Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 februari 2019
In deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over het diversiteitsbeleid bij de Universiteit Utrecht. Het lid De Graaf (PVV) van uw Kamer heeft hierom verzocht tijdens het ordedebat op 6 februari 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 50, item 5).
De Universiteit Utrecht heeft onlangs een projectplan gepresenteerd om te zorgen voor meer diversiteit in de instroom van studenten.1 Het gaat om een stappenplan voor opleidingen om er voor te zorgen dat «studiekiezers, ongeacht hun achtergrond, zich tijdens het proces van aanmelden, matchen en selectie welkom voelen». De universiteit wil dat alle studenten die dat kunnen en willen gelijke kansen hebben om op de instelling te kunnen studeren.
In een bijlage van het projectplan zijn door studenten en medewerkers suggesties gedaan voor meer inclusie en diversiteit op de Universiteit Utrecht. In de bijlage, die ter inspiratie bij het projectplan is gevoegd, wordt een grote verscheidenheid aan ideeën genoemd. Het gaat hierbij om ideeën van studenten en medewerkers en is geen beschrijving van beleid(svoornemens) van de Universiteit Utrecht.
Diversiteit op universiteiten en hogescholen, zowel in het personeelsbestand als in de studentenpopulatie, creëert kansen. Verschillende achtergronden brengen uiteenlopende perspectieven en dat kan weer leiden tot meer creativiteit en innovatie. Het biedt een rijke leeromgeving waarin studenten elkaar kunnen ontmoeten, van elkaar kunnen leren en tegenstellingen kunnen overbruggen.
Inclusie maakt het mogelijk dat de universiteit of hogeschool een plek is waar iedereen zich thuis kan voelen en zich optimaal kan ontwikkelen.
Ik kan het alleen maar aanmoedigen dat universiteiten en hogescholen nadenken over diversiteit en inclusie en daar ook concrete maatregelen aan koppelen. In het onderwijs, en zeker het hoger onderwijs, zijn inspiratie, reflectie, debat en meningsvorming cruciale elementen om echt te leren. Ik stimuleer het dat onderwijsinstellingen – binnen de Nederlandse (grond)wettelijke kaders – ruimte blijven bieden voor dit leerproces. Het is echter aan de instellingen zelf om te bepalen hoe zij hier aandacht aan besteden en welke maatregelen zij op dit gebied nemen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, I.K. van Engelshoven