Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 november 2020
Op 23 oktober 2020 heeft u een brief ontvangen van het Profielenberaad over de voorhangprocedure in verband met de uitwerking van de nieuwe richtlijnen Ouderbijdragen. De commissie heeft mij verzocht op deze brief te reageren en de Kamer te informeren over het tijdstip waarop zij onderhavige regeling tegemoet kan zien. Hierbij treft u mijn reactie aan.
Op 7 juli jl. is door de Eerste Kamer het initiatiefwetsvoorstel over de vrijwillige ouderbijdrage van de leden Kwint en Westerveld aangenomen (Kamerstuk 35 063, Handelingen I 2019/20, nr. 36, item 11). Met dit wetsvoorstel wordt verboden dat leerlingen van ouders die geen vrijwillige geldelijke bijdrage hebben voldaan, worden buitengesloten van activiteiten die door de school worden georganiseerd. Het profielenberaad geeft aan het doel van deze wet te onderschrijven. Profielorganisaties en -scholen willen voorkomen dat leerlingen worden uitgesloten van deelname aan extra onderwijsactiviteiten. Hierover willen de leden van het beraad binnen de eigen profielorganisatie heldere afspraken maken en transparant communiceren. Ook geeft het beraad aan dat de aangesloten profielorganisaties samenwerken binnen een formeel ingericht samenwerkingsverband. Dit is positief om te lezen.
Echter, het profielenberaad wil bij de regeling die het beraad treft voor leerlingen van wie de ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet betalen een onderscheid maken tussen ouders die niet kunnen en die niet willen betalen. De initiatiefwet biedt hiervoor geen wettelijke grondslag, ook niet om dit onderscheid in lagere regelgeving of in codes die door scholen worden opgesteld alsnog te maken.
Door het amendement van het lid Van Meenen (Kamerstuk 35 063, nr. 9) is een bepaling aan het initiatiefwetsvoorstel toegevoegd waardoor het mogelijk is ook voor langdurige extra-curriculaire activiteiten, die veelal door profielscholen worden aangeboden, een vrijwillige ouderbijdrage te vragen. Binnen een verband van scholen kan een code worden opgesteld voor een regeling voor leerlingen van wie de ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet betalen. Deze regeling moet voorkomen dat profielscholen door verminderde ouderbijdragen hun onderwijsprogramma niet meer zouden kunnen financieren.
In deze wettelijke bepaling is opgenomen dat bij ministeriële regeling nadere voorschriften kunnen worden gesteld aan deze code. Dit betekent dat ik eventueel aanvullende eisen zou kunnen stellen als blijkt dat door (verbanden van) scholen codes worden opgesteld die tegenstrijdig zijn met de intenties van de wet.
Vooralsnog vertrouw ik er op dat scholen zullen handelen in lijn met de intenties van de onlangs aangenomen wetswijziging voor de vrijwillige ouderbijdrage, waardoor er geen aanleiding is in lagere regelgeving aanvullende voorschriften op te stellen. Dit betekent dat ik op dit moment geen aanleiding zie en niet voornemens ben om een ministeriële regeling op te stellen. Een datum voor een voorhangprocedure is dus niet aan de orde. Ik zal de ontwikkelingen rond de vrijwillige ouderbijdrage uiteraard blijven volgen. Middels de driejaarlijkse Schoolkostenmonitor blijven we monitoren hoe scholen omgaan met de vrijwillige ouderbijdrage en hoe de hoogte van de schoolkosten voor ouders zich ontwikkelt. Ook zal de initiatiefwet binnen drie jaar na inwerkingtreding worden geëvalueerd.
Op dit moment werk ik aan een brochure om scholen voorafgaand aan de inwerkingtreding van de initiatiefwet vrijwillige ouderbijdrage te informeren over het doel en de betekenis van de wet. Dit kan bijdragen aan een goede uitvoering van de wet.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob