Ontvangen 11 september 2019
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel D, wordt artikel 75 als volgt gewijzigd:
1. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
1a. Het college van burgemeester en wethouders van de beoogde plaats van vestiging van de school kan Onze Minister advies geven over:
a. de haalbaarheid van de voorziening van huisvesting op de gewenste locatie in de aanvraag;
b. de inpassingsmogelijkheden in en gevolgen voor het bestaande onderwijsaanbod;
c. de plaatselijke demografische omstandigheden, waaronder mobiliteit en bereikbaarheid in relatie tot bevolkings- en scholendichtheid en voorgenomen woningbouw; en
d. de locaties waar het risico op segregatie speelt.
2. Na het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3a. Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan Onze Minister de aanvraag, bedoeld in artikel 74, eerste lid, afwijzen indien het advies van het college van burgemeester en wethouders, bedoeld in lid 3a, daartoe aanleiding geeft.
3. In het tiende lid wordt na «in het derde» ingevoegd «lid, lid 3a,»
II
In artikel II, onderdeel I, wordt artikel 67 als volgt gewijzigd:
1. Na het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3a. Het college van burgemeester en wethouders van de beoogde plaats van vestiging van de school, scholengemeenschap, nevenvestiging of nieuw te vormen profiel kan Onze Minister advies geven over:
a. de haalbaarheid van de voorziening van huisvesting op de gewenste locatie in de aanvraag;
b. de inpassingsmogelijkheden in en gevolgen voor het bestaande onderwijsaanbod;
c. de plaatselijke demografische omstandigheden, waaronder mobiliteit en bereikbaarheid in relatie tot bevolkings- en scholendichtheid en voorgenomen woningbouw; en
d. de locaties waar het risico op segregatie speelt.
2. Na het vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4a. Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan Onze Minister de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, afwijzen indien het advies van het college van burgemeester en wethouders, bedoeld in lid 4a, daartoe aanleiding geeft.
3. In het zevende lid wordt na «in het vierde» ingevoegd «lid, lid 4a,»
III
In artikel III, onderdeel F, wordt artikel 75 als volgt gewijzigd:
1. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
1a. Het bestuurscollege van de beoogde plaats van vestiging van de school kan Onze Minister advies geven over:
a. de haalbaarheid van de voorziening van huisvesting op de gewenste locatie in de aanvraag;
b. de inpassingsmogelijkheden in en gevolgen voor het bestaande onderwijsaanbod;
c. de plaatselijke demografische omstandigheden, waaronder mobiliteit en bereikbaarheid in relatie tot bevolkings- en scholendichtheid en voorgenomen woningbouw; en
d. de locaties waar het risico op segregatie speelt.
2. Na het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3a. Onze Minister kan de aanvraag, bedoeld in artikel 72, tweede lid, afwijzen indien het advies van het bestuurscollege, bedoeld in lid 1a, daartoe aanleiding geeft.
3. In het achtste lid wordt na «in het derde» ingevoegd «lid, lid 3a,»
IV
In artikel IV wordt artikel 123 als volgt gewijzigd:
1. Na het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3a. Het bestuurscollege van de beoogde plaats van vestiging van de school, scholengemeenschap, nevenvestiging of nieuw te vormen profiel kan Onze Minister advies geven over:
a. de haalbaarheid van de voorziening van huisvesting op de gewenste locatie in de aanvraag;
b. de inpassingsmogelijkheden in en gevolgen voor het bestaande onderwijsaanbod;
c. de plaatselijke demografische omstandigheden, waaronder mobiliteit en bereikbaarheid in relatie tot bevolkings- en scholendichtheid en voorgenomen woningbouw; en
d. de locaties waar het risico op segregatie speelt.
2. Na het vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4a. Onze Minister kan de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, afwijzen indien het advies van het bestuurscollege, bedoeld in lid 3a, daartoe aanleiding geeft.
3. In het vijfde lid wordt na «in het vierde» ingevoegd «lid, lid 4a»
Dit amendement regelt dat gemeenten adviesrecht krijgen wanneer er een nieuwe school wordt gesticht. Gemeenten hebben zicht op de lokale context en kunnen vanuit die rol goed adviseren over specifieke lokale punten, zoals de gevolgen van het stichten van de school voor segregatie, haalbaarheid van de huisvesting, inpassingsmogelijkheden in het bestaande onderwijsaanbod en spreiding van het onderwijsaanbod. Ook zijn gemeenten goed in staat te adviseren over lokale demografische omstandigheden, zoals bereikbaarheid. De Minister zal het advies van gemeenten op deze punten vervolgens meenemen in de besluitvorming over de aanvraag van de bekostiging van de nieuwe school.
Westerveld Van Meenen