Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 maart 2019
In deze brief gaan wij in op de door uw Kamer aangenomen moties en amendementen van de begrotingsbehandeling, het cultuurbegrotingsdebat, en het mediabegrotingsdebat (Handelingen II 2018/19, nr. 18, item 7). Tevens gaan wij in op een toezegging over de verkenning naar de systematiek rondom de OCW-ramingen en een toezegging over vegetarisch eten.
Moties begrotingsbehandeling
Motie van het lid Beertema c.s., Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 36
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat het bindend studieadvies (BSA) zich bewezen heeft als een goed instrument om studenten vroegtijdig te behoeden voor een verkeerde studiekeuze; overwegende dat een verkeerde studiekeuze zeer nadelige gevolgen heeft voor de financiële situatie voor studenten door het onnodig oplopen van de studieschuld; overwegende dat ook veel studenten aangeven zelf baat te hebben bij een BSA; verzoekt de regering, om het BSA over te laten aan de instellingen voor hoger onderwijs zelf, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
Op dit moment loopt een onderzoek naar de werking van het bindend studieadvies in de praktijk. De resultaten van dit onderzoek worden verwacht in het voorjaar 2019. In de reactie op dit onderzoek zal de Kamer ook worden geïnformeerd over de uitvoering van de motie Beertema c.s. over het overlaten van het bindend studieadvies aan de instellingen.
Motie van het lid Tiele, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 39
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat het Nederlands hoger onderwijs wordt gefinancierd door rijksmiddelen, aangevuld met middelen uit de derde geldstroom; constaterende dat de verdeling van deze financiering afhankelijk is van het studenttype; overwegende dat de aangenomen motie-Bruins/Duisenberg oproept om de omvang van de alfa-, bèta-, gamma- en technische wetenschappen te monitoren en hierover periodiek te rapporteren (Kamerstuk 33 009, nr. 25); overwegende dat de bekostigingssystematiek om de financiering te verdelen over de hogeronderwijsinstellingen voor de zomer van 2019 wordt herzien; overwegende dat de Tweede Kamer nu geen eenduidig overzicht noch inzicht heeft in de feitelijke verdeelratio's tussen de studenttypen en daardoor de verhoudingen niet kan beoordelen; verzoekt de regering, een overzicht te geven van de verdeling van alle OCW-rijksmiddelen (onderwijs en onderzoek, eerste en tweede geldstroom) over de verschillende studenttypen, zowel voor de totale studentpopulatie als de ratio per student per jaar voor de jaren 2014 tot en met 2019; verzoekt de regering tevens, dit overzicht compleet te maken met de aanvullingen uit de derde geldstroom, ook over de verschillende studenttypen, en de Kamer hierover voor de zomer van 2019 te informeren, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
Tijdens de begrotingsbehandeling is aangegeven dat de commissie Van Rijn wordt gevraagd dit verzoek mee te nemen bij thema 1 van de opdracht (kostenontwikkelingen van de verschillende opleidings- en onderzoeksgebieden). De commissie Van Rijn kan dan bezien in hoeverre zij in haar adviesrapport antwoord kan geven op de gestelde vragen.
Motie van het lid Tielen, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 41
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat wetenschappelijk onderwijs is samengesteld uit de combinatie van twee pijlers, namelijk onderzoek en onderwijs; overwegende dat academische carrièremogelijkheden stoelen op de onderzoekspijler, die gestimuleerd wordt door beurzen en prijzen; overwegende dat ook de onderwijspijler een volwaardig element moet kunnen zijn van een academische carrière; overwegende dat voor uitmuntende onderwijskwaliteiten geen toonaangevende prijzen bestaan; verzoekt de regering, in samenwerking met de VSNU en de KNAW te onderzoeken of en hoe een onderwijsprijs voor academici de onderwijspijler kan stimuleren, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
Wij staan positief tegenover een prijs voor onderwijs. In de Wetenschapsbrief gaan wij in op een onderwijsprijs.
Motie van het lid Westerveld c.s., Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 47
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat 152 samenwerkingsverbanden gezamenlijk naar schatting 238 miljoen euro op de bankrekening hebben staan; constaterende dat er ook schoolbesturen zijn in het funderend onderwijs met zeer hoge reserves; overwegende dat onderwijsgeld naar kinderen moet gaan in plaats van naar de bankrekening van samenwerkingsverbanden en schoolbesturen; verzoekt de regering, met samenwerkingsverbanden en schoolbesturen gerichte afspraken te maken over de maximale omvang die op de reserve staat, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
Zoals aangegeven in het notaoverleg Passend Onderwijs van 2 juli 2018 (Kamerstuk 31 497, nr. 281), en tijdens de begrotingsbehandeling van 1 november 2018, heeft de Inspectie van het Onderwijs onderzoek gedaan naar de besteding van de middelen voor passend onderwijs. Het rapport «Zicht op besteding van de middelen voor passend onderwijs» dat samen met de Financiële Staat 2017 aan de Kamer is aangeboden, bevat nuttige aanbevelingen om in het onderwijs te bespreken. Dit is ook herhaald in het Algemeen Overleg Passend Onderwijs van 31 januari 2019 (Kamerstuk 31 497, nr. 295). Eén van de aanbevelingen in dit rapport voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betreft het ontwikkelen van een landelijke indicator voor de maximale omvang van het eigen vermogen bij samenwerkingsverbanden. De Minister van Basis- en Voorgezet Onderwijs en Media zal de komende tijd in verschillende regio’s in het land het gesprek daarover voeren met betrokkenen. Daarnaast analyseert de Inspectie van het Onderwijs komende maanden onder welke randvoorwaarden een maximum aan reserves van samenwerkingsverbanden zou kunnen werken. U wordt over de uitkomsten hiervan bij de volgende voortgangsrapportage passend onderwijs geïnformeerd.
Motie van het lid Westerveld c.s., Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 48
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat in het regeerakkoord geld wordt vrijgemaakt voor het bestrijden van de werkdruk in het primair onderwijs; constaterende dat er ook een hoge werkdruk is in het voortgezet onderwijs; constaterende dat dit vaak niet zichtbaar is doordat bijvoorbeeld klassen niet naar huis worden gestuurd; overwegende dat om de werkdruk te bestrijden het ook nodig is om preciezer te weten wat de oorzaken zijn; verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de daadwerkelijke tijdsinvestering van leerkrachten in het voortgezet onderwijs in lessen, voorbereidingstijd, nakijktijd, contact met ouders en andere taken, en de uitkomsten van dit onderzoek te vergelijken met het aantal uren dat een leerkracht formeel is aangesteld, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
De Minister zal aan de VO-raad vragen of zij willen inventariseren bij hun leden wat de gesprekken over de werkdruk opleveren en wat dat voor beeld geeft. De Minister van Basis- en Voortgezet onderwijs en Media zal dat bij zijn bestuurlijk overleg met hen aan de orde stellen en vervolgens de Tweede Kamer informeren over de uitkomsten daarvan. Om een beter beeld te krijgen van de ontwikkeling van de werkdruk in het onderwijs, heeft OCW TNO opdracht gegeven om nadere analyses uit te voeren van de gegevens uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) 2005–2017 van TNO en CBS en de Werkgevers Enquête Arbeid (WEA) 2008–2016 van TNO. De resultaten worden voorjaar 2019 verwacht. De inventarisatie van de VO-raad en de resultaten van het TNO-onderzoek zullen gebundeld worden verstuurd aan de Tweede Kamer.
Motie van het lid Westerveld c.s., Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 49
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat een Kamermeerderheid wil dat het Regenboog Stembusakkoord zo snel mogelijk wordt uitgevoerd; overwegende dat niet duidelijk is wanneer dit stembusakkoord per onderdeel gerealiseerd gaat worden; verzoekt de regering, om per onderdeel van het Regenboog Stembusakkoord te rapporteren wat de stand van zaken is, wat het tijdpad tot uitvoering is en wanneer de benodigde wetsvoorstellen aan de Kamer worden toegestuurd, en deze rapportage voor 1 januari 2019 aan de Tweede Kamer te zenden, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
U heeft hierover op 27 november 2018 een brief ontvangen (Kamerstuk 30 420, nr. 297). Deze brief geeft de stand van zaken weer van de regenboogpunten uit het regeerakkoord. Dit betreft vier thema’s:
• (juridische) gelijke behandeling: o.a. verbod trans- en intersekse discriminatie (Awgb) en meerouderschap
• LHBTI en onderwijs: lerarenopleidingen, kerndoelen, seksuele en genderdiversiteit in kwalificatie-eisen mbo
• suïcidepreventie LHBTI jongeren
• het internationale LHBTI-beleid.
Motie van het lid Rog, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 50
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat middels een pedagogisch-didactisch getuigschrift docenten bevoegd lesgeven in het mbo; constaterende dat met deze bevoegdheid docenten in het vmbo geen les mogen geven en dit voor beroepsgerichte vakken waar te weinig leraren voor zijn, een probleem is; constaterende dat er een verkenning gaande is naar het bevoegdhedenstelsel; verzoekt de regering, om bij deze verkenning naar het bevoegdhedenstelsel expliciet te onderzoeken hoe de Wet op het voortgezet onderwijs aangepast kan worden zodat docenten die hun bevoegdheid in een beroepsgericht vak middels een pedagogisch-didactisch getuigschrift behaald hebben, ook in het vmbo voor hetzelfde vak les kunnen geven; verzoekt de regering tevens, hier in het voorjaar van 2019 de Kamer over te informeren, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
Deze motie vraagt te onderzoeken hoe mbo-docenten met een pedagogisch-didactisch getuigschrift (pdg) ook in het vmbo ingezet kunnen worden. Op dit moment verkennen we hoe de regelgeving over bevoegdheden in de toekomst beter kan. De motie wordt in de verkenning meegenomen. Verkend zal worden welke competenties nodig zijn om les te geven in beroepsgericht vmbo, en in hoeverre mbo-docenten, dan wel mensen met een beroepsgerichte achtergrond, met een pdg daarbij aansluiten. We hopen de Kamer in het voorjaar van 2019 te kunnen informeren over de eerste uitkomsten van deze verkenning.
Motie van het lid Rog, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 52
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat een respectvolle samenleving zonder vormen van intolerantie en onverdraagzaamheid zoals antisemitisme, islamofobie, homofobie en radicalisering permanent onderhoud en vernieuwing vergt; overwegende dat tal van organisaties, zoals de Respect Education Foundation (de coördinator van de Week van Respect), het Nationaal Comité 4 en 5 mei en MasterPeace educatief lesmateriaal ontwikkelen en voornemens zijn om hun aanbod te bundelen en af te stemmen in een RespectPact, zodat scholen en docenten op basis van hun behoefte laagdrempelig gebruik kunnen maken van het beschikbare educatieve lesmateriaal; verzoekt de regering, om in het kader van de burgerschapsopdracht van het onderwijs het RespectPact te ondersteunen en rijksbreed aandacht te vragen voor de Week van Respect, zodat daarmee een gebundeld en blijvend aanbod meer scholen, docenten en scholieren in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs bereikt en de impact vergroot, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
Op 30 november 2018 ontving uw Kamer een brief over de uitvoering van deze motie (Kamerstuk 29 240, nr. 87). Afgelopen januari heeft een eerste kennismakingsgesprek plaatsgevonden tussen medewerkers van de betrokken departementen en de mensen van het Respectpact.
Motie van de leden Van der Molen en Tielen, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 54
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat sommige studenten voor een lerarenopleiding hebben gekozen waarmee ze moeizaam een baan in het onderwijs kunnen vinden of behouden; constaterende dat zij als zij voor een tweede lerarenopleiding kiezen het hogere instellingscollegegeld moeten betalen; constaterende dat we vanwege het lerarentekort graag deze mensen willen behouden voor de onderwijssector; constaterende dat met de wetswijziging verlaging wettelijk collegegeld geregeld is dat de halvering ook geldt voor studenten in het kleinschalig en intensief onderwijs en zij een veel hogere korting krijgen dan studenten van een reguliere opleiding; verzoekt de regering, de Wet verlaagd wettelijk collegegeld aan te passen zodat alle studenten hetzelfde bedrag krijgen en de 2,5 miljoen euro die hiermee vrij komt te gebruiken voor een regeling voor mensen die voor een tweede lerarenopleiding kiezen en geen aanspraak kunnen maken op een andere regeling zoals de lerarenbeurs of zijinstroom; verzoekt de regering tevens, hier voor het zomerreces van 2019 de Kamer over te informeren, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
De dekking voor deze motie kan worden gerealiseerd per studiejaar 2020/2021. Om de halvering voor opleidingen met het predicaat kleinschalig en intensief onderwijs aan te passen naar een korting van de helft van het wettelijk collegegeld, is een wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW (UWHW) benodigd. In het uitvoeringsbesluit van de WHW staat dat het wettelijk (gehalveerd) collegegeld jaarlijks wordt vastgesteld bij ministeriële regeling voor 1 november voorafgaand aan het studiejaar waarvoor het aangepaste collegegeld gaat gelden. Het wettelijk collegegeld van studiejaar 2020/2021 moet dus per 1 november 2019 bekend zijn. De wijziging van de UWHW moet daarom voor die tijd gereed zijn.
Aangaande de opbrengsten geldt dat deze in het studiejaar 2020/2021 maar voor een derde in 2020 zullen vallen. In dat jaar zal er dan circa € 0,6 miljoen beschikbaar zijn. Vanaf 2021 is dit maximaal € 2,5 miljoen. Dat is daarmee het maximale budget voor een regeling.
Motie van het lid Van der Molen c.s., Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 55
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat in voorkomende gevallen studenten de dupe zijn dat instellingen de beloofde voorinvesteringen niet hebben gedaan; constaterende dat de Minister overweegt om de middelen rondom kwaliteitsbekostiging met een kasschuif naar voren te halen; verzoekt de regering om, indien zij over zou gaan tot het naar voren halen van de middelen rondom kwaliteitsbekostiging, ook de middelen voor de studievouchers naar voren te halen en de instellingen die de voorinvesteringen niet gedaan hebben dit alsnog te laten doen; verzoekt de regering tevens, ervoor te zorgen dat deze studievouchers zo veel mogelijk aansluiten op de behoefte van studenten, bijvoorbeeld door de studievouchers ook mogelijk te maken voor wo-studenten die deze in willen zetten voor hun master, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
Over de uitvoering van deze motie zullen wij u nader informeren in het aankomende voorjaar. Dan is er meer duidelijkheid over of de kasschuif er daadwerkelijk komt. De precieze invulling van de studievoorschotvouchers wordt momenteel uitgewerkt. Ook daarover kunnen wij u in het voorjaar nader informeren. Aansluiten bij de behoefte van de doelgroep is daarbij belangrijk.
Motie van de leden Van Meenen en Rog, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 68
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat uit de tussenevaluatie van het bestuursakkoord blijkt dat niet goed is vast te stellen of doelen worden gehaald; overwegende dat de doelen uitdagend onderwijs, onderwijsverbeteringen, professionele scholen en doorgaande ontwikkellijnen het beste worden bereikt met goede leraren voor de klas; constaterende dat er op dit moment te grote verschillen tussen salaris- en loopbaanperspectieven in verschillende onderwijssectoren zijn; overwegende dat in 2020 het bestuursakkoord afloopt en de prestatieboxmiddelen structureel staan ingeboekt op de OCW-begroting; verzoekt de regering, te onderzoeken of en op welke wijze verantwoord een deel van de middelen uit de prestatiebox p.o. per 2020 aangewend kan worden voor een verdere verbetering van de salarispositie en carrièrepaden van basisschoolleerkrachten, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
Er komt een verkenning naar hoe een dergelijk onderzoek eruit zou kunnen zien. Voor de zomer van 2019 wordt uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop het onderzoek zal worden uitgevoerd.
Motie van de leden Van Meenen en Van der Molen, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 69
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat met de Einstein Telescoop fundamenteel onderzoek kan worden gedaan naar zwaartekrachtsgolven en het ontstaan van het universum; overwegende dat er door diverse binnen- en buitenlandse partijen wordt toegewerkt naar een bid om de Einstein Telescoop in het grensgebied van Zuid-Limburg te vestigen en we de mogelijkheid daarvoor nu open willen houden zonder een keuze te maken; overwegende dat de realisatie van een Einstein Telescoop Fieldlab («ET-pathfinder») volgens de impactstudie een goede wetenschappelijke en economische investering is; overwegende dat een Einstein Telescoop Fieldlab bijdraagt aan de ontwikkeling van technologie en competenties die nodig zijn om tot een goede nationale afweging te komen over deelname en locatie van de Einstein Telescoop; verzoekt de regering om, ten laste van het wetenschapsbudget een bijdrage toe te kennen aan de realisatie van het Einstein Telescoop Fieldlab; verzoekt de regering daarnaast om voorbereidingen met de buurlanden te regisseren die bijdragen aan het versterken van het bid en aan een goede afweging van de Nederlandse belangen, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
Eind vorig jaar ontving uw Kamer een brief over de ontwikkelingen rond de Einstein Telescoop. Hierin wordt ingegaan op de uitvoering van de motie.
Motie van het lid Bruins c.s., Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 74
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat de verantwoordingslast voor met name kleine schoolbesturen zeer groot is; constaterende dat de inzet van het beleid is om te komen tot slankere, slimmere en gerichtere verantwoording; overwegende dat voor kleine bedrijven momenteel vrijstellingen bestaan in de regelgeving, bijvoorbeeld ten aanzien van het instellen van een ondernemingsraad; overwegende dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat een mkb-toets aan het ontwikkelen is om de impact van wet- en regelgeving voor kleine en middelgrote bedrijven te toetsen, en dat dit een interessant concept kan zijn om toe te passen in de onderwijssector; verzoekt de regering, te verkennen hoe ook voor kleine scholen meer maatwerk in de regelgeving kan worden aangebracht als het gaat om verantwoording en medezeggenschap, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
De medezeggenschapsregelgeving zorgt voor de advies- en instemmingsbevoegdheden van ouders en personeel op de school. De verantwoording is nodig om de rechtmatigheid van de bekostiging te kunnen vaststellen. Op voorhand lijkt er daarom weinig ruimte voor een aparte regeling op kleine scholen voor medezeggenschap en verantwoording. Om echter aan de wens van uw Kamer tegemoet te komen zal een externe partij een verkenning uitvoeren.
Motie van het lid Bruins c.s., Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 75
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat er steeds meer signalen zijn van toegenomen stress, prestatiedruk en psychische klachten onder studenten en dat studentenhuisartsen aangeven dat de toegang tot hulpverlening onder druk staat door de toename van deze problematiek; overwegende dat de genoemde problematiek speelt bij zowel mbo-, hbo- als wo-studenten; overwegende dat er nog niet afdoende gevolg is gegeven aan de motie-Bruins/Asante, die de regering oproept om tot een actieplan te komen, zodat op iedere instelling goede en laagdrempelige psychische hulpverlening aanwezig is; verzoekt de regering, zo snel mogelijk in kaart te brengen in welke mate laagdrempelige psychische hulpverlening aanwezig is in alle mbo-, hbo en wo-instellingen, en op basis daarvan een actieplan te ontwikkelen om best practices te delen en een landelijk dekkend aanbod van laagdrempelige psychische hulpverlening op mbo-, hbo- en wo-instellingen te realiseren, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
Voor het hoger onderwijs zijn wij in gesprek met de VH, de VSNU en de studentenbonden over de totstandkoming van het gevraagde overzicht. Ook het Expertisecentrum Handicap + Studie en de Werkgroep Studentenwelzijn zullen hierin een rol spelen.
Mbo-instellingen hebben doorgaans een uitgebreide zorgstructuur met teams bestaande uit verschillende zorgspecialisten. Daaronder valt ook psychische hulp. Soms zijn de teams op de instelling gelokaliseerd. Een student wordt soms verwezen naar, of door een zorgcoördinator in contact gebracht met, het betreffende wijkteam van de woongemeente van de student. De motie vraagt om het in kaart brengen van de toegankelijkheid van de psychische hulp. Omdat deze zorg een verantwoordelijkheid is van de gemeenten, zijn er verschillen in de mate waarin deze hulp schoolnabij wordt georganiseerd. Daarnaast spelen wachtlijsten en kosten (eigen risico) een rol bij de vraag naar de toegankelijkheid van deze zorg. Via het platform passend onderwijs wordt in kaart gebracht hoe de toegang en beschikbaarheid van psychische hulp per instelling is geregeld. Over de resultaten van de inventarisatie zal de Kamer in de zomer, met de voortgangsrapportage passend onderwijs, worden geïnformeerd.
Motie van het lid Bisschop c.s., Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 79
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat ouders in het openbaar onderwijs niet gedwongen mogen worden hun kinderen te laten deelnemen aan religieuze handelingen die ingaan tegen hun overtuiging; constaterende dat ouders slechts de mogelijkheid hebben om voor hun kinderen vrijstelling te verzoeken van deelname aan bepaalde onderwijsactiviteiten, maar dat een recht op vrijstelling wegens gewetensbezwaren in het openbaar onderwijs niet bestaat; verzoekt de regering, de wettelijke regeling zodanig aan te passen dat in het openbaar onderwijs op verzoek van ouders vrijstelling verleend wordt van deelname aan religieuze handelingen die ingaan tegen hun overtuiging, zoals het knielen in een moskee, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
We streven ernaar de Kamer hierover in het voorjaar van 2019 te informeren.
Gewijzigde motie van het lid Tielen c.s. ter vervanging van die gedrukt onder nr. 40, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 86
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat leer-werktrajecten een belangrijke bijdrage leveren aan het opleiden van (mbo-)studenten in de beroepspraktijk, overwegende dat de subsidieregeling praktijkleren werkgevers stimuleert leer-werkplekken aan te bieden en studenten de kans biedt relevante praktijkervaring op te doen, constaterende dat er tot 2023 budget voor de subsidieregeling praktijkleren is gereserveerd op de OCW-begroting maar dat leerbedrijven nog in onzekerheid zitten of de subsidieregeling na 2019 wordt verlengd en zij hierdoor mogelijk terughoudend zijn in het aanbieden van leer-werktrajecten, verzoekt de regering voor het einde van 2018 de subsidieregeling praktijkleren meerjarig vast te leggen, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
In lijn met de motie Tielen c.s. is de looptijd van de regeling praktijkleren verlengd tot 2023. Hiermee wordt zekerheid geboden over het voortbestaan van de regeling aan werkgevers die praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen aanbieden aan jongeren en werkenden. Wel zal de regeling ook in de toekomst onderdeel zijn van de integrale afweging over de gehele begroting, zoals voor alle artikelen op de begroting geldt.
Moties cultuurbegrotingsdebat
Motie van het lid Aartsen, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 94
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat het de ambitie is van het regeerakkoord om het behoud en de ontwikkeling van volkscultuur te waarborgen; constaterende dat de Minister voornemens is 1 miljoen ter beschikking te stellen voor volkscultuur en immaterieel erfgoed; verzoekt de regering, om binnen het Fonds voor Cultuurparticipatie een regeling te ontwikkelen ter ondersteuning van volkscultuur en immaterieel erfgoed met daarin meer aandacht voor allerlei soorten immaterieel erfgoed zoals verenigingen, schutterijen en gildes, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
Het Fonds voor Cultuurparticipatie is bezig een regeling te ontwikkelen ter ondersteuning van immaterieel erfgoed. De meeste aandacht in de regeling zal uitgaan naar het ondersteunen van verenigingen, gildes etc. in het overdragen van kennis en vaardigheden van hun immaterieel erfgoed aan nieuwe generaties. Het is de bedoeling dat de regeling in het voorjaar van 2019 van start gaat.
Motie van de leden Aartsen en Asscher, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 95
De Kamer, gehoord de beraadslaging, van mening dat bibliotheken van groot belang zijn voor de ontwikkeling van kinderen; overwegende dat het voortbestaan van bibliotheken in kleine gemeenten niet vanzelfsprekend is en onder druk staat; constaterende dat de regering voornemens is om 1 miljoen euro uit te trekken voor het helpen openhouden van bibliotheken in kleine gemeenten; overwegende dat er goede regionale voorbeelden zijn voor het in stand houden van bibliotheken, zoals in de provincie Drenthe; verzoekt de regering, om te onderzoeken of en hoe goede voorbeelden uit de regionale praktijk breder toegepast kunnen worden om het voortbestaan van bibliotheken in verschillende kleine kernen zeker te stellen, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
In de Monitor Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen 2017 wordt gereageerd op deze motie.
Motie van de leden Ellemeet en Bergkam, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 96
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat de beloning van ensemblemusici erg laag is; constaterende dat het Fonds Podiumkunsten een regeling heeft getroffen om het verdienvermogen van de middelgrote ensembles te vergroten en dat voor deze regeling € 600.000 beschikbaar is gesteld en hiervan nog maar € 100.000 is besteed; constaterende dat daarboven voor deze regeling in 2019 en 2020 elk jaar € 300.000 beschikbaar is; overwegende dat de ensembles voor wie deze regeling in het leven is geroepen, zich daardoor onvoldoende gefaciliteerd weten; verzoekt de regering, het Fonds Podiumkunsten te vragen de regeling aan te passen zodat het budget ter beschikking komt van de ensembles, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
De huidige regeling is per 1 januari jl door het Fonds Podiumkunsten ingetrokken. Om tot een nieuw kader te komen heeft het Fonds in januari 2019 met de betrokken ensembles gesproken. Het Fonds komt dit voorjaar met een nieuw kader. Hiermee komen in 2019 en 2020 de middelen ten goede aan de ensembles, die deze moeten gebruiken voor de honorering van musici.
Motie van het lid Ellemeet, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 97
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat de Minister werkt aan een nieuwe basisinfrastructuur; constaterende dat verschillende bestuurslagen nu de subsidieopdrachten aan culturele organisaties niet altijd op elkaar afstemmen; overwegende dat eenduidige opdrachtgeving door Rijk, provincie en gemeente een grote bijdrage kan leveren aan het versterken van het culturele veld; overwegende dat culturele waarde van organisaties voor de regio en de wens om een nieuw en ander publiek te bereiken belangrijke uitgangspunten zouden moeten zijn bij het verstrekken van subsidies door Rijk, provincies en gemeenten; verzoekt de regering, samen met de regio’s te onderzoeken op welke wijze de culturele waarde van organisaties voor de regio en het bereiken van een nieuw en ander publiek zo eenduidig mogelijk te verankeren is in de verschillende regelingen voor cultuursubsidies, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
Wij hebben dit meegenomen in de adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur in relatie tot de regioprofielen. In het voorjaar van 2019 overleggen wij weer met de bestuurlijke partners. Wij zullen dan agenderen hoe we dit gezamenlijk op kunnen pakken.
Motie van het lid Ellemeet c.s., Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 98
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat culturele instellingen vaak een gedetailleerde programmering moeten aanleveren om in aanmerking te komen voor subsidie bij de fondsen en er vaak gewerkt wordt met activiteitensubsidies; overwegende dat deze gedetailleerde programmering vooraf de mogelijkheid om in te spelen op lokale initiatieven sterk beperkt; verzoekt de regering, om de mogelijkheid van meer vrije programmeringsruimte voor instellingen, bijvoorbeeld door instellingssubsidie in plaats van activiteitensubsidie, mee te nemen bij de adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur over het toekomstig stelsel, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
Op 20 december hebben we de Raad voor Cultuur om advies gevraagd over het cultuurstelsel voor de periode 2021–2024. Deze adviesaanvraag is ook aan uw Kamer verzonden.
Motie van het lid Geluk-Poortvliet c.s., Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 99
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat de verantwoordelijkheid voor het behoud en de ontsluiting van muzikaal erfgoed versnipperd is; overwegende dat de toegankelijkheid van bladmuziek, geluidsopnamen en archieven van musici en componisten van belang zijn voor de ontwikkeling van de muziekcultuur; verzoekt de regering, in overleg met de betrokken instellingen te onderzoeken op welke wijze het behoud en de ontsluiting van het muzikaal erfgoed in Nederland kan worden bevorderd en de Kamer voor de zomer van 2019 over de voortgang te informeren, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
De Raad voor Cultuur is om advies gevraagd hoe de functie van behoud, beheer en toegankelijk maken van de collecties, een plek kan krijgen in de basisinfrastructuur (periode 2021–2024). In de tussentijd worden gesprekken gevoerd met betrokkenen om te bezien wat er op de korte termijn nodig is om de huidige collectie in stand te houden. Het advies van de Raad voor Cultuur komt uit in het voorjaar 2019, in de uitgangspuntenbrief wordt hier verder op ingegaan.
Motie van het lid Geluk-Poortvliet, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 100
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat 40% tot 60% van het werk in de erfgoedsector wordt gedaan door vrijwilligers; overwegende dat het werk van vrijwilligers met praktische ondersteuning kan worden vergemakkelijkt; verzoekt de regering, te onderzoeken hoe de mogelijkheden voor opleiding of kennisverdieping, juridische en bestuurskundige ondersteuning bij bestuurstaken of hulp bij het doen van fondsaanvragen voor vrijwilligers kunnen worden versterkt en de Kamer daarover voor 1 maart 2019 te informeren, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
De uitvoering van de motie maakt deel uit van de uitwerking van de in de beleidsbrief Erfgoed Telt opgenomen maatregelen ter ondersteuning van vrijwilligers. Zowel de opleiding of kennisverdieping als de juridische en bestuurskundige ondersteuning bij bestuurstaken zijn onderdeel van de te ontwikkelen (digitale) trainingsmodule voor vrijwilligers. Hulp wordt gerealiseerd via regionale ondersteuning.
Motie van het lid Bergkamp c.s., Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 103
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat de regering in het kader van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, dat Nederland heeft geratificeerd, investeert in het vergroten van de toegankelijkheid van cultuur, zodat iedereen kan meedoen, en dat hiervoor een bedrag van 1 miljoen beschikbaar is; van mening dat ook de beoefening van cultuur een verrijking is voor mensen met een beperking; verzoekt de Minister, te stimuleren dat mensen met een beperking een kunstdiscipline kunnen beoefenen, en van het beschikbare bedrag van 1 miljoen de helft te bestemmen voor dit specifieke doel, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
Er is € 0,5 miljoen bestemd voor kunstbeoefening door mensen met een functiebeperking. Verder zal er in het voorjaar 2019 een conferentie plaatsvinden. Het doel van deze conferentie is om het gesprek tussen de culturele sector en gehandicaptenorganisaties te stimuleren. Verder biedt de conferentie instellingen de mogelijkheid best practices uit te wisselen.
Motie van de leden Bergkamp en Aartsen, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 104
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat aan de regio’s gevraagd is om regioprofielen te ontwikkelen; overwegende dat design één van de profileringspunten is van het regioprofiel BrabantStad; overwegende dat er momenteel nog geen rijksmuseum in Brabant is en er ook nog geen rijksmuseum met de functie design bestaat; van mening dat er voor deze regio een mooie kans ligt om zich verder te profileren op het gebied van design en dat hiervan momenteel ook al goede voorbeelden bestaan, zoals het TextielMuseum, het Design Museum, de Dutch Design Week en de Design Academy; van mening dat een rijksmuseum met de functie design de bestaande instellingen, evenementen en initiatieven zou kunnen versterken; verzoekt de Minister, in de adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur over de komende basisinfrastructuur ook expliciet te informeren naar de mogelijkheden voor een nationaal museum dat zich bezighoudt met de presentatie van design en designerfgoed, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
De adviesaanvraag over het stelsel 2021–2024 is voor het kerstreces aan de Raad voor Cultuur verzonden. Hierin is een vraag opgenomen over de presentatie van design en wordt verwezen naar de regioprofielen. Onderdeel van de adviesaanvraag zijn de gezamenlijke analyse van de overheden van de profielen van de stedelijke regio’s en de profielen zelf. De Raad is gevraagd het stelseladvies voor 1 april 2019 op te stellen.
Motie van de leden Bergkamp en Asscher, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 105
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat de collecties van het Theater Instituut Nederland, Muziek Centrum Nederland en het Nederlands Archief Grafisch Ontwerpers in 2013 zijn ondergebracht bij de Universiteit van Amsterdam (Bijzondere Collecties) maar zonder structurele financiering; van mening dat het toegankelijk houden van collecties uit het verleden van belang is voor regisseurs, acteurs, componisten, musici, dansers en vormgevers van de toekomst, omdat deze kunnen dienen als inspiratiebron, en als basis voor reflectie en deskundigheidsbevordering; verzoekt de regering om, samen met betrokkenen te bezien wat er op de korte termijn nodig is om de huidige collectie in stand te houden met de intentie om tot 2021 een tijdelijke oplossing te vinden; verzoekt de regering tevens, de Raad voor Cultuur om advies te vragen om voor de lange termijn de functie van behoud, beheer en toegankelijk maken van de collecties een plek te geven in de basisinfrastructuur (periode 2021–2024), en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
De Raad voor Cultuur is om advies gevraagd hoe de functie van behoud, beheer en toegankelijk maken van de collecties een plek kan krijgen in de basisinfrastructuur (periode 2021–2024).
In de tussentijd worden gesprekken gevoerd met betrokkenen om te bezien wat er op de korte termijn nodig is om de huidige collectie in stand te houden. Het advies van de Raad voor Cultuur komt uit in het voorjaar 2019, in de uitgangspuntenbrief wordt hier verder op ingegaan.
Gewijzigde motie van de leden Asscher en Bergkamp ter vervanging van die gedrukt onder nr. 106, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 117
De Kamer, gehoord de beraadslaging, van mening dat ieder kind en iedere jongere de kans moet krijgen om zijn of haar passies, talenten en creativiteit te ontwikkelen, constaterende dat de subsidieregeling «impuls muziekonderwijs» in juni 2018 de laatste tranche heeft gehad en dat daarmee de mogelijkheden voor scholen voor deelname is beëindigd, constaterende dat er bijna 1660 po-scholen hebben deelgenomen en er dus ruimschoots animo bestaat maar dat dit nog maar een kwart van de po-scholen betreft op dit moment, scholen die nu niet meer kunnen inschrijven, verzoekt de regering, door samenwerking met het lokale en provinciale bestuur, te bevorderen dat zoveel mogelijk kinderen kunnen meedoen met het initiatief Meer Muziek in de Klas, via een jaarlijkse bijdrage van 500.000 euro voor 2019 en 2020, verzoekt de regering, de Kamer hierover nader te informeren, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
De middelen in 2019 en 2020 worden ingezet om het programma Méér Muziek in de Klas Lokaal verder te versterken.
Motie van de leden Asscher en Ellemeet, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 107
De Kamer, gehoord de beraadslaging, van mening dat iedereen zeker moet zijn van een eerlijke toegankelijkheid van concerten; van mening dat een fysieke beperking er niet toe mag leiden dat je minder mogelijkheden hebt om een concert bij te wonen, bijvoorbeeld door beperkte voorzieningen of gebrek aan speciale kaarten voor mensen met een beperking, zoals rolstoelplaatsen; constaterende dat de mate waarin er voldoende kaarten te koop zijn voor mensen met een beperking, de toegankelijkheid van voorzieningen en de concertlocatie nogal lijkt te verschillen; verzoekt de regering, in kaart te brengen in hoeverre deze problematiek van toepassing is bij concerten in Nederland, hoe hier een eenduidige oplossing voor gevonden kan worden en hierover ook in gesprek te gaan met belangenorganisaties voor mensen met een beperking en kaartverkopers en/of concertzalen; verzoekt de regering voorts, de Kamer hierover voor 1 april a.s. te informeren, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
In het voorjaar van 2019 vindt een conferentie plaats. Het doel van deze conferentie is om het gesprek tussen de culturele sector en gehandicaptenorganisaties te stimuleren. Verder biedt de conferentie instellingen de mogelijkheid best practices uit te wisselen.
Motie van de leden Asscher en Kwint, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 108
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat het jaarlijkse Eurosonic Noorderslag (ESNS) als «showcase popfestival» in Groningen een belangrijk internationaal muziekplatform is; constaterende dat binnen het cultuurbeleid 2021–2024 naar verwachting rekening wordt gehouden met regioprofielen en dat de regering binnen de culturele basisinfrastructuur (BIS) ook aandacht wil besteden aan festivals; constaterende dat er binnen de BIS nu nog geen popfestivals opgenomen zijn; van mening dat ESNS een nationaal en internationaal belangrijk popfestival en muziekplatform is dat zowel de regio als Nederland muzikaal op de kaart zet; verzoekt de regering, in de adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur een vraag over de gewenste functies/voorzieningen voor festivals in de culturele basisinfrastructuur op te nemen, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
Op 20 december is de Raad voor Cultuur om advies gevraagd over het cultuurstelsel voor de periode 2021–2024. Deze adviesaanvraag is ook aan uw Kamer verzonden.
Motie van het lid Asscher, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 109
De Kamer, gehoord de beraadslaging, van mening dat kinderen zeker moeten zijn van de beschikbaarheid van een bibliotheek ter bevordering van de leesvaardigheid, om boeken te lenen en om informatie op te zoeken; constaterende dat de aanwezigheid van goed uitgeruste schoolbibliotheken volgens onderzoek een sterke impuls is voor de leesbevordering van kinderen in het basisonderwijs; constaterende dat het programma van Stichting Lezen en lokale bibliotheken heeft bijgedragen aan bibliotheekvoorzieningen op 45% van de scholen maar dat daarmee 55% nog niet is bereikt; verzoekt de regering, bij de evaluatie van het programma «Tel mee met Taal» in kaart te brengen op welke wijze het bereik onder basisscholen, voor het tot stand brengen van dergelijke schoolbibliotheekvoorzieningen, kan worden vergroot en de Kamer hierover in het voorjaar van 2019 te informeren bij het besluit op het vervolg van «Tel mee met Taal», en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
In de Kamerbrief over het vervolg op het programma «Tel mee met taal», die dit voorjaar verschijnt, wordt ingegaan op de uitvoering van deze motie.
Motie van het lid Dik-Faber c.s., Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 110
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat veel atelierruimte tot stand is gekomen met betrokkenheid van woningcorporaties; constaterende dat sinds de Woningwet 2015, dit maatschappelijk vastgoed veelal is afgestoten als zijnde niet-DAEB; overwegende dat steden en dorpen gebaat zijn bij creatieve broedplekken; verzoekt de regering, een quick scan uit te voeren naar de behoefte aan atelierruimte en creatieve broedplekken; verzoekt de regering tevens, samen met gemeenten en het culturele veld te bekijken welke andere partijen ateliers als maatschappelijk vastgoed kunnen beheren en hierbij ook het leegstaande vastgoed te betrekken, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
Het Ministerie van OCW zal in begin 2019 een quick scan uitvoeren naar de behoefte aan atelierruimte en broedplaatsen en gaat in het voorjaar 2019 hierover in gesprek met het Ministerie van Binnenlandse Zaken, gemeenten en vertegenwoordigers van de sector.
Motie van de leden Dik-Faber en Bergkam, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 111
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat een bloeiende culturele sector gebaat is bij goede ondersteunende functies zoals onderzoek, archivering en digitalisering; verzoekt de regering, de ondersteunende functies mee te nemen in de adviesaanvraag voor de Raad voor Cultuur, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
Op 20 december is de Raad voor Cultuur om advies gevraagd over het cultuurstelsel voor de periode 2021–2024. Deze adviesaanvraag is ook aan uw Kamer verzonden.
Moties mediabegrotingsdebat
Motie van de leden Aartsen en Sneller, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 120
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat het Agentschap Telecom op dit moment handhaaft en boetes uitdeelt op regels van de frequentievergunningen uit 2003 over het aantal secondes gesproken tekst per uur op commerciële radiozenders; overwegende dat de voorwaarden van verschillende FM-kavels inmiddels meer dan vijftien jaar oud zijn en dat het medialandschap sindsdien drastisch is veranderd; overwegende dat deze regels onnodig belemmerend zijn en niet meer passen in het huidig medialandschap; verzoekt de regering om te onderzoeken of de belemmerende voorwaarden voor commerciële radiozenders versoepeld dan wel afgeschaft kunnen worden en voor de zomer van 2019 de Kamer te informeren over de mogelijkheden tot modernisering, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
De Staatssecretaris van EZK en de Minister van Basis- en Voorgezet onderwijs en Media zullen in overleg een onderzoek uitvoeren naar de mate waarin en de wijze waarop de huidige, en als belemmerend ervaren, voorwaarden voor commerciële radiozenders versoepeld dan wel afgeschaft kunnen worden.
Motie van de leden Westerveld en Van den Hul, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 124
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat de vrijheid van meningsuiting een groot goed is, maar journalisten door diezelfde vrijheid van meningsuiting worden bedreigd; overwegende dat de omvang van online haatzaaien op de socialemedia-platforms van de publieke omroep onbekend is alsmede wie verantwoordelijk is voor het modereren van reacties; overwegende dat enkele omringende landen wettelijke maatregelen treffen tegen online haatzaaien; verzoekt de regering in gesprek te gaan met de publieke omroep hoe zij maatregelen kunnen treffen om racisme, discriminatie, antisemitisme en bedreigingen tegen te gaan zonder dat het de vrijheid van meningsuiting aantast, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
Dit onderwerp wordt geagendeerd voor overleg met de NPO. Voor de zomer van 2019 wordt uw Kamer geïnformeerd over de uitkomst van dit overleg.
Motie van de leden van der Molen en Aartsen, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 126
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende het wenselijk te vinden dat bij de Media Gateway de must-deliververplichting stopt en de must-carryverplichting start; overwegende dat onduidelijkheid bestaat of dit het geval is waardoor de NLPO/lokale omroepen soms dubbele kosten moet betalen; verzoekt de regering bij een volgende wijziging van de Mediawet mee te nemen dat volstrekt helder wordt gemaakt dat de kosten van signaaldoorgifte van NLPO/lokale omroepen beperkt zijn tot de doorgiftekosten aan de Mediahub, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
Het kabinet treedt in overleg met het Commissariaat om te bezien of uit de huidige Mediawet 2008 volgt dat de must-deliver-verplichting stopt bij de Media Gateway en de must-carry-verplichting start bij de Media Gateway. Na dit overleg zal het kabinet zich beraden over de vraag of het wenselijk dan wel noodzakelijk is de Mediawet 2008 op dit punt aan te passen.
Motie van het lid Sneller c.s., Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 132
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat het kabinet alsmede VNG en NLPO de vorming van streekomroepen aanmoedigen om de controlerende taak van de lokale journalistiek in Nederland te waarborgen; overwegende dat een aantal recent gevormde streekomroepen kampt met acute financiële problemen mede als gevolg van de thans geldende financieringssystematiek; voorts overwegende dat het verstandig lijkt om met behulp van pilots te onderzoeken hoeveel het verzorgen van een lokaal toereikend media-aanbod kost en op welke wijze dit het beste georganiseerd en gefinancierd kan worden; verzoekt de regering, de plannen van de NLPO voor een dergelijke pilot te valideren en te onderzoeken of – en zo ja op welke wijze – deze door de ministeries van BZK en OCW binnen de huidige budgettaire kaders gefaciliteerd kan worden, en de Kamer hier op korte termijn over te informeren, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
De motie van het lid Sneller c.s. is tweeledig en vraagt om validatie van de plannen van de NLPO en of en hoe deze plannen door de ministeries van BZK en OCW gefaciliteerd kunnen worden. De bekostiging van lokale publieke omroepen is een gemeentelijke verantwoordelijkheid. De uitvoering van deze motie doe ik daarom in gezamenlijkheid met de Minister van BZK.
Motie van de leden Van den Hul en Westerveld, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 133
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat ook in Nederland het werk van journalisten en columnisten onder druk staat door bedreiging of geweld en dat daarmee de strijd voor een vrij en veilig publiek debat ook in Nederland allesbehalve een ver-van-mijn-bedshow is; overwegende dat dit om een actieve rol en eenduidige inzet en visie van de overheid vraagt, in de facilitering maar ook in de bescherming van het vrije woord; verzoekt de regering, een integrale, eenduidige kabinetsbrede inzet te formuleren om de positie van journalisten en opiniemakers te beschermen, en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie:
Momenteel wordt er samen met J&V gewerkt aan een brief in reactie op deze motie.
Amendementen op de begroting 2019
Amendement van het lid Van den Hul, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 10
In artikel 04 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 19.500 (x € 1.000).
In artikel 11 Studiefinanciering worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verlaagd met € 19.500 (x € 1.000).
Voor de toekomst van Nederland moeten we onze jonge mensen het best mogelijke onderwijs bieden. Leerbanen zijn daarbij ontzettend belangrijk. MBO-leerlingen worden daar voorbereid op een vak. De lassers, verpleegkundigen en monteurs van de toekomst leren de fijne kneepjes op de werkvloer. Op deze leerbanen staat een bezuiniging gepland, die ten koste zou gaan van tienduizenden leerplekken. Dat mag niet gebeuren. De Kamer heeft tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen unaniem uitgesproken dat de geplande bezuiniging op leerbanen van tafel moet met het aannemen van de motie Asscher c.s. (Kamerstukken II 2018/19, 35 000, nr. 23). Dit amendement geeft uitvoering aan die motie. Het amendement voorziet in een verhoging van de middelen voor praktijkleren met € 19,5 miljoen. Ter dekking wordt het budget voor OV-bedrijven met € 19,5 miljoen verlaagd. Om te voorkomen dat dit ertoe leidt dat OV-bedrijven worden gekort, wordt de OCW-begroting in 2018 met € 19,5 miljoen verhoogd op artikel 11 studiefinanciering zodat er een vooruitbetaling kan worden gedaan aan de OV-bedrijven. Dit zal worden geregeld in de tweede suppletoire begroting 2018. Met dit amendement wordt voorkomen dat tienduizenden leerbanen verdwijnen. Daarmee zetten we in op de toekomst van onze jongeren. En zorgen we dat we ook in de toekomst zeker kunnen zijn van goede vakmensen.
Reactie:
In de Tweede Suppletoire Begrotingswet is het budget van artikel 11 (Studiefinanciering) met € 19,5 miljoen verhoogd. Met dit geld is een vooruitbetaling gedaan aan de OV-bedrijven. In de begroting 2019 is hetzelfde bedrag van artikel 11 (Studiefinanciering) afgehaald. Dit geld is daar door de vooruitbetaling niet meer nodig. Hierdoor is er in 2019 ruimte om artikel 4 (Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie) op te hogen met € 19,5 miljoen. Met dit geld wordt de regeling praktijkleren in stand gehouden.
Gewijzigd amendement van de leden Bruins en Rog ter vervanging van dat gedrukt onder nr. 24, Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 24
In artikel 1 Primair onderwijs worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verlaagd met € 250 (x € 1.000).
In artikel 1 Primair onderwijs worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 250 (x € 1.000).
Dankzij initiatiefwetgeving van de leden Rog (CDA), Voordewind (ChristenUnie) en Ypma (PvdA) is geregeld dat het aanbod van godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen geborgd wordt en van structurele middelen wordt voorzien. Ondergetekenden vinden het van belang dat het subsidiebedrag voor het Dienstencentrum GVO/HVO toereikend en realistisch is. Op basis van de door het Dienstencentrum gepresenteerde begroting stellen zij daarom voor om het subsidiebedrag voor 2019 met 250.000 euro te verhogen. Dit geld kan benut worden om de arbeidsvoorwaarden van de docenten goed te regelen. Dit amendement wordt gedekt uit het niet-juridisch verplichte deel van artikel 1, namelijk uit de post subsidies (Humanistisch vormend en godsdienstonderwijs). Het gaat hier om middelen die reeds op deze post geboekt waren, maar die zonder dit amendement niet beschikbaar zouden zijn gekomen voor het Dienstencentrum GVO/HVO.
Reactie:
Het subsidiebedrag voor 2019 voor het Dienstencentrum GVO/HVO wordt verhoogd met € 250.000 waardoor het totale subsidiebedrag 12,1 mln. bedraagt exclusief loon- en prijsbijstelling over 2019. De dekking van dit bedrag valt binnen het niet-juridische verplichte deel van artikel 1. De ruimte die daar staat was bedoeld voor een eventuele volumegroei van maximaal 2% in het aantal lesgroepen. Het Dienstencentrum verwacht geen volumegroei waardoor dit geld benut kan worden om de arbeidsvoorwaarden van de docenten te verbeteren.
Amendement van het lid Rog c.s., Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 115
In artikel 9 Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verlaagd met € 22.200 (x € 1.000).
In artikel 9 Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 22.200 (x € 1.000).
Dit amendement beoogt een meerjarig budget beschikbaar te stellen voor de regio-aanpak voor het lerarentekort en extra zij-instroom. In het AO Leraren heeft Minister Slob gemeld hier voor 2019 een bedrag voor vrij te spelen. In het kader van het oplossen van het lerarentekort is het stimuleren van de zij-instroom een belangrijk instrument. Daarvoor is het echter nodig om dit budget ook na 2019 meerjarig en dus structureel beschikbaar te stellen. Het lerarentekort zal immers niet in een jaar worden opgelost en bovendien is de belangstelling voor de regeling vanuit potentiële zij-instromers groot en. Het budget structureel beschikbaar stellen zal zorgen voor de zeer benodigde extra zij-instromers. Met dit amendement wordt structureel € 13 mln beschikbaar gesteld voor de regioaanpak en wordt het plafond van de regeling zij-instroom voor de jaren 2019 en verder op het niveau van 2018 (€ 17.2 mln) gebracht om zo de te verwachten aanvragen voor zij-instroom PO tegemoet te komen. Voor de zij-instroom betekent dit een verhoging van € 9,2 miljoen in 2019 en voor de jaren 2020 en verder (structureel) een verhoging van € 13,2 mln. De dekking voor dit amendement wordt gevonden door structurele verlaging van het budget van de Lerarenbeurs, gezien de onderuitputting van de afgelopen jaren op dat budget.
Reactie:
Bij de wijziging van de begroting (1e Suppletoire Begrotingswet 2019) wordt het budget vanuit de Lerarenbeurs structureel verlaagd. Het budget voor de zij-instroom wordt verhoogd met € 9,2 miljoen voor 2019 en structureel € 13,2 miljoen vanaf 2020. Daarnaast wordt structureel € 13 miljoen beschikbaar gesteld voor de regionale aanpak van het lerarentekort. Vanwege de urgentie van het lerarentekort is onlangs een regeling gepubliceerd voor 2019. Nu er meerjarig middelen beschikbaar komen, wordt de regeling geëvalueerd en wordt, op basis van geleerde lessen een nieuwe regeling opgesteld voor 2020 en verder.
Toezeggingen
Toezegging verkenning naar de systematiek rondom de OCW-ramingen
In onze brief van 29 oktober 2018 hebben wij uw Kamer geïnformeerd over het eerste deel van de gezamenlijke verkenning met Financiën naar de systematiek rondom de OCW-ramingen (Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 28). Hierin hebben we toegelicht hoe in de verkenning naar de nauwkeurigheid van de ramingen gekeken is. De verkenning heeft het beeld opgeleverd dat de OCW-ramingen nauwkeurig zijn. Het is niet reëel te verwachten dat de nauwkeurigheid op totaalniveau substantieel kan worden verbeterd. Wel blijven we altijd kritisch kijken naar onze ramingen en zetten we ons in om deze te verbeteren waar mogelijk. In onze brief hebben we aangekondigd uw Kamer zo spoedig als mogelijk te informeren over de uitkomsten van het tweede deel van de verkenning: het zoeken naar mogelijkheden om de werkwijze van doorvertaling van de OCW-ramingen naar de begroting aan te passen om onrust in de begrotingscyclus te verminderen. Voor de zomer kunnen wij u informeren over de uitkomsten van het tweede deel van de verkenning.
Toezegging eetafspraken
Minister van Engelshoven heeft op 19 november tijdens het wetgevingsoverleg cultuur (Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 82) in de Tweede Kamer aan de PvdD toegezegd dat door haar geïnitieerde eetafspraken voortaan in de regel vegetarisch zijn. De keuzevrijheid blijft echter overeind: deelnemers aan een (ontbijt/lunch/diner-)afspraak kunnen nog steeds de voorkeur geven aan vlees of vis. In uitnodigingen zal hier actief naar worden gevraagd. De vegetarische norm geldt niet voor afspraken van Minister Slob of de rest van OCW.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob