Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 maart 2019
In het WGO Water van 26 november 2018 (Kamerstuk 35 000 J, nr. 28) heb ik toegezegd uw Kamer over een aantal onderwerpen nader te informeren. Op 21 december 2018 heb ik de eerste onderwerpen toegelicht (Kamerstuk 35 000 J, nr. 30). In deze brief doe ik ditzelfde voor de toezeggingen die ik u voor het eerste kwartaal van 2019 heb gedaan. Dit geldt voor de volgende onderwerpen:
– Toiletlozingen pleziervaart
– Legionellarisico’s afvalwaterzuiveringen
– Drugslozingen.
Ik zal in een afzonderlijk brief terugkomen op de beheerautoriteit Waddenzee, voorafgaande aan het AO Wadden.
Verder informeer ik uw Kamer over een eerdere vraag van dhr. Geurts (CDA) over de effecten van cocaïneresten in water en over de vraag van mw. Van Kooten-Arissen (PvdD) over de risico’s van medicijnresten in oppervlaktewater. Tot slot informeer ik uw Kamer over mijn projectbeslissing Marken en over de brief die ik mijn Waalse collega gestuurd heb over de wens betrokken te worden bij het mijnbouwinitiatief vlakbij de Limburgse grens.
Verzegeling van vuilwatertanken in de pleziervaart
In een aangenomen motie vraagt uw Kamer naar de mogelijkheden om vuilwaterlozingen door de pleziervaart tegen te gaan. Momenteel wordt er gewerkt aan een wijziging van de Regeling lozen buiten inrichtingen (Rlbi) om het gebruik van zuiveringsvoorzieningen aan boord van pleziervaartuigen mogelijk te maken. Eerder werd verwacht dat deze wijziging op 1 april 2019 in werking zou kunnen treden. Er is inmiddels gebleken dat het ontwerp van de regeling de notificatieprocedure moet doorlopen, waarvan de doorlooptijd in principe drie maanden bedraagt. De verwachting nu is dat de wijziging medio 2019 in werking zou kunnen treden. Parallel aan de start van de notificatieprocedure wordt de ontwerpregeling voor commentaar gepubliceerd op www.internetconsultatie.nl.
Nadat de Rlbi gewijzigd is, worden de voorschriften opgenomen in een ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). De intentie is om dan voorschriften toe te voegen waarmee de mogelijkheden tot handhaving van het lozingsverbod van ongezuiverd toiletwater verbeterd worden. In lijn met de motie met Kamerstuk 35 000 J, nr. 13, van dhr. De Groot (D66) wordt daarbij gedacht aan het aanbrengen van een verzegeling, waarmee voorkomen wordt dat de afsluiter geopend wordt indien het pleziervaartuig zich op binnenwateren bevindt. Bij de nadere invulling van deze regelgeving zullen uiteraard de belanghebbende organisaties betrokken worden. Het ontwerp tot wijziging van het Bal zal ook voor inspraak gepubliceerd worden. Planning is dat het wijzigingsbesluit gelijktijdig met de Omgevingswet op 1 januari 2021 in werking treedt.
Legionellarisico’s afvalwaterzuiveringen
Mw. Van Brenk (50plus) heeft tijdens het WGO gevraagd om het legionellaonderzoek met prioriteit uit te voeren. Overeenkomstig de wens van de Kamer is een onderzoek gestart naar de locaties van afvalwaterzuiveringen van bedrijven, en de risico’s die deze installaties kunnen opleveren voor besmetting met legionellose (ofwel veteranenziekte). Dit onderzoek loopt reeds en wordt door de Omgevingsdienst NL, samen met het RIVM uitgevoerd. Daarbij worden ook de rioolwaterzuiveringsinstallaties van de waterschappen betrokken. Naar verwachting zal dit onderzoek medio 2019 gereed zijn.
Drugslozingen op rioolwaterzuiveringsinstallaties
Dhr. Geurts heeft tijdens het WGO een vraag gesteld over de strafbaarstelling van drugslozingen die schade veroorzaken aan rioolwaterzuiveringsinstallaties. Hij vraagt of het juist is dat het veroorzaken van dergelijke schade niet valt onder artikel 351 van het Wetboek van Strafrecht.
De constatering is juist dat schade door een drugslozing aan een rioolwaterzuiveringsinstallatie niet strafbaar is gesteld in artikel 351 van het Wetboek van Strafrecht. Artikel 351 noemt wel de schade aan het riool maar niet aan een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit artikel kent een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie.
Op grond van de Wet economische delicten (WED) is het echter wel mogelijk dat drugslozingen – al dan niet met schade voor een rioolwaterzuiveringsinstallatie – bestraft kunnen worden. De bepalingen van de WED geven ruime strafmogelijkheden afhankelijk van de soort overtreding van regels van milieuwetgeving. Zo is opzettelijke overtreding van de zorgplicht van hoofdstuk 10 Wet milieubeheer (afvalbeheer) en/of het lozen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam een misdrijf waarop een zwaardere maximale straf staat (6 jaar gevangenisstraf of boete van de vijfde categorie) dan uit hoofde van artikel 351 van het Wetboek van strafrecht. Overtreding van de zorgplicht van het Besluit lozen buiten inrichtingen kent weliswaar in beginsel wat lagere straffen (2 jaar, vierde categorie) maar deze kunnen verzwaard worden met aanvullende maatregelen.
Effecten van cocaïneresten in water
Dhr. Geurts heeft in juni vorig jaar vragen gesteld over de effecten van cocaïneresten in het water op het libido van paling naar aanleiding van een onderzoek van de universiteit van Napels. In juni 2014 heb ik uw Kamer geïnformeerd over ecologische effecten van drugsresten in het water (Kamerstuk 27 625, nr. 323).
Op basis van onderzoek van het RIVM uit 2011 bleek de ecologische relevantie gering. Uit vervolgonderzoek in 20151 kwam een vergelijkbare conclusie. Daarbij is gebruik gemaakt van modelsimulaties. Naar aanleiding van uw vraag heb ik laten onderzoeken of er nadere gegevens zijn van de hoeveelheid cocaïneresten in paling. Er blijkt echter nog geen goede methode voor handen te zijn om die hoeveelheid te bepalen. Bovendien moet dan nog worden nagegaan welke effecten die hoeveelheden hebben. Dat betekent dat we weinig meer kunnen zeggen dan uit het onderzoek van 2015 naar voren is gekomen, waar het gaat om de effecten van cocaïneresten in het water op het libido van paling. Het kan nog jaren duren voordat hierover met enige zekerheid iets valt te zeggen.
Voor Nederland kan ik hieraan nog toevoegen dat de concentraties die destijds in Nederland in het water zijn aangetroffen lager zijn dan die zijn gebruikt in de studie van de universiteit van Napels2. Ook worden cocaïneresten relatief goed verwijderd bij de waterzuiveringsinstallaties, en in Nederland wordt nagenoeg al het afvalwater gezuiverd. Op grond van de onderzochte gegevens en de aanvullende informatie van geraadpleegde deskundigen zijn direct aanwijsbare effecten op paling in Nederland niet aannemelijk.
Risico's van medicijnenresten in het oppervlaktewater
In het ordedebat van uw Kamer van 5 maart 2019 heeft mw. Van Kooten-Arissen om een reactie verzocht op het onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen naar de risico’s van medicijnresten in het oppervlaktewater (Handelingen II 2018/19, nr. 58, item 27). Mede namens mijn collega van VWS kan ik u het volgende melden.
Het onderzoek van de Radboud Universiteit heeft de ontwikkeling van de milieurisico’s van medicijnresten voor water gemodelleerd naar wereldschaal. De studie concludeert dat de risico’s op wereldschaal aanzienlijk zijn toegenomen sinds 1995.
De resultaten en conclusies zijn in lijn met de kennis die in Nederland is verzameld in het kader van de «ketenaanpak medicijnresten uit water». Het RIVM publiceerde in 2016 het rapport Geneesmiddelen en waterkwaliteit3, dat schat dat er in Nederland tenminste 140 ton/jaar naar oppervlaktewater wordt geëmitteerd, en dat deze hoeveelheid groeiende is. Het RIVM gaf destijds aan dat er reden tot zorg is. Dit was een belangrijke reden voor het initiëren van de ketenaanpak. Ook wat dat betreft sluiten de conclusies van de onderzoekers van de Radboud Universiteit daarbij aan.
In het Uitvoeringsprogramma 2018–2022 van deze ketenaanpak4 zijn maatregelen voorzien voor de farmaceutische industrie, voor de zorgsector en voor de waterzuivering. Zo heeft mijn collega van VWS inmiddels een green deal duurzame zorg geïnitieerd, die onder meer is ondertekend door 132 partijen uit de zorg. Hieraan wordt nu uitvoering gegeven. De eerste waterzuiveringen worden van een extra zuiveringstrap voorzien.
Het zou nuttig zijn het onderwerp ook op EU schaal te kunnen adresseren; ik ben daarom verheugd dat de Europese Commissie de strategie rond medicijnresten inmiddels heeft gepubliceerd. Ook in de voorbereidingen van de Rijnministers-conferentie staat het onderwerp hoog op de agenda. Ik deel de zorgen van mevrouw Van Kooten-Arissen over medicijnresten in oppervlaktewater, maar ben tegelijk van mening dat we in Nederland op een goede manier werken aan de oplossing.
Projectbeslissing Marken
Op 2 januari 2019 heb ik de projectbeslissing voor de dijkversterking Marken genomen. Daarmee gaat het project over naar de realisatiefase. Het project is onderdeel van het programma voor verbetering van de primaire Rijkskeringen. Dit programma omvat in totaal 8 projecten en het Rijk draagt 100% van de kosten. Het programma is opgenomen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma.
Mijnbouwinitiatief vlak bij de Limburgse grens
Op 8 maart jl. heb ik een brief aan mijn Waalse collega, de Minister van milieu, ecologische transitie, landinrichting, openbare werken, mobiliteit, transport, dierenwelzijn en ruimtelijke ordening, gestuurd. In die brief breng ik de Waalse Minister op de hoogte van de Nederlandse wens om als belanghebbende betrokken te willen worden in de besluitvorming rond een mogelijke exploratievergunningaanvraag van WalZinc. Nederland wijst hierin op de noodzaak van een milieueffectrapportage met grensoverschrijdende effecten conform het Verdrag van Espoo.
WalZinc had een vergunningaanvraag ingediend bij gemeente Plombières om de haalbaarheid van een mogelijke heropening van een zink- en loodmijn te onderzoeken. De in 2018 gestarte procedure hiervoor onder de verouderde regelgeving is in januari 2019 door het Waals gewest afgebroken wegens onvoldoende integratie van bovenlokale belangen. Vernieuwing van de verouderde mijnbouwregelgeving is door Wallonië in 2018 gestart en deze wordt in maart 2019 van kracht. De verouderde Waalse mijnbouwregelgeving kende onder andere geen milieu en waterkwaliteitseisen. Dit wordt in de vernieuwde regelgeving rechtgezet.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga