Ontvangen 4 februari 2019
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel B, onder 2, wordt «tweede lid tot elfde lid» vervangen door «tweede lid tot twaalfde lid» en wordt een lid toegevoegd, luidende:
11. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan bepaald worden dat lid 3 en lid 5 niet van toepassing zijn voor bij die overeenkomst of regeling aangewezen functies, die als gevolg van klimatologische of natuurlijke omstandigheden gedurende een periode van ten hoogste negen maanden per jaar kunnen worden uitgeoefend en niet aansluitend door dezelfde werknemer kunnen worden uitgeoefend gedurende een periode van meer dan negen maanden per jaar.
Werkgevers in onder meer de land- en tuinbouw zijn vanwege de aard van het werk vaak aangewezen op flexibele arbeid. Ook komt het geregeld voor dat werktijden zeer kort van tevoren worden gewijzigd. Ondergetekenden vinden dat de wetgever rekening dient te houden met de specifieke kenmerken van het werk in deze sectoren. Dit amendement regelt daarom een uitzondering voor seizoensgebonden werk op grond van natuurlijke of klimatologische omstandigheden. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan bepaald worden dat de verplichtingen om bij wijziging van arbeidstijden loon te betalen en om na een jaar een contract met vaste arbeidsomvang aan te bieden niet gelden.
Stoffer Wiersma Pieter Heerma Baudet