het fytosanitair certificaat vervangen door een gewaarmerkt afschrift hiervan.
1. Onze Minister kan op verzoek een erkenning verlenen tot het aanbrengen van een merkteken op houten verpakkingsmateriaal, hout of andere materialen als bedoeld in artikel 98, eerste en tweede lid, van verordening 2016/2031 of tot het herstellen van houten verpakkingsmateriaal overeenkomstig artikel 97 van verordening 2016/2031.
2. Een verzoek tot erkenning wordt bij Onze Minister ingediend met gebruikmaking van een middel dat door Onze Minister beschikbaar wordt gesteld.
1. Onze Minister wijst een nationaal referentielaboratorium aan als bedoeld in artikel 100 van verordening 2017/625.
2. Onze Minister wijst een grenscontrolepost aan als bedoeld in artikel 59 van verordening 2017/625.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:
a. plannen voor de beheersing van risico’s op schadelijke organismen als bedoeld in artikel 91 van verordening 2016/2031;
b. andere maatregelen voor de beheersing van risico’s op schadelijke organismen.
2. Het is verboden te handelen in strijd met de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onder b.
1. Een geregistreerde marktdeelnemer is een retributie verschuldigd voor kosten van officiële controles, bedoeld in artikel 79 van verordening 2017/625 en kosten van officiële controles en andere officiële activiteiten, bedoeld in artikel 80 van verordening 2017/625.
2. Een geregistreerde marktdeelnemer kan een retributie verschuldigd zijn voor:
a. toelating;
b. herinspectie.
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de retributie.
4. Het tarief van de retributie wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.
5. Onze Minister kan de verschuldigde bedragen, verhoogd met de invorderingskosten, invorderen bij dwangbevel.
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, van het bepaalde bij of krachtens verordening 2016/2031 en het bepaalde bij of krachtens verordening 2017/625 met betrekking tot beschermende maatregelen tegen schadelijke organismen bij planten zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren, alsmede de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen, werkzaam bij een controle-instelling of een keuringsinstelling als bedoeld in artikel 8 van de Landbouwkwaliteitswet onderscheidenlijk artikel 19 van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005.
2. De door Onze Minister aangewezen ambtenaren en personen verstrekken elkaar ter uitvoering van hun taak uit eigen beweging of desgevraagd onderling de voor de uitvoering van hun taak noodzakelijke inlichtingen en gegevens.
1. In aanvulling op artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn de in artikel 22, eerste lid, bedoelde ambtenaren en personen bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.
2. In het in artikel 5:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde geval verpakken en verzegelen de in artikel 22, eerste lid, bedoelde ambtenaren en personen de monsters ter plaatse.
1. Eenieder wie zulks aangaat handelt overeenkomstig dan wel verleent zijn medewerking aan de uitvoering van een krachtens deze wet genomen maatregel of verrichte handeling, en verleent de in artikel 22, eerste lid, bedoelde ambtenaren en personen alle medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de fytosanitaire controle- en inspectiewerkzaamheden.
2. Eenieder die planten, plantaardige producten of ander materiaal als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder 5, van verordening 2016/2031 onder zich heeft of heeft gehad met betrekking waartoe krachtens deze wet een fytosanitaire maatregel is getroffen, verstrekt op het eerste verzoek van de in artikel 22, eerste lid, bedoelde ambtenaren en personen naar waarheid alle inlichtingen omtrent herkomst en verhandeling hiervan.
3. Het is verboden te handelen in strijd met dit artikel.
Het is verboden te handelen in strijd met bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van verordening 2016/2031, van verordening 2017/625 met betrekking tot beschermende maatregelen tegen schadelijke organismen bij planten en van EU gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen van verordening 2016/2031 en van verordening 2017/625.
1. Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen in geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 8, derde lid, 13, tweede lid, 15, vierde lid, 20, tweede lid, 24, derde lid en 25.
2. Indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven, wordt zij aan het Openbaar Ministerie voorgelegd.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete die voor een overtreding of voor categorieën van overtredingen ten hoogste kan worden opgelegd.
2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is bepaald voor de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, per overtreding begaan door een natuurlijke persoon, en ten hoogste het bedrag dat is bepaald voor de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht per overtreding, begaan door een rechtspersoon of een vennootschap of, indien dat meer is, 10 procent van de jaaromzet in het boekjaar voorafgaande aan het boekjaar waarin de boete wordt opgelegd.
3. De berekening van de jaaromzet geschiedt op voet van het bepaalde in artikel 377, zesde lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek voor de netto-omzet.
Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet en van het bepaalde bij of krachtens verordening 2016/2031, verordening 2017/625 met betrekking tot beschermende maatregelen tegen schadelijke organismen bij planten en EU gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen van verordening 2016/2031 en van verordening 2017/625.
Bij gebreke van volledige betaling binnen de gestelde termijn kan Onze Minister de bestuurlijke boete of dwangsom, verhoogd met de invorderingskosten, invorderen bij dwangbevel.
De Landbouwkwaliteitswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1 door een puntkomma wordt een definitie toegevoegd, luidende:
Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PbEU 2017, L 95).
B
Artikel 4 komt te luiden:
1. Bij landbouwkwaliteitsbesluit worden één of meer bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 3, derde lid, van verordening (EU) 2017/625 aangewezen voor zover het betreft het gebied, genoemd in artikel 1, tweede lid, onderdelen i en j, van verordening (EU) 2017/625.
2. Bij landbouwkwaliteitsbesluit kan een controleautoriteit als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van verordening (EU) 2017/625 worden aangewezen.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor zover dat voor een goede uitvoering van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 25 en 26 van verordening (EU) 2017/625 noodzakelijk is.
De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vervanging van de punt aan het einde van de definitie van «verordening (EU) Nr. 528/2012» in artikel 1, eerste lid, door een puntkomma, wordt een definitie ingevoegd, luidende:
Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PbEU 2017, L 95);.
B
Na artikel 20 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het is verboden een in Nederland toegelaten gewasbeschermingsmiddel voor een ander gewas dan de eigen teelt voorhanden of op voorraad te hebben.
2. Het is verboden aan een gebruiker een in Nederland toegelaten gewasbeschermingsmiddel voor een ander gewas dan de gebruiker teelt, af te leveren.
C
In artikel 71, eerste lid, wordt na «vakbekwaamheid» ingevoegd «op te treden als voorlichter als bedoeld in artikel 18 of».
D
Na artikel 81a wordt in hoofdstuk 7, titel 1, §1, een artikel ingevoegd, luidende:
E
Aan artikel 82 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, verstrekken elkaar ter uitvoering van hun taak uit eigen beweging of desgevraagd onderling de voor de uitvoering van hun taak noodzakelijke gegevens.
F
Na artikel 84 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Distributeurs en gebruikers zijn een retributie verschuldigd voor herinspectie.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de retributie.
3. Het tarief van de retributie wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.
4. Onze Minister kan de verschuldigde bedragen, verhoogd met de invorderingskosten, invorderen bij dwangbevel.
G
Na artikel 87 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
H
In artikel 90 wordt na «artikel 2a, 19, 20,» ingevoegd «20a,».
I
In artikel 117, eerste lid, onderdeel a, wordt na «alsmede daarmee samenhangende activiteiten» ingevoegd «of waarin voorschriften zijn neergelegd betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de hiervoor bedoelde voorschriften te waarborgen».
J
Artikel 118 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «voor een goede uitvoering van EG-verordeningen» vervangen door «voor een goede uitvoering van het bepaalde bij of krachtens EG-verordeningen».
2. In het vijfde lid wordt na onderdeel i, onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het einde van dit onderdeel, een onderdeel toegevoegd, luidende:
j. nadere regels ter uitvoering van verordening (EU) 2017/625.
K
In artikel 138 vervalt «, met daarin een rapportage over de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van het college».
De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, subonderdeel 4°, wordt «de Plantenziektenwet, de artikelen 2, 3, 3a, 6, en 13» vervangen door «de Plantgezondheidswet, de artikelen 8, derde lid, 13, tweede lid, 15, vierde lid, 20, tweede lid, 24, derde lid en 25».
B
In artikel 1a, subonderdeel 1°, wordt na «de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden: de artikelen 2a, 19, 20, eerste lid,» ingevoegd «artikel 20a,».
C
In artikel 1a, subonderdeel 3°, wordt na «de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden: de artikelen 20, tweede» ingevoegd «en derde,».
Op de betaling van retributies op grond van de Plantenziektenwet die verschuldigd waren voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijven de regels van toepassing, geldende ten tijde van de dagtekening van de nota’s.
In de bijlage bij de artikelen 1:1 en 1:3, onderdeel B, van de Algemene douanewet wordt «Plantenziektenwet» vervangen door «Plantgezondheidswet».
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,