Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 oktober 2018
Voor de toekomst van agrarische ondernemers zijn innovaties hard nodig. Innovaties die bijdragen aan de ontwikkeling van duurzame, concurrerende en vernieuwende sectoren. De Nederlandse agrosector is toonaangevend in de wereld, maar de uitdaging voor vernieuwingen is tegelijkertijd groot. De huidige productiewijze kunnen we niet volhouden, een overstap op kringlooplandbouw is onontkoombaar, zoals ik heb aangegeven in de visie Landbouw, natuur en voedsel: waardevol verbonden (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 5). In deze brief staat beschreven hoe boeren en tuinders ondersteund worden bij het ontwikkelen en toepassen van innovaties, geef ik aan hoe boeren en tuinders hiervan gebruik kunnen maken en hoe ik boeren meer en beter toegang wil geven tot innovatiemiddelen. Hiermee kom ik terug op de toezegging die ik afgelopen jaar bij de begrotingsbehandeling heb gedaan.
Innovatiemonitor
Zo’n 11% van de boeren en tuinders innoveert en voert vernieuwingen door, dit blijkt uit de Innovatiemonitor Land- en Tuinbouw (WUR, 2017). Dit is meer dan de streefwaarde van 10% innoverende bedrijven, die in de rijksbegroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is opgenomen. De afgelopen jaren was de glastuinbouw de sector met het hoogste aandeel innovatieve bedrijven binnen de agrarische sector. Innovaties zoals cameragestuurde sorteermachines, plukrobots en nieuwe rassen worden ontwikkeld en steeds meer toegepast. Ook innovaties uit bijvoorbeeld het topsectorprogramma Kas als energiebron vinden steeds meer toepassing. Dit sluit ook aan bij de belangrijkste motieven van de telers voor innovatie: kostprijs, arbeidsomstandigheden en energiebesparing.
In de veehouderij zijn dierenwelzijn en diergezondheid belangrijke motieven bij vernieuwing. Evenals in de plantaardige sectoren zijn arbeidsbesparing, kostprijs en energiebesparing voor hen belangrijke redenen voor innovatie. In het topsectorprogramma Duurzame zuivelketen werken zuivelindustrie en melkveehouders aan innovaties zoals Energiescan en KoeKompas, waarmee ze inzicht krijgen in de eigen prestaties en in mogelijkheden om energie- en antibioticaverbruik te verlagen en dierenwelzijn te verhogen.
Uit de monitor blijkt verder dat veel boeren en tuinders gebruik maken van financiële regelingen bij de introductie van innovaties op hun bedrijf. Vernieuwende boeren en tuinders maken vooral gebruik van subsidies of fiscale regelingen, zoals de regelingen milieu-investeringsaftrek (MIA) en Energie-investeringsaftrek (EIA). Ook maken ze gebruik van de Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE). Van instrumenten zoals WBSO, Innovatiekrediet, SBIR en Seed Capital maken boeren en tuinders in zeer beperkte mate gebruik. Uit de rapportages van de regelingen blijkt dat de toeleverings- en verwerkingsbedrijven in de land- en tuinbouw dit soort instrumenten bovengemiddeld benutten. Hiermee dragen deze bedrijven in sterke mate bij aan het ontwikkelen en toepasbaar maken van innovatie op het boerenerf. Bij alle soorten regelingen zijn de ondernemers uit de primaire sector belangrijk als «partner in innovatie» en «toepasser van innovaties». De boeren en tuinders kunnen samen met toeleveranciers, afnemers en kenniswerkers werken aan innovaties, waarvoor ze ondersteuning kunnen aanvragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland RVO (RvO.nl), de provincies en de topsectoren.
Voor de agrosectoren, en specifiek voor boeren en tuinders, zijn er langs een drietal sporen innovatiemiddelen beschikbaar binnen diverse programma’s en instrumenten. De belangrijkste regelingen en beschikbare innovatiemiddelen worden hieronder toegelicht. In bijlage 1 worden deze meer uitgebreid toegelicht en beschreven1.
Topsectoren
In het eerste spoor werken boeren en tuinders op allerlei manieren in publiek-private samenwerkingen (pps). De consortia van bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid kunnen zich met initiatieven voor kennisontwikkeling en innovatie melden bij de topsectoren Agri & Food (A&F) en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen (T&U). De topsectoren hebben innovatiemakelaars en regisseurs aangesteld die ondernemers kunnen helpen bij het vinden en koppelen van passende kenniswerkers, netwerkpartners en clusters.
In 2017 waren binnen de topsectoren A&F en T&U ruim 370 publiek-private samenwerkingsprojecten actief. In totaal werken hierin ruim 700 bedrijven en organisaties samen met ongeveer 30 kennisinstellingen. De helft van de deelnemende bedrijven behoort tot het mkb, waaronder ook een groot aantal boeren en tuinders. Door deelname van brancheorganisaties zoals LTO, Bionext, Plantum, BO Akkerbouw, ZuivelNL en coöperaties zoals Agrifirm en FrieslandCampina zijn de meeste agrariërs direct en indirect betrokken bij de samenwerking in de pps’en.
