Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 september 2019
Met deze brief reageer ik op uw verzoek om aandacht voor door de heer C. aangekaarte problemen met de Wet algemene ouderdomsverzekering BES (AOV BES)
In de brief aan de leden van de vaste commissie Koninkrijksrelaties is door de heer C. aandacht gevraagd voor de afhandeling van zijn aanvraag voor AOV door de Rijksdienst Caribisch Nederland, unit Sociale Zaken en Werkgelegenheid (RCN-unit SZW). Daarnaast heeft de heer C. algemene vragen en opmerkingen over de AOV BES gemaakt.
Afhandeling aanvraag AOV BES
Voor wat betreft de afhandeling van de aanvraag wil ik opmerken dat de onder mijn departement ressorterende RCN-Unit SZW met de uitvoering van onder meer de AOV BES is belast. De heer C. heeft parallel een formele klacht ingediend, die door de RCN-unit SZW is afgehandeld. De reactie van de RCN-unit SZW is bijgevoegd1. Ik acht het gegeven de genoemde taakverdeling niet aan mij om verder te reageren op deze klacht. Het verbeteren van het aanvraagproces heeft de continue aandacht van de uitvoering.
Algemene vragen en opmerkingen AOV BES
In de algemene vragen en opmerkingen maakt de heer C. op verschillende punten een vergelijking van de AOV BES met de Algemene ouderdomswet (AOW) in Europees Nederland. De heer C. vraagt hierbij naar een verklaring voor de bestaande verschillen. Zo vraagt de heer C. of het niet eerlijker is om AOV-gerechtigden die in Europees Nederland wonen een hogere AOV-uitkering te verstrekken omdat de AOW in Europees Nederland hoger is en AOV-gerechtigden die in Europees Nederland wonen te maken hebben met hogere kosten van levensonderhoud. Ook vraagt de heer C. waarom aan het verkrijgen van de overlijdensuitkering in de AOV BES voorwaarden worden gesteld terwijl dit in de AOW niet het geval is. Daarnaast vraagt de heer C. waarom de ingangsdatum van de AOV-uitkering de eerste van de maand volgend op de pensioengerechtigde leeftijd is. Voor de AOW in Europees Nederland is dit de dag dat iemand zijn of haar AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.
In reactie op bovengenoemde punten wil ik aangeven dat de AOV BES een andere ontstaansgeschiedenis kent en om meerdere redenen niet te vergelijken is met de AOW. De economische en sociale omstandigheden, de grote afstand tot het Europese deel van Nederland, het insulaire karakter, kleine oppervlakte en bevolkingsomvang, geografische omstandigheden, het klimaat en andere factoren maken dat Bonaire, Sint Eustatius en Saba zich wezenlijk onderscheiden van het Europese deel van Nederland. Dit brengt met zich mee dat de regels in Caribisch Nederland kunnen afwijken van regels in Europees Nederland. Hierdoor kunnen inhoudelijke verschillen ontstaan, waaronder verschillen in het voorzieningenniveau. Ik wil in dit kader ook verwijzen naar de uitspraak d.d. 15 december 2014 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, waarin is bepaald dat en waarom de verschillen tussen AOV en AOW gerechtvaardigd zijn2.
De AOV BES is de opvolger van de Nederlands-Antilliaanse Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering. Bij de staatkundige transitie is er nadrukkelijk voor gekozen om bij de bestaande Nederlands-Antilliaanse regeling aan te sluiten. Daardoor zijn kenmerkende verschillen tussen AOV en AOW, die in het voordeel van de verzekerde zijn, in stand gebleven: de AOV gaat op jongere leeftijd in, kent een partnertoeslag voor de jongere partner, en is geïndividualiseerd, waardoor de uitkering (anders dan bij de AOW) niet omlaag gaat als de huwelijkspartner ook recht heeft op AOV. Nieuw is dat de uitkering is gekoppeld aan het wettelijk minimum loon en de consumentenprijsindex, waardoor die sinds 10-10-2010 jaarlijks verhoogd is. Ook nieuw is een duurtetoeslag voor Saba en Sint Eustatius.
De AOV is een volksverzekering, waarvan de hoogte van de premie en de hoogte van de uitkering zijn gekoppeld aan Caribisch Nederland. Dit sluit een hogere uitkering uit voor uitkeringsgerechtigden die buiten Caribisch Nederland zijn gaan wonen (net zoals bij wonen buiten Europees Nederland wel een lagere, maar geen hogere AOW mogelijk is).
Een van de andere opmerkingen van de heer C. gaat over het verstrekken van een Bewijs van in leven zijn. Een voorwaarde voor het ontvangen van AOV voor AOV-gerechtigden die niet in Caribisch Nederland wonen, is dat zij twee keer per jaar een Bewijs van in leven zijn, dan wel een Attestatie de Vita, inleveren bij de RCN-unit SZW. Volgens de heer C. is dit nogal frequent en belastend. De heer C. vraagt waarom de gemeente waarin iemand woont de RCN-unit SZW hierover niet kan inlichten. Ik kan mij goed voorstellen dat het belastend is om tweemaal per jaar een Bewijs van in leven zijn, dan wel een Attestatie de Vita, te verstrekken. Tegelijkertijd geldt deze belastende verplichting ook voor Europees Nederlandse uitkeringsgerechtigden die buiten Europees Nederland wonen.
Op dit moment ontbreekt het de RCN-unit SZW helaas aan een minder belastend alternatief. Zo is de RCN-unit SZW niet aangesloten op de infrastructuur waarmee instanties in Europees Nederland gegevens met elkaar uitwisselen. De unit heeft er mee te maken met dat de bevolkingsregisters in Caribisch Nederland onvoldoende betrouwbaar zijn. Dit staat gegevensuitwisseling met Europees Nederlandse instanties – waarbij sprake is van wederkerigheid – in de weg. De unit kan de betrouwbaarheid van de verstrekte gegevens namelijk niet waarborgen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de bevolkingsadministratie.
Tot slot wil ik ingaan op de opmerking van de heer C. over de informatieplicht van de overheid. De heer C. stelt dat mensen uit Caribisch Nederland die woonachtig zijn in Europees Nederland niet op de hoogte zijn van de mogelijkheid om AOV aan te vragen. De heer C. vraagt daarom of het mogelijk is om een voorlichtingscampagne te starten, of net als bij de AOW mensen vijf maanden voorafgaand aan het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd te informeren over het aanvraagproces. Anders dan de Sociale verzekeringsbank (SVB) in Europees Nederland, beschikt de RCN-unit SZW niet over een verzekerdenregister. Daardoor kan de unit niet, zoals de SVB, mensen vijf maanden voorafgaand aan het bereiken van de ouderdomspensioen-gerechtigde leeftijd op naam informeren over hun recht. Omdat de pensioengerechtigde leeftijd in Caribisch Nederland lager is dan in Europees Nederland, is de SVB bovendien geen geschikt gremium voor tijdige informatie over het recht op AOV.
Op de internetsite van de RCN-unit SZW staat informatie over het recht op AOV. Ook kan via die site een AOV-aanvraag worden ingediend. Bij aanvragen ingediend bij de Sociale Verzekeringsbanken op Aruba, Curaçao en Sint Maarten worden aanvragers door de betreffende bank geïnformeerd over mogelijke rechten bij de andere banken en de RCN-unit SZW. Ik heb de RCN-Unit SZW gevraagd om te bezien of, en zo ja op welke wijze, verbeteringen doorgevoerd kunnen worden in de communicatie over het aanvraagproces.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark