Ontvangen 19 september 2018
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In het opschrift vervalt «en afschaffing van de dividendbelasting».
II
Artikel 7.2 vervalt.
III
Artikel 7.4, onderdeel A, vervalt.
IV
In artikel 7.4, onderdeel B, wordt «bronbelasting» vervangen door «dividendbelasting en bronbelasting».
V
Artikel 7.4, onderdeel J, vervalt.
VI
In artikel 7.4, onderdeel L, wordt «bronbelasting» vervangen door «dividendbelasting en bronbelasting».
VII
Artikel 7.4, onderdeel M, vervalt.
VIII
In artikel 7.6, onderdeel A, wordt «bronbelasting» vervangen door «dividendbelasting en bronbelasting».
IX
In artikel 7.6, onderdeel B, wordt de zinsnede «bronbelasting als bedoeld in de Wet bronbelasting 2020» vervangen door «dividendbelasting of bronbelasting als bedoeld in de Wet bronbelasting 2020».
X
In artikel 7.6, onderdeel C, wordt «bronbelasting» vervangen door «dividendbelasting en bronbelasting».
XI
Artikel 7.6, onderdeel D, vervalt.
XII
Artikel 7.7, onderdeel A, komt te luiden:
A
Aan artikel 22, derde lid, onderdeel a, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
9°. de bronbelasting.
XIII
Artikel 7.7, onderdeel B, vervalt.
XIV
Artikel 7.7, onderdeel C, vervalt.
XV
Artikel 7.7, onderdeel E, komt te luiden:
E
In artikel 41, eerste lid, wordt «vennootschapsbelasting en de dividendbelasting» vervangen door «vennootschapsbelasting, de dividendbelasting en de bronbelasting».
XVI
Artikel 8.2 vervalt.
XVII
Artikel 9.1 vervalt.
XVIII
In artikel 9.2, tweede lid, wordt «7.2, 7.4, 7.6, 7.7, 8.2 en 9.1» vervangen door «7.4, 7.6 en 7.7».
De indiener beoogt met dit amendement de voorgenomen afschaffing van de dividendbelasting per 1 januari 2020 terug te draaien.
De argumenten daarvoor zijn veelvuldig in de Kamer en in de samenleving gewisseld. Recent heeft de Afdeling advisering van de Raad van State opnieuw gewezen op de gebrekkige onderbouwing van dit kabinetsvoorstel. Het is onduidelijk hoeveel deze belastingverlaging zou opbrengen in termen van behoud van banen en hoofdkantoren. Wel staat vast dat dit een netto verlies voor de Nederlandse samenleving betekent van 1,9 miljard euro per jaar. De netto contante waarde hiervan, de teruggerekende optelsom van alle toekomstige verliezen, wordt geschat op 57 miljard euro. Dit is niet alleen een verlies voor de Nederlandse Staat, maar voor de hele Nederlandse samenleving.
Een bezwaar van overwegend belang tegen deze maatregel is dat deze in geen enkel verkiezingsprogramma vermeld stond. Hierdoor heeft de kiezer zich er niet over uit kunnen spreken. Dit klemt temeer, omdat het draagvlak voor deze maatregel in de samenleving lijkt te ontbreken. Ook slechts weinig bedrijven spreken zich positief uit over deze maatregel. De meeste bedrijven geven aan dat de dividendbelasting geen of nauwelijks een rol speelt voor het vestigingsklimaat. Dit geldt temeer omdat de meeste buitenlandse beleggers, de dividendbelasting kunnen verrekenen bij hun eigen belastingdienst. Dit geldt zelfs ook voor Groot-Brittannië, waar een «tax on dividend» geldt. Het zullen veelal buitenlandse belastingdiensten zijn, bijvoorbeeld die van de Verenigde Staten, die de gelden uit Nederland in ontvangst zullen nemen. Hierdoor is dit voorstel niet in het belang van de Nederlandse samenleving.
De indiener stelt zich voor dat de besteding van de opbrengst van het niet doorvoeren van deze maatregel, onderwerp wordt van een vrij debat in de Tweede Kamer. Er is een ruime keuze uit maatschappelijk nuttige bestedingen denkbaar.
Azarkan