Een voorbeeld van een pps is het programma Duurzame Bodem, gericht op het verbeteren van de bodemvruchtbaarheid. Een ander voorbeeld is het programma Feed4Foodure, waarin 18 partijen samenwerken aan innovaties die bijdragen aan doorbraken in de voedingspraktijken. Boeren en tuinders worden middels netwerkactiviteiten, nieuwsbrieven, studieclubs en andere vormen van actieve communicatie, zoals Groen Kennisnet, op de hoogte gebracht van de resultaten van het onderzoek. Boeren en tuinders kunnen ook RVO.nl meedoen in de regeling Innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT). Binnen deze regeling kunnen ze samenwerken met een ander (mkb-)bedrijf of met adviseurs aan innovatie. Ook zijn er mogelijkheden voor het aanvragen van kennisvouchers of het laten uitvoeren van haalbaarheidsonderzoek.
Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP)
Het tweede spoor is het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP), onderdeel van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), dat landbouwbedrijven bij hun samenwerking en innovaties ondersteunt. Boeren en tuinders worden door de provincies en RVO.nl actief geïnformeerd en geadviseerd over openstellingen binnen het POP.
Het POP beschikt over diverse maatregelen voor het versterken van innovatie, verduurzaming en concurrentiekracht van de individuele boer en de sector. Zo kunnen landbouwers met de maatregel «kennisoverdracht en voorlichting» kennis verwerven over innoveren en innovaties. Daarnaast kan men via zgn. «productieve investeringen» subsidie krijgen om innovaties toe te passen in de eigen bedrijfsvoering. Te denken valt bijvoorbeeld aan systemen voor precisielandbouw of investeringen in duurzame stalsystemen. De jonge boerenregeling (JoLa) richt zich daarbij specifiek op jonge boeren en ondersteunt hen in het moderniseren en verduurzamen van hun bedrijfsvoering door innovatieve toepassingen. Als het gaat om het stimuleren van de innovatiekracht van de sector kunnen boeren gebruik maken van het Europees Innovatieplatform (EIP). Dat zijn samenwerkingsvormen en -projecten van groepen boeren en tuinders, bedrijfsleven en kennisinstellingen, die in netwerken innovaties ontwikkelen. Er zijn inmiddels circa 120 projecten onder deze maatregel in uitvoering met name in de melkveehouderij, akkerbouw en vollegrondsgroenten. Met deze projecten worden innovaties ontwikkeld op thema’s waarmee de sectoren kunnen bijdragen aan de ambities uit de LNV-visie zoals precisielandbouw, bodemgezondheid, nieuwe concepten en verdienmodellen, water en natuurinclusieve landbouw. De doelstelling is dat 160 projecten via deze maatregel tot stand komen. Met de huidige voortgang is de verwachting dat deze doelstelling gehaald wordt. Het Regiebureau POP organiseert tevens netwerkbijeenkomsten om de resultaten uit te wisselen.
Het POP bevat ook een maatregel gericht op subsidie voor investeringen om het snel implementeren van eerste toepassing van nieuwe technieken op het landbouwbedrijf te bevorderen. De maatregel sluit aan bij de maatschappelijke eisen die worden gesteld aan het milieu, klimaat, dierenwelzijn, diergezondheid, landschap, omgevingskwaliteit en biodiversiteit. Dit vraagt om ontwikkeling, beproeving en demonstratie en uiteindelijk uitrol van nieuwe teelten, technieken, processen, producten en diensten.
Jonge boeren
Om POP-maatregelen zo passend mogelijk te maken voor jonge boeren vindt er enkele keren per jaar overleg plaats met het NAJK (Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt). Daarbij wordt teruggekeken naar de afgesloten openstelling van de jonge boerenregeling (JoLa) en wordt gesproken over verdere optimalisering van de komende openstelling. Zo zijn er bijvoorbeeld voor de openstelling van 3 december a.s. drie categorieën in overleg toegevoegd, ook om de regeling voor jongeren van meerdere typen landbouwbedrijven toegankelijk te maken. Hoewel er geen direct verband is vastgesteld, was er bij de laatste openstelling sprake van een forse overschrijving. Dit heeft ertoe geleid dat diverse provincies hun budgetten hebben verhoogd om daarmee de aanvragen maximaal te kunnen honoreren.
Ik heb goede ervaringen met deze aanpak en wil samen met de provincies in gesprek om POP nog beter af te stemmen op de behoefte bij de landbouwers. Dit pak ik op in het kader van de tussentijdse evaluatie van het POP-programma. De uitkomsten verwacht ik medio volgend jaar naar uw Kamer te kunnen sturen.
Investerings- en financieringsregelingen
Het derde spoor waar boeren en tuinders gebruik van maken betreft fiscale en financieringsregelingen waarmee het investeren in risicovolle innovaties en bedrijfsvernieuwing gemakkelijker wordt gemaakt. Informatie over openstellingen en mogelijkheden kunnen ze vinden bij RVO.nl.
Om investeringen in energie-innovaties te bevorderen heeft het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) diverse regelingen voor (onder meer agrarische) ondernemers, zoals de SDE. Agrariërs kunnen gebruik maken van de regeling voor investeringen in windenergie, zonne-energie en geothermie. Investeringen in energiezuinige en milieuvriendelijke technieken in de land- en tuinbouw worden verder bevorderd met fiscale regelingen; Energie-InvesteringsAftrek (EIA), milieu-investeringsAftrek (MIA), Willekeurige Afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) en regeling Groenprojecten.
Vanwege de eenvoudige aanvraagprocedure en de bekendheid van banken en financieel adviseurs met deze regelingen maken veel boeren en tuinders hiervan gebruik. Bij het innovatieonderdeel van het Borgstellingkrediet voor de landbouw (BL plus) bleek in 2017 het aantal aanvragen nog beperkt omdat deze regeling nog niet erg bekend was bij ondernemers en banken. Inmiddels heb ik me ervoor ingezet om de BL plus door RVO.nl meer onder de aandacht te laten brengen.
Boeren en tuinders kunnen zowel directe als indirecte ondersteuning aanvragen bij RVO.nl, de provincies en de topsectoren A&F en T&U voor de innovaties om een bedrijf toekomstbestendig te maken. De SDE, MIA, VAMIL en de regeling voor jonge boeren binnen het POP zijn voorbeelden van directe ondersteuning aan boeren en tuinders om investeringen in innovaties aantrekkelijk te maken. Voor de ontwikkeling en demonstratie van innovaties is indirecte ondersteuning beschikbaar. In programma’s van de topsectoren en het POP kunnen boeren en tuinders samenwerken met andere bedrijven en kennisinstellingen. De programma’s met het toegepaste onderzoek, MIT en EIP zijn hiervoor geschikt.
Verder versterken van innovatie op het boerenerf
Ik kom tot de conclusie dat een breed instrumentarium beschikbaar is voor het ondersteunen van innovaties op bedrijfsniveau, waarvan volop gebruik wordt gemaakt. Om de toegankelijkheid verder te vergroten heb ik RVO.nl, Regiebureau POP en de topsectoren aangespoord nog meer werk te maken van goede communicatie over openstellingen, samenwerking te bevorderen en procedures te vereenvoudigen met het oog op vermindering van administratieve lasten.
Om innovatie en samenwerking op het boerenerf nog verder te versterken en instrumenten toegankelijk te maken zet ik in op drie pijlers.
a) Experimenteren en samenwerken is van belang om boeren en tuinders productiever en efficiënter te maken en zich aan te passen aan de vraag van de markt en de wensen uit de maatschappij. Om experimenten te versterken wil ik met proeftuinen en «living labs» bijdragen aan een omgeving waarin ondernemers met onderzoekers kunnen samenwerken en experimenteren en vervolgens ontwikkelde inzichten in de bedrijfsvoering kunnen inpassen. De Nationale Proeftuin Precisielandbouw is een voorbeeld waarbij ervaring met nieuwe precisietechnologie wordt opgedaan en gedeeld. De Dairy Campus is een ander mooi voorbeeld van een inspirerende innovatie-omgeving voor melkveehouders.
In samenwerking met de ministeries van EZK en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en de regio wil ik afspraken maken over het versterken van dergelijke proeftuinen (field labs, living labs en Centra Innovatief Vakmanschap), die bijdragen een het innovatievermogen en ondernemerschap van de sector.
Binnen de context van het Groenpact ben ik met NWO, de topsectoren en de groene hogescholen in gesprek, over gezamenlijke versterking van de 5 groene Centers of Expertise. Hiermee wil ik de doorwerking van kennis in de praktijk versterken. Verder bieden de extra middelen uit het regeerakkoord voor toegepast onderzoek en innovatie en de Regio Deals hiertoe mogelijkheden.
Samenwerken in netwerken is binnen de Topsectoren en het POP een onderwerp dat veel aandacht krijgt; de branche- en sectororganisaties spelen daarbij een belangrijke rol. Ik bevorder dat de sectoren zich kunnen organiseren in formele en informele netwerken waarin partijen elkaar weten te vinden en kennis uitwisselen. Vanuit het POP wordt samenwerking bij innovatie gestimuleerd met de Operational Groups binnen het European Innovation Partnership (EIP). Begin 2017 is de voortgang van dit onderdeel van het POP geëvalueerd. Hieruit zijn aanbevelingen gekomen die de kwaliteit van aanvragen, de organisatie en de uitvoering verbeteren. Provincies pakken de aanbevelingen op en besteden nu onder andere meer tijd aan het breed bekendmaken van de mogelijkheden van de Operational Groups. Ze organiseren onder andere laagdrempelige informatie- en inspiratiebijeenkomsten om potentiële deelnemers te inspireren en te faciliteren.
In samenspraak met de provincies wil ik deze functie verder versterken in de volgende periode van het GLB. Over de voortgang van de GLB-onderhandelingen en de grotere bijdrage aan innovatie die ik bepleit, heb ik u 15 maart jl. geïnformeerd (Kamerstuk 28 625, nr. 256).
Verder financier ik innovatieve ideeën van vernieuwers in de agrarische sector. Dit betreft onder meer de Nationale Proeftuin Precisielandbouw, maar ook korteketeninitiatieven zoals Herenboeren en innovatieve concepten voor melkvee in het programma Courage. Deze aanpak wil ik doorzetten om hiermee vernieuwingen te realiseren die bijdragen aan de ambities uit mijn visie Landbouw, voedsel en natuur: waardevol en verbonden.
b) De versterking van kennisontwikkeling en private financiering van onderzoek is van belang voor het creëren van innovaties die bijdragen aan het oplossen van de maatschappelijke vraagstukken en die tegelijk het verdienvermogen versterken van de agrosectoren. Het gaat hierbij om wetenschappelijk en toegepast onderzoek van universiteiten en onderzoeksinstellingen gericht op kennisontwikkeling en innovaties samen met bedrijven. Het kabinet versterkt met de impuls voor fundamenteel (Kamerstuk 29 338, nr. 158) en toegepast onderzoek (Kamerstukken 33 009 en 32 637, nr. 63) deze mogelijkheden. Dit maakt ook meer samenwerking tussen land- en tuinbouwondernemers en onderzoeksinstellingen zoals Wageningen University & Research (WUR) mogelijk.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat heeft u onlangs geïnformeerd over het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid (Kamerstukken 33 009 en 32 637, nr. 63). De economische kansen van de maatschappelijke uitdagingen gaan meer centraal staan in de vernieuwde topsectorenaanpak. Ik neem initiatief om voor het thema’s Landbouw, Water en Voedsel heldere missies op te stellen, waarbij ik topsectoren, bedrijfsleven, kennisinstellingen, andere overheden en relevante maatschappelijke partners nauw zal betrekken. De missies zullen richtinggevend worden voor de kennis- en innovatieagenda’s van de topsectoren en zullen in 2019 door het kabinet worden vastgesteld.
Voor deze samenwerkingen zijn collectieve financiële bijdragen van land- en tuinbouwondernemers voor onderzoek van belang. De brancheorganisaties maken hiervoor gebruik van een Algemeen Verbindend Verklaring (AVV). Ze zorgen voor één agenda en brengen investeringen bijeen van de branche voor innovaties die bijdragen aan oplossingen voor collectieve vraagstukken. De brancheorganisaties voor Akkerbouw (BO Akkerbouw), Pluimvee (OVONED en PLUIMNED) en Vleeskalveren beschikken inmiddels over een collectieve onderzoeks- en innovatieagenda waarvoor een AVV is afgegeven. De melkveehouders investeren in kennisontwikkeling met een vrijwillige regeling via ZuivelNL. In de tuinbouw zijn er diverse telerscollectieven die gezamenlijk investeren in onderzoek.
c) Ook versterk ik de adoptie en het opschalen van innovaties in de land- en tuinbouw, zodat nieuwe technologie en innovatieve nieuwe concepten worden benut bij bedrijfsovername en opschalen van bedrijfsactiviteiten. De regelingen Borgstelling (BL Plus), Seed Capital en diverse fiscale regelingen voor energie en duurzaamheidsinvesteringen dragen hier aan bij.
Ik streef er verder naar dat ook het nieuwe GLB boeren meer beloont voor innovaties waarmee ze bijdragen aan een veerkrachtige kringlooplandbouw en klimaatvriendelijke bedrijfsvoering. Zeker als dit tegelijkertijd de bedrijfsovername stimuleert en de toepassing van innovaties in de sector bevordert. Hierbij is mijn inzet in Brussel niet alleen gericht op POP-middelen, maar ook op de hectaretoeslagen en marktordeningsmaatregelen.
Samen met het Ministerie van EZK en andere overheden (zoals de provincies) wil ik innovaties op het boerenerf versterken met specifieke instrumenten en acties die hiervoor nodig zijn. Met deze acties wil ik eraan bijdragen dat de Nederlandse boeren en tuinders ook in de toekomst alle mogelijkheden hebben om te innoveren en te verbeteren.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten