Kamerstuk 35000-A-2

Memorie van toelichting

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2019

Gepubliceerd: 18 september 2018
Indiener(s): Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn organisatie en beleid ruimte en infrastructuur
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35000-A-2.html
ID: 35000-A-2

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

2

 

Wetsartikel 1

2

     

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

3

       
 

1.

LEESWIJZER

3

       
 

2.

INFRASTRUCTUURAGENDA

7

       
 

3.

PRODUCTARTIKELEN

18

   

Artikel 12 Hoofdwegennet

18

   

Artikel 13 Spoorwegen

38

   

Artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur

53

   

Artikel 15 Hoofdvaarwegennet

59

   

Artikel 17 Megaprojecten Verkeer en Vervoer

74

   

Artikel 18 Overige uitgaven en ontvangsten

87

   

Artikel 19 Bijdragen andere begrotingen Rijk

91

   

Artikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

94

       
 

4.

BIJLAGEN

103

   

Bijlage 1 Voeding van het Infrastructuurfonds en begrotingsstaat per productartikelonderdeel

103

   

Bijlage 2 Verdiepingsbijlage

107

   

Bijlage 3 Overzichtsconstructie Kustwacht

157

   

Bijlage 4 Instandhouding

160

   

Bijlage 5 ProRail

183

   

Bijlage 6 DBFM-conversies

185

   

Bijlage 7 Tol

186

   

Bijlage 8 Lijst van afkortingen

191

A. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

B. BEGROTINGSTOELICHTING

Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) stelt de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (begroting HXII) op van de Rijksbegroting, de begroting van het Infrastructuurfonds en de begroting van het Deltafonds.

Voor u ligt de begroting van het Infrastructuurfonds.

Door een apart fonds voor infrastructuur kan beter invulling worden gegeven aan de doelstellingen zoals genoemd in de wet op het Infrastructuurfonds, te weten het bevorderen van een integrale afweging van prioriteiten en het bevorderen van continuïteit van middelen voor infrastructuur. Zo mag het fonds jaarlijkse saldi (meer of minder uitgaven in enig jaar) overhevelen – in tegenstelling tot de beleidsbegroting van IenW – waardoor (kasmatige) vertragingen en versnellingen van projecten niet hoeven te leiden tot budgettaire knelpunten.

Het Infrastructuurfonds wordt voor het grootste deel gevoed door een bijdrage uit de begroting Hoofdstuk XII (artikelonderdeel 26.01). Daarnaast worden voor een aantal projecten uitgaven doorberekend aan derden, zoals andere departementen, lagere overheden, buitenlandse overheidsinstanties en de Europese Unie.

1. LEESWIJZER

Structuur

De opzet en de structuur van de begroting voor het Infrastructuurfonds zijn gebaseerd op de rijksbegrotingsvoorschriften van het Ministerie van Financiën. De begrotingstoelichting kent een opbouw waarbij afhankelijk van de informatievraag- en behoefte verder kan worden ingezoomd.

  • 1. Allereerst is de begroting(wet)staat voor het Infrastructuurfonds voor het jaar 2019 opgenomen. Deze dient ter autorisatie van de budgetten die op artikelniveau in de verplichtingen-, uitgaven- en ontvangstenramingen worden voorgesteld.

  • 2. In de infrastructuuragenda is vervolgens inzichtelijk gemaakt welke projecten in 2019 worden opgeleverd en bij welke projecten de uitvoering in 2019 begint.

  • 3. Het laatste onderdeel van de agenda, «Begroting op hoofdlijnen», verstrekt inzicht in de belangrijkste budgettaire voorstellen die leiden tot wijziging van de begroting. Hiermee kan snel een indruk worden verkregen van de inhoud van dit wetsvoorstel.

  • 4. In de artikelgewijze toelichting bij dit wetsvoorstel zijn de MIRT tabellen met de realisatieprojecten alsmede de verkenningen en planuitwerkingprogramma’s opgenomen waarin de begrotingsmutaties op projectniveau zichtbaar zijn gemaakt. Deze MIRT tabellen zijn in ieder geval voorzien van toelichtingen indien sprake is:

    • van een wijziging (anders dan door de verwerking van prijsbijstelling) in het taakstellend projectbudget groter dan 10% of meer dan € 10 miljoen;

    • van een wijziging groter dan 1 jaar in de oplevering van het project.

    De stand «vorig» betreft de stand in de eerste suppletoire begroting 2018.

    Meer gedetailleerde informatie over de projecten die zich thans in de fase van verkenning, planuitwerking en realisatie bevinden, kunt u vinden in de individuele projectbladen van het MIRT Overzicht 2019. Voor de projecten in de MIRT tabellen is waar mogelijk een digitale verwijzing opgenomen naar het projectblad van dat project in het MIRT Overzicht.

  • 5. In de verdiepingsbijlage is door middel van een meerjarige mutatietabel op artikelonderdeelniveau de aansluiting gemaakt tussen de vorige stand van de begroting en de nu voorgestelde stand. Dit voor de volledige looptijd van het fonds.

  • 6. De overige bijlagen geven voor enkele specifieke onderwerpen inhoudelijk meer toelichting of betreffen overzichtsconstructies.

Mede naar aanleiding van overleg met de Tweede Kamer zijn in aanvulling op de rijksbegrotingsvoorschriften de onderstaande punten in deze begroting verwerkt:

  • 1. Naar aanleiding van de motie van de leden Van Helvert en Van Veldhoven (Kamerstukken II 2015–2016, 34 475 XII, nr. 12) worden bij alle begrotingsartikelen op het Infrastructuurfonds en Deltafonds groter dan € 1 miljard de begrotingsmutaties boven de € 5 miljoen toegelicht. Dit heeft als praktische uitwerking dat bij de artikelen tussen de € 200 miljoen en € 1 miljard de ondergrens voor technische mutaties ook neerwaarts is bijgesteld. Voor beleidsmatige mutaties was er bij de artikelen van deze omvang reeds sprake van een ondergrens van € 5 miljoen. De norm voor het toelichten van de begrotingsmutaties op het niveau van artikelonderdeel is hiermee als volgt:

    Norm bij te verklaren verschillen

    Omvang begrotingsartikel (stand Ontwerpbegroting in € miljoen)

    Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen)

    Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)

    < 50

    1

    2

    ≥ 50 en < 200

    2

    4

    ≥ 200 < 1.000

    5

    5

    ≥ 1.000

    5

    5

  • 2. In bijlage 1 zijn de uitgaven per modaliteit weergegeven. Daarbij is het verschil met artikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen van de begroting Hoofdstuk XII uitgewerkt. Dit verschil betreft de overige ontvangsten van het fonds.

  • 3. Op de productartikelen worden onder de desbetreffende tabel «budgettaire gevolgen van de uitvoering» na de begrotingsperiode extracomptabel de budgetten op het niveau van artikelonderdeel weergegeven voor de looptijd tot en met 2032.

  • 4. Significante kasschuiven en begrotingsmutaties op de beschikbare budgetten worden in de verdiepingsbijlage op hetzelfde detailniveau (artikelonderdeel) tot en met 2032 toegelicht. Dit rekening houdend met de norm zoals hierboven is aangegeven.

  • 5. Voor beheer, onderhoud en vervanging is een aparte bijlage opgenomen. Specifiek voor Spoorwegen (artikelonderdeel 13.02) geldt dat een meer uitgebreide inhoudelijke toelichting is opgenomen op de aanwending van de bijdrage aan ProRail. In deze begroting is een specificatie van de uitgaven opgenomen, conform de specificatie zoals opgenomen in het beheerplan en de jaarrekening van ProRail.

  • 6. Er is een zichtbare aansluiting tussen de uitgaven op het Infrastructuurfonds en de uitgaven van ProRail. Dit is gedaan door de middelen voor ProRail apart zichtbaar te maken bij artikelonderdeel 13.03 Aanleg en door het opnemen van het grafische schema met de financiële stromen (bijlage 5 ProRail).

In het Wetgevingsoverleg begrotingsonderzoek van 12 oktober 2016 is uitgebreid met uw Kamer gesproken over kasschuiven op de fondsbegrotingen. In het kader van de informatievoorziening wordt hieronder aangegeven waarom deze kasschuiven worden doorgevoerd op de fondsbegrotingen en op welke plek de in de begroting 2019 doorgevoerde kasschuiven worden toegelicht.

Op de begrotingen van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds vinden jaarlijks kasschuiven plaats. Middels kasschuiven wordt ervoor gezorgd dat de beschikbare kas per jaar en per modaliteit blijft aansluiten op de in de begroting geactualiseerde programmering. Kasschuiven zijn altijd budgetneutraal, hetgeen betekent dat de hoeveelheid middelen die meerjarig beschikbaar is niet wijzigt als gevolg van de kasschuif. In de verdiepingsbijlage van de begrotingen van het Infrastructuurfonds en Deltafonds zijn de significante kasschuiven in de begroting 2018 over de gehele looptijd van de begroting inzichtelijk gemaakt en toegelicht. Indien sprake is van politiek relevante kasschuiven dan worden deze tevens opgenomen en toegelicht in de begroting op hoofdlijnen. De begroting op hoofdlijnen treft u in de infrastructuuragenda van deze begroting.

De apparaatsuitgaven en apparaatsontvangsten van het kerndepartement worden geraamd op artikel 98 Apparaatsuitgaven Kerndepartement van de begroting Hoofdstuk XII.

Groeiparagraaf

In de groeiparagraaf worden de belangrijkste verbeteringen in de begroting beschreven ten opzichte van het voorgaande jaar.

Vorming artikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

In deze begroting is het productartikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte gecreëerd, een apart begrotingsartikel voor de planflexibele middelen in het Infrastructuurfonds. Aanleiding van het nieuwe productartikel is het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) «Flexibiliteit in infrastructurele planning». In de kabinetsreactie op het interdepartementaal beleidsonderzoek zijn maatregelen aangekondigd om de flexibiliteit in het MIRT en de beide fondsen te vergroten (Kamerstukken II 2016–2017, 34 550 A, nr. 5). Hiermee wordt het accent verlegd naar programmatisch werken en breed verkennen van de opgaven, met flexibiliteit in de oplossingsrichting. Dit moet ertoe leiden dat er beter op huidige en toekomstige vraagstukken en ontwikkelingen ingespeeld kan worden. Een van de concrete maatregelen in de begroting is hierbij het creëren van productartikel 20. Dit voornemen is eerder aan de Kamer gemeld en toegelicht (Kamerstukken II 2017–2018, 34 775 A, nr. 5).

Met de invoering van het productartikel 20 wordt een brede, modaliteit overstijgende werkwijze gestimuleerd. Verder wordt de informatievoorziening in de begroting verbeterd door alle planflexibele ruimte op één artikel te plaatsen en wordt het voorkeursbesluit beter inzichtelijk gemaakt via begrotingsmutaties. Uw Kamer is per brief geïnformeerd over de gevolgen van artikel 20 voor het budgetrecht, de risicobeheersing op de fondsen en de informatiepositie van de Kamer (Kamerstukken II 2017–2018, 34 775 A, nr. 67).

De planflexibele ruimte is bestemd voor toekomstige bereikbaarheidsopgaven. Er is echter nog geen definitieve (bestuurlijke) oplossing bepaald, waardoor nog gekozen kan worden voor een alternatieve aanwending of oplossing. De planflexibele ruimte is flexibel om bij nieuwe planvorming te betrekken.

De vorming van productartikel 20 is te zien als eerste stap op weg naar de omvorming van het Infrastructuurfonds naar Mobiliteitsfonds. Kern van dit fonds is dat niet langer de modaliteit, maar de mobiliteit centraal staat. Over dit voornemen uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III en de hierbij beoogde werkwijze en planning wordt de Tweede Kamer afzonderlijk per brief geïnformeerd.

De investeringsruimte van Hoofdwegennet, Spoorwegen en Hoofdvaarwegennet, alsmede de generieke investeringsruimte, wordt naar artikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte overgeheveld. Aanvullend worden de reserveringen voor de gebiedsprogramma’s en BenO Caribisch Nederland, de middelen voor korte termijn mobiliteitsmaatregelen en nieuwe verkenningen overgeheveld naar het nieuwe artikel.

Grootprojectstatus Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

Op 24 januari 2018 heeft de Vaste Kamercommissie voor Infrastructuur en Waterstaat besloten de Kamer voor te stellen het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) aan te wijzen als groot project, zoals bedoeld in de Regeling Grote Projecten1. De Tweede Kamer heeft op 6 februari 2018 ingestemd met dit voorstel. In verband hiermee worden de middelen voor het programma PHS in deze begroting overgeboekt van artikel 13 Spoorwegen naar het nieuwe artikelonderdeel 17.10 Programma Hoogfrequent Spoorvervoer op artikel 17 Megaprojecten Verkeer en Vervoer.

2. INFRASTRUCTUURAGENDA

In de infrastructuuragenda wordt de agenda op projectniveau gepresenteerd, met aandacht voor de mijlpalen in het lopende infrastructuurprogramma. Zo wordt inzichtelijk gemaakt welke projecten in 2018 worden opgeleverd en bij welke projecten de uitvoering in 2019 begint. Daarna volgt een toelichting op begroting op hoofdlijnen.

Mijlpalen en resultaten 2019

In 2019 wil IenW onder meer de volgende activiteiten in het kader van beheer, onderhoud en vervanging uitvoeren:

Beheer, onderhoud en vervanging

Mijlpaal

Project

Hoofdwegen

– Verkeersmanagement waaronder inzet weginspecteurs bij incidenten, het op alle bemeten wegvakken inwinnen van betrouwbare reis en route- informatie. Deze informatie tijdig aan de NDW te leveren, het realiseren van benuttingsmaatregelen en connecting mobility.

– Beheer en onderhoud waaronder verhardingsonderhoud, onderhoud aan kunstwerken en onderhoud aan Dynamisch Verkeersmanagement (DVM) systemen.

– Uitvoering van het programma vervangingen en renovaties waaronder het programma Stalen Bruggen.

Spoorwegen

– Verkeersleiding en capaciteitsmanagement.

– Regulier beheer en onderhoud, waaronder het inspecteren en schouwen van de infrastructuur, functieherstel bij verstoringen, het saneren van geluidsschermen en het onderhouden en schoonmaken van stations.

– Groot onderhoud, waaronder het slijpen van spoorstaven en het seizoenbestendig houden van de sporen.

– Het vervangen van spoorstaven, dwarsliggers en wissels en de vervanging van andere systemen, zoals energie, transfer en treinbeveiliging en treinbeheersing.

Hoofdvaarwegen

– Verkeersmanagement waaronder activiteiten in het kader van verkeersbegeleiding, bediening van objecten en vaarwegmarkering.

– Beheer en onderhoud maatregelen om de breedte en diepte van de vaarweg te handhaven en maatregelen om de kunstwerken (sluizen en bruggen) en verkeersvoorzieningen blijvend te laten functioneren.

– Uitvoering van het programma vervangingen en renovaties en afronding «NoMo AOV» achterstallig onderhoud vaarwegen programma.

Voor een nadere toelichting op de stand van zaken van beheer, onderhoud en vervanging wordt verwezen naar de toelichting op de productartikelen en naar het MIRT Overzicht 2019.

Aanleg

Hieronder volgen de mijlpalen die IenW in 2019 wil halen per modaliteit.

Hoofdwegennet

Mijlpaal

Project

Openstelling

– A1/A6/A9 Schiphol–Amsterdam–Almere (deeltraject A6 Almere)

Start realisatie

– A1 Apeldoorn Azelo

– A15 Papendrecht Sliedrecht

– A16 Rotterdam

– N33 Zuidbroek–Appingedam

Spoorwegen

Mijlpaal

Project

Openstelling

– PHS Veenendaal Klompersteeg

– Diverse deelprojecten bij landelijke programma’s (o.a. fietsparkeren, toegankelijkheid stations, overwegenaanpak, kleine functiewijzigingen)

Start realisatie

– PHS Geldermalsen

– Diverse deelprojecten bij landelijke programma’s (o.a. fietsparkeren, toegankelijkheid stations, overwegenaanpak, kleine functiewijzigingen)

Hoofdvaarwegennet

Mijlpaal

Project

Openstelling

– Vaarweg Lemmer–Delfzijl, fase 1

– Lekkanaal: derde kolk Beatrixsluis en verbreding kanaalzijde/uitbreiding ligplaatsen

Start realisatie

– Toekomstvisie Waal

– Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen Beneden–Lek

Voor een nadere toelichting over de stand van zaken voor het lopende programma wordt verwezen naar de toelichting op de productartikelen en naar het MIRT Overzicht 2019.

Regionale/lokale infrastructuur

Voor de grote regionale en lokale infrastructuurprojecten (hoger dan € 112,5 miljoen respectievelijk € 225 miljoen van de meest kosteneffectieve oplossing) ligt de verantwoordelijkheid voor voorbereiding, aanleg, beheer en onderhoud en exploitatie bij de betreffende regionale of lokale overheid. IenW is dus niet zelf verantwoordelijk, maar kan een bijdrage leveren in de aanlegkosten van een dergelijk project als nut en noodzaak zijn aangetoond en het project van (boven)regionaal belang is. Op artikelonderdeel 14.01 zijn de grote regionale/lokale projecten nader aangeduid.

Voor een nadere toelichting over de stand van zaken voor de lopende programma’s wordt verwezen naar de toelichting op de productartikelen, de voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer en het MIRT Overzicht 2019.

Begroting op hoofdlijnen

De onderstaande tabel geeft de belangrijkste wijzigingen in de uitgaven en inkomsten aan ten opzichte van de eerste suppletoire begroting 2018. Een volledig overzicht van de mutaties is terug te vinden in verdiepingsbijlage.

Begroting op hoofdlijnen (bedragen x € 1.000)
   

art

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024–2031

2032

Stand begroting 2018

 

6.241.305

6.408.559

6.451.970

6.421.743

6.500.159

6.329.056

44.406.807

0

Mutaties 1e suppletoire begroting 2018

 

596.382

961.293

458.752

86.512

93.286

95.191

760.648

0

Stand 1e suppletoire begroting 2018

 

6.837.687

7.369.852

6.910.722

6.508.255

6.593.445

6.424.247

45.167.455

0

Belangrijkste mutaties Infrastructuurfonds

 

– 636.715

– 1.818

267.120

647.428

94.234

381.253

1.090.322

5.827.978

 

Kaderrelevante mutaties IF

                 

1

Aanvullende post Infrastructuurfonds

Div.

– 2.759

– 1.500

– 3.500

– 3.500

– 3.500

– 3.500

– 10.500

 

2

Bijdragen derden

                 
 

– Hoofdwegennet

12

5.283

1.497

 

326

1

     
 

– Spoorwegen

13

760

919

– 1.000

– 922

– 345

1.038

13.311

 
 

– Hoofdvaarwegennet

15

14.045

             
 

– Megaprojecten verkeer en vervoer

17

           

15.121

 
 

– Verkenningen

20

     

30.000

 

17.500

   

3

Extrapolatie Infrastructuurfonds

                 
 

– Bijdragen aan Infrastructuurfonds

Div.

             

5.460.859

 

– Ontvangsten van derden

12/13

             

237.619

4

Kasschuiven Infrastructuurfonds

                 
 

– Kasschuif Infrastructuurfonds

Div.

– 700.000

 

300.000

400.000

       
 

– Kasschuif voor het Rijksbrede budgettair beeld

Div.

 

– 100.000

– 150.000

   

250.000

   
 

– Kasschuif tussen Infrastructuur- en Deltafonds

Div.

   

– 100.000

100.000

       

5

Loon- en prijsbijstelling

Div.

109.786

123.659

114.409

103.851

105.951

101.908

815.728

101.527

6

Meeropbrengsten Eurovignet

   

13.000

31.000

31.000

31.000

31.000

248.000

31.000

7

Ontvangstenschuiven

Div.

– 59.932

– 13.394

85.830

– 5.120

– 34.666

– 12.486

39.768

 

8

Overboeking afroming eigen vermogen RWS

18

– 6.167

– 8.970

– 4.870

– 2.700

       

9

Weg- en vaarweginfrastructuur Afsluitdijk

                 
 

– Aandeel hoofdwegennet

12

 

– 6.606

– 2.430

– 2.430

– 2.430

– 2.430

– 19.440

– 2.430

 

– Aandeel hoofdvaarwegennet

15

 

– 2.469

– 1.345

– 1.345

– 1.345

– 1.345

– 10.760

– 1.345

 

Diversen

Div.

2.269

– 7.954

– 974

– 1.732

– 432

– 432

– 906

748

                     
 

Mutaties binnen kader IF

                 

10

Grootprojectstatus PHS

13

– 203.908

– 261.697

– 193.486

– 336.491

– 422.570

– 417.026

– 1.168.199

 
   

17

203.908

261.697

193.486

336.491

422.570

417.026

1.168.199

 

11

Kasschuiven tussen modaliteiten

12

16.540

– 8.970

– 54.870

– 2.700

– 220.000

– 100.000

375.000

– 5.000

   

13

– 75.000

– 225.000

– 85.000

– 125.000

255.000

387.500

– 137.500

5.000

   

15

     

150.000

   

– 150.000

 
   

17

75.000

125.000

– 15.000

– 25.000

– 35.000

– 37.500

– 87.500

 
   

18

– 16.540

108.970

154.870

2.700

 

– 250.000

   

12

Resterende beleidsruimte kabinet-Rutte II

12

           

277.714

 
   

13

           

205.041

 
   

15

           

36.336

 
   

18

           

– 519.091

 

13

Vorming artikel 20

12

– 12.000

– 34.000

– 37.900

– 36.304

– 50.000

– 193.526

– 2.358.891

– 19.876

   

13

 

– 29.897

– 26.726

– 27.867

– 104.135

– 128.135

– 1.467.273

– 197.642

   

15

           

– 234.253

– 9.000

   

18

– 5.000

– 5.000

– 5.000

– 5.000

– 5.000

– 5.000

– 2.398.408

– 1.684.321

   

20

17.000

68.897

69.626

69.171

159.135

326.661

6.458.825

1.910.839

Stand ontwerpbegroting 2019

 

6.200.972

7.368.034

7.177.842

7.155.683

6.687.679

6.805.500

46.257.777

5.827.978

Ad 1. Aanvullende post Infrastructuurfonds

Volgend uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III is bij de Eerste suppletoire begroting 2018 € 2 miljard in de periode 2018 tot en met 2020 beschikbaar gesteld. Daarnaast is vanaf 2021 het Infrastructuurfonds met € 100 miljoen per jaar opgehoogd. De aanvullende programmering leidt tot een hogere apparaatsbehoefte. De apparaatsuitgaven van IenW worden op de begroting Hoofdstuk XII verantwoord. Hiertoe wordt bij de begroting 2019 € 28,8 miljoen overgeheveld naar de begroting Hoofdstuk XII. Voor een nadere toelichting op de aanwending van de aanvullende middelen wordt verwezen naar «Aanvullende middelen Infrastructuurfonds volgend uit het regeerakkoord» in de infrastructuuragenda.

Ad 2. Bijdragen derden

Deze post bestaat uit diverse bijdragen van derden. De belangrijkste bijdragen zijn:

  • Hoofdwegennet: A73 Venlo Maastricht (€ 2,7 miljoen) en N31 Leeuwarden (€ 1,5 miljoen).

  • Spoorwegen: hogere HSL-concessievergoeding (€ 18,7 miljoen) en lagere concessievergoeding voor het hoofdrailnet (– € 5,7 miljoen).

  • Hoofdvaarwegennet: Maasroute fase 2 (€ 9,0 miljoen) en hogere ontvangsten voor verkeersbegeleiding (€ 4,9 miljoen).

  • Megaprojecten Verkeer en Vervoer: Zuidasdok (€ 15,1 miljoen).

  • Nieuwe verkenningen: A15 Papendrecht–Gorinchem (€ 30,0 miljoen) en A58 Breda–Tilburg (€ 17,5 miljoen).

Ad 3. Extrapolatie Infrastructuurfonds

Bij de begroting 2019 wordt de looptijd van het Infrastructuurfonds met een jaar verlengd tot en met 2032. Het niveau van extrapolatie is gelijk aan het jaar 2031 stand begroting 2018 na verwerking van structurele begrotingsmutaties. Daarnaast zijn de structurele bijdragen van derden doorgetrokken. Met de verlenging tot en met 2032 komt in totaal – inclusief structurele ontvangsten – een ruimte van circa € 5,7 miljard beschikbaar op het Infrastructuurfonds. Deze ruimte wordt bij voorrang ingezet voor het dekken van de doorlopende verplichtingen, zoals de uitgaven die zijn benodigd voor de instandhouding van het huidige areaal. Hiervoor is in 2032 circa € 3,8 miljard benodigd. De ruimte die in 2032 resteert na aftrek van de doorlopende verplichtingen bedraagt circa € 1,8 miljard en wordt toegevoegd aan de generieke investeringsruimte ten behoeve van de vorming van het Mobiliteitsfonds.

Ad 4. Kasschuiven Infrastructuurfonds

Volgend uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III is bij de Eerste suppletoire begroting 2018 € 2 miljard in de periode 2018 tot en met 2020 beschikbaar gesteld. Daarnaast is vanaf 2021 het Infrastructuurfonds met € 100 miljoen per jaar opgehoogd. Door de aard van de infrastructurele planning en de noodzakelijke voorbereidende besluitvorming is een aanloopperiode nodig, voordat de daadwerkelijke uitgaven aan projecten gedaan worden. Dit betekent dat een deel van de in 2018 jaar beschikbaar gestelde middelen niet besteed worden. Daarnaast zijn ook de uitgavenramingen van lopende projecten en programma’s geactualiseerd. Een nadere toelichting over de projecten en programma’s is opgenomen in de productartikelen en het MIRT-overzicht. Er wordt daarom € 700 miljoen verschoven van 2018 naar de jaren 2020 en 2021. Voor een nadere toelichting op de aanwending van de aanvullende middelen wordt verwezen naar «Aanvullende middelen Infrastructuurfonds volgend uit het regeerakkoord» in de infrastructuuragenda.

Daarnaast faciliteert IenW op het Infrastructuurfonds ten behoeve van het Rijksbrede financiële beeld een kasschuif van € 100 miljoen en € 150 miljoen uit respectievelijk 2019 en 2020 naar 2023.

Tot slot zijn de beschikbare budgetten en uitgavenramingen op de investeringsfondsen uit balans geraakt door actualisaties van projectramingen en de verwerking van het regeerakkoord. Met behulp van een kasschuif tussen het Infrastructuurfonds en Deltafonds wordt de mismatch in 2020 en 2021 tussen beschikbare budgetten en de uitgavenramingen deels hersteld.

Ad 5. Loon- en prijsbijstelling 2018

Dit betreft de verwerking van de loon- en prijsbijstelling voor het jaar 2018. De middelen die bij de eerste suppletoire begroting 2018 voor de loon- en prijsbijstelling aan de begroting Hoofdstuk XII zijn toegevoegd, worden toebedeeld naar diverse artikelen op de begroting Hoofdstuk XII en de investeringsfondsen.

Ad 6. Meeropbrengsten Eurovignet

Het Eurovignet is een heffing voor zware vrachtwagens voor het gebruik van de hoofdwegen van een aantal Europese landen. Het Eurovignetverdrag wordt gewijzigd. Op 6 december 2017 hebben de vijf Eurovignet-lidstaten een protocol tot wijziging van het Eurovignetverdrag getekend. Volgens huidig inzicht in de ratificatieprocessen van de deelnemende landen, treden de nieuwe tarieven medio 2019 in werking. De wijziging van het verdrag leidt tot hogere heffingsontvangsten voor de Nederlandse overheid. De geraamde meeropbrengsten worden toegevoegd aan de investeringsruimte van Hoofdwegennet op het Infrastructuurfonds.

Ad 7. Ontvangstenschuiven

Dit betreft het effect op de uitgavenramingen van bijdragen van derden die in de tijd verschuiven. Met name op de bijdragen van derden voor de projecten A7 Zuidelijke Ringweg Groningen, Nieuwe Sluis Terneuzen en Zuidasdok doen ontvangstenverschuivingen voor.

Ad 8. Overboeking afroming eigen vermogen Rijkswaterstaat

Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap is via de Regeling agentschappen gebonden aan een maximumomvang van 5 procent van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. De maximale omvang van het eigen vermogen is in 2016 door Rijkswaterstaat overschreden. In lijn met het zwaartepunt van de herkomst zijn deze middelen vorig jaar toegevoegd aan artikel 18 Overige uitgaven en ontvangsten van het Infrastructuurfonds. Een deel van de middelen wordt benut om problematiek op de begroting Hoofdstuk XII te dekken. Hiertoe wordt € 22,7 miljoen overgeheveld naar de begroting Hoofdstuk XII.

Ad 9. Weg- en vaarweginfrastructuur Afsluitdijk

De Afsluitdijk wordt versterkt en vernieuwd. In 2018 is de aanbesteding van het project Afsluitdijk afgerond. Het vernieuwen en onderhouden van weg- en vaarweginfrastructuur maakt onderdeel uit van het contract. Hiertoe worden middelen overgeheveld vanuit artikel 12 Hoofdwegennet en artikel 15 Hoofdvaarwegennet naar het Deltafonds, waar het project Afsluitdijk wordt verantwoord.

Ad 10. Grootprojectstatus Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

Op 24 januari 2018 is aan de Tweede Kamer voorgesteld om het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) aan te wijzen als groot project (Kamerstukken II 2017–2018, 32 404, nr. 82). De Kamer heeft hiermee op 6 februari 2018 ingestemd. De grote projecten van het Infrastructuurfonds worden verantwoord op artikel 17 Megaprojecten Verkeer en Vervoer. Hiertoe worden de budgetten van PHS overgeheveld naar artikel 17. Op artikel 17 is hiervoor artikelonderdeel 17.10 Programma Hoogfrequent Spoorvervoer gecreëerd. Voor een nadere toelichting op de grootprojectstatus van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer wordt verwezen naar de groeiparagraaf. De groeiparagraaf treft u in de leeswijzer van deze begroting.

Ad 11. Kasschuiven tussen modaliteiten

Op de verschillende modaliteiten treden diverse autonome wijzigingen van de programmering op. Om een betere verdeling van de overprogrammering over de verschillende modaliteiten te verkrijgen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren tussen alle modaliteiten in het Infrastructuurfonds noodzakelijk.

Ad 12. Resterende beleidsruimte kabinet-Rutte II

Het vorige kabinet heeft bij de verlenging van het Infrastructuurfonds tot en met 2030 besloten een deel van de investeringsruimte apart te zetten voor een volgend kabinet, de zogenoemde beleidsruimte. Met het aantreden van het kabinet-Rutte III wordt de beleidsruimte betrokken bij de budgettaire besluitvorming. De beleidsruimte tot 2030 wordt middels de eerder genoemde verdeelsleutel2 over de modaliteiten verdeeld. De beleidsruimte in 2030 blijft – conform het regeerakkoord – gereserveerd voor het Mobiliteitsfonds.

Ad 13. Vorming artikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

In 2017 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het voornemen om bij de begroting 2019 het artikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte te creëren (TK 34 775 A, nr. A). Dit betreft de budgettaire verwerking van het nieuwe artikel, waarbij de uitgangspunten zijn gehanteerd zoals opgenomen in de Kamerbrief «Aanvullende informatie productartikel 20» (TK 34 775 A, nr. 60). De investeringsruimte van Hoofdwegennet, Spoorwegen en Hoofdvaarwegennet, alsmede de generieke investeringsruimte, wordt naar artikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte overgeheveld. Aanvullend worden de reserveringen voor de gebiedsprogramma’s, de middelen voor korte termijn mobiliteitsmaatregelen, en nieuwe verkenningen overgeheveld naar het nieuwe artikel. Voor een nadere toelichting op de vorming van artikel 20 wordt verwezen naar de groeiparagraaf. De groeiparagraaf treft u in de leeswijzer van deze begroting.

Aanvullende middelen Infrastructuurfonds volgend uit het regeerakkoord

Volgend uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III is bij de Eerste suppletoire begroting 2018 € 2 miljard in de periode 2018 tot en met 2020 beschikbaar gesteld. Daarnaast is vanaf 2021 het Infrastructuurfonds met € 100 miljoen per jaar opgehoogd. Met uitzondering van eenmalig € 100 miljoen voor fietsinfrastructuur en € 5 miljoen per jaar voor de exploitatie van infrastructuur op Caribisch Nederland, zijn deze middelen conform de bestaande verdeelsleutel3 tussen Hoofdwegennet, Spoorwegen en Hoofdvaarwegennet verdeeld. Vanaf het jaar 2030 wordt de jaarlijkse ophoging niet meer verdeeld naar modaliteit, maar toegevoegd aan de generieke investeringsruimte ten behoeve van de vorming van het Mobiliteitsfonds.

De aanvullende middelen voor het Infrastructuurfonds worden bij de begroting 2019 ingezet voor nieuwe projecten en programma’s. Bij Hoofdwegennet gaat het om A2 Den Bosch–Deil (€ 449,9 miljoen), A15 Papendrecht–Gorinchem (€ 100,0 miljoen), A58 Breda–Tilburg (€ 35,0 miljoen), Korte termijnaanpak files (€ 100,0 miljoen) en Meer veilig (€ 50,0 miljoen). Bij Spoorwegen gaat het om Grensoverschrijdend Spoorvervoer (€ 10,0 miljoen), Programma Behandelen en Opstellen (€ 150,0 miljoen), Programma Kleine Functiewijzigingen (€ 75,0 miljoen), Programma Overwegen (€ 50,0 miljoen), Programma Spoorgoederenvervoer (€ 70 miljoen), studie en innovatiebudget (€ 25,0 miljoen), Vervolgfase Beter en Meer (€ 11,0 miljoen) en vijfde en zesde spoor Amsterdam Zuid (€ 165,0 miljoen). Bij Hoofdvaarwegennet gaat het om de opwaardering van de Vaarweg Lemmer–Delfzijl en het Wilhelminakanaal en de aanpak van knelpunten op de Maas (€ 141,5 miljoen). De aanvullende programmering leidt tot een hogere apparaatsbehoefte. Het gaat om zowel hogere apparaatsuitgaven van Rijkswaterstaat (€ 97,9 miljoen) als IenW (€ 28,8 miljoen).

De inzet van middelen aan nieuwe projecten en programma’s geschiedt via het MIRT-spelregelkader. In het MIRT Overzicht en de productartikelen van het Infrastructuurfonds treft u nadere informatie aan over bovengenoemde projecten en programma’s.

Vanuit de extra middelen uit het regeerakkoord zijn nieuwe maatregelen aangekondigd en is voortvarend gestart met de voorbereiding van de bovengenoemde projecten. De rest van de middelen is benodigd voor het realiseren van de overige ambities uit het regeerakkoord, zoals de aanpak van de A12 en de A1, stedelijk en regionaal openbaar vervoer.

Voordelig saldo 2018

Infrastructurele projecten zijn echter niet van vandaag op morgen gerealiseerd. Door de aard van de infrastructurele planning en de noodzakelijke voorbereidende besluitvorming is een aanloopperiode nodig, voordat de daadwerkelijke uitgaven aan projecten gedaan worden. Dit betekent dat een deel van de in 2018 beschikbaar gestelde middelen niet besteed worden. Anticiperend hierop wordt nu € 700 miljoen voordelig saldo voor 2018 ingeboekt en toegevoegd in de jaren 2020 en 2021 om te besteden aan de in het regeerakkoord genoemde doelen.

Overprogrammering

De in de begroting 2014 geïntroduceerde overprogrammering wordt gebruikt om te zorgen dat de budgetten voor aanleg van infrastructuur ook daadwerkelijk tot besteding komen in de jaren waarin deze beschikbaar zijn gesteld. Doordat met overprogrammering wordt gewerkt leiden vertragingen bij individuele projecten niet automatisch tot onderuitputting van het beschikbare budget.

De overprogrammering wordt uitsluitend gedurende de begrotingsperiode (de begroting tot en met het jaar 2023) toegepast op de artikelen voor aanleg. In de totale periode tot en met 2032 is het volledige programma altijd gedekt. Overprogrammering wordt hoofdzakelijk gebruikt op de budgetten voor verkenning- en planuitwerking. In deze projectfases is de onzekerheid rondom de planningen – en daarmee het risico op vertraging – namelijk het hoogst. In de onderstaande tabel is de omvang van deze overprogrammering weergegeven.

Overprogrammering Infrastructuurfonds (bedragen x € 1 miljard)
 

Tot en met 2023

Vanaf 2024

Totaal

Aanlegprogramma

23,3

14,3

37,6

Aanlegbudget

21,4

16,1

37,6

Overprogrammering (–)

– 1,8

1,8

0,0

Op de artikelen voor realisatie is er sprake van een beperktere overprogrammering. Zowel de omvang als het ritme hiervan is inzichtelijk gemaakt in de projecttabellen bij de realisatieartikelen van de modaliteiten. Over de begrotingsperiode (de begroting tot en met het jaar 2023) genomen is het volledige programma gedekt op de artikelen voor realisatie (oftewel de overprogrammering is per saldo nul).

Gemiddelde uitgaven

Onderstaand zijn de gemiddelde jaarlijkse uitgaven per productartikel in de periode 2018–2032 gepresenteerd.

Gemiddelde jaarlijkse uitgaven van het Infrastructuurfonds 2018–2032 (bedragen x € 1 miljoen; gemiddeld per jaar: € 6.232 miljoen)

Gemiddelde jaarlijkse uitgaven van het Infrastructuurfonds 2018–2032 (bedragen x € 1 miljoen; gemiddeld per jaar: € 6.232 miljoen)

Flexnorm

In de begroting 2018 is de flexnorm geïntroduceerd, waarmee het inzicht in de meerjarige hardheid van de bestuurlijke afspraken is aangescherpt. De flexnorm is een percentage dat aangeeft welk aandeel van de aanlegbudgetten (inclusief investeringsruimte) naar mening van het kabinet flexibel is om bij nieuwe planvorming te betrekken. Het betreft de ruimte binnen de begroting waar nog geen definitieve oplossing is bepaald en gekozen kan worden voor een alternatieve aanwending of oplossing. Overigens geldt ook dat waar wél bestuurlijke afspraken zijn gemaakt, maar er nog geen juridische verplichtingen zijn aangegaan, de budgetten nog altijd onverminderd door de Tweede Kamer te amenderen zijn.

In de begroting 2019 worden alle planflexibele budgetten van het Infrastructuurfonds overgeheveld naar een nieuw artikel, namelijk artikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte. Hiermee wordt het inzicht in de flexnorm verder verbeterd. Voor een nadere toelichting op het nieuwe artikel wordt verwezen naar de groeiparagraaf. De groeiparagraaf treft u in de leeswijzer van deze begroting.

In onderstaande tabel is weergegeven welke budgetten in de begroting 2019 conform hierboven geschetste flexnorm flexibel zijn om bij nieuwe planvorming te betrekken.

Artikel onderdeel

Omschrijving

Budgetten t/m 2032 (€ mln.)

20.01

Verkenningen

1.036

20.02

Korte termijn mobiliteitsmaatregelen

100

20.03

Reserveringen

515

20.04

Generieke investeringsruimte

4.024

20.05

Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit

3.938

Totaal

9.613

Als percentage van de aanlegbudgetten (inclusief investeringsruimte)

21%

3. PRODUCTARTIKELEN

Artikel 12 Hoofdwegennet

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de producten op het gebied van rijkswegen verantwoord. Dit betreft de onderdelen verkeersmanagement, beheer, onderhoud en vervanging, aanleg, geïntegreerde contractvormen/PPS, netwerkgebonden kosten en de investeringsruimte. Deze producten zijn gerelateerd aan de beleidsdoelen en -instrumenten zoals beschreven in beleidsartikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid op de begroting Hoofdstuk XII.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 12 Hoofdwegennet (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

3.607.433

3.712.894

3.129.096

3.618.634

2.099.983

2.280.293

2.694.571

Uitgaven

2.231.569

2.618.729

3.099.638

2.948.574

3.035.173

2.797.301

3.075.252

Waarvan juridisch verplicht:

   

83%

       

12.01 Verkeersmanagement

4.498

3.736

3.737

3.736

3.733

3.730

3.729

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

4.498

3.736

3.737

3.736

3.733

3.730

3.729

12.02 Beheer, onderhoud en vervanging

595.154

695.374

675.177

643.081

755.369

678.135

701.736

12.02.01 Beheer en onderhoud

543.124

641.810

539.748

469.466

539.604

432.655

434.416

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

543.125

641.810

539.748

469.466

539.604

432.655

434.416

12.02.04 Vervanging

52.030

53.564

135.429

173.615

215.765

245.480

267.320

12.03 Aanleg

429.918

671.618

1.466.966

1.242.849

1.282.609

1.068.518

1.447.044

12.03.01 Realisatie

415.269

529.629

935.840

1.181.822

1.070.237

723.471

692.892

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

30.750

31.088

20.647

10.283

11.894

0

0

12.03.02 Verkenningen en planuitwerkingen

14.649

141.989

531.126

61.027

212.372

345.047

754.152

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

10.301

19.200

19.800

23.000

23.000

16.727

12.500

12.04 Geïntegreerde contractvormen/PPS

638.739

672.417

371.112

470.583

416.348

500.715

379.519

12.06 Netwerkgebonden kosten HWN

563.260

575.584

582.646

588.325

577.114

546.203

543.224

12.06.01 Apparaatskosten RWS

454.675

455.796

469.022

473.905

459.569

446.224

443.259

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

454.675

455.808

469.004

473.887

459.551

446.206

443.241

12.06.02 Overige netwerkgebonden kosten

108.585

119.788

113.624

114.420

117.545

99.979

99.965

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

94.385

113.758

105.024

105.820

108.945

91.479

91.465

12.07 Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

12.09 Ontvangsten

150.898

107.338

73.126

112.388

104.763

135.217

58.297

12.09.01 Ontvangsten

150.898

107.338

73.126

112.388

104.763

112.378

14.665

12.09.02 Tolopgave

0

0

0

0

0

22.839

43.632

Budgetflexibiliteit

Met uitzondering van verkenning en planuitwerking, zijn de budgetten in 2019 juridisch verplicht op de peildatum 1 januari 2019.

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten tot en met 2032 per jaar gepresenteerd op het niveau van artikelonderdeel. In de verdiepingsbijlage bij de begroting zijn de mutaties op hetzelfde detailniveau toegelicht voor de periode tot en met 2032.

Bedragen x € 1.000
     

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

12

Hoofdwegennet

Uitgaven

2.618.729

3.099.638

2.948.574

3.035.173

2.797.301

3.075.252

2.720.389

2.712.607

12.01

Verkeersmanagement

 

3.736

3.737

3.736

3.733

3.730

3.729

3.728

3.726

12.02

Beheer, onderhoud en vervanging

695.374

675.177

643.081

755.369

678.135

701.736

668.994

614.035

12.03

Aanleg

 

671.618

1.466.966

1.242.849

1.282.609

1.068.518

1.447.044

1.146.476

1.192.832

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

672.417

371.112

470.583

416.348

500.715

379.519

372.285

370.717

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

575.584

582.646

588.325

577.114

546.203

543.224

528.906

531.297

12.07

Investeringsruimte

 

0

0

0

0

0

0

0

0

                     

12.09

Ontvangsten

Ontvangsten

107.338

73.126

112.388

104.763

135.217

58.297

70.217

44.860

 

Overige ontvangsten

 

107.338

73.126

112.388

104.763

112.378

14.665

26.585

1.228

 

Tolopgave

 

0

0

0

0

22.839

43.632

43.632

43.632

(Vervolg) bedragen x € 1.000
     

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

12

Hoofdwegennet

Uitgaven

2.546.040

2.451.374

1.815.429

2.085.269

2.118.375

1.372.463

1.379.772

36.776.385

12.01

Verkeersmanagement

 

3.726

3.726

3.734

3.734

3.734

3.734

3.734

55.977

12.02

Beheer, onderhoud en vervanging

 

535.555

490.941

767.246

777.514

815.366

480.129

480.129

9.778.781

12.03

Aanleg

 

1.093.094

1.089.201

171.718

478.319

650.211

36.095

32.816

13.070.366

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

 

384.305

342.934

341.982

299.116

122.478

325.919

336.532

5.706.962

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

 

529.360

524.572

530.749

526.586

526.586

526.586

526.561

8.164.299

12.07

Investeringsruimte

 

0

0

0

0

0

0

0

0

                     

12.09

Ontvangsten

Ontvangsten

44.812

44.132

48.332

43.632

43.632

43.634

39.571

1.013.951

 

Overige ontvangsten

 

1.180

500

4.700

0

0

0

0

558.851

 

Tolopgave

 

43.632

43.632

43.632

43.632

43.632

43.634

39.571

455.100

12.01 Verkeersmanagement

Motivering

Met verkeersmanagement streeft IenW naar een optimaal en veilig gebruik van de beschikbare weginfrastructuur en het bereiken van een voorspelbare en betrouwbare reistijd van deur tot deur. Daarmee worden de bereikbaarheid en verkeersveiligheid in Nederland, binnen de randvoorwaarden van duurzaamheid, bevorderd.

Verkeersmanagement

Producten

De uitgaven voor verkeersmanagement hebben betrekking op het verspreiden van verkeersdata en op besturingssoftware voor informatiepanelen en andere apparatuur. Samen met de weginspecteurs van Rijkswaterstaat resulteert dit in:

  • Verkeersgeleiding bij grote drukte, inclusief grootschalige evenementen en crisissituaties zoals bij een weeralarm.

  • Hulpverlening, bevorderen doorstroming en informatievoorziening bij pech en ongevallen (incidentmanagement).

  • Maatregelen ter bevordering van gedisciplineerd en sociaal weggedrag, bijvoorbeeld ter voorkoming van bumperkleven en het negeren van rode kruizen.

  • Voorlichting over rijkswegen, zoals voorlichting over de gevolgen van wegwerkzaamheden.

De meeste van deze maatregelen zijn ingezet vanuit vijf regionale verkeerscentrales en een landelijke verkeerscentrale. Hierbij wordt het rijkswegennet in samenhang met het regionale wegennet beschouwd door toepassing van gebiedsgericht verkeersmanagement waarbij wordt ingezet op regionale samenwerking.

De activiteiten die door Rijkswaterstaat (RWS) centraal worden uitgevoerd, worden gefinancierd uit het budget voor netwerkgebonden kosten. De verdeling naar onder meer Verkeersmanagement en Beheer en Onderhoud is extracomptabel inzichtelijk gemaakt in bijlage 4 Instandhouding bij deze begroting.

Meetbare gegevens

Specificatie bedieningsareaal

Areaalomschrijving

Eenheid

2017

2018

2019

Verkeerssignalering

km op rijbaan

2.777

2.803

2.803

Verkeerscentrales

aantal

6

6

6

Spits- en plusstroken

km

321

311

307

Toelichting

In 2019 zal naar verwachting een tweetal korte spitsstroken vervallen, namelijk bij de start van de projecten A10 Zuidasdok (zuidbaan) en A15 Papendrecht–Sliedrecht. Deze spitsstroken zullen in de verbreding worden vervangen door reguliere rijstroken.

Indicator verkeersmanagement
 

realisatie 2016

realisatie 2017

Streefwaarde 2018

Streefwaarde 2019

Levering verkeersgegevens: op alle bemeten wegvakken wordt betrouwbare reis en routeinformatie ingewonnen en tijdig geleverd aan de serviceproviders (1)

       

a. beschikbaarheid data voor derden: % van de RWS-meetlocaties dat goed functioneert

93%

93%

90%

90%

b. actualiteit data voor derden: % van de gegevens van een meetminuut, dat binnen 75 sec. daarna door RWS wordt geleverd aan NDW

98%

98%

95%

95%

Toelichting:

De indicator kent twee aspecten, namelijk de mate van beschikbaarheid van de RWS-meetlocaties en de mate waarin meetgegevens tijdig (binnen 75 seconden) verstuurd zijn naar de Nationale Databank Wegverkeergegevens (NDW). Tot en met 2017 werden beide aspecten hier in één gemiddelde waarde gecombineerd gerapporteerd. Vanaf 2018 worden beide aspecten afzonderlijk gerapporteerd.

Ad 1:

Tot en met 2017 is een streefwaarde van 90% gehanteerd voor het indicator-onderdeel «actualiteit data voor derden». In het kader van de nieuwe meerjarige prestatieafspraken (2018–2021) tussen de directoraten-generaal en Rijkswaterstaat over het Beheer en Onderhoud, is ervoor gekozen om met ingang van het jaar 2018 een hogere streefwaarde te hanteren (95%), die beter aansluit bij de beleidsdoelstellingen met betrekking tot de informatievoorziening over het Hoofdwegennet.

12.02 Beheer, onderhoud en vervanging

Motivering

Het rijkswegennet en de onmiddellijke omgeving daarvan in een dusdanige staat houden dat het vervullen van de primaire functie gewaarborgd is: het faciliteren van vlot, veilig en comfortabel vervoer van personen en goederen, onder de randvoorwaarde van een kwalitatief hoogwaardig milieu. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen regulier beheer en onderhoud enerzijds en vervangingen en renovaties anderzijds.

Producten

Het regulier beheer en onderhoud van rijkswegen omvat maatregelen aan verhardingen, kunstwerken (zoals bruggen, tunnels en viaducten), verkeersvoorzieningen, landschap en milieu en voorzieningen voor verkeersmanagement (zoals signalering en verkeerscentrales).

Vervanging en renovatie (VenR) betreft het tijdig programmeren en nemen van maatregelen aan kunstwerken en wegen, waarbij regulier beheer en onderhoud niet meer voldoende is. Voornamelijk in de eerste helft en vanaf de jaren 60 van de vorige eeuw zijn veel kunstwerken gerealiseerd die, mede door het intensieve gebruik, nu of in de komende decennia het moment van einde levensduur naderen. Op basis van onderzoek wordt een analyse gemaakt voor welke kunstwerken wanneer vervanging of renovatie aan de orde is.

In bijlage 4 «Instandhouding» van deze begroting wordt uitgebreid ingegaan op de werking van de instandhouding van de netwerken die onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vallen.

12.02.01 Beheer en Onderhoud

Voor het gebruik van het wegennet zet IenW in op een optimale beschikbaarheid, betrouwbaarheid en veiligheid over de levenscyclus van de infrastructuur van wegen, bruggen, viaducten, tunnels, aquaducten, matrixborden, verkeerscentrales en verkeersvoorzieningen. Daarbij gelden de eisen ten aanzien van het landschap en het milieu rond de rijkswegen als randvoorwaarden. Zowel het preventief als het correctief onderhoud vallen onder het beheer en onderhoud.

De uitgaven voor het beheer en onderhoud bestaan hoofdzakelijk uit:

  • Uitgaven voor onderhoud van verhardingen waaronder het herstel van vorstschade en het zoveel mogelijk voorkomen daarvan.

  • Uitgaven voor onderhoud van kunstwerken.

  • Uitgaven voor onderhoud aan DVM-systemen zoals matrixborden, informatiepanelen en verkeerscentrales.

  • Klein variabel en vast onderhoud aan verkeersvoorzieningen, zoals onderhoud aan bermen, geleiderail, bewegwijzering, geluidsschermen en verlichting.

  • Uitgaven voor geluidmaatregelen (landschap en milieu) als gevolg van naleving van geluidproductieplafonds voor zover geen onderdeel van een aanlegproject.

Meetbare gegevens

In onderstaande figuur is een verdeling gegeven van de beheer- en onderhoudskosten voor verhardingen, kunstwerken (bruggen en viaducten), DVM, verkeersvoorzieningen, landschap en milieu. Deze percentages zijn gebaseerd op een langjarig gemiddelde.

Areaal rijkswegen
   

Eenheid

2017

2018

2019

Rijbaanlengte

Hoofdrijbaan

km

5.804

5.837

5.837

Rijbaanlengte

Verbindingswegen en op- en afritten

km

1.677

1.703

1.703

Areaal asfalt

Hoofdrijbaan

km2

76

77

77

Areaal asfalt

Verbindingswegen en op- en afritten

km2

15

15

15

Groen areaal

 

km2

181

181

181

Toelichting:

De toenames in 2018 door de voorziene openstellingen van met name N18 Varsseveld–Enschede, A27/A1 Utrecht Noord–Knpt. Eemnes–Bunschoten en N35 Zwolle–Wijthmen zijn verwerkt. Daarnaast is het voor 2019 voorziene nieuwe areaal A6 versneld in 2018 in gebruik genomen. In 2019 komt er geen verhardingenareaal bij; er volgt alleen nog een herindeling/ reconstructie van het bestaande asfalt.

Omvang Areaal
 

Areaal

Eenheid

Omvang 2019

Budget

2019

(x € 1.000)

Beheer, onderhoud en ontwikkeling

Oppervlakte wegdek1

km2

92

539.748

X Noot
1

Exclusief verzorgingsbanen

Indicatoren Beheer en Onderhoud
 

eenheid

realisatie 2016

realisatie 2017

streefwaarde 2018

streefwaarde 2019

Files door Werk in Uitvoering, als gevolg van aanleg en gepland onderhoud (1):

– t/m 2017: De verhouding verstoringen door aanleg, beheer en onderhoud ten opzichte van totale verstoringen (in km. min).

– vanaf 2018: Files door Werk in Uitvoering, als gevolg van aanleg en gepland onderhoud (in voertuigverliesuren)

%

%

3%

4%

10%

10%

Technische Beschikbaarheid:

deel van lengte en tijd (%) dat de weg veilig beschikbaar is, zonder dat rij- of vluchtstroken zijn afgesloten als gevolg van aanlegwerkzaamheden, onderhoudswerkzaamheden of falen van areaal.

%

99%

99%

90%

90%

Veiligheid (2):

         

a. voldoen aan norm voor verhardingen (stroefheid en spoorvorming)

%

99,8%

99,8%

99,7%

99,7%

b. voldoen aan norm gladheidbestrijding (binnen 2 uur preventief strooien).

%

99%

99%

95%

95%

Ad 1.

In het kader van de nieuwe prestatieafspraken, vanaf 2018, is gekozen voor indicatoren die beter aansluiten bij de beleidsdoelstellingen met betrekking tot de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van het Hoofdwegennet:

  • De indicator uit de voorgaande begrotingen wordt tot en met 2017 uitgedrukt in een percentage van de totale «filezwaarte» (eenheid kilometerminuten). Bij deze definitie wordt alleen gekeken over welke lengte de snelheid lager is dan 50 km/uur, zonder rekening te houden met de snelheid in de file, het aantal voertuigen, het aantal rijstroken.

  • Vanaf 2018 wordt deze indicator uitgedrukt in een percentage van het totale «reistijdverlies» (eenheid voertuigverliesuren). Deze wordt berekend op basis van de gereden snelheid ten opzichte van de normsnelheid (100 km/uur), de hoeveelheid verkeer per rijstrook, het aantal rijstroken en de lengte waarover langzamer gereden wordt. Wanneer de snelheid daalt, neemt het reistijdverlies toe. Wanneer de hoeveelheid langzaam rijdend verkeer toeneemt, neemt ook het reistijdverlies toe. Opgeteld geeft dit de extra reistijd die de weggebruikers gezamenlijk ondervinden door files, ten opzichte van de reistijd bij een normsnelheid van 100 km/uur.

Ad 2.

De indicator kent twee onderdelen, namelijk in hoeverre de verhardingen voldoen aan bepaalde normen en de mate waarin wordt voldaan aan de norm voor preventief strooien. Tot en met 2017 werden beide aspecten hier in één waarde gecombineerd gerapporteerd. Vanaf 2018 worden beide aspecten afzonderlijk gerapporteerd. Bij de nieuwe prestatieafspraken is er voor gekozen om vanaf 2018 de norm van «Stroefheid en spoorvorming» (onderdeel a) aan te passen van 99,9% naar 99,7%. Dit voorkomt het onnodig vroeg uitvoeren van preventief onderhoud.

12.02.04 Vervanging

Het is van belang dat de veiligheid en de beschikbaarheid van het Hoofdwegennet in stand worden gehouden tegen de achtergrond van een beperkte technische levensduur van kunstwerken. Het einde van de levensduur kan ontstaan door de ouderdom van het kunstwerk of door intensiever gebruik dan bij het ontwerp is voorzien. Door de intensieve aanleg in de eerste helft en voornamelijk ook vanaf de jaren ’60 van de vorige eeuw valt te verwachten dat deze problematiek geleidelijk toeneemt.

Op dit artikel staat het merendeel van de beschikbare budgetten voor Vervanging en Renovatie van het Hoofdwegennet. Op begrotingsartikel 18 staan de VenR middelen voor 2031 en 2032, die nog moeten worden toebedeeld. In het MIRT projectenoverzicht4 worden onderliggende projecten inzichtelijk gemaakt. RWS bekijkt via inspecties waar maatregelen nodig zijn. Voor een zichtperiode van ongeveer 7 jaar is dit vooruit te plannen in concrete projecten. Voor de periode daarna zijn budgetten beschikbaar, maar wordt de invulling van het programma in latere jaren concreet.

Deze werkwijze staat verder toegelicht in bijlage 4 Instandhouding.

12.03 Aanleg

Motivering

Door middel van voorbereiding en uitvoering van infrastructuurprojecten wordt bereikt dat de noodzakelijke capaciteit beschikbaar is en komt, met als doel om de verwachte verkeersgroei te faciliteren en een betrouwbaar netwerk te realiseren met voorspelbare reistijden. Daarbij wordt rekening gehouden met de kaders van veiligheid en leefbaarheid.

12.03.01 Realisatie

Producten

In 2019 wil IenW de volgende mijlpalen realiseren:

Mijlpaal

Project

Openstelling

– A1/A6/A9 Schiphol–Amsterdam–Almere (deeltraject A6 Almere)

Start realisatie

– A1 Apeldoorn Azelo

– A15 Papendrecht Sliedrecht

– A16 Rotterdam

– N33 Zuidbroek–Appingedam

Overige maatregelen

Meer Veilig

In het kader van Meer Veilig worden maatregelen gerealiseerd voor de programma’s Meer Veilig 3 en Veilige Bermen. In het programma Meer Veilig 3 wordt gewerkt aan het realiseren van kosteneffectieve maatregelen waarmee locaties met een relatief hoog veiligheidsrisico worden aangepakt. Concrete voorbeelden van maatregelen zijn het aanleggen van een rotonde, het plaatsen van geleiderail of het aanpassen van invoegers, uitvoegers en de belijning. Van de derde tranche van het servicepakket Meer Veilig zijn inmiddels 25 maatregelen gerealiseerd. Er worden nog 55 maatregelen uitgevoerd. Hiervan staan er 50 gepland voor 2018/2019. Vier projecten zijn doorgeschoven naar 2020 en één naar 2021. De Tweede Kamer is op 14 oktober 2016 (Kamerstukken II 2016–2017, 34 550 A, nr. 9) geïnformeerd over een reservering van € 30 miljoen voor een vervolgaanpak Meer Veilig. Met deze middelen wordt het programma Veilige Bermen uitgevoerd. Dit programma richt zich volledig op het veiliger makken van de bermen langs autosnelwegen door obstakels in de berm te verwijderen, verplaatsen of af te schermen. Dit met als doel om het relatief grote aantal eenzijdige ongevallen met ernstige afloop, als gevolg van een botsing met een obstakel in de berm terug te dringen. In 2018 wordt gestart met de voorbereiding van de uitvoering van een eerste tranche maatregelen. In 2019 is dit programma in uitvoering.

Maatregelpakket Verzorgingsplaatsen

Dit pakket is gericht op het oplossen van de meest acute kwantitatieve en kwalitatieve knelpunten op verzorgingsplaatsen langs (inter)nationale vrachtcorridors. Binnen dit pakket worden landelijk ruim 300 extra parkeerplaatsen voor vrachtwagens gecreëerd en zijn nog eens ruim 400 parkeerplaatsen meerjarig gehuurd. Daarnaast wordt ingezet op een structurele kwaliteitsverbetering van naar verwachting 35 tot 40 verzorgingsplaatsen. Het totaal hiervoor beschikbare budget bedraagt € 25 miljoen. In de periode 2019–2020 zal naar verwachting de laatste tranche aan maatregelen in Zuid-Nederland worden uitgevoerd. In Limburg zal Grensemplacement Venlo-Zuid worden gerenoveerd en in Noord-Brabant zullen enkele verzorgingsplaatsen kwalitatief worden verbeterd. In de provincie Zuid-Holland wordt langs de A4, A12 en A15 de capaciteit met in totaal 55–60 parkeerplaatsen uitgebreid.

Meer Kwaliteit Leefomgeving

Dit pakket betreft het Meerjarenprogramma Ontsnippering (MJPO). In de periode 2016–2018 is gewerkt aan de voorbereiding en uitvoering van de laatste tranche maatregelen. De geplande werkzaamheden binnen het MJPO zijn in 2018 grotendeels afgerond maar enkele maatregelen lopen door in 2019 en 2020. Een voorbeeld van een ontsnipperingsmaatregel is het plaatsen van een ecoduct of een wildtunnel onder de (spoor)weg door. Hierdoor kunnen dieren zich weer bewegen tussen twee natuurgebieden die gescheiden zijn geraakt (versnipperd) door de aanleg van Rijksinfrastructuur en worden aanrijdingen met dieren beperkt. In maart 2018 zijn ecoduct en faunatunnel Kootwijkerzand feestelijk geopend. In de zomer van 2018 is een pakket aan kleinere faunavoorzieningen opgeleverd en is er verder gewerkt aan o.a. de ecoducten Duinpoort (nabij Zandvoort), de Groene Schakel (nabij Hilversum), Asselsche Heide (Kroondomein Het Loo) en De Mortelen (nabij Boxtel). Informatie over het programma, zoals de maatregelen, zijn ook te vinden op de website van het MJPO5.

Belangrijkste (budgettaire) aanpassingen

  • ZSM 1+2 Spoedwet Wegverbreding: De afname van budget wordt verklaard doordat inmiddels vrijwel alle projecten van de spoedwet wegverbreding zijn afgerond. Dit leidt tot een overschot dat is toegevoegd aan de investeringsruimte (€ 55 miljoen).

  • A1/A6/A9 Schiphol–Amsterdam–Almere: De toename van € 738 miljoen wordt grotendeels verklaard door de budgetoverheveling van verkenning en planuitwerkingen naar het realisatie programma voor het deelproject A9–Badhoevedorp–Holendrecht (€ 717 miljoen) en deels verklaard door prijsindexering naar prijspeil 2018 (€ 21 miljoen).

  • De budgetspanning SAA is ten opzichte van vorig jaar afgenomen van € 210 miljoen naar € 100 miljoen. De afgenomen spanning is voor het grootste gedeelte gerealiseerd door de vrijval van het aanbestedingsresultaat bij het project A1/A6. Het programma SAA heeft ook de komende jaren nog te maken met diverse onzekerheden binnen de verschillende projecten (Gaasperdammertunnel; verdiepte liggingen A9 Badhoevedorp–Holendrecht; wisselstroken bij de A9 Gaasperdammerweg en Badhoevedorp–Holendrecht). Inmiddels is besloten om de maatregelen die nodig zijn om aan de eisen van brandwerendheid te voldoen bij de Gaasperdammertunnel te financieren uit het programma onvoorzien. De budgetspanning blijft daarbij gelijk, omdat de post onvoorzien voor het opvangen/beperken van tegenvallers al onderdeel uitmaakt van de raming. De inspanningsverplichting om SAA binnen het taakstellend budget te realiseren, wordt hiermee wel verzwaard, maar door strakke sturing op de risico’s behoort dit nog steeds tot de mogelijkheden.

  • A2 Holendrecht: Het project is inmiddels opgeleverd. Nu blijkt dat er minder risico's zijn opgetreden, waardoor het overschot is toegevoegd aan de investeringsruimte (€ 6 miljoen).

  • A28 Utrecht–Amersfoort: Het project is inmiddels opgeleverd. Nu blijkt dat er minder risico's zijn opgetreden, waardoor het overschot is toegevoegd aan de investeringsruimte (€ 7 miljoen).

  • Het project A4 Delft–Schiedam is afgerond. Onderdeel van het aanlegcontract is het beheer en onderhoud van de tunnel technische installaties voor de eerste 8 jaar. Het hiervoor gereserveerde budget wordt overgeheveld naar het artikelonderdeel 12.02 Beheer, onderhoud en vervanging.

  • A67 Aanpak toerit Someren: het project is inmiddels opgeleverd. Nu blijkt dat er minder risico's zijn opgetreden, waardoor het overschot is toegevoegd aan de investeringsruimte (€ 1 miljoen).

  • N31 Leeuwarden (De Haak): Er is sprake van hogere ontvangsten (€ 2 miljoen).

  • A7 Zuidelijke Ringweg Groningen, fase 2: De opdrachtnemer verwacht twee jaar vertraging voor openstelling door langere voorbereidings- en uitvoeringstijd.

De overige budgettaire aanpassingen zijn mutaties ten aanzien van prijsindexering.

Projectoverzicht behorende bij 12.03.01: Realisatieprogramma Hoofdwegennet (bedragen x € 1 mln.)
 

Projectbudget

Kasbudget

Openstelling

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

later

huidig

vorig

Projecten Nationaal

                       

Kleine projecten / Afronding projecten

36

50

 

8

2

1

   

25

16

nvt

nvt

Programma 130 km

45

44

35

2

1

1

6

     

Programma aansluitingen

116

114

38

32

26

15

2

3

   

nvt

nvt

Quick Wins Wegen

12

12

11

 

1

         

ZSM 1+2 (spoedwet wegverbreding)

1.490

1.544

1.473

3

2

2

     

9

2016

2016

Projecten Noordwest-Nederland

                       

A1 Bunschoten–Knooppunt Hoevelaken

20

20

19

1

           

2015

2015

A1/A6/A9 Schiphol–Amsterdam–Almere

2.094

1.356

711

65

109

148

228

178

168

487

2025–2027

2024–2026

A10 Amsterdam praktijkproef FES

51

51

29

4

5

4

9

     

2018

2018

A10 Knooppunten De Nieuwe Meer en Amstel (Zuidas)

305

301

24

38

63

59

41

23

6

49

2028

2028

A2 Holendrecht – Oudenrijn

1.210

1.216

1.207

1

 

2

       

2012

2012

A28 Knooppunt Hoevelaken

774

763

80

19

26

119

181

93

226

30

2023–2025

2023–2025

A7/A8 Purmerend – Zaandam – Coenplein

21

21

20

1

           

2015

2015

A9 Badhoevedorp

328

327

255

15

2

     

56

 

2017

2017

N50 Ens – Emmeloord

20

20

19

 

1

         

2016

2016

Projecten Zuidwest-Nederland

                       

A16 Rotterdam

998

984

43

58

26

81

157

309

157

167

2022–2024

2022–2024

A24 Blankenburgtunnel (excl. tolopgave)

789

785

58

84

222

256

144

23

 

2

2022–2024

2022–2024

A4 Burgerveen – Leiden

548

548

541

         

7

 

2015

2015

A4 Delft – Schiedam

639

659

637

2

           

2015

2015

A4 Vlietland / N14

16

16

         

6

10

 

2020–2022

2020–2022

A4–A44 Rijnlandroute

566

558

58

117

124

165

52

36

14

 

Regio

Regio

N57/N59 EuroRAP (verkeersveiligheid)

11

11

1

 

5

6

       

2020

2020

N61 Hoek–Schoondijke

111

111

107

           

4

2015

2015

Projecten Zuid-Nederland

                       

A2 Passage Maastricht

679

679

668

6

1

       

4

2016

2016

A4 Dinteloord–Bergen op Zoom

258

258

256

           

2

2014

2014

A76 Aansluiting Nuth

59

59

45

     

14

     

Regio

Regio

Projecten Oost-Nederland

                       

A1 Apeldoorn Zuid – Beekbergen

32

32

28

1

 

1

     

2

2017

2017

A50 Ewijk – Valburg

271

271

269

1

 

1

       

2017

2017

N35 Combiplan Nijverdal

319

321

316

1

     

2

   

2015

2015

N35 Wijthmen – Nijverdal

15

15

 

2

8

4

1

   

1

2018

2018

N35 Zwolle – Wijthmen

54

53

25

10

3

1

3

6

6

 

2018

2018

Projecten Noord-Nederland

                       

A7 Zuidelijke Ringweg Groningen, fase 2

689

681

105

96

142

121

104

41

17

63

2021–2023

2019–2021

N31 Leeuwarden (De Haak)

219

217

216

2

1

         

2014

2014

Overige maatregelen

                       

Meer kwaliteit leefomgeving

178

177

127

21

21

10

           

Meer veilig

49

49

27

10

   

12

         

Afrondingen

     

1

– 1

     

1

2

   

Totaal uitvoeringsprogramma

13.022

12.321

7.447

601

790

997

954

720

693

838

   

Realisatieuitgaven op IF 12.03.01 mbt planuitwerking

105

146

110

15

3

       

Programma Realisatie

     

706

936

1.107

969

723

693

838

   

Budget Realisatie (IF 12.03.01)

     

530

936

1.182

1.070

723

693

838

   

Overprogrammering (–)

     

– 176

 

75

101

         

Zoals in de leeswijzer beschreven, is voor projecten in bovenstaande tabel waar mogelijk een digitale verwijzing opgenomen naar de projectbladen in het MIRT Overzicht. Zodra een project is opengesteld, wordt het project in het overzicht «Gerealiseerde projecten» van het MIRT Overzicht opgenomen, waarmee het projectblad komt te vervallen.

12.03.02 Verkenningen en Planuitwerkingen

Belangrijkste (budgettaire) aanpassingen

  • Beter Benutten: vanuit het programma Beter Benutten zijn overboekingen gedaan naar decentrale overheden voor de uitvoering van de maatregelen die in het programma zijn vastgelegd. In 2019 vinden voor de regiopakketten de laatste overboekingen naar de decentrale overheden plaats. De regionale programma’s worden in 2018 afgesloten. De bijdragen zullen uiterlijk in de Voorjaarsnota 2019 overgeboekt worden naar de regio’s.

  • Reserveringen voor Life Cycle Costs (LCC): deze zijn geactualiseerd voor de verlenging van het Infrastructuurfonds van 2031 naar 2032.

  • Snelfietsroutes: in het regeerakkoord is eenmalig € 100 miljoen opgenomen voor fietsinfrastructuur. Hieruit zijn middelen beschikbaar gesteld voor snelfietsroutes (provinciale investeringen in fietsinfrastructuur) (€ 26 miljoen) en zijn overboekingen gedaan naar decentrale overheden voor de uitvoering van de maatregelen die in het programma zijn vastgelegd. Tevens is € 6 miljoen toegevoegd aan het taakstellend budget van A27 Houten–Hooipolder om een fietsbrug over de Lek mee te nemen in de scope van het project.

  • Vervolgprogramma Meer Veilig: in de MIRT-brief van het najaar 2017 is aangegeven dat € 50 miljoen is gereserveerd vanuit de investeringsruimte Wegen voor het Vervolgprogramma Meer Veilig in het kader van verkeersveiligheid op N-wegen. Met de brief van 23 april 2018 (Kamerstukken II 2017–2018, 34 775 A, nr. 64) is aangegeven hoe deze middelen ingezet zullen worden. De financiële middelen zijn toegevoegd aan het bestaande programma Meer Veilig op artikel 12.03.02.

  • Voorbereiding vrachtwagenheffing: Voorbereiding vrachtwagenheffing: in het regeerakkoord is opgenomen dat er zo spoedig mogelijk een vrachtwagenheffing wordt ingevoerd. De inkomsten uit de heffing worden in overleg met de sector teruggesluisd naar de vervoerssector. Om dit mogelijk te maken is in 2018 besloten € 4 miljoen (exclusief € 1 miljoen apparaatskosten) uit het Infrastructuurfonds vooralsnog ter beschikking te stellen voor de voorbereidingskosten en onderzoekskosten voor dit nieuwe beleid.

  • A27 Houten–Hooipolder: zoals aangekondigd in de Kamerbrief over de vervanging van de bruggen op dit traject (23 oktober 2017, Kamerstukken II 2017–2018, 34 775 A, nr. 9) wordt er € 56 miljoen toegevoegd aan het taakstellend budget omdat een grotere overspanning van de Merwedebrug noodzakelijk is om te voldoen aan de Akte van Mannheim.

  • N35 knooppunt Raalte: in het BO MIRT najaar 2017 is bestuurlijk afgesproken om de eerder toegezegde Rijksbijdrage van € 12,5 miljoen beschikbaar te stellen zonder de meevallers op de andere projecten op de N35 af te wachten.

  • N59 Verkeersveiligheidsmaatregelen: in het BO MIRT najaar 2017 is bestuurlijk afgesproken dat het Rijk maximaal € 5 miljoen beschikbaar stelt voor verkeersveiligheidsmaatregelen op de N59.

Projectoverzicht behorende bij 12.03.02: Verkenningen en planuitwerkingen Hoofdwegennet (bedragen x € 1 mln.)
 

Budget

Planning

Projectomschrijving

huidig

vorig

TB

Openstelling

Realisatieuitgaven op IF 12.03.01 mbt planuitwerkingsprojecten

– 380

– 356

nvt

nvt

Projecten Nationaal

       

Beter Benutten

322

353

 

nvt

Geluidsaneringprogramma – weg

263

260

 

nvt

Kosten voorbereiding tol

29

29

 

nvt

Lucht – weg (NSL Hoofdwegennet)

201

198

 

nvt

Reservering voor LCC

298

289

 

nvt

Snelfietsroutes

34

13

 

nvt

Tolreservering Blankenburgverbinding en ViA15

109

108

 

nvt

Vervolgprogramma Meer Veilig

80

30

 

nvt

Voorbereiding vrachtheffing

4

   

nvt

Bijdrage aan agentschap t.b.v. externe kosten planuitwerkingen

185

166

 

nvt

Projecten Noordwest-Nederland

       

A12/A27 Ring Utrecht

1.171

1.153

   

A7/A8 Corridor Amsterdam–Hoorn

300

300

2017

2024–2026

Landzijdige Bereikbaarheid Lelystad Airport: Aansluiting A6

13

13

   

Landzijdige Bereikbaarheid Lelystad Airport: Verbreding A6

52

51

   

Rijksbijdrage aan de Noordelijke Randweg Utrecht

171

168

2020

2021–2023

Stedelijke Bereikbaarheid Almere

27

26

nvt

Regio

Projecten Zuidwest-Nederland

   

nvt

nvt

A15 Papendrecht – Sliedrecht

16

15

   

A20 Nieuwerkerk a/d IJssel – Gouda

178

175

2018

2026

A4 Knooppunt Burgerveen – N14

50

50

2020

 

A4 Haaglanden – N14

460

453

2021

 

Rijksbijdrage aan kwaliteitsprogramma Blankenburgverbinding

23

23

2020

2026–2028

N59 Verkeersveiligheid

5

 

nvt

nvt

Projecten Zuid-Nederland

   

nvt

nvt

A2 't Vonderen – Kerensheide

269

265

2019

2025–2027

A27 Houten – Hooipolder

1.345

1.263

2019

2027–2030

A67/A73 Knooppunt Zaarderheiken

5

5

2019

2022

Landzijdige Bereikbaarheid Eindhoven Airport

26

25

2020

 

N65 Vught – Haaren

99

98

nvt

 

Programma SmartwayZ.NL: A67 Leenderheide–Zaarderheiken

154

152

 

2023

Programma SmartwayZ.NL: InnovA58

412

405

2020

 

Programma SmartwayZ.NL: ITS en Smart Mobility

31

30

2020

2022–2024

Projecten Oost-Nederland

   

nvt

nvt

A1 Apeldoorn – Azelo

440

429

   
     

2018

Fase 1: 2020–2022

A1/A30 Barneveld

10

10

 

Fase 2: 2026–2028

A12/A15 Ressen – Oudbroeken (excl. tolopbrengsten) (ViA15)

554

547

2017

2022–2024

N35 Nijverdal – Wierden

107

105

2017

2022–2024

N35 Raalte

13

 

2018

2022–2024

N50 Kampen – Kampen Zuid

5

5

   

Reservering terugbetaling voorfinanciering A1 Apeldoorn – Azelo

29

29

2021

2022 – 2024

Projecten Noord-Nederland

   

nvt

nvt

N33 Zuidbroek–Appingedam

99

97

2019

2021–2023

Overige projecten en reserveringen

120

125

   

Projecten in voorbereiding

       

Projecten Nationaal

       

Studiebudget Verkenningen / MIRT onderzoeken

       

Programma DUMO

       

Programma Fiets

       

Totaal programma planuitwerking en verkenning

7.327

     

Begroting (IF 12.03.02)

7.327

     

Zoals in de leeswijzer beschreven, is voor projecten in bovenstaande tabel waar mogelijk een digitale verwijzing opgenomen naar de projectbladen in het MIRT Overzicht. Zodra een project is opengesteld, wordt het project in het overzicht «Gerealiseerde projecten» van het MIRT Overzicht opgenomen, waarmee het projectblad komt te vervallen.

12.04 Geïntegreerde contractvormen/PPS

Motivering

Bij infrastructuurprojecten boven het drempelbedrag van € 60 miljoen wordt middels een Publiek Private Comparator (PPC) getoetst of een DBFM-contract meerwaarde op kan leveren. Infrastructuurprojecten die via een DBFM (Design, Build, Finance en Maintain) contract worden aanbesteed, hebben als kenmerk dat sprake is van de overdracht van de integrale onderdelen van een bouwproject (ontwerp, bouw, onderhoud en financiering) aan een private Opdrachtnemer. In plaats van een product wordt een dienst uitgevraagd, te weten de beschikbaarheid van de infrastructuur. De betaling voor deze dienst vindt plaats aan de hand van de overeengekomen prestatie die wordt afgezet tegen de daadwerkelijk geleverde prestatie, de beschikbaarheid. De beschikbaarheidsvergoeding wordt pas uitgekeerd na openstelling van het project; tijdens de bouw dient de DBFM-opdrachtnemer daarom zelf de financiering te regelen. Omdat het project gefinancierd is door banken en/of institutionele beleggers, is sprake van een sterke druk vanuit de financiers op de Opdrachtnemer om de afgesproken prestatie ook te leveren: op tijd en binnen de geraamde kosten. Een lager prestatieniveau leidt tot lagere betalingen, die op hun beurt de terugbetaling van de financiering moeten zekerstellen. In de bouwfase is doorgaans wel sprake van een gedeeltelijke betaling (de partiële beschikbaarheidsvergoeding) als sprake is van de uitbreiding van een bestaande weg die ook tijdens de verbouwing beschikbaar moet blijven voor het wegverkeer. Bij openstelling van de weg wordt overgegaan naar een volledige beschikbaarheidsvergoeding. Het afronden van een aanbesteding resulteert in een meerjarige verplichting, van zowel aanleg als ook beheer en onderhoud op het desbetreffende project. Op dit begrotingsartikel bestaat daarmee geen enkele budgetflexibiliteit. Slechts bij onderpresteren van de opdrachtnemer kunnen boetes en kortingen worden aangebracht.

De verplichting aan de DBFM-Opdrachtnemer vervalt aan het einde van de looptijd van het contract waarna het beheer en onderhoud van deze wegvakken terugkomen bij RWS en de bijbehorende budgetten gaan vallen onder het reguliere onderhoudsartikel (artikelonderdeel 12.02 Beheer, Onderhoud en Vervanging). Pas aan het einde van de looptijd kan de definitieve meerwaarde van de PPS-contractvorm worden bepaald en geconcludeerd of binnen het meerjarig budget is gebleven. Het eerste DBFM-contract loopt af in 2022: de N31 Leeuwarden–Drachten.

Inmiddels is duidelijk dat mijlpalen rond tijdige beschikbaarheid bij DBFM-projecten gehaald zijn. Ook de hoeveelheid meerwerk gedurende de bouwfase is beperkt gebleven. In de DBFM(O)-Voortgangsrapportage 2016–2017 (Kamerstukken II 2016–2017, 28 753, nr. 43) zijn indicatoren opgenomen om de prestaties van (het contractmanagement van) DBFM te monitoren. Het gaat daarbij om prestatie indicatoren zoals tijdigheid (openstelling van het project), beschikbaarheid, wijzigingen en kortingen. Het kabinet heeft daarbij de ambitie geformuleerd om de KPI’s verder uit te breiden en te ontwikkelen, de komende jaren te monitoren en de trendontwikkeling te analyseren.

In de Voortgangsrapportage is ook aangegeven dat de risicoverdeling in het standaardcontract mogelijk op een aantal punten zal worden bijgesteld ten aanzien van enkele specifieke risico’s, zoals het management van stakeholders, waarmee marktpartijen in het verleden op moeilijkheden stuitten. Eerder was al besloten om niet langer gebruik te maken van lijstrisico’s. Op deze wijze wordt proactief gezocht naar een betere verdeling van de risico’s, waarbij alle betrokkenen hun mogelijkheden inbrengen om risico’s zo veel mogelijk te beperken.

Producten

Bij de projecten N31 Leeuwarden–Drachten, A12 Lunetten–Veenendaal, 2e Coentunnel en N33 Assen–Zuidbroek, A15 Maasvlakte–Vaanplein, A12 Veenendaal–Ede–Grijsoord, A1/A6 Diemen–Almere Havendreef en de N18 Varsseveld–Enschede is sprake van volledige beschikbaarheidsvergoedingen. De looptijd van deze contracten varieert; in onderstaand projectenoverzicht is zichtbaar wanneer de contracten eindigen.

De projecten A9 Holendrecht–Diemen (Gaasperdammerweg), A27/A1 Utrecht Noord-Eemnes–Bunschoten, A6 Almere, A16 Rotterdam en A24 Blankenburgverbinding verkeren in de bouwfase en kennen een partiële beschikbaarheidsvergoeding. De volledige beschikbaarheidsvergoeding wordt na openstelling betaald.

Voorts zijn de projecten A9 Badhoevedorp–Holendrecht en A12/A15 Ressen–Oudbroeken (ViA15) in aanbesteding. De DBFM-conversie, overheveling van de begrotingsbedragen vanuit de budgetten voor aanleg (artikelonderdeel 12.03) en onderhoud (artikelonderdeel 12.02) naar dit begrotingsartikel, zal plaatsvinden na de «financial close» van deze contracten. Na afloop van het DBFM-contract zal het budget voor Beheer en Onderhoud weer worden toegevoegd aan artikelonderdeel 12.02. Beheer, Onderhoud en Vervanging. Bij verlenging van de periode van het Infrastructuurfonds worden deze budgetten gezien als een doorlopende verplichting.

Belangrijkste (budgettaire) aanpassingen

  • Bij het project Maasvlakte–Vaanplein treden extra werkzaamheden bij de afbouw van de Botlekbrug op als gevolg van de realisatie van het spoordeel, ter voorkoming van het mislopen van de treinvrije periode dienen de extra werkzaamheden terstond aan te vangen.

Projectoverzicht behorende bij 12.04: Geïntegreerde contractvormen/PPS Hoofdwegennet (bedragen x € 1 mln.)
 

Projectbudget

Kasbudget

Openstelling

Eind contract

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

later

huidig

vorig

 

Projecten Noordwest-Nederland

                       

A1/A6/A9 Schiphol – Amsterdam – Almere (deeltraject A1/A6)

1.798

1.774

489

78

62

99

59

59

59

893

2019

2019

2042

A1/A6/A9 Schiphol – Amsterdam – Almere (deeltraject A6 Almere)

381

374

4

9

9

47

63

17

17

215

2020

2020

2040

A1/A6/A9 Schiphol – Amsterdam – Almere (deeltraject A9 Gaasperdammerweg)

1.122

1.102

54

205

52

59

50

103

49

550

2020

2021

2038

A10 Tweede Coentunnel

2.162

2.141

1.124

56

53

53

53

53

53

717

2013

2013

2037

A12 Lunetten – Veenendaal

677

670

321

25

25

25

25

25

25

206

2012

2012

2033

A27/A1 Utrecht–Eemnes–Bunschoten

354

348

18

8

29

14

17

14

14

240

2018–2020

2018–2020

2044

Aflossing tunnels

944

939

615

47

47

48

48

33

29

77

Projecten Zuidwest-Nederland

                       

A15 Maasvlakte – Vaanplein

2.230

2.111

1.206

186

56

85

57

126

56

457

2015

2015

2035

Projecten Zuid-Nederland

                         

A59 Rosmalen – Geffen

277

277

268

1

1

2

5

     

2005

2005

Projecten Oost-Nederland

                         

A12 Ede – Grijsoord

171

169

35

12

9

9

9

9

9

79

2016

2016

2032

N18 Varsseveld – Enschede

450

446

161

26

8

10

10

22

10

203

2018

2018

2043

Projecten Noord-Nederland

                         

N31 Leeuwarden – Drachten

167

166

131

6

6

6

6

6

6

 

2007

2007

2022

N33 Assen – Zuidbroek

335

331

102

15

14

13

13

13

13

152

2014

2014

2034

Afrondingen

                         

Tolgefinancierde uitgaven (NCW)

                       

Tolgefinancierde uitgaven A24 Blankenburgtunnel

234

230

           

21

516

nvt

nvt

nvt

Tolgefinancierde uitgaven A12/A15 Ressen – Oudbroeken (ViA15)

293

289

         

19

19

447

nvt

nvt

nvt

Afrondingen

     

– 2

 

1

1

2

   

nvt

nvt

nvt

Totaal

11.595

11.367

4.528

672

371

471

416

501

380

4.752

     

Begroting (IF 12.04)

     

672

371

471

416

501

380

       

Zoals in de leeswijzer beschreven, is voor projecten in bovenstaande tabel waar mogelijk een digitale verwijzing opgenomen naar de projectbladen in het MIRT Overzicht. Zodra een project is opengesteld, wordt het project in het overzicht «Gerealiseerde projecten» van het MIRT Overzicht opgenomen, waarmee het projectblad komt te vervallen. Bij DBFM-projecten worden na de openstelling de beschikbaarheidsvergoedingen betaald, waardoor het project wel opgenomen blijft in bovenstaande tabel.

12.06 Netwerkgebonden kosten Hoofdwegennet

Motivering

Op dit artikelonderdeel worden de aan het netwerk te relateren apparaatskosten (inclusief afschrijving en rente) van RWS en de overige netwerkgebonden kosten geraamd. De overige netwerkgebonden kosten komen ten goede aan verkeersmanagement, beheer, onderhoud, vervanging, aanleg en DBFM, en betreffen taken die gecentraliseerd binnen RWS worden opgepakt. Het gaat bij deze zogeheten landelijke taken onder meer om het verzamelen van basisinformatie, onderhouden van ICT-systemen, het inspecteren van het areaal en de ontwikkeling van kennis en innovatie. Er is gekozen voor centrale uitvoering met het oog op enerzijds uniformiteit in werkwijze en anderzijds kostenbesparing.

12.07 Investeringsruimte

Motivering

Op dit artikelonderdeel wordt de voor dit artikel beschikbare investeringsruimte tot en met 2032 verantwoord. De investeringsruimte betreft de budgettaire ruimte waarvoor nog geen bestuurlijke of juridische verplichtingen zijn aangegaan. Deze ruimte is onder meer beschikbaar voor risico’s en (toekomstige) ambities.

De in de begroting 2018 opgenomen stand van de beschikbare investeringsruimte tot en met 2031 bedroeg € 663 miljoen. Door de hieronder vermelde belangrijkste (budgettaire) aanpassingen bedraagt deze ruimte in de begroting 2019 nu € 1.924 miljoen tot en met 2032. Dit saldo wordt overgeboekt naar het nieuwe begrotingsartikel 20 onder de modaliteit specifieke investeringsruimte van Hoofdwegennet (artikelonderdeel 20.05.1).

  • In het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor een inhaalslag in infrastructuur. Het aandeel van wegen bedraagt € 1.466 miljoen. Deze middelen worden ingezet voor de in het regeerakkoord genoemde prioriteiten. Bij het BO MIRT in het najaar van 2017 zijn de eerste afspraken gemaakt over de invulling van deze middelen uit het regeerakkoord. De extra middelen worden als volgt ingezet: A2 Den Bosch–Deil (€ 449,9 miljoen); A15 Papendrecht–Gorinchem (€ 100,0 miljoen); A58 Breda–Tilburg (€ 35,0 miljoen); Fietssnelwegen (€ 26,0 miljoen), Korte termijnaanpak files (€ 100,0 miljoen) en Meer veilig (€ 50,0 miljoen). Om deze nieuwe MIRT-projecten en nieuw te verwachte MIRT-projecten uit het regeerakkoord mogelijk te maken worden middelen beschikbaar gesteld voor apparaatsuitgaven op Hoofdstuk XII (– € 14,0 miljoen) en apparaatsuitgaven voor Rijkswaterstaat (– € 97,9 miljoen). Het restant wordt nog niet direct aangewend en komt ten gunste van de investeringsruimte voor Hoofdwegennet.

  • Verder zijn bij het BO MIRT in het najaar van 2017 afspraken gemaakt over de N35 knooppunt Raalte (– € 12,0 miljoen) en verkeersveiligheidsmaatregelen op de N59 (– € 5,0 miljoen).

  • Het Eurovignetverdrag wordt gewijzigd. De wijziging van het verdrag leidt tot hogere heffingsontvangsten voor de Nederlandse overheid. De geraamde meeropbrengsten worden toegevoegd aan de investeringsruimte van Hoofdwegennet (+€ 416,0 miljoen).

  • In het regeerakkoord staat opgenomen dat er zo spoedig mogelijk een vrachtwagenheffing wordt ingevoerd. Om dit mogelijk te maken zijn voor 2018 middelen ingezet voor de voorbereidingskosten en onderzoekskosten voor dit nieuwe beleid (– € 5,3 miljoen, waarvan € 1,2 miljoen aan apparaatskosten). Dit wordt voorgefinancierd uit de investeringsruimte Wegen. Besluitvorming over definitieve dekking uit de toekomstige ontvangsten uit de vrachtwagenheffing moet nog plaatsvinden.

  • In het Regeerakkoord staat opgenomen dat er zo spoedig mogelijk een vrachtwagenheffing wordt ingevoerd. Om dit mogelijk te maken zijn voor 2018 vooralsnog middelen uit de investeringsruimte wegen ingezet voor de voorbereidingskosten en onderzoekskosten voor dit nieuwe beleid (– € 5 miljoen, waarvan € 1 miljoen aan apparaatskosten). Voor de inzichtelijkheid wordt deze reservering zichtbaar gemaakt op de investeringsruimte van Hoofdwegennet op artikel 20.

  • Verwerking van het saldo van mee- en tegenvallers binnen het realisatieprogramma (€ 75,5 miljoen), met name veroorzaakt door het positieve restant van de Spoedwet Wegverbreding (€ 55 miljoen).

  • Verwerking van de niet specifiek aan projecten toegewezen prijsbijstelling (€ 73,6 miljoen) en het restantbudget Beter Benutten (€ 30,1 miljoen).

  • Periodiek worden prestatieafspraken gemaakt met Rijkswaterstaat over beheer en onderhoud van het hoofdwegen- en Hoofdvaarwegennet, de zogenoemde Service Level Agreement (SLA). Wegens enkele endogene en exogene ontwikkelingen, namelijk hogere wegsleepkosten als gevolg van toename van het verkeer, onverwachte reparaties aan de Merwedebrug, de sanering van grond bij steunpunten, en hogere ICT-uitgaven, wordt € 65,5 miljoen toegevoegd aan de beheer- en onderhoud budgetten van Hoofdwegennet.

  • In de Kamerbrief van 23 oktober 2017 (Kamerstukken II 2017–2018, 34 775 A, nr. 9) is aangeven dat er middelen zijn toegevoegd aan het taakstellend budget van het project A27 Houten–Hooipolder omdat een grotere overspanning van de Merwedebrug noodzakelijk is (– € 56,0 miljoen).

  • Om een betere relatie te leggen tussen de gevraagde productie en de daarvoor benodigde capaciteit is binnen IenW voor RWS het instrument Strategisch Capaciteitsmanagement ontwikkeld. Daarbij wordt jaarlijks op basis van vastgestelde normen, rekenregels en tarieven voor alle werkprocessen van RWS doorgerekend wat de benodigde capaciteit voor de komende 5 jaar is op basis van de huidige verwachte producten en prestatieopgaven. Op basis van de uitkomsten van de berekening voor de begroting 2019 is besloten om RWS de komende jaren voor regulier onderhoud, M-fase DBFM, Vervanging en Renovatie en de uitvoering van het regeerakkoord extra capaciteit te kennen. Dit resulteert de komende jaren in een tijdelijke toename van het aantal FTE (– € 18,4 miljoen).

  • Het vorige kabinet heeft bij de verlenging van het Infrastructuurfonds tot en met 2030 besloten een deel van de investeringsruimte apart te zetten voor een volgend kabinet, de zogenoemde beleidsruimte. Met het aantreden van het kabinet-Rutte III kan de beleidsruimte betrokken worden bij de budgettaire besluitvorming. De middelen tot 2030 worden verdeeld over de modaliteiten middels de gebruikelijke verdeelsleutel (conform regeerakkoord kabinet-Rutte III). Het aandeel van Hoofdwegennet bedraagt € 277,7 miljoen.

  • De Kustwacht voert een aantal structurele taken uit die voortvloeien uit wet- en regelgeving. Tot op heden heeft IenW haar bijdrage aan deze taken steeds incidenteel gedekt. Om luchtsurveillance en de benodigde personele capaciteit structureel te dekken, zijn middelen vrijgemaakt vanuit de investeringsruimte van de modaliteiten. Het aandeel van Hoofdwegennet bedraagt € 54,4 miljoen.

  • Bij het project Maasvlakte–Vaanplein treden extra werkzaamheden bij de afbouw van de Botlekbrug op als gevolg van de realisatie van het spoordeel, ter voorkoming van het mislopen van de treinvrije periode dienen de extra werkzaamheden terstond aan te vangen (– € 102 miljoen).

12.07 Investeringsruimte Hoofdwegennet (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal

0

0

0

0

0

0

0

0

(Vervolg) 12.07 Investeringsruimte Hoofdwegennet (bedragen x € 1.000)
 

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal

0

0

0

0

0

0

0

0

12.09 Ontvangsten

Motivering

Op dit artikelonderdeel worden de bijdragen van derden aan de producten op het gebied van Rijkswegen, die rechtstreeks aan IenW worden betaald, verantwoord.

Bijdragen van derden

Producten

Dit betreffen de bijdragen van decentrale overheden en andere derden aan projecten in de investeringen van Rijkswegenprojecten.

Totaal geraamde inkomsten tol

Met de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15, die op 15 maart 2016 in werking is getreden, is vastgelegd dat bij de projecten A24 Blankenburgverbinding en A12/A15 Ressen–Oudbroeken (ViA15) tol geheven kan worden. De toekomstige tolontvangsten zijn geraamd op artikel 12.09. Bij tolheffing wordt uitgegaan van een periode van 25 jaar. Als de tolopgave op een wegdeel eerder wordt gerealiseerd, dan zal de tolheffing op dat wegdeel worden beëindigd en vice versa.

Overzicht van bijdragen (bedragen x € 1 mln.)

Projectomschrijving

2018

2019

2020

2021

2022

2023

             

Bijdragen van derden

107

73

112

105

112

15

Totaal geraamde inkomsten tol

       

23

44

             

Totaal

107

73

112

105

135

59

Artikel 13 Spoorwegen

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de producten op het gebied van Spoorwegen verantwoord.

Het productartikel Spoorwegen is gerelateerd aan de beleidsdoelstellingen en beleidsinstrumenten zoals beschreven in de begroting Hoofdstuk XII over 2019 bij beleidsartikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 13 Spoorwegen (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

1.810.157

1.756.776

1.610.625

1.539.625

1.717.372

1.634.165

1.619.437

Uitgaven

2.154.280

2.097.151

2.009.388

2.064.005

1.918.372

1.912.531

1.819.026

Waarvan juridisch verplicht:

   

97%

       

13.02 Beheer, onderhoud en vervanging

1.372.035

1.422.117

1.379.109

1.343.023

1.261.866

1.305.767

1.271.121

13.03 Aanleg

604.096

505.871

460.265

546.730

481.426

429.315

368.820

13.03.01 Realisatieprogramma personenvervoer

534.509

420.228

352.049

423.357

295.422

327.331

326.189

13.03.02 Realisatieprogramma goederenvervoer

28.178

56.663

41.301

34.657

63.176

49.739

30.741

13.03.04 Verk. en planuitw. personenvervoer

38.142

22.670

58.991

87.852

98.810

29.857

11.890

13.03.05 Verk. en planuitw. goederenvervoer

3.267

6.310

7.924

864

24.018

22.388

0

13.04 Geintegreerde contractvormen/PPS

161.552

159.173

160.024

164.262

165.090

167.459

169.095

13.07 Rente en aflossing

16.597

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

13.08 Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

13.09 Ontvangsten

242.727

255.903

195.388

188.979

194.640

200.206

205.029

Budgetflexibiliteit

Met uitzondering van verkenning en planuitwerking, zijn de budgetten in 2019 juridisch verplicht op de peildatum 1 januari 2019.

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten tot en met 2032 per jaar gepresenteerd op het niveau van artikelonderdeel. In de verdiepingsbijlage bij de begroting zijn de mutaties op hetzelfde detailniveau toegelicht voor de periode tot en met 2032.

Bedragen x € 1.000
     

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

13

Spoorwegen

Uitgaven

2.097.151

2.009.388

2.064.005

1.918.372

1.912.531

1.819.026

1.809.753

1.711.101

13.02

Beheer, onderhoud en vervanging

1.422.117

1.379.109

1.343.023

1.261.866

1.305.767

1.271.121

1.268.029

1.268.206

13.03

Aanleg

 

505.871

460.265

546.730

481.426

429.315

368.820

360.527

260.448

13.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

159.173

160.024

164.262

165.090

167.459

169.095

171.207

172.457

13.07

Rente en aflossing

 

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

13.08

Investeringsruimte

 

0

0

0

0

0

0

0

0

                     

13.09

Ontvangsten

Ontvangsten

255.903

195.388

188.979

194.640

200.206

205.029

191.761

315.284

(Vervolg) bedragen x € 1.000
     

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

13

Spoorwegen

Uitgaven

1.536.948

1.529.045

1.493.446

1.500.296

1.532.486

1.525.763

1.460.850

25.920.161

13.02

Beheer, onderhoud en vervanging

 

1.279.925

1.298.807

1.294.318

1.316.932

1.316.719

1.410.157

1.450.411

19.886.507

13.03

Aanleg

 

73.531

47.109

37.196

90.249

121.328

64.683

449

3.847.947

13.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

 

173.502

173.139

151.942

83.125

84.449

40.933

0

2.035.857

13.07

Rente en aflossing

 

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

149.850

13.08

Investeringsruimte

 

0

0

0

0

0

0

0

0

                     

13.09

Ontvangsten

Ontvangsten

198.642

198.642

198.642

198.642

198.642

198.642

198.642

3.137.684

13.02 Beheer, onderhoud en vervanging

Motivering

Op grond van richtlijn 91/440/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschap van 29 juli 1991 kan een beheerder voor de spoorweginfrastructuur worden aangewezen en kunnen lidstaten financiële middelen verstrekken aan de beheerder om te voldoen aan zijn taken. De Minister van IenW heeft op 14 december 2014 aan ProRail een concessie verleend voor het beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur in de periode 2015 tot en met 2024. In de beheerconcessie staan de afspraken tussen de overheid en ProRail over het beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur. Deze afspraken gaan onder meer over de beschikbaarheid, betrouwbaarheid en kwaliteit van de hoofdspoorweginfrastructuur en de daarmee samenhangende voorzieningen, maar ook over de kwaliteit van de informatievoorziening. Jaarlijks wordt aan ProRail subsidie verstrekt voor de instandhouding van de hoofdspoorweginfrastructuur, overeenkomstig het bepaalde in de Wet en het Besluit Infrastructuurfonds.

De beheerconcessie geeft invulling aan de beleidsambities uit de Lange Termijn Spooragenda deel 2 (LTSA 2), namelijk scherpere sturing door de concessieverlener. Hiertoe bevat de concessie instrumenten als prestatie-indicatoren, programma’s en maatregelen, audits en reviews, verplichtingen om informatie aan IenW te verstrekken en/of besluiten voor te leggen en verplichtingen met betrekking tot samenwerking en transparantie. De ruggengraat van de concessie is de jaarcyclus waarmee in het beheerplan jaarlijks afspraken worden gemaakt tussen de Minister van IenW en ProRail over de te bereiken prestaties en de te nemen maatregelen. De Minister van IenW geeft jaarlijks in de beleidsprioriteitenbrief aan welke prestaties het komende jaar van ProRail worden verwacht. ProRail stelt op basis van de beleidsprioriteitenbrief een beheerplan op en consulteert belanghebbenden over de hoofdlijnen van het ontwerp beheerplan. Vervolgens legt ProRail het beheerplan ter instemming voor aan de Minister van IenW.

Nadat de Minister van IenW heeft ingestemd met het beheerplan, wordt deze toegezonden aan de Tweede Kamer. Na afloop van het jaar legt ProRail op grond van de Concessie verantwoording af in de jaarrapportage en op grond van het Besluit Infrastructuurfonds in het jaarverslag en de jaarrekening. Zodra deze documenten zijn vastgesteld worden ook deze aan de Tweede Kamer toegezonden.

Producten

De beheer-, onderhoud- en vervangingsactiviteiten zijn gericht op het realiseren van de in het beheerplan opgenomen prestaties per prestatiegebied zoals opgenomen in de beheerconcessie. Onderdeel hiervan zijn de activiteiten van ProRail die samenhangen met verkeersleiding en capaciteitsmanagement. In het beheerplan zelf wordt jaarlijks een uitgebreide beschrijving opgenomen van de belangrijkste activiteiten die voor dat jaar zijn gepland. ProRail ontvangt voor de uit te voeren activiteiten een bijdrage van het Rijk. Bij de vaststelling van de rijksbijdrage voor beheer, onderhoud en vervanging wordt rekening gehouden met de inkomsten van de gebruiksvergoeding die ProRail ontvangt van de vervoerders en eventuele bijdragen van andere partijen voor onderhoudsactiviteiten.

Het Beheerplan 2019 wordt uiterlijk 15 november 2018 door ProRail ingediend en wordt in december 2018, nadat de Minister van IenW daar mee heeft ingestemd, aan de Tweede Kamer toegezonden.

ProRail ontvangt van IenW gemiddeld € 1,3 miljard subsidie per jaar (inclusief btw) ter dekking van de instandhoudingskosten van de hoofdspoorweginfrastructuur. Daarnaast ontvangt ProRail van vervoerders (gebruiksvergoeding) en andere derden (doorbelaste onderhoudskosten) gemiddeld € 0,3 miljard per jaar, waarmee het totale budget voor de jaarlijkse instandhoudingskosten voor ProRail uitkomt op € 1,6 miljard inclusief btw. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar Bijlage 4 Instandhouding en Bijlage 5 ProRail.

13.03 Aanleg Spoor

IenW is verantwoordelijk voor de uitbreiding van de hoofdspoorweginfrastructuur. Deze wordt in belangrijke mate gefinancierd met middelen uit de Rijksbegroting. Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven begroot die noodzakelijk zijn voor:

  • door ProRail uit te voeren planuitwerkingen en verkenningen;

  • door IenW uit te voeren planuitwerkingen en verkenningen;

  • voorbereiding van de uitvoering van nieuwbouwprojecten Spoor;

  • uitvoering van deze projecten.

13.03.01 Realisatieprogramma personenvervoer spoor

Afgesloten projecten

Onderstaande projecten zijn afgesloten en indien noodzakelijk zijn de resterende werkzaamheden toegevoegd aan het projectbudget Nazorg gereedgekomen lijnen en halten:

  • Schiphol: Maatregelen korte termijn

  • Fietsenstalling Amsterdam Centraal Noordwest en Zuidoost

  • NSP Breda OV-Terminal en geluidschermen

  • Ermelo aanpassen overweg Telgterweg (onderdeel Programma Overwegen)

  • Traject Oost Bunnik

  • Regionet: Maatregelen Beverwijk

  • Zutphen–Winsterwijk (onderdeel van Decentraal Spoor Oost Nederland)

Nieuw opgenomen projecten

Overwegenaanpak

Vanaf de Begroting 2019 zijn de lopende overwegenprogramma’s en projecten samengevoegd onder één begrotingspost en één pagina in het MIRT-overzicht. Hierdoor wordt het overzicht op de totale overwegenaanpak vergroot. De MIRT-bladen Landelijk Verbeterprogramma Overwegen (LVO), Programma Niet Actief Beveiligde Overweg (NABO) en Automatische Knipperlicht Installaties (AKI) en veiligheidsknelpunten komen hiermee te vervallen. Het nieuwe blad in het MIRT-overzicht bevat informatie over de volgende overwegenprogramma’s:

  • AKI-aanpak en veiligheidsknelpunten;

  • Landelijk Verbeterprogramma Overwegen;

  • Programma Niet Actief Beveiligde Overweg;

  • Overwegenaanpak (risicogestuurd).

In de brief van 12 juli 2018 (Kamerstukken II 2017–2018, 29 893, nr. 217) is de Tweede Kamer geïnformeerd om middelen in te zetten voor de overwegenaanpak. In totaal gaat het om € 50 miljoen (zie hieronder).

In de huidige scope van het Programma NABO worden de meest risicovolle niet actief beveiligde overwegen aangepakt; de openbare en openbaar toegankelijke niet actief beveiligde overwegen op het reizigersnet. Mede naar aanleiding van de motie Van der Graaf c.s. (Kamerstukken II 2017–2018, 34 775 A, nr. 36) is de scope van het Programma NABO uitgebreid met het aanpakken van 30 particuliere huisaansluitingen. Om de totale scope van het Programma NABO te kunnen realiseren, wordt in deze begroting vanuit de investeringsruimte Spoorwegen een aanvullend budget van € 25 miljoen beschikbaar gesteld.

In lijn met de aanpak van het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen (LVO) wordt op basis van het met risicokenmerken aangevulde overwegenregister van ProRail ingezet op het aanpakken van de meest risicovolle overwegen. Hiervoor wordt in deze begroting € 25 miljoen vanuit de investeringsruimte Spoorwegen in de begroting opgenomen. Met € 25 miljoen voor deze overwegenaanpak, aangevuld met regionale cofinanciering, wordt in de komende periode een substantiële slag gemaakt in het reduceren van risico’s op overwegen.

Overige wijzigingen

Den Haag CS perronsporen 11 en 12

Bij MIRT-projecten wordt gewerkt met een bandbreedte rondom indienststelling. Conform deze werkwijze is bij project Den Haag CS perronsporen 11 en 12 een bandbreedte toegepast rondom de verwachte indienststelling.

Overboeking PHS en OV SAAL naar Art. 17.10 (groot project)

Op 24 januari 2018 is aan de Tweede Kamer voorgesteld om PHS aan te wijzen als groot project (Kamerstukken II 2017–2018, 32 404, nr. 82). De kamer heeft hiermee op 6 februari 2018 ingestemd. Derhalve zijn de budgetten van PHS en de budgetten voor OV SAAL (welke onder de scope van PHS valt) vanaf ontwerpbegroting 2019 overgeheveld naar artikel 17 Megaprojecten Verkeer en Vervoer, artikelonderdeel 17.10 Programma Hoogfrequent Spoor. Hier zijn ook de mutaties ten opzichte van de vorige begroting toegelicht.

Verbeteraanpak stations

De aanbesteding van schermen moet in 2018 opnieuw worden gedaan, waardoor de uitrol van de schermen ook in tijd naar achteren schuift en grotendeels in 2019 zal plaatsvinden. Voor de informatiepunten is besloten eerst in 2018 pilots uit te voeren om reizigersbeleving te meten, waarna bij positieve bevindingen de uitrol kan plaatsvinden in 2019 en 2020.

Programma Behandelen en Opstellen

Om de treindienst veilig en robuust te kunnen uitvoeren is aanvullende opstel- en behandelcapaciteit nodig. Hiervoor wordt vanuit de investeringsruimte Spoorwegen € 150 miljoen extra beschikbaar gesteld bovenop het reeds beschikbare budget. Omdat de looptijd en de reikwijdte van het programma hierdoor verandert, wordt de naam van het programma «Opstellen Reizigerstreinen KT» gewijzigd in «Programma Behandelen en Opstellen».

Middelen uit het programma worden ingezet om in het hele land kosteneffectieve optimalisaties van bestaande emplacementen door te voeren en om op een beperkt aantal locaties uitbreiding van capaciteit te realiseren. Het programma heeft een adaptief karakter, zodat de precieze locaties nog niet allemaal vast staan en kunnen wijzigen wanneer dat voor de functionaliteit van het netwerk gewenst is. Bij beoordeling van locaties wordt afgewogen op kosten, omgevingseffecten en toekomstvastheid.

Vervolgfase Beter en Meer

NS en ProRail hebben in beeld gebracht waar de toenemende vervoersvraag aanleiding geeft voor een frequentieverhoging en op welk moment dat mogelijk is gezien de infrastructuur die beschikbaar is en komt. Zowel op de corridor Schiphol–Utrecht–Nijmegen als Breda–Eindhoven zal de vervoersvraag de huidige vervoerscapaciteit gaan overstijgen. Om overvolle treinen te voorkomen en bestaande en toekomstige reizigers een comfortabele en betrouwbare reis te kunnen bieden is een frequentieverhoging noodzakelijk. De infrastructurele maatregelen zijn voorzien in het Programma Hoogfrequent Spoor (artikelonderdeel 17.10). Door NS en ProRail is in beeld gebracht welke verbetermaatregelen noodzakelijk zijn voor een succesvolle frequentieverhoging. Voor uitvoering van dit maatregelenpakket is een investering nodig van ongeveer € 70 miljoen. De bijdrage van NS bedraagt ongeveer € 27 miljoen. Gezien het belang van een succesvolle frequentieverhoging op beide corridors en het verwerken van het groeiende reizigersvervoer, wordt vanuit IenW € 43,3 miljoen beschikbaar gesteld aan ProRail. Hiervan was € 32 miljoen reeds begroot binnen Beter en Meer. Daarnaast wordt € 11,3 miljoen toegevoegd vanuit de investeringsruimte Spoorwegen.

Fietsparkeren bij Stations

Het projectbudget is verhoogd met € 74 miljoen vanuit de investeringsruimte Spoorwegen. Het Rijk wil door meer en betere fietsparkeervoorzieningen bij stations de combinatie fiets-trein bevorderen. Bij de prioritering van een rijksbijdrage voor nieuwe projecten wordt de snelheid waarmee het project kan starten meegewogen. Gezien de ervaring met de doorlooptijden van complexe stallingenprojecten wordt het jaar 2025 aangehouden als uiterste termijn waarop gestart moet zijn met de bouw. Hierop is ook de doorlooptijd van het programma aangepast. Daarnaast is € 2 miljoen overgeboekt naar het programma Beheer, onderhoud en vervanging (artikelonderdeel 13.02) ter dekking van de beheer- en onderhoudskosten van de in beheer genomen programmaonderdelen.

Programma Kleine functiewijzigingen

Het projectbudget is vanuit de investeringsruimte Spoorwegen verhoogd met € 75 miljoen. Het doel van het programma kleine functiewijzingen is om snel maatregelen door te kunnen voeren die op korte termijn noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de treindienst. Het gaat hierbij om kleine maatregelen om tot een betere dienstregeling te komen (bijvoorbeeld perronverlenging, inpassingsmaatregelen en veiligheidsmaatregelen). Voor deze nieuwe tranche vraagt IenW aan ProRail om bij voorgestelde maatregelen te onderbouwen dat dit de meest doelmatige oplossingen zijn om de voorziene vervoervraag tot 2030 (NMCA van 2017) te accommoderen.

Nazorg gereed gekomen lijnen en halten

Op basis van een inventarisatie van nog uit te voeren werkzaamheden en rekening houdend met de resterende risico’s is het verantwoord om het projectbudget te verlagen met € 6,8 miljoen. Dit bedrag is toegevoegd aan de investeringsruimte Spoor (artikelonderdeel 20.05). Daarnaast is € 0,5 miljoen overgeboekt naar het project Naarden–Bussum op artikelonderdeel 17.10 (zie toelichting daar).

Amsterdam CS Fietsenstalling

Het project is per 1 januari 2018 afgesloten en de subsidie definitief vastgesteld. De resterende werkzaamheden zijn inclusief bijbehorend budget ondergebracht bij het MIRT project Nazorg gereedgekomen lijnen en halten. Het niet benodigde budget onvoorzien (€ 2,3 miljoen) is overgeboekt naar de investeringsruimte Spoor (artikelonderdeel 20.05).

Projectoverzicht behorende bij 13.03.01: Realisatieprogramma Spoorwegen personenvervoer (bedragen x € 1 mln.)
 

Projectbudget

Kasbudget

Indienststelling

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

later

huidig

vorig

Projecten Nationaal

                       

Benutten, betrouwbaarheid en capaciteit

                     

Be- en bijsturing toekomst

15

15

5

3

4

4

       

2019

2019

ERTMS pilot Amsterdam–Utrecht en expertisecentrum

9

9

6

2

1

         

2015

2015

Geluidsanering Spoorwegen

600

592

43

34

42

42

49

120

123

147

divers

divers

Programma Behandelen en Opstellen

196

43

1

6

11

14

8

23

40

94

divers

2020

Uitvoeringsprogramma geluid emplacementen (UPGE)

30

30

12

1

   

3

4

4

5

divers

divers

Verbeteraanpak stations

12

12

2

2

4

4

       

2020

2018

Verbeteraanpak trein

50

50

18

15

3

14

       

2018/2019

2019

Vervolgfase Beter en Meer

44

32

0

3

6

10

10

3

 

12

divers

divers

Stations en stationsaanpassingen

                       

Cameratoezicht op stations

13

13

12

1

1

1

       

2017

2017

Kleine stations

17

17

   

6

9

2

     

divers

divers

Toegankelijkheid stations

493

488

196

38

40

38

35

28

24

93

divers

divers

Overige projecten/lijndelen etc.

                       

Aanleg ATBvv

68

67

 

1

13

15

16

18

5

1

divers

2023

Aanleg ATBvv op A2 corridor en Brabantroute

18

20

16

1

1

         

2017

2017

Booggeluid

4

4

 

1

         

2

divers

divers

Fietsparkeren bij Stations

341

264

86

27

30

33

34

32

28

70

divers

divers

Kleine projecten personenvervoer

28

28

 

8

5

9

2

1

1

2

divers

divers

Nazorg gereedkomen lijnen/halten

14

23

 

6

3

3

2

     

divers

divers

Overwegenaanpak

683

628

378

42

47

64

46

43

30

30

divers

divers

Ontsnippering

80

79

36

11

11

8

7

6

   

divers

divers

Programma aanpak suicidepreventie

15

14

 

3

4

5

2

     

2021

2021

Programma Kleine Functiewijzingen

460

381

178

25

25

24

22

22

22

142

divers

divers

Punctualiteits-/capaciteitsknelpunten

180

179

170

4

3

1

1

     

divers

divers

Projecten Noordwest-Nederland

                       

Stations en stationsaanpassingen

                       

Amsterdam CS, Cuypershal

26

26

17

2

3

2

2

     

2020

2020

OV-terminal stationsgebied Utrecht (VINEX/NSP)

413

412

375

27

5

4

   

1

 

2016

2016

Overige projecten/lijndelen etc.

                       

Vleuten–Geldermalsen 4/6 sporen (incl. RSS)

911

910

857

27

19

8

       

divers

divers

Projecten Zuidwest-Nederland

                       

Stations en stationsaanpassingen

                       

Den Haag CS perronsporen 11 en 12

39

39

10

1

1

1

1

5

10

11

2023–2025

2022

Overige projecten/lijndelen etc.

                       

Rijswijk–Schiedam incl. spoorcorridor Delft

607

607

588

6

6

6

       

2017

2017

Projecten Oost Nederland

                       

Traject Oost

237

235

93

34

25

26

23

18

10

8

divers

divers

Regionale lijnen Gelderland

15

15

15

             

divers

divers

Zwolle–Herfte

208

205

16

25

42

53

36

16

19

 

2021

2021

Projecten Noord Nederland

                       

Partiële spooruitbreiding Groningen–Leeuwarden

50

49

23

3

 

24

       

2020

divers

Sporendriehoek Noord-Nederland

136

135

60

6

14

23

17

11

6

 

divers

divers

Afrondingen

     

1

3

1

1

– 1

1

     

Totaal ProRail projecten

5.999

5.606

3.213

366

378

446

319

349

324

617

   

Overige (niet ProRail) projecten

                       

NS compensatie

161

160

103

58

               

Totaal overige (niet ProRail) projecten

161

160

103

58

0

0

0

0

0

0

   

Totaal uitvoeringsprogramma

6.160

5.766

3.316

424

378

446

319

349

324

617

   

Realisatieuitgaven op IF 13.03.01 mbt planuitwerking

– 22

– 6

– 23

– 24

– 22

– 18

     

Afrekening voorschotten

     

38

               

Programma Realisatie

6.160

5.766

3.316

440

372

423

295

327

306

617

   

Budget Realisatie (IF 13.03.01)

6.160

5.766

3.316

420

352

423

295

327

326

637

   

Overprogrammering (–)

     

– 20

– 20

     

20

20

   

Zoals in de leeswijzer beschreven, is voor projecten in bovenstaande tabel waar mogelijk een digitale verwijzing opgenomen naar de projectbladen in het MIRT Overzicht. Zodra een project is opengesteld, wordt het project in het overzicht «Gerealiseerde projecten» van het MIRT Overzicht opgenomen, waarmee het projectblad komt te vervallen. Na openstelling vinden er in de regel nog (na)betalingen plaats, waardoor het project wel opgenomen blijft in bovenstaande tabel.

13.03.02 Realisatieprogramma goederenvervoer spoor

Afgesloten projecten

Onderstaand project is afgesloten en de resterende werkzaamheden zijn toegevoegd aan het projectbudget Nazorg gereedgekomen projecten:

  • Realisatie 2e fase programma NaNov

Overige wijzigingen

Optimalisering Goederencorridor Rotterdam–Genua

Het programma Rotterdam–Genua bestaat uit een aantal deelprojecten. Bij het deelproject «Zevenaar opheffen systeemeiland» is sprake van een aanbestedingsmeevaller en is het, op basis van een inventarisatie van de nog te verwachten kosten en de nog aanwezige risico’s, verantwoord om het projectbudget te verlagen met € 6,1 miljoen. Dit bedrag is toegevoegd aan de investeringsruimte (artikelonderdeel 20.05). Het deelproject «Kijfhoek: opheffen ATB eiland» is in dienst gesteld en het resterende budget ad € 0,6 miljoen is toegevoegd aan de post Nazorg gereedgekomen projecten.

Geluidsmaatregelen Zeeuwselijn

De geluidsschermen worden momenteel gebouwd en worden eind 2018 opgeleverd, met uitzondering van een scherm in Kapelle (oplevering 2019 mits positieve uitspraak rechtbank) en twee schermen in Goes (oplevering 2021). Hiertoe is de indienststelling gewijzigd van 2018 naar divers.

Uitvoeringsprogramma Goederenroute Elst–Deventer–Twente (NANOV)

De planning is aangepast op de maatregelen bij Borne. Daarmee wijzigt de einddatum van het programma.

Nazorg gereedgekomen projecten

Op basis van een inventarisatie van nog uit te voeren werkzaamheden en rekening houdend met de mogelijke risico’s is het verantwoord om het projectbudget te verlagen met € 1,8 miljoen. Dit bedrag is toegevoegd aan de investeringsruimte Spoor (artikelonderdeel 20.05).

Projectoverzicht behorende bij 13.03.02: Realisatieprogramma Spoorwegen goederenvervoer (bedragen x € 1 mln.)
 

Projectbudget

Kasbudget

Indienststelling

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

later

huidig

vorig

ProRail Projecten

                       

Projecten Nationaal

                       

Kleine projecten goederenvervoer

1

2

 

1

           

divers

divers

Optimalisering Goederencorridor Rotterdam–Genua

169

169

120

27

2

   

3

9

9

divers

divers

PAGE risico reductie

19

19

8

1

1

2

2

2

2

 

divers

divers

Programma Emplacementen op orde

59

58

1

5

14

7

5

7

4

15

divers

2020

Projecten Zuidwest-Nederland

                       

Calandbrug

160

159

118

     

20

22

   

2020/2021

2020

Geluidmaatregelen Zeeuwselijn

27

27

13

8

3

2

1

     

divers

2018

Spooraansluiting 2e Maasvlakte achterlandverbinding

222

220

72

2

7

12

45

30

15

39

divers

divers

Projecten Oost Nederland

                       

Uitvoeringsprogramma Goederenroute Elst–Deventer–Twente (NANOV)

140

139

81

14

15

11

9

8

1

1

divers

2021

Overige projecten

                       

Nazorg gereedgekomen projecten

1

3

               

divers

divers

Afrondingen

         

1

1

         

Totaal uitvoeringsprgramma

797

796

413

58

42

35

83

72

31

64

   

Planuitwerkingskosten realisatieprogramma t.l.v. IF 13.03.05

– 2

– 1

 

– 20

– 22

       

Afrekening voorschotten

     

1

               

Programma Realisatie

797

796

413

57

41

35

63

50

31

64

   

Budget Realisatie (IF 13.03.02)

797

796

413

57

41

35

63

50

31

64

   

Overprogrammering (–)

                       

Zoals in de leeswijzer beschreven, is voor projecten in bovenstaande tabel waar mogelijk een digitale verwijzing opgenomen naar de projectbladen in het MIRT Overzicht. Zodra een project is opengesteld, wordt het project in het overzicht «Gerealiseerde projecten» van het MIRT Overzicht opgenomen, waarmee het projectblad komt te vervallen. Na openstelling vinden er in de regel nog (na)betalingen plaats, waardoor het project wel opgenomen blijft in bovenstaande tabel.

13.03.04 Planuitwerking personenvervoer spoor

Nieuw opgenomen projecten

Sporen Schiedam–Rotterdam

In het BO MIRT van najaar 2017 is een voorkeur uitgesproken voor de aanpassing van de sporen bij station Schiedam. ProRail heeft daarvoor gekeken naar de mogelijkheden hoe de sporen bij Station Schiedam, na afkoppeling van de Hoekse lijn, kunnen worden ingericht. Een viersporige variant heeft daarbij de voorkeur (plan D). Tevens wordt onderzocht of en met welke maatregelen station Schiedam Centrum een IC-halte kan blijven. In deze begroting wordt vanuit de Investeringsruimte Spoor € 24 miljoen onttrokken.

Studie- en innovatiebudget

Om de komende jaren verdere stappen te kunnen zetten naar een slimmer en duurzamer openbaar vervoer wordt vanuit de investeringsruimte Spoorwegen een meerjarig budget van € 25 miljoen opgenomen in de begroting. Uit deze begrotingspost kunnen onder andere pilots en onderzoeken worden gefinancierd die hier een bijdrage aan leveren, waaronder een verdiepend onderzoek naar 3kV en een eventuele pilot en initiatieven op het vlak van MaaS en verduurzaming van het OV.

Overige wijzigingen

Grensoverschrijdend Spoorvervoer

In het BO MIRT van najaar 2017 is afgesproken dat Rijk en regio beide € 10 miljoen reserveren voor de ontwikkeling van Eindhoven Centraal. Onderdeel hiervan is de verbinding Eindhoven–Düsseldorf. Deze middelen worden overgeboekt vanuit de investeringsruimte Spoorwegen.

Projectoverzicht behorende bij 13.03.04: Verkenningen en planuitwerkingen Spoorwegen personenvervoer (bedragen x € 1 mln.)
 

Budget1

Planning

Projectomschrijving

huidig

vorig

PB of TB

Indienststelling

Realisatieuitgaven op IF 13.03.01 mbt planuitwerkingsprojecten

0

– 82

   

Projecten Nationaal

       

Beter Benutten Decentraal Spoor (Decentraal Spoor, fase 2 (NMCA))

26

26

 

divers

Grensoverschrijdend Spoorvervoer

60

49

 

divers

Kleine projecten Personenvervoer

4

2

 

divers

Landelijk Verbeterprogramma Overwegen (LVO)

200

196

 

divers

Reizigersfonds

3

3

 

nvt

Geluidsmaatregelen HSL-Zuid

72

71

 

divers

Prestatieverbetering HSL-Zuid

61

60

 

divers

Projecten Zuidwest-Nederland

       

Sporen Schiedam–Rotterdam

25

0

   

Projecten Oost-Nederland

       

Quick scan decentraal spoor Gelderland

20

20

 

divers

Projecten Noordwest-Nederland

       

Multimodale knoop Schiphol

256

253

 

divers

Overige projecten en reserveringen

Studie en innovatiebudget

28

3

   

Projecten in voorbereiding

       

Gesignaleerde risico's

       

Totaal programma planuitwerking en verkenning

755

601

   

Begroting (IF 13.03.04)

755

601

   

Zoals in de leeswijzer beschreven, is voor projecten in bovenstaande tabel waar mogelijk een digitale verwijzing opgenomen naar de projectbladen in het MIRT Overzicht. Zodra een project is opengesteld, wordt het project in het overzicht «Gerealiseerde projecten» van het MIRT Overzicht opgenomen, waarmee het projectblad komt te vervallen.

X Noot
1

Een deel van het budget is reeds juridisch verplicht, onder andere in verband met afgegeven subsidiebeschikkingen aan ProRail voor planuitwerking en contractuele afspraken met NS.

Legenda:

PB = Projectbesluit

TB = Tracébesluit

13.03.05 Planuitwerkingsprogramma Goederenvervoer
Projectoverzicht behorende bij 13.03.05: Verkenningen en planuitwerkingen Spoorwegen goederenvervoer (bedragen x € 1 mln.)
 

Budget1

Planning

Projectomschrijving

huidig

vorig

PB of TB

Indienststelling

Planuitwerkingskosten van realisatieprogramma IF 13.03.02

45

46

   

Projecten Nationaal

       

Kleine projecten Goederenvervoer

17

16

nvt

divers

Overige projecten en reserveringen

       

Projecten in voorbereiding

       

Overige projecten in voorbereiding

       

Gesignaleerde Risico's

       

Totaal programma planuitwerking en verkenning

62

62

   

Begroting (IF 13.03.05)

62

62

   

Zoals in de leeswijzer beschreven, is voor projecten in bovenstaande tabel waar mogelijk een digitale verwijzing opgenomen naar de projectbladen in het MIRT Overzicht. Zodra een project is opengesteld, wordt het project in het overzicht «Gerealiseerde projecten» van het MIRT Overzicht opgenomen, waarmee het projectblad komt te vervallen.

X Noot
1

Een deel van het budget is reeds juridisch verplicht, onder andere in verband met afgegeven subsidiebeschikkingen aan ProRail voor planuitwerking en contractuele afspraken met NS.

Legenda:

PB = Projectbesluit

TB = Tracébesluit

13.04 Geïntegreerde contractvormen/PPS

Motivering

De Staat betaalt volgens de contractuele overeenkomst met Infraspeed voor de beschikbaarheid van de HSL-Zuid infrastructuur, zoals deze door het consortium Infraspeed is ontworpen, gebouwd (enkel de bovenbouw) en wordt onderhouden (onder- en bovenbouw) tot en met 2031. Het contractbeheer wordt uitgevoerd door ProRail, onder regie van IenW.

Producten

Projectoverzicht behorende bij 13.04 Geïntegreerde contractvormen/PPS Spoorwegennet (bedragen x € 1 mln.)

 

Projectbudget

Kasbudget

Indienststelling

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

later

huidig

vorig

Beschikbaarheidsvergoeding1

3.632

3.632

1.639

151

153

162

163

164

166

1.034

2007

2007

Rente- en belastingaanpassingen2

– 139

– 139

– 119

– 11

– 12

– 11

– 10

3

3

18

   

Diverse afrekeningen etc.3

91

91

28

19

19

13

12

         

Totaal

3.584

3.584

1.548

159

160

164

165

167

169

1.052

   

Begroting (IF 13.04)

     

159

160

164

165

167

169

1.052

   
X Noot
1

De beschikbaarheidsvergoeding is inclusief de verwachte toekomstige indexeringen.

X Noot
2

Rente wordt halfjaarlijks verrekend op basis van de werkelijke Euribor-stand; de belastingwijziging is een technische, voor de Staat budgetneutrale, correctie die bij de Belastingdienst leidt tot even grote ontvangsten.

X Noot
3

Dit betreft diverse afrekeningen en wijzigingen aan de HSL-Zuid infrastructuur waaronder de aanpassing van het ERTMS-systeem (voor de Intercity Nieuwe Generatie), de uitgevoerde pilot geluidsmaatregelen en de zettingen bij Schuilingervliet.

13.07 Rente en Aflossing

Motivering

Onder deze categorie uitgaven vallen de rente en aflossing van de bij ProRail uitstaande leningen, waarmee in het verleden spoorinfrastructuur gefinancierd is.

Producten

Het uitstaand saldo van de leningen per eind 2017 bedraagt nog € 148 miljoen. Hiervan moet ProRail in 2020 € 75 miljoen aflossen en in 2027 € 73 miljoen. Er is nog niet besloten of tot herfinanciering of schuldreductie wordt overgegaan.

13.08 Investeringsruimte

Motivering

Op dit artikelonderdeel wordt de voor dit artikel beschikbare investeringsruimte tot en met 2032 verantwoord. De investeringsruimte betreft de budgettaire ruimte waarvoor nog geen bestuurlijke of juridische verplichtingen zijn aangegaan. Deze ruimte is onder meer beschikbaar voor risico’s en (toekomstige) ambities.

De in de begroting 2018 opgenomen stand van de beschikbare programmaruimte tot en met 2031 bedroeg € 1.050 miljoen. Door de hieronder vermelde belangrijkste (budgettaire) aanpassingen bedraagt deze ruimte in de begroting 2019 € 1.772 miljoen tot en met 2032. Dit saldo wordt overgeboekt naar het nieuwe begrotingsartikel 20 onder de modaliteit specifieke investeringsruimte van Spoorwegen (artikelonderdeel 20.05.2).

  • In het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor een inhaalslag in infrastructuur. Het aandeel van Spoorwegen bedraagt € 1.156 miljoen. Deze middelen worden ingezet voor de in het regeerakkoord genoemde prioriteiten. De extra middelen worden als volgt ingezet: Grensoverschrijdend Spoorvervoer (€ 10,0 miljoen), Fietsparkeren (€ 74,0 miljoen), Programma Behandelen en Opstellen (€ 150,0 miljoen), Programma Kleine Functiewijzigingen (€ 75,0 miljoen), Programma Overwegen (€ 50,0 miljoen), Programma Spoorgoederenvervoer (€ 70 miljoen), studie en innovatiebudget (€ 25,0 miljoen), Vervolgfase Beter en Meer (€ 11,0 miljoen) en vijfde en zesde spoor Amsterdam Zuid (€ 165 miljoen). Om deze nieuwe MIRT-projecten en nieuw te verwachte MIRT-projecten uit het regeerakkoord mogelijk te maken worden middelen beschikbaar gesteld voor apparaatsuitgaven op Hoofdstuk XII (– € 14,0 miljoen). Het restant wordt nog niet direct aangewend en komt ten gunste van de investeringsruimte voor Spoorwegen.

  • Verwerking van de vrijval na subsidievaststelling IJ-tram (+ € 7,8 miljoen) en vrijval op de GSM-R subsidieregeling (+ € 12,3 miljoen).

  • Extrapolatie van de concessieopbrengsten naar 2032 (+ € 197,6 miljoen).

  • Verwerking van het saldo van mee- en tegenvallers binnen het realisatieprogramma (€ 30,5 miljoen).

  • Aanvullend budget voor prestatieverbetering HSL-Zuid (– € 60,0 miljoen) en zettingenproblematiek HSL-Zuid (– € 6,4 miljoen).

  • Perronaanpassingen Rotterdam Centraal Station in verband met de aanlanding Eurostar (– € 6,5 miljoen) en toegankelijker maken van de Sprinters (– € 5,7 miljoen).

  • Bijdrage (verwachte) prijsstijging Beheer, onderhoud en vervanging (– € 63 miljoen)

  • Ophoging van het budget voor Programma Hoogfrequent Spoorvervoer voor Amsterdam Centraal (€ 150 miljoen).

  • In het BO MIRT van najaar 2017 is afgesproken om extra middelen beschikbaar te stellen voor de aanpassing van de spoorconfiguratie van het emplacement Schiedam (– € 24,2 miljoen).

  • De Kustwacht voert een aantal structurele taken uit die voortvloeien uit wet- en regelgeving. Tot op heden heeft IenW haar bijdrage aan deze taken steeds incidenteel gedekt. Om voor luchtsurveillance en de benodigde personele capaciteit structureel te dekken, zijn middelen vrijgemaakt vanuit de investeringsruimte van de modaliteiten. Het aandeel van Spoorwegen bedraagt € 40,2 miljoen.

  • Verwerking van de niet specifiek aan projecten toegewezen prijsbijstelling (+ € 54,3 miljoen) en het restantbudget Beter Benutten (+ € 14,2 miljoen).

  • Het vorige kabinet heeft bij de verlenging van het Infrastructuurfonds tot en met 2030 besloten een deel van de investeringsruimte apart te zetten voor een volgend kabinet, de zogenoemde beleidsruimte. Met het aantreden van het kabinet-Rutte III kan de beleidsruimte betrokken worden bij de budgettaire besluitvorming. De middelen tot 2030 worden verdeeld over de modaliteiten middels de gebruikelijke verdeelsleutel (conform regeerakkoord kabinet-Rutte III). Het aandeel van Spoorwegen bedraagt € 205,0 miljoen.

  • Bijdrage aan programma voor slimme en duurzame mobiliteit (– € 10,3 miljoen).

13.08 Investeringsruimte Spoorwegen (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal

0

0

0

0

0

0

0

0

(Vervolg) 13.08 Investeringsruimte Spoorwegen (bedragen x € 1.000)
 

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal

0

0

0

0

0

0

0

0

13.09 Ontvangsten

Motivering

Dit artikelonderdeel bevat de verantwoording van de bijdragen van derde partijen rechtstreeks aan IenW voor spooruitgaven. ProRail int de gebruiksvergoeding van vervoerders en het grootste deel van de onderhoudsbijdragen van derde partijen, deze zijn daarom gesaldeerd met de uitgaven opgenomen in de begroting onder artikelonderdeel 13.02. Terugbetalingen van subsidievoorschotten door ProRail die betrekking hebben op afgesloten jaren zijn niet gesaldeerd met de uitgaven voor het lopende jaar, maar zijn gedesaldeerd opgenomen in de ontvangsten en uitgaven.

Concessievergoedingen

Producten

Dit betreft de concessieprijs die NS betaalt voor de vervoerconcessie hoofdrailnet (artikel 66 van de Concessie HRN 2015–2025) en de HSL-heffing die NS betaalt ter dekking van de uitgaven voor de aanleg van de HSL-Zuid infrastructuur (Besluit HSL-heffing 2015), alsmede de betaling van de uitgestelde concessievergoeding HSL-Zuid 2009–2014 (Onderhandelakkoord tussen IenW en de NS in 2011).

Prestatieboetes NS en ProRail

Dit betreft de boetes die NS en ProRail moeten betalen wanneer de afgesproken prestaties niet zijn behaald. Deze ontvangsten worden toegevoegd aan het «reizigersfonds» op artikelonderdeel 13.03.

Terugbetaling voorschotten ProRail

Dit betreffen de terugbetalingen van subsidievoorschotten voor aanlegprojecten en beheer, onderhoud en vervanging over afgesloten begrotingsjaren.

Bijdragen van derden

Dit betreffen de bijdragen van decentrale overheden en andere derden aan projecten en onderhoud.

Ontvangsten (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Concessievergoedingen

191.966

188.334

188.479

194.140

199.706

204.029

Prestatieboetes NS en ProRail

0

0

0

0

0

0

Terugbetaling voorschotten ProRail

55.734

0

0

0

0

0

Bijdragen van derden

8.203

7.054

500

500

500

1.000

Ontvangsten spoor

255.903

195.388

188.979

194.640

200.206

205.029

Artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de producten op het gebied van regionale/lokale infrastructuur, de impulsen inzake de Regionale Mobiliteitsfondsen en het Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn (RSP-ZZL) toegelicht. De producten van dit artikel zijn gerelateerd aan de beleidsdoelstellingen en beleidsinstrumenten zoals beschreven in de begroting Hoofdstuk XII 2018 bij beleidsartikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 14 Regionaal, lokale infrastructuur (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

107.860

49.884

54.809

19.696

1.606

46.597

1.605

Uitgaven

236.352

199.832

192.762

158.381

69.641

47.282

1.752

Waarvan juridisch verplicht:

   

99%

       

14.01 Grote regionaal/lokale projecten

148.786

166.909

151.807

152.527

68.651

1.605

1.752

14.01.02 Planuitw. Progr. Reg/lok

0

752

1.605

1.606

1.605

1.606

1.605

14.01.03 Realisatieprogr reg/lok

148.786

166.158

150.202

150.920

67.046

0

147

14.02 Regionale Mob. Fondsen

0

0

0

0

0

0

0

14.03 RSP – ZZL: Pakket Bereikbaarheid

87.566

32.923

40.955

5.854

990

45.677

0

14.03.01 RSP – ZZL: RB projecten

5.526

32.923

40.955

930

990

0

0

14.03.02 RSP – ZZL: RB mob fondsen

82.040

0

0

0

0

45.677

0

14.03.03 RSP – ZZL: REP

0

0

0

4.924

0

0

0

14.09 Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

Met uitzondering van verkenning en planuitwerking, zijn de budgetten in 2019 juridisch verplicht op de peildatum 1 januari 2019.

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten tot en met 2032 per jaar gepresenteerd op het niveau van artikelonderdeel. In de verdiepingsbijlage bij de begroting zijn de mutaties op hetzelfde detailniveau toegelicht voor de periode tot en met 2032.

Bedragen x € 1.000
     

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

14

Regionaal, lokale infrastructuur

Uitgaven

199.832

192.762

158.381

69.641

47.282

1.752

1.606

9.336

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

 

166.909

151.807

152.527

68.651

1.605

1.752

1.606

9.336

14.02

Regionale mobiliteitsfondsen

 

0

0

0

0

0

0

0

0

14.03

RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

 

32.923

40.955

5.854

990

45.677

0

0

0

                     

14.09

Ontvangsten

 

0

0

0

0

0

0

0

0

(Vervolg) bedragen x € 1.000
     

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

14

Regionaal, lokale infrastructuur

uitgaven

9.335

9.336

10.695

0

0

0

0

709.959

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

 

9.335

9.336

10.695

0

0

0

0

583.560

14.02

Regionale mobiliteitsfondsen

 

0

0

0

0

0

0

0

0

14.03

RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

 

0

0

0

0

0

0

0

126.399

                     

14.09

Ontvangsten

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

0

14.01 Grote regionale/lokale projecten

Motivering

Binnen dit artikel zijn de budgetten opgenomen voor de aanlegprojecten, waarvoor een aparte projectsubsidie wordt of is verleend. Om in aanmerking te komen voor een aparte projectsubsidie moeten de kosten van de meest kosteneffectieve oplossing hoger zijn dan € 225 miljoen indien dat project geheel of gedeeltelijk wordt gerealiseerd binnen één of meer van de samenwerkingsgebieden, waarin de gemeente Amsterdam, de gemeente Rotterdam of de gemeente ‘s-Gravenhage is gelegen, of € 112,5 miljoen, indien dat project geheel in een ander gebied wordt gerealiseerd. Het project moet passen binnen de beleidsdoelstellingen voor regionale bereikbaarheid, zoals verwoord in de begroting Hoofdstuk XII 2017 en beleidsartikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor en de Lange Termijn Spooragenda (LTSa).

Algemeen

Producten

Regionale lokale projecten worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de decentrale overheid. IenW levert een bijdrage in de aanlegkosten van die projecten. Dit betekent ook dat de uitvoeringsperiode van een project niet gelijk hoeft te lopen met de periode waarin de rijksbijdrage beschikbaar komt in het MIRT.

Verkenningen

Voor regionale/lokale infrastructuurprojecten wordt geen apart verkenningenprogramma opgenomen in het MIRT. In de begroting zijn dan ook geen middelen voor dit product opgenomen. De verkenningen worden onder verantwoordelijkheid van de decentrale overheid uitgevoerd en pas na toetsing en besluitvorming door IenW al dan niet opgenomen in het planuitwerkingsprogramma.

14.01.02 Planuitwerkingsprogramma Regionaal/lokaal

Van een project dat in de planuitwerkingstabel is opgenomen worden de kosten van de meest kosteneffectieve variant als basis voor de rijksbijdrage aangemerkt (onder aftrek van de eigen bijdrage van € 112,5 miljoen respectievelijk € 225 miljoen).

Projectoverzicht behorende bij 14.01.02: Planuitwerkingsprogramma Regionaal, lokale infrastructuur (bedragen x € 1 mln.)
 

Budget

Planning

Projectomschrijving

huidig

vorig

PB of TB

Indienststelling

Overige projecten en reserveringen

49

48

 

nvt

Projecten in voorbereiding

       

Overige projecten in voorbereiding

       

Gesignaleerde risico's

       

Totaal programma planuitwerking en verkenning

       

Begroting (IF 14.01.02)

       

Legenda:

PB = Projectbesluit

TB = Tracébesluit

14.01.03 Realisatieprogramma Regionaal/lokaal

Hieronder vallen de uitgaven (subsidies) voor de realisatie van grote regionale/lokale infrastructuurprojecten die door regionale overheden worden aangelegd.

Belangrijkste (budgettaire) aanpassingen

HOV-NET Zuid Holland Noord

Bij de projecten wordt gewerkt met een bandbreedte rondom indienststelling. Conform deze werkwijze is bij project HOV-NET Zuid Holland Noord een bandbreedte toegepast rondom de verwachte indienststelling.

Projectoverzicht behorende bij 14.01.03: Realisatieprogramma Regionaal, lokale infrastructuur (bedragen x € 1 mln.)
 

Projectbudget

Kasbudget

Indienststelling

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

later

huidig

vorig

Projecten Noordwest-Nederland

                     

Noord/Zuidlijn Noord-WTC

1.187

1.186

1.155

32

0

0

0

0

0

0

2018

2018

Amstelveenlijn

79

78

12

25

25

16

0

0

0

0

2020

2020

Utrecht, tram naar de Uithof

112

111

82

30

0

0

0

0

0

0

2019

2018

Projecten Zuidwest-Nederland

                       

HOV-NET Zuid-Holland Noord

208

205

40

23

34

44

67

0

0

0

2021–2023

2021

Rotterdamsebaan

302

298

64

56

91

91

0

0

0

0

Regio

Regio

Afrondingen

                       

Totaal

1.886

1.878

1.353

166

150

151

67

0

0

0

   

Begroting (IF 14.01.03)

     

166

150

151

67

0

0

0

   

Zoals in de leeswijzer beschreven, is voor projecten in bovenstaande tabel waar mogelijk een digitale verwijzing opgenomen naar de projectbladen in het MIRT Overzicht. Zodra een project is opengesteld, wordt het project in het overzicht «Gerealiseerde projecten» van het MIRT Overzicht opgenomen, waarmee het projectblad komt te vervallen. Na openstelling vinden er in de regel nog (na)betalingen plaats, waardoor het project wel opgenomen blijft in bovenstaande tabel.

14.02 Regionale mobiliteitsfondsen

Motivering

Over heel Nederland worden verschillende Regionale Mobiliteitsfondsen (RMf) gebruikt. Deze fondsen zijn gevoed op basis van de volgende impulsen:

  • Bereikbaarheidsoffensief Randstad;

  • Amendement Dijsselbloem;

  • Amendement Van der Staaij;

  • Regionale bereikbaarheid (Kwartje van Kok);

  • Amendement Van Hijum;

  • Quick Wins NWA eerste en tweede tranche;

  • Sluiskiltunnel

Producten

Nu de oplevering van de Sluiskiltunnel heeft plaatsgevonden is er duidelijkheid over de financiële afhandeling van het Mobiliteitsfonds Zeeland. De resterende middelen in het Mobiliteitsfonds Zeeland worden samen met een aanvulling vanuit artikel 14.02 van € 1,3 miljoen beschikbaar gesteld aan de provincie Zeeland. Dit ter invulling van de bestuurlijke afspraak over de financiële bijdrage van het Rijk aan de N62 Sloeweg van in totaal € 5,0 miljoen (BO-MIRT Zuidwest Nederland najaar 2016).

De resterende middelen (€ 7,9 miljoen) die op artikel 14.02 nog voor de Sluiskiltunnel beschikbaar waren, worden overgeheveld naar de investeringsruimte Wegen.

14.03 RSP Zuiderzeelijn, pakket Regionale Bereikbaarheid

Motivering

Op dit artikelonderdeel zijn middelen begroot n.a.v. het convenant Regio Specifiek Pakket Zuiderzeelijn tussenRijk-Regio (Kamerstukken II 2007–2008, 27 658, nr. 43). Het pakket omvat projecten ter verbetering van de regionale bereikbaarheid in Noord-Nederland (concrete bereikbaarheidsprojecten en regionaal mobiliteitsfonds) en een Ruimtelijk-economisch programma (REP), tevens ten behoeve van Noord-Nederland. De voorwaarden voor het RSP zijn beschreven in het op 23 juni 2008 ondertekende convenant Rijk-Regio (Kamerstukken II 2008–2009, 21 700 A, nr. 19). Over de voortgang wordt de Tweede Kamer jaarlijks met een voortgangsrapportage (in het najaar) geïnformeerd.

Binnen de projecten ter verbetering van de regionale bereikbaarheid gaat het in totaal om vijf concrete bereikbaarheidsprojecten, zie 14.03.01. De rijksbijdrage voor de A7 Zuidelijke Ringweg Groningen fase 2 en de N50 Ramspol–Ens zijn inmiddels overgeheveld naar artikel 12 Hoofdwegen.

In 2009 is het Regionaal Mobiliteitsfonds (RMf) RSP opgericht voor Noord-Nederland. Het totale budget RMf RSP is € 970 miljoen. Dit bestaat uit € 500 miljoen bijdrage van het Rijk en € 470 miljoen bijdrage van de regio. Binnen het RMf RSP is € 100 miljoen gereserveerd als bijdrage aan de concrete projecten; zie 14.03.02. Deze bijdrage vervalt als na realisatie van de concrete projecten is gebleken dat deze bijdrage niet nodig is en blijft beschikbaar voor het RMf RSP. De inzet van middelen uit het RMf RSP is een decentrale verantwoordelijkheid. Het RMf RSP is beschikbaar voor projecten die kunnen worden gerealiseerd vóór 2020.

Binnen het Ruimtelijk Economisch Programma (REP) wordt onderscheid gemaakt tussen een rijksdeel (€ 150 miljoen) en een regionaal deel (€ 250 miljoen). Het rijksdeel valt onder regie van het Ministerie van EZK. Het betreffende rijksbudget werd tot en met 2012 verantwoord op de EZ-begroting, daarna is in 2012 het resterende deel via het Provinciefonds gedecentraliseerd. Het regionale deel, in totaal € 250 miljoen, valt onder regie van de regio. De rijksbijdrage voor het regionale deel, € 150 miljoen, is opgenomen op de begroting Infrastructuurfonds; zie 14.03.03. Deze bijdrage wordt in jaartranches overgeboekt via het Provinciefonds naar de regio. Van de oorspronkelijke € 150 miljoen vanuit het Rijk is nog € 50 miljoen niet uitgekeerd. Dat zal naar verwachting de komende jaren plaatsvinden. Ook de regio heeft € 100 miljoen beschikbaar gesteld voor het regionale deel van het REP.

Projectoverzicht behorende bij 14.03: Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn (bedragen x € 1 mln.)
 

Projectbudget

Kasbudget

Indienststelling

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

later

huidig

vorig

14.03.01 Concrete bereikbaarheidsprojecten1 2 3

121

120

46

33

41

1

1

0

0

0

   

14.03.02 Regionaal Mobiliteitsprojecten

537

536

491

0

0

0

0

46

0

0

   

14.03.03 Ruimtelijke economisch programma

5

5

0

0

0

5

0

0

0

0

   

Afronding

                       

Totaal

663

661

537

33

41

6

1

46

0

0

   

Begroting (IF 14.03)

663

661

537

33

41

6

1

46

0

0

   
X Noot
1

Bijdragen regio zijn prijspeil 2007.

X Noot
2

Het betreft de volgende projecten: A7 Zuidelijke Ringweg Groningen (ZRG) fase 2; Bereikbaarheid Leeuwarden; Bereikbaarheid Assen; N50 Ramspol–Ens en Openbaar vervoer/spoor. De totale rijksbijdrage is inclusief € 200 miljoen uit het MIRT ten behoeve van de A7 ZRG fase 2.

X Noot
3

Uit het regionaal mobiliteitsfonds wordt een bijdrage van € 100 miljoen (prijspeil 2007) geleverd aan de concrete projecten. Deze bijdrage vervalt, indien na realisatie van de concrete projecten is gebleken dat deze bijdrage niet nodig is.

Artikel 15 Hoofdvaarwegennet

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de producten op het gebied van rijksvaarwegen verantwoord. Dit betreffen de onderdelen verkeersmanagement, beheer, onderhoud en vervanging, aanleg, geïntegreerde contractvormen/PPS, netwerkgebonden kosten en de investeringsruimte.

De doelstellingen van het onderliggende beleid zijn terug te vinden in de begroting Hoofdstuk XII over 2017 en vinden hun oorsprong in de SVIR en de Nota Mobiliteit (NoMo) (Kamerstukken II 2004–2005, 29 644, nr. 6).

Het artikel Hoofdvaarwegennet op het Infrastructuurfonds is gerelateerd aan beleidsartikel 18 Scheepvaart en havens op de begroting Hoofdstuk XII.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art.15 Hoofdvaarwegennet (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

1.632.806

864.229

777.657

907.309

775.994

754.158

745.606

Uitgaven

899.296

873.105

1.291.388

1.187.727

1.067.776

862.430

762.574

Waarvan juridisch verplicht:

   

95%

       

15.01 Verkeersmanagement

8.525

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

8.525

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

15.02 Beheer, onderhoud en vervanging

322.961

349.606

363.039

376.367

329.346

336.183

317.654

15.02.01 Beheer en onderhoud

287.799

272.330

291.313

267.651

189.510

204.677

203.857

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

282.128

266.455

268.426

263.334

185.528

200.703

199.883

15.02.04 Vervanging

35.162

77.276

71.726

108.716

139.836

131.506

113.797

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

0

0

0

0

1

1

1

15.03 Aanleg

218.819

167.772

364.110

356.991

344.833

144.980

75.576

15.03.01 Realisatie

199.287

163.764

305.894

305.557

272.201

106.918

28.220

15.03.02 Verkenningen en planuitwerkingen

19.532

4.008

58.216

51.434

72.632

38.062

47.356

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

1.609

384

336

309

708

1.531

1.531

15.04 Geintegreerde contractvormen/PPS

39.105

34.345

240.431

129.319

75.628

71.244

60.853

15.06 Netwerkgebonden kosten HVWN

309.886

312.727

315.153

316.395

309.314

301.368

299.836

15.06.01 Apparaatskosten RWS

281.666

284.522

287.004

288.246

280.810

272.638

271.107

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

281.666

284.522

287.004

288.246

280.810

272.638

271.107

15.06.02 Overige netwerkgebonden kosten

28.220

28.205

28.149

28.149

28.504

28.730

28.729

– Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

28.220

28.205

28.149

28.149

28.504

28.730

28.729

15.07 Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

15.09 Ontvangsten

97.115

76.861

105.584

149.711

85.151

14.651

0

Budgetflexibiliteit

Met uitzondering van verkenning en planuitwerking, zijn de budgetten in 2019 juridisch verplicht op de peildatum 1 januari 2019.

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten tot en met 2032 per jaar gepresenteerd op het niveau van artikelonderdeel. In de verdiepingsbijlage bij de begroting zijn de mutaties op hetzelfde detailniveau toegelicht voor de periode tot en met 2032.

Bedragen x € 1.000
     

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

15

Hoofdvaarwegennet

Uitgaven

873.105

1.291.388

1.187.727

1.067.776

862.430

762.574

722.228

754.866

15.01

Verkeersmanagement

 

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

15.02

Beheer, onderhoud en vervanging

349.606

363.039

376.367

329.346

336.183

317.654

319.074

291.193

15.03

Aanleg

 

167.772

364.110

356.991

344.833

144.980

75.576

58.899

119.887

15.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

34.345

240.431

129.319

75.628

71.244

60.853

35.476

35.984

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

312.727

315.153

316.395

309.314

301.368

299.836

300.124

299.147

15.07

Investeringsruimte

 

0

0

0

0

0

0

0

0

                     

15.09

Ontvangsten

Ontvangsten

76.861

105.584

149.711

85.151

14.651

0

7.976

51.097

(Vervolg) bedragen x € 1.000
     

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

15

Hoofdvaarwegennet

Uitgaven

789.325

845.541

678.015

669.237

803.431

597.926

598.136

12.503.705

15.01

Verkeersmanagement

 

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

129.825

15.02

Beheer, onderhoud en vervanging

 

216.167

216.128

305.205

276.471

243.940

221.100

221.100

4.382.573

15.03

Aanleg

 

229.301

284.839

22.741

34.993

201.896

4.577

21.694

2.433.089

15.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

 

35.570

35.001

37.938

45.642

45.464

60.118

43.211

986.224

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

 

299.632

300.918

303.476

303.476

303.476

303.476

303.476

4.571.994

15.07

Investeringsruimte

 

0

0

0

0

0

0

0

0

                     

15.09

Ontvangsten

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

491.031

15.01 Verkeersmanagement

Motivering

De activiteiten binnen verkeersmanagement worden uitgevoerd om een vlot, betrouwbaar en veilig scheepvaartverkeer op het Hoofdvaarwegennet te realiseren.

15.01.01 Verkeersmanagement

Producten

Bij verkeersmanagement gaat het voornamelijk om de volgende activiteiten:

  • Verkeersbegeleiding, bediening van objecten en vaarwegmarkering;

  • Monitoring en informatieverstrekking;

  • Vergunningverlening en handhaving;

  • Crisisbeheersing en preventie.

In het goederenvervoer over water is een groei voorzien, die deels met verkeersmanagement wordt gefaciliteerd. Daarnaast moet de betrouwbaarheid en reistijd op orde worden gebracht. Beleidsdoelstellingen op het gebied van verkeersmanagement zijn:

  • Het zoveel mogelijk beperken van de gemiddelde structurele wachttijd bij sluizen in de hoofdvaarwegen;

  • Het afstemmen van de bediening van bruggen en sluizen op de vraag vanuit de markt.

De activiteiten die door RWS centraal worden uitgevoerd, worden gefinancierd uit de budgetten voor netwerkgebonden kosten. De verdeling naar onder meer Verkeersmanagement en Beheer en Onderhoud is extracomptabel inzichtelijk gemaakt in bijlage 4 Instandhouding van deze begroting.

Vanaf 2014 wordt in overleg met de sector gewerkt aan het zo goed mogelijk vormgeven van de bediening van sluizen en beweegbare bruggen tegen de achtergrond van taakstellingen. De Kamer is geïnformeerd over de wijze waarop RWS en haar collega vaarwegbeheerders dit vormgeven, via het stuk «vergezicht bediening sluizen en bruggen» (Kamerstukken II 2015–2016, 34 300 A, nr. 56). Dit vergezicht wordt gebruikt om nadere maatwerkafspraken te maken of bestaande afspraken waar nodig en mogelijk te optimaliseren.

Met verschillende partijen zijn afspraken gemaakt over de invoering van vraaggestuurd bedienen of bediening op afstand waarbij samenwerking tussen beheerders of gezamenlijk investeren is overeengekomen. Begin 2016 zijn bijvoorbeeld nadere afspraken gemaakt met de provincie Overijssel om met behulp van bijdragen van de regio te komen tot een verbeterd bedieningsregime van de Twentekanalen. Met Limburg en Noord-Brabant zijn eerder al soortgelijke afspraken gemaakt. Alle gemaakte versoberingsafspraken worden in 2018 gemonitord en waar nodig en mogelijk bijgestuurd.

Waar mogelijk en zinvol wordt samen met de andere overheden naar centrale bediening op vaarroutes overgeschakeld. Vanzelfsprekend wordt getracht om de bediening zodanig in te richten, dat wachttijden en stremmingen zo veel mogelijk worden beperkt. Een goede informatievoorziening hierover aan gebruikers is daarbij van groot belang, waarbij rekening gehouden wordt met de sterk toegenomen beschikbaarheid van AIS (Automatic Identification System). Met het toezicht op het water dat door RWS (onder andere samen met de Politie) wordt uitgevoerd, wordt beoogd de veiligheid voor de gebruikers te borgen. Dit toezicht heeft ook een preventieve werking. Met de inwerkingtreding van de nieuwe Binnenvaartwet is meer nadruk komen te liggen op bestuursrechtelijke handhaving door IenW (in plaats van strafrechtelijke handhaving door de Politie). In geval van calamiteiten, zoals schade en verontreinigingen, wordt hierover bericht en adequaat opgetreden. Hiervoor is een calamiteitenorganisatie operationeel.

Meetbare gegevens

Specificatie bedieningsareaal

Areaalomschrijving

Eenheid

2017

2018

2019

Begeleide vaarweg

km

592

592

592

Bediende objecten

stuks

245

242

243

Toelichting

Alleen de vaarwegen die vanuit vaste verkeersposten worden begeleid, zijn in het hierboven opgenomen areaal meegeteld. De vaarwegen in beheer bij RWS die met patrouillevaartuigen worden bestreken zijn derhalve niet meegerekend.

Door de aanleg van een derde kolksluis bij de Beatrixsluis neemt in 2019 het aantal bediende objecten met één toe.

De indicator passeertijden sluizen is opgenomen in beleidsartikel 18 Scheepvaart en havens in de begroting Hoofdstuk XII.

15.02 Beheer, onderhoud en vervanging

Motivering

Beheer en onderhoud wordt uitgevoerd om het Hoofdvaarwegennet in een staat te houden, die noodzakelijk is voor het faciliteren van vlot, betrouwbaar, veilig en duurzaam vervoer van goederen.

Producten

Het regulier beheer en onderhoud van rijksvaarwegen omvat maatregelen aan bodems, oevers, kunstwerken zoals sluizen en bruggen, verkeersvoorzieningen, landschap en milieu en voorzieningen voor verkeersmanagement, zoals verkeerscentrales.

Vervanging en renovatie (VenR) betreft het tijdig programmeren en nemen van maatregelen aan kunstwerken en vaarwegen waarbij regulier beheer en onderhoud niet meer voldoende is. Voornamelijk in de eerste helft en vanaf de jaren 60 van de vorige eeuw zijn er kunstwerken gerealiseerd die, mede door het intensieve gebruik, nu of in de komende decennia het moment van einde levensduur naderen. Op basis van onderzoek wordt concreet gemaakt voor welke kunstwerken wanneer vervanging of renovatie aan de orde is.

Voor zover de activiteiten centraal vanuit RWS worden ingezet, worden de kosten centraal gefinancierd uit de budgetten voor netwerkgebonden kosten. De verdeling naar onder meer Verkeersmanagement en Beheer en Onderhoud is extracomptabel inzichtelijk gemaakt in bijlage 4 »Instandhouding» bij deze begroting.

15.02.01 Beheer en Onderhoud

Een voorwaarde voor het optimaal gebruiken van het vaarwegennet is de bedrijfszekerheid van de infrastructuur van de vaarwegen.

De activiteiten zijn erop gericht, om de scheepvaart (beroeps- en recreatievaart) zo goed mogelijk te faciliteren. Het betreft maatregelen om de breedte en diepte van de vaarweg te handhaven. Daarnaast betreft het maatregelen om de kunstwerken (sluizen en bruggen) en verkeersvoorzieningen te laten functioneren. Om verkeersoverlast tot een minimum te beperken, worden de werkzaamheden goed afgestemd; zowel onderling als met de werkzaamheden die voortkomen uit het aanlegprogramma en/of het hoofdwatersysteem. Zowel het preventief als het correctief onderhoud vallen onder Beheer en Onderhoud.

Kustwacht

De Kustwacht Nederland is een organisatie met eigen taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. De directeur Kustwacht maakt jaarlijks een Activiteitenplan en Begroting (APB) en legt dit voor aan de raad voor de kustwacht. De ministerraad stelt het APB vervolgens vast. De directeur Kustwacht beschikt over een informatiecentrum, schepen, surveillancevliegtuigen en helikopters.

De Minister van IenW is als coördinerend Minister voor Noordzee-aangelegenheden verantwoordelijk voor totstandkoming van geïntegreerd beleid voor de Noordzee en het Gecombineerd Jaarplan voor de uitvoeringtaken door de Kustwacht. De minister van Defensie is beheerder van de Kustwacht. De overzichtsconstructie Kustwacht is als bijlage 3 aan deze begroting toegevoegd.

Overdracht Brokx-Nat

De nog over te dragen vaarwegen in het kader van Brokx-Nat zijn in beeld gebracht in een eindbalans, op basis waarvan de Tweede Kamer in 2002 is geïnformeerd (Kamerstukken II 2002–2003, 28 600 XII, nr. 17). Op dit artikel wordt de betaling aan provincies en gemeenten voor het onderhoud aan kanalen in Drenthe, haven Oudeschild en wegen en paden Texel verantwoord.

Meetbare gegevens

In onderstaande figuur is een verdeling gegeven van de beheer- en onderhoudskosten voor kunstwerken oevers, bodems en verkeersvoorzieningen. Deze percentages zijn gebaseerd op een meerjarig gemiddelde.

Areaal Beheer en Onderhoud
 

Eenheid

Omvang 2019

Budget x € 1.000

2019

Vaarwegen

km

7.082

291.313

Toelichting

Het totale areaal is een optelling hoofdtransportassen, hoofdvaarwegen en overige vaarwegen van in totaal 3.437 kilometer en van zeecorridors en zeetoegangsgeulen van in totaal 3.646 kilometer, tezamen is dit afgerond 7.082 kilometer. Er worden in 2019 geen veranderingen voorzien.

Indicatoren Beheer en Onderhoud

Indicator

2016

2017

streefwaarde 2018

streefwaarde 2019

Geplande stremmingen (gehele areaal)

0,2%

0,5%

0,8%

0,8%

Ongeplande stremmingen (gehele areaal)

0,1%

0,2%

0,2%

0,2%

Toelichting:

De geplande en ongeplande stremmingen geven een beeld van de betrouwbaarheid en beschikbaarheid van de sluizen en bruggen op de vaarwegen. De percentages zijn berekend door de gestremde uren af te zetten tegen de totale bedientijd van deze objecten. De streefwaarden betreffen de afgesproken maximale waarden.

15.02.04 Vervanging

Het is van belang dat de veiligheid en de beschikbaarheid van het Hoofdvaarwegennet in stand worden gehouden tegen de achtergrond van een beperkte technische levensduur van kunstwerken. Het einde van de levensduur kan ontstaan door de ouderdom van het kunstwerk of door intensiever gebruik dan bij het ontwerp is voorzien. Door de intensieve aanleg in de jaren ’60 van de vorige eeuw is de vervangingsopgave toegenomen. De projecten behorende bij deze opgave zijn opgenomen in het MIRT Overzicht6. Het totaal van de opgave wordt in de instandhoudingsbijlage toegelicht.

Vervangingen en renovaties van kunstwerken worden ondergebracht binnen het programma Vervanging en Renovatie. De scope van het programma omvat alle kunstwerken waar zich binnen de duur van het programma een levensduurproblematiek voordoet met mogelijke ernstige gevolgen voor de veiligheid en beschikbaarheid van het Hoofdvaarwegennet. De projecten in het programma Vervanging en Renovatie verlengen de levensduur van de kunstwerken, zodat de veiligheid en de beschikbaarheid van de bestaande infrastructuur in stand wordt gehouden.

Overzicht objectenprogramma Vervangingen en renovaties

Vaarweg

Objecten/maatregel

gereed

Oost-Nederland

Onderhoud vaargeulen NederRijn, IJssel, Twentekanalen/Meppelerdiep en Zwarte Water

2018

Zeeland

Modernisering Object Bediening Zeeland (MOBZ, deel 1)

gereed

Zeeland

Onderhoud damwanden en vaarwegen Zeeland

gereed

Noord-Holland

Aanpassing bodembescherming, sluizen en bruggen en overige kunstwerken

gereed

15.03 Aanleg

Motivering

Onder dit programma vallen alle activiteiten die noodzakelijk zijn voor de aanleg- en planuitwerking activiteiten bij het hoofdvaarwegen netwerk.

15.03.01 Realisatie

Producten

In 2019 wil IenW de volgende mijlpalen realiseren:

Mijlpaal

Project

Openstelling

– Vaarweg Lemmer–Delfzijl, fase 1

 

– Lekkanaal: derde kolk Beatrixsluis en verbreding kanaalzijde/uitbreiding ligplaatsen

Start realisatie

– Toekomstvisie Waal

– Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen Beneden–Lek

De belangrijkste (budgettaire) aanpassingen

  • Verruiming vaarweg Eemshaven–Noordzee: Er zijn meerkosten gemaakt omdat er meer niet gesprongen explosieven zijn gevonden. Hierdoor neemt het budget toe met € 7 miljoen.

  • De Zaan (Wilhelminasluis): de lopende arbitragezaak duurt langer, waardoor de openstelling vertraagt.

Projectoverzicht behorende bij 15.03.01: Realisatieprogramma Hoofdvaarwegennet (bedragen x € mln.)
 

Projectbudget

Kasbudget

Openstelling

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

later

huidig

vorig

Projecten Nationaal

                       

Beter Benutten

18

18

15

0

0

0

     

2

Impuls Dynamisch Verkeersmanagement Vaarwegen

97

97

93

5

           

2018

2018

Quick Wins Binnenhavens

61

61

60

1

           

2009–2017

2009–2017

Walradarsystemen

26

26

22

3

1

1

1

     

2021

2018

Projecten Noordwest-Nederland

                       

De Zaan (Wilhelminasluis)

13

13

10

 

3

         

2020

2019

Projecten Zuidwest-Nederland

                       

Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen Beneden-Lek

13

13

1

6

6

0

       

2019

2019

Nieuwe Sluis Terneuzen

1.025

1.011

76

124

227

177

172

99

28

122

2022

2022

Quick wins Volkeraksluizen

3

3

3

0

           

2017

2017

Projecten Zuid-Nederland

                       

Maasroute, modernisering fase 2

630

629

559

31

20

21

       

2018

2018

Wilhelminakanaal Tilburg

96

96

92

2

1

0

1

     

na 2017

na 2017

Zuid-Willemsvaart; aanleg Maximakanaal en opwaardering tot Veghel

430

430

422

0

         

8

2015

2015

Projecten Oost Nederland

                       

Toekomstvisie Waal

134

132

23

10

16

43

36

6

   

2021

2019–2020

Vaarweg Meppel–Ramspol (keersluis Zwartsluis)

65

65

56

2

   

6

     

2017

2017

Verruiming Twentekanalen fase 2

95

93

5

3

18

42

25

1

   

2019

2019

Projecten Noord-Nederland

                       

Vaarweg Lemmer – Delfzijl fase 1; verbetering tot klasse Va

284

284

277

8

           

2019

2017

Verruiming vaarweg Eemshaven–Noordzee

39

35

35

3

           

2017

2017

Overige projecten

                       

Kleine projecten / Afronding projecten

2

2

 

1

0

0

1

         

Afrondingen

       

– 1

 

– 1

1

 

1

   

Totaal uitvoeringsprogramma

3.031

3.008

1.749

199

291

284

241

107

28

133

   

Realisatieuitgaven op IF 15.03.01 mbt planuitwerking

6

15

12

0

         

Programma Realisatie

     

205

306

296

241

107

28

133

   

Budget Realisatie (IF 15.03.01)

     

164

306

306

272

107

28

133

   

Overprogrammering (–)

     

– 41

 

10

31

         

Zoals in de leeswijzer beschreven, is voor projecten in bovenstaande tabel waar mogelijk een digitale verwijzing opgenomen naar de projectbladen in het MIRT Overzicht. Zodra een project is opengesteld, wordt het project in het overzicht «Gerealiseerde projecten» van het MIRT Overzicht opgenomen, waarmee het projectblad komt te vervallen. Na openstelling vinden er in de regel nog (na)betalingen plaats, waardoor het project wel opgenomen blijft in bovenstaande tabel.

15.03.02 Verkenningen en planuitwerkingen

Belangrijkste (budgettaire) aanpassingen

  • Reservering Life Cycle Costs (LCC): door de extrapolatie naar 2032 en prijsbijstelling over 2018 is de reservering voor LCC met € 25 miljoen toegenomen.

  • Capaciteitsuitbreiding overnachtingsplaatsen Merwedes: Via een partieel uitvoeringsbesluit is € 7,9 miljoen naar realisatie gegaan. Daarnaast is de bestemmingsplanprocedure sneller gelopen dan gedacht waardoor het project in plaats van in 2019 in 2018 al in uitvoering zal gaan.

  • Verkeerssituatie splitsing Hollandsch Diep–Dordtsche Kil: Voor dit project wordt een maatregelpakket uitgevoerd van € 0,7 miljoen welke in 2020 wordt opgeleverd. Overige nog te nemen maatregelen zijn afhankelijk van de resultaten uit de monitoring van de veiligheid.

  • Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen IJssel: Uitwerking van de variant Westlob bleek complexer door natuurregelgeving en vergt nader onderzoek waardoor de projectbeslissing in plaats van in 2018 in 2019 genomen zal worden.

  • Vaarweg Lemmer–Delfzijl, fase 2: Binnen het project is eind 2017 een project/uitvoeringsbeslissing genomen voor de Gerrit Krol brug. Voor de resterende bruggen wordt een projectbeslissing in 2019 verwacht.

Projectoverzicht behorende bij 15.03.02: Verkenningen en planuitwerkingen Hoofdvaarwegennet (bedragen x € 1 mln.)
 

Budget

 

Planning

 

Projectomschrijving

huidig

vorig

PB of TB

Openstelling

Realisatieuitgaven op IF 15.03.01 mbt planuitwerkingsprojecten

– 36

– 28

nvt

nvt

Projecten Nationaal

       

Bijdrage aan agentschap t.b.v. externe kosten planuitwerkingen

8

7

nvt

nvt

Reservering voor LCC

230

205

nvt

nvt

Projecten Noordwest-Nederland

       

Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen Amsterdam–Lemmer

6

6

 

2025–2027

Lichteren buitenhaven IJmuiden

65

65

nnb

nnb

Vaarweg IJsselmeer–Meppel

36

36

 

2023

Projecten Zuidwest-Nederland

       

Capaciteit Volkeraksluizen

152

152

 

2024–2026

Capaciteitsuitbreiding overnachtingplaatsen Merwedes

20

20

2018

2021

Verkeerssituatie splitsing Hollandsch Diep–Dordtsche Kil

10

10

2016

2025–2027

Projecten Oost-Nederland

       

Bovenloop IJssel (IJsselkop tot Zutphen)

36

36

 

2026–2028

Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen IJssel

28

28

2019

2021–2022

Projecten Noord-Nederland

       

Vaarweg Lemmer–Delfzijl fase 2

102

102

2017

2023–2025

Overige projecten en reserveringen

462

335

   

Projecten in voorbereiding

       

Projecten Zuidwest-Nederland

       

Kreekraksluizen

     

2026–2028

Projecten Oost-Nederland

       

Reservering garantstelling Twentekanalen

     

2018–2020

Verkenning IJssel fase 2

     

2028

Overige projecten in voorbereiding

       

Gesignaleerde risico's

       

Totaal programma planuitwerking en verkenning

1.118

     

Begroting (IF 15.03.02)

1.118

     

Zoals in de leeswijzer beschreven, is voor projecten in bovenstaande tabel waar mogelijk een digitale verwijzing opgenomen naar de projectbladen in het MIRT Overzicht. Zodra een project is opengesteld, wordt het project in het overzicht «Gerealiseerde projecten» van het MIRT Overzicht opgenomen, waarmee het projectblad komt te vervallen.

Legenda:

PB = Projectbesluit

TB = Tracébesluit

15.04 Geïntegreerde contractvormen/PPS

Motivering

Bij infrastructuurprojecten boven het drempelbedrag van € 60 miljoen wordt middels een Publiek Private Comparator (PPC) getoetst of een DBFM-contract meerwaarde op kan leveren. Infrastructuurprojecten die via een DBFM (Design, Build, Finance en Maintain) contract worden aanbesteed, hebben als kenmerk dat sprake is van de overdracht van de integrale onderdelen van een bouwproject (ontwerp, bouw, onderhoud en financiering) aan een private Opdrachtnemer. In plaats van een product wordt een dienst uitgevraagd, te weten de beschikbaarheid van de infrastructuur. De betaling voor deze dienst vindt plaats aan de hand van de overeengekomen prestatie die wordt afgezet tegen de daadwerkelijk geleverde prestatie, de beschikbaarheid. De beschikbaarheidsvergoeding wordt pas uitgekeerd na oplevering van het project; tijdens de bouw dient de DBFM-Opdrachtnemer daarom zelf de financiering te regelen. Omdat het project gefinancierd is door banken en/of institutionele beleggers, is sprake van een sterke druk vanuit de financiers op de private Opdrachtnemer om de afgesproken prestatie ook te leveren: op tijd en binnen de geraamde kosten. Een lager prestatieniveau leidt tot lagere betalingen, die op hun beurt de terugbetaling van de financiering moeten zekerstellen. In de bouwfase is doorgaans wel sprake van een gedeeltelijke betaling (de partiële beschikbaarheidsvergoeding), als sprake is van de uitbreiding van een bestaande sluis die ook tijdens de verbouwing beschikbaar moet blijven voor de scheepvaart. Bij openstelling van de sluis wordt overgegaan naar een volledige beschikbaarheidsvergoeding. Het afronden van een aanbesteding resulteert in een meerjarige verplichting, van zowel aanleg als ook beheer en onderhoud op het desbetreffende project. Op dit begrotingsartikel bestaat daarmee geen enkele budgetflexibiliteit. Slechts bij onderpresteren van de Opdrachtnemer kunnen boetes en kortingen worden aangebracht.

De verplichting aan de DBFM-Opdrachtnemer vervalt aan het einde van de looptijd van het contract waarna het beheer en onderhoud van deze vaarwegdelen en/of objecten terugkomen bij RWS en de bijbehorende budgetten gaan vallen onder het reguliere onderhoudsartikel (artikelonderdeel 15.02 Beheer, Onderhoud en Vervanging). Pas aan het einde van de looptijd kan de definitieve meerwaarde van de PPS-contractvorm worden bepaald en geconcludeerd of binnen het meerjarig budget is gebleven.

In de DBFM(O)-Voortgangsrapportage 2016–2017 zijn indicatoren opgenomen om de prestaties van (het contractmanagement van) DBFM te monitoren. Het gaat daarbij om prestatie indicatoren zoals tijdigheid (openstelling van het project), beschikbaarheid, wijzigingen en kortingen. Het kabinet heeft daarbij de ambitie geformuleerd om de KPI’s verder uit te breiden en te ontwikkelen, de komende jaren te monitoren en de trendontwikkeling te analyseren.

In de Voortgangsrapportage is ook aangegeven dat de risicoverdeling in het standaardcontract mogelijk op een aantal punten zal worden bijgesteld ten aanzien van enkele specifieke risico’s, zoals het management van stakeholders, waarmee marktpartijen in het verleden op moeilijkheden stuitten. Eerder was al besloten om niet langer gebruik te maken van lijstrisico’s. Op deze wijze wordt proactief gezocht naar een betere verdeling van de risico’s, waarbij alle betrokkenen hun mogelijkheden inbrengen om risico’s zo veel mogelijk te beperken.

Producten

In 2013 is het DBFM Sluizenprogramma in werking gesteld, waar de volgende projecten in ondergebracht zijn: Sluis Limmel, 3e Kolk Beatrixsluis, Sluis bij Eefde en Zeetoegang IJmond. Het eerste project uit dit programma, de Sluis Limmel is in 2018 opengesteld. De andere projecten verkeren in de bouwfase en kennen een partiële beschikbaarheidsvergoeding. De volledige beschikbaarheidsvergoeding wordt na openstelling betaald. De looptijd van deze contracten varieert; in onderstaand projectenoverzicht is zichtbaar wanneer de contracten eindigen.

Na afloop van het DBFM-contract zal het budget voor Beheer en Onderhoud weer worden toegevoegd aan artikelonderdeel 15.02. Beheer, Onderhoud en Vervanging. Bij de jaarlijkse verlenging van het Infrastructuurfonds worden deze budgetten gezien als een doorlopende verplichting.

Belangrijkste (budgettaire) aanpassingen

  • Zeetoegang IJmond: Wegens een noodzakelijke aanpassing van het ontwerp is de opening van het de Zeesluis vertraagd (Kamerstukken II 2017–2018, 34 775 A, nr. 74).

  • Voor 2019 vinden er buiten de indexatie van het prijspeil naar 2018 geen wijzigingen plaats in de budgetten van projecten in het projectoverzicht geïntegreerde contractvormen/PPS.

Projectoverzicht behorende bij 15.04: Geïntegreerde contractvormen/PPS Hoofdvaarwegennet (bedragen x € 1 mln.)
 

Projectbudget

Kasbudget

Openstelling

Eind contract

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

later

huidig

vorig

 

Projecten Noordwest-Nederland

                       

Lekkanaal: 3e kolk Beatrixsluis en verbreding kanaalzijde/uitbreiding ligplaatsen

415

409

35

9

23

21

15

15

15

283

2019

2019

2046

Zeetoegang IJmond

940

927

69

10

211

80

47

49

38

435

2022

2019

2045

Projecten Zuid-Nederland

                         

Capaciteitsuitbreiding sluis Eefde

155

153

13

5

4

15

11

5

5

97

2020

2020

2047

Keersluis Limmel

91

90

10

11

3

14

2

2

3

47

2018

2018

2048

Afrondingen

   

– 1

– 1

– 1

– 1

1

           

Totaal

1.601

1.579

126

34

240

129

76

71

61

862

     

Begroting (IF 15.04)

   

126

34

240

129

76

71

61

       

Zoals in de leeswijzer beschreven, is voor projecten in bovenstaande tabel waar mogelijk een digitale verwijzing opgenomen naar de projectbladen in het MIRT Overzicht. Zodra een project is opengesteld, wordt het project in het overzicht «Gerealiseerde projecten» van het MIRT Overzicht opgenomen, waarmee het projectblad komt te vervallen. Bij DBFM-projecten worden na de openstelling de beschikbaarheidsvergoedingen betaald, waardoor het project wel opgenomen blijft in bovenstaande tabel.

15.06 Netwerkgebonden kosten Hoofdvaarwegennet

Motivering

Op dit artikelonderdeel worden de aan het netwerk te relateren apparaatskosten (inclusief afschrijving en rente) van RWS en de overige netwerkgebonden kosten geraamd. De overige netwerkgebonden kosten komen ten goede aan verkeersmanagement, beheer, onderhoud, vervanging, aanleg en DBFM, en betreffen taken die gecentraliseerd binnen RWS worden opgepakt. Het gaat bij deze zogeheten landelijke taken onder meer om het verzamelen van basisinformatie, onderhouden van ICT-systemen, het inspecteren van het areaal en de ontwikkeling van kennis en innovatie. Er is gekozen voor centrale uitvoering met het oog op enerzijds uniformiteit in werkwijze en anderzijds kostenbesparing.

Rijksrederij

De Rijksbrede Civiele Rijksrederij is een organisatie die nautische diensten levert aan andere overheden zoals het Ministerie van EZK, Financiën (Douane), IenW en de Kustwacht. De Rijksrederij valt onder de verantwoordelijkheid van RWS. De kerntaken van de Rijksrederij zijn:

  • Het ter beschikking stellen van vaartuigen voor een bepaalde tijdsduur (al dan niet met nautische bemanning) met een door de opdrachtgever gespecificeerd dienstverleningsniveau;

  • Het leveren van kennisintensief advies aan overheidsinstellingen bij beheer, ontwerp en aanbesteding van vaartuigen;

  • Het leveren van kennisintensief advies op het gebied van eisen aan bemanningen, veiligheidsmanagement en scheepsuitrustingen.

15.07 Investeringsruimte

Motivering

Op dit artikelonderdeel wordt de voor dit artikel beschikbare investeringsruimte tot en met 2032 verantwoord. De investeringsruimte betreft de budgettaire ruimte waarvoor nog geen bestuurlijke of juridische verplichtingen zijn aangegaan. Deze ruimte is onder meer beschikbaar voor risico’s en (toekomstige) ambities.

De in de begroting 2018 opgenomen stand van de beschikbare investeringsruimte tot en met 2031 bedroeg € 150 miljoen. Door de hieronder vermelde belangrijkste (budgettaire) aanpassingen bedraagt deze ruimte in de begroting 2019 nu € 248 miljoen tot en met 2032. Dit eindsaldo wordt overgeboekt naar het nieuwe begrotingsartikel 20 onder de modaliteit specifieke investeringsruimte Hoofdvaarwegennet (artikelonderdeel 20.05.3).

  • In het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor een inhaalslag in infrastructuur. Het aandeel van Hoofdvaarwegennet bedraagt € 191,8 miljoen. De extra middelen worden ingezet voor de opwaardering van de Vaarweg Lemmer–Delfzijl en het Wilhelminakanaal en de aanpak van knelpunten op de Maas (€ 141,5 miljoen). Om deze extra impuls uit het Regeerakkoord mogelijk te maken worden ook middelen beschikbaar gesteld voor apparaatsuitgaven op Hoofdstuk XII (– € 4,5 miljoen). Het restant wordt nog niet direct aangewend en komt ten gunste van de investeringsruimte voor Hoofdvaarwegennet.

  • Middels het instrument strategisch capaciteitsmanagement (SCM) kijkt Rijkswaterstaat meerjarig naar de productie en de daarbij benodigde capaciteit. Daarbij is op basis van rekenregels de benodigde capaciteit voor de verschillende RWS-producten berekend. Hieruit volgt een hogere capaciteitsbehoefte voor het reguliere onderhoud en voor de onderhoudsfase bij DBFM-projecten (– € 8,2 miljoen).

  • Verwerking van het saldo mee- en tegenvallers (o.a. Maasroute en vaargeul Eemshaven–Noordzee) binnen het realisatieprogramma Hoofdvaarwegennet (+ € 8,2 miljoen).

  • Periodiek worden prestatieafspraken gemaakt met Rijkswaterstaat over beheer en onderhoud van het hoofdwegen- en Hoofdvaarwegennet, de zogenoemde Service Level Agreement (SLA). Wegens de berging van de Sirena wordt € 3,3 miljoen toegevoegd aan de beheer- en onderhoudbudgetten van Hoofdvaarwegennet.

  • Verwerking van de niet specifiek toegewezen prijsbijstelling (+ € 9,6 miljoen) en het restantbudget Beter Benutten (+ € 1,0 miljoen).

  • Het vorige kabinet heeft bij de verlenging van het Infrastructuurfonds tot en met 2030 besloten een deel van de investeringsruimte apart te zetten voor een volgend kabinet, de zogenoemde beleidsruimte. Met het aantreden van het kabinet-Rutte III kan de beleidsruimte betrokken worden bij de budgettaire besluitvorming. De middelen tot 2030 worden verdeeld over de modaliteiten middels de gebruikelijke verdeelsleutel (conform regeerakkoord kabinet-Rutte III). Het aandeel van Hoofdvaarwegennet bedraagt € 36,3 miljoen.

  • De Kustwacht voert een aantal structurele taken uit die voortvloeien uit wet- en regelgeving. Tot op heden heeft IenW haar bijdrage aan deze taken steeds incidenteel gedekt. Om voor luchtsurveillance en de benodigde personele capaciteit structureel te dekken, zijn middelen vrijgemaakt vanuit de investeringsruimte van de modaliteiten. Het aandeel van Hoofdvaarwegennet bedraagt € 7,1 miljoen.

15.07 Investeringsruimte Hoofdvaarwegennet (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal

0

0

0

0

0

0

0

0

(Vervolg) 15.07 Investeringsruimte Hoofdvaarwegennet (bedragen x € 1.000)
 

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal

0

0

0

0

0

0

0

0

15.09 Ontvangsten

Motivering

Op dit artikelonderdeel worden de bijdragen van derden aan de producten op het gebied van Rijksvaarwegen, die rechtstreeks aan IenW worden betaald, verantwoord.

Bijdragen van derden

Producten

Dit betreffen de bijdragen van decentrale overheden en andere derden aan projecten.

Ontvangsten (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Bijdragen van derden

76.861

105.584

149.711

85.151

14.651

0

Ontvangsten Vaarwegen

76.861

105.584

149.711

85.151

14.651

0

Artikel 17 Megaprojecten verkeer en vervoer

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Megaprojecten zijn door de Tweede Kamer aangewezen grote projecten (grootprojectstatus). De aanwijzing van grote projecten gebeurt op basis van artikel 2 van de Regeling Grote Projecten. De grootprojectstatus behelst dat de Regeling Grote Projecten van toepassing is, die voorschrijft dat de Minister zich ten minste halfjaarlijks tegenover de Tweede Kamer verantwoordt over de voortgang via een Voortgangsrapportage.

Onder dit artikel vallen de megaprojecten Verkeer en Vervoer:

  • Betuweroute

  • Hogesnelheidslijn-Zuid

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam

  • ERTMS

  • Zuidasdok

  • Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

Het projectartikel is gerelateerd aan de beleidsartikelen 14 Wegen en Verkeersveiligheid, 16 Spoor en 18 Scheepvaart en havens op de begroting Hoofdstuk XII.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 17 Megaprojecten Verkeer en Vervoer (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

972.816

1.346.478

1.107.469

294.612

369.069

1.038.788

818.754

Uitgaven

112.472

377.045

692.068

717.742

934.550

878.000

771.735

Waarvan juridisch verplicht:

   

100%

       

17.02 Betuweroute

1.289

4.615

4.807

1.210

1.210

0

0

17.03 Hogesnelheidslijn-Zuid

154

1.674

2.188

6.435

6.475

0

0

17.03.01 Realisatie HSL – Zuid

154

1.674

2.188

6.435

6.475

0

0

17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam

5.020

23.267

17.475

969

255

255

255

17.07 ERTMS

19.585

94.594

217.960

225.340

308.829

306.566

275.428

17.08 ZuidasDok

86.424

123.987

187.941

265.302

231.290

148.609

79.026

17.10 Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

0

128.908

261.697

218.486

386.491

422.570

417.026

17.09 Ontvangsten

35.935

154.538

72.020

89.215

106.636

28.458

20.434

Budgetflexibiliteit

Met uitzondering van verkenning en planuitwerking, zijn de budgetten in 2019 juridisch verplicht op de peildatum 1 januari 2019.

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten tot en met 2032 per jaar gepresenteerd op het niveau van artikelonderdeel. In de verdiepingsbijlage bij de begroting zijn de mutaties op hetzelfde detailniveau toegelicht voor de periode tot en met 2032.

Bedragen x € 1.000
     

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

17

Megaprojecten Verkeer en Vervoer

Uitgaven

377.045

692.068

717.742

934.550

878.000

771.735

510.628

465.593

17.02

Betuweroute

 

4.615

4.807

1.210

1.210

0

0

0

0

17.03

Hogesnelheidslijn-Zuid

 

1.674

2.188

6.435

6.475

0

0

0

0

17.06

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

23.267

17.475

969

255

255

255

255

255

17.07

ERTMS

 

94.594

217.960

225.340

308.829

306.566

275.428

127.172

165.283

17.08

ZuidasDok

 

123.987

187.941

265.302

231.290

148.609

79.026

57.689

24.805

17.10

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

128.908

261.697

218.486

386.491

422.570

417.026

325.512

275.250

                     

17.09

Ontvangsten

Ontvangsten

154.538

72.020

89.215

106.636

28.458

20.434

76.293

7.521

(Vervolg) bedragen x € 1.000
     

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

17

Megaprojecten Verkeer en Vervoer

Uitgaven

341.024

343.681

616.003

238.068

157.838

3.704

0

7.047.679

17.02

Betuweroute

 

0

0

0

0

0

0

0

11.842

17.03

Hogesnelheidslijn-Zuid

 

0

0

0

0

0

0

0

16.772

17.06

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

 

255

255

59.160

0

0

0

0

102.656

17.07

ERTMS

 

136.408

138.421

108.500

81.043

154.208

0

0

2.339.752

17.08

ZuidasDok

 

3.003

9.185

291.468

975

0

0

0

1.423.280

17.10

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

 

201.358

195.820

156.875

156.050

3.630

3.704

0

3.153.377

                     

17.09

Ontvangsten

Ontvangsten

0

0

80.387

0

0

0

0

635.502

17.02 Betuweroute

Motivering

De Betuweroute is een 160 kilometer lange, tweesporige spoorlijn tussen de Rotterdamse haven en de Duitse grens bij Zevenaar–Emmerich die exclusief bestemd is voor het goederenvervoer. De Betuweroute kan ruwweg opgedeeld worden in twee delen, te weten het nieuw aangelegde A15-tracé en de bestaande Havenspoorlijn. Het A15-tracé is per 16 juni 2007 officieel in gebruik genomen. Hier zijn ERTMS en 25 kV in bedrijf. Op de Havenspoorlijn zijn ERTMS en 25 kV in bedrijf sinds 13 december 2009. Hiermee is de Betuweroute als groot bouwproject klaar. De status van Groot Project is formeel beëindigd op 28 april 2011.

Producten

Sinds de beëindiging als groot bouwproject worden nog enige restpunten afgewikkeld (waaronder acties voortvloeiend uit de MER-evaluatie). Deze restpunten worden sinds 2010 afgehandeld in het Project Nazorg Betuweroute. De geschatte einddatum is 2019.

Projectoverzicht behorende bij 17.02 Betuweroute (bedragen x € 1 mln.)
 

Projectbudget

Kasbudget

Oplevering

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

later

huidig

vorig

Betuweroute

4.904

4.904

4.892

5

5

1

1

     

2007

2007

Begroting (IF 17.02)

4.904

4.904

4.892

5

5

1

1

0

0

0

   
17.03 Hogesnelheidslijn-Zuid

Motivering

De HSL-Zuid corridor is een 125 kilometer lange, tweesporige hogesnelheidsspoorlijn tussen Amsterdam en de Belgische grens bij Breda die exclusief bestemd is voor het personenvervoer. De HSL-Zuid corridor kan ruwweg opgedeeld worden in enerzijds de nieuw aangelegde hogesnelheidsinfrastructuur tussen Hoofddorp en Rotterdam, tussen Barendrecht en de Belgische grens en de aftakking naar Breda en anderzijds het bestaande conventionele spoor tussen Amsterdam en Hoofddorp en tussen Rotterdam en Barendrecht. Op de HSL-Zuid zijn op de delen met hogesnelheidsinfrastructuur ERTMS en 25kV in bedrijf. Het traject tussen Amsterdam en Rotterdam is per 7 september 2009 officieel in gebruik genomen, het traject tussen Rotterdam en Antwerpen per 13 december 2009 en de aftakkingen naar Breda per 3 april 2011 en 9 april 2018. Naar aanleiding van het rapport van de parlementaire enquêtecommissie Fyra (Kamerstukken II 2015–2016, 33 678, nr. 16) zet het kabinet in op een betere benutting van de HSL-Zuid met kortere reistijd voor de reizigers en een betrouwbare dienstverlening. In 2018 is met de introductie van de IC Amsterdam–Brussel en de Eurostar over de HSL, het alternatieve aanbod zoals overeengekomen na de Fyra gerealiseerd.

In de Voortgangsrapportage HSL-Zuid wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de restpunten van de aanleg van de gehele HSL-Zuid vervoersysteem. De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat van de Tweede Kamer heeft op 13 februari 2017 besloten de grootprojectstatus voor het HSL-Zuid project te handhaven, maar de informatieafspraken te wijzigen door voortaan één voortgangsrapportage per jaar te willen ontvangen in plaats van twee en bij iedere voortgangsrapportage een controle van de Auditdienst Rijk te willen ontvangen die zich beperkt tot de restpunten. In het najaar van 2017 is de 40e Voortgangsrapportage (Kamerstukken II 2017–2018, 22 026, nr. 498) aan de Tweede Kamer verstuurd.

Producten

De bouwwerkzaamheden aan het tracé zijn gereed. Er resteren nog enkele restpunten, te weten beton- en zettingsproblematiek, afhandeling grondverwerving en schades en uit te voeren evaluaties. De geschatte einddatum is 2021. De uit te voeren geluidsmaatregelen (€ 70 miljoen) en verbetermaatregelen infrastructuur (€ 60 miljoen) worden als afzonderlijke MIRT-projecten verantwoord op artikel 13.03.

Projectoverzicht behorende bij 17.03 HSL-Zuid (bedragen x € 1 mln.)
 

Projectbudget

Kasbudget

Oplevering

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

later

huidig

vorig

HSL-Zuid (IF 17.03.01)

6.154

6.154

6.137

2

2

6

6

     

2009

2009

HSL-Zuid hoofdwegen (IF 17.03.03)

1.012

1.012

1.012

                 

HSL-Zuid spoorwegen (IF 17.03.02)

115

115

115

                 

Begroting (IF 17.03)

7.281

7.281

7.264

2

2

6

6

0

0

0

   
17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam

Motivering

Het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR) heeft een tweeledige doelstelling:

  • het versterken van de positie van de mainport Rotterdam, en

  • het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving in Rijnmond.

In drie deelprojecten wordt deze dubbele doelstelling verwezenlijkt. Dat zijn «Bestaand Rotterdams Gebied (BRG)» (uitgevoerd door de gemeente Rotterdam), «750 hectare natuur- en recreatiegebied» (uitgevoerd door de provincie Zuid-Holland) en «Landaanwinning» (uitgevoerd door Havenbedrijf Rotterdam NV (HbR)). In samenhang met de Landaanwinning dient voldoende natuurcompensatie te worden gerealiseerd.

IenW beschouwt PMR als een bijdrageproject, waarbij de verantwoordelijkheid en risico’s voor de uitvoering bij andere partijen zijn belegd. Uitzondering vormt de natuurcompensatie waarmee RWS is belast met de uitvoering. LNV is het aan te spreken ministerie voor de 750 hectare, IenW voor de landaanwinning en BZK voor BRG.

IenW is in het kader van de Procedureregeling Grote Projecten (Kamerstukken II 2006–2007, 30 351, nr. 3) aangewezen als coördinerend projectministerie. Als zodanig is de Minister van IenW verantwoordelijk voor de overall-projectbeheersing. De projectbeheersing is zodanig ingericht dat zij adequaat kan rapporteren over de processen die leiden tot de realisatie van de deelprojecten en sturing kan geven aan de uitvoering van het deelproject Natuurcompensatie dat rechtstreeks onder haar verantwoordelijkheid valt. De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat van de Tweede Kamer heeft op voorstel van de Minister (Kamerstukken II 2015–2016, 24 691, nr. 125), vanwege de fase waarin PMR zich bevindt, ingestemd met een eenvoudiger governance structuur en ermee ingestemd dat de voortgangsrapportage voortaan bestaat uit toezending van de jaarlijkse monitorinformatie van de Tafel van Borging (de zogenoemde Integrale rapportage Visie en Vertrouwen). De laatste reguliere Voortgangsrapportage betreft de veertiende Voortgangsrapportage (Kamerstukken II 2015–2016, 24 691, nr. 123/124).

Producten

In 2006 heeft het parlement de herstelde PKB PMR vastgesteld en ingestemd met het Bestuursakkoord (juni 2004) en de Uitwerkingsovereenkomsten van de afzonderlijke deelprojecten (september 2005). De PKB PMR (deel 4: de definitieve tekst na parlementaire instemming) is uitgebracht (Staatscourant nr. 247, 2006). De eerste fase van het deelproject landaanwinning is gereed, de natuurcompensatie is aangelegd en wordt gemonitord en van het BRG-programma is meer dan de helft van de projecten uitgevoerd. Het deelproject 750 hectare zijn onderdelen gereed en in uitvoering of voorbereiding van uitvoering.

De volgende producten worden onderscheiden:

  • Uitvoeringsorganisatie: betreft de kosten die samenhangen met de coördinatie van het project en de projectbeheersing;

  • 750 hectare Natuur- en recreatiegebied: betreft de vaste bijdrage van het Rijk voor de omvorming van agrarisch gebied naar natuurgebied met recreatief medegebruik en tot openluchtrecreatiegebied met natuurwaarden. De deelbijdrage van IenW is in 2006 volledig betaald aan de Stichting Nationaal Groenfonds;

  • Groene Verbinding: betreft de kosten voor een verbinding tussen Midden-IJsselmonde en het stedelijk gebied van Rotterdam-Zuid. Dit is een gemaximeerde IenW-bijdrage;

  • BRG: dit bevat een serie projecten om het bestaande havengebied beter te benutten en de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren;

  • Natuurcompensatie: betreft de instelling van een Bodembeschermingsgebied, de aanleg van de Duincompensatie Delfland en het Monitorings- en Evaluatieprogramma. Voorts zijn uit dit budget de Stimuleringsregelingen recreatie en toerisme en visserij en wordt de planschade/ nadeelcompensatie gefinancierd;

  • Landaanwinning: betreft de vaste bijdrage van de rijksoverheid in de kosten van de aanleg van de buitencontour;

  • Btw Buitencontour: betreft de niet-compensabele btw over de buitencontour naar rato van de overheidsbijdrage;

  • Onvoorzien: dient onder voorwaarden ter bekostiging van onvoorziene uitgaven aan PMR. Als gevolg van de verbreding van het Breeddiep is een aanvulling op de uitwerkingsovereenkomst met het Havenbedrijf Rotterdam afgesloten. Dit was reeds als scopewijziging aangekondigd in de 13e Voortgangsrapportage PMR (Kamerstukken II 2014–2015, 24 691, nr. 121 en Kamerstukken II 2014–2015, 24 691, nr. 122). De dekking van de bijdrage van IenW wordt gevonden in de Post Onvoorzien.

  • Voor de verdieping van de Nieuwe Waterweg als concurrentieversterkende maatregel voor de mainport Rotterdam heeft IenW € 35 miljoen beschikbaar gesteld (Kamerstukken II 2015–2016, 34 003, nr. 25). De dekking van de bijdrage van IenW is gevonden in de post onvoorzien. Met het Havenbedrijf Rotterdam is een addendum op de Uitwerkingsovereenkomst (UWO) Landaanwinning PMR overeengekomen.

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

Meetbare gegevens

  • 2009 Procedures met betrekking tot landaanwinning en natuurcompensatie afgerond;

  • 2010 Uitvoering Duincompensatie Delfland gereed;

  • 2011 Eerste terreinuitgifte Maasvlakte II;

  • 2011 Afronding procedure bestemmingsplanprocedures 750 hectare;

  • 2012 Bestemmingsplannen 750 hectareonherroepelijk;

  • 2013 Landaanwinning eerste fase gereed;

  • 2014 Groene Verbinding opgeleverd en in gebruik genomen;

  • 2014 Laatste infrastructurele projecten voor aansluiting Maasvlakte II op Maasvlakte I gereed;

  • 2015 Officiële opening eerste terminal Maasvlakte II

  • 2021 Deelprojecten 750 hectare natuur- en recreatieterrein en BRG afgerond;

  • Voor 2040 Terreinen Tweede Maasvlakte volledig uitgegeven.

Projectoverzicht behorende bij 17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam (bedragen x € 1 mln.)
 

Projectbudget

Kasbudget

Oplevering

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

later

huidig

vorig

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

                     

Uitvoeringsorganisatie1

24

24

18

           

5

nnb

nnb

750 ha

30

30

30

             

nnb

nnb

Groene verbinding

31

31

31

             

2011

2011

Bestaand Rotterdams Gebied (BRG)

                   

2021

2021

Landaanwinning

                       

Voorfinanciering FES monitoringsprogramma

2

2

2

             

2007

2007

Voorfinanciering FES natuurcompensatie

115

114

87

3

3

1

     

21

nnb

nnb

Landaanwinning

742

742

742

             

2013

2013

BTW Buitencontour

138

138

138

             

2013

2013

Onvoorzien

80

78

11

20

14

       

35

nnb

nnb

Afrondingsverschillen

 

1

1

                 

Programma

1.162

1.160

1.060

23

17

1

     

61

   

Begroting (IF 17.06)

                       
X Noot
1

Als gevolg van een uitspraak van de Raad van State van 26 januari 2005 inzake de PKB+ heeft in 2005 en 2006 een hersteltraject gelopen. De kosten hiervan zijn opgenomen onder de uitvoeringsorganisatie.

17.07 European Rail Traffic Management System (ERTMS)

Motivering

Het hoofddoel van het Rijk in de Lange Termijn Spooragenda (LTSa) voor het spoorsysteem is de kwaliteit van het spoor als vervoersproduct te verbeteren zodat de reizigers en verladers de trein in toenemende mate als een aantrekkelijke vervoersoptie zien en gaan/blijven gebruiken. Om in Nederland een stap voorwaarts te kunnen zetten in de prestaties van het spoorsysteem, zal ERTMS ingezet worden als (onderdeel van) het verkeersmanagementsysteem. ERTMS is in de eerste plaats bedoeld ter vervanging van het beveiligingssysteem, de verhoging van de spoorwegveiligheid en de interoperabiliteit. In de tweede plaats moet voldaan worden aan de Europese eisen ten aanzien van de invoering van ERTMS voor de EU-TEN-corridors.

De doelstellingen van (de invoering van) ERTMS zijn:

  • Verhogen van de veiligheid van het spoorsysteem;

  • Verhogen van de interoperabiliteit van het spoorsysteem;

  • Vergroten van de capaciteit van het spoorsysteem;

  • Verhogen van de snelheid van de treinen;

  • Verhogen van de betrouwbaarheid van het spoorsysteem.

Producten

Op 11 april 2014 heeft de Kamer ingestemd met de voorkeursbeslissing ERTMS (Kamerstukken II 2013–2014, 33 652, nr. 14). Deze voorkeursbeslissing vormt, conform de MIRT-systematiek, de start van de planuitwerkingsfase. Het programma ERTMS is door de Kamer aangewezen als Groot Project. De Kamer wordt daardoor twee keer per jaar door middel van een voortgangsrapportage geïnformeerd. De laatste voortgangsrapportage van de Staatssecretaris van IenW betreft de achtste voortgangsrapportage (Kamerstukken II 2017–2018, 33 652, nr. 62).

De voorkeursbeslissing houdt in dat ERTMS met beproefde technologie van Level 2 in de periode tot en met 2028 wordt ingevoerd op het spoor in grote delen van de brede Randstad. Hoe en waar dit precies gebeurd is onderdeel van de planuitwerking. De producten betreffen onder andere de aanbesteding- en contracteringstrategie (Kamerstukken II 2017–2018, 33 652, nr. 46) en een uitrolvolgorde (Kamerstukken II 2017–2018, 33 652, nr. 45), waarvan respectievelijk de contouren en het concept met de Kamer zijn gedeeld. Het jaar 2018 staat in het teken van toetsen (interne toetsen en door Bureau ICT-toetsing (BIT-toets), het finaliseren van de aanpak en het optimaliseren van een doelmatige en tijdige uitrol. In 2019 zal de programmabeslissing worden genomen; hiermee wordt de planuitwerkingsfase afgesloten en start de realisatiefase.

Voor de invoering van ERTMS is – na de verlaging van € 250 miljoen voor de Multimodale Knoop Schiphol (Kamerstukken II 2015–2016, 34 300 A, nr. 72) – in het Infrastructuurfonds een taakstellend budget beschikbaar van € 2,4 miljard. In de voortgangsrapportage staat opgenomen waaraan geld is uitgegeven en voor hoeveel geld verplichtingen zijn aangegaan. Voor de planuitwerkingsfase is circa € 100 miljoen beschikbaar gesteld (studiekosten), tevens is er circa € 115 miljoen ter beschikking gesteld voor voorbereidende werkzaamheden voor de realisatiefase. Een deel daarvan is verplichtingenruimte, waarvan de uitgaven na de programmabeslissing zullen vallen. Circa € 18 miljoen van de € 100 miljoen apparaatsbudget wordt verantwoord op de begroting Hoofdstuk XII. Nadat de programmabeslissing is genomen zal het resterende budget overgeboekt worden naar artikelonderdeel 17.07 Realisatiefase.

De Europese Unie heeft in 2016 en 2017 een aantal subsidieaanvragen van het programma ERTMS gehonoreerd. Deze te verwachten ontvangsten zijn toegevoegd aan het ERTMS-budget en onderdeel van de € 2,4 miljard.

Projectoverzicht behorende bij 17.07 ERTMS (bedragen x € 1 mln.)
 

Projectbudget

Kasbudget

Oplevering

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

later

huidig

vorig

ERTMS

                       

Realisatiefase

116

114

6

60

30

20

       

divers

divers

Planuitwerkingsfase

2.284

2.259

62

35

188

205

309

307

275

911

divers

divers

Programma

2.400

2.373

68

95

218

225

309

307

275

911

   

Afrekening voorschotten

     

0

               

Begroting (IF 17.07)

2.400

2.373

68

95

218

225

309

307

275

911

   
17.08 Zuidasdok

Motivering

De ruimtelijke ontwikkelingen in de corridor Haarlemmermeer–Almere en op de Zuidas versterken de toename van reizigers en verkeer. Door opening van de Noord-Zuidlijn, Hanzelijn en ov-SAAL neemt het aantal reizigers op station Amsterdam Zuid toe. De vergroting en kwalitatieve opwaardering van de stationscapaciteit is nodig om de groeiende reizigersstromen te accommoderen en te voldoen aan de NSP-kwaliteitsnorm. Om ruimte te bieden aan de uitbreiding van de ov-terminal en de wegcapaciteit te vergroten, wordt de A10 ondergronds gebracht en verbreed. De investering in de ruimtelijke kwaliteit van de Zuidas draagt verder bij aan de versterking van een internationale toplocatie.

Producten

Het integrale project Zuidasdok is te onderscheiden in verschillende projectonderdelen. In de begroting zijn de volgende onderdelen onderscheiden:

  • Projectorganisatie en voorbereiding (inclusief Knopen);

  • Uitbreiding van de ov-terminal (inclusief keersporen, regionaal ov en ketenmobiliteit);

  • Tunnel en uitbreiding van A10;

  • Inrichting van de openbare ruimte en generieke uitgaven.

Overzicht van de bijdragen:

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de financiering van het project. Deze middelen kunnen tijdens de realisatieperiode integraal aan alle productuitgaven worden besteed. Tussentijds en achteraf zal inzichtelijk worden gemaakt waaraan de middelen zijn besteed (verantwoording).

Overzicht van de bijdragen (bedragen x € 1 mln.)
 

Kasbudget

Projectomschrijving

Totaal

t/m 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

later

Bijdragen Rijk

1.070

123

97

120

177

152

121

59

221

Bijdrage gemeente Amsterdam

221

36

15

24

35

30

17

12

52

Bijdrage Vervoersregio Amsterdam

166

26

12

17

25

22

12

9

43

Bijdrage Provincie Noord Holland

81

   

27

27

27

     

EU-ontvangsten

3

3

             

Bijdrage derden

101

32

           

69

Afrondingen

2

     

1

 

– 1

– 1

1

Programma

1.644

220

124

188

265

231

149

79

387

Begroting (IF 17.08)

1.644

220

124

188

265

231

149

79

387

Overzicht van de uitgaven:

Om in de begroting de totale uitgaven van het project weer te geven, zijn de uitgekeerde bedragen via de BDU en de betalingen van Amsterdam voor het project Zuidasdok in het verleden in de begroting en het integrale overzicht opgenomen. Het projectbudget van de A10 Zuidasdok is met € 37 miljoen toegenomen als gevolg van indexering 2018 (€ 21 miljoen), bijdragen van derden in het onderdeel openbaar vervoer 5e en 6e spoor en bijdragen van derden aan de uitbreiding fietsparkeervoorziening.

Projectoverzicht behorende bij 17.08 Zuidasdok (bedragen x € 1 mln.)
 

Projectbudget

Kasbudget

Openstelling

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

later

huidig

vorig

ZuidasDok

                   

2028

2028

Projectorganisatie en voorbereiding

278

257

118

17

16

16

16

16

16

63

   

OVT incl. keerspoor

382

351

35

38

58

57

32

48

17

98

   

Tunnel en A10

808

787

28

38

99

174

161

77

42

188

   

Generiek en ruimtelijke inrichting

175

213

39

31

14

18

22

8

4

38

   

Afrondingen

1

     

1

             

Programma

1.644

1.608

220

124

188

265

231

149

79

387

   

Begroting (IF 17.08)

   

220

124

188

265

231

149

79

387

   
17.10 Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

Motivering

Het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer is nieuw opgenomen op artikel 17. Op 24 januari 2018 is aan de Tweede Kamer voorgesteld om PHS aan te wijzen als groot project (Kamerstukken II 2017–2018 32 404, nr. 82). De Kamer heeft hiermee op 6 februari 2018 ingestemd.

De basisrapportage, die voortvloeit uit de status van groot project, zal naar verwachting eind 2018 aan de Kamer worden gezonden.

Er wordt steeds meer gebruik gemaakt van het openbaar vervoer. Ook het spoorgoederenvervoer neemt toe. Dat vraagt om een aanpak om meer capaciteit te bieden en een hoogwaardig spoorvervoer mogelijk te maken. Het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) heeft tot doel op de drukste trajecten in het land te komen tot hoogfrequent spoorvervoer en een toekomstvaste routering van het goederenvervoer met zo intensief mogelijk gebruik van de Betuweroute. Er gaan meer treinen rijden in de drukste delen van het land en er komt extra ruimte voor goederenvervoer op het spoor naast maatregelen om het gebruik van de Betuweroute nog extra te stimuleren.

Het gaat om de volgende corridors en frequenties:

  • Alkmaar–Amsterdam (6 intercity’s en 6 sprinters)

  • Amsterdam–Utrecht–Eindhoven (6 intercity’s op de corridor en 6 sprinters tussen Utrecht en Geldermalsen)

  • Schiphol–Utrecht–Arnhem/Nijmegen (6 intercity’s op de corridor en 6 sprinters tussen Breukelen en Driebergen–Zeist)

  • Den Haag–Rotterdam–Breda (8 intercity’s en 6 sprinters tussen Den Haag en Rotterdam en 4 intercity’s tussen Rotterdam en Breda)

  • Breda–Eindhoven (4 intercity’s en 4 sprinters Breda–Tilburg)

  • Schiphol–Amsterdam–Almere–Lelystad (OV SAAL) (6 intercity’s en 6 sprinters)

  • Goederenroutering Zuid-Nederland

Het PHS-programma en de diverse projecten die hier onderdeel van uit maken moeten de gewenste treinaantallen mogelijk maken in combinatie met een zo goed mogelijke dienstregeling (goede verdeling van de treinen over het uur, goede aansluitingen, combinatie met goederenvervoer e.d.). Daarbij is een belangrijk aandachtspunt dat de PHS-corridors onderdeel vormen van een samenhangend spoorwegnet en treindienstregeling, waarbij er vele afhankelijkheden bestaan en er in de loop der tijd rekening moet worden gehouden met nieuwe inzichten en ontwikkelingen. De uiteindelijke dienstregeling wordt conform de vervoerconcessie van IenW aan NS opgesteld door NS. NS stelt deze vast op basis van de daadwerkelijk beschikbare infrastructuur, de daadwerkelijk marktvraag per traject, overleg met betrokken overheden en consumentenorganisaties.

Producten

Op 4 juni 2010 (Kamerstukken II 2009–2010, 32 404, nr. 1) heeft het kabinet een voorkeursbeslissing genomen over PHS. Sinds begin 2011 loopt de planuitwerking. PHS is een samenhangend en langlopend programma en wordt stap voor stap gerealiseerd tot en met 2028. Fasegewijs zullen de frequenties worden verhoogd, als de benodigde infrastructuur dat mogelijk maakt.

Inmiddels is een aantal projecten uitgevoerd en een aantal projecten staat aan de start van uitvoering op basis van door IenW afgegeven realisatiebeschikkingen. Verder is er voor een aantal projecten de procedure in een vergevorderd stadium (Ontwerp Tracebesluit (OTB), Tracebesluit (TB)). Op 10 december 2017 is in het kader van de dienstregeling 2018 een eerste stap gezet met 6 in plaats van 4 IC-treinen per uur op de corridor Amsterdam–Utrecht–Den Bosch–Eindhoven en 6 in plaats van 4 sprinters per uur in de spitsrichting tussen Utrecht en Houten Castellum.

Belangrijkste (budgettaire) aanpassingen

Indienststelling PHS Meteren–Boxtel en PHS Rijswijk–Rotterdam

Bij MIRT-projecten wordt gewerkt met een bandbreedte rondom indienststelling. Conform deze werkwijze zijn bij de projecten Meteren–Boxtel en Rijswijk–Rotterdam een bandbreedte toegepast rondom de verwachte indienststelling. Tevens is bij het project Meteren–Boxtel de gehele projectscope meegenomen in de indienstellingsdatum in plaats van alleen de grondverwerving.

PHS: Overige maatregelen (projecten < € 50 miljoen)

In verband met het afgegeven van de realisatiebeschikking PHS Ede Wisseloverloop is € 3,3 miljoen overgeboekt vanuit het planuitwerkingsbudget PHS.

In juli 2015 is gestart met de realisatie van het project Naarden–Bussum. Een project waarbij het aantal sporen teruggebracht wordt van vijf naar twee sporen zodat de robuustheid van de dienstregeling wordt vergroot en veiligheid en dichtligtijden van overwegen worden verbeterd. Ook wordt de treinbeveiliging vervangen omdat deze is verouderd. Daarnaast wordt een spoorboog aangepast om de hoogfrequente dienstregeling in het kader van PHS te kunnen rijden.

Faseovergang: PHS Meteren–Boxtel en Ede

In verband met het afgeven van de aanvullende subsidiebeschikking grondverwerving Meteren–Boxtel en de realisatiebeschikking Ede Wisseloverloop is € 44,4 miljoen overgeboekt van de planuitwerking naar realisatie.

PHS Amsterdam

Op 18 juni 2018 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de verder uitwerking van Amsterdam Centraal binnen het PHS (Kamerstukken II 2017–2018, 32 404, nr. 86). Hiervoor wordt € 150 miljoen toegevoegd vanuit de Investeringsruimte Spoor.

OV-SAAL Middellange termijn (realisatiefase)

In begroting voor OV-SAAL MLT is rekening gehouden met een aanpassing van de transfercapaciteit op station Schiphol Airport, bij een hoogfrequente dienstregeling. Op het eerste perron wordt een nieuw stijgpunt gerealiseerd en op het tweede perron worden een aantal stijgpunten omgebouwd. De kosten hiervan bedragen € 17 miljoen en worden opgenomen op het realisatiedeel van PHS zodat uitvoering van deze maatregelen kan starten. Naast deze middelen wordt naar aanleiding van de reizigersgroei bij station Schiphol in de verkenning multimodale knoop Schiphol gekeken naar verdere maatregelen om de capaciteit van het station te verbeteren.

OV-SAAL Middellange termijn (planuitwerkingsfase)

In verband met de faseovergang van Schiphol Maatregelen MLT is € 17 miljoen overgeboekt naar het realisatieprogramma.

Projectoverzicht behorende bij 17.10 Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (bedragen x € 1 mln.)
 

Projectbudget

Kasbudget

Indienststelling

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

later

huidig

vorig

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

                   

Realisatiefase

1.620

1.544

840

97

111

131

158

146

55

81

   

PHS: Doorstroomstation Utrecht

317

315

220

21

7

22

22

24

   

2017

2017

PHS: Spooromgeving Geldermalsen

135

133

3

12

12

28

30

18

15

17

2021

2021

PHS: Meteren – Boxtel

52

10

7

8

16

11

7

4

   

2026–2028

2017

PHS: Rijswijk – Rotterdam

318

313

6

10

30

28

71

73

36

64

2023–2025

2023

PHS: OV-SAAL korte termijn 1

690

688

598

30

17

11

11

24

   

2016

2016

PHS: OV-SAAL middellange termijn

45

24

2

4

18

14

5

     

2026–2028

2026–2028

PHS: Projecten < € 50 miljoen

64

60

4

13

10

17

12

4

4

     

Afrondingen

 

1

 

– 1

1

   

– 1

       

Planuitwerkingsfase

2.570

2.447

195

32

151

87

229

277

362

1.237

   

Corridor Alkmaar–Amsterdam

                       

Corridor Amsterdam–Utrecht–Eindhoven

                       

Corridor Schiphol–Utrecht–Arnhem/Nijmegen

                       

Corridor Breda–Eindhoven

Corridor Den Haag– Rotterdam

Corridor OV SAAL middellange termijn

                       

Routering goederenvervoer Zuid-Nederland

                       

Overige (planstudiekosten)

                       

Afrondingen

– 1

         

– 1

1

       

Programma

4.190

3.991

1.035

129

262

218

386

423

417

1.318

   

Afrekening voorschotten

     

0

               

Begroting (IF 17.10)

     

129

262

218

386

423

417

1.318

   
X Noot
1

In het kader van de groot project status is PHS opgenomen in artikel 17. Dit geldt ook voor OV SAAL middellange termijn als onderdeel van PHS. Gezien de samenhang in de begroting is ervoor gekozen OV SAAL korte termijn ook in dit artikel op te nemen. Zoals is aangegeven in de brief van 12 juli 2018 is OV SAAL korte termijn afgerond en om die reden geen onderdeel (meer) van PHS en zal daar niet over gerapporteerd worden in de basisrapportage en voortgangsrapportages (Kamerstukken II 2017–2018, 32 404, nr. 88 ).

17.09 Ontvangsten

Motivering

Op dit artikelonderdeel worden de bijdragen van derden voor de realisatie van de Megaprojecten verkeer en vervoer, die rechtstreeks aan IenW worden betaald, verantwoord.

HSL-Zuid

Producten

Zie hiervoor het projectoverzicht bij het uitgavenartikel 17.03 (Ontvangsten derden). Deze ontvangsten betreffen voornamelijk de opbrengsten uit de verkoop van restgronden, uitkeringen van verzekeringen en schadevergoedingen van aannemers.

ERTMS

De Europese Unie heeft in 2016 een aantal subsidieaanvragen van het programma ERTMS gehonoreerd. In totaal kan maximaal circa € 30 miljoen aan subsidie worden toegekend. Deze ontvangsten zijn toegevoegd aan het ERTMS-budget.

Afrekening voorschotten ProRail

Zie hiervoor het projectoverzicht bij het uitgavenartikel 17.07 (Afrekening voorschotten). Dit betreft de afrekening van de subsidie voor de ProRail inzet voor de Betuweroute en ERTMS over afgesloten begrotingsjaren.

Artikel 18 Overige uitgaven en ontvangsten

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Dit artikel bevat een aantal uiteenlopende onderwerpen.

Het projectartikel is gerelateerd aan het beleidsartikel 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico’s (Externe veiligheid) van de begroting Hoofdstuk XII.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 18 Overige uitgaven en ontvangsten (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

2.116

17.874

1.028

922

1

2

1

Uitgaven

2.113

18.110

893

787

0

0

0

Waarvan juridisch verplicht:

   

100%

       

18.06 Externe veiligheid

2.113

5.730

893

787

0

0

0

18.08 Netwerkoverstijgende kosten

0

12.380

0

0

0

0

0

18.08.01 Apparaatskosten RWS

0

0

0

0

0

0

0

18.08.02 Overige netwerkoverstijgende kosten

0

0

0

0

0

0

0

18.08.03 Afroming Eigen Vermogen Rijkswaterstaat

0

12.380

0

0

0

0

0

18.11 Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

18.12 Nader toe te wijzen BenO en Vervanging

0

0

0

0

0

0

0

18.12.01 Beheer en onderhoud

0

0

0

0

0

0

0

18.12.02 Vervanging

0

0

0

0

0

0

0

18.15 Ramingsbijstelling en Kasschuif

0

0

0

0

0

0

0

18.15.01 Ramingbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

18.15.02 Kasschuif

0

0

0

0

0

0

0

18.16 Reservering Omgevingswet

0

0

0

0

0

0

0

18.09 Ontvangsten

32.511

12.376

0

0

0

0

0

18.10 Saldo van de afgesloten rekeningen

550.804

78.728

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De budgetten zijn in 2019 juridisch verplicht op de peildatum 1 januari 2019.

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten tot en met 2032 per jaar gepresenteerd op het niveau van artikelonderdeel. In de verdiepingsbijlage bij de begroting zijn de mutaties op hetzelfde detailniveau toegelicht voor de periode tot en met 2032.

Bedragen x € 1.000
     

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

18

Overige uitgaven en ontvangsten

Uitgaven

18.110

893

787

0

0

0

0

0

18.06

Externe veiligheid

 

5.730

893

787

0

0

0

0

0

18.08

Netwerkoverstijgende kosten

 

12.380

0

0

0

0

0

0

0

18.11

Investeringsruimte

 

0

0

0

0

0

0

0

0

18.12

Nader toe te wijzen BenO en Vervanging

 

0

0

0

0

0

0

0

0

18.15

Ramingsbijstelling en Kasschuif

 

0

0

0

0

0

0

0

0

18.16

Reservering Omgevingswet

 

0

0

0

0

0

0

0

0

                     

18.09

Ontvangsten

Ontvangsten

12.376

0

0

0

0

0

0

0

18.10

Saldo van de afgesloten rekeningen

78.728

0

0

0

0

0

0

0

(Vervolg) bedragen x € 1.000
     

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

18

Overige uitgaven en ontvangsten

Uitgaven

0

0

0

0

0

445.202

445.202

910.195

18.06

Externe veiligheid

 

0

0

0

0

0

0

0

7.410

18.08

Netwerkoverstijgende kosten

 

0

0

0

0

0

0

0

12.380

18.11

Investeringsruimte

 

0

0

0

0

0

0

0

0

18.12

Nader toe te wijzen BenO en Vervanging

 

0

0

0

0

0

445.202

445.202

890.404

18.15

Ramingsbijstelling en Kasschuif

 

0

0

0

0

0

0

0

0

18.16

Reservering Omgevingswet

 

0

0

0

0

0

0

0

0

                   

0

18.09

Ontvangsten

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

12.377

18.10

Saldo van de afgesloten rekeningen

0

0

0

0

0

0

0

78.728

18.06 Externe Veiligheid

Motivering

Het budget is bestemd voor het oplossen van externe veiligheidsknelpunten in het kader van de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NVGS, Kamerstukken II 2005–2006, 30 373, nr. 2). De opgenomen kasreeks heeft betrekking op het RWS-programma «aankopen en saneren van kwetsbare objecten in het kader van basisnet».

18.08 Netwerkgebonden kosten

Motivering

Dit betreft de afdracht van het surplus aan eigen vermogen van Rijkswaterstaat. Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap is via de Regeling agentschappen gebonden aan een maximumomvang van 5 procent van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. De maximale omvang van het eigen vermogen is door Rijkswaterstaat in 2017 overschreden. Conform de Regeling agentschappen is het surplus eigen vermogen afgedragen aan de eigenaar (IenW). Voor het surplus eigen vermogen van Rijkswaterstaat geldt dat – in lijn met het zwaartepunt van de herkomst – deze middelen zijn toegevoegd aan het Infrastructuurfonds. De middelen zijn voorlopig toegevoegd aan artikelonderdeel 18.08 Netwerkgebonden kosten.

18.11 Investeringsruimte

Motivering

Op dit artikelonderdeel werd in de afgelopen begrotingen de investeringsruimte die nog niet concreet is toebedeeld aan modaliteiten verantwoord. Binnen de investeringsruimte wordt onderscheid gemaakt tussen programmaruimte en beleidsruimte. In beginsel is alle investeringsruimte aangemerkt als programmaruimte, tenzij wordt besloten om (delen van) de investeringsruimte als beleidsruimte aan te merken. De programmaruimte betrof ruimte die reeds in de huidige kabinetsperiode ingezet kan worden voor ambities en risico’s. De beleidsruimte betrof de ruimte waarover de besluitvorming werd overgelaten aan een volgend kabinet. Met het aantreden van het nieuwe kabinet Rutte III komt dit onderscheid te vervallen. Daarnaast worden met deze begroting de budgetten overgeboekt naar het nieuwe begrotingsartikel 20.

De in de begroting 2018 opgenomen stand van de beschikbare investeringsruimte tot en met 2031 bedroeg € 2.642 miljoen. Door de hieronder vermelde belangrijkste (budgettaire) aanpassingen bedraagt deze ruimte in de begroting 2019 € 4.024 miljoen tot en met 2032. Dit saldo wordt overgeboekt naar het nieuwe begrotingsartikel 20 onder de generieke investeringsruimte (artikelonderdeel 20.04). Daarnaast wordt het onderdeel BenO Caribisch Nederland uit de aanvullende middelen volgend uit het Regeerakkoord Rutte-III (€ 75 miljoen) toegevoegd als reservering op artikel 20 (artikel 20.03.02).

  • De extrapolatie van het Infrastructuurfonds naar 2032 na aftrek van de doorlopende verplichtingen (€ 1.524 miljoen).

  • Het vorige kabinet heeft bij de verlenging van het Infrastructuurfonds tot en met 2030 besloten een deel van de investeringsruimte apart te zetten voor een volgend kabinet, de zogenoemde beleidsruimte. Met het aantreden van het kabinet-Rutte III kan de beleidsruimte betrokken worden bij de budgettaire besluitvorming. De middelen tot 2030 worden toegevoegd aan de investeringsruimte van de modaliteiten middels de gebruikelijke verdeelsleutel (– € 519 miljoen).

  • Verwerking van de aanvullende middelen volgend uit het Regeerakkoord Rutte-III (€ 360 miljoen).

  • De bestaande budgetten zijn op prijspeil 2018 gebracht (€ 86 miljoen).

18.11 Investeringsruimte (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal

0

0

0

0

0

0

0

0

(Vervolg) 18.11 Investeringsruimte (bedragen x € 1.000)
 

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal

0

0

0

0

0

0

0

0

18.12 Nader toe te wijzen BenO en Vervanging

Motivering

Op dit artikelonderdeel zijn noodzakelijke middelen opgenomen voor Vervanging en Renovatie vanaf 2031. Deze middelen worden nog niet toegewezen aan de afzonderlijke netwerken. Op een later moment worden deze middelen toegewezen aan het artikel 12 Hoofdwegennet, het artikel 13 Spoorwegen en artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds. Toewijzing van deze middelen zal geschieden op grond van een nadere onderbouwing van de onderhouds- en vervangingsbehoefte per netwerk (inclusief Deltafonds). In de instandhoudingsbijlage wordt nader ingegaan op de vervangingsopgave.

Het budget voor Vervanging en Renovatie is op het niveau van 2030 doorgetrokken, maar wordt voorlopig centraal gereserveerd op artikelonderdeel 18.12 Nader toe te wijzen Beheer, Onderhoud en Vervanging en nog niet toebedeeld aan de modaliteiten. Voor Spoor betreft dit alleen de verwachte toename van de vervangingsopgave vanaf 2031, zoals in de instandhoudingsbijlage bij de begroting 2017 is opgenomen.

18.16 Reservering Omgevingswet

Motivering

Op dit artikelonderdeel was een reservering opgenomen de Omgevingswet. De Omgevingswet valt sinds het kabinet Rutte-III onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit artikelonderdeel is derhalve niet meer in gebruik.

18.09 Ontvangsten

Motivering

Dit betreft de afdracht van het surplus aan eigen vermogen van Rijkswaterstaat. Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap is via de Regeling agentschappen gebonden aan een maximumomvang van 5 procent van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. De maximale omvang van het eigen vermogen is door Rijkswaterstaat in 2017 overschreden. Conform de Regeling agentschappen is het surplus eigen vermogen afgedragen aan de eigenaar (IenW). Voor het surplus eigen vermogen van Rijkswaterstaat geldt dat – in lijn met het zwaartepunt van de herkomst – deze middelen zijn toegevoegd aan het Infrastructuurfonds. De middelen zijn voorlopig toegevoegd aan artikelonderdeel 18.08 Netwerkgebonden kosten.

Artikel 19 Bijdragen andere begrotingen Rijk

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de ontvangen bijdragen verantwoord die ten laste van de begroting Hoofdstuk XII komen. De doelstellingen van het onderliggende beleid zijn terug te vinden in de begroting Hoofdstuk XII.

Het productartikel is gerelateerd aan artikel 26 Bijdragen aan de Investeringsfondsen op de begroting Hoofdstuk XII.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 19 Bijdrage andere begrotingen Rijk (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Ontvangsten

4.604.822

5.515.228

6.921.916

6.637.549

6.634.493

6.309.147

6.504.240

19.09 Ten laste van begroting IenW

4.604.822

5.515.228

6.921.916

6.637.549

6.634.493

6.309.147

6.504.240

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten tot en met 2032 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op hetzelfde detailniveau tot en met 2032 toegelicht.

Bedragen x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

19

Bijdragen andere begrotingen Rijk

               

19.09

Ontvangsten

Ontvangsten

5.515.228

6.921.916

6.637.549

6.634.493

6.309.147

6.504.240

5.886.117

5.778.117

(vervolg) Bedragen x € 1.000
     

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

19

Bijdragen andere begrotingen Rijk

                 

19.09

Ontvangsten

Ontvangsten

5.345.762

5.269.725

5.171.046

5.461.177

5.450.188

5.590.222

5.589.765

88.064.692

19.09 Bijdragen ten laste van begroting Hoofdstuk XII

Motivering

Dit begrotingsartikel is technisch van aard.

Artikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Met het artikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte wordt invulling gegeven aan een meer flexibele planning van infrastructuur zoals toegezegd in de kabinetsreactie op IBO Flexibiliteit (Kamerstukken II 2016–2017, 34 550 A, nr. 5).

Het artikel bevat alle (plan)flexibele budgetten die gereserveerd zijn voor het verbeteren van de bereikbaarheid en gerelateerd aan de beleidsdoelstellingen zoals beschreven in de begroting Hoofdstuk XII en de SVIR «vlot, veilig en leefbaar». De planflexibele budgetten zijn de budgetten welke naar mening van het kabinet flexibel zijn om bij (nieuwe) planvorming te betrekken. Het gaat om de (beschikbare) investeringsruimte, reserveringen die worden aangehouden en om de projectbudgetten gedurende de verkenningsfase. Over deze budgetten zijn nog geen (definitieve) bestuurlijke afspraken gemaakt en zijn niet-juridisch verplicht. Door deze budgetten bijeen te plaatsen in één artikel zijn alle flexibele budgetten overzichtelijk gepresenteerd en worden na besluitvorming, zoals een voorkeursbeslissing, ingezet bij de betreffende modaliteit. Het gaat om algemene reserveringen, de investeringsruimte, verkenningen naar bereikbaarheidsopgaven en reserveringen voor korte termijn mobiliteitsmaatregelen. De budgetten op artikel 20 zijn de basis voor het berekenen van de flexnorm.

In dit artikel staan ook de brede verkenningen nieuwe stijl. Kenmerkend aan deze verkenningen is dat ze – indien mogelijk – modaliteitsneutraal zijn, een niet-infrastructurele oplossing wordt meegenomen en dat ze niet automatisch doorgaan naar de planuitwerking maar dat een expliciete afweging (tussen verkenningen) plaatsvindt. Dit is zo vastgelegd in de MIRT-werkwijze. In deze werkwijze staat het opgavengericht werken voorop. Samen met bestuurlijke partners wordt steeds bezien welke maatregel op welk schaalniveau, op de korte en op de lange termijn het meest bijdraagt aan de opgave bereikbaarheid. Zo ontstaat een mix van maatregelen die samen met andere partners over een langere periode worden uitgevoerd.

Zodra er bestuurlijke afspraken worden gemaakt bijvoorbeeld door vaststelling van een voorkeursbeslissing worden de budgetten gemuteerd naar het betreffende productartikel.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

0

17.000

81.897

100.626

130.171

190.135

375.161

Uitgaven

0

17.000

81.897

100.626

130.171

190.135

375.161

Waarvan juridisch verplicht:

   

0%

       

20.01 Verkenningen

0

2.000

4.000

7.900

36.304

50.000

211.026

20.02 Korte termijn mobiliteitsmaatregelen

0

10.000

30.000

30.000

30.000

0

0

20.03 Reserveringen

0

5.000

25.000

13.000

18.000

19.000

20.000

20.03.01 Gebiedsprogramma's

0

0

0

0

0

0

0

20.03.02 Overige reserveringen

0

5.000

25.000

13.000

18.000

19.000

20.000

20.04 Generieke investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit

0

0

22.897

49.726

45.867

121.135

144.135

20.05.01 Investeringsruimte Hoofdwegennet

0

0

13.000

31.000

31.000

31.000

31.000

20.05.02 Investeringsruimte Spoorwegen

0

0

9.897

18.726

14.867

90.135

113.135

20.05.03 Investeringsruimte Hoofdvaarwegennet

0

0

0

0

0

0

0

20.09 Ontvangsten

0

0

0

0

30.000

0

17.500

Budgetflexibiliteit

De budgetten zijn in 2019 niet juridisch verplicht op de peildatum 1 januari 2019.

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten tot en met 2032 per jaar gepresenteerd op het niveau van artikelonderdeel. In de verdiepingsbijlage bij de begroting zijn de mutaties op hetzelfde detailniveau toegelicht voor de periode tot en met 2032.

Bedragen x € 1.000
     

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

20

Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

Uitgaven

17.000

81.897

100.626

130.171

190.135

375.161

467.760

543.376

20.01

Verkenningen

 

2.000

4.000

7.900

36.304

50.000

211.026

222.000

278.057

20.02

Korte termijn mobiliteitsmaatregelen

 

10.000

30.000

30.000

30.000

0

0

0

0

20.03

Reserveringen

 

5.000

25.000

13.000

18.000

19.000

20.000

5.000

5.000

20.04

Generieke investeringsruimte

 

0

0

0

0

0

0

0

0

20.05

Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit

 

0

22.897

49.726

45.867

121.135

144.135

240.760

260.319

                     

20.09

Ontvangsten

Ontvangsten

0

0

0

30.000

0

17.500

0

0

(Vervolg) bedragen x € 1.000
     

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

20

Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

Uitgaven

366.544

333.522

884.819

1.210.581

1.080.332

1.887.440

1.944.018

9.613.382

20.01

Verkenningen

 

60.000

25.000

110.000

30.000

0

0

0

1.036.287

20.02

Korte termijn mobiliteitsmaatregelen

 

0

0

0

0

0

0

0

100.000

20.03

Reserveringen

 

5.000

5.000

105.000

175.000

105.000

5.000

5.000

515.000

20.04

Generieke investeringsruimte

 

0

0

0

0

636.507

1.726.259

1.661.500

4.024.266

20.05

Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit

 

301.544

303.522

669.819

1.005.581

338.825

156.181

277.518

3.937.829

                     

20.09

Ontvangsten

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

47.500

20.01 Verkenningen

Motivering

In dit artikel staan de brede verkenningen nieuwe stijl. Kenmerkend aan de verkenningen nieuwe stijl is dat ze – indien mogelijk – modaliteitsneutraal zijn, een niet-infrastructurele oplossing wordt meegenomen en dat ze niet automatisch doorgaan naar de planuitwerking maar een expliciete afweging (tussen verkenningen) plaatsvindt. De verkenningen op dit artikel dragen bij aan de bereikbaarheidsdoelstellingen uit de SVIR.

Belangrijkste (budgettaire) aanpassingen

Producten

A9 Rotterpolderplein: In het BO MIRT voorjaar 2018 is afgesproken te starten met de MIRT-verkenning A9 Rotterpolderplein. Hiervoor wordt € 30 miljoen gereserveerd vanuit de € 200 miljoen die gereserveerd staat voor het Bereikbaarheidsprogramma MRA.

A15 Papendrecht–Gorinchem: in het BO MIRT najaar 2017 is afgesproken om de MIRT-verkenning A15 Papendrecht–Gorinchem te starten. Aan de middelen die gereserveerd waren voor de Goederencorridor Oost (€ 200 miljoen) is € 102 miljoen toegevoegd uit de investeringsruimte Hoofdwegen, en is de regio bereid gevonden om € 30 miljoen aan cofinanciering bij te dragen om de verkenning van de A15 Papendrecht–Gorinchem te starten.

A2 Deil–Den Bosch: in het BO MIRT najaar 2017 is besloten om een MIRT-verkenning naar de A2 Deil–Den Bosch te starten. Naast een verkenning is ook besloten om kortetermijnmaatregelen te starten van in totaal € 20 miljoen (zie 12.03.02). Voor deze verkenning is € 437 miljoen gereserveerd als Rijksbijdrage. Dekking komt uit de investeringsruimte Hoofdwegen.

A58 Breda–Tilburg: in het BO MIRT najaar 2017 is besloten om een MIRT-verkenning naar de A58 Breda–Tilburg te starten. Voor de verkenning is € 35 miljoen gereserveerd uit de investeringsruimte Hoofdwegen. De regio draagt € 17,5 miljoen bij om voor de verplichte financiering van 75% te komen voor de start van de verkenning.

Vijfde en zesde spoor Amsterdam-Zuid: in juni 2018 is met de regio afgesproken een verkenning te starten naar de uitbreiding van het station Amsterdam Zuid met een vijfde en zesde spoor (Kamerstukken II 2017–2018, 32 404, nr. 86). Vanuit het Rijk wordt € 165 miljoen gereserveerd. Deze middelen worden overgeboekt vanuit de investeringsruimte Spoorwegen.

Projectoverzicht behorende bij 20.01: Verkenningen (bedragen x € 1 mln.)
 

Budget

Planning

Projectomschrijving

huidig

vorig

Voorkeursbeslissing

Projecten Noordwest-Nederland

     

A9 Rottepolderplein

30

 

nnb

Amsterdam Zuid 5e en 6e spoor

165

 

nnb

Projecten Zuidwest-Nederland

     

A15 Papendrecht–Gorinchem

332

 

2020

Projecten Zuid-Nederland

     

A2 Den Bosch–Deil

457

 

2020

A58 Breda–Tilburg

53

 

nnb

Totaal verkenningsprogramma

1.037

   

Begroting (IF 20.01)

1.037

   
20.02 Korte termijn mobiliteitsmaatregelen

Motivering

Op dit artikelonderdeel zijn middelen gereserveerd voor planflexibele korte termijn mobiliteitsmaatregelen. Met het programma Beter Benutten is de afgelopen jaren veel ervaring opgedaan door met kleine slimme maatregelen mobiliteitsvraagstukken aan te pakken. De gereserveerde middelen op dit artikel zijn nog niet specifiek toegewezen aan decentrale overheden of specifieke uitvoeringsmaatregelen. Daarmee zijn deze budgetten ook nog planflexibel.

Producten

Er zijn nog geen middelen gereserveerd voor aanvullende mobiliteitsmaatregelen na het lopende programma Beter Benutten. Om de toekomstige bereikbaarheidsopgaven aan te pakken is naast aanleg van infrastructuur ook noodzakelijk om in te zetten op innovatie en benutting. Op dit artikelonderdeel kunnen specifiek voor deze onderdelen middelen worden gereserveerd.

Belangrijkste (budgettaire) aanpassingen

Korte termijn aanpak files: Bij het BO MIRT najaar 2017 is aangekondigd € 100 miljoen te reserveren voor de korte termijn aanpak files. Met Kamerbrief van 17 maart (Kamerstukken II 2017–2018, 31 305, nr. 240) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de eerste tranche van de inzet van de korte termijn aanpak. Dekking komt uit de investeringsruimte Wegen (12.07).

Projectoverzicht behorende bij 20.02: Korte termijn maatregelen (bedragen x € 1 mln.)
 

Budget

Planning

Projectomschrijving

huidig

vorig

Voorkeursbeslissing

Projecten Nationaal

     

Korte termijn aanpak files

100

 

nvt

Totaal korte termijn maatregelen

100

   

Begroting (IF 20.02)

100

   
20.03 Reserveringen

Motivering

Op dit artikelonderdeel zijn middelen gereserveerd voor beleidsprioriteiten of voorziene omstandigheden waarbij nog geen sprake is van een formele verkenning of gedragen uitwerking. Deze middelen zijn bestemd voor specifieke toekomstige opgaven. Dit zijn bijvoorbeeld de gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma’s. In deze gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma’s wordt de bereikbaarheidsopgave in deze gebieden adaptief en integraal opgepakt. Daarbij wordt nauw samengewerkt met de verschillende decentrale overheden. Wanneer duidelijk is hoe en wanneer de opgaven worden aangepakt bijvoorbeeld met een verkenning of andersoortige (korte termijn) maatregelen worden de gereserveerde middelen overgeboekt naar het betreffende productartikel of artikelonderdeel op artikel 20.

Belangrijkste (budgettaire) aanpassingen

Producten

Gebiedsprogramma’s MRA en MRDH: Zoals aangekondigd in de MIRT-brief in het najaar van 2016 is er voor de bereikbaarheidsprogramma’s Amsterdam (MRA) en bereikbaarheidsprogramma Rotterdam–Den Haag (MRDH) ieder € 200 miljoen gereserveerd uit de investeringsruimte Wegen (12.07). Deze middelen stonden gereserveerd op artikel 12.03.02 Verkenningen en Planuitwerkingen. Uit de € 200 miljoen voor het bereikbaarheidsprogramma Amsterdam (MRA) is € 30 miljoen gereserveerd voor de MIRT-verkenning A9 Rotterpolderplein (zie 20.01).

BenO Caribisch Nederland: In het Regeerakkoord is opgenomen dat vanuit de aanvullende middelen voor het Infrastructuurfonds € 5 miljoen per jaar structureel beschikbaar wordt gesteld voor de (structurele) exploitatie van infrastructuur op de BES-eilanden.

Maatregelenpakket Spoorgoederenvervoer: In juni 2018 is het maatregelpakket Spoorgoederenvervoer aangekondigd. Conform brief aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2017–2018, 29 984, nr. 782) wordt € 70 miljoen gereserveerd in deze begroting. Deze middelen worden overgeboekt vanuit de investeringsruimte Spoorwegen.

Projectoverzicht behorende bij 20.03: Reserveringen (bedragen x € 1 mln.)
 

Budget

 

Planning

Projectomschrijving

huidig

vorig

Voorkeursbeslissing

Gebiedsprogramma's

     

Projecten Noordwest-Nederland

     

Gebiedsprogramma Amsterdam

170

 

nnb

Projecten Zuidwest-Nederland

     

Gebiedsprogramma Rotterdam – Den Haag

200

 

nnb

Reserveringen

     

BenO Caribisch Nederland

75

 

nvt

Maatregelenpakket spoorgoederenvervoer

70

 

nvt

Overige reserveringen

     

Totaal reserveringen

515

   

Begroting (IF 20.03)

515

   
20.04 Generieke investeringsruimte

Motivering

Op dit artikelonderdeel is de generieke investeringsruimte tot en met 2032 begroot. Dit betreft de investeringsruimte waarvoor nog geen bestemming is aangegeven, en ook niet specifiek is toebedeeld aan een beleidsreservering, (gebieds)programma, verkenning of een modaliteit.

Deze generieke investeringsruimte is onder meer beschikbaar voor het kunnen opvangen van (toekomstige) risico’s en nieuwe beleidswensen onder andere op basis van de SVIR, toekomstbeelden en de NMCA. Deze investeringsruimte wordt jaarlijks gevoed door de verlenging van het fonds. Na bestuurlijke overleggen MIRT informeert het kabinet de Tweede Kamer over de voorstellen om de voor het huidig kabinet beschikbare investeringsruimte in te zetten.

Dit kabinet heeft het voornemen om het Infrastructuurfonds om te vormen tot een Mobiliteitsfonds. Kern van dit fonds is dat niet langer de modaliteit, maar de mobiliteit centraal staat. Tot 2030 zijn de financiële middelen verdeeld tussen de traditionele modaliteiten: wegen, spoorwegen en water. Middelen vanaf 2030 zijn gereserveerd voor het Mobiliteitsfonds en zullen op basis van een nieuw afweegkader en spelregels worden verdeeld.

Voor de conversie naar artikel 20 is gekozen om de mutaties die deze begroting hebben plaatsgevonden toe te lichten bij het voormalige artikelonderdeel 18.11 Investeringsruimte Generiek en daarna de budgetten over te hevelen naar artikel 20. Een toelichting van mutaties bij deze ontwerpbegroting is aldaar te vinden.

20.04 Generieke investeringsruimte (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal

0

0

0

0

0

0

0

0

(Vervolg) 20.04 Generieke investeringsruimte (bedragen x € 1.000)
 

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

Investeringsruimte

0

0

0

0

636.507

1.726.259

1.661.500

4.024.266

Totaal

0

0

0

0

636.507

1.726.259

1.661.500

4.024.266

20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit

Motivering

Op dit artikelonderdeel is investeringsruimte per modaliteit gereserveerd die beschikbaar is voor sectorspecifieke opgaven en risico’s.

Producten

Hieronder is per modaliteit een toelichting opgenomen. Tot en met Ontwerpbegroting 2018 waren deze investeringsruimten weergegeven bij de modaliteitartikelen op het Infrastructuurfonds. Voor de conversie naar artikel 20 is gekozen om de mutaties die deze begroting hebben plaatsgevonden toe te lichten bij de voormalige artikelen en daarna de budgetten over te hevelen naar artikel 20.

20.05.01 Wegen

Op dit artikelonderdeel wordt de voor dit artikel beschikbare investeringsruimte tot en met 2032 verantwoord. De investeringsruimte betreft de budgettaire ruimte waarvoor nog geen bestuurlijke of juridische verplichtingen zijn aangegaan, en ook geen verkenningen gestart. Deze ruimte is ook beschikbaar voor risico’s.

Een toelichting van mutaties bij deze ontwerpbegroting is te vinden onder artikelonderdeel 12.07 Investeringsruimte Hoofdwegennet.

20.05 Investeringsruimte Hoofdwegennet (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Investeringsruimte

0

13.000

31.000

31.000

31.000

31.000

97.275

100.775

Voorfinanciering vrachtwagenheffing

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal

0

13.000

31.000

31.000

31.000

31.000

97.275

100.775

(Vervolg) 20.05 Investeringsruimte Hoofdwegennet (bedragen x € 1.000)
 

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

Investeringsruimte

103.275

115.545

519.696

511.592

236.752

31.000

70.876

1.923.786

Voorfinanciering vrachtwagenheffing

0

0

0

– 5.266

0

0

0

– 5.266

Totaal

103.275

115.545

519.696

506.326

236.752

31.000

70.876

1.918.520

20.05.02 Spoor

Op dit artikelonderdeel wordt de voor dit artikel beschikbare investeringsruimte tot en met 2032 verantwoord. De investeringsruimte betreft de budgettaire ruimte waarvoor nog geen bestuurlijke of juridische verplichtingen zijn aangegaan, en ook geen verkenningen gestart. Deze ruimte is ook beschikbaar voor risico’s.

Een toelichting van mutaties bij deze ontwerpbegroting is te vinden onder artikelonderdeel 13.08 Investeringsruimte Spoorwegen.

20.05 Investeringsruimte Spoorwegen (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Investeringsruimte

0

9.897

18.726

14.867

90.135

113.135

143.485

159.544

Totaal

0

9.897

18.726

14.867

90.135

113.135

143.485

159.544

(Vervolg) 20.05 Investeringsruimte Spoorwegen (bedragen x € 1.000)
 

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

Investeringsruimte

169.544

132.865

97.064

412.091

87.461

125.181

197.642

1.771.637

Totaal

169.544

132.865

97.064

412.091

87.461

125.181

197.642

1.771.637

20.05.03 Vaarwegen

Op dit artikelonderdeel wordt de voor dit artikel beschikbare investeringsruimte tot en met 2032 verantwoord. De investeringsruimte betreft de budgettaire ruimte waarvoor nog geen bestuurlijke of juridische verplichtingen zijn aangegaan, en ook geen verkenningen gestart. Deze ruimte is ook beschikbaar voor risico’s.

Een toelichting van mutaties bij deze ontwerpbegroting is te vinden onder artikelonderdeel 15.07 Investeringsruimte Hoofdvaarwegennet.

20.05 Investeringsruimte Hoofdvaarwegennet (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal

0

0

0

0

0

0

0

0

(Vervolg) 20.05 Investeringsruimte Hoofdvaarwegennet (bedragen x € 1.000)
 

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

Investeringsruimte

28.725

55.112

53.059

87.164

14.612

0

9.000

247.672

Totaal

28.725

55.112

53.059

87.164

14.612

0

9.000

247.672

4. BIJLAGEN

BIJLAGE 1 VOEDING VAN HET INFRASTRUCTUURFONDS EN BEGROTINGSSTAAT PER PRODUCTARTIKELONDERDEEL

Bedragen x € 1.000

 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

12

Hoofdwegennet

Uitgaven

2.618.729

3.099.638

2.948.574

3.035.173

2.797.301

3.075.252

2.720.389

2.712.607

2.546.040

2.451.374

1.815.429

2.085.269

2.118.375

1.372.463

1.379.772

36.776.385

12.01

Verkeersmanagement

 

3.736

3.737

3.736

3.733

3.730

3.729

3.728

3.726

3.726

3.726

3.734

3.734

3.734

3.734

3.734

55.977

12.02

Beheer, onderhoud en vervanging

695.374

675.177

643.081

755.369

678.135

701.736

668.994

614.035

535.555

490.941

767.246

777.514

815.366

480.129

480.129

9.778.781

12.03

Aanleg

 

671.618

1.466.966

1.242.849

1.282.609

1.068.518

1.447.044

1.146.476

1.192.832

1.093.094

1.089.201

171.718

478.319

650.211

36.095

32.816

13.070.366

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

672.417

371.112

470.583

416.348

500.715

379.519

372.285

370.717

384.305

342.934

341.982

299.116

122.478

325.919

336.532

5.706.962

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

575.584

582.646

588.325

577.114

546.203

543.224

528.906

531.297

529.360

524.572

530.749

526.586

526.586

526.586

526.561

8.164.299

12.07

Investeringsruimte

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                     

12.09

Ontvangsten

Ontvangsten

107.338

73.126

112.388

104.763

135.217

58.297

70.217

44.860

44.812

44.132

48.332

43.632

43.632

43.634

39.571

1.013.951

 

Overige ontvangsten

 

107.338

73.126

112.388

104.763

112.378

14.665

26.585

1.228

1.180

500

4.700

0

0

0

0

558.851

 

Tolopgave

 

0

0

0

0

22.839

43.632

43.632

43.632

43.632

43.632

43.632

43.632

43.632

43.634

39.571

455.100

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

2.511.391

3.026.512

2.836.186

2.930.410

2.662.084

3.016.955

2.650.172

2.667.747

2.501.228

2.407.242

1.767.097

2.041.637

2.074.743

1.328.829

1.340.201

35.762.434

Bedragen x € 1.000

 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

13

Spoorwegen

Uitgaven

2.097.151

2.009.388

2.064.005

1.918.372

1.912.531

1.819.026

1.809.753

1.711.101

1.536.948

1.529.045

1.493.446

1.500.296

1.532.486

1.525.763

1.460.850

25.920.161

13.02

Beheer, onderhoud en vervanging

1.422.117

1.379.109

1.343.023

1.261.866

1.305.767

1.271.121

1.268.029

1.268.206

1.279.925

1.298.807

1.294.318

1.316.932

1.316.719

1.410.157

1.450.411

19.886.507

13.03

Aanleg

 

505.871

460.265

546.730

481.426

429.315

368.820

360.527

260.448

73.531

47.109

37.196

90.249

121.328

64.683

449

3.847.947

13.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

159.173

160.024

164.262

165.090

167.459

169.095

171.207

172.457

173.502

173.139

151.942

83.125

84.449

40.933

0

2.035.857

13.07

Rente en aflossing

 

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

149.850

13.08

Investeringsruimte

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                     

13.09

Ontvangsten

Ontvangsten

255.903

195.388

188.979

194.640

200.206

205.029

191.761

315.284

198.642

198.642

198.642

198.642

198.642

198.642

198.642

3.137.684

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

1.841.248

1.814.000

1.875.026

1.723.732

1.712.325

1.613.997

1.617.992

1.395.817

1.338.306

1.330.403

1.294.804

1.301.654

1.333.844

1.327.121

1.262.208

22.782.477

Bedragen x € 1.000

 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

14

Regionaal, lokale infrastructuur

Uitgaven

199.832

192.762

158.381

69.641

47.282

1.752

1.606

9.336

9.335

9.336

10.695

0

0

0

0

709.959

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

166.909

151.807

152.527

68.651

1.605

1.752

1.606

9.336

9.335

9.336

10.695

0

0

0

0

583.560

14.02

Regionale mobiliteitsfondsen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

14.03

RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

32.923

40.955

5.854

990

45.677

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

126.399

                                     

14.09

Ontvangsten

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

199.832

192.762

158.381

69.641

47.282

1.752

1.606

9.336

9.335

9.336

10.695

0

0

0

0

709.959

Bedragen x € 1.000

 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

15

Hoofdvaarwegennet

Uitgaven

873.105

1.291.388

1.187.727

1.067.776

862.430

762.574

722.228

754.866

789.325

845.541

678.015

669.237

803.431

597.926

598.136

12.503.705

15.01

Verkeersmanagement

 

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

129.825

15.02

Beheer, onderhoud en vervanging

349.606

363.039

376.367

329.346

336.183

317.654

319.074

291.193

216.167

216.128

305.205

276.471

243.940

221.100

221.100

4.382.573

15.03

Aanleg

 

167.772

364.110

356.991

344.833

144.980

75.576

58.899

119.887

229.301

284.839

22.741

34.993

201.896

4.577

21.694

2.433.089

15.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

34.345

240.431

129.319

75.628

71.244

60.853

35.476

35.984

35.570

35.001

37.938

45.642

45.464

60.118

43.211

986.224

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

312.727

315.153

316.395

309.314

301.368

299.836

300.124

299.147

299.632

300.918

303.476

303.476

303.476

303.476

303.476

4.571.994

15.07

Investeringsruimte

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                     

15.09

Ontvangsten

Ontvangsten

76.861

105.584

149.711

85.151

14.651

0

7.976

51.097

0

0

0

0

0

0

0

491.031

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

796.244

1.185.804

1.038.016

982.625

847.779

762.574

714.252

703.769

789.325

845.541

678.015

669.237

803.431

597.926

598.136

12.012.674

Bedragen x € 1.000

 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

17

Megaprojecten Verkeer en Vervoer

Uitgaven

377.045

692.068

717.742

934.550

878.000

771.735

510.628

465.593

341.024

343.681

616.003

238.068

157.838

3.704

0

7.047.679

17.02

Betuweroute

 

4.615

4.807

1.210

1.210

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

11.842

17.03

Hogesnelheidslijn-Zuid

 

1.674

2.188

6.435

6.475

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

16.772

17.06

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

23.267

17.475

969

255

255

255

255

255

255

255

59.160

0

0

0

0

102.656

17.07

ERTMS

 

94.594

217.960

225.340

308.829

306.566

275.428

127.172

165.283

136.408

138.421

108.500

81.043

154.208

0

0

2.339.752

17.08

ZuidasDok

 

123.987

187.941

265.302

231.290

148.609

79.026

57.689

24.805

3.003

9.185

291.468

975

0

0

0

1.423.280

17.10

PHS

 

128.908

261.697

218.486

386.491

422.570

417.026

325.512

275.250

201.358

195.820

156.875

156.050

3.630

3.704

0

3.153.377

                                     

17.09

Ontvangsten

 

154.538

72.020

89.215

106.636

28.458

20.434

76.293

7.521

0

0

80.387

0

0

0

0

635.502

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

222.507

620.048

628.527

827.914

849.542

751.301

434.335

458.072

341.024

343.681

535.616

238.068

157.838

3.704

0

6.412.177

Bedragen x € 1.000

 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

18

Overige uitgaven en ontvangsten

Uitgaven

18.110

893

787

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

445.202

445.202

910.195

18.06

Externe veiligheid

 

5.730

893

787

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

7.410

18.08

Netwerkoverstijgende kosten

12.380

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

12.380

18.11

Investeringsruimte

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

18.12

Nader toe te wijzen BenO en Vervanging

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

445.202

445.202

890.404

18.15

Ramingsbijstelling en Kasschuif

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

18.16

Reservering Omgevingswet

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                     

18.09

Ontvangsten

Ontvangsten

12.376

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

12.377

18.10

Saldo van de afgesloten rekeningen

78.728

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

78.728

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

– 72.994

893

787

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

445.202

445.202

819.090

Bedragen x € 1.000

 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

19

Bijdragen andere begrotingen Rijk

                               

19.09

Ontvangsten

Ontvangsten

5.515.228

6.921.916

6.637.549

6.634.493

6.309.147

6.504.240

5.886.117

5.778.117

5.345.762

5.269.725

5.171.046

5.461.177

5.450.188

5.590.222

5.589.765

88.064.692

Bedragen x € 1.000

 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

20

Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

Uitgaven

17.000

81.897

100.626

130.171

190.135

375.161

467.760

543.376

366.544

333.522

884.819

1.210.581

1.080.332

1.887.440

1.944.018

9.613.382

20.01

Verkenningen

 

2.000

4.000

7.900

36.304

50.000

211.026

222.000

278.057

60.000

25.000

110.000

30.000

0

0

0

1.036.287

20.02

Korte termijn mobiliteitsmaatregelen

10.000

30.000

30.000

30.000

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

100.000

20.03

Reserveringen

 

5.000

25.000

13.000

18.000

19.000

20.000

5.000

5.000

5.000

5.000

105.000

175.000

105.000

5.000

5.000

515.000

20.04

Generieke investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

636.507

1.726.259

1.661.500

4.024.266

20.05

Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit

0

22.897

49.726

45.867

121.135

144.135

240.760

260.319

301.544

303.522

669.819

1.005.581

338.825

156.181

277.518

3.937.829

                                     

20.09

Ontvangsten

Ontvangsten

0

0

0

30.000

0

17.500

0

0

0

0

0

0

0

0

0

47.500

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

17.000

81.897

100.626

100.171

190.135

357.661

467.760

543.376

366.544

333.522

884.819

1.210.581

1.080.332

1.887.440

1.944.018

9.565.882

                                     
 

Totaal uitgaven

 

6.200.972

7.368.034

7.177.842

7.155.683

6.687.679

6.805.500

6.232.364

6.196.879

5.589.216

5.512.499

5.498.407

5.703.451

5.692.462

5.832.498

5.827.978

93.481.465

 

Totaal ontvangsten

 

685.744

446.118

540.293

521.190

378.532

301.260

346.247

418.762

243.454

242.774

327.361

242.274

242.274

242.276

238.213

5.416.773

 

Totaal Bijdrage van hfdst XII (art 26)

5.515.228

6.921.916

6.637.549

6.634.493

6.309.147

6.504.240

5.886.117

5.778.117

5.345.762

5.269.725

5.171.046

5.461.177

5.450.188

5.590.222

5.589.765

88.064.692

BIJLAGE 2 VERDIEPINGSBIJLAGE

In de verdiepingsbijlage is per productartikel een meerjarige begrotingsmutatietabel opgenomen op artikelonderdeelniveau met daarbij de aansluiting tussen de vorige stand van de begroting en de nu voorgestelde stand. Dit voor de volledige looptijd van het fonds. Bij het toelichten van de begrotingsmutaties wordt de normering die is opgenomen in de leeswijzer gehanteerd. Dit houdt in dat de begrotingsmutaties, waarbij het verschil kleiner is dan de aangegeven norm niet worden toegelicht (tenzij beleidsmatig toch relevant). De begrotingsmutaties zijn in alfabetische volgorde in de tabellen opgenomen en worden ook in deze volgorde toegelicht.

Artikel 12 Hoofdwegennet

Totaal mutatie

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 12.01 Verkeersmgmt.

3.680

3.681

3.680

3.677

3.674

3.673

3.672

3.670

3.670

3.670

3.678

3.678

3.678

3.678

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 12.01 Verkeersmgmt.

3.680

3.681

3.680

3.677

3.674

3.673

3.672

3.670

3.670

3.670

3.678

3.678

3.678

3.678

0

Extrapolatie 2032

3.678

                           

3.678

Prijsbijstelling 2018

840

56

56

56

56

56

56

56

56

56

56

56

56

56

56

56

Mutaties Miljoenennota 2019

 

56

56

56

56

56

56

56

56

56

56

56

56

56

56

3.734

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 12.01 Verkeersmgmt.

3.736

3.737

3.736

3.733

3.730

3.729

3.728

3.726

3.726

3.726

3.734

3.734

3.734

3.734

3.734

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 12.02 Beheer, onderh & verv.

645.593

637.675

529.783

629.827

587.072

590.282

619.225

644.537

644.537

745.454

753.749

763.863

801.146

470.947

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

19.221

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 12.02 Beheer, onderh & verv.

664.814

637.675

529.783

629.827

587.072

590.282

619.225

644.537

644.537

745.454

753.749

763.863

801.146

470.947

0

A4 Delft–Schiedam

19.479

5.347

2.799

2.777

2.777

2.777

2.601

401

               

DBFM Afsluitdijk

– 38.196

 

– 6.606

– 2.430

– 2.430

– 2.430

– 2.430

– 2.430

– 2.430

– 2.430

– 2.430

– 2.430

– 2.430

– 2.430

– 2.430

– 2.430

Extrapolatie 2032

470.947

                           

470.947

Kasschuiven binnen Hoofdwegennet

0

– 37.848

– 5.669

30.992

12.537

83

– 704

303

303

3

           

Partieel uitvoeringsbesluit A1

17.124

     

1.427

1.427

1.427

1.427

1.427

1.427

1.427

1.427

1.427

1.427

1.427

1.427

Prijsbijstelling 2018

145.922

9.678

10.102

9.632

11.366

10.206

10.560

10.068

9.198

8.018

7.347

11.500

11.654

12.223

7.185

7.185

RWS Service Level Agreement

65.483

51.383

9.550

4.550

                       

Uitvoeringsbesluit A9 Schiphol–Amsterdam–Almere

24.000

             

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

VenR Rijkswaterstaat

– 8.889

2.000

27.326

67.777

99.865

79.000

100.000

40.000

– 42.000

– 119.000

– 263.857

         

Mutaties Miljoenennota 2019

 

30.560

37.502

113.298

125.542

91.063

111.454

49.769

– 30.502

– 108.982

– 254.513

13.497

13.651

14.220

9.182

480.129

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 12.02 Beheer, onderh & verv.

695.374

675.177

643.081

755.369

678.135

701.736

668.994

614.035

535.555

490.941

767.246

777.514

815.366

480.129

480.129

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 12.03 Aanleg

781.590

905.105

1.160.531

1.215.916

1.472.204

1.755.537

1.577.124

1.385.881

1.039.565

777.286

576.803

217.083

545.000

35.677

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

– 29.111

32.704

– 13.658

7.300

0

0

709

0

0

0

750

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 12.03 Aanleg

752.479

937.809

1.146.873

1.223.216

1.472.204

1.755.537

1.577.833

1.385.881

1.039.565

777.286

577.553

217.083

545.000

35.677

0

A15 Papendrecht – Sliedrecht

500

 

500

                         

A4 Delft–Schiedam

– 19.479

– 5.347

– 2.799

– 2.777

– 2.777

– 2.777

– 2.601

– 401

               

Aanvullend budget bruggen A27 Houten–Hooipolder

56.000

                   

56.000

       

Aanvullende post Infrastructuurfonds

760.900

285.317

504.088

239.679

32.343

28.157

38.309

– 28.203

– 33.297

– 32.918

– 28.778

– 221.347

– 22.450

     

Actualisatie tolgerelateerde uitgaven

– 13.831

   

– 599

– 4.251

– 5.868

– 3.113

                 

Beter Benutten; Blauwe Golf Verbindend

– 25

– 25

                           

Bijdragen derden Hoofdwegennet

1.497

 

1.497

                         

Duurzaamheidsmaatregelen RWS

0

9.300

– 1.100

– 1.700

– 2.000

– 2.300

– 2.200

                 

Extrapolatie 2032

46.218

                           

46.218

HXII: Beter Benutten

– 1.000

– 250

– 500

– 250

                       

Kasschuif Infrastructuurfonds

0

– 326.000

 

75.000

251.000

                     

Kasschuiven binnen Hoofdwegennet

0

– 90.914

91.397

42.671

– 50.514

– 111.758

4.474

– 6.962

– 2.786

– 3.430

– 4.997

– 59.612

295.417

– 101.049

4.226

– 6.163

Kasschuiven binnen Megaprojecten

0

21.059

– 14.251

– 50.991

– 35.577

– 1.052

36.696

108.438

46.101

1.602

62.704

– 175.295

566

     

Kasschuiven tussen modaliteiten

0

16.540

– 8.970

– 54.870

– 2.700

– 220.000

– 100.000

– 280.000

 

– 1.000

 

100.000

246.000

310.000

 

– 5.000

LNV: Infra Eco Network Europe

5

5

                           

N35 Knooppunt Raalte

12.500

       

12.500

                   

N59 (Energy Highway)

5.000

5.000

                           

Partieel uitvoeringsbesluit A1

– 12.424

   

1.200

– 1.427

– 1.427

– 1.427

2.073

– 1.427

– 1.427

– 1.427

– 1.427

– 1.427

– 1.427

– 1.427

– 1.427

PF/BCF: Bereikbaarheid Rotterdam–Den Haag

– 50

– 50

                           

Prijsbijstelling 2018

204.406

16.824

19.450

20.147

21.624

28.673

26.422

24.532

26.251

23.536

33.660

3.559

– 43.766

687

619

2.188

Prijsbijstelling 2018 (AP)

0

5.829

11.658

5.829

1.166

1.166

1.166

1.166

1.166

1.166

– 10.104

– 10.104

– 10.104

     

Programma's Fiets, DUMO en PIM

15.502

8.470

7.032

                         

Restant eerste fase Beter Benutten

– 45.300

– 11.325

– 11.325

– 11.325

– 11.325

                     

Rotterdamsebaan

– 457

 

– 457

                         

Saldo mee- en tegenvallers Hoofdwegennet

– 69.892

10

– 2.403

– 54.806

   

– 12.693

                 

Uitvoeringsbesluit A9 Schiphol–Amsterdam–Almere

– 24.000

             

– 3.000

– 3.000

– 3.000

– 3.000

– 3.000

– 3.000

– 3.000

– 3.000

Vaststelling subsidie Transferium Ridderkerk

0

– 125

                 

125

       

VenR Rijkswaterstaat

0

– 2.000

– 30.660

– 73.332

– 99.865

– 79.000

– 100.000

– 40.000

42.000

119.000

263.857

         

Voorbereidingsuitgaven vrachtheffing

4.087

– 1.179

0

               

5.266

       

Vorming artikel 20

– 1.293.787

– 12.000

– 34.000

– 37.900

– 36.304

– 50.000

– 193.526

– 212.000

– 268.057

– 50.000

 

– 100.000

– 200.000

– 100.000

   

Mutaties Miljoenennota 2019

 

– 80.861

529.157

95.976

59.393

– 403.686

– 308.493

– 431.357

– 193.049

53.529

311.915

– 405.835

261.236

105.211

418

32.816

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 12.03 Aanleg

671.618

1.466.966

1.242.849

1.282.609

1.068.518

1.447.044

1.146.476

1.192.832

1.093.094

1.089.201

171.718

478.319

650.211

36.095

32.816

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 12.04 GIV/PPS

581.030

455.632

460.687

410.514

397.500

367.071

360.979

363.972

376.467

334.809

323.776

393.981

24.997

334.074

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

– 14.000

– 159

– 159

– 159

– 159

– 159

249

669

571

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 12.04 GIV/PPS

567.030

455.473

460.528

410.355

397.341

366.912

361.228

364.641

377.038

334.809

323.776

393.981

24.997

334.074

0

Extrapolatie 2032

330.318

                           

330.318

Kasschuiven binnen Hoofdwegennet

0

92.971

– 91.148

– 28.311

– 1.524

23.886

5.728

4.288

– 666

232

1.802

11.950

– 100.394

95.329

– 14.143

 

Prijsbijstelling 2018

102.461

12.416

6.787

8.016

7.517

7.838

6.879

6.769

6.742

7.035

6.323

6.256

5.529

2.152

5.988

6.214

Tegenvaller MaVa (Botlekbrug)

102.000

   

30.350

 

71.650

                   

Mutaties Miljoenennota 2019

 

105.387

– 84.361

10.055

5.993

103.374

12.607

11.057

6.076

7.267

8.125

18.206

– 94.865

97.481

– 8.155

336.532

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 12.04 GIV/PPS

672.417

371.112

470.583

416.348

500.715

379.519

372.285

370.717

384.305

342.934

341.982

299.116

122.478

325.919

336.532

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 12.06 Netwerk HWN

564.089

552.488

552.704

546.112

513.419

516.273

507.026

507.821

508.763

508.115

516.452

516.452

516.452

516.452

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

0

48.928

48.929

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 12.06 Netwerk HWN

564.089

601.416

601.633

546.112

513.419

516.273

507.026

507.821

508.763

508.115

516.452

516.452

516.452

516.452

0

Aanvullende post Infrastructuurfonds

0

 

– 41.648

– 41.326

10.839

14.560

11.516

11.753

13.347

10.468

6.328

4.163

       

Actualisatie tolgerelateerde uitgaven

13.831

   

599

4.251

5.868

3.113

                 

BZK: Bouwagenda

– 640

– 200

– 200

– 200

– 40

                     

BZK: Klimaatenveloppe C02-meting catering

30

30

                           

BZK: Klimaatenveloppe MVI criteria

160

160

                           

Duurzaamheidsmaatregelen RWS

9.800

500

1.100

1.700

2.000

2.300

2.200

                 

Extrapolatie 2032

516.427

                           

516.427

HXII: Aanvullende taken KNMI

– 1.144

– 122

– 73

– 73

– 73

– 73

– 73

– 73

– 73

– 73

– 73

– 73

– 73

– 73

– 73

– 73

HXII: Basale Dienstverlening KNMI

– 9.260

– 500

– 500

– 500

– 500

– 660

– 660

– 660

– 660

– 660

– 660

– 660

– 660

– 660

– 660

– 660

HXII: Bedrijfsgeneeskundige zorg

270

18

18

18

18

18

18

18

18

18

18

18

18

18

18

18

HXII: Bijdrage aan RWS tbv circulaire economie

2.000

2.000

                           

HXII: Maatwerk KNMI-RWS

– 509

– 509

                           

Kasschuiven binnen Hoofdwegennet

0

– 1.699

367

1.332

                       

Loonbijstelling 2018

115.737

8.155

8.025

8.015

7.841

7.561

7.614

7.614

7.614

7.614

7.614

7.614

7.614

7.614

7.614

7.614

Prijsbijstelling 2018

49.803

3.662

3.531

3.540

3.544

3.210

3.223

3.228

3.230

3.230

3.230

3.235

3.235

3.235

3.235

3.235

Strategisch Capaciteitsmanagement RWS

18.430

 

7.276

8.032

3.122

                     

VenR Rijkswaterstaat

8.889

 

3.334

5.555

                       

Mutaties Miljoenennota 2019

 

11.495

– 18.770

– 13.308

31.002

32.784

26.951

21.880

23.476

20.597

16.457

14.297

10.134

10.134

10.134

526.561

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 12.06 Netwerk HWN

575.584

582.646

588.325

577.114

546.203

543.224

528.906

531.297

529.360

524.572

530.749

526.586

526.586

526.586

526.561

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 12.07 Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

229.616

237.272

196.045

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

287.576

463.440

199.353

44.182

43.717

50.825

50.825

50.825

50.825

50.825

50.075

50.825

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 12.07 Investeringsruimte

287.576

463.440

199.353

44.182

43.717

50.825

50.825

50.825

50.825

50.825

279.691

288.097

196.045

0

0

A15 Papendrecht – Sliedrecht

– 500

 

– 500

                         

Aanvullend budget bruggen A27 Houten–Hooipolder

– 56.000

                   

– 56.000

       

Aanvullende post Infrastructuurfonds

– 771.159

– 287.576

– 463.440

– 199.353

– 44.182

– 43.717

– 50.825

15.450

18.950

21.450

22.450

217.184

22.450

     

Bijdragen derden Hoofdwegennet

5.610

5.283

   

326

1

                   

Extrapolatie 2032

19.876

                           

19.876

Kasschuiven binnen Hoofdwegennet

0

50.345

15.214

– 26.727

– 4.130

87.787

– 9.055

3.638

3.638

3.638

3.638

48.105

– 194.580

6.163

6.163

6.163

Kustwacht

– 54.440

 

– 599

– 599

– 599

– 3.638

– 3.638

– 3.638

– 3.638

– 3.638

– 3.638

– 6.163

– 6.163

– 6.163

– 6.163

– 6.163

N35 Knooppunt Raalte

– 12.000

       

– 12.500

           

500

     

N59 (Energy Highway)

– 5.000

– 5.000

                           

Prijsbijstelling 2018

73.611

                     

73.611

     

Programma's Fiets, DUMO en PIM

– 13.920

– 6.703

– 7.217

                         

Restant eerste fase Beter Benutten

30.100

7.525

7.525

7.525

7.525

                     

Resterende beleidsruimte kabinet-Rutte II

277.714

                     

277.714

     

Risicoreservering DSO Omgevingswet

12.134

                     

2.427

9.707

   

RWS Service Level Agreement

– 65.483

– 51.383

– 9.550

– 4.550

                       

Saldo mee- en tegenvallers Hoofdwegennet

77.762

– 67

2.403

62.733

   

12.693

                 

Strategisch Capaciteitsmanagement RWS

– 18.430

 

– 7.276

– 8.032

– 3.122

                     

Tegenvaller MaVa (Botlekbrug)

– 102.000

   

– 30.350

 

– 71.650

                   

Vaststelling subsidie Transferium Ridderkerk

– 125

                   

– 125

       

Verplichtingen Hoofdwegennet

0

                             

Voorbereidingsuitgaven vrachtheffing

– 5.266

                   

– 5.266

       

Vorming artikel 20

– 1.448.710

           

– 66.275

– 69.775

– 72.275

– 73.275

– 477.426

– 464.056

– 205.752

 

– 19.876

Mutaties Miljoenennota 2019

 

– 287.576

– 463.440

– 199.353

– 44.182

– 43.717

– 50.825

– 50.825

– 50.825

– 50.825

– 50.825

– 279.691

– 288.097

– 196.045

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 12.07 Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                 

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting 2018 HWN

2.575.982

2.554.581

2.707.385

2.806.046

2.973.869

3.232.836

3.068.026

2.905.881

2.573.002

2.369.334

2.404.074

2.132.329

2.087.318

1.360.828

0

Totaal uitgaven stand eerste suppletoire begroting 2018 HWN

2.839.668

3.099.494

2.941.850

2.857.369

3.017.427

3.283.502

3.119.809

2.957.375

2.624.398

2.420.159

2.454.899

2.183.154

2.087.318

1.360.828

0

Totaal uitgaven stand Miljoenennota 2019 HWN

2.618.729

3.099.638

2.948.574

3.035.173

2.797.301

3.075.252

2.720.389

2.712.607

2.546.040

2.451.374

1.815.429

2.085.269

2.118.375

1.372.463

1.379.772

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 12.09 Ontvangsten HWN

90.402

55.343

90.501

148.914

133.540

57.345

63.078

43.034

43.130

43.034

47.234

42.534

42.534

46.733

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

– 1.818

5.850

241

– 859

– 159

– 159

958

669

571

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 12.09 Ontvangsten HWN

88.584

61.193

90.742

148.055

133.381

57.186

64.036

43.703

43.701

43.034

47.234

42.534

42.534

46.733

0

Bijdragen derden Hoofdwegennet

7.107

5.283

1.497

 

326

1

                   

Extrapolatie 2032

38.977

                           

38.977

Kasschuiven binnen Hoofdwegennet

0

12.855

10.161

19.957

– 43.631

– 2

443

1.267

489

443

443

443

443

443

– 3.754

 

Partieel uitvoeringsbesluit A1

4.700

   

1.200

     

3.500

               

Prijsbijstelling 2018

10.517

616

275

489

13

1.837

668

1.414

668

668

655

655

655

655

655

594

Mutaties Miljoenennota 2019

 

18.754

11.933

21.646

– 43.292

1.836

1.111

6.181

1.157

1.111

1.098

1.098

1.098

1.098

– 3.099

39.571

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 12.09 Ontvangsten HWN

107.338

73.126

112.388

104.763

135.217

58.297

70.217

44.860

44.812

44.132

48.332

43.632

43.632

43.634

39.571

A4 Delft–Schiedam

Het project A4 Delft–Schiedam is afgerond. Onderdeel van het aanlegcontract is het beheer en onderhoud van de tunnel technische installaties voor de eerste 8 jaar. Het hiervoor gereserveerde budget wordt overgeheveld naar het artikelonderdeel 12.02 Beheer, onderhoud en vervanging.

Aanvullend budget bruggen A27 Houten–Hooipolder

Het project A27 Houten–Hooipolder omvat onder meer de vervanging van drie bruggen. De vervanging van de Merwedebrug blijkt duurder te zijn dan eerder ingeschat, omdat conform eisen van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) de brug geen middenpijler mag bevatten. Hiertoe wordt € 56 miljoen overgeheveld vanuit de investeringsruimte Hoofdwegennet naar het projectbudget op artikelonderdeel 12.03.

Aanvullende post Infrastructuurfonds

Bij de Eerste suppletoire begroting is de verhoging van het Infrastructuurfonds verwerkt volgend uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III. Met uitzondering van eenmalig € 100 miljoen voor fietsinfrastructuur en structureel € 5 miljoen voor de exploitatie van infrastructuur op Caribisch Nederland, worden de middelen conform de bestaande verdeelsleutel tussen Hoofdwegennet, Spoorwegen en Hoofdvaarwegennet verdeeld. Vanaf het jaar 2030 wordt de jaarlijkse ophoging niet meer verdeeld naar modaliteit, maar toegevoegd aan de generieke investeringsruimte ten behoeve van de vorming van het Mobiliteitsfonds. De middelen die bestemd zijn voor het Hoofdwegennet worden als volgt ingezet: aanvullende apparaatsuitgaven voor Rijkswaterstaat (€ 97,9 miljoen) en IenW (begroting Hoofdstuk XII; € 14,0 miljoen); A2 Den Bosch–Deil (€ 449,9 miljoen); A15 Papendrecht–Gorinchem (€ 100,0 miljoen); A58 Breda–Tilburg (€ 35,0 miljoen); Korte termijnaanpak files (€ 100,0 miljoen) en Meer veilig (€ 50,0 miljoen). Het restant wordt nog niet direct aangewend en komt ten gunste van de investeringsruimte voor Hoofdwegennet.

Actualisatie tolgerelateerde uitgaven

Dit betreft een herschikking binnen de geraamde toluitgaven voor de A12/A15 Ressen–Oudbroeken en de A24 Blankenburgverbinding. Deze mutatie is het gevolg van een actualisatie van de verwachte inbreng van Rijkswaterstaat in de tolheffing.

Bijdragen derden Hoofdwegennet

Aan de hogere ontvangsten van per saldo € 7,1 miljoen liggen twee oorzaken ten grondslag. Een aantal meevallers bij aanlegprojecten leidt tot € 5,4 miljoen aan hogere ontvangsten. De omvangrijkste meevaller doet zich voor op het project A73 Venlo Maastricht, waar de aannemer te veel betaald werk terugboekt naar IenW (€ 2,3 miljoen). Deze ontvangsten worden toegevoegd aan de investeringsruimte van Hoofdwegennet. Daarnaast ontvangt IenW € 1,5 miljoen ten behoeve van het project N31 Leeuwarden (De Haak).

DBFM Afsluitdijk

In 2018 is de DBFM-aanbesteding van het project Afsluitdijk afgerond. De budgettaire reeksen worden omgezet om aan de beschikbaarheidsvergoedingen te kunnen voldoen. Gezien ook bepaalde weg- en vaarweginfrastructuur onderdeel is van het DBFM-contract, worden middelen overgeheveld vanuit artikel 12 Hoofdwegennet en artikel 15 Hoofdvaarwegennet naar het Deltafonds.

Duurzaamheidsmaatregelen RWS

Om invulling te geven aan de duurzaamheidsambities van de rijksoverheid (onder meer vormgegeven in Green Deal Elektronisch Vervoer), vergroent Rijkswaterstaat zijn wagenpark en worden zonnepanelen aangebracht op de verschillende gebouwen en steunpunten. De dekking vindt plaats uit het afgeroomde overschrijding van het eigen vermogen van Rijkswaterstaat in 2016.

Extrapolatie 2032

Conform vigerende werkwijze worden middelen die vrijkomen door de verlenging tot en met 2032 bij voorrang ingezet voor het dekken van de doorlopende verplichtingen, zoals de uitgaven die zijn benodigd voor de instandhouding en vervanging van het huidige areaal. De resterende ruimte wordt toegevoegd aan artikelonderdeel 18.11 Investeringsruimte. Tot slot zijn de ontvangsten van derden verwerkt.

HXII: Basale Dienstverlening KNMI

Het KNMI heeft onderzocht hoe de toekomstvastheid van het instituut geborgd kan worden. Zowel voor wat betreft haar bedrijfsvoering als haar taken gelet op technologische ontwikkeling. Hiertoe worden aanvullende middelen beschikbaar gesteld aan het KNMI. Dit betreft het aandeel van artikel 12 Hoofdwegennet.

Kasschuif Infrastructuurfonds

Volgend uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III is bij de Eerste suppletoire begroting 2018 € 2 miljard in de periode 2018 tot en met 2020 beschikbaar gesteld. Daarnaast is vanaf 2021 het Infrastructuurfonds met € 100 miljoen per jaar opgehoogd. Door de aard van de infrastructurele planning en de noodzakelijke voorbereidende besluitvorming is een aanloopperiode nodig, voordat de daadwerkelijke uitgaven aan projecten gedaan worden. Dit betekent dat een deel van de in 2018 jaar beschikbaar gestelde middelen niet besteed worden. Daarnaast zijn ook de uitgavenramingen van lopende projecten en programma’s geactualiseerd. Een nadere toelichting over de projecten en programma’s is opgenomen in de productartikelen en het MIRT-overzicht. Er wordt daarom € 700 miljoen verschoven van 2018 naar de jaren 2020 en 2021. Voor een nadere toelichting op de aanwending van de aanvullende middelen wordt verwezen naar «Aanvullende middelen Infrastructuurfonds volgend uit het regeerakkoord» in de infrastructuuragenda.

Kasschuiven binnen Hoofdwegennet

Om binnen een modaliteit tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren via het aanlegprogramma noodzakelijk. Op artikelonderdeel 12.07 Investeringsruimte doet zich een omvangrijke kasschuif voor als gevolg van onttrekkingen en toevoegingen aan de investeringsruimte. De investeringsruimte wordt grotendeels achterin de planhorizon van het Infrastructuurfonds geraamd. Daarnaast doet zich een omvangrijke kasschuif voor op artikelonderdeel 12.04 Geïntegreerde contractvormen. Dit komt met name door het project A15 Maasvlakte–Vaanplein, waar onder meer de betalingen voor de afbouw van het spoor over de nieuwe Botlekbrug en de sloop van de oude Botlekbrug grotendeels reeds in 2018 zullen plaatsvinden. Tot slot zijn diverse ontvangstenramingen geactualiseerd. De grootste ontvangstenschuif doet zich voor bij het project A7 Zuidelijke Ringweg Groningen, waarbij enkele ontvangsten reeds in 2018–2020 worden verwacht in plaats van 2021 zoals eerder geraamd.

Kasschuiven binnen Megaprojecten

Om binnen Megaprojecten Verkeer en Vervoer tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren via het aanlegprogramma van Hoofdwegennet noodzakelijk. De omvangrijkste kasschuif doet zich voor op artikelonderdeel 17.08 Zuidasdok door een geactualiseerde uitgavenraming naar aanleiding van de gunning van het contract. Dit heeft ook geleid tot een kasschuif op de ontvangsten gerelateerd aan het project Zuidasdok.

Kasschuiven tussen modaliteiten

Door diverse autonome wijzigingen van de programmering raakte de omvang van overprogrammering op de verschillende modaliteiten uit balans. Om voor alle modaliteiten tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren tussen alle modaliteiten in het Infrastructuurfonds noodzakelijk.

Kustwacht

De Kustwacht voert een aantal structurele taken uit die voortvloeien uit wet- en regelgeving. Tot op heden heeft IenW haar bijdrage aan deze taken steeds incidenteel gedekt. Via deze mutatie wordt structureel dekking geregeld voor luchtsurveillance en de benodigde personele capaciteit. Dekking vindt plaats uit de investeringsruimte van de verschillende modaliteiten van het Infrastructuurfonds (€ 101,8 miljoen) en Deltafonds (€ 25,4 miljoen).

Loonbijstelling 2018

Dit betreft de toegekende loonbijstelling tranche 2018 die vanuit de begroting Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Infrastructuurfonds.

N35 Knooppunt Raalte

Naar aanleiding van de afspraken uit het bestuurlijk overleg MIRT eind 2017 wordt budget gereserveerd voor het project N35 Knooppunt Raalte. Dekking vindt plaats uit de investeringsruimte van Hoofdwegennet (€ 12,0 miljoen) en Spoorwegennet (€ 0,5 miljoen).

N59 Verkeersveiligheid

Naar aanleiding van de afspraken uit het bestuurlijk overleg MIRT eind 2017 wordt budget gereserveerd voor de N59. Dekking vindt plaats uit de investeringsruimte van Hoofdwegennet (€ 5 miljoen).

Prijsbijstelling 2018

Dit betreft de toegekende prijsbijstelling tranche 2018 die vanuit de begroting Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Infrastructuurfonds.

Programma's Fiets, DUMO en PIM

In het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III wordt ingezet op slimme en duurzame mobiliteit. Om invulling hieraan te geven, worden drie programma's gestart, namelijk Fiets, Duurzame Mobiliteit (DUMO) en Programma Innovatie Mobiliteit (PIM). Dekking vindt plaats vanuit de investeringsruimte voor Wegen en Spoor conform de gebruikelijke verdeelsleutel gecorrigeerd voor Vaarwegen (wegen: 57,5% en spoor 42,5%). Een deel van de middelen wordt overgeheveld naar de begroting Hoofdstuk XII, onder meer voor inhuur en beleidsondersteuning en advies (BOA) van Rijkswaterstaat.

Restant eerste fase Beter Benutten

De eerste fase van het programma Beter Benutten is afgerond. Er resteert een deel van het beschikbaar gestelde budget (totaal € 45,3 miljoen). Dit restantbudget wordt naar rato verdeeld over de modaliteiten die destijds hebben bijgedragen aan het programma.

Resterende beleidsruimte kabinet-Rutte II

Het vorige kabinet heeft bij de verlenging van het Infrastructuurfonds tot en met 2030 besloten een deel van de investeringsruimte apart te zetten voor een volgend kabinet, de zogenoemde beleidsruimte. Met het aantreden van het kabinet-Rutte III kan de beleidsruimte betrokken worden bij de budgettaire besluitvorming. Een deel van de beleidsruimte staat in 2029. De middelen tot 2030 worden verdeeld over de modaliteiten middels de gebruikelijke verdeelsleutel (conform regeerakkoord kabinet-Rutte III). De beleidsruimte in 2030 is conform regeerakkoord gereserveerd voor het Mobiliteitsfonds.

Reservering Omgevingswet

De Omgevingswet valt sinds het kabinet Rutte-III onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De reservering op artikel 18.16 voor de Omgevingswet valt vrij. De middelen worden via de vigerende verdeelsleutel over de fondsen verdeeld. Dit betekent dat € 5,7 miljoen vloeit naar het Deltafonds. Binnen het Infrastructuurfonds wordt € 12,1 miljoen naar de investeringsruimte van Hoofdwegennet geboekt, € 9,0 miljoen naar de investeringsruimte van Spoorwegen en € 1,6 miljoen naar de investeringsruimte van Hoofdvaarwegennet.

RWS Service Level Agreement

Periodiek worden prestatieafspraken gemaakt met Rijkswaterstaat over beheer en onderhoud van het Hoofdwegen- en Hoofdvaarwegennet, zogenoemde Service Level Agreement (SLA). Wegens enkele endogene en exogene ontwikkelingen, namelijk de berging van het vrachtschip Sirena, hogere wegsleepkosten als gevolg van toename van het verkeer, onverwachte reparaties aan de Merwedebrug, de sanering van grond bij steunpunten, en hogere ICT-uitgaven worden ten laste van de investeringsruimte middelen toegevoegd aan de beheer- en onderhoudbudgetten van Hoofdwegen- en Hoofdvaarwegennet.

Saldo mee- en tegenvallers Hoofdwegennet

Dit betreft de verwerking van het saldo mee- en tegenvallers binnen het realisatieprogramma van Hoofdwegennet. Het saldo van € 77,8 miljoen wordt toegevoegd aan de investeringsruimte van Hoofdwegennet. De grootste meevallers doen zich voor bij het programma ZSM Spoedwet Wegverbreding, waar inmiddels vrijwel alle deelprojecten zijn opgeleverd (€ 54,8 miljoen), de Sluiskiltunnel (artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur; € 7,9 miljoen) en N35 Zwolle–Almelo (€ 7,5 miljoen). Hiertegenover staat een tegenvaller van € 5,5 miljoen op het project N35 Wierden–Almelo.

Strategisch Capaciteitsmanagement RWS

Middels het instrument strategisch capaciteitsmanagement (SCM) kijkt RWS meerjarig naar de productie en de daarbij benodigde capaciteit. Daarbij is op basis van rekenregels de benodigde capaciteit voor de verschillende RWS producten berekend. Hieruit volgt een capaciteitsbehoefte vanwege een toenemende beheer en onderhoudsopgave en het toegenomen aantal DBFM-contracten. Vanuit de investeringsruimte Hoofdwegennet en Hoofdvaarwegennet worden middelen overgeboekt naar netwerkgebonden kosten op desbetreffende modaliteiten.

Tegenvaller MaVa (Botlekbrug)

Bij het project A15 Maasvlakte–Vaanplein treden extra werkzaamheden bij de Botlekbrug op bij de realisatie van het spoordeel. Hiertoe worden middelen overgeheveld vanuit de investeringsruimte Hoofdwegennet naar artikelonderdeel 12.04 Geïntegreerde contractvormen.

Uitvoeringsbesluit A9 Schiphol–Amsterdam–Almere

Voor het project A9 Schiphol–Amsterdam–Almere is een uitvoeringsbesluiten genomen. Dientengevolge worden de gereserveerde middelen voor beheer en onderhoud door areaalgroei overgeboekt vanuit het projectbudget op 12.03 Aanleg naar 12.02 Beheer, onderhoud en vervanging.

VenR Rijkswaterstaat

De bij Rijkswaterstaat in beheer zijnde infrastructuur is aan een grootschalige opknapbeurt toe. Een groot deel van de infrastructuur stamt uit de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw, waardoor van veel bruggen, tunnels, viaducten en sluizen het einde van de technische levensduur nadert. Om de invulling te geven aan deze opgave, worden de voor Vervanging en Renovatie (VenR) gereserveerde middelen middels een kasschuif naar voren gehaald.

Voorbereidingsuitgaven vrachtheffing

In het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III is opgenomen dat zo spoedig mogelijk een vrachtwagenheffing wordt ingevoerd. Hiertoe wordt een beleidskader opgesteld waarin de beleidsuitgangspunten van de heffing worden vastgelegd. Dit document wordt eind 2018 naar de Tweede Kamer gestuurd. De uitgaven die hiermee gepaard gaan, worden voorgefinancierd vanuit de investeringsruimte van Hoofdwegennet. De verantwoording van de uitgaven aan apparaat en inhuur vindt plaats op de begroting Hoofdstuk XII. Hiertoe wordt € 1,2 miljoen overgeheveld naar de begroting Hoofdstuk XII.

Vorming artikel 20

In 2017 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het voornemen om bij de begroting 2019 het artikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte te creëren (TK 34 775 A, nr. 5). Een belangrijk verbetering is dat in tegenstelling tot voorheen via het nieuwe artikel alle flexibele budgetten op één plek binnen het Infrastructuurfonds inzichtelijk worden gemaakt. Het gaat om de investeringsruimte, reserveringen die worden aangehouden en om de projectbudgetten gedurende de verkenningsfase. Dit betreft de budgettaire verwerking van de introductie van het nieuwe artikel, waarbij de uitgangspunten zijn gehanteerd zoals opgenomen in de Kamerbrief «Aanvullende informatie productartikel 20» (TK 34 775 A, nr. 60). De investeringsruimte van Hoofdwegennet, Spoorwegen en Hoofdvaarwegennet, alsmede de generieke investeringsruimte, wordt naar artikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte overgeheveld. Aanvullend worden de reserveringen voor de gebiedsprogramma’s, de middelen voor korte termijnaanpak files, en nieuwe verkenningen overgeheveld naar het nieuwe artikel.

Artikel 13 Spoorwegen

Totaal mutatie

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 13.02 Beheer, onderh.& verv.

1.245.258

1.238.568

1.293.225

1.305.578

1.274.758

1.277.728

1.282.479

1.257.016

1.287.050

1.293.688

1.300.256

1.343.567

1.343.590

1.382.646

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

– 70.642

– 4.314

– 6.515

– 5.805

– 4.744

– 2.839

– 2.636

– 5.998

– 1.489

– 1.529

– 1.519

– 4.555

– 4.788

– 4.810

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 13.02 Beheer, onderh.& verv.

1.174.616

1.234.254

1.286.710

1.299.773

1.270.014

1.274.889

1.279.843

1.251.018

1.285.561

1.292.159

1.298.737

1.339.012

1.338.802

1.377.836

0

Aflossing lening ProRail

92.498

6.607

6.607

6.607

6.607

6.607

6.607

6.607

6.607

6.607

6.607

6.607

6.607

6.607

6.607

 

Beheer, onderhoud en vervanging Spoor

0

215.000

113.000

25.000

– 68.000

5.000

– 34.000

– 42.000

– 13.000

– 36.000

– 24.000

– 35.000

– 53.000

– 53.000

   

Extrapolatie 2032

1.428.615

                           

1.428.615

Indexeringsverschil BOV

63.322

4.523

4.523

4.523

4.523

4.523

4.523

4.523

4.523

4.523

4.523

4.523

4.523

4.523

4.523

 

Prijsbijstelling 2018

298.848

21.371

20.725

20.183

18.963

19.623

19.102

19.056

19.058

19.234

19.518

19.451

19.790

19.787

21.191

21.796

Mutaties Miljoenennota 2019

 

247.501

144.855

56.313

– 37.907

35.753

– 3.768

– 11.814

17.188

– 5.636

6.648

– 4.419

– 22.080

– 22.083

32.321

1.450.411

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 13.02 Beheer, onderh.& verv.

1.422.117

1.379.109

1.343.023

1.261.866

1.305.767

1.271.121

1.268.029

1.268.206

1.279.925

1.298.807

1.294.318

1.316.932

1.316.719

1.410.157

1.450.411

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 13.03 Aanleg

766.273

635.907

593.477

719.958

684.418

441.138

375.347

626.617

304.664

321.922

323.384

192.882

203.007

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

47.784

41.055

18.845

35.704

34.889

– 1.811

– 1.916

– 2.464

– 3.214

– 3.195

– 3.226

– 211

– 2

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 13.03 Aanleg

814.057

676.962

612.322

755.662

719.307

439.327

373.431

624.153

301.450

318.727

320.158

192.671

203.005

0

0

Aanvullende post Infrastructuurfonds

395.000

212.322

373.098

183.404

28.453

3.848

– 34.975

– 57.475

– 54.475

– 69.475

– 37.475

– 86.675

– 65.575

     

Beheer, onderhoud en vervanging Spoor

0

– 215.000

– 113.000

– 25.000

68.000

– 5.000

34.000

42.000

13.000

36.000

24.000

35.000

53.000

53.000

   

Bijdragen derden Spoorwegen

760

760

                           

DF: Afwikkeling Hanzelijn

– 2.000

– 2.000

                           

Grootprojectstatus PHS

– 3.003.377

– 203.908

– 261.697

– 193.486

– 336.491

– 422.570

– 417.026

– 325.512

– 275.250

– 201.358

– 195.820

– 156.875

– 6.050

– 3.630

– 3.704

 

Kasschuif Infrastructuurfonds

0

– 116.906

 

46.460

70.446

                     

Kasschuif Rijksbrede budgettaire beeld

0

 

– 100.000

– 150.000

   

250.000

                 

Kasschuiven binnen Megaprojecten

0

37.833

54.651

– 8.204

– 7.685

– 41.795

– 34.801

           

1

   

Kasschuiven binnen Regionaal, lokale infrastructuur

0

5.131

– 46.617

16.309

27.829

– 41.498

38.846

                 

Kasschuiven binnen Spoorwegen

0

51.647

– 5.922

– 11.355

– 10.913

– 53.595

– 63.344

– 66.075

– 61.236

– 63.269

– 63.980

– 49.748

146.724

190.044

65.573

– 4.551

Kasschuiven tussen modaliteiten

0

– 75.000

– 125.000

65.000

– 125.000

255.000

137.500

367.500

 

51.000

 

– 50.000

– 176.000

– 330.000

 

5.000

Prijsbijstelling 2018

100.620

4.836

5.243

7.330

9.264

9.757

10.932

15.097

13.395

18.322

9.117

32.667

– 47.062

8.908

2.814

 

Prijsbijstelling 2018 (AP)

0

4.303

8.607

4.303

861

861

861

861

861

861

– 7.460

– 7.460

– 7.459

     

Saldo mee- en tegenvallers Spoorwegen

– 18.488

– 12.075

– 6.060

– 353

                       

Schiedam–Rotterdam Plan D

24.200

     

1.000

5.000

7.500

10.700

               

Vaststelling subsidie Transferium Ridderkerk

0

– 129

                 

129

       

Mutaties Miljoenennota 2019

 

– 308.186

– 216.697

– 65.592

– 274.236

– 289.992

– 70.507

– 12.904

– 363.705

– 227.919

– 271.618

– 282.962

– 102.422

– 81.677

64.683

449

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 13.03 Aanleg

505.871

460.265

546.730

481.426

429.315

368.820

360.527

260.448

73.531

47.109

37.196

90.249

121.328

64.683

449

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 13.04 GIV/PPS

162.258

147.583

156.570

160.882

161.053

171.057

172.787

173.656

174.177

173.103

168.132

77.180

77.180

38.590

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

17.208

2.777

1.664

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 13.04 GIV/PPS

179.466

150.360

158.234

160.882

161.053

171.057

172.787

173.656

174.177

173.103

168.132

77.180

77.180

38.590

0

Kasschuiven binnen Spoorwegen

0

– 20.293

9.664

6.028

4.208

6.406

– 1.962

– 1.580

– 1.199

– 675

36

– 16.190

5.945

7.269

2.343

 

Mutaties Miljoenennota 2019

 

– 20.293

9.664

6.028

4.208

6.406

– 1.962

– 1.580

– 1.199

– 675

36

– 16.190

5.945

7.269

2.343

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 13.04 GIV/PPS

159.173

160.024

164.262

165.090

167.459

169.095

171.207

172.457

173.502

173.139

151.942

83.125

84.449

40.933

0

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 13.07 Rente & afl.

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 13.07 Rente & afl.

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

0

Aflossing lening ProRail

– 92.498

– 6.607

– 6.607

– 6.607

– 6.607

– 6.607

– 6.607

– 6.607

– 6.607

– 6.607

– 6.607

– 6.607

– 6.607

– 6.607

– 6.607

 

Extrapolatie 2032

9.990

                           

9.990

Mutaties Miljoenennota 2019

 

– 6.607

– 6.607

– 6.607

– 6.607

– 6.607

– 6.607

– 6.607

– 6.607

– 6.607

– 6.607

– 6.607

– 6.607

– 6.607

– 6.607

9.990

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 13.07 Rente & afl.

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 13.08 Investeringsruimte

0

15.500

35.162

29.000

49.000

6.000

9.500

21.300

16.300

16.300

16.299

350.224

285.172

200.662

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

225.565

390.998

173.704

25.953

26.348

37.525

37.525

37.525

37.525

37.525

37.525

37.525

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 13.08 Investeringsruimte

225.565

406.498

208.866

54.953

75.348

43.525

47.025

58.825

53.825

53.825

53.824

387.749

285.172

200.662

0

Aanvullende post Infrastructuurfonds

– 644.000

– 212.322

– 393.098

– 193.404

– 43.453

– 19.848

17.975

45.475

42.475

57.475

12.475

– 23.325

65.575

     

Bijdragen derden Spoorwegen

13.001

 

919

– 1.000

– 922

– 345

1.038

1.239

3.018

1.509

1.509

1.509

1.509

1.509

1.509

 

Extrapolatie 2032

197.642

                           

197.642

Indexeringsverschil BOV

– 63.322

– 4.523

– 4.523

– 4.523

– 4.523

– 4.523

– 4.523

– 4.523

– 4.523

– 4.523

– 4.523

– 4.523

– 4.523

– 4.523

– 4.523

 

Kasschuiven binnen Spoorwegen

0

– 31.354

– 3.742

5.327

6.705

47.189

65.306

67.655

62.435

63.944

63.944

65.938

– 152.669

– 197.313

– 67.916

4.551

Kustwacht

– 40.200

 

– 443

– 443

– 443

– 2.686

– 2.686

– 2.686

– 2.686

– 2.686

– 2.686

– 4.551

– 4.551

– 4.551

– 4.551

– 4.551

N35 Knooppunt Raalte

– 500

                     

– 500

     

PHS: Amsterdam Centraal

– 150.000

                     

– 150.000

     

Prijsbijstelling 2018

54.348

                     

54.348

     

Programma's Fiets, DUMO en PIM

– 10.278

– 4.954

– 5.324

                         

Restant eerste fase Beter Benutten

14.200

3.550

3.550

3.550

3.550

                     

Resterende beleidsruimte kabinet-Rutte II

205.041

                     

205.041

     

Risicoreservering DSO Omgevingswet

8.959

                     

1.792

7.167

   

Saldo mee- en tegenvallers Spoorwegen

30.451

24.038

6.060

353

                       

Schiedam–Rotterdam Plan D

– 24.200

     

– 1.000

– 5.000

– 7.500

– 10.700

               

Vaststelling subsidie Transferium Ridderkerk

– 129

                   

– 129

       

Vorming artikel 20

– 1.746.675

 

– 9.897

– 18.726

– 14.867

– 90.135

– 113.135

– 143.485

– 159.544

– 169.544

– 124.544

– 88.743

– 403.771

– 87.461

– 125.181

– 197.642

Mutaties Miljoenennota 2019

 

– 225.565

– 406.498

– 208.866

– 54.953

– 75.348

– 43.525

– 47.025

– 58.825

– 53.825

– 53.825

– 53.824

– 387.749

– 285.172

– 200.662

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 13.08 Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                 

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting 2018 Spoorwegen

2.190.386

2.054.155

2.095.031

2.232.015

2.185.826

1.912.520

1.856.710

2.095.186

1.798.788

1.821.610

1.824.668

1.980.450

1.925.546

1.638.495

0

Totaal uitgaven stand eerste suppletoire begroting 2018 Spoorwegen

2.410.301

2.484.671

2.282.729

2.287.867

2.242.319

1.945.395

1.889.683

2.124.249

1.831.610

1.854.411

1.857.448

2.013.209

1.920.756

1.633.685

0

Totaal uitgaven stand Miljoenennota 2019 Spoorwegen

2.097.151

2.009.388

2.064.005

1.918.372

1.912.531

1.819.026

1.809.753

1.711.101

1.536.948

1.529.045

1.493.446

1.500.296

1.532.486

1.525.763

1.460.850

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 13.09 Ontvangsten spoorw.

314.250

202.214

197.329

202.263

207.106

208.641

195.074

320.728

201.836

201.857

201.878

201.899

201.921

201.943

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

55.930

– 4.245

– 7.350

– 6.701

– 6.555

– 4.650

– 4.552

– 8.462

– 4.703

– 4.724

– 4.745

– 4.766

– 4.788

– 4.810

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 13.09 Ontvangsten spoorw.

370.180

197.969

189.979

195.562

200.551

203.991

190.522

312.266

197.133

197.133

197.133

197.133

197.133

197.133

0

Bijdragen derden Spoorwegen

13.761

760

919

– 1.000

– 922

– 345

1.038

1.239

3.018

1.509

1.509

1.509

1.509

1.509

1.509

 

Extrapolatie 2032

198.642

                           

198.642

Grootprojectstatus PHS

– 130.500

– 127.000

– 3.500

                         

Saldo mee- en tegenvallers Spoorwegen

11.963

11.963

                           

Mutaties Miljoenennota 2019

 

– 114.277

– 2.581

– 1.000

– 922

– 345

1.038

1.239

3.018

1.509

1.509

1.509

1.509

1.509

1.509

198.642

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 13.09 Ontvangsten spoorw.

255.903

195.388

188.979

194.640

200.206

205.029

191.761

315.284

198.642

198.642

198.642

198.642

198.642

198.642

198.642

Aanvullende post Infrastructuurfonds

Bij de Eerste suppletoire begroting is de verhoging van het Infrastructuurfonds verwerkt volgend uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III. Met uitzondering van eenmalig € 100 miljoen voor fietsinfrastructuur en structureel € 5 miljoen voor de exploitatie van infrastructuur op Caribisch Nederland, worden de middelen conform de bestaande verdeelsleutel tussen Hoofdwegennet, Spoorwegen en Hoofdvaarwegennet verdeeld. Vanaf het jaar 2030 wordt de jaarlijkse ophoging niet meer verdeeld naar modaliteit, maar toegevoegd aan de generieke investeringsruimte ten behoeve van de vorming van het Mobiliteitsfonds. De middelen die bestemd zijn voor Spoorwegen worden als volgt ingezet: aanvullende apparaatsuitgaven voor IenW (begroting Hoofdstuk XII; € 14,0 miljoen); Grensoverschrijdend Spoorvervoer (€ 10,0 miljoen), Programma Behandelen en Opstellen (€ 150,0 miljoen), Programma Kleine Functiewijzigingen (€ 75,0 miljoen), Programma Overwegen (€ 50,0 miljoen), Programma Spoorgoederenvervoer (€ 70 miljoen), studie en innovatiebudget (€ 25,0 miljoen), Vervolgfase Beter en Meer (€ 11,0 miljoen) en vijfde en zesde spoor Amsterdam Zuid (€ 165 miljoen). Het restant wordt nog niet direct aangewend en komt ten gunste van de investeringsruimte voor Spoorwegen.

Aflossing lening ProRail

Voor het beheer, onderhoud en vervanging van de Spoorwegen ontvangt ProRail jaarlijks een subsidie. De subsidiebeschikking wordt verantwoord op artikelonderdeel 13.02 Beheer, Onderhoud en Vervanging, alsmede 13.07 Rente en Aflossing, waar de uitgaven van ProRail voor rente en aflossing worden apart inzichtelijk worden gemaakt. Door een aflossing van een lening door ProRail treedt een rentevrijval van in totaal € 92,5 miljoen op. De lagere uitgaven op 13.07 Rente en Aflossing worden toegevoegd aan artikelonderdeel 13.02 Beheer, Onderhoud en Vervanging.

Beheer, onderhoud en vervanging Spoor

ProRail wil een aantal urgente werkzaamheden uitvoeren in 2018 en 2019. De hiervoor beschikbare middelen staan in latere jaren binnen het Infrastructuurfonds geraamd. Deze middelen worden middels een kasschuif binnen artikel 13 Spoorwegen naar voren gehaald.

Bijdragen derden Spoorwegen

Er liggen drie oorzaken ten grondslag aan de per saldo hogere ontvangsten van € 13,8 miljoen. Vanwege indexering van de HSL-concessievergoeding wordt € 18,7 miljoen toegevoegd aan de investeringsruimte. Daarnaast is voor de financiering van het toegankelijk maken van de sprinters een overeenkomst gesloten met NS. Afgesproken is dat de kosten hiervan in mindering worden gebracht op de concessievergoeding die de NS aan IenW betaalt. Dekking van de lagere ontvangsten komt uit de investeringsruimte van Spoorwegen (€ 5,7 miljoen). Tot slot wordt € 0,8 miljoen ontvangen van ProRail voor een afrekening met betrekking tot het project Partiele spooruitbreiding Groningen–Leeuwarden.

Extrapolatie 2032

Conform vigerende werkwijze worden middelen die vrijkomen door de verlenging tot en met 2032 bij voorrang ingezet voor het dekken van de doorlopende verplichtingen, zoals de uitgaven die zijn benodigd voor de instandhouding en vervanging van het huidige areaal. De resterende ruimte wordt toegevoegd aan artikelonderdeel 18.11 Investeringsruimte. Tot slot zijn de ontvangsten van derden verwerkt.

Grootprojectstatus PHS

Het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) heeft tot doel op de drukste trajecten in het land te komen tot hoogfrequent spoorvervoer en een toekomst vaste routering van het goederenvervoer met zo intensief mogelijk gebruik van de Betuweroute. Op 4 juni 2010 heeft het kabinet een voorkeursbeslissing genomen over PHS (Kamerstukken II 2017–2018, 32 404, nr. 74). Inmiddels zijn een aantal projecten uitgevoerd en een aantal projecten staat aan de start van uitvoering. Op 24 januari 2018 is aan de Tweede Kamer voorgesteld om PHS aan te wijzen als groot project (Kamerstukken II 2017–2018, 32 404, nr. 82). De kamer heeft hiermee op 6 februari 2018 ingestemd. Dit betekent dat de budgetten van PHS en de budgetten voor OV-SAAL (welke onder de scope van PHS vallen) worden overgeheveld van artikel 13 Spoorwegen naar artikel 17 Megaprojecten Verkeer en Vervoer. Op artikel 17 wordt hiervoor artikelonderdeel 17.10 Programma Hoogfrequent Spoorvervoer gecreëerd.

Indexeringsverschil BOV

De budgetten voor Beheer, Onderhoud en Vervangingen worden jaarlijks geïndexeerd met een loon- en prijsbijstelling. Deze indexatie gaat niet altijd gelijk op met de loon- en prijsstijgingen waar ProRail mee geconfronteerd wordt in de markt. Zoals vermeld in een Kamerbrief is een risicoreservering getroffen (Kamerstukken II 2017–2018, 29 984, nr. 735). Uit deze risicoreservering wordt € 63,3 miljoen overgeheveld vanuit de investeringsruimte spoor naar artikelonderdeel 13.02 Beheer, Onderhoud en Vervanging.

Kasschuif Infrastructuurfonds

Volgend uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III is bij de Eerste suppletoire begroting 2018 € 2 miljard in de periode 2018 tot en met 2020 beschikbaar gesteld. Daarnaast is vanaf 2021 het Infrastructuurfonds met € 100 miljoen per jaar opgehoogd. Door de aard van de infrastructurele planning en de noodzakelijke voorbereidende besluitvorming is een aanloopperiode nodig, voordat de daadwerkelijke uitgaven aan projecten gedaan worden. Dit betekent dat een deel van de in 2018 jaar beschikbaar gestelde middelen niet besteed worden. Daarnaast zijn ook de uitgavenramingen van lopende projecten en programma’s geactualiseerd. Een nadere toelichting over de projecten en programma’s is opgenomen in de productartikelen en het MIRT-overzicht. Er wordt daarom € 700 miljoen verschoven van 2018 naar de jaren 2020 en 2021. Voor een nadere toelichting op de aanwending van de aanvullende middelen wordt verwezen naar «Aanvullende middelen Infrastructuurfonds volgend uit het regeerakkoord» in de infrastructuuragenda.

Kasschuif Rijksbrede budgettaire beeld

Ten behoeve van het Rijksbrede budgettaire beeld faciliteert IenW op het Infrastructuurfonds een kasschuif van € 100 miljoen en € 150 miljoen uit respectievelijk 2019 en 2020 naar 2023.

Kasschuiven binnen Megaprojecten

Om binnen Megaprojecten Verkeer en Vervoer tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren via het aanlegprogramma van Spoorwegen noodzakelijk. Op artikelonderdeel 17.07 ERTMS doet een omvangrijke kasschuif voor als gevolg van een geactualiseerde uitgavenraming.

Kasschuiven binnen Regionaal, lokale infrastructuur

Om binnen Regionaal, lokale infrastructuur tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren via het aanlegprogramma van Spoorwegen noodzakelijk. De omvangrijkste kasschuiven doen zich voor op artikelonderdeel 14.01 Grote regionaal/lokale projecten bij het project Rotterdamsebaan – waar enkele betalingen reeds in 2019 en 2020 verwacht worden gelet op de voortgang van het project – en artikelonderdeel 14.03 RSP-ZZL: Pakket Bereikbaarheid.

Kasschuiven binnen Spoorwegen

Om binnen een modaliteit tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren via het aanlegprogramma noodzakelijk. Op artikelonderdeel 13.08 Investeringsruimte doet zich een omvangrijke kasschuif voor als gevolg van onttrekkingen en toevoegingen aan de investeringsruimte. De investeringsruimte wordt grotendeels achterin de planhorizon van het Infrastructuurfonds geraamd. Tevens doet zich een omvangrijke kasschuif voor op de beschikbaarheidsvergoedingen aan het consortium Infraspeed (artikelonderdeel 13.04) als gevolg van geactualiseerde uitgavenramingen.

Kasschuiven tussen modaliteiten

Door diverse autonome wijzigingen van de programmering raakte de omvang van overprogrammering op de verschillende modaliteiten uit balans. Om voor alle modaliteiten tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren tussen alle modaliteiten in het Infrastructuurfonds noodzakelijk.

Kustwacht

De Kustwacht voert een aantal structurele taken uit die voortvloeien uit wet- en regelgeving. Tot op heden heeft IenW haar bijdrage aan deze taken steeds incidenteel gedekt. Via deze mutatie wordt structureel dekking geregeld voor luchtsurveillance en de benodigde personele capaciteit. Dekking vindt plaats uit de investeringsruimte van de verschillende modaliteiten van het Infrastructuurfonds (€ 101,8 miljoen) en Deltafonds (€ 25,4 miljoen).

PHS: Amsterdam Centraal

In juni is de Tweede Kamer geïnformeerd over de investering in de capaciteitsuitbreiding van Amsterdam Centraal Station (Kamerstukken II 2017–2018, 32 404, nr. 86). De investering loopt via het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS). Hiertoe wordt € 150 miljoen vanuit de investeringsruimte van Spoorwegen toegevoegd aan artikelonderdeel 17.10 Programma Hoogfrequent Spoorvervoer.

Prijsbijstelling 2018

Dit betreft de toegekende prijsbijstelling tranche 2018 die vanuit de begroting Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Infrastructuurfonds.

Programma's Fiets, DUMO en PIM

In het Regeerakkoord wordt ingezet op slimme en duurzame mobiliteit. Om invulling hieraan te geven, worden drie programma's gestart, namelijk Fiets, Duurzame Mobiliteit (DUMO) en Programma Innovatie Mobiliteit (PIM). Dekking vindt plaats vanuit de investeringsruimte voor Wegen en Spoor conform de gebruikelijke verdeelsleutel gecorrigeerd voor Vaarwegen (wegen: 57,5% en spoor 42,5%). Een deel van de middelen wordt overgeheveld naar de begroting Hoofdstuk XII, onder meer voor inhuur en beleidsondersteuning en advies (BOA) van Rijkswaterstaat.

Restant eerste fase Beter Benutten

De eerste fase van het programma Beter Benutten is afgerond. Er resteert een deel van het beschikbaar gestelde budget (totaal € 45,3 miljoen). Dit restantbudget wordt naar rato verdeeld over de modaliteiten die destijds hebben bijgedragen aan het programma.

Resterende beleidsruimte kabinet-Rutte II

Het vorige kabinet heeft bij de verlenging van het Infrastructuurfonds tot en met 2030 besloten een deel van de investeringsruimte apart te zetten voor een volgend kabinet, de zogenoemde beleidsruimte. Met het aantreden van het kabinet-Rutte III kan de beleidsruimte betrokken worden bij de budgettaire besluitvorming. Een deel van de beleidsruimte staat in 2029. De middelen tot 2030 worden verdeeld over de modaliteiten middels de gebruikelijke verdeelsleutel (conform regeerakkoord kabinet-Rutte III). De beleidsruimte in 2030 is conform regeerakkoord gereserveerd voor het Mobiliteitsfonds.

Reservering Omgevingswet

De Omgevingswet valt sinds het kabinet Rutte-III onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De reservering op artikel 18.16 voor de Omgevingswet valt vrij. De middelen worden via de vigerende verdeelsleutel over de fondsen verdeeld. Dit betekent dat € 5,7 miljoen vloeit naar het Deltafonds. Binnen het Infrastructuurfonds wordt € 12,1 miljoen naar de investeringsruimte van Hoofdwegennet geboekt, € 9,0 miljoen naar de investeringsruimte van Spoorwegen en € 1,6 miljoen naar de investeringsruimte van Hoofdvaarwegennet.

Saldo mee- en tegenvallers Spoorwegen

Dit betreft de verwerking van het saldo mee- en tegenvallers binnen het realisatieprogramma van Spoorwegen. Het saldo van € 30,5 miljoen wordt toegevoegd aan de investeringsruimte van Spoorwegen. De grootste meevallers doen zich voor bij het programma Spoorse Doorsnijdingen, waar een gemeente een verstrekte subsidie terugbetaalt als gevolg van het niet in realisatie nemen van een deelproject (€ 11,8 miljoen), de post nazorg lijnen/halten (€ 6,8 miljoen), en het project Venlo logistiek multimodaal knooppunt (€ 5,2 miljoen).

Schiedam–Rotterdam Plan D

In het BO MIRT van najaar 2017 is afgesproken om extra middelen beschikbaar te stellen voor de aanpassing van de spoorconfiguratie van het emplacement Schiedam. Hiertoe wordt € 24,2 miljoen overgeheveld vanuit de investeringsruimte Spoorwegen naar artikelonderdeel 13.03 Aanleg.

Vorming artikel 20

In 2017 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het voornemen om bij de begroting 2019 het artikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte te creëren (TK 34 775 A, nr. A). Een belangrijk verbetering is dat in tegenstelling tot voorheen via het nieuwe artikel alle flexibele budgetten op één plek binnen het Infrastructuurfonds inzichtelijk worden gemaakt. Het gaat om de investeringsruimte, reserveringen die worden aangehouden en om de projectbudgetten gedurende de verkenningsfase. Dit betreft de budgettaire verwerking van de introductie van het nieuwe artikel, waarbij de uitgangspunten zijn gehanteerd zoals opgenomen in de Kamerbrief «Aanvullende informatie productartikel 20» (TK 34 775 A, nr. 60). De investeringsruimte van Hoofdwegennet, Spoorwegen en Hoofdvaarwegennet, alsmede de generieke investeringsruimte, wordt naar artikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte overgeheveld. Aanvullend worden de reserveringen voor de gebiedsprogramma’s, de middelen voor korte termijnaanpak files, en nieuwe verkenningen overgeheveld naar het nieuwe artikel.

Artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur

Totaal mutatie

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 14.01 Grote reg./lok.proj.

194.764

109.215

102.607

84.529

1.605

40.596

1.606

9.336

9.335

9.336

9.969

0

0

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

1.206

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 14.01 Grote reg./lok.proj.

195.970

109.215

102.607

84.529

1.605

40.596

1.606

9.336

9.335

9.336

9.969

0

0

0

0

Kasschuiven binnen Regionaal, lokale infrastructuur

0

– 32.174

39.878

47.802

– 16.660

 

– 38.846

                 

Prijsbijstelling 2018

8.744

2.859

2.257

2.118

782

 

2

       

726

       

Rotterdamsebaan

457

 

457

                         

Vaststelling subsidie Transferium Ridderkerk

254

254

                           

Mutaties Miljoenennota 2019

 

– 29.061

42.592

49.920

– 15.878

0

– 38.844

0

0

0

0

726

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 14.01 Grote reg./lok.proj.

166.909

151.807

152.527

68.651

1.605

1.752

1.606

9.336

9.335

9.336

10.695

0

0

0

0

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 14.02 Reg.Mob.fonds.

0

0

9.233

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 14.02 Reg.Mob.fonds.

0

0

9.233

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Kasschuiven binnen Regionaal, lokale infrastructuur

0

1.306

 

– 1.306

                       

PF/BCF: Sloeweg

– 1.383

– 1.383

                           

Prijsbijstelling 2018

20

20

                           

Saldo mee- en tegenvallers Hoofdwegennet

– 7.870

57

 

– 7.927

                       

Mutaties Miljoenennota 2019

 

0

0

– 9.233

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 14.02 Reg.Mob.fonds.

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 14.03 RSP/ZZL

51.836

91.896

58.774

12.100

3.493

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

– 44.650

– 58.761

9.811

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 14.03 RSP/ZZL

7.186

33.135

68.585

12.100

3.493

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Kasschuiven binnen Regionaal, lokale infrastructuur

0

25.737

6.739

– 62.805

– 11.169

41.498

                   

Prijsbijstelling 2018

1.900

 

1.081

74

59

686

                   

Mutaties Miljoenennota 2019

 

25.737

7.820

– 62.731

– 11.110

42.184

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 14.03 RSP/ZZL

32.923

40.955

5.854

990

45.677

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                 

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting 2018 Reg./Lok.infra.

246.600

201.111

170.614

96.629

5.098

40.596

1.606

9.336

9.335

9.336

9.969

0

0

0

0

Totaal uitgaven stand eerste suppletoire begroting 2018 Reg./Lok.infra.

203.156

142.350

180.425

96.629

5.098

40.596

1.606

9.336

9.335

9.336

9.969

0

0

0

0

Totaal uitgaven stand Miljoenennota 2019 Reg./Lok.infra.

199.832

192.762

158.381

69.641

47.282

1.752

1.606

9.336

9.335

9.336

10.695

0

0

0

0

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 14.09 Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 14.09 Ontvangsten Reg./lok.infra

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties Miljoenennota 2019

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 14.09 Ontvangsten Reg./lok.infra

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Kasschuiven binnen Regionaal, lokale infrastructuur

Om binnen Regionaal, lokale infrastructuur tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren via het aanlegprogramma van Spoorwegen noodzakelijk. De omvangrijkste kasschuiven doen zich voor op artikelonderdeel 14.01 Grote regionaal/lokale projecten bij het project Rotterdamsebaan – waar enkele betalingen reeds in 2019 en 2020 verwacht worden gelet op de voortgang van het project – en artikelonderdeel 14.03 RSP-ZZL: Pakket Bereikbaarheid.

Saldo mee- en tegenvallers Hoofdwegennet

Dit betreft de verwerking van het saldo mee- en tegenvallers binnen het realisatieprogramma van Hoofdwegennet. Het saldo van € 77,8 miljoen wordt toegevoegd aan de investeringsruimte van Hoofdwegennet. De grootste meevallers doen zich voor bij het programma ZSM Spoedwet Wegverbreding, waar inmiddels vrijwel alle deelprojecten zijn opgeleverd (€ 54,8 miljoen), de Sluiskiltunnel (artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur; € 7,9 miljoen) en N35 Zwolle–Almelo (€ 7,5 miljoen). Hiertegenover staat een tegenvaller van € 5,5 miljoen op het project N35 Wierden–Almelo.

Prijsbijstelling 2018

Dit betreft de toegekende prijsbijstelling tranche 2018 die vanuit de begroting Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Infrastructuurfonds.

Artikel 15 Hoofdvaarwegennet

Totaal mutatie

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 15.01 Verkeersmgmt.

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 15.01 Verkeersmgmt.

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

0

Extrapolatie 2032

8.525

                           

8.525

Prijsbijstelling 2018

1.950

130

130

130

130

130

130

130

130

130

130

130

130

130

130

130

Mutaties Miljoenennota 2019

 

130

130

130

130

130

130

130

130

130

130

130

130

130

130

8.655

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 15.01 Verkeersmgmt.

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 15.02 Beheer, onderh.& verv.

376.866

386.647

294.409

214.636

298.197

330.323

260.850

231.841

232.721

231.357

311.783

319.477

311.478

206.094

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

20.718

– 4.718

– 4.718

– 5.928

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 15.02 Beheer, onderh.& verv.

397.584

381.929

289.691

208.708

298.197

330.323

260.850

231.841

232.721

231.357

311.783

319.477

311.478

206.094

0

Aanvullende post Infrastructuurfonds

14.500

583

8.575

5.342

                       

DBFM Afsluitdijk

– 19.954

 

– 2.469

– 1.345

– 1.345

– 1.345

– 1.345

– 1.345

– 1.345

– 1.345

– 1.345

– 1.345

– 1.345

– 1.345

– 1.345

– 1.345

Defensie: personele capaciteit Kustwacht

– 16.660

 

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

Extrapolatie 2032

206.094

                           

206.094

Kasschuiven binnen Hoofdvaarwegennet

0

– 50.323

– 19.942

35.278

14.676

3.610

 

17.479

279

– 674

651

2.152

– 3.186

     

Kustwacht

127.200

 

1.400

1.400

1.400

8.500

8.500

8.500

8.500

8.500

8.500

14.400

14.400

14.400

14.400

14.400

Prijsbijstelling 2018

63.939

5.204

5.486

5.669

4.879

4.851

4.535

4.578

4.283

3.155

3.155

4.405

3.973

3.484

3.141

3.141

RWS Service Level Agreement

3.298

3.298

                           

Saldo mee- en tegenvallers Hoofdvaarwegennet

– 233

– 233

                           

VenR Rijkswaterstaat

– 7.644

– 6.507

– 10.750

41.522

102.218

23.560

– 23.169

30.202

48.825

– 25.000

– 25.000

– 25.000

– 55.658

– 82.887

   

Mutaties Miljoenennota 2019

 

– 47.978

– 18.890

86.676

120.638

37.986

– 12.669

58.224

59.352

– 16.554

– 15.229

– 6.578

– 43.006

– 67.538

15.006

221.100

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 15.02 Beheer, onderh.& verv.

349.606

363.039

376.367

329.346

336.183

317.654

319.074

291.193

216.167

216.128

305.205

276.471

243.940

221.100

221.100

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 15.03 Aanleg

227.570

323.205

286.411

233.580

203.242

57.040

85.960

97.741

242.469

246.966

110.739

51.435

76.685

21.721

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

– 8.601

– 1.618

8.000

– 8.000

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 15.03 Aanleg

218.969

321.587

294.411

225.580

203.242

57.040

85.960

97.741

242.469

246.966

110.739

51.435

76.685

21.721

0

Aanvullende post Infrastructuurfonds

127.000

36.544

57.309

25.597

4.365

4.435

6.150

6.650

6.650

– 5.175

– 5.175

– 5.175

– 5.175

     

Beter Benutten; Blauwe Golf Verbindend

25

25

                           

Extrapolatie 2032

22.161

                           

22.161

Kasschuif Infrastructuurfonds

0

– 107.094

 

28.540

78.554

                     

Kasschuiven binnen Hoofdvaarwegennet

0

– 15.007

– 16.206

48.849

– 18.186

– 43.992

– 15.392

– 8.750

59.329

12.084

14.682

– 33.508

12.399

21.986

– 17.482

– 806

Kasschuiven binnen Megaprojecten

0

16.599

– 13.260

280

2.743

2.743

2.743

2.743

2.743

2.743

2.743

– 22.820

       

Kasschuiven tussen modaliteiten

0

     

150.000

       

– 50.000

 

– 50.000

– 70.000

20.000

   

Prijsbijstelling 2018

23.285

3.804

5.272

4.850

4.432

1.960

1.714

2.346

2.097

2.028

1.944

– 174

– 8.003

338

338

339

Prijsbijstelling 2018 (AP)

0

763

1.525

763

152

152

152

152

152

152

– 1.321

– 1.321

– 1.321

     

Saldo mee- en tegenvallers Hoofdvaarwegennet

6.073

6.662

   

– 589

                     

VenR Rijkswaterstaat

0

6.507

7.883

– 46.299

– 102.218

– 23.560

23.169

– 30.202

– 48.825

25.000

25.000

25.000

55.658

82.887

   

Mutaties Miljoenennota 2019

 

– 51.197

42.523

62.580

119.253

– 58.262

18.536

– 27.061

22.146

– 13.168

37.873

– 87.998

– 16.442

125.211

– 17.144

21.694

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 15.03 Aanleg

167.772

364.110

356.991

344.833

144.980

75.576

58.899

119.887

229.301

284.839

22.741

34.993

201.896

4.577

21.694

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 15.04 GIV/PPS

44.839

232.771

166.789

46.912

53.284

45.022

44.648

44.930

44.322

43.725

42.951

42.629

42.573

42.539

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

– 9.090

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 15.04 GIV/PPS

35.749

232.771

166.789

46.912

53.284

45.022

44.648

44.930

44.322

43.725

42.951

42.629

42.573

42.539

0

Extrapolatie 2032

42.562

                           

42.562

Kasschuiven binnen Hoofdvaarwegennet

0

– 1.919

4.047

– 39.413

27.580

16.889

14.916

– 9.705

– 9.487

– 9.286

– 9.250

– 5.584

2.328

2.208

16.676

 

Prijsbijstelling 2018

14.818

515

3.613

1.943

1.136

1.071

915

533

541

534

526

571

685

683

903

649

Mutaties Miljoenennota 2019

 

– 1.404

7.660

– 37.470

28.716

17.960

15.831

– 9.172

– 8.946

– 8.752

– 8.724

– 5.013

3.013

2.891

17.579

43.211

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 15.04 GIV/PPS

34.345

240.431

129.319

75.628

71.244

60.853

35.476

35.984

35.570

35.001

37.938

45.642

45.464

60.118

43.211

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 15.06 Netwerk HVWN

306.946

303.130

302.108

300.596

295.118

293.620

293.902

292.922

293.403

294.680

297.260

297.260

297.260

297.260

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 15.06 Netwerk HVWN

306.946

303.130

302.108

300.596

295.118

293.620

293.902

292.922

293.403

294.680

297.260

297.260

297.260

297.260

0

Extrapolatie 2032

297.260

                           

297.260

HXII: Maatwerk KNMI-RWS

– 911

– 911

                           

Loonbijstelling 2018

73.303

5.074

5.022

5.003

4.969

4.865

4.837

4.837

4.837

4.837

4.837

4.837

4.837

4.837

4.837

4.837

Prijsbijstelling 2018

24.290

1.656

1.641

1.637

1.634

1.612

1.606

1.612

1.615

1.619

1.628

1.606

1.606

1.606

1.606

1.606

Strategisch Capaciteitsmanagement RWS

8.159

 

2.720

3.097

2.342

                     

SZW: Rijksschoonmaakorganisatie

– 3.216

– 38

– 227

– 227

– 227

– 227

– 227

– 227

– 227

– 227

– 227

– 227

– 227

– 227

– 227

– 227

VenR Rijkswaterstaat

7.644

 

2.867

4.777

                       

Mutaties Miljoenennota 2019

 

5.781

12.023

14.287

8.718

6.250

6.216

6.222

6.225

6.229

6.238

6.216

6.216

6.216

6.216

303.476

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 15.06 Netwerk HVWN

312.727

315.153

316.395

309.314

301.368

299.836

300.124

299.147

299.632

300.918

303.476

303.476

303.476

303.476

303.476

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 15.07 Investeringsruimte HVWN

0

0

0

0

0

0

0

0

20.000

48.373

3.627

39.929

38.342

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

37.627

66.384

31.439

4.865

4.935

6.650

6.650

6.650

6.650

6.650

6.650

6.650

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 15.07 Investeringsruimte HVWN

37.627

66.384

31.439

4.865

4.935

6.650

6.650

6.650

26.650

55.023

10.277

46.579

38.342

0

0

Aanvullende post Infrastructuurfonds

– 146.000

– 37.627

– 66.384

– 31.439

– 4.865

– 4.935

– 6.650

– 7.150

– 7.150

4.675

5.175

5.175

5.175

     

Bijdragen derden Hoofdvaarwegennet

14.045

14.045

                           

Extrapolatie 2032

9.000

                           

9.000

Kasschuiven binnen Hoofdvaarwegennet

0

– 4.568

2.548

2.925

1.581

476

476

976

976

– 2.124

– 6.083

36.940

– 11.541

– 24.194

806

806

Kustwacht

– 7.120

 

– 78

– 78

– 78

– 476

– 476

– 476

– 476

– 476

– 476

– 806

– 806

– 806

– 806

– 806

Prijsbijstelling 2018

9.631

                     

9.631

     

Restant eerste fase Beter Benutten

1.000

250

250

250

250

                     

Resterende beleidsruimte kabinet-Rutte II

36.336

                     

36.336

     

Risicoreservering DSO Omgevingswet

1.587

                     

317

1.270

   

RWS Service Level Agreement

– 3.298

– 3.298

                           

Saldo mee- en tegenvallers Hoofdvaarwegennet

– 5.840

– 6.429

   

589

                     

Strategisch Capaciteitsmanagement RWS

– 8.159

 

– 2.720

– 3.097

– 2.342

                     

Vorming artikel 20

– 243.253

               

– 28.725

– 53.639

– 51.586

– 85.691

– 14.612

 

– 9.000

Mutaties Miljoenennota 2019

 

– 37.627

– 66.384

– 31.439

– 4.865

– 4.935

– 6.650

– 6.650

– 6.650

– 26.650

– 55.023

– 10.277

– 46.579

– 38.342

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 15.07 Investeringsruimte HVWN

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                 

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting 2018 HVWN

964.746

1.254.278

1.058.242

804.249

858.366

734.530

693.885

675.959

841.440

873.626

774.885

759.255

774.863

576.139

0

Totaal uitgaven stand eerste suppletoire begroting 2018 HVWN

1.005.400

1.314.326

1.092.963

795.186

863.301

741.180

700.535

682.609

848.090

880.276

781.535

765.905

774.863

576.139

0

Totaal uitgaven stand Miljoenennota 2019 HVWN

873.105

1.291.388

1.187.727

1.067.776

862.430

762.574

722.228

754.866

789.325

845.541

678.015

669.237

803.431

597.926

598.136

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 15.09 Ontvangsten HVWN

131.197

133.927

100.240

59.500

37.668

0

7.976

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

3.436

1.210

1.210

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 15.09 Ontvangsten HVWN

134.633

135.137

101.450

59.500

37.668

0

7.976

0

0

0

0

0

0

0

0

Bijdragen derden Hoofdvaarwegennet

14.045

14.045

                           

Kasschuiven binnen Hoofdvaarwegennet

0

– 71.817

– 29.553

47.639

25.651

– 23.017

   

51.097

             

Prijsbijstelling 2018

622

   

622

                       

Mutaties Miljoenennota 2019

 

– 57.772

– 29.553

48.261

25.651

– 23.017

0

0

51.097

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 15.09 Ontvangsten HVWN

76.861

105.584

149.711

85.151

14.651

0

7.976

51.097

0

0

0

0

0

0

0

Aanvullende post Infrastructuurfonds

Bij de Eerste suppletoire begroting is de verhoging van het Infrastructuurfonds verwerkt volgend uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III. Met uitzondering van eenmalig € 100 miljoen voor fietsinfrastructuur en structureel € 5 miljoen voor de exploitatie van infrastructuur op Caribisch Nederland, worden de middelen conform de bestaande verdeelsleutel tussen Hoofdwegennet, Spoorwegen en Hoofdvaarwegennet verdeeld. Vanaf het jaar 2030 wordt de jaarlijkse ophoging niet meer verdeeld naar modaliteit, maar toegevoegd aan de generieke investeringsruimte ten behoeve van de vorming van het Mobiliteitsfonds. De middelen die bestemd zijn voor het Hoofdvaarwegennet worden als volgt ingezet: aanvullende apparaatsuitgaven voor IenW (begroting Hoofdstuk XII; € 4,5 miljoen); de opwaardering van de Vaarweg Lemmer–Delfzijl en het Wilhelminakanaal en de aanpak van knelpunten op de Maas (€ 141,5 miljoen). Het restant wordt nog niet direct aangewend en komt ten gunste van de investeringsruimte voor Hoofdvaarwegennet.

Bijdragen derden Hoofdvaarwegennet

Aan de hogere ontvangsten van per saldo € 14,0 miljoen liggen hoofdzakelijk twee oorzaken ten grondslag, namelijk hogere ontvangsten voor verkeersbegeleiding (VBS-tarief) (€ 4,9 miljoen) en hogere ontvangsten voor het project modernisering Maasroute fase 2 (€ 9,0 miljoen) als gevolg van een Connecting Europe Facility (CEF) subsidie. De ontvangsten worden toegevoegd aan de investeringsruimte van vaarwegen.

DBFM Afsluitdijk

In 2018 is de DBFM-aanbesteding van het project Afsluitdijk afgerond. De budgettaire reeksen worden omgezet om aan de beschikbaarheidsvergoedingen te kunnen voldoen. Gezien ook bepaalde weg- en vaarweginfrastructuur onderdeel is van het DBFM-contract, worden middelen overgeheveld vanuit artikel 12 Hoofdwegennet en artikel 15 Hoofdvaarwegennet naar het Deltafonds.

Defensie: personele capaciteit Kustwacht

Dit betreft een bijdrage van het Ministerie van IenW voor de personele uitbreiding van de Kustwacht. De budgetten worden overgeheveld naar het Ministerie van Defensie.

Extrapolatie 2032

Conform vigerende werkwijze worden middelen die vrijkomen door de verlenging tot en met 2032 bij voorrang ingezet voor het dekken van de doorlopende verplichtingen, zoals de uitgaven die zijn benodigd voor de instandhouding en vervanging van het huidige areaal. De resterende ruimte wordt toegevoegd aan artikelonderdeel 18.11 Investeringsruimte. Tot slot zijn de ontvangsten van derden verwerkt.

Kasschuif Infrastructuurfonds

Volgend uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III is bij de Eerste suppletoire begroting 2018 € 2 miljard in de periode 2018 tot en met 2020 beschikbaar gesteld. Daarnaast is vanaf 2021 het Infrastructuurfonds met € 100 miljoen per jaar opgehoogd. Door de aard van de infrastructurele planning en de noodzakelijke voorbereidende besluitvorming is een aanloopperiode nodig, voordat de daadwerkelijke uitgaven aan projecten gedaan worden. Dit betekent dat een deel van de in 2018 jaar beschikbaar gestelde middelen niet besteed worden. Daarnaast zijn ook de uitgavenramingen van lopende projecten en programma’s geactualiseerd. Een nadere toelichting over de projecten en programma’s is opgenomen in de productartikelen en het MIRT-overzicht. Er wordt daarom € 700 miljoen verschoven van 2018 naar de jaren 2020 en 2021. Voor een nadere toelichting op de aanwending van de aanvullende middelen wordt verwezen naar «Aanvullende middelen Infrastructuurfonds volgend uit het regeerakkoord» in de infrastructuuragenda.

Kasschuiven binnen Hoofdvaarwegennet

Om binnen een modaliteit tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren via het aanlegprogramma noodzakelijk. De omvangrijkste kasschuiven doen zich voor op artikelonderdeel 15.02 Beheer, Onderhoud en Vervanging. Ook zijn diverse ontvangstenramingen geactualiseerd. De grootste kasschuif doet zich voor bij het project Nieuwe Sluis Terneuzen, waarbij enkele ontvangsten pas in latere jaren worden verwacht in plaats van 2018 en 2019.

Kasschuiven binnen Megaprojecten

Om binnen Megaprojecten Verkeer en Vervoer tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren via het aanlegprogramma van Hoofdvaarwegennet noodzakelijk.

Kasschuiven tussen modaliteiten

Door diverse autonome wijzigingen van de programmering raakte de omvang van overprogrammering op de verschillende modaliteiten uit balans. Om voor alle modaliteiten tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren tussen alle modaliteiten in het Infrastructuurfonds noodzakelijk.

Kustwacht

De Kustwacht voert een aantal structurele taken uit die voortvloeien uit wet- en regelgeving. Tot op heden heeft IenW haar bijdrage aan deze taken steeds incidenteel gedekt. Via deze mutatie wordt structureel dekking geregeld voor luchtsurveillance en de benodigde personele capaciteit. Dekking vindt plaats uit de investeringsruimte van de verschillende modaliteiten van het Infrastructuurfonds (€ 101,8 miljoen) en Deltafonds (€ 25,4 miljoen).

Loonbijstelling 2018

Dit betreft de toegekende loonbijstelling tranche 2018 die vanuit de begroting Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Infrastructuurfonds.

Prijsbijstelling 2018

Dit betreft de toegekende prijsbijstelling tranche 2018 die vanuit de begroting Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Infrastructuurfonds.

Resterende beleidsruimte kabinet-Rutte II

Het vorige kabinet heeft bij de verlenging van het Infrastructuurfonds tot en met 2030 besloten een deel van de investeringsruimte apart te zetten voor een volgend kabinet, de zogenoemde beleidsruimte. Met het aantreden van het kabinet-Rutte III kan de beleidsruimte betrokken worden bij de budgettaire besluitvorming. Een deel van de beleidsruimte staat in 2029. De middelen tot 2030 worden verdeeld over de modaliteiten middels de gebruikelijke verdeelsleutel (conform regeerakkoord kabinet-Rutte III). De beleidsruimte in 2030 is conform regeerakkoord gereserveerd voor het Mobiliteitsfonds.

Reservering Omgevingswet

De Omgevingswet valt sinds het kabinet Rutte-III onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De reservering op artikel 18.16 voor de Omgevingswet valt vrij. De middelen worden via de vigerende verdeelsleutel over de fondsen verdeeld. Dit betekent dat € 5,7 miljoen vloeit naar het Deltafonds. Binnen het Infrastructuurfonds wordt € 12,1 miljoen naar de investeringsruimte van Hoofdwegennet geboekt, € 9,0 miljoen naar de investeringsruimte van Spoorwegen en € 1,6 miljoen naar de investeringsruimte van Hoofdvaarwegennet.

RWS Service Level Agreement

Periodiek worden prestatieafspraken gemaakt met Rijkswaterstaat over beheer en onderhoud van het hoofdwegen- en Hoofdvaarwegennet, zogenoemde Service Level Agreement (SLA). Wegens enkele endogene en exogene ontwikkelingen, namelijk de berging van het vrachtschip Sirena, hogere wegsleepkosten als gevolg van toename van het verkeer, onverwachte reparaties aan de Merwedebrug, de sanering van grond bij steunpunten, en hogere ICT-uitgaven worden ten laste van de investeringsruimte middelen toegevoegd aan de beheer- en onderhoudbudgetten van hoofdwegen- en Hoofdvaarwegennet.

Saldo mee- en tegenvallers Hoofdvaarwegennet

Dit betreft de verwerking van het saldo mee- en tegenvallers binnen het realisatieprogramma van Hoofdvaarwegennet. Het saldo van € 5,8 miljoen wordt onttrokken aan de investeringsruimte van Hoofdvaarwegennet. Bij de verruiming van de vaarweg Eemshaven–Noordzee doet zich een tegenvaller voor van € 6,7 miljoen als gevolg van de vondst van niet-gesprongen explosieven. Hiertegenover staan enkele meevallers van in totaal € 0,8 miljoen.

Strategisch Capaciteitsmanagement RWS

Middels het instrument strategisch capaciteitsmanagement (SCM) kijkt RWS meerjarig naar de productie en de daarbij benodigde capaciteit. Daarbij is op basis van rekenregels de benodigde capaciteit voor de verschillende RWS producten berekend. Hieruit volgt een capaciteitsbehoefte vanwege een toenemende beheer en onderhoudsopgave en het toegenomen aantal DBFM-contracten. Vanuit de investeringsruimte Hoofdwegennet en Hoofdvaarwegennet worden middelen overgeboekt naar netwerkgebonden kosten op desbetreffende modaliteiten.

VenR Rijkswaterstaat

De bij Rijkswaterstaat in beheer zijnde infrastructuur is aan een grootschalige opknapbeurt toe. Een groot deel van de infrastructuur stamt uit de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw, waardoor van veel bruggen, tunnels, viaducten en sluizen het einde van de technische levensduur nadert. Om de invulling te geven aan deze opgave, worden de voor Vervanging en Renovatie (VenR) gereserveerde middelen middels een kasschuif naar voren gehaald.

Vorming artikel 20

In 2017 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het voornemen om bij de begroting 2019 het artikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte te creëren (TK 34 775 A, nr. A). Een belangrijke verbetering is dat in tegenstelling tot voorheen via het nieuwe artikel alle flexibele budgetten op één plek binnen het Infrastructuurfonds inzichtelijk worden gemaakt. Het gaat om de investeringsruimte, reserveringen die worden aangehouden en om de projectbudgetten gedurende de verkenningsfase. Dit betreft de budgettaire verwerking van de introductie van het nieuwe artikel, waarbij de uitgangspunten zijn gehanteerd zoals opgenomen in de Kamerbrief «Aanvullende informatie productartikel 20» (TK 34 775 A, nr. 60). De investeringsruimte van Hoofdwegennet, Spoorwegen en Hoofdvaarwegennet, alsmede de generieke investeringsruimte, wordt naar artikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte overgeheveld. Aanvullend worden de reserveringen voor de gebiedsprogramma’s, de middelen voor korte termijnaanpak files, en nieuwe verkenningen overgeheveld naar het nieuwe artikel.

Artikel 17 Megaprojecten Verkeer en Vervoer

Totaal mutatie

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 17.02 Betuweroute

4.942

4.807

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

2.093

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 17.02 Betuweroute

7.035

4.807

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Kasschuiven binnen Megaprojecten

0

– 2.420

 

1.210

1.210

                     

Mutaties Miljoenennota 2019

 

– 2.420

0

1.210

1.210

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 17.02 Betuweroute

4.615

4.807

1.210

1.210

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 17.03 HSL

8.894

22.750

17.200

16.600

16.700

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

1.294

– 20.423

– 12.943

– 16.600

– 16.700

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 17.03 HSL

10.188

2.327

4.257

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Kasschuiven binnen Megaprojecten

0

– 8.514

– 139

2.178

6.475

                     

Mutaties Miljoenennota 2019

 

– 8.514

– 139

2.178

6.475

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 17.03 HSL

1.674

2.188

6.435

6.475

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 17.06 PMR

34.940

3.872

1.724

2.993

2.993

2.993

2.993

2.993

2.993

2.993

35.180

0

0

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

3.976

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 17.06 PMR

38.916

3.872

1.724

2.993

2.993

2.993

2.993

2.993

2.993

2.993

35.180

0

0

0

0

Kasschuiven binnen Megaprojecten

0

– 16.105

13.260

– 774

– 2.743

– 2.743

– 2.743

– 2.743

– 2.743

– 2.743

– 2.743

22.820

       

Prijsbijstelling 2018

2.013

456

343

19

5

5

5

5

5

5

5

1.160

       

Mutaties Miljoenennota 2019

 

– 15.649

13.603

– 755

– 2.738

– 2.738

– 2.738

– 2.738

– 2.738

– 2.738

– 2.738

23.980

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 17.06 PMR

23.267

17.475

969

255

255

255

255

255

255

255

59.160

0

0

0

0

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 17.07 ERTMS

98.823

147.261

208.772

283.829

299.771

278.127

214.672

165.283

136.408

138.421

108.500

81.043

126.742

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

24.582

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

2

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 17.07 ERTMS

123.405

147.261

208.772

283.829

299.771

278.127

214.672

165.283

136.408

138.421

108.500

81.043

126.744

0

0

EU subsidies ERTMS

– 1.500

– 1.500

                           

Kasschuif Infrastructuurfonds

0

– 75.000

 

75.000

                       

Kasschuif tussen Infrastructuur- en Deltafonds

0

   

– 50.000

50.000

                     

Kasschuiven binnen Megaprojecten

0

– 27.689

– 54.301

5.395

 

41.795

34.801

           

– 1

   

Kasschuiven tussen modaliteiten

0

75.000

125.000

– 15.000

– 25.000

– 35.000

– 37.500

– 87.500

               

Prijsbijstelling 2018

29.016

378

 

1.173

                 

27.465

   

Mutaties Miljoenennota 2019

 

– 28.811

70.699

16.568

25.000

6.795

– 2.699

– 87.500

0

0

0

0

0

27.464

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 17.07 ERTMS

94.594

217.960

225.340

308.829

306.566

275.428

127.172

165.283

136.408

138.421

108.500

81.043

154.208

0

0

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 17.08 ZuidasDok

114.898

164.812

192.195

179.382

157.536

127.454

121.430

84.229

66.604

95.664

53.684

0

0

0

0

Saldo 2017

29.112

29.112

                           

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

29.112

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 17.08 ZuidasDok

144.010

164.812

192.195

179.382

157.536

127.454

121.430

84.229

66.604

95.664

53.684

0

0

0

0

Bijdragen derden Megaprojecten Verkeer en Vervoer

15.121

             

7.521

   

7.600

       

Kasschuiven binnen Megaprojecten

0

– 21.733

20.038

69.140

48.437

– 10.595

– 49.625

– 64.594

– 67.315

– 63.670

– 86.798

227.281

– 566

     

Prijsbijstelling 2018

21.159

1.710

3.091

3.967

3.471

1.668

1.197

853

370

69

319

2.903

1.541

     

Mutaties Miljoenennota 2019

 

– 20.023

23.129

73.107

51.908

– 8.927

– 48.428

– 63.741

– 59.424

– 63.601

– 86.479

237.784

975

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 17.08 ZuidasDok

123.987

187.941

265.302

231.290

148.609

79.026

57.689

24.805

3.003

9.185

291.468

975

0

0

0

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 17.10 PHS

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 17.10 PHS

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Grootprojectstatus PHS

3.003.377

203.908

261.697

193.486

336.491

422.570

417.026

325.512

275.250

201.358

195.820

156.875

6.050

3.630

3.704

 

Kasschuif Infrastructuurfonds

0

– 75.000

 

75.000

                       

Kasschuif tussen Infrastructuur- en Deltafonds

0

   

– 50.000

50.000

                     

PHS: Amsterdam Centraal

150.000

                     

150.000

     

Mutaties Miljoenennota 2019

 

128.908

261.697

218.486

386.491

422.570

417.026

325.512

275.250

201.358

195.820

156.875

156.050

3.630

3.704

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 17.10 PHS

128.908

261.697

218.486

386.491

422.570

417.026

325.512

275.250

201.358

195.820

156.875

156.050

3.630

3.704

0

                                 

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting 2018 Mega VenV

262.497

343.502

419.891

482.804

477.000

408.574

339.095

252.505

206.005

237.078

197.364

81.043

126.742

0

0

Totaal uitgaven stand eerste suppletoire begroting 2018 Mega VenV

323.554

323.079

406.948

466.204

460.300

408.574

339.095

252.505

206.005

237.078

197.364

81.043

126.744

0

0

Totaal uitgaven stand Miljoenennota 2019 Mega VenV

377.045

692.068

717.742

934.550

878.000

771.735

510.628

465.593

341.024

343.681

616.003

238.068

157.838

3.704

0

Totaal uitgaven stand tweede suppletoire begroting 2018 Mega VenV

377.045

692.068

717.742

934.550

878.000

771.735

510.628

465.593

341.024

343.681

616.003

238.068

157.838

3.704

0

Realisatie 2018 Mega VenV

 

377.045

692.068

717.742

934.550

878.000

771.735

510.628

465.593

341.024

343.681

616.003

238.068

157.838

3.704

0

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 17.09 Ontvangsten Mega VenV

30.436

61.496

69.039

92.586

39.677

33.056

31.303

21.214

62.068

24.094

19.708

0

0

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

– 838

0

621

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 17.09 Ontvangsten Mega VenV

29.598

61.496

69.660

92.586

39.677

33.056

31.303

21.214

62.068

24.094

19.708

0

0

0

0

Bijdragen derden Megaprojecten Verkeer en Vervoer

           

7.521

   

7.600

       

EU subsidies ERTMS

 

– 1.500

                           

Grootprojectstatus PHS

 

127.000

3.500

                         

Kasschuiven binnen Megaprojecten

 

– 970

5.998

18.234

12.860

– 11.647

– 12.929

43.844

– 21.214

– 62.068

– 24.094

51.986

       

Prijsbijstelling 2018

 

410

1.026

1.321

1.190

428

307

1.146

     

1.093

       

Mutaties Miljoenennota 2019

 

124.940

10.524

19.555

14.050

– 11.219

– 12.622

44.990

– 13.693

– 62.068

– 24.094

60.679

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 17.09 Ontvangsten Mega VenV

154.538

72.020

89.215

106.636

28.458

20.434

76.293

7.521

0

0

80.387

0

0

0

0

Bijdragen derden Megaprojecten Verkeer en Vervoer

Dit zijn bijdragen van derden voor het uitvoeren van aanvullende werkzaamheden in relatie tot het project Zuidasdok, namelijk € 7,5 miljoen om een eventuele aanleg van een vijfde en zesde spoor mogelijk te maken en € 7,6 miljoen voor de uitbreding van fietsparkeermogelijkheden.

Grootprojectstatus PHS

Het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) heeft tot doel op de drukste trajecten in het land te komen tot hoogfrequent spoorvervoer en een toekomst vaste routering van het goederenvervoer met zo intensief mogelijk gebruik van de Betuweroute. Op 4 juni 2010 heeft het kabinet een voorkeursbeslissing genomen over PHS (Kamerstukken II 2017–2018, 32 404, nr. 74). Inmiddels zijn een aantal projecten uitgevoerd en een aantal projecten staat aan de start van uitvoering. Op 24 januari 2018 is aan de Tweede Kamer voorgesteld om PHS aan te wijzen als groot project (Kamerstukken II 2017–2018, 32 404, nr. 82). De kamer heeft hiermee op 6 februari 2018 ingestemd. Dit betekent dat de budgetten van PHS en de budgetten voor OV-SAAL (welke onder de scope van PHS vallen) worden overgeheveld van artikel 13 Spoorwegen naar artikel 17 Megaprojecten Verkeer en Vervoer. Op artikel 17 wordt hiervoor artikelonderdeel 17.10 Programma Hoogfrequent Spoorvervoer gecreëerd.

Kasschuif Infrastructuurfonds

Volgend uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III is bij de Eerste suppletoire begroting 2018 € 2 miljard in de periode 2018 tot en met 2020 beschikbaar gesteld. Daarnaast is vanaf 2021 het Infrastructuurfonds met € 100 miljoen per jaar opgehoogd. Door de aard van de infrastructurele planning en de noodzakelijke voorbereidende besluitvorming is een aanloopperiode nodig, voordat de daadwerkelijke uitgaven aan projecten gedaan worden. Dit betekent dat een deel van de in 2018 jaar beschikbaar gestelde middelen niet besteed worden. Daarnaast zijn ook de uitgavenramingen van lopende projecten en programma’s geactualiseerd. Een nadere toelichting over de projecten en programma’s is opgenomen in de productartikelen en het MIRT-overzicht. Er wordt daarom € 700 miljoen verschoven van 2018 naar de jaren 2020 en 2021. Voor een nadere toelichting op de aanwending van de aanvullende middelen wordt verwezen naar «Aanvullende middelen Infrastructuurfonds volgend uit het regeerakkoord» in de infrastructuuragenda.

Kasschuif tussen Infrastructuur- en Deltafonds

Vanwege actualisaties van projectramingen en de verwerking van het Regeerakkoord, zijn de beschikbare budgetten en uitgavenramingen op de investeringsfondsen in een aantal jaren uit balans geraakt. Met behulp van deze kasschuif kan de mismatch in 2020 en 2021 tussen beschikbare budgetten en de uitgavenramingen deels hersteld worden.

Kasschuiven binnen Megaprojecten

Om binnen Megaprojecten Verkeer en Vervoer tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren via het aanlegprogramma van de modaliteiten noodzakelijk. De omvangrijkste kasschuif doet zich voor op artikelonderdeel 17.08 Zuidasdok door een geactualiseerde uitgavenraming naar aanleiding van de gunning van het contract. Dit heeft ook geleid tot een kasschuif op de ontvangsten gerelateerd aan het project Zuidasdok. Tevens doet zich ook op artikelonderdeel 17.07 ERTMS een omvangrijke kasschuif voor als gevolg van een geactualiseerde uitgavenraming.

Kasschuiven tussen modaliteiten

Door diverse autonome wijzigingen van de programmering raakte de omvang van overprogrammering op de verschillende modaliteiten uit balans. Om voor alle modaliteiten tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren tussen alle modaliteiten in het Infrastructuurfonds noodzakelijk.

PHS: Amsterdam Centraal

In juni is de Tweede Kamer geïnformeerd over de investering in de capaciteitsuitbreiding van Amsterdam Centraal Station (Kamerstukken II 2017–2018, 32 404, nr. 86). De investering loopt via het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS). Hiertoe wordt € 150 miljoen vanuit de investeringsruimte van Spoorwegen toegevoegd aan artikelonderdeel 17.10 Programma Hoogfrequent Spoorvervoer.

Prijsbijstelling 2018

Dit betreft de toegekende prijsbijstelling tranche 2018 die vanuit de begroting Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Infrastructuurfonds.

Artikel 18 Overige uitgaven en ontvangsten

Totaal mutatie

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 18.06 Ext.veiligheid

1.016

879

775

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

4.627

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 18.06 Ext.veiligheid

5.643

879

775

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Prijsbijstelling 2018

113

87

14

12

                       

Mutaties Miljoenennota 2019

 

87

14

12

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 18.06 Ext.veiligheid

5.730

893

787

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 18.08 Netwerkoverst.kosten

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

44.887

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 18.08 Netwerkoverst.kosten

44.887

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Duurzaamheidsmaatregelen RWS

– 9.800

– 9.800

                           

HXII: Aanwending afroming eigen vermogen RWS 2017

– 22.707

– 6.167

– 8.970

– 4.870

– 2.700

                     

Kasschuiven tussen modaliteiten

0

– 16.540

8.970

4.870

2.700

                     

Mutaties Miljoenennota 2019

 

– 32.507

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 18.08 Netwerkoverst.kosten

12.380

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 18.11 Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

519.091

533.124

1.589.328

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

100.000

100.000

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 18.11 Investeringruimte

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

524.091

633.124

1.689.328

0

Extrapolatie 2032

1.643.963

                           

1.643.963

Prijsbijstelling 2018

86.314

                       

6.204

39.752

40.358

Resterende beleidsruimte kabinet-Rutte II

– 519.091

                     

– 519.091

     

Vorming artikel 20

– 4.112.729

– 5.000

– 5.000

– 5.000

– 5.000

– 5.000

– 5.000

– 5.000

– 5.000

– 5.000

– 5.000

– 5.000

– 5.000

– 639.328

– 1.729.080

– 1.684.321

Mutaties Miljoenennota 2019

 

– 5.000

– 5.000

– 5.000

– 5.000

– 5.000

– 5.000

– 5.000

– 5.000

– 5.000

– 5.000

– 5.000

– 524.091

– 633.124

– 1.689.328

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 18.11 Invest.ruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 18.12 Nader toe te wijzen B&O&V

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

445.202

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 18.12 Nader toe te wijzen B&O&V

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

445.202

0

Extrapolatie 2032

445.202

                           

445.202

Mutaties Miljoenennota 2019

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

445.202

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 18.12 Nader toe te wijzen B&O&V

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

445.202

445.202

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 18.15 Ramingsbijstelling en kasschuif

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 18.15 Ramingsbijstelling en kasschuif

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties Miljoenennota 2019

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 18.15 Ramingsbijstelling en kasschuif

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 18.16 Reservering Omgevingswet

1.950

1.299

255

0

0

0

0

0

0

0

0

5.670

22.680

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

– 1.872

– 1.246

– 223

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 18.16 Reservering Omgevingswet

78

53

32

0

0

0

0

0

0

0

0

5.670

22.680

0

0

HXII/DF: Risicoreservering DSO Omgevingswet

– 5.670

                     

– 1.134

– 4.536

   

HXII: Transitiekosten RWS Omgevingswet

– 163

– 78

– 53

– 32

                       

Risicoreservering DSO Omgevingswet

– 22.680

                     

– 4.536

– 18.144

   

Mutaties Miljoenennota 2019

 

– 78

– 53

– 32

0

0

0

0

0

0

0

0

– 5.670

– 22.680

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 18.16 Reservering Omgevingswet

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                 

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting 2018 Overige uitg.en ontv.

2.966

2.178

1.030

0

0

0

0

0

0

0

0

524.761

555.804

2.034.530

0

Totaal uitgaven stand eerste suppletoire begroting 2018 Overige uitg.en ontv.

55.608

5.932

5.807

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

529.761

655.804

2.134.530

0

Totaal uitgaven stand Miljoenennota 2019 Overige uitg.en ontv.

18.110

893

787

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

445.202

445.202

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 18.09 Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

12.376

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 18.09 Ontvangsten Overige uitg.en ontv.

12.376

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties Miljoenennota 2019

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 18.09 Ontvangsten Overige uitg.en ontv.

12.376

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 18.10 Voordelig saldo

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

78.728

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 18.10 Voordelig saldo

78.728

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties Miljoenennota 2019

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 18.10 Voordelig saldo

78.728

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                 

Totaal ontvangsten stand ontwerpbegroting 2018 Overige uitg.en ontv.

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal ontvangsten stand eerste suppletoire begroting 2018 Overige uitg.en ontv.

91.104

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal ontvangsten stand Miljoenennota 2019 Overige uitg.en ontv.

91.104

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Duurzaamheidsmaatregelen RWS

Om invulling te geven aan de duurzaamheidsambities van de rijksoverheid (onder meer vormgegeven in Green Deal Elektronisch Vervoer), vergroent Rijkswaterstaat zijn wagenpark en worden zonnepanelen aangebracht op de verschillende gebouwen en steunpunten. De dekking vindt plaats uit de afgeroomde overschrijding van het eigen vermogen van Rijkswaterstaat in 2016.

Extrapolatie 2032

Conform vigerende werkwijze worden middelen die vrijkomen door de verlenging tot en met 2032 bij voorrang ingezet voor het dekken van de doorlopende verplichtingen, zoals de uitgaven die zijn benodigd voor de instandhouding en vervanging van het huidige areaal. De resterende ruimte wordt toegevoegd aan artikelonderdeel 18.11 Investeringsruimte. Tot slot zijn de ontvangsten van derden verwerkt.

HXII: Aanwending afroming eigen vermogen RWS

De maximale omvang van het eigen vermogen is in 2016 door Rijkswaterstaat overschreden en afgedragen aan het moederdepartement. In lijn met het zwaartepunt van de herkomst zijn deze middelen vorig jaar toegevoegd aan artikel 18 Overige uitgaven en ontvangsten van het Infrastructuurfonds. Een deel van de middelen wordt benut om problematiek op de begroting Hoofdstuk XII te dekken.

Resterende beleidsruimte kabinet-Rutte II

Het vorige kabinet heeft bij de verlenging van het Infrastructuurfonds tot en met 2030 besloten een deel van de investeringsruimte apart te zetten voor een volgend kabinet, de zogenoemde beleidsruimte. Met het aantreden van het kabinet-Rutte III kan de beleidsruimte betrokken worden bij de budgettaire besluitvorming. Een deel van de beleidsruimte staat in 2029. De middelen tot 2030 worden verdeeld over de modaliteiten middels de gebruikelijke verdeelsleutel (conform regeerakkoord kabinet-Rutte III). De beleidsruimte in 2030 is conform regeerakkoord gereserveerd voor het Mobiliteitsfonds.

Reservering Omgevingswet

De Omgevingswet valt sinds het kabinet Rutte-III onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De reservering op artikel 18.16 voor de Omgevingswet valt vrij. De middelen worden via de vigerende verdeelsleutel over de fondsen verdeeld. Dit betekent dat € 5,7 miljoen vloeit naar het Deltafonds. Binnen het Infrastructuurfonds wordt € 12,1 miljoen naar de investeringsruimte van Hoofdwegennet geboekt, € 9,0 miljoen naar de investeringsruimte van Spoorwegen en € 1,6 miljoen naar de investeringsruimte van Hoofdvaarwegennet.

Vorming artikel 20

In 2017 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het voornemen om bij de begroting 2019 het artikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte te creëren (TK 34 775 A, nr. A). Een belangrijke verbetering is dat in tegenstelling tot voorheen via het nieuwe artikel alle flexibele budgetten op één plek binnen het Infrastructuurfonds inzichtelijk worden gemaakt. Het gaat om de investeringsruimte, reserveringen die worden aangehouden en om de projectbudgetten gedurende de verkenningsfase. Dit betreft de budgettaire verwerking van de introductie van het nieuwe artikel, waarbij de uitgangspunten zijn gehanteerd zoals opgenomen in de Kamerbrief «Aanvullende informatie productartikel 20» (TK 34 775 A, nr. 60). De investeringsruimte van Hoofdwegennet, Spoorwegen en Hoofdvaarwegennet, alsmede de generieke investeringsruimte, wordt naar artikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte overgeheveld. Aanvullend worden de reserveringen voor de gebiedsprogramma’s, de middelen voor korte termijnaanpak files, en nieuwe verkenningen overgeheveld naar het nieuwe artikel.

Artikel 19 Bijdragen andere begrotingen Rijk

Totaal mutatie

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 19.09

5.676.892

5.956.825

5.995.084

5.918.480

6.082.168

6.030.014

5.661.891

5.553.891

5.121.536

5.041.999

4.942.140

5.233.405

5.225.818

5.361.316

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

446.696

957.232

463.807

94.072

100.000

100.000

100.000

100.000

100.000

100.000

100.000

100.000

100.000

100.000

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 19.09

6.123.588

6.914.057

6.458.891

6.012.552

6.182.168

6.130.014

5.761.891

5.653.891

5.221.536

5.141.999

5.042.140

5.333.405

5.325.818

5.461.316

0

Aanvullende post Infrastructuurfonds

– 28.759

– 2.759

– 1.500

– 3.500

– 3.500

– 3.500

– 3.500

– 3.500

– 3.500

– 3.500

           

BZK: Bouwagenda

– 640

– 200

– 200

– 200

– 40

                     

BZK: Klimaatenveloppe C02-meting catering

30

30

                           

BZK: Klimaatenveloppe MVI criteria

160

160

                           

DBFM Afsluitdijk

– 58.150

 

– 9.075

– 3.775

– 3.775

– 3.775

– 3.775

– 3.775

– 3.775

– 3.775

– 3.775

– 3.775

– 3.775

– 3.775

– 3.775

– 3.775

Defensie: personele capaciteit Kustwacht

– 16.660

 

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

DF: Afwikkeling Hanzelijn

– 2.000

– 2.000

                           

Extrapolatie 2032

5.460.859

                           

5.460.859

HXII/DF: Risicoreservering DSO Omgevingswet

– 5.670

                     

– 1.134

– 4.536

   

HXII: Aanvullende taken KNMI

– 1.144

– 122

– 73

– 73

– 73

– 73

– 73

– 73

– 73

– 73

– 73

– 73

– 73

– 73

– 73

– 73

HXII: Aanwending afroming eigen vermogen RWS 2017

– 22.707

– 6.167

– 8.970

– 4.870

– 2.700

                     

HXII: Basale Dienstverlening KNMI

– 9.260

– 500

– 500

– 500

– 500

– 660

– 660

– 660

– 660

– 660

– 660

– 660

– 660

– 660

– 660

– 660

HXII: Bedrijfsgeneeskundige zorg

270

18

18

18

18

18

18

18

18

18

18

18

18

18

18

18

HXII: Beter Benutten

– 1.000

– 250

– 500

– 250

                       

HXII: Bijdrage aan RWS tbv circulaire economie

2.000

2.000

                           

HXII: Maatwerk KNMI-RWS

– 1.420

– 1.420

                           

HXII: Transitiekosten RWS Omgevingswet

– 163

– 78

– 53

– 32

                       

Kasschuif Infrastructuurfonds

0

– 700.000

 

300.000

400.000

                     

Kasschuif Rijksbrede budgettaire beeld

0

 

– 100.000

– 150.000

   

250.000

                 

Kasschuif tussen Infrastructuur- en Deltafonds

0

   

– 100.000

100.000

                     

Kustwacht

25.440

 

280

280

280

1.700

1.700

1.700

1.700

1.700

1.700

2.880

2.880

2.880

2.880

2.880

LNV: Infra Eco Network Europe

5

5

                           

Loonbijstelling 2018

189.040

13.229

13.047

13.018

12.810

12.426

12.451

12.451

12.451

12.451

12.451

12.451

12.451

12.451

12.451

12.451

Meeropbrengsten Eurovignet

416.000

 

13.000

31.000

31.000

31.000

31.000

31.000

31.000

31.000

31.000

31.000

31.000

31.000

31.000

31.000

PF/BCF: Bereikbaarheid Rotterdam–Den Haag

– 50

– 50

                           

PF/BCF: Sloeweg

– 1.383

– 1.383

                           

Prijsbijstelling 2018

1.299.991

84.636

87.521

88.064

87.659

89.081

86.303

86.303

86.303

86.303

86.303

86.303

86.303

86.303

86.303

86.303

Prijsbijstelling 2018 (AP)

69.728

10.895

21.790

10.895

2.179

2.179

2.179

2.179

2.179

2.179

2.179

2.179

2.179

2.179

2.179

2.179

Programma's Fiets, DUMO en PIM

– 8.696

– 3.187

– 5.509

                         

SZW: Rijksschoonmaakorganisatie

– 3.216

– 38

– 227

– 227

– 227

– 227

– 227

– 227

– 227

– 227

– 227

– 227

– 227

– 227

– 227

– 227

Voorbereidingsuitgaven vrachtheffing

– 1.179

– 1.179

                           

Mutaties Miljoenennota 2019

 

– 608.360

7.859

178.658

621.941

126.979

374.226

124.226

124.226

124.226

127.726

128.906

127.772

124.370

128.906

5.589.765

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 19.09

5.515.228

6.921.916

6.637.549

6.634.493

6.309.147

6.504.240

5.886.117

5.778.117

5.345.762

5.269.725

5.171.046

5.461.177

5.450.188

5.590.222

5.589.765

                                 

Totaal ontvangsten stand ontwerpbegroting 2018

5.676.892

5.956.825

5.995.084

5.918.480

6.082.168

6.030.014

5.661.891

5.553.891

5.121.536

5.041.999

4.942.140

5.233.405

5.225.818

5.361.316

0

Totaal ontvangsten stand eerste suppletoire begroting 2018

6.123.588

6.914.057

6.458.891

6.012.552

6.182.168

6.130.014

5.761.891

5.653.891

5.221.536

5.141.999

5.042.140

5.333.405

5.325.818

5.461.316

0

Totaal ontvangsten stand Miljoenennota 2019

5.515.228

6.921.916

6.637.549

6.634.493

6.309.147

6.504.240

5.886.117

5.778.117

5.345.762

5.269.725

5.171.046

5.461.177

5.450.188

5.590.222

5.589.765

Aanvullende post Infrastructuurfonds

Bij de Eerste suppletoire begroting is de verhoging van het Infrastructuurfonds verwerkt volgend uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III. Een deel van de middelen wordt ingezet voor aanvullende apparaatsinzet als gevolg van de aanvullende projecten en programma’s. Deze middelen worden overgeheveld naar de begroting Hoofdstuk XII, waar de apparaatsuitgaven van IenW worden verantwoord.

DBFM Afsluitdijk

In 2018 is de DBFM-aanbesteding van het project Afsluitdijk afgerond. De budgettaire reeksen worden omgezet om aan de beschikbaarheidsvergoedingen te kunnen voldoen. Gezien ook bepaalde weg- en vaarweginfrastructuur onderdeel is van het DBFM-contract, worden middelen overgeheveld vanuit artikel 12 Hoofdwegennet en artikel 15 Hoofdvaarwegennet naar het Deltafonds.

Defensie: personele capaciteit Kustwacht

Dit betreft een bijdrage van het Ministerie van IenW voor de personele uitbreiding van de Kustwacht. De budgetten worden overgeheveld naar het Ministerie van Defensie.

Extrapolatie 2032

Conform vigerende werkwijze worden middelen die vrijkomen door de verlenging tot en met 2032 bij voorrang ingezet voor het dekken van de doorlopende verplichtingen, zoals de uitgaven die zijn benodigd voor de instandhouding en vervanging van het huidige areaal. De resterende ruimte wordt toegevoegd aan artikelonderdeel 18.11 Investeringsruimte. Tot slot zijn de ontvangsten van derden verwerkt.

HXII/DF: Reservering Omgevingswet

De Omgevingswet valt sinds het kabinet Rutte-III onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De reservering op artikel 18.16 voor de Omgevingswet valt vrij. De middelen worden via de vigerende verdeelsleutel over de fondsen verdeeld. Dit betekent dat € 5,7 miljoen vloeit naar het Deltafonds. Binnen het Infrastructuurfonds wordt € 12,1 miljoen naar de investeringsruimte van Hoofdwegennet geboekt, € 9,0 miljoen naar de investeringsruimte van Spoorwegen en € 1,6 miljoen naar de investeringsruimte van Hoofdvaarwegennet.

HXII: Aanwending afroming eigen vermogen RWS

De maximale omvang van het eigen vermogen is in 2016 door Rijkswaterstaat overschreden en afgedragen aan het moederdepartement. In lijn met het zwaartepunt van de herkomst zijn deze middelen vorig jaar toegevoegd aan artikel 18 Overige uitgaven en ontvangsten van het Infrastructuurfonds. Een deel van de middelen wordt benut om problematiek op de begroting Hoofdstuk XII te dekken.

HXII: Basale Dienstverlening KNMI

Het KNMI heeft onderzocht hoe de toekomstvastheid van het instituut geborgd kan worden. Zowel voor wat betreft haar bedrijfsvoering als haar taken gelet op technologische ontwikkeling. Het totale plan van het KNMI laat zich in grofweg twee investeringen uiteenzetten. Naar aanleiding van besluitvorming over de eerste investering (Basale Dienstverlening+) worden aanvullende middelen beschikbaar gesteld. Deze investering legt de focus op een gezonde bedrijfsvoering en financiën van het KNMI.

Kasschuif Infrastructuurfonds

Volgend uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III is bij de Eerste suppletoire begroting 2018 € 2 miljard in de periode 2018 tot en met 2020 beschikbaar gesteld. Daarnaast is vanaf 2021 het Infrastructuurfonds met € 100 miljoen per jaar opgehoogd. Door de aard van de infrastructurele planning en de noodzakelijke voorbereidende besluitvorming is een aanloopperiode nodig, voordat de daadwerkelijke uitgaven aan projecten gedaan worden. Dit betekent dat een deel van de in 2018 jaar beschikbaar gestelde middelen niet besteed worden. Daarnaast zijn ook de uitgavenramingen van lopende projecten en programma’s geactualiseerd. Een nadere toelichting over de projecten en programma’s is opgenomen in de productartikelen en het MIRT-overzicht. Er wordt daarom € 700 miljoen verschoven van 2018 naar de jaren 2020 en 2021. Voor een nadere toelichting op de aanwending van de aanvullende middelen wordt verwezen naar «Aanvullende middelen Infrastructuurfonds volgend uit het regeerakkoord» in de infrastructuuragenda.

Kasschuif Rijksbrede budgettaire beeld

Ten behoeve van het Rijksbrede budgettaire beeld faciliteert IenW op het Infrastructuurfonds een kasschuif van € 100 miljoen en € 150 miljoen uit respectievelijk 2019 en 2020 naar 2023.

Kasschuif tussen Infrastructuur- en Deltafonds

Vanwege actualisaties van projectramingen en de verwerking van het Regeerakkoord, zijn de beschikbare budgetten en uitgavenramingen op de investeringsfondsen in een aantal jaren uit balans geraakt. Met behulp van deze kasschuif kan de mismatch in 2020 en 2021 tussen beschikbare budgetten en de uitgavenramingen deels hersteld worden.

Kustwacht

De Kustwacht voert een aantal structurele taken uit die voortvloeien uit wet- en regelgeving. Tot op heden heeft IenW haar bijdrage aan deze taken steeds incidenteel gedekt. Via deze mutatie wordt structureel dekking geregeld voor luchtsurveillance en de benodigde personele capaciteit. Dekking vindt plaats uit de investeringsruimte van de verschillende modaliteiten van het Infrastructuurfonds (€ 101,8 miljoen) en Deltafonds (€ 25,4 miljoen).

Loonbijstelling 2018

Dit betreft de toegekende loonbijstelling tranche 2018 die vanuit de begroting Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Infrastructuurfonds.

Meeropbrengsten Eurovignet

Het Eurovignet is een heffing voor zware vrachtwagens voor het gebruik van de hoofdwegen van een aantal Europese landen. Het Eurovignetverdrag wordt gewijzigd. Op 6 december 2017 hebben de vijf Eurovignet-lidstaten een protocol tot wijziging van het Eurovignetverdrag getekend. Volgens huidig inzicht in de ratificatieprocessen van de deelnemende landen, treden de nieuwe tarieven medio 2019 in werking. De wijziging van het verdrag leidt tot hogere heffingsontvangsten voor de Nederlandse overheid. De geraamde meeropbrengsten worden toegevoegd aan de investeringsruimte van Hoofdwegennet op het Infrastructuurfonds.

Prijsbijstelling 2018

Dit betreft de toegekende prijsbijstelling tranche 2018 die vanuit de begroting Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Infrastructuurfonds.

Programma's Fiets, DUMO en PIM

In het Regeerakkoord wordt ingezet op slimme en duurzame mobiliteit. Om invulling hieraan te geven, worden drie programma's gestart, namelijk Fiets, Duurzame Mobiliteit (DUMO) en Programma Innovatie Mobiliteit (PIM). Dekking vindt plaats vanuit de investeringsruimte voor Wegen en Spoor conform de gebruikelijke verdeelsleutel gecorrigeerd voor Vaarwegen (wegen: 57,5% en spoor 42,5%). Een deel van de middelen wordt overgeheveld naar de begroting Hoofdstuk XII, onder meer voor inhuur en beleidsondersteuning en advies (BOA) van Rijkswaterstaat.

Voorbereidingsuitgaven vrachtheffing

In het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III is opgenomen dat zo spoedig mogelijk een vrachtwagenheffing wordt ingevoerd. Hiertoe wordt een beleidskader opgesteld waarin de beleidsuitgangspunten van de heffing worden vastgelegd. Dit document wordt eind 2018 naar de Tweede Kamer gestuurd. De uitgaven die hiermee gepaard gaan, worden voorgefinancierd vanuit de investeringsruimte van Hoofdwegennet. De verantwoording van de uitgaven aan apparaat en inhuur vindt plaats op de begroting Hoofdstuk XII. Hiertoe wordt € 1,2 miljoen overgeheveld naar de begroting Hoofdstuk XII.

Artikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

Totaal mutatie

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 20.01 Verkenningen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 20.01 Verkenningen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

A9 Rottepolderplein

30.000

                     

30.000

     

Bijdragen derden verkenningen

47.500

     

30.000

 

17.500

                 

Vorming artikel 20

958.787

2.000

4.000

7.900

6.304

50.000

193.526

222.000

278.057

60.000

25.000

110.000

       

Mutaties Miljoenennota 2019

 

2.000

4.000

7.900

36.304

50.000

211.026

222.000

278.057

60.000

25.000

110.000

30.000

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 20.01 Verkenningen

2.000

4.000

7.900

36.304

50.000

211.026

222.000

278.057

60.000

25.000

110.000

30.000

0

0

0

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 20.02 Korte termijn mobiliteitsmaatregelen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 13.03 Aanleg

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Vorming artikel 20

100.000

10.000

30.000

30.000

30.000

                     

Mutaties Miljoenennota 2019

 

10.000

30.000

30.000

30.000

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 20.02 Korte termijn mobiliteitsmaatregelen

10.000

30.000

30.000

30.000

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 20.03 Reserveringen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 20.03 Reserveringen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

A9 Rottepolderplein

– 30.000

                     

– 30.000

     

Vorming artikel 20

545.000

5.000

25.000

13.000

18.000

19.000

20.000

5.000

5.000

5.000

5.000

105.000

205.000

105.000

5.000

5.000

Mutaties Miljoenennota 2019

 

5.000

25.000

13.000

18.000

19.000

20.000

5.000

5.000

5.000

5.000

105.000

175.000

105.000

5.000

5.000

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 20.03 Reserveringen

5.000

25.000

13.000

18.000

19.000

20.000

5.000

5.000

5.000

5.000

105.000

175.000

105.000

5.000

5.000

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 20.04 Generieke investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 20.04 Generieke investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Extrapolatie 2032

– 20.000

                           

– 20.000

Prijsbijstelling 2018 (AP)

6.537

                       

2.179

2.179

2.179

Vorming artikel 20

4.037.729

                       

634.328

1.724.080

1.679.321

Mutaties Miljoenennota 2019

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

636.507

1.726.259

1.661.500

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 20.04 Generieke investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

636.507

1.726.259

1.661.500

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Extrapolatie 2032

20.000

                           

20.000

Meeropbrengsten Eurovignet

416.000

 

13.000

31.000

31.000

31.000

31.000

31.000

31.000

31.000

31.000

31.000

31.000

31.000

31.000

31.000

Prijsbijstelling 2018 (AP)

63.191

                 

21.064

21.064

21.063

     

Vorming artikel 20

3.438.638

 

9.897

18.726

14.867

90.135

113.135

209.760

229.319

270.544

251.458

617.755

953.518

307.825

125.181

226.518

Mutaties Miljoenennota 2019

 

0

22.897

49.726

45.867

121.135

144.135

240.760

260.319

301.544

303.522

669.819

1.005.581

338.825

156.181

277.518

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit

0

22.897

49.726

45.867

121.135

144.135

240.760

260.319

301.544

303.522

669.819

1.005.581

338.825

156.181

277.518

                                 

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting 2018 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal uitgaven stand eerste suppletoire begroting 2018 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal uitgaven stand Miljoenennota 2019 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

17.000

81.897

100.626

130.171

190.135

375.161

467.760

543.376

366.544

333.522

884.819

1.210.581

1.080.332

1.887.440

1.944.018

                                 

Ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 20.09 Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties voorjaarsnota 2018

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2018 artikelonderdeel 20.09 Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Bijdragen derden verkenningen

47.500

     

30.000

 

17.500

                 

Mutaties Miljoenennota 2019

 

0

0

0

30.000

0

17.500

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019 artikelonderdeel 20.09 Ontvangsten

0

0

0

30.000

0

17.500

0

0

0

0

0

0

0

0

0

A9 Rottepolderplein

Er wordt gestart met een MIRT-verkenning naar de ontvlechting van de A9 Rottepolderplein. Hiertoe wordt € 30 miljoen overgeheveld vanuit de reservering voor het gebiedsprogramma Amsterdam op artikelonderdeel 20.03 Reserveringen naar artikelonderdeel 20.01 Verkenningen.

Bijdragen derden verkenningen

Dit betreft de verwerking van bijdragen van derden aan verkenningsprojecten op artikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte. Het gaat om de projecten A15 Papendrecht–Gorinchem (€ 30,0 miljoen) en de A58 Breda–Tilburg (€ 17,5 miljoen).

Extrapolatie 2032

Conform vigerende werkwijze worden middelen die vrijkomen door de verlenging tot en met 2032 bij voorrang ingezet voor het dekken van de doorlopende verplichtingen, zoals de uitgaven die zijn benodigd voor de instandhouding en vervanging van het huidige areaal. De resterende ruimte wordt toegevoegd aan artikelonderdeel 18.11 Investeringsruimte. Tot slot zijn de ontvangsten van derden verwerkt.

Meeropbrengsten Eurovignet

Het Eurovignet is een heffing voor zware vrachtwagens voor het gebruik van de hoofdwegen van een aantal Europese landen. Het Eurovignetverdrag wordt gewijzigd. Op 6 december 2017 hebben de vijf Eurovignet-lidstaten een protocol tot wijziging van het Eurovignetverdrag getekend. Volgens huidig inzicht in de ratificatieprocessen van de deelnemende landen, treden de nieuwe tarieven medio 2019 in werking. De wijziging van het verdrag leidt tot hogere heffingsontvangsten voor de Nederlandse overheid. De geraamde meeropbrengsten worden toegevoegd aan de investeringsruimte van Hoofdwegennet op het Infrastructuurfonds.

Prijsbijstelling 2018

Dit betreft de toegekende prijsbijstelling tranche 2018 die vanuit de begroting Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Infrastructuurfonds.

Vorming artikel 20

In 2017 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het voornemen om bij de begroting 2019 het artikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte te creëren (TK 34 775 A, nr. A). Een belangrijk verbetering is dat in tegenstelling tot voorheen via het nieuwe artikel alle flexibele budgetten op één plek binnen het Infrastructuurfonds inzichtelijk worden gemaakt. Het gaat om de investeringsruimte, reserveringen die worden aangehouden en om de projectbudgetten gedurende de verkenningsfase. Dit betreft de budgettaire verwerking van de introductie van het nieuwe artikel, waarbij de uitgangspunten zijn gehanteerd zoals opgenomen in de Kamerbrief «Aanvullende informatie productartikel 20» (TK 34 775 A, nr. 60). De investeringsruimte van Hoofdwegennet, Spoorwegen en Hoofdvaarwegennet, alsmede de generieke investeringsruimte, wordt naar artikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte overgeheveld. Aanvullend worden de reserveringen voor de gebiedsprogramma’s, de middelen voor korte termijnaanpak files, en nieuwe verkenningen overgeheveld naar het nieuwe artikel.

BIJLAGE 3 OVERZICHTSCONSTRUCTIE KUSTWACHT NEDERLAND

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is als coördinerend Minister voor Noordzee-aangelegenheden verantwoordelijk voor het proces van totstandkoming van geïntegreerd beleid voor de Noordzee en van het Gecombineerd Jaarplan voor de uitvoeringtaken door de Kustwacht. De Minister van Defensie is beheerder van de Kustwacht Nederland, wat betekent dat deze medeverantwoordelijk is voor het opstellen van het Gecombineerd Jaarplan voor de uitvoeringtaken door de Kustwacht alsmede voor de uitvoering daarvan met inzet van eigen en toegewezen mensen en middelen. Alle bij de Kustwacht Nederland betrokken ministeries behouden hun eigen wettelijke verantwoordelijkheden. Het integrale beleid en het daarvan afgeleide Gecombineerd Jaarplan voor de uitvoeringtaken door de Kustwacht waarover de ministerraad beslist, worden zodanig concreet dat elke Minister zich daarover in het parlement kan verantwoorden en vormen in feite een integraal contract tussen de verschillende departementen en de Kustwacht Nederland.

De overzichtsconstructie is gebaseerd op het «Gecombineerd Jaarplan 2019 voor de uitvoeringtaken door de Kustwacht» en wordt door IenW gepubliceerd in de rol van coördinerend ministerie. De uitgaven met betrekking tot de Kustwacht Nederland worden begroot op de volgende hoofdstukken van de rijksbegroting:

Hoofdstuk VI: Justitie en Veiligheid

  • De inzet van Politie helikopters op planning of afroep voor luchtwaarneming en spoedeisende zoekvluchten. De bedragen zijn afkomstig uit de begroting van de Nationale Politie.

  • De inzet van de Politie (personeel) bestaande uit: opstappers voor de schepen, Maritiem Informatie Knooppunt, handhavingsdesk en liaison.

  • Bijdrage voor de inhuur van SAR helikopter.

Hoofdstuk IX: Financiën

  • De inzet van de Douane (personeel) bestaande uit: opstappers voor de schepen, luchtwaarnemers, Maritiem Informatie Knooppunt, handhavingsdesk en liaison.

Hoofdstuk X: Defensie

  • Exploitatie van het Kustwachtcentrum. Defensie is beheerder van het Kustwachtcentrum. Het Kustwachtcentrum is het informatiecentrum van de Noordzee, waar het actuele beeld van (scheeps-)activiteiten, (veiligheids-)incidenten en verontreinigingen op de Noordzee beschikbaar is.

  • De investeringen voor het Maritiem Operatie Centrum (MOC) en behoeftestellingen ter verbetering van de informatiepositie.

  • De inzet van de Koninklijke Marechaussee (personeel) bestaande uit: opstappers voor de schepen, luchtwaarnemers, Maritiem Informatie Knooppunt, handhavingsdesk en liaison.

  • De inzet van de Koninklijke Luchtmacht (personeel) bestaande uit: vliegers ten behoeve van de Kustwachtvliegtuigen.

  • De inzet van de Koninklijke Marine (personeel) bestaande uit: Kustwachtcentrum, Maritiem Informatie Knooppunt, de beheerskosten van Defensie en inzet Mijnenbestrijdingsvaartuigen.

  • Bijdrage voor de inhuur van SAR helikopter. Defensie heeft in 2015 budget overgedragen aan IenW voor 5 jaar, tevens loopt de bijdrage van VWS voor patiëntenvervoer via Defensie.

Hoofdstuk XII: Infrastructuur en Waterstaat

  • De inzet van ILT (personeel) bestaande uit: opstappers voor de schepen en liaison.

Hoofdstuk XIII: Economische zaken en Klimaat

  • De inzet van Staatstoezicht op de Mijnen (personeel) bestaande uit: opstappers en liaison.

Hoofdstuk XIV: Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

  • De inzet van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (personeel) bestaande uit: opstappers voor de schepen, Maritiem Informatie Knooppunt, handhavingsdesk en liaison.

Hoofdstuk A: Infrastructuurfonds

  • De inzet voor instandhouding vaarwegmarkering, betonningsvaartuigen, C2000/P2000 t.b.v. KNRM en BroNs/Pre-SAR.

  • De inzet van Rijkswaterstaat (personeel) bestaande uit: luchtwaarnemers en liaison.

  • De bijdrage voor de inhuur van SAR helikopter. Het contract is in 2015 door IenW voor 5 jaar afgesloten.

Overzichtsconstructie Kustwacht Nederland (bedragen x € 1.000)

Begroting

Activiteit

Doel

 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

VI: Justitie en Veiligheid

Inzet Politie-personeel & helikopter, bijdrage inhuur SAR helikopter

Algemene handhaving / wetgeving scheepvaartverkeer / bemanningcontrole

2.903

1.695

2.993

2.264

1.564

1.564

1.564

IX: Financien

Inzet Douane personeel

Fraudecontrole

1.111

1.142

1.142

1.142

1.142

1.142

1.142

X: Defensie

Uitvoering Kustwachttaken (exploitatie)

Centrale coördinatie Kustwachttaken

23.631

26.798

25.703

26.558

26.559

19.999

20.176

X: Defensie

Uitvoering Kustwachttaken (investering)

Investeringen, o.a. t.b.v het MOC (vanaf 2016)

45

11.844

11.019

10.607

9.733

7.748

5.642

X: Defensie

Inzet KMar-personeel voor luchtwaarneming, inzet vliegers Dornier, beheerskosten, bijdrage inhuur SAR helikopter

Uitvoering grensbewaking / luchtsurveillances / beheerskosten Defensie

10.567

10.729

11.398

10.398

9.398

9.398

9.398

XII: Infrastructuur en Waterstaat

Inzet ILT-personeel

Bijdragen aan veilig vaarwater

6.801

9.083

9.086

5.576

3.130

2.753

2.753

XIII: Economische zaken en Klimaat

Inzet SodM-personeel

Staatstoezicht op de Mijnen

10

4

4

4

4

4

4

XIV: Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Inzet NVWA-personeel

Visserijcontrole

444

462

462

462

462

462

462

A. Infrastructuurfonds

Vaarwegmarkering, inzet RWS personeel voor luchtwaarneming, inhuur SAR helikopter

Bijdragen aan veilig vaarwater, handhaving via luchtsurveillance

8.073

9.113

7.726

5.428

2.413

2.400

2.400

Totale uitgaven ten behoeve van de Kustwacht

 

53.585

70.870

69.533

62.439

54.405

45.470

43.541

BIJLAGE 4 INSTANDHOUDING

In deze bijlage wordt, in vervolg op eerdere bijlagen met betrekking tot het beheer en onderhoud en vervanging, een toelichting gegeven op de instandhouding van de netwerken die onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van IenW vallen. Dit betreft het Hoofdwatersysteem, het Hoofdwegennet, het Hoofdvaarwegennet en het Hoofdspoorwegnet.

Allereerst wordt de instandhoudingsfilosofie nader toegelicht. Vervolgens is een overzicht van beschikbare en benodigde middelen tot en met 2032 opgenomen waarna verder wordt ingegaan op de wijze waarop met Beheer en Onderhoud wordt omgegaan in relatie tot DBFM contracten.

1. In stand houden Rijksinfrastructuur

De Nederlandse infrastructuurnetwerken behoren tot de beste én meest intensief gebruikte netwerken ter wereld. Een goede instandhouding van deze netwerken is een randvoorwaarde voor de veiligheid en de bereikbaarheid van Nederland. Om dit zo te houden borgen IenW en de uitvoeringsorganisaties RWS en ProRail systematisch de instandhouding van de netwerken over de gehele levenscyclus.

Scope instandhouding

Onder instandhouding vallen alle activiteiten op het vlak van beheer en onderhoud en vervanging en renovatie van de bestaande infrastructuur. Bij Spoor wordt hiervoor de afkorting BOV gehanteerd. Bij de RWS netwerken wordt onderscheid gemaakt tussen respectievelijk Beheer en Onderhoud (BenO) en Vervanging en Renovatie (VenR). Tot het domein van het beheer behoren activiteiten die gericht zijn op het reguleren van het gebruik: verkeersleiding en capaciteitsmanagement, verkeersmanagement en watermanagement. Onderhoud betreft de activiteiten die erop zijn gericht de beoogde (ontwerp)levensduur van de infrastructuur te realiseren. Vervanging is het begin van een nieuwe levenscyclus van een nieuw object, terwijl renovatie zich erop richt de levensduur van het bestaande object te verlengen. Het gaat expliciet niet om activiteiten die gericht zijn op aanleg van nieuwe of uitbreiding van bestaande infrastructuur.

Aanpak instandhouding

De instandhouding van de netwerken wordt op de volgende wijze aangepakt.

Uitgangspunt 1: Een goede instandhouding moet worden geborgd over de gehele levenscyclus van infrastructuur

Een goede instandhouding van het hoofd(vaar)wegennet, het hoofdwatersysteem en het hoofdspoorwegennet is een randvoorwaarde voor de veiligheid, de bereikbaarheid en de leefbaarheid van Nederland. Om dit te bereiken moet de duurzame instandhouding van de netwerken systematisch over de gehele levenscyclus worden geborgd.

Uitgangspunt 2: Prestaties en optimalisatie kosten/hinder staan centraal

Bij de instandhouding van de netwerken staan de prestaties die deze netwerken moeten leveren en de doelmatigheid van onderhoud centraal. Het zijn immers de prestaties, zoals de beschikbaarheid, betrouwbaarheid, duurzaamheid en veiligheid van de infrastructuur die de gebruikers zelf direct ervaren. Over deze te leveren prestaties maakt IenW afspraken met ProRail en worden binnen IenW afspraken gemaakt met RWS. Deze afspraken vormen de basis van het onderhoud dat door ProRail en RWS op basis van daarbij horende beheer- en onderhoudsregimes wordt verzorgd.

De prestaties van de infrastructuur worden gemeten en uitgedrukt in prestatie-indicatoren. De indicatoren leggen de verbinding tussen de sturing op en verantwoording over de gewenste prestaties.

De prestatieafspraken met ProRail zijn opgenomen in de 10-jarige beheerconcessie en de jaarlijkse beheerplannen. Met RWS wordt een Service Level Agreement (SLA) met een looptijd van 4 jaar afgesproken. Vanaf begin 2018 is een nieuwe SLA van kracht, deze loopt tot en met 2021.

Met de uitvoeringsorganisaties worden afspraken gemaakt over de gewenste prestaties en hiervoor worden de benodigde middelen beschikbaar gesteld. De uitvoeringsorganisaties RWS en ProRail zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de daarbij horende beheer- en onderhoudsregimes.

Daarop aanvullend wordt bij de netwerken van RWS voor vervangingsopgaven projectsturing toegepast. Ook hierbij staan prestaties van het netwerk en optimalisatie centraal. De projectmatige sturing van vervangingsopgaven verloopt op basis van opdrachten voor tranches van projecten. Deze projecten worden in een doorlopende cyclus van lange termijn prognoses en inspecties bepaald.

Prestaties RWS

Prestatiegebied

Prestatie-indicator

Streefwaarde

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Hoofdwegennet

   

Beschikbaarheid

Technische beschikbaarheid van de weg

90%

99%

99%

Maximaal aandeel files door werk in uitvoering a.g.v. aanleg en gepland onderhoud ten opzichte van alle files

10%

4%

3%

Levering verkeersgegevens:

– Beschikbaarheid data voor derden

– Actualiteit data voor derden

90%

90%

93%

98%

93%

98%

Veiligheid

Voldoen aan norm voor verhardingen

99,9%

99,81%

99,81%

Voldoen aan norm voor gladheidbestrijding

95%

99%

99%

Hoofdvaarwegennet

   

Beschikbaarheid/

Betrouwbaarheid

Stremmingen gepland onderhoud

0,8%

0,2%

0,5%

Stremmingen ongepland onderhoud

0,2%

0,1%

0,2%

Tijdig melden ongeplande stremmingen

97%

98%

99%

Vaargeul op orde:

– Toegangsgeulen

– Hoofdtransportassen

– Hoofdvaarwegen

– Overige vaarwegen

95%

90%

70%

65%

Nieuw in 2018

Nieuw in 2018

Veiligheid

Vaarwegmarkering op orde

95%

98%

97%

Hoofdwatersysteem

   

Waterveiligheid

Handhaving kustlijn

90%

92%

92%

Beschikbaarheid stormvloedkeringen

100%

60%

60%

Waterhuishouding op orde

100%

Nieuwe definitie in 2018

Nieuwe definitie in 2018

Betrouwbaarheid informatievoorziening

95%

95%

100%

Bron RWS

Prestaties ProRail

       
 

Bodemwaarde

Streefwaarde 20191

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Prestatie-indicator

       

Klantoordeel reizigersvervoerders

6

7,0

6,6

6,7

Klantoordeel goederenvervoerders

6

7,0

6,3

6,3

Reizigerspunctualiteit 5 minuten HRN (gezamenlijk met NS)

88,9%

91,1%

90,6%

91,6%

Reizigerspunctualiteit 15 minuten HRN (gezamenlijk met NS)

96,7%

97,3%

97,3%

97,4%

Reizigerspunctualiteit 5 minuten HSL (gezamenlijk met NS)

82,1%

84,1%

81,7%

83,5%

Punctualiteit 3 minuten reizigersverkeer totaal

86,8%

89,9%

89,4%

90,5%

Punctualiteit 3 minuten regionale series

92,4%

93,4%

94,1%

93,9%

Transitotijd goederenvervoer

7,5%

6,3%

Nieuw in 2018

Nieuw in 2018

Geleverde treinpaden

97,5%

98,2%

98,1%

98,1%

Impactvolle storingen op de infra

610

546

602

627

Bron: Beheerplan ProRail 2018 en Jaarverslag ProRail 2018

X Noot
1

Handhaving op de geleverde prestaties vindt plaats op basis van de afgesproken bodemwaarde. Voor het jaar 2019 geldt een streefwaarde waarop een evaluatie plaats vindt bij de midterm review van de huidige concessie.

IenW en ProRail hebben een aantal prestatie-indicatoren doorontwikkeld zodat deze beter aansluiten bij de beleving van de reiziger en verlader en daarnaast beter passen bij de sturing door ProRail. In 2017 en 2018 is in dit kader al een aantal prestatie-indicatoren gewijzigd. Zo wordt bijvoorbeeld per 2018 gestuurd op de transitotijd van het goederenvervoer7 in plaats van op de punctualiteit van het goederenvervoer, mede omdat de goederensector daar meer belang aan hecht.

Verbeteren prestatiesturing Hoofdwegen, Hoofdvaarwegen en Hoofdwatersysteem

In de SLA 2018–2021 zijn – in aanvulling op en als integraal onderdeel van de prestatieafspraken en het beschikbaar stellen van budgetten – ontwikkelafspraken vastgelegd. Deze hebben betrekking op het aanpassen van de systematiek, het uitvoeren van pilots en het toepassen van nieuwe technieken. De ontwikkelafspraken moeten ertoe leiden dat bij de daaropvolgende SLA (2022–2025) keuzemogelijkheden beter kunnen worden onderbouwd en er meer inzicht is in de mogelijkheden om prestaties te differentiëren en de effecten die dat heeft op zowel de beleidsdoelen als de benodigde middelen.

IenW onderzoekt, in lijn met de aanbeveling van de Rekenkamer, de mogelijkheid indicatoren te ontwikkelen om de doelmatigheid van onderhoud van de door RWS beheerde netwerken inzichtelijk te maken. De afgelopen jaren zijn diverse gegevens bijgehouden die input kunnen leveren voor een doelmatigheidsindicator. Denk bijvoorbeeld aan het optreden van onverwachte schades en de mate van uitgestelde onderhoudswerkzaamheden. Of er eenduidige relaties zichtbaar worden moet nog duidelijk worden.

Het ontwikkelen van indicatoren die daadwerkelijk iets zeggen over doelmatigheid van BenO is complex, doordat veel factoren van invloed zijn op input, output, outcome en de bijbehorende doelmatigheid. Zo is het feitelijke weer (bijvoorbeeld een strenge of zachte winter) bepalend voor het wel of niet optreden van veel onverwachte schades en daarmee het schuiven in onderhoudsprogrammeringen. Ook andere programma’s zoals Aanleg en Vervangingen en Renovaties hebben een relatie met de doelmatigheid. Bepaalde onderhoudswerkzaamheden kunnen bijvoorbeeld uitgesteld worden in het geval een aantal jaar later een renovatieproject geprogrammeerd staat.

Dit betekent dat het traject om te komen tot een doelmatigheidsindicator op voorhand niet voorspelbaar is. Het is plannen, uitvoeren, evalueren en bijschaven (leren door doen).

Onderhoudsplanning

De keuze van het juiste moment van ingrijpen bij het verrichten van onderhoud aan of het vervangen of renoveren van infrastructuur wordt bepaald aan de hand van:

  • 1. Het onderhoud dat volgens het vigerend beheerconcept noodzakelijk is voor de te leveren prestaties van het netwerk.

  • 2. Resultaten uit het inspectieprogramma van de assets.

  • 3. De mogelijkheid voor het bundelen van werkzaamheden om hinder te beperken en/of kosten te besparen.

Ad 1. Het onderhoud dat volgens het vigerend beheerconcept noodzakelijk is voor de te leveren prestaties van het netwerk.

Op basis van de beleidsdoelen bereikbaarheid, veiligheid en duurzaamheid worden de prestatieniveaus van de netwerken bepaald en de (functie) eisen aan het areaal toegekend. Hierbij valt te denken aan de functies die de onderdelen van het areaal moeten vervullen en de manier waarop deze functies bijdragen aan de prestaties op netwerkniveau. Ieder onderdeel van het areaal heeft een hierbij aansluitend onderhoudsplan waarin rekening wordt gehouden met de risico’s voor de prestatie bij het gehanteerde onderhoudsscenario. Dit geheel resulteert in het vigerend beheerconcept.

Ad 2. Resultaten uit het inspectieprogramma van de assets.

De beheerders van de netwerken hebben een actueel inzicht in (de staat van) het bestaande areaal en de onderhoudsbehoefte daarvan. De daarvoor noodzakelijke informatie wordt actueel gehouden op basis van (een programma van) risicogestuurde inspecties waarmee de werkelijke staat van objecten wordt bijgehouden.

Ad 3. De mogelijkheid voor het bundelen van werkzaamheden om hinder te beperken en/of kosten te besparen.

Behalve de staat van de objecten wordt bij het plannen van de uitvoering van werkzaamheden ook rekening gehouden met de mogelijkheden om activiteiten te bundelen om daarmee kosten te besparen en/of hinder voor gebruikers te beperken.

Uitgesteld en achterstallig onderhoud

De hierboven geschetste aanpak leidt ertoe dat de planning van onderhoudswerkzaamheden flexibel van aard is. Dit betekent dat met het oog op de efficiëntie, onderhoud eerder of later kan worden uitgevoerd dan volgt uit het vigerende beheerconcept. Er is dan sprake van vervroegd of uitgesteld onderhoud.

Voor uitgesteld onderhoud wordt de volgende definitie gehanteerd:

«Er is sprake van uitgesteld onderhoud (of vervanging) als de assets wel blijven voldoen aan de geldende veiligheidsnormen en/of prestatieafspraken 8 terwijl bewust wordt afgeweken van het vigerend beheerconcept waarbij de keuze voor het moment van onderhoud of vervanging wordt bepaald op basis van feitelijke technische conditie en planoptimalisatie of prestatieafspraken.»

Met uitstel en vervroegen van onderhoud wordt beoogd om efficiënter en met minder hinder te werken.

Uitgesteld onderhoud wordt onderscheiden van «achterstallig onderhoud». Voor achterstallig onderhoud wordt de volgende definitie gehanteerd:

«Er is sprake van achterstallig onderhoud (of vervanging) als de assets niet meer voldoen aan de geldende veiligheidsnormen en/of prestatieafspraken.»

Achterstallig onderhoud wordt direct aangepakt indien dit noodzakelijk is voor het veilig functioneren van de netwerken.

Uitgesteld onderhoud heeft geen gevolgen voor de veiligheid. Uitgangpunt is dat de assets blijven voldoen aan geldende veiligheidsnormen en/of prestatieafspraken. Bij achterstallig onderhoud voldoen de assets niet meer aan de geldende veiligheidsnormen en/of prestatieafspraken. Daar waar sprake is van achterstallig onderhoud worden de onderhoudsmaatregelen die nodig zijn om de achterstalligheid op te heffen zo snel mogelijk in de onderhoudsprogrammering opgenomen en uitgevoerd. Daar waar de verkeersveiligheid in het geding kan zijn worden bovendien tijdelijke beheersmaatregelen genomen zoals tijdelijke afscherming of snelheidsverlaging.

RWS-netwerken:

In het jaarverslag van het Infrastructuurfonds (Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 34 725 A, nr. 1) en van het Deltafonds over 2016 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 34 725 J, nr. 1) is voor de eerste keer gerapporteerd over het volume aan uitgesteld en achterstallig onderhoud aan het einde van 2016.

De omvang van het uitgesteld onderhoud wordt jaarlijks gemonitord. Deze monitoring loopt nu twee jaar. Op basis van 2 meetpunten is het nog te vroeg een norm te bepalen. Na een aantal jaren kan worden bezien of er een norm (beheersbare prikkel) af te leiden valt uit de bijgehouden informatie en hoeveel uitgesteld onderhoud acceptabel is. Dit past in de lijn die is uitgedragen in de bestuurlijke reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer over de Instandhouding van het Hoofdwatersysteem dat eerst ervaring wordt opgedaan en dat inzichtelijke informatie werkende weg zal worden aangescherpt.

Het bepalen van de omvang van het uitgesteld onderhoud is geoperationaliseerd door te kijken welke onderhoudsmaatregelen per 1 januari 2018 op basis van het gebruikte onderhoudsregime een geadviseerd onderhoudsmoment hadden in 2017 of eerder. Voor het bepalen van de omvang van het achterstallig onderhoud is van de uitgestelde onderhoudsmaatregelen beoordeeld of de assets niet meer voldoen aan de geldende veiligheidsnormen en/of prestatieafspraken.

In onderstaande tabel is de totale omvang van het volume aan uitgesteld- en achterstallig onderhoud per modaliteit eind 2017 weergegeven.

Netwerk

volume uitgesteld onderhoud

waarvan achterstallig

 

2016

2017

2016

2017

Hoofdwegennet

€ 226 mln

€ 314 mln

€ 15 mln

€ 2,6 mln

Hoofdvaarwegennet

€ 244 mln

€ 350 mln

€ 24 mln

€ 36 mln

Hoofdwatersysteem1

€ 37 mln

€ 80 mln

€ 0 mln

€ 6,8 mln

X Noot
1

Hierbij zijn de kosten voor de kustlijnzorg buiten beschouwing gelaten. Dit is gedaan omdat de opdrachtnemer de vrijheid heeft de suppleties uit te voeren binnen de door het contract bepaalde periode, met een beperkte mogelijkheid tot uitloop.

Hoofdspoorwegnet:

De hiervoor beschreven aanpak voor het in stand houden van de infrastructuur leidt ertoe dat de planning van onderhoudswerkzaamheden flexibel van aard is. Met het uitstellen en vervroegen van onderhoud wordt beoogd efficiënter en met minder hinder te werken. In de brief van 30 juni 2017 is Tweede Kamer geïnformeerd over de gezamenlijk met partijen in de spoorsector ontwikkelde nieuwe visie en werkwijze voor toekomstbestendig en efficiënt werken aan het spoor. Het gezamenlijke vertrekpunt waaruit gewerkt wordt, is de optimale balans tussen 1. de onderhouds- en vervangingsbehoefte die er is om het spoor betrouwbaar te houden; 2. daarbij zo min mogelijk hinder voor reizigers en verladers als gevolg van werkzaamheden aan het spoor te veroorzaken; en 3. het efficiënt omgaan met de beschikbare financiële middelen voor het werken aan het spoor. In dat kader wordt ook gekeken op welke wijze zinvol binnen de toegepaste onderhoudsfilosofie gerapporteerd kan worden over het eventuele volume aan uitgesteld onderhoud.

Nog uit te voeren werkzaamheden (NUTW)

In de begroting van het agentschap Rijkswaterstaat is de balanspost reeds uitgevoerde/nog uit te voeren werkzaamheden opgenomen. De omvang van deze balanspost wordt aan het eind van ieder jaar rekenkundig bepaald. De post is bedoeld om vertragingen en/of versnellingen in de werkzaamheden van het agentschap Rijkswaterstaat op te vangen. Tijdens de voorbereiding en uitvoering van werkzaamheden kan immers blijken dat deze op een later of eerder moment gerealiseerd zullen worden dan tijdens de planning van de begroting was voorzien. Dat kan diverse oorzaken hebben. Zo wordt met uitstel en vervroegen van onderhoud beoogd om efficiënter en met minder hinder te werken. Daarnaast kan er sprake zijn van uitvoeringstegenvallers of van vertragingen in de aanbestedingsprocedures.

In 2018 wordt bekeken in hoeverre de middelen van de juist afgeronde SLA-periode (2013–2017) op de balanspost betrekking hebben werkzaamheden die wel waren gepland binnen de afgeronde SLA-periode, maar die nog niet (volledig) zijn uitgevoerd of later zijn geprogrammeerd, te weten in de SLA periode 2018–2021. Indien er meer middelen beschikbaar zijn dan daadwerkelijk nodig voor deze nog niet volledig uitgevoerde werkzaamheden kunnen deze alternatief worden aangewend. Bij te weinig middelen op de balanspost zal aanvulling plaats moeten vinden, of prestatieafspraken moeten worden aangepast. Daarover wordt bij de ontwerpbegroting 2020 gerapporteerd.

De omvang van de balanspost is ultimo 2017 t.o.v. ultimo 2016 gestegen met € 21 miljoen. Deze stijging wordt in belangrijke mate veroorzaakt doordat de in het verleden ontstane tekorten als gevolg van schadevaren en -rijden zijn aangevuld. Dit was nodig om te waarborgen dat uitgestelde onderhoudsmaatregelen ook daadwerkelijk uitgevoerd kunnen worden. De opbouw van de post NUTW per ultimo 2017 is als volgt:

Omschrijving

Bedrag € mln.

Beheer en onderhoud en verkeersmanagement

   

a) Hoofdwatersysteem

244

 

b) Hoofdwegennet

28

 

c) Hoofdvaarwegennet

22

 

Subtotaal Beheer en onderhoud en verkeersmanagement inclusief Landelijke Taken

 

294

     

Overig

   

w) Hoofdwatersysteem

34

 

x) Hoofdwegennet

13

 

y) Hoofdvaarwegennet

31

 

z) Overig

–/–3

 

Subtotaal Overig

 

75

     

Totaal

 

369

Hieronder worden de belangrijkste posten toegelicht die de opbouw van de post NUTW bepalen.

Ad a): Van de € 244 miljoen voor het Hoofdwatersysteem heeft € 61 miljoen betrekking op de middelen die in de begroting 2015 beschikbaar zijn gesteld voor het artikel waterkwaliteit op het Deltafonds. Deze middelen zijn aan dat artikel toegevoegd in de jaren 2017 tot en met 2020. De balanspost wordt hierdoor in hetzelfde tempo verminderd. Een post van € 97 miljoen heeft betrekking op middelen voor de kustlijnzorg. Die mogen door de opdrachtnemer besteed worden binnen de contractperiode, zodat deze de uitvoeringsplanning over de looptijd van het contract kan optimaliseren. Daarnaast is € 47 miljoen bestemd voor noodzakelijke onderhoudsmaatregelen in de SLA 2018–2021. Over de resterende € 39 miljoen moet nog nadere besluitvorming plaatsvinden zoals hierboven is aangegeven.

Ad b): Over het saldo van € 28 miljoen moet nog nadere besluitvorming plaatsvinden zoals hierboven is aangegeven

Ad c): De balanspost op het Hoofdvaarwegennet ad € 22 miljoen heeft voor € 26 miljoen betrekking op Reeds Uitgevoerd Werk. Het gaat om de Overdracht van de Gekanaliseerde Hollandse IJssel aan het Waterschap. De toekomstige beheer en onderhoudslasten zijn toen in één keer afgekocht. Deze post loopt af in jaarlijkse porties van € 3 miljoen. Over het saldo van € 48 miljoen moet nog nadere besluitvorming plaatsvinden zoals hierboven is aangegeven.

Ad w): Van de € 34 miljoen voor het Hoofdwatersysteem heeft € 15 miljoen betrekking op Herstel en Inrichting en € 13 miljoen op Verkenningen en Planuitwerkingen.

Ad x): Van de € 13 miljoen op het Hoofdwegennet is € 65 miljoen bestemd voor servicepakketten. Daar staat tegenover dat er sprake is van Reeds Uitgevoerd Werk van € 30 miljoen voor Verkenningen en Planuitwerkingen.

Ad y): De balanspost op het Hoofdvaarwegennet heeft bijna volledig betrekking op NoMo AOV.

Balansposten ProRail

Tussen IenW en ProRail is sprake van een subsidierelatie waarbij is afgesproken dat:

  • Overschotten en tekorten bij ProRail op uitgevoerde werkzaamheden (zoals aanbestedingsmeevallers) worden toegevoegd c.q. onttrokken aan de egalisatiereserve op de balans bij ProRail. De egalisatiereserve mag maximaal + of – 5% van de (vijfjaars gemiddelde) subsidie bedragen. De egalisatiereserve per eind 2017 bedraagt – € 3 miljoen.

  • Overschotten bij ProRail die betrekking hebben op verleende subsidies die pas later in de tijd benodigd blijken te zijn, worden jaarlijks, na vaststelling van de subsidie, terugbetaald aan IenW en weer toegevoegd aan de middelen in het Infrastructuurfonds, waarna ze door ProRail weer kunnen worden aangevraagd in het jaar dat deze middelen alsnog benodigd zijn.

Ontwikkelingen in het areaal

Bovenstaande aanpak wordt toegepast bij het beheer en onderhoud van bestaande infrastructuur. Bovendien krijgt instandhouding bij de aanleg van nieuwe infrastructuur reeds aandacht door bij de besluitvorming de onderhoudskosten over de hele levenscyclus in beeld te brengen (Life Cycle Costing, LCC). Op deze wijze worden niet alleen de kosten voor aanleg, maar ook de kosten voor toekomstig onderhoud bij de besluitvorming betrokken. Indien een beslissing tot de nieuwe aanleg tot hogere onderhoudskosten leidt, worden bij de startbeslissing van de verkenning, naast de investeringskosten, ook deze meerkosten voor het onderhoud op de begroting van de fondsen gereserveerd. Wanneer de realisatie van het aanlegproject aanvangt worden deze gereserveerde middelen toegevoegd aan het Beheer en Onderhoudsbudget.

Hieronder wordt inzicht gegeven in de omvang van het areaal in beheer bij RWS en ProRail per verantwoording 2017.

Areaal Hoofdwegen

Eenheid

 

Rijbaanlengte

Hoofdrijbaan

km

5.804

Verbindingswegen en op- en afritten

km

1.677

Areaal asfalt

Hoofdrijbaan

km2

76

Verbindingswegen en op- en afritten

km2

15

Groen areaal

 

km2

181

Verkeerssignalering op rijbanen

 

km

2.777

Verkeerscentrales

 

stuks

6

Spits- en plusstroken

 

km

321

Viaduct over RW

 

stuks

1.017

Viaduct in RW

 

stuks

1.855

Brug vast

 

stuks

730

Brug Beweegbaar

 

stuks

54

Tunnel

 

stuks

27

Aquaduct

 

stuks

16

Areaal Hoofdvaarwegen

Eenheid

 

Vaarwegen:

km

7.082

– waarvan binnenvaart

km

3.437

– waarvan zeevaart

km

3.646

Schutsluiskolken

stuks

130

Bruggen beweegbaar

stuks

115

Bruggen vast

stuks

217

Afmeervoorziening

stuks

10.090

Areaal Hoofdwatersysteem

Eenheid

 

Kustlijn

km

293

Stormvloedkeringen

aantal

5

Dammen, dijken en duinen, uiterwaarden w.o.:

   

–  Dijken, dammen en duinen, primaire waterkeringen

km

189

–  Niet primaire waterkeringen/duinen

km

643

–  Uiterwaarden in beheer Rijk

ha

5.178

Binnenwateren

km2

3.051

Spui-, uitwateringssluiskolken

stuks

92

Gemaal

stuks

20

Kunstwerken t.b.v. natuur

stuks

13

Stuwcomplex

stuks

10

Hoogwaterkering

stuks

2

Waterreguleringswerken

stuks

96

Sifons / duikers / hevel

stuks

563

Bron: RWS NIS

Areaal Spoorwegen

 

Eenheid

 

Netlengte in exploitatie

Totaal(excl. HSL-infra)

km

3.049

 

Waarvan enkelsporig

km

950

 

Waarvan meersporig

km

2.099

Totale spoorlengte

 

km

7.146

Wissels

 

stuks

6.922

Overwegen

 

stuks

2.369

Seinen

 

stuks

11.890

Stations

 

stuks

404

Bruggen (beweegbaar)

 

stuks

56

Tunnels

 

stuks

18

Bron: Jaarverslag ProRail 2017

2. Budgettaire aspecten

Onderstaand zijn per netwerk zowel de beschikbare budgetten als de budgetbehoefte tot en met 2032 gepresenteerd. Hiermee zijn de budgetbehoefte en de beschikbare budgetten voor Instandhouding in een overzicht samengebracht. Het overzicht is uitgesplitst naar de budgetten voor het verkeers- en watermanagement, het beheer en onderhoud en vervanging en renovatie. Hiermee wordt tevens voldaan aan de tijdens het wetgevingsoverleg over de jaarverslagen van het toenmalig Ministerie van Infrastructuur en Milieu op 29 juni 2017 door de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu gedane toezegging om in de ontwerpbegroting informatie op te nemen over de budgetbehoefte voor langjarig onderhoud, beheer en vervanging.

2. Totaaloverzicht beheer, onderhoud, vervanging en renovatie wegen, spoor, vaarwegen en water (in € * 1.000)
1. Budgetten verkeers-/watermanagement en Beheer en Onderhoud1

Artikelonderdeel

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

Hoofdwegen

Behoefte/raming

686.859

581.719

511.792

583.155

546.982

548.693

547.150

575.281

575.282

575.279

584.575

594.843

594.843

594.843

594.843

8.696.139

IF 12.01

Verkeersmanagement

3.736

3.737

3.736

3.733

3.730

3.729

3.728

3.726

3.726

3.726

3.734

3.734

3.734

3.734

3.734

55.977

IF 12.06.02

Verkeersmanagement Landelijke Taken

21.435

19.893

20.072

20.652

16.132

16.102

15.961

15.872

15.873

15.869

16.334

16.334

16.334

16.334

16.334

259.530

IF 12.02.01

Beheer en Onderhoud

641.810

539.748

469.466

539.604

432.655

434.416

433.146

461.438

461.438

461.439

469.861

480.129

480.129

480.129

480.129

7.265.536

IF 12.06.02

Beheer en Onderhoud Landelijke Taken

19.879

18.342

18.519

19.166

14.665

14.646

14.515

14.446

14.446

14.446

14.846

14.846

14.846

14.846

14.846

237.297

Totaal budget Verkeersmanagement en Beheer en Onderhoud Hoofdwegen

686.859

581.719

511.792

583.155

467.182

468.893

467.350

495.481

495.482

495.479

504.775

515.043

515.043

515.043

515.043

7.818.341

 

Potentieel tekort Hoofdwegen

0

0

0

0

79.800

79.800

79.800

79.800

79.800

79.800

79.800

79.800

79.800

79.800

79.800

877.800

                                   

Spoorwegen

Behoefte/raming

422.290

393.300

406.890

394.738

428.159

411.966

408.096

407.943

406.854

409.448

412.029

413.798

413.731

433.230

452.668

6.215.140

IF 13.02

Budget beheer en onder houd (incl. verkeersmanagement)2

422.290

393.300

406.890

394.738

428.159

411.966

408.096

407.943

406.854

409.448

412.029

413.798

413.731

433.230

452.668

6.215.140

Totaal budget Beheer en Onderhoud Hoofdspoorwegen

422.290

393.300

406.890

394.738

428.159

411.966

408.096

407.943

406.854

409.448

412.029

413.798

413.731

433.230

452.668

6.215.140

 

Potentieel tekort Hoofdspoorwegen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                   

Hoofdvaarwegen

Behoefte/raming

290.909

311.094

287.423

209.521

241.492

240.642

239.828

239.766

239.769

239.669

279.879

280.741

280.742

257.902

257.902

3.897.278

IF 15.01

Verkeersmanagement

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

129.825

IF 15.06.02

Verkeersmanagement Landelijke Taken

5.062

5.062

5.062

5.073

5.073

5.073

5.073

5.073

5.073

5.073

5.073

5.073

5.073

5.073

5.073

76.059

IF 15.02.01

Beheer en Onderhoud

272.330

291.313

267.651

189.510

204.677

203.857

203.023

202.966

202.968

202.873

243.078

243.939

243.940

221.100

221.100

3.414.325

IF 15.06.02

Beheer en Onderhoud Landelijke Taken

4.862

4.874

4.865

5.093

5.087

5.056

5.077

5.073

5.073

5.069

5.074

5.074

5.074

5.074

5.074

75.499

Totaal budget Verkeersmanagement en Beheer en Onderhoud Hoofdvaarwegen

290.909

309.904

286.233

208.331

223.492

222.642

221.828

221.766

221.769

221.669

261.879

262.741

262.742

239.902

239.902

3.695.707

 

Potentieel tekort Hoofdvaarwegen

0

0

0

0

18.000

18.000

18.000

18.000

18.000

18.000

18.000

18.000

18.000

18.000

18.000

198.000

                                   

Hoofdwatersysteem

Behoefte/raming

165.377

156.528

116.562

128.228

149.589

172.157

141.037

197.182

159.923

163.433

155.222

155.222

155.222

155.222

155.209

2.326.114

DF 3.01.01

Watermanagement

7.219

7.191

7.191

7.191

7.191

7.191

7.216

7.216

7.216

7.419

7.013

7.013

7.013

7.013

7.013

107.306

DF 5.02.01

Watermanagement Landelijke Taken

4.007

4.007

4.007

4.018

4.018

4.018

3.993

3.993

3.993

4.105

3.880

3.880

3.880

3.880

3.880

59.559

DF 3.02.01

Beheer en Onderhoud Waterveiligheid

124.281

117.571

77.206

96.992

98.968

121.307

90.301

138.846

101.587

104.012

97.969

97.969

97.969

97.969

97.956

1.560.901

DF 3.02.02

Beheer en Onderhoud Zoetwatervoorziening

20.176

18.065

18.464

10.313

10.198

10.427

10.313

17.913

17.913

18.417

17.410

17.410

17.410

17.410

17.410

239.253

DF 5.02.01

Beheer en Onderhoud Landelijke Taken Waterveiligheid

7.017

7.017

7.017

7.030

7.030

7.030

7.030

7.030

7.030

7.229

6.834

6.834

6.834

6.834

6.834

104.633

DF 5.02.01

Beheer en Onderhoud Landelijke Taken Zoetwatervoorziening

2.376

2.377

2.377

2.384

2.384

2.384

2.384

2.384

2.384

2.451

2.316

2.316

2.316

2.316

2.316

35.462

Totaal Watermanagement en Beheer en Onderhoud Hoofdwatersysteem

165.077

156.228

116.262

127.928

129.789

152.357

121.237

177.382

140.123

143.633

135.422

135.422

135.422

135.422

135.409

2.107.114

 

Potentieel tekort Hoofdwatersysteem

0

0

0

0

19.800

19.800

19.800

19.800

19.800

19.800

19.800

19.800

19.800

19.800

19.800

217.800

                                   

Totaal budget verkeers-/watermanagement en Beheer en Onderhoud

1.565.135

1.441.152

1.321.177

1.314.151

1.248.621

1.255.857

1.218.511

1.302.573

1.264.228

1.270.229

1.314.106

1.327.004

1.326.938

1.323.597

1.343.022

19.836.301

X Noot
1

Exclusief apparaatskosten en bijdragen derden.

X Noot
2

De aanleg en operationele activiteiten van verkeersmanagement is bij Spoorwegen opgenomen onder «Beheer en Onderhoud» vanwege het feit dat ProRail dit niet apart inzichtelijk maakt.

2. Vervanging en Renovatie1

Artikel

 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

Hoofdwegen

                                 

IF 12.02.04

Budget Hoofdwegen

53.564

135.429

173.615

215.765

245.480

267.320

235.848

152.597

74.117

29.502

297.385

297.385

335.237

0

0

2.513.245

Spoorwegen

                                 

IF 13.02

Budget Hoofdspoorwegen

636.879

616.816

568.374

499.420

523.228

505.891

507.903

505.765

516.231

536.178

528.969

551.128

551.038

624.858

645.611

8.318.289

Hoofdvaarwegen

                                 

IF 15.02.04

Budget Hoofdvaarwegen

77.276

71.726

108.716

139.836

131.506

113.797

116.051

88.227

13.199

13.255

62.127

32.532

0

0

0

968.248

Nader toe te delen Infrastructuurfonds2

                             

IF 18.12

Budget Vervanging en Renovatie

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

445.202

445.202

890.404

Hoofdwatersysteem

                               

DF 3.02.03

Budget Hoofdwatersysteem

39.542

36.861

24.525

22.526

21.449

21.299

50.598

40.000

40.000

40.000

156.684

166.320

166.320

166.320

166.317

1.158.761

Totaal budget Vervanging en Renovatie

807.261

860.832

875.230

877.547

921.663

908.307

910.400

786.589

643.547

618.935

1.045.166

1.047.365

1.052.595

1.236.380

1.257.130

13.848.947

                                   

Totaal budget verkeers-/watermanagement, Beheer en Onderhoud en Vervanging en Renovatie

2.372.396

2.301.984

2.196.408

2.191.698

2.170.284

2.164.164

2.128.910

2.089.162

1.907.775

1.889.165

2.359.271

2.374.369

2.379.533

2.559.977

2.600.152

33.685.248

X Noot
1

De definitie van vervanging en renovatie verschilt per beheerder (RWS en ProRail). De budgetten zijn om die reden per modaliteit niet één-op-één te vergelijken.

X Noot
2

Voor 2031 en verder moet de verdeling over de modaliteiten nog nader worden vastgesteld.

3. Gereserveerde budgetten Beheer en Onderhoud

Artikelonderdeel

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2018–2032

Hoofdwegen

                                 

IF 12.03.02

Reserveringen binnen verkenningen en planuitwerkingen (m.n. LCC)

0

0

70

381

686

7.609

9.844

11.876

12.475

40.239

45.260

42.037

42.037

42.856

43.455

298.826

 

Totaal reserveringen Hoofdwegen

0

0

70

381

686

7.609

9.844

11.876

12.475

40.239

45.260

42.037

42.037

42.856

43.455

298.826

Spoorwegen

                                 

IF 13.08

Reserveringen binnen Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Totaal reserveringen Spoorwegen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Hoofdvaarwegen

                               

IF 15.03.02

Reservering consequenties areaalgroei op Beheer en Onderhoud

0

0

0

0

19.030

19.030

19.030

19.030

19.031

22.500

22.499

22.499

22.499

22.499

22.500

230.146

 

Totaal reserveringen Hoofdvaarwegen

0

0

0

0

19.030

19.030

19.030

19.030

19.031

22.500

22.499

22.499

22.499

22.499

22.500

230.146

Reserveringen Infrastructuurfonds

                             

IF 20.05.11

Reservering lange termijn instandhouding Hoofdwegen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

140.862

122.272

135.624

0

39.876

438.634

IF 20.05.31

Reservering lange termijn instandhouding Hoofdvaarwegen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

90.000

0

9.000

99.000

 

Totaal reservering lange termijn instandhouding

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

140.862

122.272

225.624

0

48.876

537.634

Hoofdwatersysteem

                               

DF 1.02.01

Reservering areaalgroei

0

0

0

0

0

0

1.741

1.741

1.741

1.741

1.741

1.741

1.741

1.742

0

13.929

DF 1.02.01

Reservering potentieel tekort Beheer en Onderhoud

0

0

0

0

0

0

12.375

12.375

12.375

12.375

12.375

12.375

12.375

12.375

12.375

111.375

 

Totaal reserveringen Hoofdwatersysteem

0

0

0

0

0

0

14.116

14.116

14.116

14.116

14.116

14.116

14.116

14.117

12.375

125.304

Totaal reserveringen

0

0

70

381

19.716

26.639

42.990

45.022

45.622

76.854

222.737

200.924

304.276

79.472

127.206

1.191.910

                                   

Totaal budget verkeers-/watermanagement, Beheer en Onderhoud en Vervanging en Renovatie, incl. reserveringen

2.372.396

2.301.984

2.196.477

2.192.080

2.190.001

2.190.803

2.171.901

2.134.184

1.953.397

1.966.019

2.582.008

2.575.293

2.683.809

2.639.449

2.727.358

34.877.158

Door verschillen in aansturing en organisatie tussen ProRail en RWS is een vergelijking tussen de budgetten voor BOV van Spoor met de RWS-netwerken (Wegen, Vaarwegen en Water) niet altijd te maken:

  • De budgetten Verkeersmanagement zijn bij ProRail onderdeel van de reguliere BOV-budgetten.

  • De apparaatskosten van ProRail (exclusief de apparaatskosten van aanlegprojecten) maken deel uit van de BOV reeksen. Voor een goede vergelijking van de cijfers zijn deze apparaatskosten in bovenstaande tabel niet meegenomen. Hierdoor wijken de budgetten af van die in artikel 13 van de begroting van het Infrastructuurfonds.

2a Budgetbehoefte en beschikbaar budget Beheer en Onderhoud Hoofdwegen, Hoofdvaarwegen en Hoofdwatersysteem

RWS heeft, zoals aangekondigd in de instandhoudingsbijlage van de begroting 2017, ten behoeve van de SLA 2018–2021 het benodigde langjarige bedrag voor Beheer en onderhoud voor het geldende prestatieniveau in beeld gebracht. Dit is gebeurd aan de hand van de hierboven beschreven flexibele en risico- en prestatiegestuurde onderhoudsplanning (assetmanagement). Na herijking van de lange termijn ramingen is met RWS in overleg gegaan en is kritisch gekeken of aanvullend budget echt nodig is. Voor de SLA 2018–2021 zijn de beschikbare budgetten in overeenstemming met behoefte van de feitelijke onderhoudsprogrammering voor deze periode. Die onderhoudsprogrammering is gebaseerd op onder andere de uitgevoerde inspecties en daarmee op de werkelijke toestand van het areaal.

Voor de lange termijn (de periode na 2022) is sprake van spanning voor de drie door Rijkswaterstaat beheerde netwerken. Voor het verschil tussen budget en voorziene budgetbehoefte is een reservering van 50% getroffen binnen de Investeringsruimte van de desbetreffende modaliteiten. In voorbereiding op de SLA 2022–2025 wordt in samenspraak tussen de beleidsdirecties van IenW en Rijkswaterstaat bekeken welke maatregelen zoals versobering of aanpassing van de prestatiedoelen mogelijk zijn om budgetbehoefte en budget met elkaar in overeenstemming te brengen en wat daarvan de consequenties zullen zijn voor de gebruikers van de netwerken. Op basis hiervan kan in de aanloop naar de SLA 2022–2025 overgegaan worden tot het treffen van maatregelen of aanpassing van het budget om te voorkomen dat achterstanden ontstaan.

2b. Versobering en efficiency Hoofdwegen, Hoofdvaarwegen en Hoofdwatersysteem

In bijlage 4.2 van de Infrastructuurbegroting 2012 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de toen niet gedekte onderhoudsproblematiek tot en met 2020 en over de mix van maatregelen om deze problematiek te beheersen.

Een van de maatregelen betreft een pakket aan efficiencymaatregelen en versoberingen van het onderhoudsniveau. De afspraken over deze te realiseren maatregelen zijn opgenomen in het Programma Versobering en Efficiency. De versoberingen en efficiencymaatregelen zijn stapsgewijs geïmplementeerd, omdat dit de mogelijkheid bood om binnen het afgesproken budgettaire kader door een verstandige mix van maatregelen passend bij de lokale situatie optimalisaties aan te brengen. Hierdoor konden en kunnen eventuele negatieve gevolgen voor doorstroming en veiligheid worden beperkt.

In bijlage 5 van de Infrastructuurbegroting 2013 is de verdeling van het totale pakket efficiency- en versoberingmaatregelen van € 1,64 miljard naar netwerk gepresenteerd. Hiervan is tot en met 2016 € 891 miljoen gerealiseerd. In die bijlage is tevens een eerste inschatting opgenomen van effecten op veiligheid en doorstroming.

In bijlage 4 van de Infrastructuurbegroting 2015 is de verdeling van het totale pakket efficiency- en versoberingsmaatregelen a € 1,64 miljard naar netwerk uitgesplitst en de prognose bijgesteld. In deze bijlage is de verwachte bandbreedte op basis van de verdere uitwerking en implementatie van de maatregelen in beeld gebracht. Wanneer het totaalpakket aan maatregelen bij de onderkant van de bandbreedte dreigt uit te komen, zal worden bijgestuurd door nieuwe maatregelen te treffen. Op basis van het huidige beeld is de inschatting dat het realiseren van het totale pakket van € 1,64 miljard aan versobering- en efficiencymaatregelen mogelijk is. Ten opzichte van de vorige begroting zijn de inzichten niet gewijzigd.

Netwerk

Maatregel

Initiële Bedrag in miljoen t/m 2020

Prognose realisatie bedragen in miljoen t/m 2020

HWN

Verminderen communicatie bij onderhoud

30

30

HWN

Versoberen bermbeheer

40

35

HWN

Onderhoud kunstwerken uiterste jaar

50

45–50

HWN

Versoberen verlichting

35

30–35

HWN

Verruimen werkvensters en op delen van het netwerk overdag werken met minder flankerende maatregelen.

75

75–80

HWN

Versoberen DVM

165

150

HVWN

Minder maaien taluds

10

10

HVWN

Minder baggeren hoeken zeetoegangen

35

40

HVWN

Verminderen (wal)voorzieningen schippers

10

10

HVWN

Minder baggeren vaarwegen

45

55

 

Subtotaal versoberingen

495

480–495

Alle

Efficiencymaatregelen

800

815– 820

 

Subtotaal efficiencymaatregelen

 

815–820

Alle

Besparing Landelijke Taken

200

200

Alle

Bijzondere baten t.b.v. B&O (o.a. Leges1)

100

90

HWN

Verhoging BenO budget

45

45

 

Subtotaal overige maatregelen

345

305

 

Totaal

1.640

1.630–1.650

X Noot
1

Het voornemen leges te heffen op grond van de waterwet is nog niet ten uitvoer gebracht gelet op de invoering van de omgevingswet.

2c. DBFM en budgetten voor beheer en Onderhoud (RWS)

Bij DBFM is de Opdrachtnemer niet alleen verantwoordelijk voor het ontwerp en de bouw van het project, maar ook voor de financiering en het totale onderhoud. Het is dus een geïntegreerde contractvorm. Bij traditionele contracten koopt het Rijk een product in: bijvoorbeeld een rijksweg met 2x2 rijstroken. Bij een DBFM-contract neemt het Rijk echter een dienst af: een beschikbare rijksweg. Het benodigde budget komt uit drie bronnen: (i) het aanlegbudget, (ii) het beschikbare beheer en onderhoudsbudget van reeds aanwezige infrastructuur en (iii) het budget voor areaalgroei voor dat deel van de infrastructuur dat nieuw wordt aangelegd.

Ten behoeve van de aanbesteding van een DBFM contract wordt een referentieraming opgesteld voor de te verwachten aanleg- en beheer en onderhoudskosten bij traditionele uitvoering. Deze referentieraming wordt gebruikt om de plafondprijs (het acceptabele maximum) voor de bieding te bepalen. Deze ramingen worden tegenwoordig op dezelfde wijze uitgevoerd als de ramingen die voor LCC worden uitgevoerd.

De aanbesteding verloopt in een aantal stappen. Na de laatste stap vindt ook de budgettaire verwerking in de begroting plaats. De beschikbare middelen vanuit Aanleg, BenO (incl. areaalgroei) wordt overgeboekt naar het GIV/PPS-artikel. De middelen worden met eenzelfde «netto contante waarde» omgezet in een langjarige reeks ter betaling van de beschikbaarheidsvergoedingen. Dit is de zgn. financiële inpassing of DBFM conversie. Er wordt hiermee geen budget toegevoegd aan het project, de kasreeks wordt alleen aangepast aan de contractvorm. De prestatie-eisen en uitrustingsniveaus van de infrastructuur binnen het DBFM contract zijn dezelfde als die aan RWS worden gesteld. Op het moment van aanbesteden wordt bij de M (maintain) van DBFM, een serviceniveau uitgevraagd dat past bij het onderhoudsregime (Service Level Agreement) wat op dat moment van toepassing was. Dat niveau geldt voor de looptijd van het contract en is daarmee niet budgettair flexibel. Er wordt momenteel overigens wel aan gewerkt om bij de nog af te sluiten DBFM contracten ook bijstelling mogelijk te maken.

Bij DBFM geldt dat voor een periode van 20–25 jaar het consortium verantwoordelijk is voor het onderhoud van infrastructuur. Na afloop van het DBFM-contract valt dit deel van het areaal weer binnen het reguliere beheer en onderhoud van RWS. De mutaties tussen het beheer, onderhoud en vervanging artikel (voor wegen artikelonderdeel 12.02, vaarwegen artikelonderdeel 15.02, voor het hoofdwatersysteem artikel 3.02) en het DBFM artikel (voor wegen artikelonderdeel 12.04, vaarwegen artikelonderdeel 15.04, voor het hoofdwatersysteem artikel 4.02) zijn zichtbaar in de begroting en worden toegelicht. Na afloop van een DBFM-contract zal het BenO-deel weer aan de reguliere onderhoudsbudgetten van RWS worden toegevoegd.

In onderstaand overzicht is aangegeven voor welke projecten eind 2017 DBFM contracten zullen zijn afgesloten. Voor de financiering van deze projecten zijn de genoemde BenO middelen (per jaar) ingezet. Deze zullen na afloop van het DBFM contract weer beschikbaar komen tegen het dan geldende prijspeil.

Project

Areaalinformatie

Einde DBFM contract

Uitgenomen B&O budget/jaar

Hoofdwegennet

Baanlengte1

Grote kunstwerken

Wegconfiguratie in M-fase

   

A59 Rosmalen–Geffen

23 km

 

2x2

2019

1,0 mln.

N31 Leeuwarden–Drachten

56 km

Langdeel aquaduct

2x2

2022

5,5 mln.

A12 Lunetten–Veenendaal

65 km

 

2x4, 2x3

2033

5,9 mln.

A10 Tweede Coentunnel

39 km

1ste en 2de Coentunnel

2x3+2x2, 2x4

2037

12,0 mln.

N33 Assen–Zuidbroek

105 km

 

2x2

2034

2,8 mln.

A15 Maasvlakte–Vaanplein

129 km

nieuwe Botlekbrug, Thomassentunnel, Botlektunnel

2x3+2x2, 2x3, 2x2

2035

31,7 mln.

A1/A6 Diemen–Almere Havendreef (SAA)

72 km

Aquaduct Muiden, verbrede Hollandse Brug

2x5+2, 2x4+2

2042

11,9 mln.

A12 Veenendaal–Ede–Grijsoord

50 km

 

2x3

2032

2,2 mln.

A9 Holendrecht–Diemen (Gaasperdammerweg, SAA)

41 km

Gaasperdammertunnel

2x5+1

2038

14,2 mln.

N18 Varsseveld Enschede

70 km

 

2x2+2x1

2043

1,8 mln.

A27/A1 Utrecht Noord–knpt. Eemnes–Bunschoten

53 km

 

2x3+2x4

2043

3,9 mln.

A6 Almere (SAA)

39 km

 

2x5

2039

3,3 mln.

A24 Blankenburgverbinding

35 km

Blankenburgtunnel, Aalkeettunnel

2x3

2044

ntb2

A16 Rotterdam

ntb2

Rottemerentunnel

2x2+2x3

ntb2

ntb2

Hoofdvaarwegennet

Vaarweglengte

       

Keersluis Limmel

 

Nieuwe Keersluis Limmel, incl. verkeersbrug over sluis

 

2048

0,4 mln.

Beatrixsluis 3e Kolk

4 km

Complex Prinses Beatrixsluis incl. baggeren, onderhoud oevers en ligplaatsen langs Lekkanaal

 

2046

2,8 mln.

Zeetoegang IJmond

 

Nieuwe zeesluis en sluiseilanden

 

2045

2,5 mln.

Sluis Eefde

 

Nieuwe schutsluis inclusief onderhoud voorhavens (bestaande schutsluis tot 2021)

 

2047

1,0 mln.

Hoofdwatersysteem

         

Afsluitdijk

 

Afsluitdijk, spuicomplexen en keringen Den Oever en Kornwerderzand

 

2047

9,3 mln.

Hoofdspoorwegnet

         

HSL

         
X Noot
1

Baanlengte omvat: hoofdrijbanen, verbindingswegen en op- en afritten

X Noot
2

Dit financial close van dit contract is nog niet verwerkt op het moment van schrijven van de Begroting.

2d. De budgetten voor beheer, onderhoud en vervanging ProRail

ProRail ontvangt van IenW gemiddeld € 1,34 miljard subsidie per jaar (inclusief btw) ter dekking van de instandhoudingskosten van de hoofdspoorweginfrastructuur. Hiervan heeft ca. € 0,98 miljard betrekking op beheer, onderhoud en vervanging en € 0,36 miljard op de eigen apparaatskosten. Naast de rijksbijdrage ontvangt ProRail van vervoerders (gebruiksvergoeding) en andere derden (doorbelaste onderhoudskosten) gemiddeld € 0,39 miljard per jaar, waarmee het totale budget voor de jaarlijkse instandhoudingskosten voor ProRail uitkomt op € 1,73 miljard inclusief btw.

Op 19 december 2017 (Kamerstukken 2017–2018, 29 984, nr. 735) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de effecten van de subsidieaanvraag ProRail 2018 op de spoorbudgetten. In de ontwerpbegroting 2019 is € 338 miljoen aan beschikbare middelen binnen de BOV-reeks uit latere jaren naar de periode 2018–2020 geschoven in verband met naar voren gehaalde productie. Daarnaast is € 63 miljoen uit de investeringsruimte toegevoegd aan de BOV-reeks ter dekking van het opgetreden indexeringsverschil in 2017. Hiermee zijn de budgetbehoefte en de beschikbare middelen in de huidige «meerjarenperiode» (2018–2021) in evenwicht gebracht. Vóór aanvang van de volgende «meerjarenperiode» (2022–2025) zal een audit worden uitgevoerd op de BOV-reeksen om te bezien of het hiervoor beschikbare budget voldoende is.

3. Opgave Vervanging en renovatie

Bij einde van de technische levensduur van infrastructurele objecten wordt overgegaan tot vervanging of renovatie van deze objecten. Einde technische levensduur wordt breed opgevat. Ook niet langer ondersteunde, verouderde technologie worden als reden voor einde technische levensduur beschouwd. Hetzelfde geldt voor economisch niet meer verantwoord onderhoud. De keuze voor vervanging dan wel renovatie is mede gebaseerd op de kosten over de resterende dan wel nieuwe levenscyclus. Zo is voor grote bruggen, tunnels en sluizen renovatie vaak een goedkoper alternatief rekening houdend met de levenscyclus, dan het geheel nieuw bouwen van eenzelfde object.

3a. Toekomstige vervangingen hoofdwegen, hoofdvaarwegen en hoofdwatersysteem

Binnen het ministerie wordt gewerkt aan opdrachtverlening voor de Vervanging en Renovatie van tranche 4. Hierin worden die objecten opgenomen die voor 2025 einde levensduur bereiken. Uit de lopende tranches voor vervanging en renovatie verwacht ik voor verschillende projecten opdracht te geven voor realisatie. Tegelijk wordt de prognose voor de komende jaren geactualiseerd, zodat in 2020 de behoefte voor de periode daarna beter in beeld is gebracht.

Dekking van de opgave

Om de toekomstige VenR-opgaven te dekken zijn op basis van het prognoserapport 2010 in de begrotingen van het IF en DF reserveringen gemaakt. Deze reserveringen dekken de totale VenR opgave, echter binnen de verdeling over de netwerken zijn de middelen voor HVWN ontoereikend.

De prognose 2017 heeft ertoe geleid dat binnen het IF vanuit de reservering voor de VenR-opgave voor het HWN € 334 miljoen is overgeheveld naar het VenR-budget voor het HVWN. Op de reservering voor het HWN resteert hiermee voldoende budget om de opgave voor het HWN te dekken. Voor het HVWN resteert een verschil van € 265 miljoen om de VenR-opgave voor het HVWN te dekken.

De objecten op het Hoofdvaarwegennet en het Hoofdwatersysteem hebben vaak een functie op beide netwerken. Of de gehanteerde toewijzing van objecten en/of kosten aan het Hoofdvaarwegennet of het Hoofdwatersysteem overeenstemt met het zwaartepuntprincipe en of dit gewijzigd moet worden wordt nog onderzocht. De consequenties gaan verder dan het toewijzen van VenR-middelen en hebben ook betrekking op het beheer en onderhoud daarna. Zodra de relaties tussen het HVWN en het HWS nader zijn geduid, wordt bezien of een overheveling tussen het Hoofdwatersysteem en het Hoofdvaarwegennet nodig is. Ik streef ernaar dat uiterlijk bij ontwerpbegroting 2020 te doen.

Op verzoek van de Kamer worden in het MIRT projectenoverzicht de vervanging en renovatie projecten met een budgettair beslag van meer dan € 10 miljoen separaat toegelicht.

3b. Vervangingen spoor

De vervangingsinvesteringen maken onderdeel uit van de BOV-reeks in de begroting en bedragen in de periode 2018–2032 gemiddeld € 555 miljoen per jaar. Voor de periode na 2030 is een verhoging van de vervangingskosten te verwachten, met name omdat het einde van de levensduur van een groot aantal kunstwerken zal zijn bereikt en omdat de bovenleidingportalen (in totaal 100.000 stuks) zullen worden vervangen. Voor deze verwachte toename zijn aanvullende middelen opgenomen op artikel 18.12 van het Infrastructuurfonds.

3c. Beschikbaar budget Infrastructuurfonds voor VenR vanaf 2032

Op artikel 18.12 van het Infrastructuurfonds zijn noodzakelijke middelen opgenomen voor Vervanging en Renovatie voor Hoofdwegen, Hoofdspoorwegen en Hoofdvaarwegen vanaf 2032. Het budget voor Vervanging en Renovatie is daarbij op het niveau van 2031 doorgetrokken. Deze middelen worden nog niet toegewezen aan de afzonderlijke netwerken. Toewijzing van deze middelen zal op een later moment geschieden op grond van een nadere onderbouwing van de vervangingsbehoefte per netwerk. Voor Spoor betreft dit alleen de verwachte toename van de vervangingsopgave vanaf 2032.

4. Duurzaamheid

Het klimaat verandert merkbaar, de natuur staat onder druk, grondstoffen worden schaarser en mensen ervaren hinder. Daarom wordt voor zowel de netwerken beheerd door RWS als voor het spoor ingezet op onder andere het terugdringen van het energieverbruik en hergebruik van materialen, aansluitend op de visie en ambitie Duurzaam IenW. Daarin zijn klimaat en energie, circulaire economie en interne verankering (in bijvoorbeeld alle opdrachten) de drie prioriteiten binnen een breder scala aan duurzaamheidsdoelen waar IenW op actief is. Op verantwoordingsdag is het duurzaamheidsverslag IenW 2017 aan de Kamer gestuurd, waarin nadere informatie is te vinden.

4a. Duurzaamheid hoofdwegen, hoofdvaarwegen en hoofdwatersysteem

Bij het beheer en onderhoud van de door RWS beheerde netwerken worden momenteel maatregelen genomen en pilots gedaan op de thema’s «klimaat en energie», «circulaire economie» en «vitaal natuurlijk kapitaal». De aanpak op deze fronten wordt jaarlijks doorontwikkeld naar aanleiding van de resultaten van de uitgevoerde maatregelen, met als doel om duurzaamheid in de reguliere (prestatie)sturing en opdrachten te verankeren.

Energie en Klimaat

Het doel is om in 2030 als IenW geheel klimaatneutraal te zijn en de netwerken energieneutraal te Het doel is om in 2030 als IenW geheel klimaatneutraal te zijn en de netwerken energieneutraal te hebben gemaakt. Hierop wordt binnen IenW gestuurd middels de CO2 prestatieladdersystematiek.

De cijfers met betrekking tot CO2 emissies en energiebesparing worden halfjaarlijks intern en extern gerapporteerd. In 2017 was de CO2-footprint van Rijkswaterstaat 113 kiloton, vergelijkbaar met de uitstoot van 25.000 huishoudens. Dat is stabiel ten opzichte van 2016 en een daling van 30% ten opzichte van 2009. Daarmee ligt Rijkswaterstaat op koers wat betreft de doelstelling voor 2020 «ten minste 30% minder CO2» en het streven naar 40%.

De belangrijkste genomen maatregelen zijn de inkoop van garanties van oorsprong (GVO) van groene stroom uit Nederland, het toepassen van biobrandstoffen bij de Rijksrederij en de overgang naar LED in de openbare verlichting (bij vervanging van verlichting bij einde levensduur). Opwekking van hernieuwbare energie op eigen areaal voor het eigen gebruik, draagt nog niet substantieel bij, maar is in potentie zeer omvangrijk. De lange termijn strategie is erop gericht om steeds minder afhankelijk te worden van de inkoop van GVO’s en klimaat- en energieneutraliteit te verkrijgen door besparen, het vergroenen van het energieverbruik (elektrificeren, groene brandstoffen en gas) en opwekking van duurzame energie op eigen areaal voor eigen gebruik.

Energiebesparing is cruciaal, maar blijft ook een uitdaging, met name vanwege de nieuwe aanleg die sinds 2009 heeft plaatsgevonden en nog steeds plaatsvindt, met extra energievraag tot gevolg. Dat maakt dat vermindering van het energieverbruik goed in het MIRT proces verankerd moet worden en er in het bestaande areaal structureel naar energiebesparing moet worden gekeken.

Circulaire economie

De ambitie voor Rijkswaterstaat is om in 2030 volledig circulair te werken. Ten aanzien van materiaalgebruik en grondstoffen worden korte termijn doelen nog nader vastgesteld in het licht van de lange termijn transitie naar een circulaire economie. Momenteel loopt hier binnen Rijkswaterstaat een impulsprogramma op. Door middel van onder andere duurzaam inkopen met bijvoorbeeld DuBoCalc wordt hier al een bijdrage aan geleverd.

Bovendien zijn er pilots met het toepassen van hernieuwbare grondstoffen en stimuleren van biodiversiteit op diverse locaties. Met deze pilots wordt ervaring opgedaan ten aanzien van de monitoring en sturing op een optimaal gebruik en behoud van het natuurlijk kapitaal. Elementen daarvan kunnen vervolgens in de standaardpraktijk worden opgenomen.

4b. Duurzaamheid spoor

Ook in de toekomst moet het spoor één van de meest duurzame vormen van vervoer blijven. In 2016 is door ProRail een Meerjarenplan Duurzaamheid vastgesteld. Hierin staan voor zowel de stations als de spoorinfrastructuur doelstellingen voor 2020 en 2030. Om dit te bereiken wordt zoveel mogelijk samengewerkt met andere partijen in de sector. Door ProRail zijn een viertal thema’s tot speerpunten bestempeld: Besparen en opwekken energie; verbeteren circulair materiaalgebruik; minimaliseren CO2 voetafdruk en goede buur.

Efficiënt omgaan met energie

ProRail wil haar energie-efficiency in 2030 met 30% verbeteren ten opzichte van 2015. In de komende jaren wordt o.a. gekeken waar ledverlichting op emplacementen en stations kan worden geïnstalleerd. Verder zullen het aantal wissels worden verminderd, wat het energieverbruik en het onderhoud vermindert. Ook wordt samen met vervoerders gekeken welke maatregelen zijn te treffen die moeten leiden tot minder energieverbruik door treinen.

CO2, grondstoffen en materialen

Een grote uitdaging is het realiseren van de CO2-reductiedoelstelling in de materiaalketen. Dit is uitdagend, omdat materialen lang meegaan en het introduceren van nieuwe materialen lastig is. Om een beter inzicht te krijgen in het CO2-verbruik wordt in 2018 en 2019 de dominantie-analyse (=impactanalyse) geactualiseerd en wordt een digitaal afvalregistratiesysteem voor projecten geïntroduceerd. IenW en ProRail kijken in hoeverre dit in 2019 is toe te passen.

Duurzaam werken

In alle bedrijfsprocessen is duurzaamheid tegenwoordig een vanzelfsprekend onderdeel van het werk. Centraal staat hierbij de Aanpak Duurzaam GWW (Grond, Weg en Waterbouw). De kern van deze aanpak is dat er afspraken worden gemaakt om binnen de gehele sector één systematische werkwijze toe te passen en een uniform instrumentarium te hanteren voor de verduurzaming van producten en bedrijfsprocessen. Voor de realisatie van projecten betekent dit dat al in een vroeg stadium van de verkenning en het ontwerp aandacht wordt gegeven aan duurzaamheid. In de afgelopen jaren is hierbij al substantiële winst behaald met duurzaam materiaalgebruik (circulair), vermindering van hinder voor de omgeving tijdens de bouw en het opwekken van energie op perronkappen en stationsdaken.

BIJLAGE 5 PRORAIL

In de kabinetsreactie op het rapport van de Tijdelijke Commissie Onderhoud en Innovatie spoor (Kamerstukken II 2011–2012, 32 707, nr. 16) is een pakket maatregelen aangekondigd om de informatievoorziening naar de Tweede Kamer beter en transparanter te maken (aanbevelingen 14 en 15). Een deel van deze maatregelen is verwerkt in Bijlage 4 (instandhoudingsbijlage) en de verdiepingsbijlagen. In deze bijlage wordt de informatie verstrekt die de aansluiting tussen de middelen op het Infrastructuurfonds en de bestedingen door ProRail betreft. In deze bijlage zijn de volgende onderdelen opgenomen:

  • A. Specificatie inkomsten en uitgaven ProRail: Aansluiting tussen de verwachte inkomsten en uitgaven voor de periode 2019–2023.

  • B. Aansluiting tussen Infrastructuurfonds en ProRail: Een schematische weergave van de financiële stromen van de spoorinfrastructuur in 2019.

Onderdeel A – Specificatie inkomsten en uitgaven ProRail

Naast de rijksbijdragen voor beheer, onderhoud en vervanging, aanleg-projecten (MIRT) en rente en aflossing ontvangt ProRail ook gebruiksvergoeding van vervoerders en bijdragen van derden voor omgevingswerken (zowel aanleg als onderhoud). In onderstaande tabel is het totaaloverzicht opgenomen van de verwachte inkomsten en uitgaven van ProRail voor de periode 2019–2023.

Bedragen x € 1 miljoen
 

2019

2020

2021

2022

2023

13.02: Beheer, onderhoud en vervanging

1.379

1.343

1.262

1.306

1.271

13.03: Aanlegprojecten

460

547

481

429

369

13.07: Rente

10

10

10

10

10

17.02: Betuweroute

5

1

1

   

17.07: ERTMS

218

225

309

307

275

17.10: PHS

262

218

386

423

417

14.03: RSP-projecten

41

1

1

   

Rijksbijdragen, inclusief BTW

2.375

2.345

2.450

2.475

2.342

Waarvan BTW

472

469

487

491

468

Rijksbijdragen, excl. BTW

1.903

1.876

1.963

1.984

1.874

Gebruiksvergoeding vervoerders

343

356

356

354

357

Bijdragen derden aanleg en onderhoud

29

29

29

29

29

Bijdragen derden aanleg

225

225

225

200

180

Totaal inkomsten ProRail

2.500

2.486

2.573

2.567

2.440

           

Uitbesteed werk beheer, onderhoud en vervanging

1.113

1.096

1.031

1.067

1.041

Uitbesteed werk nieuwbouwinvesteringen

934

940

1.098

1.058

958

Apparaatskosten

444

441

435

433

431

Rentelasten

9

9

9

9

9

Totaal uitgaven ProRail

2.500

2.486

2.573

2.567

2.440

Onderdeel B – Aansluiting tussen Infrastructuurfonds en ProRail

Financiële kasstromen spoorinfrastructuur 2019

Financiële kasstromen spoorinfrastructuur 2019

BIJLAGE 6 DBFM CONVERSIES

Budgettaire verwerking van DBFM-contracten

Kenmerken DBFM-contracten

Een DBFM-contract is een geïntegreerde contractvorm, waarbij de opdrachtnemer verantwoordelijk is voor het ontwerp (design), de bouw (build), financiering (finance) en het onderhoud (maintain). De opdrachtgever gaat binnen een DBFM-contract een langlopende verplichting aan met een consortium van private partijen. Gedurende een periode van 20–25 jaar betaalt het Rijk een vergoeding aan het consortium voor de beschikbaarheid van de infrastructuur (beschikbaarheidsvergoeding). Voorts is een kenmerk van DBFM-contract een langjarig en vlak betalingsritme.

Verwerking potentiële DBFM-projecten in de verkenning- en planuitwerking

Bij de DBFM-projecten in voorbereiding wordt in de begroting op voorhand geen rekening gehouden met dit afwijkende betalingsritme dat kenmerkend is voor DBFM-contracten9. Net als voor andere MIRT-projecten wordt bij de betreffende modaliteit het volledige bedrag voor aanleg geraamd op het artikel voor verkenning- en planuitwerking en wordt een reservering voor het onderhoud gemaakt binnen de reguliere onderhoudsbudgetten en/of de investeringsruimte. Mocht in een later stadium een aanbesteding in DBFM-vorm toch niet mogelijk of opportuun blijken, dan blijft een meer klassieke aanbesteding via deze werkwijze altijd mogelijk.

Verwerking DBFM-contracten na overgang in de realisatie- en exploitatiefase

Bij de afronding van de aanbesteding van een DBFM-contract is de exacte omvang van de langjarige verplichting bekend. In de eerstvolgende begroting worden in samenspraak met het Ministerie van Financiën de klassieke reserveringen op de IenW-begroting gecorrigeerd voor het afwijkende kasritme van het DBFM-contract10. Een betaling aan een DBFM-consortium is een gecombineerde vergoeding voor onder meer de aanleg en het onderhoud van de infrastructuur, daarom wordt het volledige budget vervolgens geplaatst op het artikel voor geïntegreerde contractvormen bij de betreffende modaliteit.

Budgettaire Verwerking DBFM-contract

Budgettaire Verwerking DBFM-contract

BIJLAGE 7 TOL

Scope

Met de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15, die op 15 maart 2016 in werking is getreden, is vastgelegd dat bij de projecten A24 Blankenburgverbinding en A12/A15 Ressen–Oudbroeken (ViA15) tol geheven kan worden (http://wetten.overheid.nl/BWBR0037517/2016-03-15#Hoofdstuk3_Artikel16). In de Wet is opgenomen dat het tolsysteem verder wordt uitgewerkt in een uitvoeringsplan en een handhavingsplan die aan de Staten-Generaal worden voorgehangen voordat de tolheffing van start gaat. Het uitvoeringsplan bevat een algemene beschrijving van het tolsysteem, registratiemiddelen, de betalingsmogelijkheden en de klantenservice. In het handhavingsplan zal worden beschreven hoe de boete wordt opgelegd en geïnd en het toezicht is georganiseerd. De invulling van de aangenomen moties11 gericht op de beperkingen van de kosten van de uitvoering, de bewaartermijn van privacy gevoelige gegevens, de beperking van het aantal niet betalingen en maatregelen ter voorbereiding van het beëindiging van de tol worden hierin meegenomen.

Financieel

Per aanlegproject is een tolopgave vastgesteld. Voor de Blankenburgverbinding (BBV) is deze tolopgave € 325 miljoen (prijspeil 2018) en voor de ViA15 € 293 miljoen (prijspeil 2018). Dit betreft de netto contante waarden (begroot op het Infrastructuurfonds artikel 12.04).

In deze bedragen zijn tevens begrepen de uitvoeringskosten die gepaard gaan met het innen van tol, de handhaving en het beheren en onderhouden van het tolsysteem.

Bij tolheffing wordt uitgegaan van een periode van 25 jaar. Als de tolopgave op een wegdeel eerder wordt gerealiseerd, dan zal de tolheffing op dat wegdeel worden beëindigd en vice versa.

Planning

De tolheffing wordt samen met de beoogde uitvoeringsorganisatie Rijkswaterstaat, Rijksdienst voor het Wegverkeer, Centraal Justitieel Incassobureau en Inspectie Leefomgeving en Transport verder uitgewerkt. Deze uitwerking landt in het uitvoeringsplan en het handhavingsplan. De realisatie van het systeem en de voorbereiding van de organisatie is voorzien in de periode 2019–2023. De faseovergang van de voorbereidings- naar de realisatiefase in 2018 is aangehouden in verband met de aansluiting op de openstellingen van beide projecten. De start is gekoppeld aan de openstellingen van de Blankenburgverbinding en de ViA15.

Organisatie

Bij de uitvoering vormen Rijkswaterstaat (RWS) en de Dienst Wegverkeer (RDW) de basis voor het primaire proces van de tolketen. Zij vervullen samen de rol van «Tolheffende Instantie» en zijn verantwoordelijk voor de registratie, matching en inning (inclusief frontoffice). Voor handhaving en toezicht wordt zoveel mogelijk aangesloten bij bestaande werkwijzen. Het CJIB is daarom verantwoordelijk voor het versturen en innen van wettelijke betaalherinneringen en opgelegde bestuurlijke boetes. ILT verzorgt het toezicht op weg (vrachtverkeer). RDW is verantwoordelijk voor het bezwaar en beroep. Voor een beperkt aantal onderdelen binnen de tolketen is de uitvoeringsorganisatie nu bepaald. De organisatorische en financiële consequenties voor het onderdeel bezwaar en beroep worden dit jaar bepaald en zullen naar verwachting in de ontwerpbegroting 2020 worden meegenomen.

Specificatie inkomsten en uitgaven

In onderstaande tabel is het totaaloverzicht opgenomen van de verwachte inkomsten en uitgaven voor de periode 2019–2023 en wordt een doorkijk gegeven voor wat betreft de tolinkomsten voor de jaren daarna. Hiermee wordt informatie verstrekt die de financiële stromen en de voortgang van het realiseren van de tolopgave per project inzichtelijk maakt;

  • Specificatie inkomsten en uitgaven gerelateerd aan de tolprojecten en de tolorganisatie.

  • Specificatie van de kosten van de uitvoeringsorganisaties

  • Aansluiting tussen Infrastructuurfonds en Tolorganisatie

Tabel I – specificatie inkomsten en uitgaven
Bedragen in € * 1.000

Uitgaven

artikel

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2033 e.v.

Rijksbijdrage voor project Blankenburgverbinding

IF 12.04

0

0

0

0

20.792

20.793

20.793

20.793

20.793

20.793

20.793

20.793

20.793

20.793

328.685

                                 

Rijksbijdrage voor Tolsysteem en -organisatie

 

2.401

4.351

6.210

6.181

5.658

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

– bijdrage aan Rijkswaterstaat

IF 12.06

1.301

2.268

3.916

3.627

1.924

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

– waarvan apparaat

 

532

896

872

872

436

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

– waarvan programma

 

770

1.372

3.045

2.756

1.488

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

– bijdrage aan Rijksdienst voor het Wegverkeer

HXII 14

1.100

768

541

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

– nog toe te wijzen (bijv. ILT, CJIB)

IF 12.03

0

1.315

1.753

2.554

3.734

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Subtotaal Blankenburgverbinding

 

2.401

4.351

6.210

6.181

26.450

20.793

20.793

20.793

20.793

20.793

20.793

20.793

20.793

20.793

328.685

                                 

Rijksbijdrage voor project ViA15

IF 12.04

0

0

0

18.778

18.778

18.778

18.778

18.778

18.778

18.778

18.778

18.778

18.781

18.778

278.256

                                 

Rijksbijdrage voor Tolsysteem en -organisatie

 

1.484

2.688

3.837

3.819

3.496

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

– bijdrage aan Rijkswaterstaat

IF 12.06

804

1.401

2.420

2.241

1.189

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

– waarvan apparaat

 

328

554

538

538

269

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

– waarvan programma

 

475

847

1.881

1.702

920

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

– bijdrage aan Rijksdienst voor het Wegverkeer

HXII 14

680

475

334

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

– nog toe te wijzen (bijv. ILT, CJIB)

IF 12.03

0

812

1.083

1.578

2.307

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Subtotaal ViA15

 

1.484

2.688

3.837

22.597

22.274

18.778

18.778

18.778

18.778

18.778

18.778

18.778

18.781

18.778

278.256

                                 

Totaal uitgaven Tol

 

3.885

7.039

10.046

28.778

48.724

39.571

39.571

39.571

39.571

39.571

39.571

39.571

39.574

39.571

606.941

                                 

Risicoreservering Tol

IF 12.03

0

5.000

8.000

41.098

14.061

11.061

4.061

4.061

4.061

4.061

4.061

4.061

4.061

1.595

 
                                 

Ontvangsten

                               
                                 

Totaal geraamde inkomsten Tol

IF 12.09

0

0

0

22.839

43.632

43.632

43.632

43.632

43.632

43.632

43.632

43.632

43.634

39.571

606.941

Toelichting op de tabel

Voor de realisatie en exploitatie van tol is er een aantal rollen en taken die vervuld worden, die betrekking hebben op zowel reguliere inning als voor de wettelijke aanmaning en handhaving. Het betreft kosten van het ketenbureau, algemene communicatie en marketing van tol die voor de gehele keten gelden.

Voor het mogelijk maken om tol te kunnen innen, moeten de ketenpartners zich gedegen voorbereiden, systemen aanpassen en producten en diensten inkopen. De kosten die hierbij worden gemaakt komen ten laste van de tolopgave en worden voorgefinancierd uit de reservering tol. Voor de verdeling van de kosten van de ketenpartners over de projecten is een verdeelsleutel bepaald op basis van verkeersvolumes.

De kosten van de beoogde uitvoeringsorganisaties worden toebedeeld aan respectievelijk de Blankenburgverbinding en ViA15 en zullen worden gedekt uit de toekomstige tolontvangsten op deze verbindingen. Om de impact te bepalen hebben de beoogde uitvoeringsorganisaties in 2017 uitvoeringstoetsen uitgevoerd. Na afronding van de voorbereidingsfase zal het programmabudget voor de realisatiefase worden geactualiseerd. De kosten voor de realisatiefase zijn op basis van de hiervoor genoemde verdeelsleutel toebedeeld aan de beide aanlegprojecten.

Het kasritme van de ontvangsten wordt geactualiseerd na vaststelling van het uitvoerings- en handhavingsplan.

BIJLAGE 8 LIJST VAN AFKORTINGEN

AIS

Automatic Identification System

AKI

Automatische Knipperlichtinstallaties

AOV

Achterstallig Onderhoud Vaarwegen

APB

Activiteitenplan en Begroting

ATB-Vv

Automatische Treinbeïnvloeding – Verbeterde versie

BCF

BTW-Compensatiefonds

BDU

Brede Doeluitkering

BenO

Beheer en Onderhoud

BOV

Beheer, Onderhoud en Vervanging

BRG

Bestaand Rotterdams Gebied

BZK

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

DBFM

Design, Build, Finance and Maintain

DF

Deltafonds

DSSU

Doorstroommaatregelen station Utrecht

DVM

Dynamisch Verkeersmanagement

ERMTS

European Rail Traffic Management System

EU

Europese Unie

EZK

Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

GF

Gemeentefonds

GIV

Geïntegreerde contractvormen

GSM-R

GSM-Rail

HRN

Hoofdrailnet

HSL

Hogesnelheidslijn

HVWN

Hoofdvaarwegennet

HWN

Hoofdwegennet

IenW

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

IBOI

Index voor de Bruto Overheidsinvesteringen

IF

Infrastructuurfonds

KPI

Kernprestatie indicatoren

LTSa

Lange Termijn Spooragenda

LCC

Life Cycle Costs

LVO

Landelijk Verbeterprogramma Overwegen

MIRT

Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport

MJPO

Meerjarenprogramma Ontsnippering

MOBZ

Modernisering Object Bediening Zeeland

NDW

Nationale Databank Wegverkeergegevens

NoMo

Nota Mobiliteit

NS

Nederlandse Spoorwegen

NSP

Nieuwe Sleutelprojecten

OTB

Ontwerp Tracébesluit

OV

Openbaar Vervoer

OV SAAL

Openbaar Vervoer Schiphol–Amsterdam–Almere–Lelystad

OVT

Openbaar Vervoer Terminal

PF

Provinciefonds

PHS

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

PB

Projectbesluit

PKB

Planologische Kernbeslissing

PMR

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

PPS

Publiek-Private Samenwerking

REP

Ruimtelijk Economisch Programma

RMf

Regionale Mobiliteitsfondsen

RSP

Regiospecifiek Pakket

RWS

Rijkswaterstaat

SAA

Schiphol–Amsterdam–Almere

SLA

Service Level Agreement

SVIR

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

SWUNG

Samen Werken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid

TB

Tracébesluit

TEN-T

Trans Europese Transport Netwerken

V&R

Vervanging en Renovatie

VNG

Vereniging van Nederlandse Gemeenten

ZZL

Zuiderzeelijn