Gepubliceerd: 29 oktober 2018
Indiener(s): Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD)
Onderwerpen: internationaal internationale samenwerking
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35062-3.html
ID: 35062-3

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

I Algemene inleiding

De Europese Unie en Kazachstan

De relatie tussen de Europese Unie (hierna EU of Unie) en Kazachstan dateert van het begin van de jaren negentig, kort na de onafhankelijkheid van Kazachstan na het uiteenvallen van de Sovjetunie. In 1995 werden de bilaterale relaties geformaliseerd in een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst1 (hierna: PSO), waarin de nadruk lag op handel, investeringen en ontwikkelingssamenwerking. Sinds 2002 is de samenwerking uitgebreid met nog een aantal belangrijke gebieden, zoals energie, transport, justitie en een politieke dialoog.

Zowel Kazachstan als de EU hebben sinds de ondertekening van de PSO in 1995 op politiek, economisch en sociaal vlak veel ontwikkelingen doorgemaakt. De onderhavige Versterkte partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (hierna: de Overeenkomst) is een vernieuwd kader voor de bilaterale betrekkingen van de Europese Unie met Kazachstan. De Overeenkomst kan gezien worden als een actualisering van de PSO uit 1995, ingegeven door de ontwikkeling die de relatie in de afgelopen jaren heeft doorgemaakt. De Overeenkomst biedt versterkte handvatten om de politieke en economische samenwerking vorm te geven, waarbij fundamentele internationaalrechtelijke waarden en democratische beginselen de uitgangspunten zijn.

De belangrijkste verschillen tussen de eerdere partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst en de Overeenkomst tussen de EU en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kazachstan, anderzijds, liggen op economisch en handelsterrein. Zo bevat de nieuwe Overeenkomst meer gedetailleerde afspraken over samenwerking op het gebied van sanitaire en fytosanitaire standaarden. Ook op het terrein van onder andere energie, milieu, klimaatverandering, belastingen en douane zijn verdergaande afspraken opgenomen. Eveneens is een belangrijk verschil dat de partijen in de nieuwe Overeenkomst het streven uitspreken de dialoog en samenwerking op het terrein van buitenlands en veiligheidsbeleid te intensiveren. Anders dan de PSO uit 1995, bevat de Overeenkomst de bepalingen die zien op conflictpreventie en crisismanagement, regionale stabiliteit, de bestrijding van de proliferatie van massavernietigingswapens en van kleine en lichte wapens, alsook contraterrorisme.

Kazachstan is in de Centraal-Aziatische regio een sleutelpartner voor de EU, zoals ook blijkt uit de handelscijfers. Tachtig procent van de totale export van Kazachstan gaat naar de EU. De Unie is daarmee de belangrijkste handelspartner van Kazachstan. De EU-strategie voor Centraal-Azië uit 2007, herzien in juni 20152, benadrukt het belang van Centraal-Azië voor de EU. Daarin wordt de wens tot het ontwikkelen van een sterke, duurzame en stabiele relatie met Kazachstan en andere landen in Centraal-Azië bevestigd, met als doel de stabiele, veilige en duurzame ontwikkeling van de regio te bevorderen. Deze vernieuwde overeenkomst met Kazachstan moet hieraan bijdragen.

Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst

De onderhavige Overeenkomst heeft een gemengd karakter. De materie die de Overeenkomst bestrijkt, is breder dan de bevoegdheden van de EU, reden waarom ook de lidstaten als partij dienen in te stemmen en daartoe de constitutioneel vereiste procedures dienen te doorlopen. Het doel van deze Overeenkomst is het bieden van een raamwerk voor politieke dialoog, het ondersteunen van inspanningen op het gebied van democratisering en ontwikkeling en het versoepelen van handel en investeringen tussen de EU en Kazachstan. De Overeenkomst voorziet ook in sectorale samenwerking op diverse terreinen. Algemene principes die in deze Overeenkomst zijn opgenomen zijn democratie, respect voor mensenrechten en voor de principes van het internationale recht. Hierbij is met name de opname van een aantal standaard politieke clausules van belang, te weten: mensenrechten, massavernietigingswapens, het Internationaal Strafhof, bestrijding van terrorisme, tegengaan van kleine wapens, migratie en goed bestuur.

De Raad van de Europese Unie heeft op 26 oktober 2015 het besluit tot ondertekening namens de Unie en de voorlopige toepassing door de Unie van de versterkte Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst met Kazachstan vastgesteld (PbEU 2016, L 29). Dit besluit is gebaseerd op artikel 37 en 31, eerste lid, VEU, alsmede artikelen 91, 100, tweede lid, 207 en 209, in samenhang met artikel 218, vijfde lid en artikel 218, achtste lid, tweede alinea, VWEU.

Geschiedenis en totstandkoming van de Overeenkomst

De Overeenkomst zal de in 1995 ondertekende en in 1999 in werking getreden PSO vervangen. Op 13 april 2011 gaf de Raad van de Europese Unie goedkeuring aan het onderhandelingsmandaat voor de Europese Commissie voor een versterkte samenwerkingsovereenkomst met Kazachstan. De onderhandelingen gingen in juni 2011 van start en werden in oktober 2014 afgerond. De parafering van de Overeenkomst vond plaats op 20 januari 2015 in Brussel. Op 21 december 2015 werd de Overeenkomst door Minister van Buitenlandse Zaken Idrissov namens Kazachstan en door de Hoge Vertegenwoordiger Mogherini namens de EU ondertekend. Gezien het gemengde karakter van de Overeenkomst is deze eveneens ondertekend door de lidstaten.

De Overeenkomst voorziet in een reguliere politieke dialoog over bilaterale, regionale en mondiale kwesties waarbij de EU en Kazachstan een gemeenschappelijk belang hebben. Aan de artikelen inzake mensenrechten en non-proliferatie is extra belang toegekend, doordat de mogelijkheid is ingebouwd om onmiddellijk passende maatregelen te nemen indien deze worden geschonden door één van de partijen. Met de Overeenkomst worden ook de handelsafspraken tussen de EU en Kazachstan verbeterd, investeringen bevorderd en wordt de integratie van Kazachstan in de internationale economie gestimuleerd. Daarnaast wordt een raamwerk opgezet voor samenwerking op uiteenlopende gebieden, van onderwijs, cultuur en onderzoek tot civiele bescherming, ruimtevaart en consumentenbescherming.

Zoals gebruikelijk voor een PSO berust de Overeenkomst grotendeels op drie pijlers: (1) politieke dialoog en samenwerking op het gebied van buitenlands en veiligheidsbeleid, (2) handel en zakelijke activiteiten waaronder bepalingen over douanesamenwerking, kapitaal- en betalingsverkeer, diensten en vestiging, en (3) sectorale samenwerking op gebieden als migratie, gezondheid, milieu, klimaatverandering, energie, belastingen, onderwijs en cultuur, wetenschap en technologie en vervoer. Daarnaast is afgesproken dat de onderdelen met betrekking tot handel en zakelijke activiteiten (Titel III) pas in werking kunnen treden danwel voorlopig kunnen worden toegepast als Kazachstan toegetreden is tot de WTO. Sinds 30 november 2015 is Kazachstan lid van de WTO.

Aard van de Overeenkomst

De Overeenkomst heeft een gemengd karakter. Naast de Unie dienen daarom ook de lidstaten partij te worden bij het Verdrag. De EU heeft enkel die bevoegdheden die door de EU-lidstaten aan de EU zijn overgedragen in het Verdrag van Lissabon. De artikelen 2 tot en met 6 VWEU bakenen de EU-bevoegdheden af.

De Overeenkomst omvat verschillende onderwerpen. Het bevat onderwerpen die tot de exclusieve bevoegdheid van de EU behoren, zoals handelspolitiek (zie art. 3 VWEU). Een exclusieve bevoegdheid houdt in dat in het betreffende gebied enkel de EU regelstellend mag optreden. Lidstaten mogen enkel regels stellen als die bevoegdheid aan hen is gedelegeerd door de EU of ter implementatie van EU-regels. Het gaat in deze met name om de bepalingen in titel III («handel en zakelijke activiteiten») van de Overeenkomst.

De Overeenkomst bevat ook onderwerpen die onder de gedeelde bevoegdheid van de EU en de Lidstaten vallen (zie art. 4 VWEU). Bij gedeelde bevoegdheden kunnen zowel de Unie als de lidstaten regelstellend optreden. Artikel 2, lid 2, VWEU schrijft echter voor dat de lidstaten hun bevoegdheid slechts kunnen uitoefenen voor zover de Unie haar bevoegdheid nog niet heeft uitgeoefend. Het gaat in onderhavige Overeenkomst met name om de bepalingen in titel IV («samenwerking op het gebied van economische en duurzame ontwikkeling»), dat onder andere bepalingen bevat over samenwerking op het gebied van energie, vervoer, milieu en landbouw; en titel V («samenwerking op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie»). Hierbij dient echter wel aangetekend te worden dat telkens wanneer de Unie interne EU-wetgeving vaststelt op basis van een gedeelde bevoegdheid de Unie op grond van art. 3, lid 2, VWEU o.a. exclusief bevoegd wordt om internationale overeenkomsten te sluiten op deze terreinen wanneer deze overeenkomsten die interne EU-wetgeving kunnen aantasten of de strekking daarvan kunnen wijzigen. De omvang en de uitoefening van EU-bevoegdheden is dus geen statisch gegeven, maar van rechtswege voortdurend in ontwikkeling.

Daarnaast bevat de Overeenkomst bepalingen op gebieden die niet tot de gedeelde of exclusieve bevoegdheden van de Unie behoren. Het gaat dan bijvoorbeeld om parallelle bevoegdheden die de lidstaten en de EU gelijktijdig kunnen uitoefenen (zie art. 4, lid 3, VWEU). In dit verband kan (o.a.) gewezen worden op hoofdstuk 3 («onderzoek en innovatie») en hoofdstuk 8 («ruimtevaart») van titel VI.

Voorts bevat de Overeenkomst ondersteunende, coördinerende of aanvullende bevoegdheden in de zin van artikel 6 VWEU. Met name gaat het dan om de bepalingen in titel VI («samenwerking op andere terreinen») van de Overeenkomst dat samenwerkingsvormen regelt op o.a. het gebied van cultuur, sport en beweging en civiele bescherming; en de bepalingen in titel IV, zoals in hoofdstuk 9 (industrie), hoofdstuk 14 (toerisme) en hoofdstuk 17 (gezondheid). Ten slotte bevat de Overeenkomst ook bepalingen die vallen onder het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB). Zie in dit verband in het bijzonder titel II («politieke dialoog; samenwerking op het gebied van het buitenlands en veiligheidsbeleid») van de Overeenkomst.

Voorlopige toepassing

In Besluit 2016/123/EU van de Raad van 26 oktober 2015 (PbEU 2016, L 29) is bepaald welke delen van de Overeenkomst voorlopig toegepast zullen worden tussen de EU en Kazachstan. De voorlopige toepassing betreft dus een voorlopige toepassing door de EU en kan daarom ook alleen op die onderdelen van de Overeenkomst zien die onder de EU-bevoegdheden vallen. In artikel 3 van het Besluit 2016/123/EU is dit geëxpliciteerd. Het is aan de Raad om een Besluit tot ondertekening en voorlopige toepassing van een internationale overeenkomst namens de Unie aan te nemen. De lidstaten hebben via de Raad op 26 oktober 2015 met het Besluit tot ondertekening en voorlopige toepassing van de Overeenkomst ingestemd.

De Europese Unie kan onderdelen van de Overeenkomst met Kazachstan die onder de EU-bevoegdheden vallen voorlopig toepassen. Het karakter van een EU-bevoegdheid (exclusief, gedeeld, parallel, ondersteunend, GBVB) is daarbij niet beslissend. De voorlopige toepassing geeft geen indicatie welke bepalingen van het verdrag onder de exclusieve EU-bevoegdheden vallen. In Raadsbesluit 2016/123/EU wordt het precieze karakter van de desbetreffende bevoegdheden van de EU in het midden gelaten. Voor de vraag wanneer een bepaling aangelegenheden betreft die onder de bevoegdheid van de Unie vallen, wordt verwezen naar de vorige paragraaf.

Met ingang van 1 mei 2016 worden de volgende delen van de Overeenkomst voorlopig toegepast:

  • Titel I;

  • Titel II: de artikelen 4, 5, 9 en 10;

  • Titel III (met uitzondering van de artikelen 56 en 58, artikel 62 voor zover het de strafrechtelijke handhaving van intellectuele-eigendomsrechten betreft, en artikel 147);

  • De voorlopige toepassing van artikel 141 laat de soevereine rechten van de lidstaten ten aanzien van hun koolwaterstofhulpbronnen overeenkomstig het internationale recht, met inbegrip van hun rechten en verplichtingen als partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 1982 (Trb. 1984, 55), onverlet.

  • Titel IV: de hoofdstukken 5, 6 en 7 (met uitzondering van artikel 210, onder c), en artikel 212, onder b), f), g), h) en i)) en de hoofdstukken 12 en 15;

  • Titel V: artikel 235 en artikel 238 (met uitzondering van de tweede en derde alinea);

  • Titel VI: de hoofdstukken 5 en 9;

  • Titel VII;

  • Titel VIII (voor zover de bepalingen van die titel enkel tot doel hebben de voorlopige toepassing van de Overeenkomst te waarborgen);

  • Titel IX (met uitzondering van artikel 281, lid 7, voor zover de bepalingen van die titel enkel tot doel hebben de voorlopige toepassing van deze Overeenkomst overeenkomstig dit artikel te waarborgen);

  • De bijlagen I tot en met VII, alsmede het Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken.

Een ieder verbindende bepalingen

De Overeenkomst bevat, naar het oordeel van de regering, een aantal een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet die aan rechtssubjecten rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen. De Overeenkomst betreft voor het overgrote deel verplichtingen tussen de partijen.

In enkele bepalingen zijn afspraken opgenomen waar door de rechter rechtstreekse werking aan toegekend zou kunnen worden. Het gaat dan om onderwerpen als bijvoorbeeld de positie van belanghebbenden bij maatregelen (artikel 22), bezwaar- en beroepsmogelijkheden (artikelen 53, 135 en 146), meestbegunstigingsbehandeling (artikelen 30, 45, 46, 50, 54, 122 en 271) en transparantie (artikelen 133 en 171).

Doelstellingen van de Overeenkomst

Via de Overeenkomst wordt uitdrukking gegeven aan de wederzijdse wens van de EU en Kazachstan om de betrekkingen die in de afgelopen decennia zijn gegroeid te consolideren. Eerbiediging van democratische beginselen, fundamentele rechten van de mens, fundamentele vrijheden en het beginsel van de rechtsstaat vormen het uitgangspunt voor de partijen om hun relatie vorm te geven. Andere belangrijke onderdelen van de algemene beginselen zijn de beginselen van vrijemarkteconomie, duurzame ontwikkeling en economische groei.

De belangrijkste doelstelling van deze Overeenkomst is het tot stand brengen van een versterkt partnerschap en bredere samenwerking tussen de partijen, binnen hun respectievelijke bevoegdheden en op basis van gedeelde belangen. Ook moet de Overeenkomst bijdragen aan internationale en regionale vrede en stabiliteit en economische ontwikkeling.

Beoordeling van de Overeenkomst

De regering oordeelt dat de Overeenkomst in deze versterkte vorm een impuls zal geven aan de samenwerking tussen de EU en Kazachstan. De Overeenkomst biedt een versterkt juridisch kader om de politieke en economische samenwerking te verdiepen. De wens om deze versterking aan te gaan komt voort uit de groei van handelsstromen en het belang dat wordt gehecht aan goede samenwerking op politiek vlak. Kazachstan is het grootste land in Centraal-Azië, een regio die strategisch van belang is voor de EU, wat goede samenwerking tussen de EU en Kazachstan opportuun maakt.

De regering ondersteunt de doelstellingen van de Overeenkomst. Het handelsdeel moet leiden tot een gunstiger regelgevingsklimaat in Kazachstan voor economische spelers, op terreinen als diensten, het vestigen van ondernemingen, kapitaalverkeer, energie, overheidsaanbestedingen en intellectueel eigendomsrecht. Daarnaast biedt de nadruk in de overeenkomst op democratie en rechtsstaat, alsmede de versterking van het overlegmechanismen, handvatten om de dialoog met Kazachstan hierover te verdiepen. De focus van de te versterken samenwerking voor wat betreft het buitenlands en veiligheidsbeleid ligt op regionale stabiliteit, massavernietigingswapens, internationale samenwerking in de strijd tegen terrorisme, conflictpreventie en crisismanagement. Ook op deze terreinen acht de regering het vanwege de geografische ligging zinvol de samenwerking van de EU met Kazachstan te verdiepen.

Opschorting van de Overeenkomst

De Overeenkomst kan, als ultimum remedium, op basis van artikel 1 en artikel 11 in combinatie met artikel 279, tweede lid, worden opgeschort. Dit betekent dat partijen (unilaterale) stappen kunnen nemen om de Overeenkomst op te schorten wanneer niet wordt voldaan aan:

  • De algemene regels van het internationaal recht als bedoeld in artikel 60, lid 3, van het Verdrag van Wenen van 1969 inzake het verdragenrecht3;

  • en eerbiediging van de essentiële elementen van de Overeenkomst als bedoeld in artikelen 1 en 11.

II Artikelsgewijze toelichting

Preambule

De preambule bevat een opsomming van intenties en grondslagen die de uitgangspunten vormen van de Overeenkomst. Partijen wijzen op de goede betrekkingen en de wens deze via deze Overeenkomst te versterken en uit te breiden. De partijen benadrukken in de preambule hun verplichting om uitvoering te geven aan fundamentele internationaalrechtelijke beginselen zoals deze voortvloeien uit het Handvest van de Verenigde Naties en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) – met name de Slotakte van Helsinki (1975). Tevens wordt in de preambule verwezen naar het streven naar versterking van de bevordering, bescherming en tenuitvoerlegging van fundamentele vrijheden en mensenrechten, de eerbiediging van democratische beginselen, de rechtsstaat en goed bestuur. Op economisch vlak erkennen de partijen dat de betrekkingen steeds belangrijker worden, die via deze Overeenkomst een impuls zullen krijgen, en te zullen streven naar een evenwichtige handelsrelatie. Daarnaast wordt de wens om samen te werken ter bevordering van internationale vrede en veiligheid bevestigd, waaronder via het bestrijden van de verspreiding van massavernietigingswapens. Ook wordt in de preambule gewezen op de verbintenis van de partijen om de dialoog over migratiegerelateerde onderwerpen op te voeren, onder andere met als doel illegale migratie en mensenhandel aan te pakken. Verder wordt gewezen op de noodzaak tot meer samenwerking op het gebied van energie, waaronder kernenergie en de vreedzame toepassing daarvan. Tot slot wordt het streven naar de bevordering van de contacten tussen mensen bevestigd, alsook het streven naar meer wederzijds begrip en afstemming van wet- en regelgeving.

Titel I: Algemene beginselen (artikel 1 tot en met 3)

In artikel 1 worden de politieke beginselen van de samenwerking vastgesteld. Allereerst wordt herbevestigd dat wordt uitgegaan van eerbiediging van democratische beginselen, fundamentele rechten van de mens, fundamentele vrijheden en het beginsel van de rechtsstaat. Dit zijn essentiële elementen die als uitgangspunt moeten dienen voor het binnenlands- en buitenlands beleid van partijen en leidend zijn in de Overeenkomst. Andere belangrijke onderdelen van de algemene beginselen zijn de beginselen van vrijemarkteconomie, duurzame ontwikkeling en economische groei.

Doelstellingen van de Overeenkomst zijn volgens artikel 2 het tot stand brengen van een versterkt partnerschap en het bijdragen aan internationale en regionale stabiliteit en economische ontwikkeling.

De partijen zullen volgens artikel 3 samenwerken en standpunten uitwisselen in regionale en internationale fora.

Titel II: Politieke dialoog; samenwerking op het gebied van buitenlands- en veiligheidsbeleid (artikel 4 tot en met 13)

In artikel 4 benadrukken partijen dat de politieke dialoog op alle gebieden van gedeeld belang zal worden ontwikkeld en versterkt, inclusief versterking van de rol van de VN en de OVSE. Specifiek zal de samenwerking en dialoog met betrekking tot internationale veiligheid en crisisbeheer worden geïntensiveerd. Ook zullen de partijen werken aan een beter klimaat voor regionale samenwerking, met name in Centraal-Azië.

In artikel 5 zeggen de partijen toe om op verschillende manieren samen te werken aan de bevordering en doeltreffende bescherming van mensenrechten en de rechtsstaat.

Aan de hand van artikel 6 intensiveren partijen de dialoog en samenwerking op het gebied van buitenland- en veiligheidsbeleid. Bijzondere aandacht gaat uit naar conflictpreventie en crisisbeheersing, regionale stabiliteit, non-proliferatie, ontwapening en wapenbeheersing, nucleaire veiligheid en controle op uitvoer van wapens en dual use goederen. Hierbij is de samenwerking gebaseerd op gemeenschappelijke waarden en wederzijdse belangen, onder bevestiging van de beginselen van het VN-Handvest en de Slotakte van Helsinki van de OVSE.

Artikel 7 bepaalt dat partijen zullen samenwerken om de veiligheid in de ruimte te waarborgen.

Artikel 8 geeft de samenwerking weer met betrekking tot het bestraffen van ernstige misdaden waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd, onder andere via het Internationaal Strafhof.

Partijen komen in artikel 9 overeen om de samenwerking op het gebied van conflictpreventie en crisisbeheersing te intensiveren.

In artikel 10 spreken de partijen af de gezamenlijke inspanningen op te voeren voor meer stabiliteit en veiligheid in Centraal-Azië, uitgaand van onder andere de beginselen van het VN-handvest en de Slotakte van Helsinki.

In artikel 11, dat als essentieel element van de Overeenkomst wordt aangemerkt, zeggen partijen toe samen te werken aan de bestrijding van massavernietigingswapens, onder andere in de vorm van verdere ontwikkeling van systemen van controle op de uitvoer van massavernietigingswapens en de instelling van een regelmatige politieke dialoog.

In artikel 12 worden afspraken gemaakt om de illegale handel in handvuurwapens, lichte wapens en munitie daarvoor op alle relevante niveaus te bestrijden, uitgaande van relevante verdragen, zoals het Wapenhandelsverdrag4, resoluties van de VN-Veiligheidsraad en verplichtingen op grond van andere internationale instrumenten.

Artikel 13 bepaalt dat partijen samenwerken op het gebied van terrorismebestrijding, onder andere ter uitvoering van verplichtingen van de partijen onder internationale instrumenten, de uitwisseling van informatie overeenkomstig binnenlandse wetgeving, uitwisseling van ervaring met terrorismepreventie, bestrijding van financiering van terrorisme, uitwisseling van visies op radicalisering en rekruteringsprocessen en uitwisseling van beste praktijken betreffende de bescherming van mensenrechten.

Titel III: Handel en Zakelijke Activiteiten (artikel 14 tot en met 198)

Onder titel III worden de afspraken vastgelegd op het gebied van handel en zakelijke activiteiten, onderverdeeld in verschillende hoofdstukken.

Hoofdstuk 1: Handel in goederen (artikel 14 tot en met 24)

Dit hoofdstuk ziet toe op de handel in goederen en is geënt op bestaande WTO-verdragen en regels.

In artikel 14 en 15 verklaren de EU en Kazachstan de meestbegunstigingsbehandeling en het principe van nationale behandeling van de WTO-GATT5 (GATT 1994) van toepassing. In artikel 17 is afgesproken dat partijen in hun onderlinge handelsverkeer alle kwantitatieve beperkingen (quota en dergelijke) op de invoer of de uitvoer en alle maatregelen van gelijke werking afschaffen. In artikel 18 is bepaald dat partijen elkaar ontheffing verlenen van invoerheffingen en -rechten op tijdelijk ingevoerde goederen. In artikel 19 is afgesproken dat de partijen vrije doorvoer over hun douanegebied bieden aan goederen die zijn verzonden uit of zijn bestemd voor het douanegebied van de andere partij.

Artikelen 20, 21 en 22 gaan in op de handelsmaatregelen waarbij de partijen afspreken dat het toegestaan is om antidumping-, compenserende- en vrijwaringsmaatregelen te treffen overeenkomstig de relevante WTO- en GATT-artikelen. Artikel 23 bepaalt onder andere dat staatsbedrijven die producten zowel op de eigen markt afzetten als exporteren een gescheiden boekhouding dienen te voeren met een duidelijk onderscheid tussen kosten en baten van de binnenlandse en buitenlandse activiteiten. In artikel 24 worden de algemene uitzonderingen van artikel XX GATT van toepassing verklaard tussen de partijen.

Hoofdstuk 2: Douanesamenwerking (artikel 25 tot en met 27)

De partijen komen overeen de samenwerking op het gebied van douane en handelsfacilitatie te versterken. De wetgeving en procedures van overheden moeten voldoen aan de doelstellingen in deze artikelen, te weten: een effectieve douanecontrole, het bevorderen van het handelsverkeer en bestrijding van smokkel en fraude. De partijen komen een aantal uitgangspunten overeen om efficiëntie, transparantie en voorspelbaarheid van douaneprocedures en wetgeving op dit gebied te waarborgen. Douanewetgeving dient te worden gebaseerd op de bestaande internationale standaarden. Ook wordt afgesproken om elkaar te helpen door middel van trainingen en technische ondersteuning. Beide partijen zullen regelmatig overleg voeren over douaneaangelegenheden in het sub-comité douanesamenwerking.

Hoofdstuk 3: Technische handelsbelemmeringen (artikel 28 tot en met 30)

De partijen spreken af samen te werken om de verschillen te verminderen op het gebied van onder andere technische regelgeving, standaarden, accreditatie en procedures voor conformiteitsbeoordeling. De partijen spreken ook af dat tijdens de ontwikkeling van technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures belanghebbenden in een vroeg en passend stadium geraadpleegd zullen worden. Verder zorgt elke partij voor openbaarmaking van goedgekeurde maatregelen.

Hoofdstuk 4: Veterinaire en fytosanitaire maatregelen (artikel 31 tot en met 38)

Het doel van deze artikelen is om de handel te bevorderen en tegelijkertijd het leven en/of de gezondheid van mens, dier of plant te beschermen. Daartoe worden de beginselen beschreven van de veterinaire en fytosanitaire maatregelen (SPS-maatregelen) en vraagstukken met betrekking tot dierenwelzijn. In artikel 35 wordt afgesproken dat de importerende partij de indeling in regio’s (regionalisatie) door de exporterende partij bij de uitbraak van dierziektes zal erkennen. De gedachte hierachter is dat niet het hele gebied van de EU of Kazachstan gesloten hoeft te worden indien ergens een uitbraak is. Partijen spreken ook af om samen te werken om niet alleen de capaciteiten van een partij ten aanzien van sanitaire en fytosanitaire aangelegenheden en dierenwelzijn te verbeteren, maar ook om de toegang tot de markt van de andere partij te bevorderen door onder andere ook afspraken te maken over equivalentiemaatregelen.

Hoofdstuk 5: Handel in diensten en vestiging (artikel 39 tot en met 56)

De artikelen opgenomen in hoofdstuk 5 hebben betrekking op geleidelijke en wederzijdse liberalisering van de handel in diensten en het recht van vestiging. Binnen drie jaar nadat titel III van toepassing is geworden evalueren de partijen gezamenlijk het wettelijk kader voor investeringen om eventuele investeringsbelemmeringen te inventariseren. Op basis hiervan zullen de partijen dergelijke belemmeringen aanpakken.

Afdeling 1: Algemene bepalingen (artikel 39 en 40)

In artikel 39 wordt de reikwijdte van de afspraken op het gebied van handel in diensten en vestiging vastgelegd. Zo zijn de afspraken niet van toepassing op overheidsopdrachten of op door een partij verstrekte subsidies (artikel 39, lid 2 en 3). Ook zijn de afspraken uit deze titel uitdrukkelijk niet van toepassing op personen die toegang tot de arbeidsmarkt van een andere partij zoeken of op maatregelen inzake staatsburgerschap, permanent verblijf of werk op permanente basis (artikel 39, lid 5). Het hoofdstuk belet een partij uitdrukkelijk niet om maatregelen toe te passen tot regeling van de toegang van natuurlijke personen.

In artikel 40 zijn de definities en het toepassingsgebied van de afspraken over vestiging vastgelegd. Onder vestiging wordt verstaan: het recht op toegang tot en op uitoefening van economische activiteiten op het grondgebied van een verdragspartij door oprichting van bijvoorbeeld een filiaal of door oprichting van ondernemingen. Vertegenwoordigingen van een rechtspersoon uit de EU mogen geen economische activiteiten op commerciële basis uitvoeren op het grondgebied van Kazachstan. De EU behoudt zich het recht voor zich op vergelijkbare wijze op te stellen.

Afdeling 2: Vestiging en grensoverschrijdende dienstverlening (artikel 41 tot en met 46)

De partijen herbevestigen hun respectieve rechten en plichten in het kader van het GATS-Akkoord6 van de WTO. De partijen erkennen ten volle het belang van liberalisering van grensoverschrijdende dienstverlening tussen de partijen. In het Samenwerkingscomité voor handelsvraagstukken zullen vervolgafspraken gemaakt worden over de verdere liberalisering. Daarnaast spreken de partijen af dat zij rechtspersonen van de andere partij niet minder gunstig dan de rechtspersonen van een derde land zullen behandelen met betrekking tot het recht van vestiging. Uitzondering hierop is de behandeling die een partij aanbiedt in het kader van een preferentiële overeenkomst.

Afdeling 3: Tijdelijke verblijf van natuurlijke personen voor zakelijke doeleinden (artikel 47 tot en met 51)

Deze artikelen voorzien in de mogelijkheid voor bedrijven om personeel zoals opgesomd in artikel 47, lid 2 (stafpersoneel, waaronder zakelijke bezoekers en binnen de onderneming overgeplaatste personen zoals managers, specialisten en afgestudeerde stagiaires) in te zetten in vestigingen op het grondgebied van de andere partij en de tijdelijke aanwezigheid van verkopers van zakelijke diensten en dienstverleners op contractbasis.

De partijen herbevestigen hun verplichtingen, uit hoofde van GATS, voor de toegang en het tijdelijke verblijf van binnen een onderneming overgeplaatste personen en zakelijke bezoekers voor vestigingsdoeleinden. De partijen staan toe dat voor de sectoren die geliberaliseerd worden, investeerders uit de verdragspartijen natuurlijke personen naar hun vestiging mogen overplaatsen. De duur van het tijdelijke verblijf bedraagt ten hoogste drie jaar voor stafpersoneel en ten hoogste negentig dagen gedurende een periode van twaalf maanden voor zakelijke bezoekers.

Voor dienstverleners op contractbasis geldt voor EU-burgers dat zij over een universitair diploma of een gelijkwaardig kwalificatie moeten beschikken om toegelaten te worden tot Kazachstan. Daar waar het volgens de wetgeving in Kazachstan geëist wordt, moet bovendien ook voldaan worden aan de professionele kwalificaties. Verder moeten zij al tenminste 1 jaar werken voor de onderneming die hun uitzendt en minimaal 5 jaar werkervaring hebben. De hoeveelheid EU-dienstverleners op contractbasis in de dienstensector van Kazachstan mag niet groter zijn dan 800 per jaar. Tot vijf jaar na de toetreding tot de WTO door Kazachstan mogen dienstverleners op contractbasis maximaal vier maanden binnen een 12-maandelijkse periode doorbrengen in het land. Na deze vijf jaren van WTO-lidmaatschap wordt dit maximum verhoogd tot zes maanden.

Dienstverleners op contractbasis uit Kazachstan worden door de Europese Unie niet minder gunstig behandeld dan dienstverleners op contractbasis uit derde landen.

Het Samenwerkingscomité voor handelsvraagstukken zal aanbevelingen doen voor verdere liberalisering van de voorwaarden voor tijdelijk verblijf van natuurlijke personen.

Afdeling 4: Regelgevingskader (artikel 52 en 53)

Voor grensoverschrijdende dienstverlening, voor de vestiging van bedrijven en personen en het tijdelijk verblijf van personen is vergunningverlening noodzakelijk. Er wordt uitgelegd wat een vergunning is, door wie het uitgegeven wordt en welke procedures gevolgd dienen te worden. Verder wordt afgesproken dat de criteria en procedures die verband houden met het verlenen van vergunningen transparant zijn. Ook de mogelijkheid om en de wijze waarop in beroep gegaan kan worden tegen een besluit is vastgelegd.

Afdeling 5: Sectorspecifieke bepalingen (artikel 54)

In dit artikel zijn afspraken gemaakt over markttoegang voor diensten in verband met internationaal zeevervoer. Beide partijen passen het principe toe van nationale behandeling en non-discriminatie. Met het oog op een gecoördineerde ontwikkeling en geleidelijke liberalisering zullen de voorwaarden voor wederzijdse markttoegang via de weg, per spoor en over de binnenwateren in toekomstige aparte afspraken worden vastgelegd.

Afdeling 6: Uitzonderingen (artikel 55)

Dit artikel staat de partijen onder voorwaarden toe maatregelen te nemen, in afwijking van de bepalingen in hoofdstuk 5, op het gebied van bescherming van de openbare orde, bescherming van gezondheid van mensen, dieren en planten, in standhouden van niet-duurzame natuurlijke hulpbronnen, bescherming van artistiek, historisch of archeologisch erfgoed, het voorkomen van fraude en bescherming van privacy en veiligheid.

Afdeling 7: Investeringen (artikel 56)

Uiterlijk drie jaar nadat titel III van toepassing is geworden, zullen de partijen gezamenlijk het wettelijk kader voor investeringen evalueren met het doel om eventuele investeringsbelemmeringen te inventariseren. Op basis van deze evaluatie kan besloten worden om afspraken te maken voor het oplossen van dergelijke belemmeringen en het opnemen van algemene beginselen van investeringsbescherming.

Hoofdstuk 6: Kapitaal en betalingsverkeer (artikel 57 tot en met 60)

Deze vier artikelen gaan over het vrije verkeer van kapitaal. Partijen zullen betalingen en overboekingen op de lopende rekening van de betalingsbalans toestaan. Directe investeringen en het terugtrekken daarvan zullen niet belemmerd worden. In uitzonderlijke omstandigheden is het de partijen toegestaan vrijwaringsmaatregelen te nemen. Van een uitzonderlijke omstandigheid is sprake als het kapitaalverkeer ernstige moeilijkheden veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor het monetaire beleid of het wisselkoersbeleid van een verdragspartij. Deze vrijwaringsmaatregelen mogen maximaal voor de duur van 1 jaar worden ingesteld.

Artikel 59 biedt de partijen de mogelijkheid om af te wijken van de afspraken in hoofdstuk 6. Zij mogen maatregelen nemen ten behoeve van het beschermen van de openbare orde, het voorkomen van fraude en het gehoor geven aan rechterlijke uitspraken.

Hoofdstuk 7: Intellectueel Eigendom (artikel 61 tot en met 118)

Afdeling 1: Doelstellingen, aard en toepassingsgebied van de verplichtingen (artikel 61 tot en met 64)

De artikelen in dit hoofdstuk hebben als doel het bevorderen van de productie en commercialisering van innovatieve en creatieve producten en het bereiken van adequate en doeltreffende bescherming en handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Verder wordt ingezet op het bevorderen van de samenwerking tussen beide partijen en het overdragen van kennis aan Kazachstan op het gebied van intellectuele eigendomsrechten.

Met de verwijzing in artikel 62 naar artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs7 wordt ook de bescherming van bedrijfsgeheimen opgenomen in dit hoofdstuk. Er is echter geen verwijzing naar de nieuwe Europese richtlijn over bescherming bedrijfsgeheimen, die ten tijde van het finaliseren van de onderhandelingen nog niet tot stand was gekomen.

Afdeling 2: Normen betreffende Intellectuele eigendomsrechten (artikel 65 tot en met 96)

In deze afdeling geven de verdragspartijen invulling aan de bepalingen op het gebied van auteursrechten en naburige rechten (recht om te beslissen over opname, vermenigvuldiging en uitzending (artikelen 65–76), handelsmerken (artikelen 77–80), geografische aanduidingen (artikelen 81–83), tekeningen en modellen (artikelen 84–90) en octrooien (artikelen 91–96).

De artikelen over auteursrechten, handelsmerken, tekeningen en modellen en geogragrafische aanduidingen (GI’s) zijn helder en duidelijk, bij geografische aanduidingen ontbreekt echter een verwijzing naar de lijst met Europese GI’s. De reden hiervoor is dat binnen 7 jaar na de toepassing van titel III, de partijen met elkaar zullen onderhandelen om een overeenkomst af te sluiten over de bescherming van de GI’s.

Door partijen wordt, met betrekking tot octrooien, het belang erkend van de Verklaring van Doha van november 2001, waarin door de WTO-leden een nadere interpretatie van de TRIPS-overeenkomst (Trb. 1995, 130) overeengekomen is met als doel een betere toegang tot essentiële geneesmiddelen voor WTO-leden te bevorderen. De partijen dragen daarnaast bij aan de uitvoering van het WTO-Besluit van 30 augustus 2003 over de uitvoering van punt 6 van de Verklaring van Doha. Dit houdt in dat indien een land geen of onvoldoende eigen productiecapaciteit heeft en de geneesmiddelen (en/of medische technologie) die buitenlandse producenten aanbieden, te duur zijn, het land wel in staat moet worden gesteld elders een geschikte leverancier te vinden die de markt van het land in kwestie kan voorzien.

Artikel 93 regelt dat Kazachstan een aanvullende beschermingsduur voor octrooien op geneesmiddelen en gewasbeschermingsmiddelen zal instellen voor maximaal 5 jaar ter compensatie van de termijn voor verkrijging vergunning markttoelating. Tevens is in artikel 94 bepaald dat gegevens die zijn ingediend ter verkrijging van vergunning voor het in de handel brengen van een farmaceutisch product voor tenminste 6 jaar worden beschermd.

In artikel 96 bevestigt de EU haar verbondenheid aan het op 2 december 1961 te Parijs tot stand gekomen Internationaal verdrag tot bescherming van kweekproducten (Trb. 1962, 21; UPOV). Kazachstan zal inspanningen doen om ook toe te treden tot dit verdrag. Hierbij wordt geen streef-termijn vermeld.

Afdeling 3: Handhaving van intellectuele eigendomsrechten (artikel 97 tot en met 111)

In de artikelen 97 en 98 herbevestigen partijen hun rechten en verplichtingen op grond van de TRIPS-overeenkomst, in het bijzonder deel III daarvan (handhaving van de rechten uit hoofde van intellectueel eigendom) en garanderen zij dat zij aanvullende maatregelen, procedures en rechtsmiddelen voor de handhaving van de intellectuele eigendomsrechten zullen nemen. Dit instrumentarium staat beschreven in de artikelen 99 – 110 (onder andere bepalingen over de procedures en te nemen maatregelen inzake bewijsmateriaal, dwangsombepalingen of in beslagname van goederen). In artikel 111 worden afspraken gemaakt over maatregelen aan de grens waarbij de partijen hun verbintenis ten aanzien van GATT 1994 en de TRIPS-overeenkomst herbevestigen. Ten behoeve van een effectieve handhaving in Kazachstan zal de EU daar adequate trainingen verzorgen.

Afdeling 4: Aansprakelijkheid van aanbieders van intermediaire diensten (artikel 112 tot en met 118)

In de artikelen 112 tot en met 118 zijn afspraken gemaakt over de aansprakelijkheid van aanbieders van intermediaire diensten. De partijen erkennen dat derden misbruik kunnen maken van de diensten van intermediairs. Om het vrije verkeer van informatiediensten te waarborgen en tegelijkertijd intellectuele-eigendomsrechten in de digitale omgeving te handhaven, treffen de EU en Kazachstan maatregelen die de aanbieders van intermediaire diensten vrijwaren van aansprakelijkheid wanneer deze niet betrokken zijn bij de doorgegeven informatie. Een dienstverlener volgens artikel 113 is degene die zorgt voor overbrenging (transmissie), ten behoeve van digitale online communicatie van materiaal van de gebruiker waarbij de dienstverlener de inhoud niet wijzigt. Een dienstverlener kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor de doorgegeven informatie, indien deze de informatie niet zelf heeft geïnitieerd, de ontvanger van de informatie niet zelf heeft uitgekozen, of de informatie niet heeft geselecteerd. Voor de artikelen 114 en 115 wordt onder een dienstverlener verstaan een verzorger of operator van faciliteiten ten behoeve van online diensten of toegang tot een netwerk. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen «caching» (tijdelijk opslaan) en «hosting» (opslaan op een server ten behoeve van internet) en aangegeven onder welke voorwaarden zij niet verantwoordelijk zijn voor de opgeslagen informatie. De EU en Kazachstan leggen aanbieders van deze diensten geen algemene toezichtverplichting op ten aanzien van de informatie die zij doorgeven of opslaan. Binnen 5 jaar nadat titel III van toepassing is geworden zal Kazachstan de in de artikelen 112 tot en met 116 bedoelde verplichtingen volledig ten uitvoer gebracht hebben (artikel 117). Tenslotte spreken de partijen in artikel 118 ook af om samen te werken bij de bescherming en handhaving van intellectuele eigendomsrechten.

Hoofdstuk 8: Overheidsaanbestedingen (artikel 119 tot en met 137)

Hoofdstuk 8 legt vrij gedetailleerd de afspraken over overheidsopdrachten vast. In artikel 119 worden relevante begrippen gedefinieerd en in artikel 120 wordt vastgelegd welke overheidsopdrachten onder dit hoofdstuk vallen. De algemene beginselen die hiervoor gelden zijn overeengekomen in artikel 122, waaronder de afspraak dat bij aanbestedingen de aanbiedingen van de andere partij niet ongunstiger worden behandeld dan die van binnenlandse partijen, afspraken over het gebruik van elektronische middelen, verloop van aanbestedingen en het niet discrimineren op basis van oorsprongsregels. In artikel 123 is afgesproken op welke wijze informatie over overheidsopdrachten wordt gepubliceerd. Artikel 124 gaat vervolgens in op de publicatie van berichten: het bericht van aanbesteding, de inhoud van een samenvatting en aankondiging van geplande aanbestedingen. Artikel 125 legt de voorwaarden voor deelname aan aanbesteding vast. Artikel 126 gaat over de erkenning van leveranciers en legt vast dat erkenningsprocedures en registratiesystemen van aanbestedende diensten zo min mogelijk van elkaar verschillen. Artikel 127 gaat in op technische specificaties en verbiedt onder meer het op- of vaststellen van technische specificaties met als doel of gevolg dat belemmeringen voor de internationale handel ontstaan. Daarnaast wordt ook vastgelegd aan welke voorwaarden het aanbestedingsdossier moet voldoen. De termijnen waar aan moet worden voldaan zijn overeengekomen in artikel 128 en in artikel 129 is afgesproken op welke voorwaarden onderhandelingen mogen worden gevoerd met aanbestedende diensten. Artikel 130 legt vast wanneer partijen mogen besluiten artikel 124 tot en met 132 niet toe te passen en over te gaan tot onderhandse aanbesteding. Artikel 131 schrijft de voorwaarden voor elektronische veilingen vast en artikel 132 gaat over de behandeling van inschrijving en de plaatsing van opdrachten. De wijze waarop transparantie van overheidsopdrachten moet worden betracht is vastgelegd in artikel 133. Artikel 134 legt de wijze van bekendmaking van informatie vast. In artikel 135 worden de voorwaarden voor binnenlandse bestuurlijke of rechterlijke toetsing omschreven waarmee belanghebbende leveranciers bij overheidsopdrachten bezwaar of beroep kunnen aantekenen. In artikel 136 zijn afspraken gemaakt over de manier waarop een wijziging of rectificatie van Bijlage III (het toepassingsgebied van overheidsopdrachten) voorgesteld moet worden. Tenslotte is in artikel 137 afgesproken dat dit hoofdstuk pas van toepassing zal worden 5 jaar nadat titel III van toepassing is geworden. Voor goederen en diensten uit Bijlage III is de inwerkingtreding pas 8 jaar na inwerkingtreding van Titel III.

Hoofdstuk 9: Grondstoffen en Energie (artikel 138 tot en met 150)

In artikel 138 wordt onder andere gedefinieerd wat onder grondstoffen, energiegoederen, vervoer, ongeoorloofde toe-eigening, noodsituatie en overheidsbedrijf verstaan wordt. Artikel 139 legt vast dat indien de prijzen van grondstoffen en energie door de overheid gereguleerd worden, het streven zal zijn de prijs zodanig vast te stellen dat naast de kosten ook nog een redelijke winst toegestaan wordt. In artikel 140 is afgesproken om handels- of uitvoermonopolies te voorkomen. De wijze waarop de toegang tot en recht van prospectie, exploratie of productie van ruwe olie en aardgas wordt verleend, is in artikel 141 geregeld. De partijen zijn soeverein om te bepalen welke gebieden binnen hun grondgebied, territoriale wateren en het continentale plat hiervoor opengesteld worden, waarbij ondernemingen van de andere partij niet gediscrimineerd mogen worden. In artikel 142 is afgesproken om af te zien van «local content» eisen ten aanzien van producenten, dienstverleners, investeerders of investeringen van de andere partij bij het nemen van maatregelen om investeringen in grondstoffen en energiegoederen te stimuleren. De partijen spreken in artikelen 143 en 144 af om alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de doorvoer van energiegoederen te vergemakkelijken en om ongeoorloofde toe-eigening en onderbreking van levering te bestrijden. Artikel 145 regelt de toegang van ondernemingen tot hoogspanningsnetwerken en -lijnen, waarbij niet gediscrimineerd mag worden. In artikel 146 is bepaald dat de partijen regelgevende autoriteiten aanwijzen met als doel regulering van de elektriciteits- en gasmarkt en dat deze autoriteiten onpartijdig zullen zijn. Ondernemingen hebben ook de mogelijkheid van beroep tegen een beslissing van deze autoriteiten. Artikel 147 legt afspraken vast op het gebied van de opwekking van hernieuwbare energie. Partnerschappen met lokale ondernemingen worden niet verplicht gesteld tenzij om technische redenen. Regels ten aanzien van vergunning-, certificering-, licentieprocedures, toegang tot transmissienetwerken zijn objectief, transparant, niet willekeurig en discrimineren aanvragers uit de andere partij niet. In artikel 148 is afgesproken dat de partijen intensiever zullen samenwerken en in artikel 149 spreken de partijen een mechanisme af voor vroegtijdige waarschuwing ten behoeve van noodsituaties. Artikel 150 regelt onder andere dat de bepalingen van dit hoofdstuk niet van toepassing zijn op onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of demonstratieprojecten op niet-commerciële schaal.

Hoofdstuk 10: Handel en Duurzame Ontwikkeling (artikel 151 tot en met 155)

In deze artikelen herbevestigen de partijen hun verbondenheid aan duurzame ontwikkeling. Zij verplichten zich om internationale handel te bevorderen op een wijze die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. De doelstellingen van de artikelen in dit hoofdstuk zijn, onder andere, het verbeteren van het naleven van arbeids- en milieuwetgeving, internationale akkoorden, het versterken van de rol van handelspolitiek bij de bescherming van biodiversiteit. De partijen streven ernaar dat hun wetgeving en beleid voorzien in een hoog beschermingsniveau van arbeidsomstandigheden en milieu. Verder herbevestigen de partijen ook hun verplichtingen ten aanzien van de fundamentele arbeidsstandaarden zoals vastgelegd in de Conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie.

De partijen verplichten zich in artikel 152 om multilaterale milieu en arbeidsakkoorden in hun wetgeving over te nemen en te implementeren. In artikel 153 erkennen de partijen elkaars recht om eigen niveaus van interne milieu en arbeidsbescherming vast te stellen en tegelijkertijd spreken ze ook af dat het niet gepast is handel of investeringen aan te moedigen door de beschermingsniveaus te verzwakken of te beperken. Artikel 154 regelt dat de partijen met elkaar zullen samenwerken om de bijdrage van handel aan duurzame ontwikkeling te bevorderen en zo nodig een gezamenlijke aanpak daarvoor ontwikkelen. Bij deze samenwerking worden de belanghebbenden betrokken, met name de sociale partners, evenals andere maatschappelijke organisaties.

De afspraken van dit hoofdstuk vallen buiten de werkingssfeer van hoofdstuk 14, geschillenbeslechting, zo is in artikel 155 vastgelegd. Een arbitragepanel zal mogelijke geschillen beslissen.

Hoofdstuk 11: Mededinging (artikel 156 tot en met 162)

In artikel 156 erkennen de EU en Kazachstan het belang van vrije mededinging. Tevens erkennen ze dat concurrentiebeperkende praktijken negatieve effecten kunnen hebben op de werking van markten en de voordelen van handelsliberalisatie. Zij leggen in artikel 157 vast dat zij wetgeving zullen handhaven tegen concurrentiebeperkende praktijken.

De Overeenkomst belet, conform artikel 158, de verdragspartijen niet om, overeenkomstig nationaal recht, monopolies of staatsondernemingen in stand te houden. Afgesproken is dat, in het geval deze ondernemingen goederen en diensten op een bepaalde markt aanbieden, hierop de mededingingswetgeving van toepassing is. Ten aanzien van opgedragen bijzondere taken van openbaar belang is bepaald dat de van toepassing zijnde mededingingswetgeving de uitvoering hiervan niet mag belemmeren. In artikel 159 spreken de partijen af transparant te zijn op subsidiegebied. Vanaf de datum van toepassing van titel III zal de andere partij om de 2 jaar geïnformeerd worden over het doel van de subsidie, de duur, de vorm en indien mogelijk het bedrag en de begunstigde die de subsidie ontvangt. Bij vermeende negatieve gevolgen van een subsidie zal middels overleg de subsidieverlenende partij haar best doen deze op te lossen. Uitzonderingen hierop zijn onder andere subsidies ten behoeve van de visserijsector en producten opgesomd in annex I van het WTO-akkoord over landbouw.

Hoofdstuk 12: Overheidsbedrijven, door de overheid gecontroleerde bedrijven en bedrijven waaraan bijzondere of exclusieve rechten zijn verleend (artikel 163 tot en met 171)

In artikel 163 wordt onder andere gedefinieerd wat onder overheidsbedrijven, door de overheid gecontroleerde bedrijven en bedrijven waaraan bijzondere of exclusieve rechten zijn verleend verstaan dient te worden. In artikel 164 bevestigen de partijen hun rechten en plichten op grond van artikel XVII, lid 1 tot en met 3, van de GATT 1994, de MoU (Memorandum of Understanding) van de interpretatie van artikel XVII van de GATT 1994, artikel VIII, lid 1, 2 en 5, van de GATS, en het bijbehorende hoofdstuk van het Protocol inzake de toetreding van Kazachstan tot de WTO.8 In artikel 166 is afgesproken dat beide partijen erop toe zullen zien dat bedrijven, waaraan bijzondere rechten zijn verleend of een monopolie, diensten en/of dienstverleners van de andere partij niet discrimineert bij de aan- of verkoop van goederen of diensten. Uitzonderingen hierop zijn de bepalingen van artikel 142 en bijlage I van deze Overeenkomst. Partijen zien er op toe dat genoemde bedrijven, met uitzondering van het specifieke doel waarvoor zij zijn opgericht, bij de aan- en verkoop van goederen en diensten zullen handelen uit commerciële overwegingen.

In artikel 169 is bepaald dat de partijen voor deze typen ondernemingen strenge normen over transparantie en ondernemingsbestuur in acht zullen nemen, conform de OESO-richtsnoeren voor corporate governance in overheidsbedrijven van 2005. Afspraken over het uitwisselen van informatie zijn vastgelegd in artikel 170 waarbij afgesproken is dat indien een partij van mening is dat haar belangen geschaad worden door een onderneming uit de andere partij eerst genoemde om informatie kan vragen over de organisatorische, bedrijfsmatige en financiële aspecten van het bedrijf in kwestie.

Hoofdstuk 13: Transparantie (artikel 171)

Dit artikel bevat bepalingen om te waarborgen dat de maatregelen en beslissingen die de EU en Kazachstan in het kader van titel III van de Overeenkomst nemen, transparant zijn. De partijen zijn verplicht om wetten, rechterlijke en administratieve uitspraken openbaar te maken. Partijen bieden belanghebbenden de mogelijkheid om opmerkingen in te dienen voordat de desbetreffende maatregel wordt afgerond. Vertrouwelijke informatie, waarvan de openbaarmaking de rechtshandhaving zou belemmeren, hoeft niet openbaar gemaakt te worden.

Hoofdstuk 14: Beslechten van geschillen (artikel 172 tot en met 198)

Deze artikelen bevatten de procedures voor het beslechten van geschillen over interpretatie en toepassing van titel III, het handelsdeel van de Overeenkomst, voor zover het hoofdstuk 2 (Douane), hoofdstuk 3 (Technische handelsbelemmeringen), hoofdstuk 4 (Veterinaire en fytosanitaire maatregelen), hoofdstuk 5 (Handel in diensten en vestiging), hoofdstuk 8 (Overheidsaanbestedingen), hoofdstuk 9 (Grondstoffen en energie) en hoofdstuk 11 (Mededinging) betreft. Naast het mechanisme voor het beslechten van geschillen bevat het handelsdeel ook een bemiddelingsmechanisme. Partijen kunnen dit gebruiken om met behulp van een bemiddelaar tot een onderlinge oplossing te komen van geschillen behorende bij titel III van deze Overeenkomst. De bemiddelingsprocedure laat de mogelijkheid van partijen om gebruik te maken van geschillenbeslechting onverlet. De artikelen 174 en 175 voorzien in de afspraken ten behoeve van een consultatieprocedure tussen de verdragspartijen. In artikel 176 tot en met 198 zijn afspraken gemaakt omtrent het instellen van een arbitrageprocedure voor het geval consultatie niet tot een bevredigende oplossing van het geschil leidt. Zo is in artikel 177 geregeld dat het panel uit drie arbiters zal bestaan en indien de partijen het niet eens kunnen worden over de samenstelling van het panel of een van de partijen niet in staat is een eigen panellid te benoemen dan zal de voorzitter van het Samenwerkingscomité een keuze maken uit de lijsten van personen die door de partijen zijn voorgedragen. In artikel 186 is afgesproken dat indien er binnen de daarvoor gestelde tijd geen gehoor wordt gegeven aan de uitspraak van het arbitragepanel, een schadevergoeding toegekend kan worden of dat handelsvoordelen kunnen worden opgeschort. Het arbitragepanel zal de bepalingen die onder het toepassingsbereik van deze titel tot geschillenbeslechting vallen, interpreteren in overeenstemming met de gebruikelijke regels voor de interpretatie van het internationale publiekrecht. Artikel 188 behandelt geschillen over een noodsituatie vanwege de dreiging van een onderbreking van levering van aardgas, olie of elektriciteit waarvoor afwijkende afspraken gelden. Zo kan een van de partijen de voorzitter van het panel verzoeken als verzoener op te treden om een overeenstemming te bereiken. In deze titel zijn verder afspraken gemaakt over de relatie tot WTO-verplichtingen.

De gehele procedure voor geschillenbeslechting staat vermeldt in Bijlage V en VI en de procedure voor bemiddeling is opgenomen in Bijlage VI en VII van deze Overeenkomst.

Titel IV: Samenwerking op het gebied van Economische en Duurzame Ontwikkeling (artikel 199 tot en met 234)

Hoofdstuk 1: Economische dialoog (artikel 199 tot en met 200)

Kazachstan en de EU bevestigen de beginselen van de vrijemarkteconomie als voorwaarde voor een gezond macro-economisch beleid en spreken af regelmatig economische dialoog te houden. Het doel is om door verdere uitwisseling van informatie een uitbreiding en verdieping van wederzijdse economische betrekkingen, duurzame ontwikkeling en economische groei te realiseren.

Hoofdstuk 2: Overheidsfinanciën (artikel 201)

De partijen spreken af samen te werken op het gebied van overheidsfinanciën, waaronder controle van de overheidsfinanciën en interne controle, met het oog op de verdere ontwikkeling van een deugdelijk systeem voor het beheer van de overheidsfinanciën.

Hoofdstuk 3: Belastingen (artikel 202)

De partijen streven naar betere internationale samenwerking op fiscaal gebied, met name wat betreft vergemakkelijking van het innen van belastinginkomsten. Verder intensiveren de partijen hun dialoog en wisselen ervaringen uit om schadelijke belastingpraktijken tegen te gaan.

Hoofdstuk 4: Statistiek (artikel 203)

De statistische samenwerking richt zich op de uitwisseling van kennis, de bevordering van goede praktijken en de naleving van de grondbeginselen van de officiële statistiek van de VN en de Praktijkcode Europese statistieken.

Hoofdstuk 5: Energie (artikel 204 tot en met 208)

Beide partijen intensiveren hun huidige samenwerking op energiegebied, met het oog op vergroting van energiezekerheid, efficiëntie, duurzaamheid en concurrentievermogen. Verder zal ook samengewerkt worden met de Europese Investeringsbank, de Europese Bank voor

Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) en andere internationale financiële instellingen en instrumenten, ter ondersteuning van de samenwerking tussen de partijen op energiegebied.

Hoofdstuk 6: Vervoer (artikel 209 tot en met 211)

Het doel van de samenwerking op vervoersgebied is om bij te dragen aan de ontwikkeling van duurzame vervoerssystemen. Dit zal onder meer gedaan worden via verbetering van het verkeer van passagiers en goederen, een vlottere doorstroming van het vervoer door het wegwerken van administratieve, technische en andere belemmeringen, ten behoeve van sterkere marktintegratie, verbetering van de vervoersnetwerken en modernisering van de infrastructuur.

Hoofdstuk 7: Milieu (artikel 212 tot en met 214)

Het doel van de samenwerking is om bij te dragen aan duurzame ontwikkeling en goed bestuur op het gebied van milieubescherming. Onder andere op de volgende gebieden zal samengewerkt worden: milieubeoordeling, -monitoring en -controle; opleiding en bewustmaking inzake milieu; betere toegang tot informatie, meer betrokkenheid van het publiek bij besluitvorming en toegang tot de rechter in verband met milieuaangelegenheden; wetgeving inzake milieubescherming.

Hoofdstuk 8: Klimaatverandering (artikel 215 tot en met 217)

De EU en Kazachstan zorgen voor het uitwisselen van informatie en expertise over schone technologieën en de uitvoering van gezamenlijke activiteiten op regionaal en internationaal niveau, onder meer in verband met multilaterale milieuovereenkomsten die op de partijen van toepassing zijn, zoals het VN-Raamverdrag inzake klimaatverandering9.

Hoofdstuk 9: Industrie (artikel 218)

In dit hoofdstuk is afgesproken om samen te werken, onder meer op het gebied van de ontwikkeling van stimulerende maatregelen en gunstige omstandigheden voor de verdere diversificatie en een sterker concurrentievermogen van de verwerkende industrie.

Hoofdstuk 10: Midden- en Kleinbedrijf (artikel 219)

Door het onder andere uitwisselen van informatie over het beleid inzake de ontwikkeling van het mkb en het uitwisselen van beste praktijken inzake initiatieven ter bevordering van ondernemerschap als sleutelcompetentie zullen de partijen hun samenwerking op mkb-gebied versterken.

Hoofdstuk 11: Vennootschapsrecht (artikel 220)

De samenwerking op dit terrein zal vorm gegeven worden door onder andere de bevordering van de uitvoering en consistente toepassing van de internationale standaarden voor financiële verslaglegging (International Financial Reporting Standards – IFRS) voor de geconsolideerde jaarrekeningen van beursgenoteerde vennootschappen. Daarnaast ook door internationale controlenormen en de gedragscode van de Internationale Federatie van Accountants (International Federation of Accountants – IFAC) over te nemen.

Hoofdstuk 12: Bank- en verzekeringswezen en andere financiële diensten (artikel 221)

Het doel van de samenwerking is om betere regelgeving inzake financiële diensten te realiseren met onder andere passende en doeltreffende bescherming van investeerders en consumenten van financiële diensten. Verder is van belang een betere samenwerking tussen de verschillende actoren van het financiële stelsel, waaronder regelgevende en toezichthoudende instanties.

Hoofdstuk 13: Informatiemaatschappij (artikel 222 tot en met 224)

De samenwerking omvat onder meer uitwisseling van informatie en beste praktijken over a) ontwikkeling van een doeltreffend regelgevingskader voor de ICT-sector, b) bevordering van breedbandtoegang, c) ontwikkeling van interoperabele elektronische diensten, d) garanderen van gegevensbescherming en e) ontwikkeling van roamingdiensten.

Hoofdstuk 14: Toerisme (artikel 225 tot en met 227)

De samenwerking heeft voornamelijk betrekking op de volgende aspecten: a) uitwisseling van informatie, beste praktijken, ervaring en knowhow, onder meer inzake innovatieve technologieën en b) totstandbrenging van een strategisch partnerschap tussen belanghebbenden van de overheid, de particuliere sector en de gemeenschappen, ter ondersteuning van de duurzame ontwikkeling van het toerisme.

Hoofdstuk 15: Landbouw en plattelandsontwikkeling (artikel 228 tot en met 229)

De partijen spreken af samen te werken ter bevordering van de ontwikkeling van de landbouw en het platteland, met name door hun beleid en wetgeving geleidelijk op elkaar af te stemmen. De samenwerking bestrijkt onder meer de volgende terreinen, a) uitwisselen van beste praktijken inzake planning, evaluatie en uitvoering van het beleid inzake landbouw en plattelandsontwikkeling, b) delen van kennis over het beleid inzake plattelandsontwikkeling ter bevordering van het sociale en economische welzijn van plattelandsbewoners en c) het bevorderen van de modernisering en duurzaamheid van de landbouwproductie.

Hoofdstuk 16: Werkgelegenheid, Arbeidsverhoudingen, Sociaal beleid en Gelijke kansen (artikel 230 tot en met 232)

Deze samenwerking zal toegespitst worden op a) het bevorderen van de sociale integratie en de sociale bescherming voor alle werknemers en moderniseren van de socialezekerheidsstelsels in termen van kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid, b) het terugdringen van armoede en bevorderen van de sociale samenhang en de bescherming van kwetsbare personen en c) het tegengaan van discriminatie op de arbeidsmarkt en op sociaal vlak, overeenkomstig de verplichtingen van de partijen uit hoofde van internationale normen en verdragen.

Hoofdstuk 17: Gezondheid (artikel 233 tot en met 234)

De samenwerking heeft betrekking op de preventie en controle van overdraagbare en niet-overdraagbare ziekten, onder meer door de uitwisseling van gezondheidsinformatie, de bevordering van de integratie van gezondheid in alle beleidsterreinen, samenwerking met internationale organisaties, met name de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).

Titel V: Vrijheid, veiligheid en recht (artikel 235 tot en met 243)

Artikel 235 schetst het belang van de rechtsstaat en eerbiediging van mensenrechten en fundamentele vrijheden voor wat betreft de samenwerking in het kader van deze titel.

In artikel 236 wordt gesteld dat de partijen de juridische samenwerking zullen uitbouwen, zowel in burgerlijke als in handelszaken. Ook zullen de partijen de samenwerking in strafzaken bevorderen, onder meer met betrekking tot wederzijdse juridische bijstand.

In artikel 237 wordt afgesproken samen te werken om de bescherming van persoonsgegevens op een hoog niveau te waarborgen, uitgaand van de Europese en internationale rechtsinstrumenten en -normen.

In artikel 238 regelen de partijen samenwerking inzake migratie, asiel en grensbeheer. Ter bestrijding van illegale migratie komen de partijen overeen om onderdanen die op onregelmatige wijze aanwezig zijn op het grondgebied van respectievelijk een EU-lidstaat of Kazachstan over te nemen, en zo nodig te voorzien van passende identiteitsdocumenten. Daarnaast komen de partijen overeen een alomvattende dialoog tot stand te brengen over migratiegerelateerde aangelegenheden, inclusief over mogelijke onderhandeling over een overeenkomst tussen de EU en Kazachstan over de specifieke verplichtingen bij overname, waaronder de overname van derdelanders. Tevens zullen de mogelijkheden worden onderzocht van parallelle onderhandelingen over een overeenkomst tussen de EU en Kazachstan inzake visumversoepeling.

Artikel 239 regelt dat vertegenwoordigingen van een EU-lidstaat in Kazachstan consulaire bijstand mogen verlenen aan onderdanen van lidstaten die geen permanente vertegenwoordiging hebben in Kazachstan, onder dezelfde voorwaarden als die zouden gelden voor de eigen onderdanen.

Artikel 240 bepaalt dat de partijen zullen samenwerken bij het bestrijden van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Voortvloeiend uit de samenwerking kan relevante informatie worden uitgewisseld, met inachtneming van relevante wetgeving en internationale verbintenissen.

Via artikel 241 zullen de partijen samenwerken aan een evenwichtige en geïntegreerde aanpak van drugsgerelateerde aangelegenheid, onder andere door betere coördinatie en samenwerking tussen de autoriteiten. De maatregelen voor verwezenlijking van de doelstellingen zullen worden gebaseerd op onderling overeengekomen beginselen.

In artikel 242 wordt overeengekomen samen te werken aan de bestrijding van georganiseerde en grensoverschrijdende misdaad en corruptie. Samenwerking tussen rechtshandhavingsinstanties op bilateraal, regionaal en internationaal niveau zal worden aangegaan, inclusief mogelijke samenwerking met EU-agentschappen. Ook verbinden de partijen zich aan de daadwerkelijke uitvoering van internationale normen, zoals onder andere vastgelegd in VN-verdragen.

Via artikel 243 zal de samenwerking tussen partijen op het gebied van de bestrijding van cybercriminaliteit worden versterkt, onder meer door uitwisseling van goede praktijken.

Titel VI: Samenwerking op andere gebieden (artikel 244 tot en met 260)

Hoofdstuk 1: Samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (artikel 244)

Dit hoofdstuk bevat één artikel, waarin wordt gesteld dat partijen de samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding zullen bevorderen, via verschillende vormen van uitwisseling. Hiermee wordt modernisering en afstemming op EU-praktijken van de onderwijs- en opleidingsstelsels in Kazachstan beoogd.

Hoofdstuk 2: Samenwerking op het gebied van cultuur (artikel 245)

Dit hoofdstuk bevat één artikel, waarin wordt gesteld dat de partijen de culturele samenwerking zullen bevorderen via onder andere uitwisselingen en in het kader van multilaterale internationale verdragen en internationale organisaties.

Hoofdstuk 3: Samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie (artikel 246 tot en met 248)

Artikel 246 geeft aan dat de samenwerking zal worden bevorderd op alle terreinen van onderzoek en wetenschappelijke en technologische ontwikkeling op civiel gebied, met als doel innovatie te stimuleren, waarbij de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten moet worden gewaarborgd.

Artikel 247 geeft weer welke terreinen de samenwerking zal omvatten, te weten: een beleidsdialoog en uitwisseling van informatie; uitwisseling van beste praktijken met betrekking tot innovatie; facilitering van passende toegang tot onderzoeks- en innovatieprogramma’s; bevordering van onderzoekscapaciteit van onderzoeksinstellingen in Kazachstan; gezamenlijke projecten voor onderzoek en innovatie; bevordering van de commercialisering van de resultaten van gezamenlijke projecten; facilitering van nieuwe technologie tot de thuismarkten; organisatie van opleidingsactiviteiten; facilitering, in het kader van geldende wetgeving, van het vrije verkeer van onderzoekspersoneel en onderzoeksgoederen.

Artikel 248 bepaalt dat bij de omschreven samenwerkingsactivteiten wordt gestreefd naar synergiëen met regionale en andere activiteiten die worden uitgevoerd, binnen het kader van financiële samenwerking, zoals uiteengezet in artikelen 261 en 262.

Hoofdstuk 4: Samenwerking op media- en audiovisueel gebied (artikel 249 tot en met 250)

Via informatie-uitwisseling en opleidingen voor journalisten en andere professionals zullen de partijen de samenwerking op media- en audiovisueel gebied bevorderen.

Volgens artikel 250 zullen de partijen informatie en beste praktijken uitwisselen om de onafhankelijkheid van en het professionalisme in de media te bevorderen.

Hoofdstuk 5: Samenwerking op het gebied van het maatschappelijk middenveld (artikel 251)

Dit hoofdstuk beslaat één artikel en beschrijft de samenwerking op het gebied van maatschappelijk middenveld, met als doel uitwisseling van informatie en ervaring tussen maatschappelijke actoren te intensiveren om daarmee het maatschappelijk middenveld beter in staat te stellen betrokken te worden bij de politieke beleidsvorming. Tevens zal de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij de uitvoering van deze Overeenkomst worden gegarandeerd. Daarnaast beoogt de samenwerking capaciteitsopbouw, onafhankelijkheid en transparantie in het maatschappelijk middenveld aan te moedigen. Ondersteuning van ngo’s die werkzaam zijn op het gebied van mensenrechten wordt hierbij specifiek vermeld.

Hoofdstuk 6: Samenwerking op het gebied van sport en beweging (artikel 252)

Dit artikel ziet op het bevorderen van de samenwerking op het gebied van sport en beweging, voornamelijk via de uitwisseling van informatie en goede praktijken.

Hoofdstuk 7: Samenwerking op het gebied van civiele bescherming (artikel 253)

Dit artikel ziet op het gezamenlijk optrekken bij het aanpakken van binnenlandse en mondiale risico’s als gevolg van door de mens en door de natuur veroorzaakte rampen. De partijen zijn voornemens hun maatregelen te verbeteren voor preventie, risicobeperking, paraatheid en respons en op politiek niveau samen te werken om de risico’s van rampen beter te beheren. Afhankelijk van de beschikbare middelen kan de samenwerking bestaan uit interactie tussen bevoegde organen, organisaties en personen; de coördinatie van wederzijdse bijstand; uitwisseling van ervaring van bewustmaking van risico’s; en opleiding etc. op het gebied van civiele bescherming.

Hoofdstuk 8: Samenwerking op het gebied van ruimtevaart (artikel 254 tot en met 255)

Partijen zullen, waar nodig, de langetermijnsamenwerking bevorderen op het gebied van civiele ruimtevaart, met bijzondere aandacht voor complementariteit van de activiteiten. De samenwerking op basis van dit artikel kan satellietnavigatie, aardobservatie, ruimteonderzoek en andere gebieden omvatten.

Hoofdstuk 9: Samenwerking op het gebied van consumentenbescherming (artikel 256)

Dit hoofdstuk benoemt het streven naar een hoog niveau van consumentenbescherming en verenigbaarheid van systemen voor consumentenbeschermingen, via uitwisseling van beste praktijken inzake consumentenbeleid, het bevorderen van uitwisseling van ervaring inzake systemen voor consumentenbescherming, het aanbieden van opleidingsactiviteiten en het bevorderen van de ontwikkeling van onafhankelijke consumentenorganisaties.

Hoofdstuk 10: Regionale samenwerking (artikel 257 tot en met 259)

Artikel 257 ziet op de bevordering van wederzijds begrip en bilaterale samenwerking op het gebied van regionaal beleid. In de navolgende artikelen wordt dit nader uitgewerkt.

Via artikel 258 moet de betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten bij regionale samenwerking worden versterkt, met het oog op het bevorderen en versterken van regionale zakelijke netwerken.

Artikel 259 bepaalt dat de partijen de ontwikkeling van elementen van regionale samenwerking binnen bepaalde samenwerkingsgebieden van deze Overeenkomst versterken, zoals op het gebied van vervoer, energie, communicatienetwerken, cultuur, onderwijs, onderzoek, toerisme, waterbevoorrading en milieu en civiele bescherming.

Hoofdstuk 11: Samenwerking op het gebied van het ambtenarenapparaat (artikel 260)

In dit hoofdstuk spreken de partijen af de uitwisseling van ervaring en kennis met betrekking tot het verbeteren van openbare diensten te faciliteren, onder andere via het bevorderen van een dialoog.

Titel VII: Financiële en technische samenwerking (artikel 261 tot en met 267)

In artikel 261 spreken de partijen af de huidige financiële en technische samenwerking voort te zetten en te versterken. Verder wordt ook afgesproken dat Kazachstan financiële steun van de EU kan krijgen in de vorm van subsidies of leningen. In dit artikel zijn ook de voorwaarden voor het ontvangen van deze steun vastgelegd. Doeltreffendheid van de hulp staat centraal conform de verklaring van de OESO, de strategie van de EU en de verslagen van de Europese Rekenkamer hierover.

Artikel 262 bepaalt dat bij de steunverlening goed financieel beheer gevoerd wordt om onder andere onregelmatigheden, fraude en corruptie te voorkomen en te bestrijden. Hierbij zullen afspraken gemaakt worden over samenwerking inzake verificaties en inspecties ter plekke.

In artikel 263 wordt afgesproken dat voor het optimaal benutten van de middelen de bijdrage van de EU gecoördineerd zal worden met bijdragen van onder andere derde landen en internationale financiële instellingen.

Artikel 264 bepaalt dat de partijen regelmatig zullen controleren of de financiële middelen op een juiste manier aangewend zijn en dat passende maatregelen genomen worden om fraude en andere onwettige activiteiten te voorkomen. In artikel 265 is bepaald dat bij vermoedens van fraude de partijen elkaar informeren en met name ook het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF). De EU en Kazachstan informeren elkaar over de te nemen maatregelen. In artikel 266 is afgesproken dat OLAF verificaties ter plaatse mag uitvoeren over de financiële steun die de EU biedt.

Artikel 267 bepaalt dat de bevoegde organen in Kazachstan bij fraudegevallen ook mogen onderzoeken en vervolgen. Op verzoek van Kazachstan kan OLAF hierbij ondersteuning bieden.

Titel VIII: Institutioneel kader (artikel 268 tot en met 270)

Artikel 268 ziet op de instelling van de Samenwerkingsraad, die toezicht houdt op de uitvoering van de Overeenkomst en deze regelmatig toetst. De Samenwerkingsraad komt eenmaal per jaar samen, op ministerieel niveau. De Samenwerkingsraad neemt besluiten binnen de toepassingssfeer van deze Overeenkomst en kan ook aanbevelingen doen. Daarnaast is de Samenwerkingsraad bevoegd om de bijlagen bij de Overeenkomst te actualiseren of te wijzigen. De Samenwerkingsraad wordt beurtelings voorgezeten door de EU of door Kazachstan. Geschillen over de uitvoering of interpretatie van de Overeenkomst kunnen aan de Samenwerkingsraad worden voorgelegd.

Artikel 269 voorziet in de instelling van een Samenwerkingscomité en gespecialiseerde subcomités, die onder de Samenwerkingsraad vallen en zullen bestaan uit vertegenwoordigers van de EU en Kazachstan, gewoonlijk op het niveau van hoge ambtenaren. Het bereidt vergaderingen van de Samenwerkingsraad voor en mag bindende besluiten nemen over terreinen uit de Overeenkomst die door de Samenwerkingsraad zijn overgedragen. In het reglement van orde bepaalt de Samenwerkingsraad de taken en de werkzaamheden van het Samenwerkingscomité en eventuele subcomités.

Artikel 270 gaat over de oprichting van een Parlementair samenwerkingscomité, dat bestaat uit leden van het Europees Parlement en leden van het parlement van Kazachstan. Het is erop gericht een wederzijds doeltreffende parlementaire samenwerking tot stand te brengen. Het bepaalt zelf hoe vaak het bijeenkomt. Het Parlementair samenwerkingcomité mag inlichtingen winnen bij de Samenwerkingsraad en wordt ingelicht over de besluiten en aanbevelingen van de Samenwerkingsraad. Het mag ook aanbevelingen doen aan de Samenwerkingsraad.

Titel IX: Algemene en slotbepalingen (artikel 271 tot en met 287)

In artikel 271 garanderen de partijen de toegang tot gerechtelijke en administratieve instanties voor natuurlijke en rechtspersonen van de andere partij, binnen het toepassingsgebied van deze Overeenkomst.

Artikel 272 stelt dat elke partij er zorg voor zal dragen dat elk bestuursniveau bij de uitoefening van gezag zal handelen overeenkomstig de in deze Overeenkomst vastgelegde verplichtingen van die partij.

Artikel 273 ziet op de mogelijkheid om vrijwarings- of beperkende maatregelen vast te stellen of te handhaven in het geval van problemen op het gebied van de betalingsbalans en de buitenlandse financiële positie. Wel is dit aan voorwaarden gebonden: zo dienen de maatregelen onder meer tijdelijk en in overeenstemming te zijn met de Statuten van het Internationaal Monetair Fonds. Ook dient spoedig overleg hierover plaats te vinden in het Samenwerkingscomité.

Met artikel 274 behouden partijen zich het recht voor om maatregelen te nemen in verband met wezenlijke veiligheidsbelangen.

Artikel 275 bepaalt dat de regelingen die Kazachstan dan wel de EU toepassen geen aanleiding mogen geven tot discriminatie tussen natuurlijke of rechtspersonen van de EU dan wel Kazachstan, noch tussen lidstaten van de EU.

In artikel 276 spreken de partijen af dat deze Overeenkomst alleen van toepassing is op belastingmaatregelen wanneer dat nodig is om de bepalingen van deze Overeenkomst uit te voeren. Geen van de bepalingen uit deze Overeenkomst wordt uitgelegd als beletsel voor het vaststellen of toepassen van maatregelen ter voorkoming van belastingontwijking of -ontduiking.

Artikel 277 bepaalt dat de partijen alle maatregelen zullen treffen die nodig zijn om aan de verplichtingen krachtens deze Overeenkomst te voldoen en de doelstellingen te bereiken. Geschillen over de interpretatie en uitvoering van deze Overeenkomst kunnen worden voorgelegd aan de Samenwerkingsraad.

Artikel 278 beschrijft de wijze van geschillenbeslechting, met uitzondering van geschillen over zaken onder titel III (Handel en zakelijke activiteiten), waarop alleen hoofdstuk 14 van de betreffende titel van toepassing is. Geschillen dienen te worden voorgelegd aan de Samenwerkingsraad en eventueel aan het Samenwerkingscomité of een subcomité. Als de Samenwerkingsraad een bindend besluit heeft genomen of wanneer deze heeft verklaard dat het geschil is beëindigd, wordt het geschil geacht te zijn beslecht.

In artikel 279 is geregeld dat een partij passende maatregelen kan treffen als het geschil binnen drie maanden na indiening niet is beslecht. Een partij kan deze maatregelen onmiddellijk nemen in geval van afwijzing van de Overeenkomst in strijd met de algemene regels van het internationaal recht of de schending door de andere partij van de essentiële elementen van deze Overeenkomst. Bij de keuze van passende maatregelen wordt voorrang gegeven aan maatregelen die het functioneren van deze Overeenkomst het minst verstoren.

Artikel 280 ziet op de publieke toegang tot officiële documenten. De bepalingen van deze Overeenkomst doen hier geen afbreuk aan.

Artikel 281 betreft de inwerkingtreding, voorlopige toepassing, duur en beëindiging van deze Overeenkomst. De Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand nadat de partijen de Raad van de EU in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures. De inwerkingtreding van Titel III (Handel en zakelijke activiteiten) hangt samen met de toetreding tot de WTO door Kazachstan. Sinds 30 november 2015 is Kazachstan lid van de WTO.

Totdat de Overeenkomst in werking treedt, worden delen van de Overeenkomst voorlopig toegepast tussen de EU en Kazachstan (zie hiervoor de toelichting op dit onderdeel onder deel I van de memorie).

Met de inwerkingtreding van de Overeenkomst wordt de PSO uit 1995 beëindigd. Tot het moment van de inwerkingtreding van de Overeenkomst blijven de bepalingen van de PSO uit 1995 van toepassing, voor zover ze niet zijn gedekt door de voorlopige toepassing van de betreffende delen van de Overeenkomst.

De Overeenkomst wordt voor onbeperkte duur gesloten. De EU of Kazachstan kan door een schriftelijke kennisgeving de Overeenkomst beëindigen. De beëindiging wordt zes maanden na ontvangst van de kennisgeving van kracht. Eenzelfde procedure geldt voor de beëindiging van de voorlopige toepassing; de EU of Kazachstan kan middels een schriftelijke kennisgeving de voorlopige toepassing beëindigen.

Volgens artikel 282 worden bestaande overeenkomsten op deelgebieden tussen de partijen geacht onderdeel te zijn van de algemene bilaterale betrekkingen en deel uit te maken van een gemeenschappelijk institutioneel kader. Zij blijven dus gelden.

In artikel 283 bepaalt dat partijen de Overeenkomst kunnen wijzigen, herzien of uitbreiden. Tevens kunnen zij aanvullende internationale overeenkomsten sluiten op deelgebieden uit deze Overeenkomst.

Artikel 284 bepaalt dat de bijlagen en protocollen een integrerend onderdeel van de Overeenkomst vormen.

De bijlagen zijn van uitvoerende aard. Wijzigingen van de bijlagen behoeven, als en voor zover zij vallen onder de exclusieve competentie van de lidstaten, op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden. Ook het protocol is van uitvoerende aard. Wijzigingen van het protocol behoeven, als en voor zover zij vallen onder de exclusieve competentie van de lidstaten, op grond van artikel 7, onderdeel b, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, behoudens het bepaalde in artikel 8 van die Rijkswet.

Zie hieronder (deel III van de memorie) voor een overzicht van de bijlagen en het protocol bij de Overeenkomst.

Artikel 285 geeft de definitie van de partijen, te weten: de Unie, of haar lidstaten, of de Europese Unie en haar lidstaten, overeenkomstig hun respectievelijke bevoegdheden, enerzijds, en de Republiek Kazachstan, anderzijds.

Artikel 286 ziet op de territoriale toepassing van de Overeenkomst, te weten: het territorium van de EU (volgens de EU-verdragen) en het territorium van de Republiek Kazachstan.

In artikel 287 wordt kennis gegeven van de authentieke tekstversies van de Overeenkomst. Naast de versies in de 23 officiële EU-talen, betreft dat de versies in de Kazakse en Russische taal. Deze zijn allen gelijkelijk authentiek.

III Bijlagen en protocol

Bijlagen bij deze Overeenkomst:

  • I Voorbehouden overeenkomstig Artikel 46: Nationale behandeling.

  • II Beperkingen die worden toegepast door Kazachstan overeenkomstig artikel 48, lid 2: Binnen een onderneming overgeplaatste personen en zakelijke bezoekers voor vestigingsdoeleinden.

  • III Toepassingsgebied van hoofdstuk 8: Overheidsopdrachten.

  • IV Media voor de bekendmaking van informatie over aanbestedingen en aankondigingen.

  • V Reglement van orde voor arbitrage overeenkomstig hoofdstuk 14: Geschillenbeslechting.

  • VI Gedragscode voor leden van arbitragepanels en bemiddelaars overeenkomstig hoofdstuk 14: Geschillenbeslechting.

  • VII Bemiddelingsmechanisme overeenkomstig hoofdstuk 14: Geschillenbeslechting.

Protocol bij deze Overeenkomst:

Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken.

IV Koninkrijkspositie

De Overeenkomst zal wat betreft het Koninkrijk alleen voor het Europese deel van Nederland gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok