Gepubliceerd: 11 oktober 2018
Indiener(s): Johannes Sibinga Mulder
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35026-10.html
ID: 35026-10

Nr. 10 VERSLAG

Vastgesteld 11 oktober 2018

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Ten aanzien van de maatregelen «Verkorten maximale looptijd 30%-regeling» en «Correctie box 2-tarief» en de daarover te stellen vragen zal de commissie een aanvullend verslag van het voorbereidend onderzoek opstellen.

Onder het voorbehoud dat de regering alle vragen en opmerkingen in het (aanvullende) verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

   

blz

     

INLEIDING

3

I.

ALGEMEEN

3

1.

Inleiding

3

2.

Samenstelling pakket Belastingplan 2019

7

3.

Opzet algemeen deel

8

4.

Inkomensbeleid

8

5.

Wet inkomstenbelasting 2001

11

6.

Wet op de loonbelasting 1964

25

7.

Wet op de omzetbelasting

26

8.

Algemene wet inzake rijksbelastingen

28

9.

Compensatie (ex-)ondernemers Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004

29

10.

Structureel verlagen tarieven algemene bestedingsbelasting Saba en Sint Eustatius

30

11.

Budgettaire aspecten

30

12.

EU-aspecten

30

13.

Gevolgen voor bedrijfsleven en burger

31

14.

Uitvoeringskosten Belastingdienst

31

15.

Advies en consultatie

31

II.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

31

OVERIG

32

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

Adjunct-griffier van de commissie, Freriks

INLEIDING

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel Belastingplan 2019. Zij benadrukken het belang van deze belastingverlaging. Nu het economisch weer goed gaat moet iedereen gaan merken dat het beter gaat. Dit wetsvoorstel draagt daar aan bij. Zij hebben nog wel enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het Pakket Belastingplan 2019.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Belastingplan 2019. Deze leden zijn verheugd dat er met de vlaktaks een kleine stap is genomen in de richting van een duidelijkere inkomstenbelasting, waarbij de lasten voor de middeninkomens, na jaren van belastingverhoging, fors dalen.

De leden van de D66-fractie hebben met veel belangstelling kennis genomen van het Pakket Belastingplan 2019. Deze leden zijn verheugd dat de regering maatregelen voorstelt die bijdragen aan een groen, eenvoudig en eerlijk belastingstelsel dat er voor zorgt dat (meer) werken meer gaat lonen.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. In het algemeen vinden de leden van de fractie van GroenLinks het jammer dat er veel geld wordt uitgegeven aan lastenverlichting zonder het belastingstelsel grondig te herzien.

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennis genomen van het pakket Belastingplan 2019. Zij hebben hierbij enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het omvangrijke Belastingplan 2019. Hét Belastingplan waar veel van de fiscale afspraken uit het één jaar oude regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst» in zijn geland, met als meest in het oog springende wijziging de door onder andere deze leden gewenste invoering van het tweeschijvenstelsel in de inkomstenbelasting.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het Belastingplan 2019. De leden van de SGP-fractie willen van de gelegenheid gebruik maken om nog enkele vragen te stellen.

De leden van de DENK-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het pakket Belastingplan 2019. Deze leden hebben hierover een aantal vragen.

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de D66-fractie verwelkomen dat de regering voor 2019 en 2020 met voorstellen is gekomen om het belastingstelsel, inclusief toeslagen, te herzien en daarmee eenvoudiger te maken. De leden van de D66-fractie delen dat een eenvoudiger belastingstelsel gewenst is. Vanuit het oogpunt van een goede uitvoering en handhaving door de Belastingdienst, maar bovenal voor het verbeteren van de begrijpelijkheid, de transparantie, het gemak en de werking van het belastingstelsel voor belastingplichtigen. Deze leden zijn bijvoorbeeld blij met de ontwikkelingen bij de vooraf ingevulde aangifte over de afgelopen jaren. Deze leden vragen welke drie maatregelen uit het Belastingplan 2019 volgens het kabinet het meest bijdragen aan een eenvoudiger belastingstelsel voor mensen.

De leden van de D66-fractie vragen om bij voorstellen voor de herziening van het belastingstelsel te beschouwen hoe een belastingstelsel zowel eenvoudig als gericht kan zijn. Deze leden zien dat het huidige stelsel goede instrumenten heeft om juist die groepen inkomensondersteuning te geven die dat nodig hebben. Tegelijkertijd valt ook op dat een stelsel dat complex is, en vaak aan veel veranderingen onderhevig, juist negatiever kan uitpakken voor mensen met minder doenvermogen of bijvoorbeeld meer kosten met zich meebrengt voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) ten opzichte van grotere bedrijven.

De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze de schuif naar een bredere belastinggrondslag inclusief de afbouw of beperking van aftrekposten bijdraagt aan vereenvoudiging van het belastingstelsel. Deze leden vragen of een belastingstelsel met minder aftrekposten de administratieve lasten voor huishoudens en het bedrijfsleven verlaagt.

De leden van de D66-fractie lezen dat in het algemeen geldt dat belastingen de keuzes van consumenten verstoren. Vervolgens staat vermeld dat de economische groei hoger zal zijn naarmate belastingen de keuzes van consumenten minder verstoren. Deelt de regering de visie dat de mate waarin belastingen verstorend zijn niet alleen samenhangt met economische groei en consumptie, maar juist ook met kosten voor bijvoorbeeld het klimaat? Welke belastingen zijn in het ogen van het kabinet nu het meest verstorend voor bijvoorbeeld het milieu?

De leden van de D66-fractie ondersteunen van harte de schuif van een belasting op arbeid naar belasting op consumptie. Onderschrijft de regering dat het bestaande hoogste tarief inkomstenbelasting suboptimaal was in economische termen? Zorgen de lagere belastingen op arbeid er niet juist voor dat de economische groei hoger zal zijn, tegenover een minder verstorende belasting van consumptie?

De leden van de D66-fractie vragen welke maatregelen in het pakket zorgen voor een gunstiger systeem voor huishoudens met slechts één werkende partner in vergelijking met het huidige systeem.

De leden van de fractie van GroenLinks brengen onder de aandacht dat de Raad van State opmerkt dat de fiscale wetgeving op belangrijke punten met een soms veel te hoge frequentie wijzigt. Dit tast de voorspelbaarheid van de fiscale wetgeving aan en leidt vaak tot complexe wetgeving. Hoe heeft de regering deze opmerking meegenomen bij het huidige belastingplan? Hoe gaat ze dit de komende jaren meenemen?

De leden van de fractie van GroenLinks brengen onder de aandacht dat de Raad van State opmerkt dat er te weinig aandacht wordt besteed aan wat de wijzigingen concreet betekenen voor burgers (burgerperspectief). Neemt de regering deze opmerking serieus? Zo ja, hoe gaat zij hier iets aan doen? Hoe gaat zij voorkomen dat deze opmerking volgend jaar weer gemaakt kan worden?

De leden van de fractie van GroenLinks noemen dat de Raad van State opnieuw adviseert om werk te maken van een herziening van het belastingstelsel (en in samenhang daarmee het stelsel van toeslagen). Waarom heeft de regering er voor gekozen om wel miljarden uit te geven aan specifieke lastenverlichtingen zonder het stelsel daarmee structureel te verbeteren?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of regering de analyse van de Raad van State deelt dat het nu een goed moment is om het belastingstelsel te herzien en dat er anders sprake is van een gemiste kans.

De leden van de fractie van GroenLinks vermelden dat de Raad van State adviseert een einddoel in beeld te brengen van de fiscale behandeling van de eigen woning. Is de regering van plan om met een dergelijke visie en einddoel te komen?

De leden van de fractie van GroenLinks wijzen op dat het Centraal Planbureau (CPB) en de Raad van State waarschuwen dat zonder aanvullend beleid de hogere energielasten die het gevolg zijn van toekomstig klimaatbeleid waaronder de vergroening van het fiscale stelsel forse denivellerende effecten kunnen hebben. Hoe gaat de regering hiervoor compenseren?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de regering van mening is dat vermogen op dit moment proportioneel wordt belast in Nederland.

De leden van de SP-fractie hebben met ontstemming kennisgenomen van het Belastingplan 2019 en de aanverwante wetten, die een duidelijke keuze van het kabinet Rutte-III laten zien. Een keuze voor multinationals, een keuze om mensen voor te houden dat zij erop vooruit gaan, terwijl de vaste lasten de positief gepresenteerde koopkrachteffecten, die overigens voor de laagste inkomens het minst positief zijn, ruimschoots compenseren waardoor de meeste huishoudens volgend jaar alsnog minder vrij te besteden hebben dan in 2018.

De leden van de SP-fractie onderstrepen dat het tweeschijvenstelsel een keiharde structurele verslechtering voor lage inkomens inhoudt terwijl de belasting voor de hoogste inkomens wel omlaag gaat van 52% naar 49,5%. Weliswaar wordt er via kortingen voor gezorgd dat er per saldo sprake is van een lastenverlichting voor lage inkomens maar deze kortingen worden jaarlijks tijdens augustusbesluitvormingen aangepast, wat deze lastenverlichting uiterst onzeker en grillig maakt. De leden van de SP-fractie vragen de regering welk nut het verlagen van het tarief heeft voor de hoogste inkomens.

Zeer kritisch zijn de leden van de SP-fractie ook op het besluit om de btw te verhogen van 6 naar 9 procent, waardoor boodschappen en zelfs drinkwater duurder worden voor gewone huishoudens die hun lasten al met miljarden hebben zien toenemen de afgelopen jaren. Ook bij deze maatregel geldt dat laagste inkomens er het meest last van hebben; zij geven een groter deel van het bruto inkomen uit aan het lage btw-tarief dan hoge inkomens. Deze maatregel is daarmee regressief en wordt mede daarom door de leden van de SP-fractie afgewezen.

De leden van de SP-fractie zijn al sinds de aankondiging ervan nieuwsgierig naar de noodzaak om de dividendbelasting af te schaffen. Nog altijd heeft het kabinet niet overtuigend weten uit te leggen waarom Nederland met dividendbelasting niet aantrekkelijk kan blijven voor (hoofdkantoren van) multinationals. Ook achten de leden van de SP-fractie het overbodig om de vennootschapsbelasting (vpb) voor de grootste bedrijven te verlagen. In dit verband wijzen deze leden op de global competitiveness index, waaruit blijkt dat landen met een hoog belastingtarief zoals de Verenigde Staten, Duitsland, Japan, België en Frankrijk even aantrekkelijk zijn voor bedrijven als relatief lage-belasting landen zoals Zwitserland, Singapore, Hong Kong en Ierland.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat dit kabinet kiest voor bedrijven boven mensen. In tijden van hoogconjunctuur wordt ervoor gekozen een lastenverlichting aan bedrijven in plaats van te investeren in zaken die mensen echt aangaan.

De leden van PvdA-fractie merken op dat de parlementaire behandeling van het pakket Belastingplan 2019 zeer rommelig verloopt. De heroverweging van de dividendbelasting is aangekondigd op 5 oktober 2018, minder dan een week voor de datum die is vastgesteld voor het leveren van inbreng voor het verslag over het wetsvoorstel. Dit betekent dat het pakket een onzekerheid kent van 1,9 miljard euro, een ongekend bedrag. Hiertoe is bovendien besloten nadat een bedrijf een intern besluit besloot niet te behandelen op een Algemene Vergadering van Aandeelhouders. Erkent de regering dat dit een zeer dunne reden is om te heroverwegen, en erkent de regering daarmee dat er geen andere argumenten waren? Waarom wordt er dan pas zo laat in het wetgevingsproces besloten de dividendbelasting niet af te schaffen, waardoor de overweging wat te doen met 1,9 miljard euro moet plaatsvinden na de Algemene Financiële Beschouwingen, het geëigende moment om beslissingen te nemen over dit soort bedragen?

De leden van de fractie van 50PLUS maken bezwaar tegen de gebruikte terminologie in de inleiding van de memorie van toelichting. In het verleden was «belastingverlaging op arbeid» zowel belastingverlaging op tegenwoordige arbeid als op vroegere arbeid. Dat is heden ten dage niet meer het geval. Met lastenverlaging op arbeid kan, met het huidige discriminerende fiscale instrumentarium, ook slechts gedoeld worden op een verhoging van bijvoorbeeld de arbeidskorting en de combinatiekorting. In de praktijk is dat ook vaak het geval, bijvoorbeeld met het 5 miljardpakket uit 2016. Lastenverlichting op arbeid dekt dus niet de lading wat de regering doet. Het verlagen van tarieven geldt voor zowel tegenwoordige als vroegere arbeid.

De leden van de fractie van 50PLUS noemen dat de regering in de inleiding stelt dat «de economie momenteel op volle toeren draait en de werkgelegenheid is de afgelopen jaren toegenomen. Nederlanders moeten de positieve effecten hiervan kunnen voelen in hun portemonnee. Het kabinet verlaagt daarom de lasten op arbeid».

Is de regering het met de leden van de fractie van 50PLUS eens dat binnen de huidige fiscale realiteit, de uitspraak «lastenverlichting op arbeid» misverstanden kan oproepen over wat de regering daar precies mee bedoelt?

Erkent de regering dat de twee genoemde interpretaties van «lastenverlichting op arbeid», zowel een verlaging van tarieven in box 1 als een verhoging van arbeidsmarktkortingen, beide niet het resultaat hebben of kunnen hebben dat alle Nederlanders er op vooruitgaan in hun portemonnee?

Erkent de regering dat een verhoging van de ouderenkorting in sommige interpretaties wel en in andere interpretaties niet wordt gezien als lastenverlichting op (vroegere) arbeid?

Waarom wordt hier niet gesteld dat de «lasten worden verlaagd» of dat «de lasten voor huishoudens wordt verlaagd» dus ook voor alle ouderen en uitkeringsgerechtigden?

Is de regering bereid om in de toekomst het gebruik van de term «lastenverlichting op arbeid» zorgvuldiger te gebruiken?

Waarom wordt het fiscale beleid bij het belasten van inkomsten, zo dominant benaderd vanuit werkenden? Er zijn immers drie miljoen gepensioneerden die genieten van inkomen uit vroegere arbeid.

De wet op de loonbelasting maakt ten principale geen onderscheid tussen inkomen uit tegenwoordige of vroegere arbeid. Wordt dat erkent door de regering?

Waarom wordt er in de inleiding gesproken over een sociale vlaktaks als er in feite sprake blijft van twee tarieven (voor werkenden) drie tarieven (voor gepensioneerden) en eigenlijk zelfs vele effectieve tarieven, als gevolg van de werking van inkomensafhankelijke regelingen? Erkent de regering dat er geen sprake is van een vlaktaks?

Kan de regering motiveren waarom vooral de koopkracht van werkenden met middeninkomens moet stijgen? Kan de regering van deze nivellerende maatregelen de inkomensgevolgen weergeven voor een alleenstaand individu met een inkomen van 40.000 euro, 60.000 euro en 80.000 euro?

De leden van de SGP-fractie betreuren het dat de arbeidskorting, algemene heffingskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting steeds meer als koopkrachtinstrumenten worden gebruikt en inmiddels totaal niet meer worden ingezet zoals oorspronkelijk bedoeld. Ook in dit Belastingplan wordt eindeloos aan knoppen gedraaid om een zo evenwichtig mogelijk koopkrachtplaatje te kunnen presenteren, maar daarmee wordt het belastingstelsel complexer en willekeuriger. Tweeverdieners zijn in de afgelopen jaren steeds minder belasting gaan betalen. Eenverdieners, singles en ouderen zijn daardoor in verhouding steeds meer de rekening gaan betalen. De kloof tussen een- en tweeverdieners wordt niet kleiner. De SGP betreurt dit zeer en ziet de lastenverlichting die wordt gegeven als een gemiste kans om het stelsel eenvoudiger en eerlijker te maken.

2. Samenstelling pakket Belastingplan 2019

De leden van de CDA-fractie vragen jaarlijks aandacht voor de spreiding van wetgeving gedurende het jaar. Zij constateren dat het belastingplanpakket dit jaar nog meer wetsvoorstellen kent, die bovendien meer dan andere jaren onderlinge budgettaire samenhang kennen. Verschillende maatregelen zijn dus ondanks hun budgettaire samenhang in verschillende wetsvoorstellen ondergebracht. De leden van de CDA-fractie zien hierbij een dilemma. Deze leden achten het van belang om maatregelen niet onnodig in eenzelfde wetsvoorstel in te passen, mede omdat de Eerste Kamer alleen nog over het geheel aan maatregelen in het wetsvoorstel kan stemmen. Deze leden achten het vanuit financiële prudentie echter ook ongewenst wanneer een wetsvoorstel met dekkingsmaatregelen kan worden verworpen, terwijl een afzonderlijk wetsvoorstel met maatregelen die de uitgaven betreffen van die dekking, kan worden aangenomen. De leden van de CDA-fractie vragen de regering hierop te reflecteren.

De leden van de SP-fractie zijn verbaasd over het feit dat het kabinet, en in het bijzonder de Minister van Financiën die in het verleden bijzonder kritisch is geweest op dergelijke politieke trucs, het kennelijk niet heeft aangedurfd om de meest besproken en minst populaire maatregel die door vrijwel niemand wordt gesteund, als afzonderlijk wetsvoorstel in te dienen. Sterker, deze niet onderbouwde maatregel wordt weggestopt in een wetsvoorstel dat tot doel heeft belastingontwijking duurder en minder aantrekkelijk te maken. Deze leden vinden dat er geen sprake is van «met elkaar samenhangende maatregelen» maar juist van maatregelen die een tegengestelde richting ingaan. Zo is de afschaffing van de dividendbelasting een maatregel die belastingontwijking via Nederland aanmoedigt terwijl bijvoorbeeld het voorstel tot invoering van conditionele bronheffingen dit tracht te bestrijden. De logica hiervan ontbreekt bij deze leden. Zij zijn blij dat de regering op dit plan terug is gekomen en opnieuw gaat wegen. Wat de leden van de SP-fractie betreft kan dit alleen maar betekenen dat de afschaffing niet doorgaat. Zij vragen de regering hierop te reageren.

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom ervoor is gekozen de afschaffing van de dividendbelasting te verpakken in het wetsvoorstel Wet Bronbelasting 2020. Zij constateren dat het debat over de afschaffing van de dividendbelasting een eigen verloop kent, en daarbij op zichzelf staat. Daarnaast bevat de Wet Bronbelasting 2020 maatregelen tegen belastingontwijking, terwijl het afschaffen van de dividendbelasting belastingontwijking aanmoedigt. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering de afschaffing van de dividendbelasting uit de wet Bronbelasting 2020 te halen, zeker nu dat onderdeel wordt «heroverwogen».

De leden van de fractie van 50PLUS vragen of de regering een nadere uitleg kan geven van de criteria uit de notitie over verzamelwetgeving1. Zijn deze criteria volgens de regering toe aan evaluatie en heroverweging? Indien nee, waarom niet?

De leden van de fractie van 50PLUS vragen wat de toegevoegde waarde is van de opmerking dat er sprake is van budgettaire samenhang en van de opmerking dat de opbrengst van bepaalde maatregelen wordt gebruikt als dekking voor andere maatregelen. Deze samenhang is toch altijd aanwezig bij een pakket van fiscale maatregelen?

De leden van de DENK-fractie vragen of het klopt dat de Raad van State heeft aangegeven dat de omvang van het pakket «geen recht doet aan een zorgvuldige behandeling van de wetsvoorstellen». Klopt het dat een deel van de wetsvoorstellen al in het voorjaar ingediend had kunnen worden? Wat is de reden dat het kabinet zich blijft bezondigen aan clusterwetgeving?

De leden van de DENK-fractie vragen waarom de afschaffing van de dividendbelasting niet als afzonderlijk wetsvoorstel is aangeboden. Waarom houdt het kabinet zich niet aan de in 2015 unaniem aangenomen motie-Hoekstra cs.2? Wat is de reden dat het kabinet zich blijft bezondigen aan clusterwetgeving?

De leden van de DENK-fractie vragen waarom de verlaging van de Vpb verstopt is in de Wet bronbelasting 2020. Klopt het dat de Vpb op zich niets te maken heeft met het invoeren van een bronbelasting? Waarom is gekozen voor deze misleidende presentatie van belastingmaatregelen?

De leden van de DENK-fractie vragen op welke manier de 100 miljoen euro voor het mkb om de kosten van arbeid te verlagen ingezet worden?

3. Opzet algemeen deel

4. Inkomensbeleid

De leden van de VVD-fractie benadrukken het belang van een lagere marginale en gemiddelde druk om werken aantrekkelijker te maken. De leden van de VVD-fractie vragen of de marginale en de gemiddelde druk voor en na het kabinetsbeleid gegeven kan worden. Deze leden vragen eveneens of aangegeven kan worden welke maatregelen een effect hebben op de marginale druk en of dit effect gekwantificeerd kan worden.

De leden van de VVD-fractie vragen wat het effect was geweest indien de extra verhoging van de algemene heffingskorting gebruikt was voor verlaging van het tarief in de basisschijf.

De leden van de CDA-fractie zijn blij dat bijna alle belastingplichtigen er qua koopkracht op vooruitgaan en dat de regering oog heeft voor kwetsbare groepen. Deze leden vragen aandacht voor de koopkracht van eenverdieners. Zij zien dat in dit belastingplan eenverdieners met een (al dan niet vrijwillig) niet-werkende partner er net meer op vooruitgaan dan tweeverdieners. Echter de afbouw van de algemene heffingskorting heeft voor deze groep grote effecten voor de koopkracht in latere jaren. Heeft de regering hier oog voor, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de CDA-fractie hebben ook zorgen over het tarief van de eerste schijf in de toekomst. Dit tarief stijgt elk jaar heel gematigd. Klopt het dat deze stijging verband houdt met de totale zorgkosten?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat het goed gaat met de economie. Zij vinden het belangrijk dat iedereen daarvan mee profiteert. Het kabinet constateert dat 96% van de huishoudens erop vooruitgaat, maar benoemt daarbij niet dat minima, gepensioneerden en huurders achterblijven. De leden van de PvdA-fractie vragen waarom er in deze tijden van economische voorspoed ervoor is gekozen deze groepen niet mee te nemen met de rest.

De leden van de PvdA-fractie constateren voorts dat de maatregelen in de energiebelasting zijn verdisconteerd in de inflatie bij de berekening van de koopkrachtplaatjes. Dit betekent in werkelijkheid dat de lagere inkomens er minder op vooruit gaan dan de regering wil doen geloven. Kan de regering een overzicht geven wat de maatregelen in de energiebelasting betekenen voor de koopkracht van de lagere inkomens? Kan de regering voorts hierbij de effecten van de btw-verhoging betrekken die van invloed zijn op lagere inkomens, nu deze minder mogelijkheden hebben dan hogere inkomens om de effecten van de verhoging van het lage tarief in de btw te omzeilen?

Het valt de leden van de ChristenUnie-fractie op dat alleen al uit de beknopte toelichting in deze paragraaf in de memorie van toelichting blijkt hoe belangrijk de instrumentele functie van de inkomstenbelasting is geworden. In die zin zet dit kabinet de trend voort die vooral onder het voorgaande kabinet een enorme boost heeft gekregen, maar eigenlijk al enige decennia bezig is en waardoor een grondige herziening en vooral vereenvoudiging van het belastingstelsel steeds ingewikkelder lijkt geworden. Ten eerste valt de instrumentele gerichtheid in de inkomstenbelasting op het bevorderen van de arbeidsparticipatie op, met als meest in het oog springende maatregel de afgelopen jaren sterk verhoogde en veel inkomensafhankelijker gemaakte arbeidskorting, die in dit Belastingplan weer verder wordt verhoogd. Ten tweede valt de instrumentele gerichtheid in de inkomstenbelasting op het bereiken van een evenwichtig koopkrachtbeeld op. Het meest in het oog springend daarbij was de afgelopen jaren vanzelfsprekend de inkomensafhankelijk gemaakte algemene heffingskorting, die sinds dat moment nog nadrukkelijker dan daarvoor als koopkrachtknop voor de lage inkomens wordt ingezet; zo ook in dit Belastingplan. Dit instrumentalisme staat een grondige voorjaarsschoonmaak van de fiscale rommelzolder in de weg, ook al zet dit kabinet volgens genoemde leden een aantal manmoedige stappen om de rommelzolder iets minder rommelig te maken. Maar hoe beoordeelt de regering deze door bovengenoemd instrumentalisme steeds ingewikkelder inkomstenbelasting in relatie tot de al langer levende wens om tot vereenvoudiging van de inkomstenbelasting te komen en tot een voor de Belastingdienst goed uitvoerbaar belastingstelsel? Welke vervolgstappen acht de regering op termijn noodzakelijk om tot vereenvoudiging te komen? Welke kansen tot vereenvoudiging ziet de regering nog deze kabinetsperiode?

De leden van de ChristenUnie-fractie vermelden dat naast deze complexiteit door toenemend instrumentalisme bijvoorbeeld Caminada en Stevens in 20173 constateerden dat de inzet van heffingsinstrumenten voor arbeidsmarktbeleid en andere beleidsdoeleinden er ook toe heeft geleid dat de geloofwaardigheid van het belastingstelsel is ondergraven. De toch al spanningsvolle relatie tussen economische doelmatigheid en rechtvaardigheid is door de fiscale bevordering van arbeidsparticipatie nog meer onder spanning komen te staan, aldus deze wetenschappers. De Raad van State legt hier in haar advies ook de vinger op. Zij stelt dat het draagkrachtbeginsel onder druk staat. Niet dat dat iets nieuws is. Dat proces is in samenhang met het reeds benoemde toenemende fiscale instrumentalisme al enige decennia aan de gang. Zij noemt daarbij als voorbeelden de arbeidskorting en de zelfstandigenaftrek, die elk op hun eigen wijze het draagkrachtbeginsel ondergraven, wat door de doorwerking van aftrekposten op het toeslaginkomen nog eens wordt vergroot. In zijn reactie op de kritiek van de Raad van State scheert het kabinet naar het oordeel van de leden van de ChristenUnie-fractie echter langs de kern van deze kritiek heen. Natuurlijk beseffen deze leden dat er meer telt dan het draagkrachtbeginsel, bijvoorbeeld economische doelmatigheid en evenwichtige koopkrachtontwikkeling, maar gelet op bijvoorbeeld de grote verschillen in belastingdruk bij hetzelfde brutoinkomen afhankelijk van hoe en in welke hoedanigheid het inkomen is verkregen, vragen deze leden om een trefzekerder beschouwing dan in reactie op de kritiek van de Raad van State is gegeven. Kan de regering hierbij ook ingaan op het onderscheid in voorgestelde fiscale omgang tussen aftrekposten als de alimentatie en giften en aftrekbare uitgaven en reserveringen als de lijfrente en de fiscale oudedagsreserve?

De leden van de ChristenUnie-fractie zien mede in dit kader ook graag een reactie van de regering op de bevindingen van Nicole Bosch, zoals geboekstaafd in haar proefschrift.4 Zij concludeerde dat de parttimer in loondienst sinds 2001 al met al vrij ongevoelig is gebleken voor alle fiscale stimuli, dit overigens in tegenstelling tot zelfstandigen. Welke beleidsmatige consequenties zouden deze inzichten volgens de regering moeten hebben? Hoe verhouden haar conclusies zich met de in het microsimulatiemodel met gedrag voor de analyse van structurele arbeidsaanbodeffecten van veranderingen in het belastingstelsel en in het socialezekerheidsstelsel van Nederland (MICSIM) verwerkte inzichten met betrekking tot de arbeidsaanbodelasticiteit van vrouwen met (jonge) kinderen en hun «gewerkte-uren-per-weekbeslissing»? Vormen onder andere deze inzichten aanleiding voor het CPB hun microsimulatiemodel met gedrag voor de analyse van structurele arbeidsaanbodeffecten van veranderingen in het belastingstelsel en in het socialezekerheidsstelsel van Nederland te herijken? De leden van de ChristenUnie-fractie zijn hier benieuwd naar, aangezien dit model een belangrijke rol speelt in de instrumentkeuze van kabinetten en politieke partijen met betrekking tot het bevorderen van de arbeidsparticipatie.

De leden van de fractie van 50PLUS vragen wat de regering verstaat onder kwetsbare groepen. Waarom worden in de tekst over de verhoging van de algemene heffingskorting de gepensioneerden niet genoemd? Zijn daar geen kwetsbare groepen bij? Wat kost het als de afbouw van de ouderenkorting wordt vertraagd van 15% naar 5%? Kan de regering de koopkrachteffecten van deze beleidsoptie weergeven voor de relevante inkomensgroepen?

De leden van de fractie van 50PLUS vragen of de regering kan aangeven wat het kost om de ouderenkorting voor hoge inkomens te handhaven, voor inkomens boven het afbouwtraject. Welk deel van de ouderenkorting is niet verzilverbaar in 2018? Welk deel van de ouderenkorting is naar verwachting niet verzilverbaar in 2019? Kan de regering aangeven welke groepen hier het meest mee te maken hebben? Kan de regering inzicht geven in de gevolgen voor de koopkracht van de relevante groepen, als de ouderenkorting geheel verzilverbaar zou worden gemaakt?

De leden van de fractie van 50PLUS vragen of de regering de afbouwtrajecten van de ouderenkorting, de arbeidskorting en de algemene heffingskorting in één tabel weer kan geven.

De leden van de fractie van 50PLUS vragen of de regering een overzicht kan geven van de maatregelen die sinds de voorlopige Macro Economische Verkenning (MEV) in augustus, invloed hebben gehad op het gewijzigde (opgehoogde) koopkrachtcijfer voor werkenden, uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden. Kan de regering hierbij per maatregel aangeven wat de invloed is geweest op de koopkrachtcijfers van werkenden, gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden?

De leden van de fractie van 50PLUS vragen of de regering kan aangeven wat het effect is voor de schatkist in 2021, van de volgende nivellerende maatregelen: de afbouw van de arbeidskorting, de afbouw van de algemene heffingskorting, de beperking van het aftrektarief van hypotheekrente, de afbouw van het aftrektarief voor de andere grondslagverminderende posten en de bevriezing van het aangrijppunt van het toptarief. Deze leden vragen dit effect zowel per maatregel als cumulatief weer te geven.

De leden van de DENK-fractie vragen of het klopt dat een alleenverdiener die 40.000 euro verdient, zes keer zo veel belasting betaalt als twee tweeverdieners die samen ieder 20.000 euro verdienen? Wat is de reden hiervan?

Bij welk niveau van de mkb-winstvrijstelling en de zelfstandigenaftrek zou de belastingdruk voor werknemers en IB-ondernemers gelijk zijn? Welke ondernemers zijn IB-ondernemers voor box 1, welke zijn IB-ondernemers voor box 2, en welke betalen vpb en dividendbelasting?

5. Wet Inkomstenbelasting 2001

5.1. Inleiding pakket box 1: lagere lasten op arbeid

De leden van de VVD-fractie zijn tevreden dat dit kabinet stappen zet om de lasten op arbeid te verlagen.

Wat voor effect heeft het teruggaan naar een basisschijf en een toptarief op de progressiviteit van het stelsel in de inkomstenbelasting? Wat gebeurt er met de schijven en de tarieven voor ouderen?

De leden van de SP-fractie begrijpen de wens om te komen tot lagere lasten op arbeid. Zij zijn het met deze wens in principe zeer eens. Echter, er is tussen deze leden en het kabinet wel een verschil van inzicht. Het kabinet maakt deze lastenverlichting op arbeid (deels) ongedaan met een btw-verhoging, waardoor huishoudens netto niet (veel) beter af zijn. De leden van de SP-fractie zien dat de belasting op kapitaal een veel kleiner deel van de belastinginkomsten bijeen brengt dan de belasting op arbeid en de belasting op consumptie. Zij vragen de regering dan ook wat de keuze rechtvaardigt om de lastenverlichting op arbeid niet te bekostigen uit kapitaal, maar uit consumptie.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming kennis genomen van de geleidelijke introductie van het tweeschijventarief, het bevriezen van het aangrijpingspunt van het toptarief en de afbouw van de aftrekposten naar het nieuwe basistarief. Wel maken zij zich zorgen over het, vergeleken met het huidige tarief in de eerste schijf, duidelijke hogere basistarief (37,05% versus 36,55% in 2018). Welke mogelijkheden ziet de regering om de verhoging van dit basistarief gedurende deze kabinetsperiode nog te temperen? Bieden verdere vergroening van het belastingstelsel dan wel hogere accijnzen in relatie tot het preventieakkoord nog mogelijkheden om dit basistarief weer duidelijk onder de 37% te brengen? Is de regering bij toekomstige meevallers in de zorgpremieontwikkeling bereid om met betrekking tot de lasten voor burgers niet alleen naar het basistarief te kijken, maar ook naar andere knoppen, zoals het toptarief en de heffingskortingen?

Het valt de leden van de ChristenUnie-fractie op dat enerzijds de introductie van het tweeschijvenstelsel de marginale druk in grote delen van het inkomensgebouw verlaagt, maar dat de verder te verhogen en steiler af te bouwen heffingskortingen – algemene heffingskorting en arbeidskorting – in een groot deel van het inkomensgebouw van de weeromstuit leidt tot een hogere marginale druk. De extra verhoging van de algemene heffingskorting met € 44 bovenop de afspraken uit het regeerakkoord doet daar ook geen goed aan. Natuurlijk zien deze leden de zin van deze verhoging voor de koopkracht van de lagere inkomens, maar zij maken zich wel zorgen dat de voorgenomen verlaging van de marginale druk hierdoor lager uitvalt. Per saldo resteert gelukkig een stevige verlaging van de marginale druk in het traject tussen het wettelijk minimumloon (wml) en modaal, maar deze leden roepen de regering op voortdurend oog te hebben voor het verlagen van de marginale druk. Immers, het officiële schijftarief van 37,05% zegt weinig over de marginale druk in het traject tussen grofweg één en twee keer modaal. Door de steilere afbouw van de arbeidskorting en algemene heffingskorting komt het marginale inkomstenbelastingtarief voor deze omvangrijke groep uit op bijna 49%. Bij een inkomensstijging is dat een tegenvaller. Omgekeerd betekent dat in het inkomenstraject tot het aangrijpingspunt voor het toptarief van € 68.507 een meevaller bij hogere aftrekposten, bijvoorbeeld als gevolg van de aankoop van een huis. Hierdoor is de inschatting van je belastingdruk, inclusief toeslagen, steeds moeilijker te maken, zowel voor werknemers en al helemaal voor zelfstandigen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering hoe zij deze ontwikkeling beoordeelt. Acht de regering het steeds verder verhogen van de inkomensafhankelijke heffingskortingen en daarmee het verhogen van de afbouwpaden verstandig? Hoe kijkt de regering aan tegen het op termijn verlagen van deze heffingskortingen in combinatie met tariefsverlagingen, waarbij inkomenseffecten voor de lage inkomens worden gedempt via de sociale zekerheid en het stelsel van toeslagen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering om in aanvulling op de memorie van toelichting de grafiek te leveren voor de marginale druk van werknemers met aftrekposten (bijvoorbeeld € 10.000); een tabel met informatie over de ontwikkeling van de marginale druk inclusief toeslagen; een grafiek over de marginale druk voor een werknemer die de minstverdienende partner is; en de grafieken voor de zzp’er en de minstverdienende partner die zzp’er is.

De leden van de SGP-fractie verzoeken om een update van de tabellen, gepresenteerd in het Belastingplan 20185.

De leden van de SGP-fractie constateren dat in het voorstel van wet, Artikel I, onderdelen G en H bedragen worden genoemd voor de arbeidskorting en algemene heffingskorting die niet overeenkomen met de memorie van toelichting. Waarom wordt de correctiefactor niet rechtstreeks verwerkt in de wettekst? Kan deze correctiefactor nog op een later moment aangepast worden?

De leden van de SGP-fractie vragen of de figuren 1 tot en met 5 weergegeven kunnen worden voor het jaar 2019. Immers, we behandelen het Belastingplan voor het jaar 2019.

De leden van de DENK-fractie vragen of het klopt dat er in 2019 een netto lastenverlichting is van 800 miljoen euro voor huishoudens, zoals wordt gesteld door de 50PLUS-fractie in een motie6. Of is er sprake van een netto lastenverzwaring van 800 miljoen euro in 2021?

5.2. Invoeren tweeschijvenstelsel

De leden van de VVD-fractie vragen of het effect van de vlakkere tariefstructuur voor eenverdieners kan worden geïllustreerd door middel van een voorbeeldberekening.

De leden van de PVV-fractie vragen waarom een belastingstelsel met twee tarieven voor iedereen, separate tarieven voor gepensioneerden en vele toeslagen waarvan een deel weer inkomensafhankelijk een vlaktaks mag heten.

Verder willen de leden van de PVV-fractie weten of de invoering van het fiscale tweeschijvenstelsel invloed kan hebben op de hoogte van de bestaande alimentatieregelingen. Zo ja, kan de regering dit nader toelichten?

De leden van de CDA-fractie zijn verheugd dat de regering het huidige tarievenstelsel terugbrengt tot een vlaktaks met één basistarief en één toptarief. Hierdoor wordt het voor belastingplichtigen al iets duidelijker onder welk tarief zij vallen. Voor gepensioneerden bestaat het basistarief uit twee delen, omdat zij geen AOW-premie verschuldigd zijn.

Deze wijziging naar een sociale vlaktaks heeft een paar belangrijke voordelen. Allereerst leidt het basistarief tot een forse belastingverlaging voor middeninkomens. Deze leden achten het een groot voordeel dat ook de marginale tarieven voor bijna iedereen fors dalen. Ten tweede maakt het voor eenverdieners onder het toptarief niet meer uit wie het inkomen verdient, dus het verschil in belastingheffing tussen één- en tweeverdieners neemt af.

Wel wijzen de leden van de CDA-fractie erop dat voor de marginale belastingdruk veel meer factoren meespelen dan alleen het tarief van de inkomstenbelasting. Deze leden zien dan ook nog een grote opgave om de marginale belastingdruk, met name als het gaat om de invloed van toeslagen en heffingskortingen, omlaag te krijgen. Een belangrijke maatregel daarvoor was ook het vervallen van de harde grens in de huurtoeslag die per 1 januari 2020 in zal gaan. De leden van de CDA-fractie zouden als stip op de horizon willen zetten dat de marginale druk nooit meer zou moeten zijn dan 50%, zodat je van meer inkomen verdienen altijd ten minste de helft overhoudt. Graag ontvangen zij hierop een reactie van de regering.

De leden van de CDA-fractie constateren dat met dit Belastingplan er tot en met 2031 tariefmaatregelen worden genomen en dat er overgangsrecht tot en met 2046 wordt geregeld. Ook in eerdere belastingplannen stonden maatregelen die vele jaren vooruit al werden geregeld. Deze leden vragen zich af hoe al deze maatregelen voor belastingplichtigen en adviseurs nog te volgen zijn. Bovendien vragen deze leden hoe de al deze opeenvolgende maatregelen voor in de verre toekomst worden geadministreerd door de wetgever. Bestaat er een risico dat de tarieven in de toekomst foutief worden vastgesteld, omdat vergeten is om rekening te houden met wetten van meer dan tien jaar terug of omdat er ergens in die tijd data verloren is gegaan? Of is er nauwelijks sprake van een risico omdat de tarieven toch jaarlijks worden aangepast en alleen gekeken hoeft te worden naar de laatste wijziging? De leden van de CDA-fractie vragen of de fiscale wetgeving wel consistent genoeg is om nu al te regelen dat «de Wet inkomstenbelasting 2001 zoals die luidde op 31 december 2043» van toepassing blijft «voor de belastingjaren 2044 tot en met 2046».

De leden van de D66-fractie vragen wat de inschatting is van de werking van de prikkels in het nieuwe systeem. Door een tweeschijvenstelsel te combineren met een aantal inkomensafhankelijke heffingskortingen, gaat de marginale druk naar beneden, waardoor meer werken meer gaat lonen. Is de regering van mening dat de prikkels duidelijk genoeg zijn in het nieuwe systeem? Is het voor mensen inzichtelijk hoeveel zij zullen overhouden als er een dag meer gewerkt wordt of als zij promotie maken? Zijn er tools beschikbaar die dit inzichtelijk maken?

De leden van de D66-fractie lezen dat de Raad van State in haar advies wijst op het draagvlakprincipe. De marginale druk neemt nu af, vooral voor middeninkomens, dit komt voor een deel doordat het toptarief iets naar beneden gaat. Kan de regering iets zeggen over de optimale hoogte van het toptarief? Hoe verhoudt dat zich tot het draagvlakprincipe waar de Raad van State over schrijft?

De leden van de D66-fractie vragen welk tarief in het nieuwe stelsel van toepassing zal zijn voor bijzondere beloningen en bijvoorbeeld de vakantiebijslag.

De leden van de fractie van GroenLinks brengen onder de aandacht dat de regering het tweeschijvenstelsel een sociale vlaktaks noemt. Wat is er precies sociaal aan?

Welk deel van de totale kosten (5,6 miljard euro) gaat naar de hoogste 50%, 25% 10%, 5% en 1% van de inkomens?

Kan de regering zo precies mogelijk aangeven welk deel van het budgettair belang bij welke inkomensgroep terechtkomt?

Hoeveel profiteert iemand die € 10.000 verdient van deze maatregel? En iemand die € 100.000 verdient? En iemand die € 1.000.000 verdient?

Klopt het dat meer dan de helft van de totale kosten (5,6 miljard euro) van deze maatregel naar de rijkste 25% van Nederland gaat?

Klopt het dat hoe hoger je inkomen is, des te meer je profiteert van deze maatregel?

Wat zou het opleveren als het nieuwe toptarief hetzelfde percentage hanteert als het huidige toptarief?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de stelling klopt dat de combinatie van het niet invoeren van het tweeschijvenstelsel en het niet verhogen van de btw gezamenlijk een nivellerend effect heeft?

De leden van de SP-fractie vragen de regering aan te geven welke reden er is om mensen met lage inkomens een hoger, en mensen met hoge inkomens een lager belastingtarief te gunnen. De leden zijn van mening dat belastingtarieven van meer structurele aard zijn en heffingskortingen bijna jaarlijks worden aangepast in de augustusbesluitvorming. Zij hadden dan ook graag gezien dat het nieuwe basistarief niet hoger maar lager zou liggen dan het tarief in de huidige eerste schijf. Ze vragen de regering wat het doel is van het verhogen van het basistarief.

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom steeds het woord sociale vlaktaks wordt gebruikt. De tariefswijziging komt neer op een vrij normale brede tariefmaatregel waarbij voor de meeste inkomens de tarieven worden verlaagd, behalve voor de laagste inkomens. Voor de hoogste inkomens geldt de tariefverlaging wel. De leden van de PvdA-fractie vragen waarom dit sociaal is. Is een echte vlaktaks asociaal? Erkent de regering dat deze maatregel denivellerend uitpakt?

Voorts vragen deze leden hoe dit een vlaktaks genoemd kan worden, er zijn immers als hoofdregel nog altijd twee tarieven? Daarnaast is er sprake van een verschil tussen ingezeten en niet-ingezetenen en een verschil tussen gepensioneerd en niet-gepensioneerd. Kan de regering aangeven hoe de figuren 1 en 2 een vlaktaks weergeven? Kan de regering bevestigen dat er geen sprake is van een vlaktaks, maar dat dit een gebbetje is van de regering?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de hoeveelheid belasting die wordt betaald afhankelijk is van vele onderdelen, zoals het tarief, heffingskortingen, aftrekposten, enz. Hoewel dit leidt tot een zeker mate van complexiteit, kan hierdoor gestuurd worden op inkomensbeleid. Dit is een van de doelen van belastingheffing. Kan de regering bevestigen dat zij dit onderkent, ondanks het gebruik van de term vlaktaks?

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering erkent dat de lasten conform de MEV volgend jaar met 800 miljoen euro stijgen voor mensen en er dus geen sprake is van lastenverlichting. Wil de regering dan ook ophouden met mooie sier maken op dit gebied, omdat dat het vertrouwen in de politiek ondermijnt?

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van figuur 8 die de marginale belastingdruk per inkomenscategorie weergeeft. Voor inkomens boven de € 100.000 is de marginale belastingdruk gelijk aan inkomens tussen de 40.000 en 68.000 euro. Is de regering het met de leden van de PvdD-fractie eens dat dit voorgenomen tweeschijvenstelsel in de uitwerking een gewone vlaktaks behelst en dat er door deze verdeling van de marginale belastingdruk (met name door de marginale druk van inkomens van boven de 100.00 euro) geen sprake is van een sociale vlaktaks? Inkomens boven de 100.000 euro kennen immers hetzelfde marginale tarief als inkomens tussen de 40.000 en 68.000 euro.

De leden van de DENK-fractie vragen of het klopt dat er boven de AOW-leeftijd sprake zal zijn van een 3-schijven stelsel? Wat zullen de inkomensgrenzen zijn boven de AOW-leeftijd?

5.3. Bevriezen en in de toekomst minder verhogen van beginpunt van de hoogste tariefschijf

De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoeveel procent van de belastingplichtigen nu onder het hoogste tarief valt.

De leden van de D66-fractie vragen wat een andere ontwikkeling van de indexatie van het schijvenstelsel zou kunnen betekenen voor de opbrengsten van het bevriezen van het aangrijpingspunt van de hoogste tariefschijf? Wat zou de mogelijke afwijking zijn van de geraamde opbrengst van 1,4 miljard euro als de inflatie anders uitpakt dan nu geraamd?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat het zou opleveren als het beginpunt van de hoogste tariefschijf ook structureel wordt bevroren. Wat is de invloed hiervan op het houdbaarheidssaldo?

De leden van de SP-fractie vragen de regering aan te geven hoeveel het oplevert wanneer de beleidsmatige verhoging van het beginpunt van de hoogste tariefschijf geen doorgang vindt.

Hoeveel belastingvoordeel heeft iemand met een inkomen van 100.000 euro door het verhogen van het beginpunt van de hoogste tariefschijf, vragen de leden van de SP-fractie. Kan de regering dezelfde vraag beantwoorden voor iemand met een inkomen van 250.000 euro en iemand met een inkomen van 500.000 euro?

Hoeveel belastingvoordeel heeft iemand met een inkomen van 100.000 euro door het verlagen van de hoogste tariefschijf, vragen de leden van de SP-fractie.

Kan de regering dezelfde vraag beantwoorden voor iemand met een inkomen van 250.000 euro en iemand met een inkomen van 500.000 euro?

De leden van de SGP-fractie noemen dat in de plannen de schijfgrens voor het hoogste tarief fors wordt gewijzigd. De beleidsmatige verhoging van € 900 per jaar wordt tot en met 2024 op nul gezet en in 2025 met € 134 verlaagd. Hoe staat dit in verhouding tot het idee van een sociale vlaktaks? Hoeveel inkomstenbelastingplichtigen hebben een inkomen boven de € 68.507? Wat is de marginale belastingdruk bij een inkomen van € 70.000? Klopt het dat de marginale belastingdruk voor inkomens boven de € 120.000 lager is dan voornoemde groep? De leden van de SGP-fractie vinden een inkomen van € 68.507 niet zo hoog dat logisch is om deze groep met allerhande maatregelen te treffen. Immers deze groep wordt ook getroffen door de afbouw van de arbeidskorting en algemene heffingskorting en door grondslagverminderende posten die tegen een lager tarief afgetrokken kunnen worden dan wat eerst aan belasting is betaald. Daarnaast constateren de leden van de SGP-fractie dat de maatregelen ruim over de regeerperiode heen genomen worden.

De leden van de DENK-fractie vragen welk deel van de belastingplichtigen zal boven de grens van zal 68.000 euro vallen. Klopt het dat dit 7% is vanaf 2021?

5.4. Tariefmaatregel grondslagverminderende posten

De leden van de VVD-fractie vragen of een uitsplitsing gegeven kan worden van de budgettaire opbrengst naar grondslagbeperkende maatregel.

Kan de regering ingaan op de positie van gescheiden mensen die alimentatie betalen en een forse achteruitgang zien in hun inkomen?

Welke groepen worden hier het meest door getroffen? Hoe worden zij gecompenseerd? Hoeveel mensen worden door deze maatregel geraakt? Is dat 7%?

Wat verklaart de daling van de structurele opbrengst na 2021?

De leden van de PVV-fractie vragen of er rekenvoorbeelden gegeven kunnen worden van de extra kosten voor zowel de gever als de ontvanger van alimentatie door de beperking tot het aftrektarief van 37,05% in 2023, waarop nu nog het hoogste tarief van toepassing is.

De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat naast het toptarief er verschillende maatregelen zijn die maken dat niet alleen sprake is van een tweeschijvenstelsel, maar ook van een sociale vlaktaks. Deze leden achten het namelijk van belang dat het voordeel van lagere tarieven vooral bij de middeninkomens terecht komt en niet vooral bij de hoogste inkomens. Zowel het bevriezen en in de toekomst minder verhogen van het beginpunt van het toptarief als het tegen een lager tarief aftrekken van persoonsgebonden aftrek hoort daarbij. Deze leden benadrukken dus dat deze twee maatregelen op zichzelf beschouwd niet noodzakelijk zijn, maar wel in het kader van de overgang naar een sociale vlaktaks, namelijk om te voorkomen dat het voordeel onevenwichtig verdeeld zou zijn. Het verlagen van het aftrektarief heeft daarbij als voordeel dat op termijn de aftrek voor iedereen hetzelfde is, dus dat het niet uitmaakt wie het inkomen verdient en wie de persoonsgebonden aftrek in aftrek brengt.

Deze leden hebben hierover nog wel enkele vragen. Kan de regering allereerst bevestigen dat de verlaging van het aftrekpercentage niet geldt voor lijfrenten? En dat dus sprake gaat zijn van twee categorieën aftrekposten? Deze leden steunen de keuze om lijfrenten te kunnen blijven aftrekken tegen het hoge marginale tarief, aangezien deelname aan een pensioenregeling in bijna alle gevallen verplicht is. Welke volgordelijkheid moet bij de aftrekposten worden toegepast? Hoe pakt bijvoorbeeld de berekening uit bij een belastingplichtige die € 80.000 verdient, € 10.000 lijfrenteaftrek heeft en € 10.000 persoonsgebonden aftrek?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of zij de beperking van het aftrekpercentage ook juridisch houdbaar acht voor zover het gaat om inkomensoverdrachten, namelijk alimentatieverplichtingen van de ene belastingplichtige aan de andere belastingplichtige. De leden van de CDA-fractie constateren namelijk dat dit een andere soort persoonsgebonden aftrek is, dan de aftrekposten die gebaseerd zijn op gemaakte kosten, zoals zorgkosten en studiekosten. Bij alimentatieverplichtingen is er immers sprake van een daadwerkelijk lager inkomen door een inkomensoverdracht aan de ex-partner, in plaats van alleen een lager besteedbaar inkomen. Als het inkomen na de alimentatiebetaling bekeken wordt, is er eigenlijk te veel belasting afgedragen, wanneer de ontvangende partner onder het basistarief valt en de betalende partner onder het toptarief. De leden van de CDA-fractie vernemen graag of dit gevolgen heeft voor de juridische houdbaarheid van de maatregel en of dit gevolgen gaat hebben voor de gemiddelde hoogte van alimentatieverplichtingen. Partneralimentatie is immers gebaseerd op de Tremanormen en die zijn gebaseerd op de draagkracht van de betalende partner. Voor de groep alimentatiebetalers die in de hogere tariefschijven vallen, betekent dit een lagere draagkracht. Kan de regering aangeven of er standaardafspraken gemaakt zullen worden met betrekking tot de alimentatienormen? Of moeten individuele alimentatiebetalers naar de rechter om herziening aan te vragen? De leden van de CDA-fractie vragen dit, omdat zij niet vergeten zijn hoe de verandering in het kindgebondenbudget, namelijk de opname van de alleenstaande ouderkop, leidde tot een langdurige discussie over de alimentatienormen.

Komt het ook wel eens voor dat de alimentatie ontvangende partner in de hoogste tariefschijf valt? Het lijkt de leden van de CDA-fractie dat dit heel niet vaak het geval zal zijn, maar dat de juridische houdbaarheid in dit geval al helemaal zeer beperkt is.

De leden van de CDA-fractie constateren dat het aftrekpercentage in 2020 het hardst stijgt, terwijl dit percentage in 2019 nog op de hoogte van het toptarief zit. Was het niet handiger geweest om het aftrekpercentage geleidelijker af te bouwen in zowel 2019 als 2020?

De leden van de D66-fractie vragen of de afbouw van aftrekposten naar de eerste schijf ook gevolgen heeft voor de mogelijke aanspraak op toeslagen doordat het toetsingsinkomen anders kan uitvallen. Wat is het verwachte budgettaire effect hiervan? Wat is dan het netto-effect op het beperken van de aftrekmogelijkheden?

De leden van de D66-fractie vragen of verzilveringsproblematiek bij aftrekposten mogelijk groter kan worden nu alleen tegen het laagste tarief afgetrokken mag worden. Hoe groot is de groep die netto geen profijt heeft van de lastenverlichting in de inkomstenbelasting? Hoe groot is de groep die niet volledig aftrekposten kan verzilveren?

De leden van de D66-fractie vragen of de brutonetto trajecten van werknemers en zzp’ers geüpdatet zouden kunnen worden aan de hand van de voorbeelden uit het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Zelfstandigen zonder personeel. Wat betekenen de wijzigingen in 2019 en 2020 voor deze trajecten?

De leden van de D66-fractie vragen of het klopt dat straks het verschil in de fiscale behandeling van vermogen in box 1 (eigen woning) en box 3 kleiner wordt. Wat is bijvoorbeeld het verschil bij een woning van 300.000 euro, waarvoor een annuïtaire hypotheek wordt afgesloten? Hoeveel is in dat geval het verschil in te betalen belasting in de komende 30 jaar tussen een eigen woning en een tweede woning? Hoe groot is dat verschil onder het huidige stelsel?

De leden van de D66-fractie zijn blij dat het kabinet de hypotheekrenteaftrek versneld beperkt. Dit is goed voor de stabiliteit van de Nederlandse woningmarkt en het verbetert het perspectief van starters om een woning te kunnen kopen. Belangrijke adviseurs zoals het CPB en De Nederlandsche Bank (DNB) hebben eerder gewezen op de positieve effecten van het beperken van de hypotheekrenteaftrek op de stabiliteit van de woningmarkt en de relatief grote invloed die de woningmarkt heeft op de Nederlandse economie. Wel hebben deze leden nog een aantal vragen. Kan de regering aangeven hoe groot het budgettaire beslag (ongeveer) zal zijn voor de hypotheekrenteaftrek in de jaren 2019, 2020, 2021, 2022 en 2023? En kan de regering ook per jaar aangeven hoe groot het budgettair beslag was geweest zonder het versneld beperken van de hypotheekrenteaftrek? Kan de regering dit overzicht ook geven voor andere belastingmaatregelen die betrekking hebben op het eigen huis, zoals de overdrachtsbelasting, het eigenwoningforfait, de Wet Hillen en de schenkingsvrijstelling?

De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen over het belasten van een alimentatieverplichting. Op dit moment kan er bij een echtscheiding voor worden gekozen om de alimentatieverplichting af te kopen in één keer. Als dat nog gebeurt in het jaar dat de twee partners ook fiscaal partner zijn, dan kan de afkoopsom in aftrek worden gebracht, waardoor per saldo geen belasting is verschuldigd. Door de beperking van de aftrekmogelijkheden kan straks de situatie voorkomen dat de afkoopsom aftrekbaar is tegen het tarief van de eerste schijf, maar deze als inkomsten wordt belast in de hoogste schijf. Ziet de regering dit als een gewenste uitkomst van de beperking van de aftrekmogelijkheden?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of er daadwerkelijk één aftrektarief komt over een paar jaar of dat er uitzonderingen blijven. Zo ja, wat zijn al deze uitzonderingen?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoeveel het eigenwoningforfait jaarlijks oplevert. Hoeveel huishoudens dragen hier daadwerkelijk aan bij zonder het te kunnen verrekenen? Kunnen de omstandigheden van deze huishoudens nader worden gespecificeerd?

De leden van de SP-fractie vragen of de regering kan aangeven in hoeverre de totale hypotheekschuld wordt teruggebracht door middel van het versnellen van de afbouw van deze aftrekpost.

De leden van de PvdA-fractie ondersteunen de tariefmaatregel grondslagverminderende posten.

De leden van de 50PLUS-fractie vragen de regering een motivering te geven waarom in een tweeschijvenstelsel aftrekposten in aftrek worden gebracht tegen het laagste van de twee tarieven terwijl de inkomsten worden belast tegen het lagere en het hogere tarief.

De leden van de 50PLUS-fractie vragen of de regering erkent dat dit een principiële inbreuk is op het draagkrachtbeginsel dat uitgaat van het inkomen als een saldo begrip. De indruk wordt gewekt dat de invoering van een zogenaamde vlaktaks – die overigens één tarief suggereert – de logische onderbouwing is. Maar er zijn nog steeds twee tarieven dus dat biedt geen verklaring voor een principiële inbreuk op het draagkrachtbeginsel. De leden van de 50PLUS-fractie vragen naar een uitvoerige beschouwing van de regering op dit punt.

De leden van de 50PLUS-fractie constateren dat de in 2013 gestarte tariefafbouw voor de hypotheekrenteaftrek nu wordt versneld. Erkent de regering dat de eigenwoningregelingen een grote invloed hebben op het besteedbaar inkomen van betrokkenen en op de woningmarkt als zodanig? Erkent de regering dat het steeds bijstellen van de eigenwoningregeling(en) het vertrouwen van belastingbetalers in de overheid ondermijnt? Wat zegt de regering tegen mensen die vinden dat de omgang van de overheid met de eigenwoningregelingen veel te wispelturig is en daardoor ook de woningmarkt schade wordt toegebracht?

Klopt het dat het beperken van het aftrektarief puur nivellerende maatregelen zijn? Kan dit worden gemotiveerd of weerlegd voor elk van de onder 5.4 genoemde aftrekbare kosten?

De leden van de 50PLUS-fractie vragen of de regering erkent dat de opbrengst wordt gebruikt om generieke tariefverlaging te betalen, terwijl de verlaging van het aftrektarief op individueel niveau zeer verschillend uitpakt.

De leden van de 50PLUS-fractie vragen of het klopt dat samenloop van meerdere beperkingen van het aftrektarief voor individuele betrokkenen kan leiden tot een forse achteruitgang van de koopkracht. Bijvoorbeeld: een zelfstandig ondernemer met een eigen woning, een alimentatieplicht en met inkomsten uit ter beschikking stelling. Kan de regering enkele voorbeelden uitwerken waarbij de inkomensgevolgen bij samenloop van de diverse beperkingen van het aftrektarief worden getoond. De voorgestelde principiële veranderingen aan de belastingwetgeving, maken het volgens de leden van de 50PLUS-fractie noodzakelijk dat de regering uitgebreid ingaat op de gevolgen voor deze groep(en).

De leden van de 50PLUS-fractie vermelden dat het beperken van de hypotheekrenteaftrek wordt gemotiveerd vanuit de wens om het aflossen van schulden te bevorderen. Hoe kan de regering in dat licht uitleggen dat de wet Hillen, een fantastische stimulans voor aflossen, wordt afgeschaft?

Overeenkomstig de bezwaren van de Orde van belastingadviseurs hebben de leden van de 50PLUS-fractie ook veel moeite met de beperking van de aftrek van alimentatie, vooral omdat er tegenover de versoberde aftrek voor de alimentatieplichtigen wel de reguliere inkomstenbelasting tot 49,5% in box 1 van toepassing is. Is de regering bereid om deze onrechtvaardigheid te heroverwegen? Zo nee waarom niet?

De leden van de SGP-fractie zijn het met de Raad van State eens dat de overheid de belangrijke taak heeft een betrouwbare wetgever te zijn. De leden van de SGP-fractie betreuren daarom de versnelde afbouw van het aftrektarief voor de kosten eigen woning én grondslagverminderende posten. De leden van de SGP-fractie vragen een uitsplitsing van het budgettaire beslag van de afzonderlijke posten die vallen onder de grondslagverminderende posten en specifiek weer afzonderlijk voor de persoonsgebonden aftrek. De leden van de SGP-fractie maken zich zorgen over de verlaagde aftrek voor giften. Hoeveel procent van de giftenaftrek werd in 2017 opgevoerd in schijf 4? Wat zijn de verwachte gedragseffecten voor het geven van giften?

De leden van de DENK-fractie vragen of het klopt dat het kabinet Rutte-III de hypotheekrenteaftrek zes keer zo snel afbouwt als het kabinet Rutte-II? Welk bedrag is hier mee gemoeid? Welk bedrag is er gemoeid met de verlaging van het eigen woningforfait van 0,75% naar 0,6%?

5.5. Versoberen voorwaartse verliesverrekening box 2

De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel belastingplichtigen in box 2 verliezen hebben en welk percentage belastingplichtigen na zes jaar deze verliezen nog niet verrekend heeft.

De leden van de D66-fractie vragen in welke mate op dit moment gebruik wordt gemaakt van de maximale periode van negen jaar waarbinnen verliezen uit aanmerkelijk belang voorwaarts kunnen worden verrekend. Deze leden vragen of andere landen een vergelijkbare termijn hebben als maximale periode waarin verliezen voorwaarts kunnen worden verrekend.

De leden van de SP-fractie hebben enkele vragen over de versobering van de voorwaartse verliesverrekening. Zij vragen zich af of de gevolgen van met name de versobering van de voorwaartse verliesverrekening in box 2 niet erg hard aankomt bij IB-ondernemers. Kan de regering hier op ingaan? Zij vragen zich ook af of de versobering harder aankomt bij IB-ondernemers, nu de ondernemers in de Vpb lastenverlichting krijgen die de IB-ondernemers niet of in mindere mate hebben. Deze leden krijgen graag een reactie van de regering.

De leden van de PvdA-fractie vragen naar de samenhang met de rekening-courantmaatregel. Hoe worden rekeningcourantschulden van meer dan € 500.000 belast indien er verrekenbare verliezen van meer dan zes jaar geleden zijn? En hoe worden rekeningcourantschulden van meer dan € 500.000 belast indien er verrekenbare verliezen van minder dan zes jaar geleden zijn

5.6. Verhogen maximum algemene heffingskorting

De leden van de VVD-fractie vragen wat de opbrengst is van het sneller afbouwen van de algemene heffingskorting.

De leden van de CDA-fractie achten het van belang dat ook de laagste inkomens profiteren van belastingverlaging en zij constateren dat de algemene heffingskorting hiervoor gerichter is dan het laagste tarief van de inkomstenbelasting. Wel maken zij zich net als voorgaande jaren zorgen om de verzilveringsproblematiek. Kan de regering een overzicht geven van het aantal belastingplichtigen dat zijn heffingskortingen niet kan verzilveren? Kan de regering tevens aangeven wat het effect is op het verhogen van de algemene heffingskorting op de afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting? De leden van de CDA-fractie constateren dat figuur drie van de memorie van toelichting inzichtelijk maakt dat middeninkomens met een inkomen boven de afbouwgrens van de algemene heffingskorting er voor hun algemene heffingskorting en dus er ook voor hun marginale tarief belang bij hebben dat het toptarief, waar zij zelf nog lang niet invallen, een hoger aanvangspunt heeft.

De leden van de SP-fractie vragen de regering aan te geven wat de inkomenseffecten in absolute bedragen zijn van alle maatregelen in box 1 voor de inkomensgroep lager dan 20.000 euro, 20.000–40.000 euro, 40.000–60.000 euro, 60.000–80.000 euro, 80.000–100.000 euro en hoger dan 100.000 euro.

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar de reden om deze verhoging, met budgettair gevolgen van 3,2 miljard euro via de algemene heffingskortingen te laten lopen. Wanneer er betoogd wordt een sociale vlaktaks te willen, waarom is deze 3,2 miljard euro niet gestoken in tariefsverlaging van juist de eerste schijf? Erkent de regering dat met dit herverdelen heel onduidelijk wordt wat de effectieve belastingdruk precies is voor huishoudens en hoe dit uitvalt in de koopkrachtplaatjes? Kan de regering haar antwoord toelichten?

De leden van de SGP-fractie vragen wat de budgettaire consequenties zijn van het wijzigen van de algemene heffingskorting voor het jaar 2019.

5.7. Maatregelen arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting

De leden van de VVD-fractie vinden het stimuleren van werk belangrijk en is tevreden met deze maatregel. Kunnen de budgettaire effecten van de maatregelen uitgesplitst gegeven worden? Hoe vergroot de wijziging in de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) de prikkel om meer te gaan werken, daar de IACK voor sommige inkomens lager zal zijn?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering waarom de IACK-maatregel 74 miljoen euro minder oplevert dan in het regeerakkoord was geraamd.

De leden van de D66-fractie vragen wat de aanpassingen in de arbeidskorting en de IACK betekenen voor de prikkel om te gaan werken of om meer te gaan werken.

Kan de regering aangeven welke invloed de arbeidskorting heeft op de arbeidsparticipatie van verschillende inkomensgroepen, vragen de leden van de SP-fractie.

De leden van de SP-fractie willen weten welke gevolgen het beperken van de overdraagbaarheid van de arbeidskorting en de IACK heeft voor gezinnen. Kan de regering dit in enkele voorbeelden toelichten en daarbij in gaan of het adagium «werk moet lonen» ook geldt voor deze voorbeelden? Het klopt toch dat juist huishoudens waarbij twee mensen allebei een baan hebben met een klein inkomen, nadeel ondervinden van deze maatregel? Welke huishoudens ondervinden de grootste daling in besteedbaar inkomen als gevolg van deze maatregelen? Welke motivatie bestaat hiervoor? Is de regering bereid de overdraagbaarheid volledig intact te laten?

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom er voor is gekozen de IACK geleidelijker op te laten bouwen? Wat zijn de gevolgen voor de arbeidsparticipatie van deze maatregel?

De leden van de SGP-fractie vragen wat de budgettaire consequenties zijn van het wijzigen van de arbeidskorting en de IACK voor het jaar 2019?

5.8. Gevolgen pakket box 1 voor de gemiddelde en marginale belasting- en premiedruk

De leden van de VVD-fractie vragen of er schattingen zijn te maken over hoe de marginale druk loopt inclusief toeslagen? Welke pijnpunten ziet de regering nog in de marginale druk? Welke stappen worden er verder nog gezet om deze pijnpunten weg te nemen? Wordt er nog onderzoek gedaan naar hoe de marginale druk verder te verlagen? Wat verklaart de stijging van de marginale druk op sommige plekken? Wat vindt het kabinet van deze stijging? Is deze niet onwenselijk?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering wat de netto inkomenspositie is voor een bijstandsgezin met twee kinderen wanneer beide ouders samen leven en wanneer beide ouders van elkaar scheiden.

De leden van de D66-fractie vragen of er gegevens beschikbaar zijn over de elasticiteit over de inkomensverdeling, Op welke punten is de marginale druk het hoogste en komt dat overeen met waar de elasticiteit van het arbeidsaanbod juist het laagste is? Deze leden vragen op welke manier de beperking van aftrekposten zou kunnen doorwerken in de marginale druk.

De leden van de D66-fractie vragen hoe het plaatje van de marginale druk eruit zou zien als er wel rekening gehouden wordt met toeslagen. Wordt er rekening gehouden met toeslagen bij de berekening van de in de SZW-begroting gepresenteerde werkloosheidsval, doorgroeival, herintredersval en deeltijdval? Hoe zien deze er uit voor 2020?

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat het grootste oppervlak in figuur 8 zichtbaar is bij inkomens boven de € 100.000. Waarom zorgt de regering er voor dat juist deze inkomens er zo veel op vooruit gaan? Hoe sluit dit aan bij de boodschap van de regering om vooral op te komen voor «de gewone Nederlander»? Gaan deze mensen hierdoor meer uren werken? Zijn er andere positieve effecten?

De leden van de GroenLinks-fractie noemen dat de regering schrijft dat door maatregelen in het pakket Belastingplan 2019 het verschil in gemiddelde belasting- en premiedruk tussen de werknemer, de directeur-grootaandeelhouder (dga) en de IB-ondernemer kleiner wordt. Is het verschil inmiddels klein genoeg voor de regering? Wat is haar visie voor de komende jaren? Hoe gaat ze dit bewerkstelligen?

De leden van de SP-fractie merken op dat de ouderenkorting de komende jaren oploopt van € 1.418 maximaal in 2018 naar € 1.645 maximaal in 2021. Deze leden vragen de regering wat dit betekent voor de verzilveringsproblematiek. Naar de mening van de leden van de SP-fractie zal deze toenemen. Zij vragen de regering of in de koopkrachtplaatjes rekening is gehouden met het feit dat veel ouderen deze korting niet kunnen verzilveren. In hoeverre worden deze koopkrachtplaatjes beïnvloed wanneer hier wel rekening mee wordt gehouden? Kan de regering hier op ingaan?

De leden van de DENK-fractie vragen waarom de marginale belastingdruk in sommige gevallen hoger dan 50% is?

5.9. Correctie box 2-tarief INBRENGDATUM UITGESTELD

5.10. Toepassing heffingskortingen in de inkomstenbelasting voor buitenlandse belastingplichtigen

De leden van de CDA-fractie vernemen met enige verbazing dat deze maatregel vorig jaar niet noodzakelijk werd geacht en dit jaar wel. Wat heeft de regering tot dit nadere inzicht gebracht, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Welke belastingplichtigen zullen geen recht hebben op het belastingdeel van de IACK en de arbeidskorting na deze maatregel?

5.11. ZW-uitkering telt niet langer mee voor hoogte arbeidskorting en IACK voor zieken zonder werk

De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel personen te maken hadden met beide beschreven situaties. Was deze situatie een prikkel voor hen om minder aan het werk te gaan?

De leden van de CDA-fractie merken op dat deze maatregel een verschil introduceert tussen werknemers die ziek worden en waarbij de werkgever het loon doorbetaalt en werknemers die geen werkgever hebben, voornamelijk uitzendkrachten.

Die laatste groep krijgt straks geen recht meer op de arbeidskorting en de IACK voor het loon dat zij ontvangen uit de Ziektewet, terwijl de eerste groep die wel blijft ontvangen.

De leden van de CDA-fractie vernemen graag van de regering of dit onderscheid gerechtvaardigd is. Immers beide werknemers zitten ziek thuis. Wat is het objectieve criterium om onderscheid te maken tussen deze twee groepen?

Daarnaast vernemen de leden van de CDA-fractie graag hoe deze maatregel uitgevoerd gaat worden. Oftewel, lukt het om in het premieafdracht op nominatieve aangifte achteraf (PANA)-bericht op te nemen dat iemand een ziektewetuitkering heeft en heeft dit onmiddellijk gevolg voor de loonbelasting? Deze leden vragen de regering dit te garanderen, want anders komen er op grote schaal omvangrijke terugvorderingen in de loonbelasting.

Verder zouden de leden van de CDA-fractie graag een paar rekenvoorbeelden ontvangen van relevante situaties, bijvoorbeeld van een werknemer en een uitzendkracht, die allebei € 25.000 per jaar verdienen en een half jaar ziek zijn. Wat gebeurt er met hun netto inkomen in die periode?

De leden van de CDA-fractie hebben ook nog de vraag of er in de volgende situaties recht bestaat op de arbeidskorting (en eventueel de IACK):

  • een werkneemster die zestien weken zwangerschaps- en bevallingsverlof geniet;

  • een werkneemster die eerst vier weken ziek is en daarna zestien weken zwangerschaps- en bevallingsverlof geniet;

  • een gedetacheerde via een uitzendbureau die zestien weken zwangerschaps- en bevallingsverlof geniet;

  • een gedetacheerde via een uitzendbureau die eerst vier weken ziek is en daarna zestien weken zwangerschaps- en bevallingsverlof geniet;

  • een werkloze die zestien weken zwangerschaps- en bevallingsverlof geniet;

  • een werkloze die eerst vier weken ziek is en daarna zestien weken zwangerschaps- en bevallingsverlof geniet;

  • een werknemer die nierdonor is en hierdoor acht weken niet kan werken

  • een uitzendkracht die nierdonor is en hierdoor 8 weken niet kan werken.

Indien nodig, kan in alle situaties worden uitgegaan van een inkomen van € 30.000 per jaar.

De leden van de D66-fractie vragen een overzicht van de socialezekerheidsregelingen waarbij de uitkering wel mee telt voor de hoogte van de arbeidskorting en de IACK en bij welke niet. Zijn er voorbeelden van huishoudens te bedenken waarbij het niet meetellen van een deel van het inkomen juist leidt tot een hogere korting? Geldt de wijziging ook voor de regeling Zelfstandige en Zwanger?

De leden van de D66-fractie constateren dat de maatregel alleen geldt voor nieuwe gevallen. Betekent dat dat iemand die vanuit de WW opnieuw ziek wordt, de tweede keer de arbeidskorting en de IACK niet meer kan toepassen? Of telt deze persoon niet als nieuw geval?

De leden van de D66-fractie vragen of het UWV in voldoende mate onderscheid kan maken tussen de verschillende soorten ZW-uitkeringen waar straks wel en niet de arbeidskorting of de IACK kan worden toegepast.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of dit plan al eerder is aangekondigd. Zo ja, waar?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het klopt h dat de regering met deze maatregel uitkeringsgerechtigden die ziek worden meer wil gaan belasten? Zo ja, waarom acht de regering dat rechtvaardig? Zo nee, waar komt het extra geld dan vandaan (structureel 165 miljoen euro)?

Zijn er ook individuen die er door dit voorstel qua inkomsten op vooruit gaan?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of nader kan worden toegelicht hoeveel mensen hierdoor er op achteruit gaan? En hoeveel gaan die mensen er op achteruit door deze maatregel? Wat zijn die substantiële inkomenseffecten precies die de regering noemt?

De leden van de SP-fractie vragen de regering, middels enkele voorbeelden, hoe groot de inkomenseffecten kunnen zijn. In hoeverre hebben de getroffenen invloed op deze negatieve inkomenswijziging?

De leden van de PvdA-fractie constateren met de regering dat er een verschil is tussen mensen met een ZW-uitkering en mensen met een WW-uitkering. Zij vragen de regering uitgebreider te motiveren waarom dit een probleem is. Iemand met een ZW-uitkering zal immers in de regel niet in staat zijn te werken en zijn inkomenspositie te verbeteren. Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie waarom is gekozen voor een negatieve manier om dit verschil weg te nemen. Als dit verschil zo belangrijk is, waarom dan niet de positie van mensen met een WW-uitkering verbeteren, in plaats van zieke mensen er in inkomen op achteruit te laten gaan. Dan wordt ook geen verschil gecreëerd tussen mensen met een ZW-uitkering die werk hebben en de mensen die dat niet hebben; een verschil dat deze regering kennelijk minder belangrijk vindt dan een verschil tussen WW en ZW? Wat betekent dit nieuwe verschil voor de uitvoerbaarheid van deze maatregel? Klopt het dat het verlies kan oplopen tot zo'n € 3.000 netto per jaar, zoals blijkt uit berekeningen van de Vakcentrale voor Professionals (VCP)? Gaat dit ook voor zieke zwangeren en donoren gelden?

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom wel een uitzondering wordt gemaakt voor zelfstandigen met een UWV ZW-regeling. Zij hebben immers tevens geen dienstbetrekking bij ziekte. De leden van de PvdA-fractie vragen met klem deze maatregel te heroverwegen, dan wel niet negatief op te lossen maar positief door de positie van mensen met een WW-uitkering te verbeteren.

De leden van de D|ENK-fractie vragen of het klopt dat de ZW-uitkering niet meer meetelt voor de bepaling van de hoogte van de arbeidskorting en de IACK. Klopt het dat dit een bezuinigingsmaatregel is? Wat is het budgettair beslag hiervan? Wat is het gemiddelde bedrag dat een ZW-uitkeringsgerechtige hierdoor misloopt? Wat is het gemiddelde bedrag dat een IACK-uitkeringsgerechtige hierdoor misloopt?

5.12. Conserverende aanslag lijfrente en pensioen

De leden van de VVD-fractie vragen waarop de twee voorwaarden van de Hoge Raad zijn gebaseerd. Op hoeveel personen heeft dit betrekking? Wat zijn de precieze effecten van deze uitspraak en voorliggende codificatie op het huidige beleid? Wat zijn de effecten van deze compartimentering op de uitvoerbaarheid?

De leden van de CDA-fractie vragen of de codificatie van het arrest van de Hoge Raad in de wet voor huidige aanspraken, bijvoorbeeld uit 2018, ook gevolgen kan hebben. Het komt deze leden voor dat de compartimentering bij aanspraken voor de Belastingdienst complexiteitverhogend werkt. Omdat het arrest van de Hoge Raad in het voordeel was van belastingplichtigen, kunnen zij daar nu ook al een beroep op doen. Is dat het afgelopen jaar ook gebeurd en wat zijn de ervaringen van de Belastingdienst tot nu toe met deze wijziging? Is er een eenvoudigere regeling denkbaar?

6. Wet op de loonbelasting 1964

6.1. Verkorten maximale looptijd 30%-regeling INBRENGDATUM UITGESTELD

6.2. Verhogen maxima vrijwilligersregeling

De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel mensen gebruikmaken gebruik van een vrijwilligersvergoeding. Hoe hoog is die vergoeding gemiddeld? Hoeveel mensen maken gebruik van een vergoeding van meer dan € 150 per maand of € 1.500 per jaar? Hoeveel extra mensen blijven na deze verhoging onbelast? Hoeveel administratieve lasten scheelt dit voor de organisaties waar vrijwilligers werkzaam zijn? Waarom is het bedrag sinds 2006 niet meer aangepast?

De leden van de CDA-fractie zijn erg blij met de verhoging van de maxima van de vrijwilligersregeling. Vrijwilligers zijn onmisbaar in onze samenleving. Maar waar bijna alle grenzen in de inkomsten- en loonbelasting jaarlijks geïndexeerd worden, zijn de grenzen van de vrijwilligersregeling nooit meer aangepast sinds dat deze in de wet zijn opgenomen. Om te voorkomen dat de vrijwilligersregeling door jarenlange inflatie aan kracht verliest, is het mooi dat de grenzen dit jaar fors verhoogd worden.

De leden van de CDA-fractie vragen wat de verhoging betekent voor de maximale vrijwilligersvergoedingen per uur. Zij zouden het logisch vinden als ook deze bedragen met 13% verhoogd worden, nu de bedragen per uur zo lang niet geïndexeerd zijn.

De leden van de D66-fractie vragen of tegelijkertijd met deze verhoging bijbehorende vrijlatingen in de sociale zekerheid worden verhoogd. Deze leden vragen of de verhoging van deze vrijwilligersregeling bekend is bij de meeste vrijwilligersorganisaties en ook potentiële vrijwilligers.

De leden van de SP-fractie vragen de regering wat het budgettaire beslag is wanneer de maximale vergoeding wordt verhoogd tot respectievelijk € 200 en € 2.000.

De leden van de SGP-fractie vinden het positief dat de vrijwilligersvergoeding met € 200 wordt verhoogd. Hoeveel jaar is de vrijwilligersvergoeding niet geïndexeerd? Hoe hoog zou hij zijn geweest als hij al die jaren voor inflatie zou zijn gecorrigeerd?

De leden van de DENK-fractie vragen wat er precies wel en niet onder de belastingvrije vrijwilligersvergoeding valt? Valt bijvoorbeeld het lidmaatschap van een stembureau hier onder? En valt het deelnemen aan gemeenteraadscommissies als burgercommissielid hier onder?

7. Wet op de omzetbelasting 1968

7.1. Verhogen verlaagde btw-tarief

De leden van de VVD-fractie vragen waarom het belasten van consumptie minder verstorend is dan het belasten van inkomen? Hoe verhoudt deze maatregel zicht tot het EU-recht (de btw-richtlijn)? Kan de Kamer een overzicht krijgen van onderzoeken naar de grenseffecten van de btw-verhoging?

De leden van de PVV-fractie merken op dat de geplande verhoging van de btw voor een lastenverzwaring voor het mkb zorgt. Kan de regering aangeven hoeveel banen dit kost?

De leden van de CDA-fractie achten het positief dat er een schuif plaatsvindt van lasten op arbeid naar lasten op consumptie. Wel zijn deze leden benieuwd naar de inschatting van de regering van mogelijke grenseffecten. Kan de regering daar een uitgebreidere toelichting op geven? Wat is de inschatting van de regering voor de grenseffecten bij andere categorieën dan de houdbare voedingsmiddelen?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoeveel de kosten voor boodschappen voor een gemiddeld huishouden door deze verhoging stijgen in 2019.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de regering schrijft dat verhoging van het verlaagde btw-tarief mogelijk meer btw-carrouselfraude in de hand kan werken. Kan dit nader worden toegelicht? Hoe gaat de regering dit oplossen?

De leden van de SP-fractie vragen de regering de verhoging van het lage btw-tarief te heroverwegen. Het is allerminst bekend hoeveel nadeel mensen met een klein besteedbaar inkomen hebben door de verhoging van de kosten voor dagelijkse boodschappen. Onderzoeken die hiernaar zijn gedaan, splitsen de bijdrage van huishoudens aan het lage btw-tarief niet uit naar noodzakelijke boodschappen waarvan niet is af te zien, zoals water en voedsel. Is de regering het met de leden van de SP-fractie eens dat juist inkomens die niet kunnen besparen op uiteten gaan of theaterbezoek, maar juist al hun besteedbaar inkomen aan boodschappen kwijt zijn hard geraakt zullen worden?

Erkent de regering dat het meer indirect maken van de belastingen de druk op besteedbare inkomens vergroot en dat dit juist nadelig is voor die inkomens die niet hoog zijn? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie willen weten of de regering de conclusies van het promotieonderzoek naar de negatieve welzijnseffecten door de verschuiving van directe naar indirecte belastingen, zoals verwoord in het proefschrift «The Tax Tectonics: Well-being and Wealth-inequality in Relation to a Shift in the Tax Mix from Direct to Indirect taxes», van de heer Wijtvliet, onderschrijft? Hoe reageert de regering op de belangrijkste conclusie dat «een groter accent op indirecte belastingen vanwege de invloed op economische ongelijkheid een negatieve invloed kan hebben op welzijn» een ongewenste consequentie is? Kan de regering het antwoord toelichten?

De leden van de SP-fractie vragen de regering voorts om in te gaan op de uitkomst dat 70% van de Nederlanders er financieel op achteruit gaat bij de btw-verhoging in zijn begroting voor 2019?

De leden van de PvdA-fractie vragen om duidelijk inzichtelijk te maken wat de gevolgen zijn voor de koopkracht van verschillende inkomensgroepen van deze maatregel. Het is zo dat hogere inkomens meer gebruik maken van diensten als cultuur en restaurants, maar dat lagere inkomens een groter deel uitgeven aan voedsel en andere eerste levensbehoeften. Daardoor hebben lagere inkomens minder uitwijkingsmogelijkheden. In hoeverre is hiermee rekening gehouden?

De leden van de PvdA-fractie vragen wat de gevolgen voor de sectoren zijn die geraakt worden door deze maatregel. Kan de regering daarbij specifiek ingaan op de cultuursector, boeken, media, openbaar vervoer en diensten als kappers en fietsenmakers? Is de regering zich ervan bewust dat het dikwijls al niet makkelijk is rond te komen als maker in de culture sector en dat de marges hierdoor nog kleiner dreigen te worden? In hoeverre kan in deze sectoren de verhoging van de btw worden doorberekend aan consumenten?

De leden van de PvdD-fractie vragen naar aanleiding van recentelijk door het Europees parlement aangenomen Europese Richtlijn die het lidstaten in staat stelt zelfstandig een verlaagd tarief toe te passen voor producten en diensten die niet nadrukkelijk zijn uitgezonderd van het toepassen van een verlaagd tarief (producten en diensten die niet op de zogenaamde negatieve lijst staan) of het mogelijk is dat diergeneeskundige hulp onder het verlaagde of zelfs nultarief te laten vallen en dat groente en fruit onder het nultarief kunnen komen te vallen.

De leden van de 50PLUS-fractie vragen wat de verwachtingen van de regering zijn over de grenseffecten van de btw-maatregel. Kan de regering deze vraag apart voor België en Duitsland beantwoorden?

De leden van de 50PLUS-fractie constateren dat het overschot op de begroting aanzienlijk hoger is dan geraamd aan het begin van deze kabinetsperiode en ook aanzienlijk hoger dan bij de laatste belastinghervorming in 2001. In 2001 werd er bij een veel lager overschot, gekozen voor een groot bedrag aan netto lastenverlichting (smeerolie). Waarom wordt daar nu uit financiële overwegingen niet voor gekozen, terwijl er in 2001 wél voor werd gekozen?

De leden van de SGP-fractie steunen de beweging van het belasten van arbeid naar het belasten van consumptie. Wel maken zij zich zorgen over het neerslaan van de hogere lasten. Immers zijn er meerdere groepen die nauwelijks profiteren van de lastenverlichting, maar wel geconfronteerd worden met lastenverhoging zoals de energiebelasting en de hogere btw. Gezonde producten als groente/fruit/water/enz. en diensten die duurzaamheid ten goede komen zullen ook meer belast gaan worden. Wat zijn de verwachte gevolgen voor deze producten en diensten en zijn er mogelijkheden om ze te blijven stimuleren?

7.2. Verruimen Nederlandse sportvrijstelling

De leden van de CDA-fractie zijn blij dat de regering gewacht heeft met de wetsaanpassing waartoe het arrest Bridport noopte totdat er bij een nieuwe kabinetsperiode een uitgave tegenover gezet kon worden. Zo kunnen sportverenigingen via de nieuwe subsidieregeling de extra kosten van het arrest gecompenseerd krijgen. De leden van de CDA-fractie hebben hier wel een vraag over, want de subsidieregeling is gericht op amateursportorganisaties, maar sommige amateursportorganisaties hebben ook een topsportdivisie. Komen deze sportorganisaties niet voor de subsidie in aanmerking of kan er gesplitst worden?

De leden van de D66-fractie onderschrijven het grote maatschappelijke belang van sport. De fractie verwelkomt daarom ook de vrijstelling, aangezien dit in hoofdlijnen een positief gegeven is voor de sport. Aan de andere kant is er nadeel, omdat de btw-behandeling van de aanleg, het onderhoud en de instandhouding van sportaccommodaties wijzigt. Kan de regering een overzicht geven van het btw-voordeel dat voor en door accommodaties in de afgelopen vijf jaar is genoten, en hoeveel geld er structureel is uitgetrokken voor de stimulering van sportaccommodaties door midden van de subsidieregeling? Welke zekerheid hebben sportbedrijven met betrekking tot de subsidie? Klopt het dat de subsidie op een «wie het eerst komt, die het eerst maalt»-wijze wordt verdeeld? Hoe wordt er voor gezorgd dat sportbedrijven voldoende worden gecompenseerd? Kan de regering een brede vergelijking maken met de (fiscale) behandeling van cultuur en aangeven op welke punten de fiscale behandeling verschilt van die van sport?

8. Algemene wet inzake rijksbelastingen

8.1. Aanpassing van de regeling belastingrente voor de inkomstenbelasting en de erfbelasting

De leden van de VVD-fractie benadrukken dat de belastingrente op de langere termijn eerlijk en marktconform moet zijn. De leden van de fractie van de VVD vragen de regering hier ook op langere termijn onderzoek naar te blijven doen.

De leden van de CDA-fractie zijn blij met de versoepeling van de renteregels in de inkomstenbelasting en de erfbelasting. Deze leden achtten de huidige regeling van de erfbelasting als ronduit onrechtvaardig. Belastingplichtigen die binnen de gestelde termijn van acht maanden aangifte doen, waren alsnog belastingrente verschuldigd. Alleen wanneer de belastingplichtige binnen drie maanden aangifte of voorlopige aangifte doet, kon de belastingrente voorkomen worden. In een geval van overlijden is dat een zeer korte termijn en bovendien waren veel belastingplichtigen hier helemaal niet mee bekend. Het niet in rekening brengen van belastingrente voor tijdig ingediende aangiften erfbelasting treedt pas in werking per 1 januari 2019, aangezien door de ICT-problemen bij de erfbelasting de komende jaren sowieso geen belastingrente in rekening wordt gebracht. De leden van de CDA-fractie vragen of de termijn van 2019 wordt aangepast, indien de ICT-problemen onverhoopt later dan gepland zijn opgelost.

Voor de inkomstenbelasting was de regeling belastingrente minder onrechtvaardig, want belastingplichtigen zijn duidelijk voorgelicht dat als je voor 1 april aangifte doet, je geen belastingrente verschuldigd bent en dat als je voor 1 mei aangifte doet, je mogelijk wel belastingrente verschuldigd bent. De voorgestelde versoepeling, namelijk geen rente betalen als je voor 1 mei aangifte doet, maakt het systeem voor belastingplichtigen een stuk overzichtelijker. Wat zijn de verwachte gedragseffecten van de maatregel, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Zullen hierdoor meer belastingplichtigen in de maand april aangifte gaan doen? Leidt dat naar verwachting tot een betere spreiding van de werkzaamheden bij de Belastingdienst?

De leden van de CDA-fractie hadden gezien de aankondiging in de brief van de Staatssecretaris van Financiën7 ook een maatregel verwacht dat belastingrente achterwege blijft als een belastingplichtige voor de vennootschapsbelasting tijdig, namelijk tussen 1 april en 1 juni, indient. Waarom heeft de regering deze maatregel niet in het Belastingplan opgenomen?

De leden van de SP-fractie vragen de regering een langjarig overzicht te verstrekken van door de Belastingdienst vergoede rente en aan de Belastingdienst betaalde rente. Deze leden zijn in het bijzonder geïnteresseerd in de ontwikkeling hiervan sinds de omvorming van het systeem heffingsrente naar het systeem belastingrente.

De leden van de DENK-fractie vragen of belastingplichtigen die vertraging ondervinden bij de schenk- en erfbelasting wel of geen belastingrente betalen. Onder welke voorwaarden?

9. Compensatie (ex-)ondernemers Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004

De leden van de CDA-fractie zijn zeer verheugd met de uitvoering van de motie Omtzigt nu er eindelijk een nette oplossing is voor de Bijstand voor zelfstandigen (Bbz)-problematiek. Deze leden wijzen erop dat een heffing naar draagkracht alleen rechtvaardig uitpakt wanneer de juridische werkelijkheid niet in strijd is met de economische werkelijkheid. Dat is immers waar het bij de Bbz-regeling mis ging. De gemeente verschaft een lening aan een ondernemer in financiële moeilijkheden in de vorm van bijzondere bijstand. Als de ondernemer er niet bovenop komt, wordt de lening kwijtgescholden. Op dat moment is juridisch sprake van loon. De inkomsten zijn voor de belastingplichtige echter maandelijks in de vorm van bijstand genoten, waarbij geen belasting is ingehouden. Door het maandelijkse inkomen op het moment van kwijtschelding te belasten, valt de belastingplichtige in een hoger tarief en verliest hij toeslagen.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering, eventueel in samenwerking met lokale overheden, om in de toekomst alert te zijn en snel in te grijpen bij situaties waarbij er een dergelijk groot verschil is tussen de juridische en de economische werkelijkheid, helemaal als het gaat om belastingplichtigen die op de grens van faillissement verkeren.

De leden van de CDA-fractie constateren dat voor veel gevallen waarbij terugvordering van toeslagen heeft plaatsgevonden, het opnieuw uitbetalen van die toeslagen een passende oplossing is. Geschiedt deze uitbetaling met of zonder vergoeding van rente? Hoe kunnen de desbetreffende belastingplichtigen ervoor zorgen dat de invorderingsmaatregelen per ommegaande gestopt zullen worden? Hoe worden zij over hun mogelijkheden geïnformeerd?

Er is echter een specifieke groep voor wie de maatregel geen passende oplossing is en dat zijn ondernemers die voor deze terugvordering in de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen zijn beland. Deze ondernemers kwamen vaak ver beneden het bestaansminimum uit door de terugvordering met als gevolg een dreigend persoonlijk faillissement. Dit is helaas geen uitzonderingssituatie. De oplossing is voor deze groep ontoereikend, omdat de schade die zij opliepen fors groter is. Indien zij in een faillissement zijn beland, moesten zij vaak grotere schulden maken met rente, die met de terugbetaling van toeslagen (deels) kunnen worden afgelost. Heeft de regering nagedacht over een passende oplossing voor deze groep? Hoe kunnen deze mensen ervoor zorgen dat de invorderingsmaatregelen per ommegaande gestopt zullen worden?

De leden van de PvdA-fractie zijn tevreden dat eindelijk is geregeld dat de problematiek rondom de toewijzing van toeslagen bij kwijtschelding van leenbijstand. Het is jammer dat het zo lang heeft moeten duren, waardoor veel mensen onnodig lang in onzekerheid en financiële problemen hebben gezeten. Is er al enig zicht hoeveel mensen van deze nieuwe oplossing gebruik zullen maken en is er voldoende capaciteit om de afdoening vlot te laten verlopen?

10. Structureel verlagen tarieven algemene bestedingsbelasting Saba en Sint Eustatius

De leden van de DENK-fractie vragen of het een omzetbelasting betreft, zoals de btw. Hoeveel geld is hier voor uitgetrokken? Hoeveel geld vanuit Nederland gaat er in totaal naar de BES-eilanden?

11. Budgettaire aspecten

11.1. Budgettaire gevolgen pakket Belastingplan 2019

De leden van de CDA-fractie vernemen graag hoe groot de budgettaire aspecten zijn ten opzichte van het basispad. Zij verzoeken de regering daarom de eerste regel van tabel 8 aan te passen en te herberekenen. Het gaat dan om de invoering van het tweeschijvenstelsel en het overbrengen van alle persoonsgebonden aftrekposten naar het lage tarief. Kan de regering de totale kosten van de sociale vlaktaks uitsplitsen naar de onderliggende maatregelen?

Deze leden verzoeken de regering ook een update van tabel 7 te geven.

Voorts vragen de leden van de CDA-fractie de regering waarom de aanpassing van de belastingrente in de inkomstenbelasting en de erfbelasting geen budgettaire gevolgen heeft.

11.2. Budgettaire gevolgen wetsvoorstel Belastingplan 2019

De leden van de VVD-fractie vragen of een overzicht gegeven kan worden van alle maatregelen waar de raming in dit wetsvoorstel significant afwijkt van de raming uit het regeerakkoord. Kan de oorzaak hiervoor gegeven worden?

De leden van de SGP-fractie vragen hoeveel de lastenverlichting ten opzichte van het basispad bedraagt? Er staat immers dat 5,578 miljard euro al in het basispad was verwerkt vanwege de Wet maatregelen woningmarkt. Is de conclusie correct dat er een structurele lastenverzwaring is ten opzichte van het basispad (-4.434 miljoen euro +5.578 miljoen euro= 1.144 miljoen euro)?

12. EU-aspecten

13. Gevolgen voor bedrijfsleven en burger

Graag ontvangen de leden van de CDA-fractie een uitsplitsing van de administratieve lasten per maatregel.

De leden van de GroenLinks-fractie vermelden dat het CPB aangeeft dat de politiek nooit heeft gevraagd om uit te zoeken welke effecten beleid heeft voor verschillende bedrijven. Het CPB schat wel in dat het CBS voldoende gegevens heeft om de gevolgen van regeringsbeleid voor het bedrijfsleven gedetailleerder in kaart te brengen, bijvoorbeeld uitgesplitste gegevens voor het grootbedrijf, middenbedrijf en kleinbedrijf. Zou dit ook al gedaan kunnen worden voor het huidige belastingplan?

14. Uitvoeringskosten Belastingdienst

De leden van de ChristenUnie-fractie onderkennen dat dit omvangrijke Belastingplanpakket de nodige druk zal leggen op de capaciteit van de Belastingdienst, ook al zijn veel wijzigingen niet anders dan relatief eenvoudige tariefsveranderingen. In het besef dat de situatie bij de Belastingdienst precair is, vragen deze leden of een vlekkeloze doorvoering van alle voorgestelde wijzigingen daadwerkelijk haalbaar en gegarandeerd is. Deze vraag klemt des te meer, nu de afschaffing van de dividendbelasting wordt heroverwogen en naar verwachting alternatieve fiscale maatregelen zullen moeten worden doorgevoerd. Is de doorlooptijd voor de Belastingdienst afdoende om eventuele fiscale wijzigingen als gevolg van deze heroverweging ordentelijk door te voeren? Wat zijn kritische data en randvoorwaarden hierbij?

De leden van de DENK-fractie vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot de ICT-problemen bij de Motorrijtuigenbelasting voor dieselauto’s en bij de schenk- en erfbelasting?

15. Advies en consultatie

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering de vragen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) kan beantwoorden, voor zover deze nog niet door de fracties zelf gesteld zijn.

De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering in te gaan op de vragen van de NOB en het Register Belastingadviseurs (RB) in hun commentaren op onderhavig wetsvoorstel.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel XXV:

De leden van de CDA-fractie achten het zeer sportief dat de regering een overgangsregeling voorstelt voor de herzienings-btw. Voor de zekerheid vragen deze leden echter of hiermee geen sprake zou kunnen zijn van staatssteun.

Is het overgangsrecht ook van toepassing wanneer een verbouwing in 2018 is afgerond, maar de ingebruikname in 2019 aanvangt?

De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering aangeeft dat de situatie die geraakt wordt door de codificatie van het arrest is dat een sportstichting de accommodatie ter beschikking stelt aan de sportvereniging. Als de gemeente de accommodatie met optie belaste verhuur aan de sportstichting verhuurt, kan dit vanaf 1 januari 2019 nog wel worden voortgezet, aangezien de stichting de accommodatie vanaf dan vrijgesteld presteert? Moet de gemeente dan wel btw gaan herzien, aangezien niet meer de sportvrijstelling van toepassing is maar de verhuurvrijstelling? Is in dit geval ook sprake van het «vervallen van het aftrekrecht louter als gevolg van de verruiming van de sportvrijstelling»?

BIJLAGE Ramingstoelichtingen

BIJLAGE Uitvoeringstoetsen belastingplan 2019

De leden van de DENK-fractie vragen waarom de Belastingdienst het risico op procesverstoringen groot vindt bij de invoering van de Wet bronbelasting 2020.

Wat wordt bedoeld met de risico’s voor de modernisering van de IV-landschap?

Wat wordt bedoeld met het minimaliseren van de uitvoering voor applicatielandschap?

BIJLAGE Certificering budgettaire ramingen fiscale maatregelen Belastingplan 2019

OVERIG

De leden van de VVD-fractie vragen waarom hier is gekozen voor het rechtstreeks in werking laten treden van de verkorting van de 30%-regeling en waarom er niet is gekozen voor een eerbiedigende werking. Hoeveel zou het kosten om wel eerbiedigende werking te introduceren? Hoeveel zou het kosten om slechts eerbiedigende werking te introduceren voor de mensen die nu al in de periode tussen de vijf en acht jaar zitten en wel direct te beperken voor mensen die nog onder hun vijfde gebruiksjaar zitten?

De leden van de VVD-fractie vragen wat de effecten van de verkorting van de looptijd van de 30%-regeling zijn op lagere inkomens die reeds verplichtingen aangegaan zijn. Kan een uitsplitsing van het totaal budgettair beslag van de 30%-regeling gegeven worden naar inkomen? Hoe vaak gebeurt het, zoals beschreven in het Financieel Dagblad op 25 september 2018, dat vele miljoenen naar een enkele expat gaan?

De leden van de VVD-fractie vragen of de groep die geraakt wordt door de verkorting van de looptijd van de 30%-regeling wijziging uitgesplitst kan worden. In welke sector zijn zij werkzaam? Hebben zij gemiddeld een hoger of een lager inkomen?

De leden van de VVD-fractie vragen wat de kosten van het overgangsrecht voor de internationale scholen zijn. Hoeveel zou het kosten om deze ook voor latere schooljaren te laten gelden?

De leden van de VVD-fractie vragen of gereageerd kan worden op het CPB-rapport dat stelt dat het globaal evenwicht in belasting- en premiedruk tussen een IB-ondernemer en de dga een achterhaald begrip is. Kan eveneens uitgebreider worden ingegaan op de kritiek van de Raad van State, die iets soortgelijks betoogt?

De leden van de VVD-fractie vragen wat wordt gedaan met ondernemers die reeds een (hoger) vpb-tarief hebben betaald en dus niet profiteren van de verlaging van de vpb maar nu wel een hoger box 2-tarief gaan betalen.

Waarom is er niet gekozen voor eerbiedigende werking?

De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel bedrijven in de problemen zouden komen indien de expatregeling volledig zou worden afgeschaft.

De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel de versnelde afbouw van de hypotheekrente kost voor wat betreft een twee keer modaal gezin met een hypotheek van € 200.000 en met een hypotheek van € 300.000 met een rentepercentage van 4–5%; zij verzoeken daarbij om een uitsplitsing per onderdeel.

De leden van de PVV-fractie merken op dat door de versnelde afbouw van de hypotheekrenteaftrek burgers een lager inkomen krijgen. Zorgt dit voor nieuwe afspraken bij bestaande alimentatieregelingen?

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de aankondiging van de maatregel tot het begrenzen van de rekening-courant van de BV aan de dga tot € 500.000 in de aanbiedingsbrief bij het Belastingplanpakket 2019. Deze leden vragen de regering wat het doel is van deze maatregel. Welk onbedoeld gebruik wil de regering hiermee aanpakken en is de maatregel voor dat onbedoeld gebruik ook proportioneel?

Kan de regering uitleggen op welke wijze belaste waardestijging in box 2 nu zou kunnen worden omgekat tot onbelaste inkomsten?

De leden van de CDA-fractie hebben twijfels of het wel nodig is om de rekening-courant te beperken voor zover er belaste vermogensbestanddelen tegenover staan. Waarom geldt de beperking op € 500.000 ook voor hypotheken die vanaf 2022 zijn aangegaan door de dga bij de besloten vennootschap (BV) of voor leningen die zijn aangegaan om box-3-effecten aan te kopen? Acht de regering het onwenselijk als de dga bij zijn eigen BV leent in plaats van bij de bank?

De leden van de CDA-fractie vragen aandacht voor de gevolgen van het leenstelsel voor studenten in het HBO en het WO. Voor veel studenten betekent dit dat zij zich diep in de schulden moeten steken om te kunnen studeren.

In een aantal gevallen springen de ouders financieel bij om hoge schulden te voorkomen. Uitzonderlijker is het als de werkgevers van de ouders of potentiele nieuwe werkgevers financieel bijdragen, want dit heeft forse fiscale gevolgen.

Graag zouden de leden van de CDA-fractie willen weten:

  • hoeveel ouders maximaal mogen bijdragen aan hun kinderen voordat er schenkbelasting verschuldigd is over de bijdrage;

  • hoeveel een werkgever onbelast mag betalen als beurs of tegemoetkoming in de kosten voor de studie van het kind van een werknemer;

  • hoeveel een bedrijf als beurs beschikbaar mag stellen aan een student of een groep bedrijven voor een groep studenten om te bevorderen dat een bepaalde studie meer studenten trekt?

Als het gaat om de onbelaste financiële bijdrage van ouders aan hun studerende kinderen, vragen deze leden om zowel in te gaan op het vergoeden van schoolkosten, zoals schoolgeld en boeken, als op het vergoeden van onderhoudskosten, zoals de huur en de boodschappen.

Is de regering bereid om voor de situatie dat de werkgever bijdraagt aan de kosten van de studie van het kind van de werknemer een specifieke vrijstelling op te nemen in de werkkostenregeling, zoals zij ook gedaan heeft voor elektrische fietsen?

De leden van de D66-fractie vragen hoeveel het toepassen van de 30%-regeling gemiddeld scheelt in te betalen belasting in absolute bedragen. Deze leden vragen hoe de regering aankijkt tegen het aangedragen argument dat in de beschikkingen voor 1 januari 2012 niet de zinsnede is opgenomen «Deze beschikking is geldig onder voorbehoud van wijziging in de wet- en regelgeving.» Is het dan wel juridisch houdbaar dat ook bij herleving van voor die tijd toegepaste 30%-regeling, de maximale duur nu ingeperkt wordt? Deze leden hebben met belangstelling kennis genomen van de overgangsregeling door middel van de vergoeding van schoolkosten van internationale scholen. Deze leden vragen hoe groot de groep is die hier gebruik van zal maken.

De leden van de D66-fractie vragen wat de verdeling is van brutowinst van IB-ondernemers. Wat is de gemiddelde mutatie van de belasting- en premiedruk in 2023 als er rekening gehouden wordt met de toeslagen? Waar wordt de negatieve piek aan het begin van de inkomensverdeling door veroorzaakt? Wat gebeurt er als de maatregelen uit 2020 ook zouden worden meegenomen in figuur 11, zoals het beperken van de aftrekposten?

De leden van de D66-fractie vragen waar mogelijk drempels zitten om door te groeien als IB-ondernemer, door de vormgeving van de zelfstandigenaftrek. De Raad van State wijst er in haar advies op dat doordat de arbeidsbeloning bij een IB-ondernemer ook onderdeel vormt van de winst en daardoor onder de mkb-winstvrijstelling kan vallen, de arbeidsbeloning tegen een veel gunstiger tarief wordt belast dan bij een directeur-grootaandeelhouder. Wat zou er met de marginale tarieven gebeuren als ook bij IB-ondernemers een gebruikelijk loon zou worden aangehouden?

De leden van de D66-fractie vragen of de regering voor een paar «standaard omzetten» in kaart zou kunnen brengen wat de fiscale behandeling is als het een dga of een IB-ondernemer is. Wat zijn de brutoomzet naar netto inkomsten trajecten voor bijvoorbeeld een omzet van € 25.000, € 50.000, € 75.000, € 100.000, € 150.000 en € 200.000?

De leden van de D66-fractie vragen naar de ontwikkelingen van de tabaksaccijns in 2018, 2019 en 2020. Deze leden vragen naar de opbrengsten van deze accijns over dezelfde periode. Hoe hoog is de tabaksaccijns in verschillende Europese landen. Hoe verhoudt de Nederlandse accijns op tabak zich daartoe? Zijn er in andere landen plannen om op korte termijn de accijns te verlagen of te verhogen?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen waarom het verkorten van de maximale looptijd van de 30%-regeling nog steeds tot 33 extra fte in 2021 leidt. Wat moet er in 2021 nog gedaan worden? Wat gaan deze 33 fte precies doen?

Hoeveel zou een overgangsregeling kosten? Kan dat voor de komende zeven jaar worden weergeven?

Hoeveel geld zou het opleveren als we aftoppen op € 100.000,- voor alle nieuwe gevallen vanaf 1 januari 2019?

Hoeveel geld zou het opleveren als we aftoppen op € 100.000 voor alle nieuwe en huidige gevallen vanaf 1 januari 2019?

De budgettaire kosten voor een overgangsregeling schoolgelden worden geraamd op 1 miljoen euro. Om hoeveel kinderen gaat het hier? Hoeveel ontvangen zij per persoon?

De leden van de fractie van GroenLinks brengen in het kader van de 30%-regeling onder de aandacht dat de regering schrijft dat als aannemelijk wordt gemaakt dat de werkelijke kosten hoger zijn, de werkelijke kosten onbelast vergoed mogen worden. Hoe vaak komt dit voor? Welk percentage van het loon wordt hiermee maximaal bereikt? Zijn er mensen die meer dan 30% van hun inkomen belastingvrij krijgen?

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de Raad van State aangeeft dat het verschil in gemiddelde belasting- en premiedruk tussen werknemers en IB-ondernemers door de aanpassingen van de regering slechts zeer beperkt wordt verkleind. Erkent de regering deze analyse? Beschouwt de regering dit verschil in gemiddelde belasting- en premiedruk tussen werknemers en IB-ondernemers als een probleem? Wat is haar visie op dit gebied? Wat gaat zij hier de komende jaren nog aan doen?

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de Raad van State van mening is dat de urgentie voor een belastingherziening de laatste jaren alleen maar is toegenomen. Deelt de regering deze mening?

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de Raad van State opmerkt dat de voorgestelde maatregelen geen stelselherziening inhouden en dat er ook geen sprake is van vereenvoudiging. Deelt de regering de opmerking? Hoe gaat zij dit meenemen in toekomstig beleid?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoeveel zelfstandigen de zelfstandigenaftrek niet of niet volledig hebben kunnen benutten in 2017, in 2018 en (naar schatting) in 2019. Zouden aantallen en bedragen genoemd kunnen worden, zowel in procenten als in euro’s?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom de arbeidsbeloning van IB-ondernemers niet progressief in de heffing wordt betrokken en die van werknemers wel.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering de analyse van de Raad van State deelt dat de belastingheffing tussen werknemers en IB-ondernemers te hoog is opgelopen en dat ondernemersfaciliteiten maar beperkt beantwoorden aan de beoogde doelen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de regering vindt van de beoordeling van de Raad van State dat de voorgestelde aanpassingen ten aanzien van de mkb-winstvrijstelling en de zelfstandigenaftrek onvoldoende zijn om het verschil in gemiddelde belasting- en premiedruk tussen werknemers en IB-ondernemers te verkleinen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering een geactualiseerde tabel kan sturen met niet-verzilverde kortingen in 2017, 2018 en een schatting voor 2019 (waaronder algemene heffingskorting, arbeidskorting, IACK, ouderenkorting, alleenstaande ouderenkorting)? Kan in deze tabel worden ingegaan op het aantal mensen in duizenden, het aantal mensen in procenten, bedragen in miljoenen, bedragen in procenten?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het klopt dat ouders worden gekort op hun toeslagen als thuiswonende kinderen geld verdienen, waardoor ze bijvoorbeeld hun recht op huurtoeslag kunnen verliezen.

