Voorgesteld 31 januari 2019
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het voorliggende wetsvoorstel de maximumtermijn van de keten van tijdelijke arbeidsovereenkomsten verruimt van twee naar drie jaar;
constaterende dat de Raad van State de verwachting uitspreekt dat deze maatregel tot gevolg heeft dat werknemers gedurende langere tijd op basis van een contract voor bepaalde tijd werkzaam zullen zijn, zonder dat de kans op een vast contract wordt vergroot;
overwegende dat het voorstel niet duidelijk maakt hoe de uitbreiding van de ketenregeling tot een toename van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd zal gaan leiden;
verzoekt de regering, om de uitwerking van deze maatregel binnen twee jaar te inventariseren en deze inventarisatie zo spoedig mogelijk aan de Kamer te doen toekomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Kuzu