Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juni 2019
Bijgaand doe ik u een afschrift toekomen van de zesde rapportage van Nederland inzake het Europees Handvest voor regionale talen en talen van minderheden van de Raad van Europa1. Fries is één van de talen die erkend zijn onder het Europees Handvest. Op 26 juni spreken we tijdens het AO BFTK over de Friese taal en cultuur.
Het Europees Handvest is als verdrag van de Raad van Europa op 5 november 1992 in werking getreden. Voor Nederland zijn de bepalingen op 1 maart 1998 in werking getreden. Nederland heeft de verplichting op zich genomen de bepalingen van deel II van het Handvest toe te passen op de volgende talen: Fries, Nedersaksisch, Limburgs, Sinti-Romanes en Jiddisch. Voor het Fries heeft Nederland zich daarnaast gebonden tot toepassing van 48 bepalingen uit deel III van het Handvest.
In het kader van de verdragsverplichtingen is Nederland gehouden periodiek te rapporteren over de implementatie van het Handvest aan de Raad van Europa. De rapportage geeft een overzicht van de recente ontwikkelingen op het terrein van de onder het Handvest erkende talen. Er wordt tevens ingegaan op de aanbevelingen van de Raad van Europa over deel II en vervolgens deel III van het Handvest. De informatie opgenomen over het Fries komt overeen met de stukken die ik uw Kamer eerder toestuurde en verwijst naar de afspraken gemaakt in de BFTK 2019–2023. De bijlagen bij de rapportage ontving u op 21 december bij mijn brief over de stand van zaken erkende talen Fries en Nedersaksisch (Kamerstuk 35 000 VII, nr. 83).
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren