Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 september 2018
Graag ga ik in deze brief in op de stand van zaken van enkele nog openstaande moties en toezeggingen, voor zover op dit moment relevant. Tevens informeer ik u over de definitieve rendementen voor box 3 voor 2019.
Herziening rulingpraktijk
Op 29 maart 2018 is een motie van het lid Azarkan aangenomen waarin het kabinet wordt verzocht te bezien of het mogelijk is om de substance-eisen afhankelijk te maken van de omvang en inhoud van de activiteiten van de onderneming die om een ruling vraagt.1 Daarnaast is op 26 juni 2018 een motie van het lid Leijten aangenomen waarin het kabinet wordt verzocht om aan te geven op welke wijze meer inzicht zal worden gegeven in het gevoerde beleid rond de afgifte van APA’s en ATR’s2.3 In mijn brief over het onderzoek over rulings met een internationaal karakter van 18 februari 2018 heb ik aangekondigd dat ik een herziening van de rulingpraktijk wil voor rulings met een internationaal karakter.4 De herziening zal zien op de onderdelen «inhoud», «proces» en «transparantie». De herziening wordt op internet geconsulteerd. De moties en de input uit de consultatie zullen worden meegenomen in de uiteindelijke plannen voor de herziening van de rulingpraktijk. Ik zal eind 2018 uw Kamer informeren over de plannen voor de vormgeving van de rulingprakijk.
Begrippen «vermogen» en «betalingscapaciteit»
Onderdeel van de Fiscale vereenvoudigingswet 2017 (FVW 2017) is de stroomlijning van invorderingsregelgeving voor belastingen en toeslagen. De invoering hiervan was oorspronkelijk per 1 januari 2019 voorzien maar is vanwege de vervanging van het invorderingssysteem ETM uitgesteld tot na 2021. Dit heb ik uw Kamer op 16 april 2018 in de 21e halfjaarsrapportage meegedeeld.5 Met de stroomlijning van invorderingsregelgeving worden ook de regels over uitstel en kwijtschelding geharmoniseerd. Een deel van die harmonisering, namelijk de invulling van de begrippen «vermogen» en «betalingscapaciteit», moet nog worden uitgewerkt in lagere regelgeving. Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel voor de FVW 2017 op 7 november 2016 heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd een conceptregeling waarin deze begrippen worden geherdefinieerd aan uw Kamer te sturen.6 De inhoud van de regeling vergt nauwe afstemming met de Belastingdienst. Met name de betalingscapaciteit wil de Belastingdienst geautomatiseerd kunnen vaststellen. Omdat de invoering van de stroomlijning van invorderingsregelgeving is uitgesteld, wordt ook de daarmee samenhangende wijziging van lagere regelgeving tot nader order uitgesteld. Ik zal de invulling van de begrippen «vermogen» en «betalingscapaciteit» in de lagere regelgeving voorafgaand aan de invoering ervan ter beoordeling aan uw Kamer voorleggen conform de toezegging van mijn ambtsvoorganger.
Houdstercoöperatie
Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel voor de Wet inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling heb ik op 6 november 2017 onder meer toegezegd om uw Kamer te informeren of er zich bij de Belastingdienst reële coöperaties hebben gemeld die worden geraakt door de maatregelen uit genoemd wetsvoorstel.7 In dit verband kan ik zeggen dat tot op heden de Belastingdienst hierover geen meldingen heeft ontvangen.
Verdragsbeleid afschaffen dividendbelasting
Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel voor de Wet inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling op 6 november 2017 is toegezegd uw Kamer in het kader van de afschaffing van de dividendbelasting te informeren over de vraag wanneer er gekeken zal worden naar het verdragsbeleid.8 In mijn brief van 9 mei 2018 heb ik in antwoord op vragen van de Tweede Kamercommissie voor Financiën al stilgestaan bij de invloed van de afschaffing van de dividendbelasting op onderhandelingen over belastingverdragen.9 Zoals aangegeven in mijn brief inzake de aanpak van belastingontwijking en belastingontduiking zal ik uw Kamer een afzonderlijke brief sturen, waarin ik in bredere zin inga op de veranderingen in het fiscale verdragsbeleid sinds het publiceren van de Notitie fiscaal verdragsbeleid 2011.10 Ten aanzien van deze brief zal via consultatie het publiek de gelegenheid worden gegeven om voor hen van belang zijnde aangelegenheden in relatie tot het verdragsbeleid onder de aandacht te brengen. Mede gezien het tijdbeslag van dit proces, wordt de brief in de loop van 2019 verwacht.
Transparantie Gedragscodegroep
Tijdens het debat over belastingontwijking op 29 maart 2018 heb ik uw Kamer toegezegd dat ik zal blijven inzetten op meer transparantie van de Gedragscodegroep.11 In het kader van deze toezegging verwijs ik graag naar mijn antwoorden op de Kamervragen van het lid Snels waaruit blijkt dat met name bij de EU-lijst van niet-coöperatieve jurisdicties stappen zijn gezet om het proces en de toezeggingen van betrokken jurisdicties transparanter te maken.12 De halfjaarlijkse verslagen van de Gedragscodegroep aan de Ecofinraad zijn ook uitgebreider geworden. Nederland zet zich tevens in voor een frequentere rapportage van de Gedragscodegroep over hetgeen in de vergaderingen wordt besproken.
CPB-symposium
Tijdens het debat over de belastingdruk van eenverdieners van 24 mei 2018 heb ik het lid Omtzigt toegezegd om samen met het Centraal Planbureau (CPB) een symposium te organiseren over de werking van en omgang met de modellen waarmee het CPB de effecten van beleid raamt.13 Momenteel ben ik samen met het CPB bezig de invulling en de datum van het symposium nader te bepalen. Het streven is om uw Kamer hierover op korte termijn nader te informeren.
Onderwijsvrijstelling btw
De wens bestaat om toelatingsexamens in het beroepsonderwijs te betrekken in een vrijstelling in de btw.14 In de brief van 5 april 2018 heb ik opgemerkt dat ik welwillend tegenover het idee sta om toelatingsexamens die toegang geven tot vrijgesteld onderwijs en tussentijdse examens in het kader van datzelfde onderwijs vrij te stellen van de btw onder dezelfde voorwaarden die gelden voor examens ter afsluiting van vrijgesteld onderwijs.15 Ik ga daarom het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 in die zin aanpassen met ingang van 1 januari 2019.
Europese btw-dossiers
Tijdens de Voortzetting algemeen overleg fiscale beleidsagenda op 7 juni 2018 heb ik een tweetal toezeggingen gedaan over de Europese btw-dossiers.16 Allereerst heb ik uw Kamer toegezegd vorderingen in het tarievendossier te melden.17 In dit kader kan ik u informeren dat tot op heden geen vorderingen zijn gemaakt in Brussel. Het voorstel tot wijziging van de Richtlijn betreffende de btw-tarieven is nog steeds niet inhoudelijk besproken in de Raadswerkgroepen. Tevens heb ik toegezegd na de zomer een technische briefing te verzorgen over de Europese btw-dossiers. De Tweede Kamercommissie voor Financiën zal een datum hiervoor vaststellen. Eventuele vorderingen in het tarievendossier zullen dan vanzelfsprekend worden meegenomen.
Update ontwikkelingen accidental Americans
In antwoord op Kamervragen van het lid Lodders heb ik uw Kamer toegezegd een update te verschaffen van de ontwikkelingen in de afgelopen maanden op het gebied van «accidental Americans».18In dit kader gaat het om inwoners van Nederland die ook Amerikaans staatsburger zijn. Als gevolg van het Amerikaanse staatsburgerschap vallen zij ook onder de reikwijdte van Amerikaanse financiële en fiscale regelgeving, zoals de wereldwijde belastingplicht voor Amerikaanse staatsburgers. Het kabinet deelt de door deze groep ervaren zorgen over de reikwijdte van het Amerikaanse (belasting)recht.
De Nederlandse mogelijkheden om – binnen de eigen nationale kaders – te voorzien in eventuele voorkoming van additionele heffing zijn beperkt. Een fundamentele oplossing ligt dan ook niet in het aanpassen van de Nederlandse wet- en regelgeving, maar kan enkel liggen in het aanpassen van de nationale (fiscale) wetgeving van de Verenigde Staten. De sleutel voor een oplossing ligt bij het Amerikaanse congres. De voornaamste actie die het kabinet kan ondernemen is het aan Amerikaanse zijde nadrukkelijk naar voren brengen van de impact van (nieuwe) Amerikaanse regelgeving op inwoners van Nederland en de zorgen die daarover bestaan. De aanpak die dit kabinet hanteert, heb ik eerder beschreven in mijn brief die uw Kamer op 8 maart 2018 heeft ontvangen.19
Ik heb in de afgelopen periode nog geen concrete signalen ontvangen dat er op korte termijn een aanpassing ophanden is in de Amerikaanse (fiscale) regelgeving. Wel wordt de discussie over de toekomstbestendigheid van de verplichtingen voor buiten de Verenigde Staten wonende Amerikaanse staatsburgers hevig gevoerd. Ik verwelkom de brieven die uw Kamer op 4 september 2018 heeft gestuurd aan het Huis van Afgevaardigden en de Senaat. De Nederlandse ambassade in Washington is daarbij paraat om de brieven onder de aandacht te brengen bij relevante contacten op Capitol Hill. Ook is een delegatie van het Franse parlement voornemens om dit najaar een bezoek te brengen aan de Amerikaanse autoriteiten, waarbij zij aandacht vraagt voor de positie van accidental Americans. De Nederlandse ambassade is bij dat bezoek aangesloten.
Het kabinet blijft in bilaterale en multilaterale contacten aandacht vragen voor de positie van de in Nederland wonende Amerikaanse staatsburgers. In dit kader is mij tijdens het algemeen overleg over Europese fiscale onderwerpen gevraagd of de positie van accidental Americans ook tijdens het bezoek van de Minister-President aan de Verenigde Staten kon worden opgebracht.20 Het verslag van dit bezoek is op 10 juli 2018 aan uw Kamer verzonden.21Vanwege de aard van het bezoek is het onderwerp hierbij niet ter sprake gebracht. Het kabinet streeft ernaar om nog dit jaar in de Verenigde Staten op ministerieel niveau aandacht te vragen voor de positie van deze accidental Americans. Ook heeft Nederland in juli 2018 de Europese Commissie verzocht om in haar bilaterale contacten met de Verenigde Staten over de Amerikaanse belastinghervorming ook de positie van in Europa wonende Amerikaanse staatburgers te betrekken.
Vereenvoudiging belastingstelsel
Tijdens het debat over de inning door de Belastingdienst op 21 juni 2018 heb ik naar aanleiding van vragen van de leden Omtzigt en Van Weyenberg toegezegd uw Kamer dit najaar nader te informeren over de manier waarop ik het traject om verbeteringen van het belastingstelsel in kaart te brengen vorm wil geven.22 Er zijn vanaf 2001 al veel wijzigingen in het belastingstelsel doorgevoerd. Ook zijn er de afgelopen jaren meerdere commissies geweest die voorstellen hebben gedaan om het belastingstelsel te hervormen. Op dit moment zijn er meerdere trajecten al aangekondigd zoals een onderzoek naar de marginale druk, het IBO toeslagen, de evaluatie van de eigenwoningregeling, het onderzoek naar een nieuwe fiscale concernregeling en de onafhankelijke commissie arbeidsmarkt. Ik wil de komende maanden gebruiken om te bekijken hoe ik voorstellen voor een herziening van het belastingstelsel voor het volgende kabinet wil voorbereiden. Ik ga inventariseren wat er allemaal aan materiaal ligt en wat is aangekondigd om op basis daarvan te bepalen welke onderwerpen nader onderzoek vereisen om tot concrete verbetervoorstellen te komen. Daarbij zie ik de verandercapaciteit van de Belastingdienst op de middellange termijn als belangrijk aandachtspunt, aangezien de ruimte voor grootschalige veranderingen beperkt is. Dat neemt echter niet weg dat het denken niet stil mag blijven staan. Mijn doel is om concrete bouwstenen en voorstellen voor verbeteringen en vereenvoudigingen van het stelsel op te leveren, waarbij knelpunten worden geduid en (perspectief op) oplossingen wordt geboden. De voorstellen zullen begin 2020 opgeleverd worden zodat deze als input kunnen dienen voor de verkiezingsprogramma’s in aanloop naar het volgende kabinet. Begin 2019 zal ik uw Kamer hier uitgebreider over informeren.
Monitoring aanpak belastingontwijking en belastingontduiking
Tijdens het plenair debat over de parlementaire ondervragingscommissie Fiscale constructies op 5 september 2018 heb ik toegezegd om te onderzoeken op welke manier ik de aanpak van belastingontwijking en belastingontduiking kan monitoren (Handelingen II 2017/18, nr. 105, debat over de Parlementaire ondervragingscommissie Fiscale constructies). Een extern onderzoeksbureau werkt momenteel aan het opstellen van een nulmeting. Daarnaast heb ik tijdens hetzelfde debat toegezegd een wetgevingskalender naar de Kamer te sturen met de planning van alle in mijn brief van 23 februari 2018 aangekondigde maatregelen om belastingontduiking en belastingontduiking aan te pakken (Kamerstuk 25 087, nr. 188). Ik zal deze informatie voor het wetgevingsoverleg Pakket Belastingplan 2019 naar uw Kamer sturen.
In de fiscale moties- en toezeggingenbrief die ik dit voorjaar aan uw Kamer heb gestuurd, heb ik toegezegd voortaan in de fiscale moties- en toezeggingenbrief die op Prinsjesdag wordt gestuurd, de Kamer te informeren over de jaarlijkse bijstelling van de rendementspercentages voor box 3.23 In dit kader maak ik de definitieve rendementen bekend die voor de heffing van box 3 in 2019 van toepassing zullen zijn.
Rendementsklasse I (sparen)
In het Belastingplan 2018 (Kamerstuk 34 785) is geregeld dat met ingang van 2018 voor de bepaling van het forfaitaire rendement op sparen dichter bij het actuele gemiddelde werkelijke rendement wordt aangesloten. Het spaarrendement op basis van het voortschrijdend gemiddelde van jaar (t-6) tot en met jaar (t-2) is in de formule voor de bepaling van het forfaitaire rendement op sparen vervangen door het spaarrendement over de meest recente beschikbare periode van 12 maanden, juli (t-2) tot en met juni (t-1). Daardoor werd het spaarrendement voor 2018 niet vastgesteld op 1,3%, maar op 0,36%. Voor 2019 is dus het gemiddelde spaarrendement in de periode juli 2017 tot en met juni 2018 bepalend. De spaarrente is in die periode ten opzichte van de periode juli 2016 tot en met juni 2017 verder gedaald. Het rendement voor sparen voor 2019 wordt op basis van deze gewijzigde systematiek 0,13%.24
belastingjaar |
periode |
spaargeld |
schulden |
Sparen (rendementsklasse I) |
|
---|---|---|---|---|---|
weging |
131% |
–31% |
|||
2017 |
2011 |
2015 |
1,66% |
1,76% |
1,63% |
2018 |
jul-16 |
jun-17 |
0,39% |
0,49% |
0,36% |
2019 |
jul-17 |
jun-18 |
0,16% |
0,26% |
0,13% |
Rendementsklasse II (beleggen)
De herijking van het rendement voor beleggen vindt plaats op basis van een meetkundig gemiddelde waarin het langetermijnrendement van het voorgaande jaar voor 14/15e deel weegt en het jaarrendement van het daaraan voorafgaande jaar voor 1/15e deel. Het langetermijnrendement voor jaar 2019 wordt dus vastgesteld op het meetkundige gemiddelde van het langetermijnrendement voor 2018 en het jaarrendement van 2017. De herijking van het langetermijnrendement gebeurt voor aandelen, obligaties en onroerende zaken afzonderlijk. De rendementen voor aandelen worden ontleend aan de MSCI-index voor Europa, voor onroerende zaken aan het CBS-prijsindexcijfer voor bestaande koopwoningen en voor obligaties aan de DNB-statistiek voor het rendement op de meest recente 10-jarige staatsobligatie. Door de stijging van de huizenprijzen ligt het jaarlijkse rendement voor onroerende zaken over 2017 boven het langetermijnrendement 2018. Ook aandelen zijn in 2017 fors in waarde gestegen. Het jaarrendement op aandelen bedroeg 13,72%. Het rendement op obligaties in 2017 vertoonde wel een lichte stijging ten opzichte van 2016, maar ligt nog beduidend onder het langetermijnrendement 2018. Het langetermijnrendement voor 2019 voor het totaal van de beleggingen wordt bepaald door de uitkomsten voor onroerende zaken, aandelen en obligaties te wegen met respectievelijk 53%, 33% en 14%. Het langetermijnrendement op het totaal van beleggen 2018 bedraagt 5,38%. Na herijking met de rendementen in 2017 komt het langetermijnrendement voor beleggingen voor 2019 uit op 5,60%.
onroerende zaken |
aandelen |
obligaties |
beleggen (rendementsklasse II) |
|
---|---|---|---|---|
weging |
53% |
33% |
14% |
100% |
jaar |
jaarlijks rendement |
|||
2015 |
2,79% |
5,45% |
0,69% |
|
2016 |
5,08% |
7,90% |
0,29% |
|
2017 |
7,53% |
13,72% |
0,52% |
|
belastingjaar |
langetermijnrendement |
|||
(Start 20161) |
(4,25%) |
(8,25%) |
(4,00%) |
|
2017 |
4,15% |
8,06% |
3,78% |
5,39% |
2018 |
4,21% |
8,05% |
3,55% |
5,38% |
2019 |
4,43% |
8,43% |
3,35% |
5,60% |
De langetermijnrendementen zoals opgenomen in de memorie van toelichting bij het Belastingplan 2016. Deze zijn gebruikt als langetermijnrendement (t-1) in de herijkingsformule voor het jaar 2017.
Rendement per vermogensschijf en heffingvrij vermogen
Het heffingvrije vermogen wordt volgens het indexatiemechanisme voor 2019 verhoogd naar € 30.360.
In onderstaande tabel is aangegeven wat de bijgestelde rendementen voor het spaar- en beleggingsdeel betekenen voor de forfaitaire rendementen van de drie onderscheiden vermogensschijven in box 3.
Van € 0 tot en met € 71.650 |
Van € 71.651 tot en met € 989.736 |
Meer dan € 989.736 |
|
---|---|---|---|
Weging rendementsklasse I |
67% |
21% |
0% |
Weging rendementsklasse II |
33% |
79% |
100% |
2017 |
2,87% |
4,60% |
5,39% |
2018 |
2,02% |
4,33% |
5,38% |
2019 |
1,94% |
4,45% |
5,60% |
Het gaat om het deel van het tot de rendementsgrondslag behorende vermogen dat het heffingsvrije vermogen overtreft.
De rendementen voor sparen en beleggen die voor de heffing van box 3 in aanmerking worden genomen, worden jaarlijks herijkt.
Ik hoop met deze brief uw Kamer naar tevredenheid te hebben geïnformeerd. Vanzelfsprekend ben ik graag bereid om – indien uw Kamer dit wenst – van gedachten te wisselen over de inhoud van deze brief.
De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel