Kamerstuk 35000-XV-5

Reactie op het verzoek van het lid Van Brenk, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 4 september 2018, over het bericht ‘Huurverhoging jaagt inflatie op’

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2019

Gepubliceerd: 1 oktober 2018
Indiener(s): Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66)
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35000-XV-5.html
ID: 35000-XV-5

Nr. 5 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 oktober 2018

Met deze brief kom ik tegemoet aan het verzoek van het lid Van Brenk van 4 september 2018 om een reactie op het bericht «Huurverhoging jaagt de inflatie op».1 (Handelingen II 2017/18, nr. 104, item 8).

Het CBS geeft aan dat tussen juni 2018 en juli 2018 de inflatie is gestegen van 1,7% naar 2,1% ten opzichte van dezelfde maand in 2017. De stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door de stijging van de vaste lasten voor huisvesting, water en energie.

Dat een groot deel van gestegen inflatie veroorzaakt wordt door de huurstijging is niet vreemd. Juli is de eerste maand waarin de huurstijging 2018 in de inflatiecijfers tot uitdrukking komen, aangezien huurstijgingen over het algemeen per 1 juli plaatsvinden. De huurstijging is op zichzelf weer gebaseerd op de inflatie van het voorgaande jaar. Verhuurders mogen de huur met een maximumpercentage boven de inflatie verhogen.

Effect op de koopkracht

In het artikel wordt gesproken over de hoogste inflatie in vijf jaar. Feitelijk is dit juist, maar dit gaat voorbij aan het feit dat de inflatie de afgelopen vijf jaar bijzonder laag was. In de jaren 2015 en 2016 kwam deze niet boven 1%-punt uit en werd zelfs gesproken over angst voor deflatie.

Voor de koopkracht waren dit gunstige jaren omdat de contractloonontwikkeling wel ruim boven de 1% uitkwam. De koopkrachtcijfers zijn nu eenmaal sterk afhankelijk van de macro economische ontwikkeling.

Het is daarom van belang te benadrukken dat de verwachte hoogte van de inflatie, de loonontwikkeling en de rente in iedere raming wordt geactualiseerd op basis van nieuwe realisaties. De koopkrachtplaatjes veranderen daardoor bijna per definitie tussen verschillende ramingsmomenten in een jaar. In 2017 en 2018 komen de realisaties, volgens de laatste inzichten, lager uit dan de voorspelling vooraf. In 2015 en 2016 waren de realisaties juist veel beter dan geraamd bij Prinsjesdag, omdat de inflatie toen tegen de verwachting in bleef dalen. In de koopkrachtcijfers voor 2018 die met Prinsjesdag zijn gepresenteerd zijn de inflatiecijfers uit juli meegenomen door het CPB.

Nu de economie al een aantal jaren goed presteert, zien we de inflatie stijgen maar ook de lonen zullen naar verwachting verder aantrekken. Voor de koopkrachtplaatjes is die hogere inflatie slecht nieuws, maar dat er in deze gunstige conjunctuur meer mensen aan het werk zijn, een vaste baan vinden of promotie maken is natuurlijk heel goed nieuws.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees