Ontvangen 4 februari 2019
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel III, onderdeel D, komt de eerste zin van het derde lid van het voorgestelde artikel 27 te luiden:
3. In afwijking van het eerste lid is het percentage van de lage premie, bedoeld in het eerste lid, van toepassing indien het een werknemer betreft die:
a. de beroepspraktijkopleiding volgt van de beroepsbegeleidende leerweg van een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, op de grondslag van een schriftelijke, in de administratie van de werkgever opgenomen overeenkomst als bedoeld in artikel 7.2.8 van die wet, gesloten door de partijen, genoemd in artikel 7.2.9 van die wet; of
b. een functie vervult die op grond van artikel 668a, dertiende lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is aangewezen.
Werkgevers in onder meer de land- en tuinbouw zijn vanwege de aard van het werk vaak aangewezen op flexibele arbeid. Ondergetekenden vinden dat de wetgever rekening dient te houden met de specifieke kenmerken van het werk in deze sectoren. Het toepassen van de hoge WW-premie dient daarom niet aan de orde te zijn. Het amendement sluit daarvoor aan bij de bestaande afbakening van seizoenswerk (artikel 7:668, lid 13). Eveneens in aansluiting bij regelingen in de huidige uitvoeringspraktijk is het aan de werkgever om bij de loonaangifte duidelijk te maken of sprake is van een functie die op grond van een CAO of regeling recht geeft op de lage premie. Indien de werkgever daaraan niet voldoet wordt uitgegaan van de hoge premie.
Stoffer Baudet