Hoe vaak komt het voor in Nederland dat ouders worden gekort op hun huurtoeslag omdat thuiswonende kinderen na hun studie zijn gaan werken?

Zijn er manieren waarop ouders dit kunnen voorkomen?

Op welke manier worden ouders hiervan bewust gemaakt?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de rekening-courantmaatregel nog steeds doorgaat.

Door te lenen van de eigen vennootschap kunnen aanmerkelijkbelanghouders belastingheffing in box 2 langdurig uitstellen en in bepaalde situaties zelfs afstellen. Hoeveel belasting heeft de overheid hierdoor misgelopen de afgelopen jaren?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de aanmerkelijkbelanghouder meer dan drie jaar de gelegenheid krijgt om zijn schuld aan zijn vennootschap terug te brengen tot maximaal € 500.000. Zijn er andere manieren of mazen in de wet waardoor zij belasting alsnog kunnen uitstellen en /of afstellen? Wat gaat de regering hier aan doen?

De leden van de GroenLinks-fractie brengen onder de aandacht dat de begrotingsregels voorschrijven dat inkomsten en uitgaven strikt gescheiden zijn. Heeft de regering zich altijd aan deze regel gehouden de afgelopen tien jaar? Zo nee, hoe vaak is het voorgekomen dat er van deze regel werd afgeweken? Kunnen hier voorbeelden van worden gegeven?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom een ruling eigenlijk minder tijd kost als het overleg vooraf plaatsvindt dan als er discussie achteraf is.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het klopt het dat er jaarlijks 4 miljard euro fiscaal wordt gestimuleerd aan koopwoningen. Kan dit bedrag nader worden onderbouwd?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering wel eens heeft overwogen om de overdrachtsbelasting voor woningen en appartementen te verhogen (bijvoorbeeld van 2% naar 6%) indien deze worden aangekocht door een niet-natuurlijk persoon? Wat zijn de voor- en tegenargumenten? Hoeveel zou dit budgettair opleveren? Zou dit genoeg geld opleveren om voor starters de overdrachtsbelasting te verlagen van 2% naar 0%?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering wel eens heeft overwogen om de overdrachtsbelasting te verhogen voor natuurlijke personen die een tweede, derde of meerdere huizen kopen. Wat zijn de voor- en tegenargumenten? Hoeveel zou dit budgettair opleveren?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het klopt dat een belegger die nu meerdere panden verhuurt feitelijk ondernemer is. Klopt het dat een dergelijke belegger slechts een paar procent belasting betaalt via box 3 (sparen, beleggen)? Kan de regering een overzicht geven van de belastingen die een dergelijke belegger moet betalen en hoe dit zich verhoudt tot een gemiddelde ondernemer?

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat DNB stelt dat de activiteiten van particuliere beleggers fors toenemen, waardoor prijzen nog harder stijgen. Vooral in de grote steden leidt deze ontwikkeling tot risico’s voor een oververhitting van de huizenmarkt. Welke mogelijkheden ziet de regering om deze oververhitting door particuliere beleggers op de woningmarkt fiscaal tegen te gaan? Welke mogelijkheden zijn er om het verdienmodel voor particuliere beleggers onaantrekkelijker te maken? Hoeveel bedraagt de budgettaire opbrengst wanneer huizen die niet het eigen woonhuis betreffen niet langer in box 3 mogen worden verrekend, en daarvoor in de plaats gewoon een box 1 heffing geldt voor de ontvangen huur?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering erkent dat er sprake is van een fiscale race naar de bodem wanneer lidstaten steeds hun belastingen verlagen om een beter vestigingsklimaat te hebben dan andere lidstaten.

Hoe draagt de voorgestelde vpb-verlaging bij aan deze race naar de bodem?

Welke landen hebben op de lange termijn baat bij een fiscale race naar de bodem? Is de regering het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat uiteindelijk geen enkel land daar baat bij heeft?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de regering de analyse beoordeelt van econoom Wimar Bolhuis waarin hij stelt dat de collectieve lastenverzwaring of een lastenverlichting die minder is dan beloofd, vrijwel geheel ten laste komt van huishoudens en dat de lastendruk voor het bedrijfsleven beperkt lager uitvalt.

Deelt de regering de analyse van Bolhuis dat bedrijven er veel beter in slagen om formatieonderhandelingen te beïnvloeden dan particuliere belastingbetalers?

Kan de regering in een aantal voorbeelden toelichten hoe de wijzigingen in box 2 uitpakken voor box 2-ondernemers in verschillende winst- en inkomensklassen, vragen de leden van de SP-fractie.

De leden van de SP-fractie vragen de regering om de schade-uitkeringen die slachtoffers van letselschade hebben ontvangen, uit te zonderen van de vermogensrendementsheffing, zoals nu bij vele uitkeringen al mogelijk is het als bijzonder vermogen te behandelen. Zij vragen de regering naar de logica om bepaalde slachtoffergroepen wel een regime van bijzonder vermogen te bieden en andere slachtoffergroepen die een schadevergoeding kregen voor geleden schade, niet. Is de regering het met de leden van de SP-fractie eens dat dit verschil opgeheven moet worden? Welk budgettair beslag zou het uitzonderen van letselschade voor de vermogensbelasting hebben?

De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre de verhoging van het box 2-tarief het voordeel van het verlagen van de vennootschapsbelasting afroomt voor mkb’ers. Kan de regering bevestigen dat deze maatregel er uiteindelijk voor zorgt dat mkb’ers minder profiteren van de maatregelen in de vpb dan het grootbedrijf? Waarom is ervoor gekozen deze maatregel op te nemen in het Belastingplan en de tariefswijziging in de vpb niet, terwijl de onderlinge samenhang evident is.

De leden van de fractie van 50PLUS vragen of de regering op basis van het Belastingplan 2019 een geactualiseerd overzicht kan geven van de effectieve AOW-premiepercentages voor verschillende huishoudtypen, waarbij het effect van heffingskortingen wordt meegenomen (conform tabel 34 uit Memorie van Antwoord Belastingplan 2017; Kamerstuk 34 552, E)?

De leden van de fractie van 50PLUS noemen dat de gemiddelde feitelijke loonontwikkeling niet gelijk is aan de ontwikkeling van het minimumloon. Kan de regering de feitelijke loonontwikkeling cumulatief afzetten tegen de ontwikkeling van de AOW-uitkering over de periode 2015–2018?

De leden van de fractie van 50PLUS vragen of de regering kan aangeven wat de extra belastingopbrengsten zijn van de onroerende zaakbelasting en het eigenwoningforfait, als gevolg van de hoger dan verwachte ontwikkeling van de WOZ-waardes van koopwoningen. Kan de regering dit uitsplitsen naar onroerendezaakbelasting en het eigenwoningforfait?

De leden van de fractie van 50PLUS noemen dat bij gepensioneerden die alimentatie betalen het inkomen voor de inkomstenbelasting wordt verlaagd. Bij de eveneens gepensioneerde ontvanger neemt dat inkomen toe. Over dat toegenomen inkomen betaalt de ontvanger extra inkomsten belasting maar ook extra inkomensafhankelijke premie Zorgverzekeringswet (Zvw). De verlaging van het inkomen van de betaler kent geen verlagingseffect op de hoogte van de premie Zvw. Die blijft gehandhaafd over de hoogte van het inkomen zonder alimentatie aftrek. Er wordt in dit geval over de hoogte van het bedrag aan de alimentatie dubbele Zvw-premie betaald. Kan de regering bevestigen dat dit het geval is en dat dit ook in het Belastingplan 2019 niet wordt gerepareerd? Is de regering bereid om deze onrechtvaardigheid te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de fractie van 50PLUS vragen wat de kosten voor de schatkist zijn als uitsluitend spaargeld in een apart regime belast zou worden tegen de werkelijke rente, volgens het geldende tarief in box 3.

De leden van de fractie van 50PLUS vragen of de regering kan aangeven hoeveel rechtszaken door burgers en bedrijven zijn aangespannen tegen de Belastingdienst over de dienstverlening en/of de belastingaangifte per kalenderjaar. Kan de regering daar een meerjarig overzicht van geven?

De leden van de fractie van 50PLUS vragen of de regering een geactualiseerde reeks kan geven van hoe vaak het voorkomt dat individuele burgers méér dan eens per jaar (tot maximaal negen keer of meer) een nieuwe DigiD aanvragen?

De leden van de SGP-fractie vragen zich af wat de onderbouwing is bij het zogenaamde verstoorde globale evenwicht. De leden van de SGP-fractie maken zich zorgen dat de voorgestelde wijziging als het ware een wetsvoorstel met terugwerkende kracht wordt. Immers, er is geld in bedrijven gestopt (bleef over na een veel hoger vpb-tarief), dat straks tegen een hoger box 2-tarief belast wordt dan waar eerder op werd gerekend. Over hoeveel kapitaal gaat het naar verwachting? Kan er een scheiding aangebracht worden tussen reeds opgebouwd kapitaal en nieuw kapitaal?

De leden van de DENK-fractie vragen of het klopt dat iemand die op dit moment al zes jaar in de expatregeling zit, deze per 1 januari 2019 beëindigd ziet. Betekent dit dat deze personen niet over 70% van hun bruto inkomen, maar over 100% van hun bruto inkomen belasting betalen, net als alle andere burgers en ingezetenen van Nederland? Hoe groot is de budgettaire opbrengst hiervan?

Hoeveel mensen vallen er onder de expatregeling? Zijn dit er (zoals in de media genoemd) 11.000, 17.500, 40.000 of 74.000? Waarom worden er zo veel verschillende getallen genoemd?

Hoeveel kost de expatregeling nu? Hoeveel zal deze kosten na de voorgenomen versobering?

De leden van de DENK-fractie vragen of Noorwegen, Liechtenstein en Zwitserland lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER). Welke landen zijn nog meer lid van de EER? Betekent lidmaatschap van de EER dat alle regels van het Acquis Communautaire moeten worden gevolgd? Volgt Zwitserland deze regels wel of niet?

De leden van de DENK-fractie vragen of het klopt dat op basis van artikel 20 Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) een terugbetaling van toeslagen gedaan moet worden binnen acht weken nadat nieuwe inkomensgegevens bij de Afdeling Toeslagen van de Belastingdienst binnen zijn gekomen, dan wel acht weken nadat de beschikking over nieuwe inkomensgegevens onherroepelijk zijn geworden. Waarom worden deze terugbetalingen in de praktijk ook na deze acht weken gevorderd door de Afdeling Toeslagen? Waarom geldt bij toeslagen niet dat claims van de Belastingdienst na vijf jaar verjaren, zoals in de meeste andere gevallen? Wordt de inhoudelijke beoordeling van bezwaren, die betrekking hebben op overschrijding van de termijn van acht weken van artikel 20 van de Awir gedaan door de Afdeling Toeslagen zelf, of door het Landelijk Incasso Centrum?

Op welke plek in het wetgevingspakket kunnen aanpassingen in de Awir worden voorgesteld?

De leden van de DENK-fractie vragen of indien de dividendbelasting niet wordt afgeschaft dan ook het verbod voor fiscale beleggingsinstellingen (fbi’s) vervalt om niet meer direct in Nederlands vastgoed te beleggen.

Klopt het dat deze FBI’s die in het buitenland belegden, door de afschaffing van de dividendbelasting 130 miljoen euro aan in het buitenland betaalde dividendbelasting niet meer onder de afdrachtvermindering van de dividendbelasting zouden kunnen brengen?

De leden van de DENK-fractie vragen of het klopt dat de nieuwe bronbelasting wel gaat gelden in concernverhoudingen, maar niet voor beleggingsfondsen? Waarom wordt dit onderscheid gemaakt?

Klopt het dat de het EU-Verdrag sinds 2009 de mogelijkheid geeft om bij de Europese Commissie te laten toetsen of een regeling strijdig is met het EU-recht? Waarom is van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt?

De leden van de DENK-fractie vragen of als de 1,9 miljard euro die wordt bespaard op het niet afschaffen van de dividendbelasting volledig zou worden besteed aan de verlaging van het lage tarief van de vennootschapsbelasting, hoeveel het lage tarief dan zou bedragen. Klopt het dat het dan ongeveer 5–6% zou worden?

De leden van de DENK-fractie vragen of het klopt dat met het niet afschaffen van de dividendbelasting er 1,9 miljard euro aan extra inkomsten binnen blijft komen. Klopt het dat hiermee grotendeels de verhoging van het lage tarief van de btw (2,6 miljard euro) betaald zou kunnen worden?

De leden van de DENK-fractie vragen hoeveel landen er zijn die een winstbelasting hebben van lager dan 7%? Welke landen zijn dit? Gaan dividenduitkeringen naar deze landen onderworpen worden aan een dubbele dividendbelasting?

De leden van de DENK-fractie vragen hoe de renteaftrekbeperking van de Anti Tax Avoidance Directive 1 (ATAD 1) en de renteaftrekbeperking voor de banken (92% van het balanstotaal) op elkaar inwerken. Geldt ATAD 1 ook voor banken?

De leden van de DENK-fractie vragen waarom er sprake is van een termijn van drie jaar voordat de bronbelasting in kan gaan.

De leden van de DENK-fractie vragen waarom er maar zeven staten op de lijst van non-coöperatieve jurisdicties staan. Klopt het dat dat er vorig jaar nog vijf waren? Wat is er met de overige acht gebeurd?

De leden van de DENK-fractie vragen wie bepaalt wie er op de zwarte of grijze EU-lijst komen? Op welke momenten en door wie kunnen hier wijzigingen op aan worden gebracht?

De leden van de DENK-fractie vragen of het klopt dat vpb-belastingplichtigen tot nu toe bij de verkoop van een gebouw de gehele WOZ-waarde als fiscale winst moesten nemen? Klopt het dat voortaan alleen de boekwaarde boven de 100% van de WOZ-waarde als winst moet worden genomen?

De leden van de DENK-fractie vragen op welke manier de dga-maatregel (heffing op leningen uit eigen bedrijf boven de € 500.000) verwerkt in het Belastingplan 2019 (pakket Belastingplan 2019)?

Klopt het dat deze dga-maatregel in 2019 1,8 miljard euro zou opleveren en daarna vanaf 2020 structureel 50 miljoen euro? Klopt het dat het om 23.000 dga-ondernemers gaat die meer dan € 500.000 euro hebben geleend van hun eigen bedrijf?

De leden van de DENK-fractie vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot de op 3 april 2018 aangenomen motie-Azarkan8 over de differentiatie van de substance-eisen voor trustbedrijven?

Zal hierbij aangesloten worden bij de substance-eisen van ATAD 1 (loonkosten 100.000 euro + kantoorruimte 24 maanden) of kan hier een nieuw criterium geïntroduceerd worden?

De leden van de DENK-fractie vragen of de kans op fraude groter is bij de toeslagen (Belastingdienst Toeslagen) of bij het UWV (WW)? In welke van deze twee overheidsinstanties gaan grotere bedragen om?