Voorgesteld 29 november 2018
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat gemeenten verplicht zijn bij aangetoonde fraude een boete op te leggen en de ontvangen uitkeringsbedragen terug te vorderen;
constaterende dat onduidelijk is of alle gemeenten bij aangetoonde fraude in het buitenland ook inderdaad onterecht ontvangen uitkeringsbedragen terugvorderen en boetes innen;
constaterende dat de terugvordering én de opgelegde boete door de regel «vermogen = bezit –/– schuld» tot de schuld worden gerekend, waardoor bij negatief vermogen het recht op uitkering herleeft;
verzoekt de regering, te bevorderen dat gemeenten actief invulling geven aan de genoemde verplichting en alles op alles zetten om te veel ontvangen uitkeringsbedragen en de opgelegde boete daadwerkelijk te innen;
verzoekt de regering tevens, ervoor te zorgen dat de terugvordering én de opgelegde boete niet valt onder de titel «schuld» binnen de regel «vermogen = bezit –/– schuld», zodat er geen nieuw recht op een uitkering ontstaat zolang de terugvordering én de opgelegde boete niet betaald zijn en er nog steeds sprake is van te veel vermogen, en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Wiersma
Peters