Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 februari 2019
Het afgelopen jaar is Nederland geëvalueerd door de Groep Staten tegen Corruptie van de Raad van Europa (hierna GRECO). Onderwerp van de evaluatie was de preventie van corruptie en versterking van integriteit bij de hoogste uitvoerende functies in de centrale overheid en bij de rechtshandhavingsinstanties. In de Nederlandse situatie gaat het om Ministers en Staatssecretarissen (onderdeel A van de evaluatie), Nationale Politie en de Koninklijke Marechaussee (KMar) (onderdeel B van de evaluatie).
Met deze brief wordt u geïnformeerd over de conclusies van de evaluatie en de aanbevelingen. Bijgaand ontvangt u het Engelstalige evaluatierapport van GRECO alsmede de Nederlandse vertaling1.
Op 7 december 2018 is het evaluatierapport met aanbevelingen voor Nederland vastgesteld. De conclusies in het rapport zijn gebaseerd op de beantwoording van een uitgebreide vragenlijst en de bevindingen van een GRECO-evaluatieteam dat van 14 tot en met 18 mei 2018 een werkbezoek heeft gebracht aan Nederland. Aan het werkbezoek van het evaluatieteam voor onderdeel A heeft de Griffie van de Tweede Kamer een bijdrage geleverd. Conform de procedures van GRECO maakt het kabinet het rapport zo snel mogelijk openbaar en zal uiterlijk 30 juni 2020 worden gerapporteerd over de voortgang van de implementatie van de aanbevelingen in het evaluatierapport. Vanzelfsprekend zal het kabinet zorgvuldig bezien hoe invulling kan worden gegeven aan de aanbevelingen van GRECO.
Achtergrond GRECO
GRECO werd in 1999 opgericht door de Raad van Europa en beoogt een bijdrage te leveren aan de strijd tegen corruptie door toe te zien op de uitvoering van de diverse anticorruptie verdragen van de Raad van Europa door de lidstaten. De werkgroep spoort lacunes en tekortkomingen op in de nationale instrumenten ter bestrijding van corruptie en geeft een aanzet tot de wetgevende, institutionele en praktische hervormingen ter bevordering van het voorkomen en bestrijden van corruptie. Landen die het civiel- en strafrechtelijk verdrag tegen corruptie van de Raad van Europa hebben geratificeerd worden automatisch lid van GRECO en onderwerpen zich daarmee aan het bijbehorende systeem van wederzijdse evaluaties. Momenteel zijn 49 landen lid van GRECO (Nederland sinds 2001).
Conclusies evaluatie en aanbevelingen aan Nederland
GRECO constateert dat Nederland van oudsher relatief weinig corruptiezaken en integriteitschendingen kent. In Nederland bestaat in het algemeen vertrouwen in de integriteit van Ministers en Staatssecretarissen, de politie en Defensie. GRECO stelt vast dat «Het Nederlandse overheidsapparaat is gebaseerd op solide constitutionele beginselen, die een kader bieden waarin de regering en haar leden in hoge mate politieke verantwoording verschuldigd zijn aan het parlement en waarin zij het democratische proces dienen te respecteren (...) Er bestaat geen algemene strategie of wettelijk kader die specifiek op beleid inzake corruptiebestrijding en integriteit zijn gericht. De huidige wet- en regelgeving als geheel vormt echter een wettelijk kader waarin dat beleid wel tot uitdrukking komt.» GRECO constateert desalniettemin dat het integriteitsbeleid verder kan worden versterkt door een overkoepelende strategische aanpak. De aanpak van de politie en de KMar wordt in het evaluatierapport positief gewaardeerd: «Het rapport erkent dat de Nederlandse rechtshandhandhavingsinstanties sterk aan integriteit hechten en dat de vorming van beleid op dit gebied reeds lang prioriteit heeft.» Desondanks noemt GRECO in haar rapport ook enkele punten die kunnen worden verbeterd. Tevens werd in de plenaire vergadering van GRECO in de eerste week van december 2018 de Nederlandse organisatie van het evaluatiebezoek meermaals geprezen.
Ter voorkoming van corruptie bij de Ministers en Staatssecretarissen, de politie en de KMar ontving Nederland de volgende aanbevelingen. Zij zijn voorzien van een reactie van het kabinet. De implementatie van de aanbevelingen over het integriteitsbeleid voor bewindspersonen zal onder meer gestalte kunnen krijgen via aanpassingen van het Handboek voor bewindspersonen. Implementatie van de aanbevelingen vergt nadere besluitvorming in de ministerraad. De aanbevelingen voor de politie en KMar sluiten deels aan bij reeds lopende trajecten en bestaande instrumenten. De overige aanbevelingen hebben betrekking op specifieke thema’s en zullen de komende tijd nader worden onderzocht.
Ministers en Staatssecretarissen
Gecoördineerde strategie
i. GRECO beveelt aan dat op basis van een risicoanalyse een gecoördineerde strategie wordt ontwikkeld voor de integriteit van personen die de hoogste leidinggevende functies bekleden, die is gericht op het voorkomen en beheersen van verschillende soorten belangenverstrengeling, waaronder door middel van responsieve maatregelen op het gebied van advies, toezicht en naleving
GRECO merkt op dat Nederland geen gecoördineerde strategie kent die zich richt op de integriteit van Ministers en Staatssecretarissen. Daarnaast constateert GRECO echter eveneens dat het aantal corruptiezaken en integriteitsschendingen in Nederland beperkt is. Het kabinet deelt de opvatting van GRECO dat risicoanalyse en strategie van belang zijn bij het beheersen van integriteits- en corruptierisico’s. Met deze brief beoogt het kabinet op samenhangende wijze aandacht te besteden aan de strategische aspecten van corruptiebestrijding en integriteitsbeleid. In deze brief wordt een overzicht gegeven van reeds bestaande trajecten en te ondernemen stappen op het terrein van integriteitsbevordering en corruptiepreventie, niet alleen ter weergave van de invulling van de overige aanbevelingen, maar ook om de samenhang daartussen duidelijk te maken.
Integriteitscode Ministers en Staatssecretarissen
ii. GRECO beveelt aan (i) dat voor personen die de hoogste leidinggevende functies bekleden een integrale gedragscode wordt ontwikkeld, aangevuld met passende richtsnoeren betreffende belangenverstrengeling en integriteitsgerelateerde kwesties (bijv. geschenken, externe activiteiten, contact met derden, lobbyen etc.), en dat deze gedragscode voor het publiek gemakkelijk toegankelijk wordt gemaakt, en (ii) dat aan deze gedragscode een toezicht- en sanctiemechanisme wordt gekoppeld
De integriteit van de overheid komt ook tot uiting in het gedrag van bewindspersonen. Het is van belang dat bewindspersonen daarover de dialoog aangaan. Het rapport en deze brief vormden dan ook aanleiding om integriteit opnieuw te bespreken in de ministerraad. GRECO vraagt in zijn aanbeveling om een gedragscode voor Ministers en Staatssecretarissen, waarin kaders zijn vastgelegd voor integer handelen. Deze kaders kunnen worden gevonden in onder meer de gedragscode integriteit Rijk (GIR). Hoewel deze gedragscode niet rechtstreeks van toepassing is op bewindspersonen, bevat deze wel degelijk uitgangspunten voor hun handelen. Het handboek bewindspersonen bevat informatie die daar vervolgens specifiek verdere invulling aan geeft en vormt daarmee ook op dit terrein de leidraad voor bewindspersonen. In het Handboek wordt bijvoorbeeld de Aanwijzingen voor de rijksdienst inzake protocol (nr.3884909) aangehaald, die aanvullende aandachtspunten bevatten voor het aannemen van geschenken. Deze aanbeveling van GRECO zal bij de herziening van het handboek worden meegenomen. Het handboek is openbaar en wordt op internet gepubliceerd.
Consultatie en training
iii. GRECO beveelt aan (i) dat voor personen die de hoogste leidinggevende functies bekleden op vertrouwelijke basis begeleiding omtrent integriteitsgerelateerde kwesties, belangenverstrengeling etc. wordt opgezet, en (ii) dat de bewustwording van integriteitskwesties wordt vergroot bij de personen die de hoogste leidinggevende functies bekleden, waaronder door middel van periodieke trainingen
In situaties waarin de integriteit van een bewindspersoon in het geding kan komen, wordt terughoudendheid van bewindspersonen verwacht. In het handboek wordt daar, in het kader van bijvoorbeeld het aannemen van geschenken en het bijwonen van officiële gelegenheden, aandacht aan besteed. In sommige gevallen kan daar onduidelijkheid over bestaan. Bewindspersonen kunnen met vragen terecht bij de secretaris-generaal van het ministerie, mede-bewindspersonen, in het bijzonder de Minister-President, en de secretaris van de ministerraad. Voorts komt het onderwerp integriteit ad hoc geregeld aan de orde in de ministerraad, zoals bij aanvang van de kabinetsperiode of bij bespreking van deze kabinetsreactie. Zoals hierboven reeds gesteld, vormde het rapport aanleiding om integriteit opnieuw te bespreken in de ministerraad.
Contacten met lobbyisten
iv. GRECO beveelt aan (i) dat regels en richtsnoeren worden geïntroduceerd over de wijze waarop personen die de hoogste leidinggevende functies bekleden in contact treden met lobbyisten en andere derden die ernaar streven regeringsprocessen en -besluiten te beïnvloeden, en (ii) dat de transparantie wordt vergroot ten aanzien van contacten en onderwerpen met betrekking tot het lobbyen bij personen die de hoogste leidinggevende functies bekleden
De observatie van GRECO is dat lobbyen een belangrijk onderdeel is van besluitvorming in Nederland en is van mening dat de transparantie in dit opzicht zou moeten worden vergroot.
In de Nederlandse verhoudingen wordt lobbyen in de zin van interactieve beleidsontwikkeling als constructief beschouwd. Burgers, bedrijven en organisaties moeten de mogelijkheid hebben om in een vroeg stadium te worden betrokken bij de beleidsontwikkeling en om bij de politiek en het bestuur hun belangen te behartigen. Lobbyactiviteiten ten behoeve van het behartigen van deze belangen kunnen ook risico’s met zich brengen. Mensen met een sterke positie, macht of geld kunnen de boventoon voeren en lobbyactiviteiten kunnen leiden tot onzuivere verhoudingen, vriendjespolitiek, belangenverstrengeling of schimmige praktijken. Deze risico’s kunnen volgens het kabinet het best worden bestreden door transparantie en betekenisvolle openheid waar mogelijk. In dit kader publiceren de bewindslieden wekelijks een overzicht van hun openbare agenda.
In het kader van het eerdere kabinetsstandpunt naar aanleiding van de initiatiefnota «Lobby in daglicht» 2 stond transparantie over de wijze van beïnvloeding van besluitvormingsprocessen centraal, ongeacht of er sprake is van een professionele lobbyist vanuit het bedrijfsleven of iemand anders vanuit bijvoorbeeld een koepel- of non profitorganisatie met een belang. Zoals ook is toegelicht in het kabinetsstandpunt over de transparantie van het wetgevingsproces3 geeft het kabinet de voorkeur aan openheid over besluitvormingsprocessen in plaats van een volledige specificatie van contacten met lobbyisten, lobbyorganisaties of andere maatschappelijke partijen of individuen. Dat laatste is in de regel statische informatie die geen inzicht geeft in de mate van beïnvloeding en de beïnvloedingswijze bij concrete besluitvormingstrajecten. Bovendien hecht het kabinet aan open contact met allerlei maatschappelijke partijen en onder omstandigheden kan dergelijk contact slechts zinvol plaatshebben in vertrouwelijkheid.
Belangenverstrengeling
v. GRECO beveelt aan dat ten aanzien van personen die de hoogste leidinggevende functies bekleden een verplichting wordt ingevoerd om ad hoc melding te doen van een ontstane situatie waarin sprake is van een conflict tussen persoonlijke belangen en officiële functies
vii. GRECO beveelt aan (i) dat personen die de hoogste leidinggevende functies bekleden worden verplicht periodiek in het openbaar opgave te doen van hun financiële belangen, (ii) dat wordt overwogen om ook financiële gegevens inzake echtgenoten en afhankelijke familieleden in die opgave op te nemen (met dien verstande dat deze gegevens niet noodzakelijkerwijs openbaar hoeven te worden gemaakt), en (iii) dat voor die opgaven een passend toetsingsmechanisme wordt ingesteld
Voorop staat dat bewindspersonen belangenverstrengeling of de schijn daarvan vermijden. Zo is in het handboek voor bewindspersonen expliciet geregeld dat het accepteren van een nevenfunctie wanneer de bewindspersoon eenmaal in functie is, alleen bij hoge uitzondering en na schriftelijke toestemming van de Minister-President kan plaatsvinden. Voor andere gevallen waarin relevante wijzigingen in private belangen zich kunnen voordoen, zal in de geest van voorgaande worden gehandeld. Het handboek zal daarop worden verduidelijkt.
Vervolgfuncties
vi. GRECO beveelt aan dat algemene regels betreffende beperkingen na uitdiensttreding worden ingevoerd voor personen die de hoogste leidinggevende functies bekleden en die na het einde van hun functie in de publieke sector in de private sector een nieuwe betrekking zoeken en/of op het punt staan die betrekking te aanvaarden
Naar de mening van GRECO zijn er in Nederland niet voldoende maatregelen getroffen om belangenverstrengeling bij het aanvaarden van een vervolgfunctie tegen te gaan. GRECO beschouwt het lobbyverbod voor gewezen bewindspersonen als een goede stap, maar beveelt aan om ook meer in algemene zin maatregelen te nemen.
Aan de ene kant staat het bij voorbaat beperken van een vervolgfunctie voor politieke ambtsdragers op gespannen voet met de uitkeringsregeling en de daarbij horende sollicitatieplicht van deze functionarissen. Na afloop van de ambtsvervulling zijn politieke ambtsdragers verplicht zo snel mogelijk de stap zetten naar een andere functie.
Aan de andere kant speelt het ook door GRECO opgeworpen vraagstuk dat is verbonden met vervolgfuncties van bewindspersonen. Door tijdens de ambtsvervulling al rekening te houden met de belangen van zijn toekomstige werkgever kan er immers sprake van (de schijn van) belangenverstrengeling.
Onderzoek en vervolging
viii. GRECO beveelt aan dat ervoor wordt gezorgd dat procedures die voorzien in het onderzoek naar en de strafrechtelijke vervolging van ambtsmisbruik (waaronder passieve omkoping) geen belemmering vormen voor de strafrechtspleging ten aanzien van bewindspersonen die ervan worden verdacht met corruptie samenhangende strafbare feiten te hebben gepleegd
GRECO bespreekt in haar rapport de (nog nooit toegepaste) procedure voor ambtsdelicten zoals vervat in artikel 119 van de Grondwet en de Wet ministeriële verantwoordelijkheid en ambtsdelicten leden Staten-Generaal, Ministers en Staatssecretarissen. Daarbij merkt GRECO op dat dit wettelijk kader het lastig maakt bewindspersonen te vervolgen voor sommige delicten die zij plegen tijdens de uitvoering van hun taken. GRECO beveelt aan te verzekeren dat de procedures voor onderzoek en vervolging van ambtsdelicten (waaronder passieve omkoping) niet in de weg staan aan het strafrechtstelsel ten aanzien van bewindspersonen die verdacht worden corruptie verwante delicten te hebben gepleegd.
Op 10 juli jl. is de Commissie herziening wetgeving ambtsdelicten Kamerleden en bewindspersonen (Commissie-Fokkens) ingesteld (Stcrt. 2018, nr. 39464). De commissie heeft tot taak te adviseren over een fundamentele herziening van de wetgeving inzake vervolging en berechting van leden van de Staten-Generaal, Ministers en Staatssecretarissen wegens ambtsdelicten. Naar verwachting zal de Commissie haar advies aan het einde van 2019 uitbrengen. GRECO verwijst hiernaar ook reeds in haar rapport. Naar aanleiding van het advies van de Commissie-Fokkens over de herziening van deze wetgeving zal worden bezien hoe het beste opvolging kan worden gegeven aan de GRECO-aanbeveling.
Nationale Politie en de Koninklijke Marechaussee
Aanvulling gedragscode, beroepscode en themabladen
ix. GRECO beveelt aan (i) dat de themabladen van de Beroepscode politie (NP) verder worden uitgewerkt, zodanig dat daarin richtlijnen, voorbeelden en geleerde lessen worden opgenomen en zodat ze afdoende richting geven in situaties van belangenverstrengeling en andere met integriteit samenhangende situaties (bijv. geschenken, contact met derden, nevenactiviteiten, omgang met vertrouwelijke informatie) en dat voor de Koninklijke Marechaussee (KMar) een soortgelijk instrument wordt opgesteld, en (ii) dat wordt gezorgd voor toezicht op de naleving en handhaving van deze instrumenten
GRECO is positief over het integriteitsbeleid van de politie en de KMar, in het bijzonder omdat integriteit wordt gezien als integraal onderdeel van de professionaliteit in de taakuitvoering door de medewerkers. Ten aanzien van de beroepscode en de themabladen, waarin de basiswaarden en de belangrijkste integriteitsthema’s zijn weergeven, raadt GRECO aan deze verder aan te vullen met extra voorbeelden en sommige thema’s verder uit te werken (aanbeveling ix). De politie onderschrijft deze aanbeveling en zal de themabladen overeenkomstig aanvullen.
De KMar wordt geadviseerd een instrument te ontwikkelen dat medewerkers meer guidance kan geven in specifieke situaties, passend bij de rechtshandhavende taak van de organisatie. Bij brief van 12 december 2018 van de Staatssecretaris van Defensie is aangekondigd dat er binnen Defensie wordt gewerkt aan gedragsregels omdat er behoefte bestaat aan een overzichtsdocument van gewenst en ongewenst gedrag en voorschriften voor het voorkomen van ongewenst gedrag.4 Bij de uitvoering van de aanbeveling van GRECO door de KMar wordt consistentie met de beroepscode van de politie en de gedragsregels van Defensie in ogenschouw genomen.
Training
x. GRECO beveelt aan dat de bijscholing over ethiek en integriteit voor personeel van de Nationale Politie (NP) en de Koninklijke Marechaussee (KMar), waaronder de leidinggevenden, wordt verbeterd door op landelijk niveau nadere regelmatige trainingen te ontwikkelen ter ondersteuning van en als aanvulling op de bestaande gedecentraliseerde trainingen binnen de eenheden
In het reguliere opleidingsprogramma voor medewerkers van de politie en de KMar wordt regelmatig aandacht besteed aan integriteit en het maken van de juiste morele keuzes in lastige en risicovolle situaties. Dit gebeurt zowel in het kader van de initiële opleiding als tijdens reguliere trainingen, bijvoorbeeld voor leidinggevenden. Daarnaast wordt binnen teams gesproken over werk gerelateerde dilemma’s en wordt op teamniveau besloten welke training past bij de vragen en risico’s die leven. GRECO raadt aan daarnaast ook op nationaal niveau een kader vast te stellen voor trainingen, die medewerkers gedurende de loopbaan volgen. De komende tijd zal door de politie en KMar worden bezien welke mogelijkheden er zijn voor landelijke ontwikkelingen, in aanvulling op de huidige, decentrale werkwijze. Dit zonder de voordelen van de huidige decentrale werkwijze – zoals het vraag gestuurd werken – te verliezen.
Screening politieambtenaren
xi. GRECO beveelt aan dat afdoende maatregelen worden getroffen en de juiste middelen worden ingezet om ervoor te zorgen dat personeel bij de Nationale Politie (NP) periodiek en gedurende het hele dienstverband, wordt gescreend
GRECO is positief over de screening die voorafgaand aan het dienstverband bij de politie wordt uitgevoerd, maar ziet dat de screening gedurende het dienstverband verbeterd kan worden. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft momenteel een wetsvoorstel in voorbereiding over de screening van ambtenaren van politie en politie-externen. Onderdeel van het wetsvoorstel betreft onder meer de uitbreiding van de screening gedurende het dienstverband van ambtenaren van politie of tijdens de werkzaamheden van politie-externen met continue screening, een meldplicht en herhaalonderzoeken (bijvoorbeeld bij wijziging van functie/ werkzaamheden). Het wetsvoorstel voldoet hiermee aan de aanbeveling van de GRECO. Het wetsvoorstel zal naar verwachting begin 2019 naar de Tweede Kamer worden gezonden.
Registratie van geschenken
xii. GRECO beveelt aan dat de procedures in situaties waarin geschenken en voordelen van een bepaalde omvang zijn aangeboden/aangenomen worden versterkt, in het bijzonder door voor de melding/opgave van aangeboden/aangenomen geschenken en voordelen een standaardformulier in te voeren, dat deze worden geregistreerd en dat daarop toezicht wordt gehouden
GRECO beoordeelt de regels over het aannemen van geschenken als goed ontwikkeld, maar ziet ruimte voor verbetering in het proces voor het melden van aangeboden geschenken en andere voordelen onder andere door een betere registratie. Een registratie kan meer zicht geven op degenen die geschenken en voordelen aanbieden en aangeboden krijgen. De politie en de KMar vinden dit een waardevolle suggestie en gaan dit nader onderzoeken.
Toegang tot vertrouwelijke informatie
xiii. GRECO beveelt aan dat de controlemaatregelen ten aanzien van de toegang tot en het gebruik van vertrouwelijke informatie worden verbeterd om ongeoorloofde toegang tot politieregisters en het lekken van informatie te voorkomen
GRECO beveelt aan maatregelen te treffen die zien op het voorkomen van ongeautoriseerde toegang tot informatie en het lekken van informatie. Nederland onderschrijft het belang van een goed georganiseerde beveiliging van politiegegevens. Dit sluit ook aan bij constateringen en aanbevelingen uit eerder afgeronde onderzoeken. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft de Tweede Kamer over de laatste ontwikkelingen bij politie geïnformeerd in zijn brief van 16 november 2018.5 Deze ontwikkelingen passen bij de aanbeveling van GRECO.
De KMar hecht eveneens grote waarde aan het belang van een goed georganiseerde beveiliging van gegevens. Dit aandachtspunt is immers ook in het WODC rapport over georganiseerde criminaliteit en integriteit van rechtshandhavingsorganisaties benoemd.6 Het oneigenlijk gebruik van informatie is een aandachtspunt binnen de KMar. Op het gebied van de informatievoorziening loopt binnen de KMar een traject om het proces van autorisaties en identificatie opnieuw in te richten. Logging en de steekproefsgewijze controle op loggings maakt onderdeel uit van dat ontwikkeltraject.
Onderzoek risico belangenverstrengeling na uitdiensttreding
xiv. GRECO beveelt aan dat er onderzoek wordt verricht naar het risico van belangenverstrengeling met betrekking tot de periode na uitdiensttreding en overige werkzaamheden van politieambtenaren (ook op het hoogste niveau) nadat zij de politiedienst hebben verlaten, dit met het oog op de te maken afweging voor passende regelgeving op dit gebied
GRECO beveelt aan om een onderzoek te verrichten naar de risico’s van belangenverstrengeling nadat een medewerker uit dienst is gegaan bij de politie en de KMar. Een dergelijke studie kan veel waardevolle informatie opleveren, met name gezien de intensivering van de samenwerking tussen burger en overheid. Op welke wijze dit onderzoek zal worden uitgevoerd, wordt momenteel bekeken.
Melden van financiële belangen
xv. GRECO beveelt aan (i) dat het huidige meldingsregime wordt verbeterd door ten aanzien van het topmanagement van de Nationale Politie (NP) en de Koninklijke Marechaussee (KMar) een verplichting in het leven te roepen om zowel bij aanvaarding van de functie als periodiek daarna financiële belangen volgens een vooraf bepaald formulier te melden, (ii) dat functies worden aangewezen die het risico van belangenverstrengeling met zich meebrengen, en (iii) dat in passend toezicht wordt voorzien
Aanbeveling xv van GRECO ziet op de wijze waarop aangewezen functionarissen die vanwege de risico’s die met de functie gepaard gaan, financiële belangen bij de werkgever moeten melden en het monitoren van deze meldingen. Voor de politie sluit deze aanbeveling aan bij hetgeen is geregeld in artikel 55b van het Besluit algemene rechtspositie politie. In dit artikel is een verbod opgenomen financiële belangen te hebben, effecten te bezitten of effectentransacties te verrichten waardoor de goede vervulling van de functie of het goed functioneren van de openbare dienst niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. De politie zal ambtenaren aanwijzen die werkzaamheden verrichten waaraan in het bijzonder het risico van financiële belangenverstrengeling is verbonden en een formulier voor het melden introduceren.
Voor de KMar geldt dat medewerkers de financiële belangen waardoor de goede vervulling van de functie redelijkerwijs niet kan worden gewaarborgd, moeten melden aan de Minister van Defensie (artikel 12 ARAR en artikel 70c BARD). De functies waaraan in het bijzonder risico’s zijn verbonden, zijn formeel nog niet aangewezen. Ook een standaardformulier waarmee de financiële belangen kunnen worden gemeld, moet nog worden vastgesteld. Defensie verwacht dit op korte termijn te kunnen afronden.
Melden integriteitsschendingen
xvi. GRECO beveelt aan (i) dat voor politieambtenaren een verplichting in het leven wordt geroepen om corruptiegerelateerde misdragingen binnen de dienst te melden, en (ii) dat de bescherming van klokkenluiders in dat verband wordt aangepast
In Nederland geldt de verplichting voor ambtenaren om aangifte te doen van strafbare feiten zoals corruptie. GRECO constateert dat er daarnaast geen algemene verplichting is ongewenst gedrag van collega’s binnen de organisatie te melden. De politie en de KMar hebben de afgelopen jaren maatregelen genomen om het melden van signalen van integriteitsschendingen te stimuleren en te vereenvoudigen.7 In dat beleid wordt gekozen voor een cultuur van elkaar aanspreken en het bespreekbaar maken van misstanden. In een algemene meldplicht wordt geen toegevoegde waarde gezien. Mogelijk is het effect daarvan dat deze de gewenste cultuur niet stimuleert of daaraan juist afbreuk doet. Bij de aanpassing van de themabladen van de politie en de gedragsregels die gelden voor de KMar zal in lijn met het advies van GRECO wel een passage over het melden van corruptie en ander ongewenst gedrag worden opgenomen.
GRECO beveelt ten slotte aan om de bescherming van klokkenluiders aan de passen indien de meldplicht wordt verruimd. De bescherming van klokkenluiders is in Nederland niet aan een meldplicht gekoppeld. Aanpassen van de bescherming is voor de implementatie van deze aanbeveling dus niet noodzakelijk.
Overige evaluaties op terrein corruptiebestrijding (OESO, VN en EU)
De Nederlandse aanpak van corruptie wordt, naast de evaluatie in GRECO-verband, komend jaar ook door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) beoordeeld en door de Verenigde Naties (VN) geëvalueerd. Deze gremia hebben evaluaties met verschillende aandachtsgebieden binnen het thema corruptie.
De VN-evaluatie richt zich op het ontnemen van wederrechtelijk verkregen vermogen (asset recovery) en de preventie van corruptie, de OESO-evaluatie betreft de aanpak van buitenlandse omkoping. De conclusies van de in deze brief genoemde evaluaties op het terrein van corruptiebestrijding zullen waar mogelijk met elkaar in samenhang worden bezien en uw Kamer zal daarover nader geïnformeerd worden. Het beleid van het Kabinet zal erop zijn gericht naar vermogen en volledig rekening houdende met Nederlandse rechtsprincipes uitvoering te geven aan deze aanbevelingen.
Tot slot speekt het kabinet zijn waardering uit voor het rapport van GRECO en de aanbevelingen. Het kabinet zal de komende tijd de voornemens in deze brief zorgvuldig ter hand nemen en uw Kamer daarover berichten.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten