Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 oktober 2018
In de regeling van werkzaamheden (d.d. 10 oktober 2018) heeft het lid Buitenweg (GroenLinks) de Minister voor Rechtsbescherming en mij verzocht om een eerste reactie op het bericht dat Nederland op de vingers is getikt wegens mensenrechtenschending over de detentieomstandigheden op Sint Maarten (Handelingen II 2018/19, nr. 11, Regeling van Werkzaamheden). Hierbij bied ik u mede namens de Minister voor Rechtsbescherming deze reactie aan.
Ik heb kennis genomen van de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens over de detentieomstandigheden van de heer Francesco Corallo in de politiecel te Philipsburg. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, waar het agentschap voor internationale mensenrechtenprocedures is gevestigd, zal in nauw overleg met Sint Maarten over de opvolging van de uitspraak rapporteren aan het Comité van Ministers van de Raad van Europa, dat toeziet op naleving van de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Het Koninkrijk der Nederlanden is als verdragspartij aangesproken op de schending van artikel 3 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) wegens inhumane behandeling. Het is aan de vier landen van het Koninkrijk om elk voor het eigen land maatregelen te nemen die verzekeren dat gedetineerden in politiecellen niet inhumaan worden behandeld. Het is dus aan Sint Maarten om zelf maatregelen te treffen, zodat voorkomen wordt dat schendingen van artikel 3 van het EVRM in de politiecellen in Philipsburg plaatsvinden.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops