Ontvangen 29 januari 2019
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste onderdeel vervalt.
2. De aanhef van het tweede onderdeel komt te luiden:
2. Het vierde lid komt te luiden:.
3. In het tweede onderdeel, vierde lid, onderdeel b, wordt «drie maanden» vervangen door »twee maanden».
4. Het tweede onderdeel, vijfde lid, vervalt.
5. Na het tweede onderdeel wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
2a. Het vijfde lid vervalt.
6. In het derde onderdeel wordt « het zevende en achtste lid tot achtste en negende lid» vervangen door «zesde tot vijfde lid» en de aanduiding «7» vervangen door «6».
7. In het vierde onderdeel wordt «achtste lid (nieuw)» vervangen door «zevende lid», wordt «leden 5, onderdeel a» vervangen door «leden 5, onderdeel a, en 6» en wordt «leden 4, onderdeel a» vervangen door «leden 4, onderdeel a, en 5».
8. In het vijfde onderdeel wordt «negende lid (nieuw)» vervangen door «achtste lid» en wordt de aanduiding «9» vervangen door: 8.
II
Artikel IV, onderdeel A, vervalt.
III
Artikel X vervalt.
De indieners zijn van mening dat het verlengen van de maximale proeftijd op geen enkele manier onderbouwd is. Het is niet duidelijk welk knelpunt dit oplost, of welke partijen hier behoefte aan hebben. Ten tweede creëert het nieuwe onzekerheid voor werknemers, die met deze maatregel 5 maanden lang nauwelijks bescherming genieten. Ten derde gaat het arbeidsmobiliteit tegen, omdat er bij werknemers angst kan ontstaan om een nieuw vast contract aan te gaan. Ten slotte achten de indieners de kans groot dat er misbruik van deze mogelijkheid gemaakt kan worden, en heeft het kabinet onvoldoende onderbouwd hoe dat tegengegaan kan worden. Dit amendement regelt daarom dat de maximale proeftijd niet wordt verlengd.
Smeulders Van Kent