Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 januari 2019
In haar brief van 20 december 2018 verzoekt de vaste commissie van Binnenlandse Zaken mij de verschillen tussen de alternatieve Bestuursovereenkomst (aBFTK) van de Ried fan de Fryske Beweging en de Bestjoersôfspraak Fryske Taal en Kultuer 2019–2023 (BFTK) uiteen te zetten. Op 21 december 2018 deed ik u de BFTK 2019–2023 toekomen1. Ik ga met deze brief in op dit verzoek.
De Wet gebruik Friese taal2 bepaalt dat het Rijk en de provincie Fryslân een gezamenlijke verantwoordelijkheid en zorgplicht hebben voor de Friese taal en cultuur. Het Rijk en de provincie maken periodiek bestuursafspraken ter uitwerking van deze verantwoordelijkheid.
De BFTK 2019–2023 is in goede samenwerking met de provincie Fryslân tot stand gekomen. De voorbereidingen voor de nieuwe BFTK zijn eind 2017 begonnen. Het adviesorgaan voor de Friese taal, DINGtiid, is nauw betrokken geweest bij dit proces. In dit voorstadium heeft de provincie ook gesproken met vrijwel alle bij de Friese taal betrokken organisaties als de Ried fan de Fryske Beweging, de Fryske Akademy en het taalbevorderingsinstituut Afûk. De uitkomsten van deze gesprekken zijn waar mogelijk en wenselijk meegenomen in de totstandkoming van de bestuursafspraak tussen provincie en Rijk. De Fryske Beweging heeft mij de aBFTK echter niet apart doen toekomen.
De afspraken in de BFTK zijn opgesteld binnen de geldende wettelijke kaders. Ik heb hierbij samen met de provincie pragmatisch gekeken naar duurzame borging en bevordering van de Friese taal. De Friese taal moet als onderdeel van de regionale identiteit niet enkel een recht, maar ook een vanzelfsprekendheid zijn.
In deze brief schets ik de belangrijkste verschillen tussen de BFTK 2019–2023 en de aBFTK van de Ried fan de Fryske Beweging. De belangrijkste verschillen betreffen onderwijs en de rechterlijke en bestuurlijke autoriteiten. Ik ga echter eerst in op verschillen met het algemene hoofdstuk.
In de aBFTK ziet de Fryske Beweging een actieve rol weggelegd voor scholen en docenten, organisaties, de zorg, de rechtbank en bijvoorbeeld Omrop Fryslân. Met de BFTK wordt uitvoering gegeven aan de gedeelde verantwoordelijkheid voor de Friese taal en cultuur. Partij in de bestuursafspraak zijn het Rijk en de provincie Fryslân. In de uitvoering van de BFTK worden belanghebbenden vanzelfsprekend actief betrokken; zij zijn echter geen directe partij bij de BFTK.
Zowel de aBFTK als de BFTK kijken ambitieus naar de toekomst van de Friese taal en cultuur. De Fryske Beweging ziet echter een discrepantie tussen de looptijd van de BFTK (vijf jaar) en de in de BFTK genoemde lange termijn doelstellingen voor het Fries in 2030. De huidige BFTK zet een stip op de horizon naar 2030 en moet dan ook gezien worden als het startpunt van de geformuleerde ambities. In toekomstige BFTK’s kan hieraan verder invulling gegeven worden. Het jaar 2030 is een ijkpunt voor de doelstellingen voor het Fries. Het streven is dat het aantal moedertaalsprekers dat het Fries goed kan lezen en schrijven en het aantal tweede en derde taalsprekers dat het Fries goed kan verstaan en spreken met 10% is toegenomen.
De Fryske Beweging geeft aan zich zorgen te maken over de bestuurlijke eenheid van de provincie Fryslân, waarmee de positie van de Friese taal en cultuur nauw verbonden is. Ik ben niet voornemens provincies op te schalen naar landsdelen. Er is geen sprake van het opgaan van de provincie Fryslân in een noordelijk landsdeel. Gezien de ontbrekende noodzaak zijn hierover dan ook geen afspraken in de BFTK opgenomen.
De provincie Fryslân is als meest betrokken bestuurslaag primair verantwoordelijk voor de Friese taal en cultuur. De provincie heeft hier een voorbeeldfunctie. Sinds 2017 geeft de provincie, in nauw overleg met het Rijk, invulling aan de rol van «Taalskipper». Die rol is benoemd in de BFTK 2019–2023 en het startdocument «De Taalskipper Frysk». Hierover informeerde ik uw Kamer in mijn brief van 21 december 2018. Als Taalskipper zorgt de provincie voor overleg, ambitie en samenwerking in het Friese taaldossier in de provincie Fryslân. Rijk en provincie behouden hierbij hun gezamenlijke zorgplicht voor het Fries.
Tevens bepleit de Fryske Beweging zichtbaarheid en meer en beter gebruik van het Fries. De provincie vervult de rol van «taalbrenger» en gebruikt het Fries als volwaardige bestuurstaal en bevordert de status van het Fries. Medewerkers van mijn ministerie en de provincie organiseren jaarlijks een werkbezoek naar de provincie Fryslân, waarmee ik met de provincie inzet op het vergroten van de minimale kennis van de Friese taal en cultuur van bij het dossier Fries direct betrokken rijksambtenaren. Ook leert de ervaring dat bij het dossier betrokken rijksambtenaren zich het Fries, in ieder geval passief, eigen maken.
Onderwijs speelt een belangrijke rol in de ambities voor 2030. Ik onderschrijf, net als de Fryske Beweging, het belang van goed onderwijs van de Friese taal. De belangrijkste thema’s in de aBFTK in het domein onderwijs betreffen de rol van de provincie en scholen, een doorlopende leerlijn, het curriculum en de rol van de onderwijsinspectie. Hieronder licht ik de afspraken in de BFTK 2019–2023 over deze in hoofdstuk 2 van de BFTK uitvoeriger beschreven onderwerpen verder toe.
De Fryske Beweging uit zijn zorgen over de bevoegdheden van scholen over het al dan niet aanbieden van het van Fries. De Wet op het primair onderwijs (WPO)3 en de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO)4 bepalen dat in de provincie Fryslân ook onderwijs wordt gegeven in de Friese taal. Scholen hebben een wettelijke verplichting het vak Fries aan te bieden. Scholen in het Friese taalgebied zijn niet bevoegd hierin zelf een keuze te maken. Gedeputeerde staten kunnen gedeeltelijke of volledige ontheffing van deze verplichting verlenen en stellen daarvoor in een beleidsregel de criteria vast. Gedurende de looptijd van de BFTK wordt op basis van de provinciale Beleidsregel voor het verkrijgen van ontheffing voor het vak Fries in het primair en voortgezet onderwijs5 verder uitvoering gegeven aan het onderwijsbeleid in de provincie Fryslân.
Het project Taalplan Frysk geeft uitvoering aan de Beleidsregel. De eerste fase van het Taalplan Frysk, het in kaart brengen van de feitelijke situatie, is in 2018 afgerond6. Per school is in een Taalplan Frysk o.a. vastgelegd welke kerndoelen de school voor het vak Fries behaalt en wat de ambitie van de school is. Gedeputeerde staten hebben, op basis van de taalplannen, alle scholen een profiel toegekend. Een school met een A-profiel behaalt alle kerndoelen. Scholen die niet alle kerndoelen behalen wordt een lager profiel, en daarmee een voorlopige (gedeeltelijke) ontheffing, toegekend.
Op basis van de analyse van de uitkomsten van het Taalplan Frysk wordt scholen steun op maat geboden om de kwaliteit en het vastgestelde niveau van het vak Fries te verbeteren. Na een periode van vier jaar nadat het profiel van de school is vastgesteld worden scholen opnieuw bezocht. Het doel is dat na drie cycli (uiterlijk 2030) alle scholen in het Friese taalgebied7 alle kerndoelen voor het vak Fries behalen en geen (gedeeltelijke) ontheffing meer krijgen.
De Fryske Beweging beoogt in de aBFTK een doorlopende leerlijn van peuter tot promovendus. De afspraken, gemaakt in de BFTK 2019–2023, streven naar een doorlopende leerlijn Fries, van de voorschoolse periode tot en met het hoger onderwijs. Naast het verplichte aanbod van het vak Fries in het primair en voortgezet onderwijs blijft de provincie in gesprek met bijvoorbeeld kinderopvang en mbo-scholen over het Fries. Het is het streven van de provincie dat mbo-scholen het Fries bewust opnemen in het curriculum. In de BFTK is afgesproken dat het Rijk en de provincie nagaan op wat voor wijze er ook voor het mbo structurele MIF8-gelden beschikbaar gesteld kunnen worden. Op academisch niveau bestaat aan de Rijksuniversiteit Groningen binnen de opleiding Minorities & Multilingualism een leerstoel Friese taal- en letterkunde. Zowel mijn ministerie als de provincie begroten voor de looptijd van de BFTK jaarlijks € 110.000 voor de instandhouding van deze leerstoel Friese taal- en letterkunde.
Op grond van de wijziging van de onderwijswetgeving in 2014 hebben de provinciale staten van Fryslân de bevoegdheid om de kerndoelen voor het vak Fries in het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het speciaal onderwijs vast te stellen. In het proces om tot nieuwe kerndoelen voor het Fries te komen heeft de provincie een parallel traject opgezet aan de landelijke curriculumherziening curriculum.nu. In de BFTK is vastgelegd dat het Ministerie van OCW eenmalig de kosten compenseert die zijn gemaakt om leerkrachten in het ontwikkelteam en de ontwikkelscholen hiervoor vrij te stellen. Het Ministerie van OCW en de provincie treden daarnaast met elkaar in gesprek om te onderzoeken hoe in het vervolg bij de herziening van de kerndoelen Fries zoveel mogelijk aangesloten kan worden bij het landelijke traject.
Ook ziet de Fryske Beweging graag een rol voor de provincie om toezicht te houden op het vak Fries. Daarnaast pleit de Fryske Beweging voor toezicht op het vak Fries op vergelijkbare wijze als dit geldt voor het vak Nederlands. De toezichthoudende rol is, in het verlengde van andere schoolvakken, belegd bij de onderwijsinspectie. De rol van de onderwijsinspectie bij het vak Fries is duidelijk omschreven in de BFTK 2019–2023. In het kader van de reguliere vierjaarlijkse onderzoeken naar bestuur en scholen in het funderend onderwijs besteedt de inspectie als daartoe aanleiding bestaat aandacht aan de wijze waarop het bestuur de kwaliteit van het leerstofaanbod en daarbinnen het aanbod in de Friese taal op de scholen bevordert en monitort. Sinds 2018 hanteert de onderwijsinspectie een nieuw toezichtkader dat gelijk geldt voor alle vakken, inclusief het Fries. Bij gebleken wettelijke tekortkomingen geeft de inspectie een herstelopdracht. Daarnaast zal de inspectie in de komende drie taalplancycli tot 2030 tweemaal een thematisch onderzoek doen waarmee de ontwikkeling van het aanbod in de Friese taal kan worden gevolgd. Hiervoor zal een steekproef worden genomen uit scholen met verschillende taalprofielen.
De Fryske Beweging ziet graag dat het recht om gebruik te maken van het Fries in de rechtspraak beter wordt geïmplementeerd. Zij doet hiervoor in de aBFTK voorzetten, waaronder het schriftelijk vastleggen van de voorkeurstaal. De Wet gebruik Friese taal9 bepaalt dat een persoon die in de provincie Fryslân woont en terechtstaat of het woord voert bij de rechtbank Noord-Nederland of het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden gebruik mag maken van de Friese taal. Met betrekking tot bestuurlijke autoriteiten stelt de wet dat eenieder de Friese taal kan gebruiken in het verkeer met bestuursorganen, voor zover deze in de provincie Fryslân zijn gevestigd.
Het Rijk en de provincie streven, aansluitend op hetgeen is vastgelegd in de Wet gebruik Friese taal, aangaande rechterlijke autoriteiten ook naar het vanzelfsprekend gebruik van de Friese taal vanwege de meerwaarde die het gebruik van deze taal in een Friese meertalige context kan hebben. Gelet op de staatsrechtelijke positie van de rechtspraak, en de ondertekenende partijen, kunnen in de BFTK echter geen directe afspraken opgenomen worden voor de rechtspraak. De provincie zal ook zelf in direct overleg treden met de Rechtbank Noord-Nederland en het Hof Arnhem-Leeuwarden. Tussen de provincie en de rechtspraak nog te maken afspraken worden afzonderlijk vastgelegd. Hierover zijn ook actiepunten opgenomen in het eerdergenoemde Taalskippersdocument.
De Fryske Beweging pleit in de aBFTK verder voor een actieve rol van de provincie bij de uitvoering van de uit de Wet gebruik Friese taal voortvloeiende verplichtingen met betrekking tot het bestuurlijk verkeer. Ook hierover zijn verdere actiepunten opgenomen in het Taalskippersdocument. Zo zal de provincie o.a. gemeenten en bestuursorganen in het Friese taalgebied ondersteunen bij het komen tot dan wel het uitvoeren van taalbeleidsplannen en taalverordeningen inzake de Friese taal. Om gemeenten en andere bestuursorganen te inspireren actief met de implementatie van de WGFT aan de slag te gaan, heeft de provincie onder meer de financiële regeling «Mei-inoar foar it Frysk» opgezet.
In haar rol als Taalskipper nodigt de provincie de bij de Wet gebruik Friese taal betrokken bestuursorganen, minimaal twee keer per jaar uit voor een bestuurlijk overleg om de voortgang van de implementatie van de taalwetgeving te bespreken. Hiernaast vindt ook een ambtelijk overleg Gemeenten & Frysk plaats.
De Wet gebruik Friese taal heeft bij de provincie geleid tot toename van de inzet van capaciteit bij de provincie. Dit komt enerzijds door een intensivering van de taken en anderzijds door een grotere vraag naar taalbeleid. In de BFTK 2019–2023 is dan ook besloten tot een tijdelijke gezamenlijke financiering van deze taakintensivering. Hiervoor begroot ik voor de looptijd van de BFTK jaarlijks € 150.000, dat aan de provincie ter beschikking wordt gesteld.
Tot slot heeft de Fryske Beweging aangegeven graag betrokken te worden bij de evaluatie van de BFTK. In het Taalskippersdocument is vastgelegd dat gedurende de looptijd van de BFTK de Taalskipper eenmaal een bijeenkomst organiseert voor betrokken decentrale partijen met als doel de implementatie van de bestuursafspraak te vergroten.
De Tweede Kamer wordt halverwege de looptijd van de BFTK met een tussenrapportage geïnformeerd over de uitvoering van de bestuursafspraak. Voorafgaand aan deze tussenevaluatie zullen, zoals ook vastgelegd in de BFTK, leden van de Tweede Kamer uitgenodigd worden voor een werkbezoek aan de provincie Fryslân.
Tot slot
Taal en identiteit zijn bijna onlosmakelijk met elkaar verbonden. Binnen de provincie Fryslân moet op vanzelfsprekende manier ruimte zijn voor het Fries. Ik blijf, samen met de provincie, uitvoering geven aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de Friese taal en cultuur.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren