Vastgesteld 17 juni 2019
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over zijn brief van 4 april 2019 over op welke wijze verschillende fiscale moties op zijn beleidsterrein zijn uitgevoerd en welke toezeggingen zijn gestand gedaan en daarnaast over de stand van zaken van enkele nog openstaande moties en toezeggingen (Kamerstuk 35 000 IX, nr. 19).
De vragen en opmerkingen zijn op 16 mei 2019 aan de Staatssecretaris voorgelegd. Bij brief van 14 juni 2019. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over fiscale moties en toezeggingen. Deze leden zijn tevreden met de toezegging van de Staatssecretaris van Financiën dat het doen van jaaraangifte ook voor kleine ondernemers mogelijk blijft. Daarnaast kijken de leden van de VVD-fractie uit naar de uitkomsten van het onderzoek met betrekking tot de motie van de leden Leijten en Lodders1 inzake letselschadevergoedingen. Deze leden hebben nog een aantal aanvullende vragen.
De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de Staatssecretaris verwacht de uitkomsten van de uitvoeringstoets met betrekking tot de belastingrente over de aangifte vennootschapsbelasting naar de Kamer te sturen.
Heeft de Staatssecretaris contact met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de uitvoering van de motie Lodders en Van Weyenberg over verduurzaming2? Wanneer kan de Kamer de uitvoering van de motie en het voorstel waarmee zonnepanelen standaard buiten de grondslag van de onroerendezaakbelasting (ozb) worden gehouden tegemoet zien?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over de fiscale moties en toezeggingen. Deze leden hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de CDA-fractie danken de Staatssecretaris voor de compensatieregeling voor de leenbijstand. Hierover hebben zij een aantal vragen:
– Waar kunnen mensen een aanvraag doen?
– Hoeveel mensen hebben naar schatting te maken gehad met het onterecht terugvorderen van toeslagen door papieren inkomen en hoe verhoudt zich dat tot de 148 aanvragen die gedaan zijn?
– Welke inspanningen heeft het kabinet gedaan om mensen die met deze problematiek te maken gehad hebben, op te sporen?
– Waarop baseert het kabinet de verwachting dat bijna niemand in de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) terechtgekomen is als gevolg van deze problematiek?
De leden van de CDA-fractie is het nog niet helemaal duidelijk hoe de nieuwe compensatieregeling door de inspecteur wordt toegepast. Wanneer is bij de Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz)-uitkering loonbelasting afgedragen door de gemeente? Is dat op het moment van de omzetting in een gift? Klopt het dat het brutoloon (fiscaal loon) in het jaar van deze omzetting is meegenomen bij de berekening van de toeslagen? Klopt het tevens dat bij de compensatieregeling het nettoloon wordt afgetrokken voor de herberekening van het recht op toeslagen? Zo ja, wat is hiervoor de verklaring?
De leden van de CDA-fractie danken de Staatssecretaris voor het onderzoek om meer constructies uit te sluiten van de inkeerregeling, zoals constructies met aandelen aan toonder. Deze leden vragen de Staatssecretaris of deze constructies naar zijn inschatting nog steeds voorkomen nu de aandelen aan toonder geleidelijk afgeschaft gaan worden. Zo ja, is de Staatssecretaris dan bereid deze constructies uit te sluiten van de inkeerregeling?
De leden van de CDA-fractie hadden gehoopt dat de informatie over studietoelagen van werkgevers reeds in het Handboek Loonheffingen zouden zijn opgenomen, maar zij zijn de Staatssecretaris zeer erkentelijk dat de Belastingdienst hiermee aan de slag is gegaan. Deze leden verwachten dat de tekst in het tweede kwartaal gepubliceerd wordt en zij verzoeken de Staatssecretaris de tekst ook aan de Kamer te doen toekomen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris te bevestigen dat door de vereniging van de achttien goede-doelenbeneficianten van de Nederlandse Loterij Organisatie al deze achttien goede doelen gecompenseerd worden via de begroting van VWS.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de fiscale moties- en toezeggingenbrief. Deze leden hebben enkele vragen.
De leden van de D66-fractie vragen wanneer de volgende evaluatie van fiscale regelingen gericht op bedrijfsopvolging plaatsvindt. Wat zijn de meest recente studies naar de effectiviteit en doelmatigheid van de fiscale regelingen gericht op bedrijfsopvolging?
De leden van de D66-fractie vragen wanneer het onderzoek naar zwartsparen in de bv verschijnt.
De leden van de D66-fractie vragen op welke concrete wijze invulling wordt gegeven aan de inzet om bij de voorlichting door de Belastingdienst aan te geven dat een vergissing mag en kan worden hersteld zonder bang te zijn voor een boete.
De leden van de D66-fractie vragen hoeveel werkgevers en werknemers gebruik maken van de mogelijkheid om een studietoelage te verstrekken aan studerende kinderen van werknemers. Wat voor soort werkgevers maken hier met name gebruik van? Kan hierbij een onderscheid gemaakt worden naar de grootte van het bedrijf en naar het type sector?
De leden van de D66-fractie verwelkomen het streven om zo spoedig mogelijk een aftrekverbod op bestuursrechtelijke dwangsommen in wetgeving op te nemen, indien de uitkomsten van het onderzoek gunstig zijn. Deze leden vragen welke voorbereidingen in aanloop naar Prinsjesdag en het wetsvoorstel pakket Belastingplan 2020 worden getroffen voor een eventueel aftrekverbod op bestuursrechtelijke dwangsommen.
De leden van de D66-fractie vragen naar de voortgang van de toezegging3 om, naar het voorbeeld van de Kafkateams bij het UWV, de regie en maatwerk in dienstverlening door de Belastingdienst te verbeteren, zodat mensen niet van het kastje naar de muur worden gestuurd.
Vraag 1:
De leden van de fractie van de VVD vragen zich af wanneer de Staatssecretaris verwacht de uitkomsten van de uitvoeringstoets m.b.t. de belastingrente over de aangifte VPB naar de Kamer te sturen?
Antwoord:
Mijn streven is om nog dit jaar met een wetswijziging op dit punt te komen. Zoals gebruikelijk zal die vergezeld gaan met een uitvoeringstoets.
Vraag 2:
Ook willen de leden van de fractie van VVD weten of de Staatssecretaris contact heeft met de Minister BZK over de uitvoering van de motie Lodders en Van Weyenberg over verduurzaming?
Antwoord:
De motie van 14 november 2018 van de leden Lodders en Van Weyenberg4 heb ik, zoals reeds aangegeven,5 overgedragen aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).6 Over de motie is ambtelijk contact geweest tussen onze ministeries.
Vraag 3:
Graag willen de leden van de fractie van VVD weten wanneer de Kamer de uitvoering van de motie en het voorstel waarmee zonnepanelen standaard buiten de grondslag van de onroerendezaakbelasting (ozb) worden gehouden tegemoet kan zien?
Antwoord:
In het kader van de bouwstenen voor een beter belastingstelsel zal het Ministerie van BZK samen met het Ministerie van Financiën onderzoek verrichten naar het lokaal belastinggebied. Het Ministerie van BZK is voornemens om de uitvoering van deze motie mee te nemen in de bouwstenen voor een beter belastingstelsel. Naar verwachting zullen de bouwstenen voor een beter belastingstelsel in de eerste helft van 2020 worden opgeleverd.
Vragen van de leden van de fractie van het CDA over de leenbijstand:
Vraag 4:
Waar kunnen mensen een aanvraag doen om in aanmerking voor de compensatieregeling?
Vraag 5:
Hoeveel mensen hebben naar schatting te maken gehad met het onterecht terugvorderen van toeslagen door papieren inkomen en hoe verhoudt zich dat tot de 148 aanvragen die gedaan zijn?
Vraag 6:
Welke inspanningen heeft het kabinet gedaan om mensen die met deze problematiek te maken gehad hebben, op te sporen?
Vraag 7:
Waarop baseert het kabinet de verwachting dat bijna niet in de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) terechtgekomen is ten gevolge van deze problematiek?
Vraag 8:
Hoe gaat de nieuwe compensatieregeling door de inspecteur worden toegepast?
Vraag 9:
Wanneer is bij de Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz)-uitkering loonbelasting afgedragen door de gemeente? Is dat op het moment van de omzetting in een gift?
Vraag 10:
Klopt het dat het brutoloon (fiscaal loon) in het jaar van deze omzetting is meegenomen bij de berekening van de toeslagen?
Vraag 11:
Klopt het tevens dat bij de compensatieregeling het nettoloon wordt afgetrokken voor de herberekening van het recht op toeslagen? Zo ja, wat is hiervoor de verklaring?
Antwoord op de vragen 4 tot en met 11:
De leden van de fractie van het CDA hebben een aantal vragen gesteld over de uitvoering van de compensatieregeling voor de leenbijstand. Gevraagd wordt waar mensen een aanvraag kunnen doen om in aanmerking te komen voor deze regeling. Mensen die in aanmerking komen voor de compensatieregeling voor de leenbijstand kunnen hiervoor tot en met 31 december 2019 per brief een aanvraag indienen bij de Belastingdienst/Toeslagen.7
De leden van de fractie van het CDA vragen hoeveel mensen naar schatting te maken hebben gehad met de terugvordering van toeslagen door het papieren inkomen en hoe zich dat verhoudt tot de 148 aanvragen die zijn gedaan. Bij de Belastingdienst/Toeslagen is niet bekend bij welke mensen in de periode 2014–2016 als gevolg van het omzetten van een Bbz-lening in een gift toeslagen zijn teruggevorderd en ook niet om hoeveel mensen het zou kunnen gaan.
Er is, op basis van informatie van gemeenten die het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) aan het Ministerie van Financiën heeft verstrekt, een schatting gemaakt van het aantal gevallen waar het om zou kunnen gaan. Het zou volgens die schatting gaan om tussen de 1.000 en 1.500 gevallen per jaar. Op basis van die schatting is ten behoeve van de budgettaire raming voor de compensatieregeling, die zich uitstrekt over een periode van 3 jaar, de aanname gemaakt dat maximaal 4.500 mensen een beroep op deze compensatieregeling zouden kunnen gaan doen.
Het is evident dat het aantal van 148 aanvragen voor de compensatieregeling dat eerder aan uw Kamer is gemeld ver achterblijft bij de inschatting die destijds is gemaakt over het mogelijke beroep op deze regeling.8 Daar is een aantal mogelijke verklaringen voor. Een eerste verklaring zou kunnen zijn dat de hausse van aanvragen nog komt, omdat aanvragen tot het einde van het jaar kunnen worden ingediend. Een tweede mogelijke verklaring is dat de schatting van het aantal (ex-)ondernemers dat in de periode 2014 tot en met 2016 te maken heeft gehad met terugvordering van toeslagen als gevolg van het omzetten van een Bbz-lening in een gift te hoog is geweest. Een derde mogelijke verklaring, waar ook door de Nationale ombudsman op is gewezen, zou kunnen zijn dat veel (ex-)ondernemers die in de periode 2014–2016 door deze problematiek zijn getroffen al via de bijzondere bijstand zijn geholpen. Ten slotte zou een vierde verklaring kunnen zijn dat de compensatieregeling nog onvoldoende bekend is bij de groep (ex-)ondernemers waarvan in de periode 2014–2016 toeslagen zijn teruggevorderd als gevolg van de omzetting van een Bbz-lening in een gift.
Deze laatste mogelijke verklaring raakt aan de vraag van de leden van de fractie van het CDA welke inspanningen het kabinet heeft gedaan om deze mensen op te sporen. Zoals hiervoor reeds aangegeven beschikt de Belastingdienst/Toeslagen niet over de informatie bij welke mensen als gevolg van het omzetten van een Bbz-lening in een gift in de periode 2014–2016 toeslagen zijn teruggevorderd. Het gericht opsporen van de mensen die het betreft is voor de Belastingdienst/Toeslagen om die reden dan ook niet mogelijk. Vorig jaar juni heb ik in een brief aan uw Kamer de compensatieregeling voor de leenbijstand aangekondigd.9 Die brief is destijds vergezeld gegaan van een persbericht, mede met als doel om hier brede bekendheid aan te geven. Op de website van de Belastingdienst wordt bij het onderdeel Toeslagen sinds het najaar van 2018 ook uitgebreid informatie verstrekt over deze regeling. Daarnaast zijn ook alle gemeenten geïnformeerd over de compensatieregeling. De (ex-)ondernemers die niet meer beschikken over de informatie waaruit blijkt dat hun Bbz-lening in de jaren 2014 tot en met 2016 is omgezet in een gift, kunnen bij hun gemeente terecht om die informatie op te vragen. Verder hebben vorig jaar organisaties als VNO-NCW, de Kamer van Koophandel en MKB-Nederland op hun website informatie verstrekt over de door het kabinet in juni 2018 aangekondigde compensatieregeling. Gegeven het bij de verwachtingen achterblijvende beroep op de compensatieregeling, zullen de komende maanden, samen met het Ministerie van SZW, acties worden ondernomen en naar alternatieve wegen worden gezocht in een poging om de compensatieregeling nog gerichter en explicieter onder de aandacht te brengen van de potentiële doelgroep. Te denken valt bijvoorbeeld aan een (herhaald) bericht over de regeling in Gemeentenieuws en informatieverstrekking via het landelijke programma/samenwerkingsverband «Schouders eronder», dat bedoeld is om de schuldhulpverlening in Nederland te verbeteren.
De leden van de fractie van het CDA vragen waarop het kabinet de verwachting baseert dat bijna niemand in de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) terecht is gekomen als gevolg van de problematiek van het papieren inkomen. Voor het antwoord op die vraag verwijs ik deze leden naar de uitkomsten van het gesprek met de Nationale ombudsman dat ik eind vorig jaar aan uw Kamer heb toegezegd en waarvan ik in mijn brief van 4 april jl. verslag heb gedaan. Ik herhaal hier voor de volledigheid nog kort de uitkomsten van dat gesprek.
De Nationale ombudsman heeft geen signalen ontvangen dat mensen als gevolg van de problematiek van het papieren inkomen in de Wsnp zijn beland, in ieder geval hebben zich geen mensen met die klacht bij de Nationale ombudsman gemeld. Voorts acht de Nationale ombudsman het niet aannemelijk dat, louter en alleen als gevolg van toeslagschulden, in de periode 2014–2016
(ex-)ondernemers in de Wsnp zijn beland. Dit gegeven de mogelijkheid voor betalingsregelingen op maat die bij de Belastingdienst/Toeslagen bij toeslagschulden kunnen worden aangevraagd. Ten slotte heeft de Nationale ombudsman gewezen op de mogelijkheid dat een deel van de door deze problematiek gedupeerde (ex-)ondernemers in de periode 2014–2016, al (deels) is gecompenseerd via de bijzondere bijstand. Maar met name wat dit laatste punt betreft wordt opgemerkt, dat de Belastingdienst/Toeslagen hier geen informatie over heeft.
De leden van de fractie van het CDA vragen hoe de compensatieregeling door de Belastingdienst/Toeslagen zal worden toegepast. De regeling strekt zich uit over omzettingen in de jaren 2014, 2015 en 2016. De Belastingdienst/Toeslagen zal het toetsingsinkomen van het betreffende jaar dat is gebruikt voor de vaststelling van het toeslagrecht van het betreffende jaar gaan aanpassen. Dit gebeurt door het bedrag dat destijds ter zake van de omzetting van de leenbijstand in een gift in dat toetsingsinkomen is begrepen in mindering te brengen op dat toetsingsinkomen en op basis daarvan het toeslagrecht opnieuw vast te stellen.
De leden van de fractie van het CDA vragen op welk moment de loonheffing over de Bbz-uitkering is afgedragen door de gemeente. Een gemeente dient de loonheffingen te hebben afgedragen bij de reguliere aangifte loonheffingen in de maand volgend op het tijdvak waarin de omzetting van de lening heeft plaatsgevonden.
De leden van de fractie van het CDA vragen of het klopt dat het fiscale loon dat voortvloeide uit de omzetting in het jaar van omzetting destijds is meegenomen bij de berekening van toeslagen. Dat zou inderdaad zo moeten zijn. Zij vragen tevens of het klopt dat alleen het nettoloon wordt afgetrokken voor de herberekening van toeslagen. Dat is in beginsel niet het geval, en dat zou ook niet correct zijn. Bij de herberekening van het toeslagrecht wordt het bedrag dat ter zake van de omzetting is begrepen in het eerder vastgestelde toetsingsinkomen in mindering gebracht op dat toetsingsinkomen. Het gaat daarbij op grond van de wet om het fiscale loon en niet om het nettoloon.
De Nationale ombudsman heeft recent aan het Ministerie van Financiën een klacht doorgestuurd van een burger over de beslissing op zijn aanvraag, waar de herberekening van het verzamelinkomen waarop het nieuwe toeslagrecht wordt gebaseerd, niet zoals hiervoor is beschreven heeft plaatsgevonden. Voor de Belastingdienst/Toeslagen is dit aanleiding geweest om bij alle tot dusver behandelde aanvragen (circa 180) na te gaan of daar mogelijk dezelfde fout is gemaakt. Gebleken is dat, ondanks de voor deze werkstroom centraal opgestelde instructie, de herberekening van het verzamelinkomen in ongeveer een derde van de gevallen niet correct is geweest. Hoe dat heeft kunnen gebeuren wordt nog onderzocht. De Belastingdienst/Toeslagen streeft ernaar om de dossiers waar het fout is gegaan zo snel mogelijk te herstellen en de belanghebbenden met excuus voor deze beoordelingsfout hierover te benaderen. De Nationale ombudsman is hier inmiddels ook van op de hoogte gesteld.
Vraag 12:
De leden van de factie van het CDA zijn tevreden dat er onderzoek wordt gedaan met als doel het uitsluiten van constructies voor de inkeerregeling. Zij vragen de Staatssecretaris of deze constructies [Panama Papers-constructies] naar zijn inschatting nog steeds voorkomen nu de aandelen aan toonder geleidelijk afgeschaft gaan worden. Zo ja, is de Staatssecretaris dan bereid deze constructies uit te sluiten van de inkeerregeling?
Vraag 13:
De leden van de fractie van D66 vragen zich af wanneer het onderzoek verschijnt naar zwartsparen in de bv?
Antwoord:
Het afschaffen van de aandelen aan toonder zal bijdragen aan het zicht op de uiteindelijk gerechtigde en daarmee aan het terugdringen van allerlei constructies. De Belastingdienst is in de praktijk geen constructies tegengekomen waarbij Nederlandse of Caribische naamloze vennootschappen met aandelen aan toonder betrokken zijn. Het beeld is anders bij vennootschappen die naar buitenlands recht zijn opgericht. De constructies in de Panama Papers en Paradise Papers betreffen evenwel maar een paar aanbieders. De inschatting is dat wereldwijd er nog veel meer aanbieders zijn waar constructies al dan niet kant en klaar kunnen worden gekocht. Hierop bestaat op dit moment geen volledig zicht. Een wijziging van de Nederlandse wet zal ook geen verandering kunnen brengen in de wetgeving van andere landen betreffende aandelen aan toonder. Zolang maatregelen betreffende transparantie van eigendom en geldstromen niet voldoende internationale reikwijdte hebben, zullen dergelijke constructies daarom blijven bestaan. De vraag kan daarom bevestigend worden beantwoord. Dat laat overigens onverlet dat de Belastingdienst onverminderd blijft inzetten op onderzoeken naar dergelijke constructies. Met de leden van de fractie van het CDA ben ik van mening dat constructies met aandelen aan toonder waarmee belasting wordt ontdoken moeten worden aangepakt. Daarom ben ik bereid deze constructies van de inkeerregeling uit te sluiten. De mogelijkheden om dit te verwezenlijken worden momenteel geanalyseerd en maken deel uit van het onderzoek naar zwartsparen in de besloten vennootschap. Momenteel loopt een uitvoeringstoets naar een mogelijke maatregel. Zodra een en ander is uitgekristalliseerd kom ik er uiterlijk in de volgende fiscale moties- en toezeggingenbrief in het najaar op terug bij de Kamer.
Vraag 14:
Op welke concrete wijze wordt invulling gegeven aan de inzet om bij de voorlichting door de Belastingdienst aan te geven dat een vergissing mag en kan worden hersteld zonder bang te zijn voor een boete?
Antwoord:
In de aangiftecampagne wordt aandacht besteed aan de fase na het indienen van de aangifte, waarin gewezen wordt op de mogelijkheid een aanvulling te doen. Dit is ook onderdeel van de beantwoording van de BelastingTelefoon. Daarnaast is een wijziging van het onderdeel van de website van de Belastingdienst dat over de inkeerregeling gaat in gang gezet, om daarin het onderscheid tussen de verbetering te goeder trouw en de echte inkeersituatie te verhelderen. De inkeerregeling ziet immers op de situatie dat een belanghebbende een vergrijpboete wil voorkomen, nadat hij bijvoorbeeld opzettelijk een onjuiste of onvolledige aangifte heeft gedaan. Uit het aantal aanvullingen dat na het indienen van de aangifte wordt ontvangen door de Belastingdienst valt overigens niet af te leiden dat belastingplichtigen een drempel ervaren om een aanvulling in te dienen.
Vraag 15:
Kan de Staatssecretaris bevestigen dat door de vereniging van de achttien goede-doelenbeneficianten van de Nederlandse Loterij Organisatie al deze achttien goede doelen gecompenseerd worden via de begroting van VWS?
Antwoord:
Zoals in de fiscale moties- en toezeggingenbrief van 4 april 2019 is vermeld,10 worden de beneficianten van de Nederlandse Loterij Organisatie (NOC*NSF en achttien goede doelen verenigd in de Stichting Aanwending Loterijgelden Nederland) via de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) gecompenseerd.
Verzoek van het CDA:
Leden van het CDA hadden gehoopt dat de informatie over studietoelagen van werkgevers reeds in het Handboek Loonheffingen zouden zijn opgenomen, maar zij zijn de Staatssecretaris zeer erkentelijk dat de Belastingdienst hiermee aan de slag is gegaan. De leden verwachten dat tekst in het tweede kwartaal gepubliceerd wordt en zij verzoeken de Staatssecretarisde tekst ook aan de Kamer te doen toekomen.
Reactie:
De leden van de fractie van het CDA hebben vragen over de informatie over studietoelagen van werkgevers die worden toegekend aan studerende kinderen van werknemers. De Belastingdienst heeft hierover een informatief bericht geplaatst op zijn website.11 De mogelijkheden worden ook verder uitgewerkt en opgenomen in de eerstvolgende versie van het Handboek Loonheffingen. Er wordt naar gestreefd om deze versie in het tweede kwartaal van 2019 te publiceren. Ik zal tegemoetkomen aan de wens van de leden van de fractie van het CDA door de betreffende passages uit het Handboek Loonheffingen aan uw Kamer toe te zenden.
Vragen van de leden van D66 over de studietoelage:
Vraag 16:
Hoeveel werkgevers en werknemers gebruik maken van de mogelijkheid om een studietoelage te verstrekken aan studerende kinderen van werknemers?
Vraag 17:
Wat voor soort werkgevers maken hier met name gebruik van?
Vraag 18:
Kan hierbij een onderscheid gemaakt worden naar de grootte van het bedrijf en naar het type sector?
Antwoord op vraag 16 tot en met 18:
De leden van de fractie van D66 vragen hoeveel werkgevers studietoelagen toekennen aan studerende kinderen van werknemers. Daarbij vragen ze ook naar informatie over het soort werkgevers, de grootte van de bedrijven en het type sector dat gebruikmaakt van de mogelijkheid. Ik beschik niet over informatie om hier inzicht in te geven. Het is geen informatie die bij de aangifte Loonheffingen of in een andere opgaaf door de werkgever aan de Belastingdienst wordt gemeld. De Belastingdienst beoordeelt bij reguliere boekenonderzoeken de juiste toepassing van wet- en regelgeving op aan de werknemers geboden voorzieningen zoals bijvoorbeeld deze studietoelagen, maar registreert daarbij niet of en in welke mate bepaalde voorzieningen door werkgevers worden toegepast.
Vragen van de leden van D66 over de bedrijfsopvolgingfaciliteiten:
Vraag 19:
De leden van de fractie van D66 vragen wanneer de volgende evaluatie van fiscale regelingen gericht op bedrijfsopvolging plaatsvindt?
Vraag 20:
Wat zijn de meest recente studies naar de effectiviteit en doelmatigheid van de fiscale regelingen gericht op bedrijfsopvolging?
Antwoord op vraag 19 en 20:
In antwoord op vragen van de leden van de fractie van D66 naar de evaluatie en studies naar de effectiviteit en doelmatigheid van fiscale regelingen gericht op bedrijfsopvolging deel ik mede dat de vorige evaluatie in 2014 heeft plaatsgevonden12 en dat zoals vermeld in de Rijksbegroting 2019 de volgende evaluatie gepland staat voor 202113. Tevens verwijs ik naar mijn brief Bouwstenen voor een beter belastingstelsel van 15 april 2019 waarin ik onder andere een onderzoek naar het belasten van kapitaalinkomen van aanmerkelijk belanghouders (box 2) heb aangekondigd.14
Vraag 21:
De leden van de fractie van D66 vragen welke voorbereidingen in aanloop naar Prinsjesdag en het wetsvoorstel pakket Belastingplan 2020 worden getroffen voor een eventueel aftrekverbod op bestuursrechtelijke dwangsommen?
Antwoord:
Naar aanleiding van vragen van het lid Van Weyenberg15 en een motie van het lid Von Martels c.s.16 is een onderzoek naar de fiscale aftrekbaarheid van dwangsommen toegezegd. In dit onderzoek zal ik mij met name concentreren op bestuursrechtelijke dwangsommen en de uitvoerbaarheid van een mogelijke uitsluiting van aftrek. Ik zal, zoals aangegeven in de fiscale moties- en toezeggingenbrief van 4 april 2019, uw Kamer uiterlijk op Prinsjesdag 2019 over de uitkomsten van dit onderzoek informeren. Ik streef er daarbij naar om, indien de uitkomsten van het onderzoek gunstig zijn, een uitsluiting van aftrek van kosten en lasten die verband houden met bestuursrechtelijke dwangsommen zo spoedig mogelijk in wetgeving op te nemen. De mogelijkheid bestaat om dit mee te nemen in het pakket Belastingplan 2020.
Vraag 22:
De leden van de fractie van D66 vragen zich af wat is de voortgang is van de toezegging om – vb. van de Kafka-teams bij het UWV – de regie en maatwerk in de dienstverlening door de Belastingdienst te verbeteren (doel: voorkomen dat mensen niet van het kastje naar de muur worden gestuurd)?17
Antwoord:
De Belastingdienst/Toeslagen neemt deel in het traject «Maatwerk in Dienstverlening» van de secretarissen-generaal, waarvoor ABD Topconsult nu een verkenning uitvoert. Ik kom hier in het najaar van 2019 op terug.
Vraag 23:
De leden van de fractie van de VVD vroegen zich af of al meer over de uitkomsten van het onderzoek met betrekking tot de motie van de Kamerleden Leijten en Lodders inzake de letselschadevergoedingen bekend is (Kamerstuk 35 026, nr. 55)?
Antwoord:
In de fiscale moties- en toezeggingenbrief van 4 april 2019 heb ik reeds aangegeven dat ik verwacht voor het zomerreces te beschikken over de uitkomsten van dit onderzoek, die ik te zijner tijd zal delen met uw Kamer.
Ik hoop uw vragen hiermee naar tevredenheid te hebben beantwoord. Vanzelfsprekend ben ik bereid om eventuele aanvullende vragen te beantwoorden.