Kamerstuk 35000-A-128

Procesgang adviescommissie Oeververbindingen Rijkswateren Amsterdam

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2019

Gepubliceerd: 19 juni 2019
Indiener(s): Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn organisatie en beleid ruimte en infrastructuur
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35000-A-128.html
ID: 35000-A-128

Nr. 128 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2019

Tijdens het AO-MIRT van 12 juni 2019 heb ik toegezegd dat ik u nog voor het zomerreces zou informeren over de procesgang rond de onafhankelijke adviescommissie die door Rijk en gemeente Amsterdam zou worden ingesteld om te adviseren over nieuwe oeververbindingen over het IJ.

Met dit schrijven informeer ik u over de instelling en voortgang van deze commissie.

Aanleiding

Het instellen van deze adviescommissie volgt op het ontstaan van een impasse tussen de gemeente Amsterdam en het Rijk over een nautisch veilige inpassing van de door de gemeente beoogde Javabrug ter hoogte van het Java-eiland (als onderdeel van het pakket aan maatregelen van de Sprong over het IJ om de oeververbindingen structureel te verbeteren).

Onafhankelijke adviescommissie

De onafhankelijke adviescommissie zal worden getrokken door de Belgische hoogleraar Alexander D’Hooghe, die zijn sporen heeft verdiend in het vlottrekken van projecten met tegenstrijdige belangen en een veelvoud aan belanghebbenden, zoals de Oosterweelverbinding in Antwerpen.

D’Hooghe stelt een adviescommissie samen die zal bestaan uit deskundigen op het gebied van onder andere stedebouw, mobiliteit, economie en civiele techniek om tot een gedegen en onafhankelijk advies te komen.

Opdracht en aanpak

De commissie is verzocht te adviseren waar en hoe de oevers van het IJ én een deel van het Amsterdam Rijnkanaal het beste voor fietsers en voetgangers verbonden kunnen worden. Daarbij worden alle opties, een brug, tunnel of anderszins, beschouwd. De adviescommissie stelt hiervoor een visie op over het gebruik van het IJ in relatie tot de ontwikkelingen op en rondom het Noordzeekanaal op de lange termijn (20–40 jaar). Het gaat hierbij om de verwachte stedelijke en havenontwikkelingen, de groeiende mobiliteit die deze ontwikkeling tot gevolg heeft en de verwachte impact hiervan op de doorstroming van de doorgaande vervoersstromen, waaronder de maritieme achterlandverbindingen.

Vervolgproces

De adviescommissie gaat deze zomer van start, nadat de andere commissieleden zijn aangesteld. Het advies is naar verwachting gereed in de eerste helft van 2020. Dit is later dan eerder gedacht, omdat het aanstellen van een beschikbare voorzitter met de juiste expertise langer heeft geduurd. Daarnaast leiden een wijziging van de gekozen reikwijdte van het advies en de aanpak door de commissie tot een langer proces. De voorzitter heeft voorgesteld dat de partijen in intensieve afstemming met elkaar werken aan de totstandkoming van het advies. Zo ontstaat er draagvlak bij beide opdrachtgevers voor de verschillende oplossingen, wat tijdwinst gaat opleveren richting het aangaan van gezamenlijke afspraken.

Naast de gemeente Amsterdam en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zijn de Port of Amsterdam, het Centraal Nautisch Beheer, de provincie Noord-Holland en de Vervoerregio Amsterdam betrokken bij het vervolgproces.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga