Vastgesteld 15 oktober 2018
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Goedkeuringswet Rotterdam Rules. Zij hebben enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Met de totstandkoming van de Rotterdam Rules is er een uitgebreid verdrag gekomen dat in veel opzichten leidt tot harmonisatie en verbetering van de huidige regels. De omvang van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de overeenkomsten voor het internationaal vervoer van goederen geheel of gedeeltelijk over zee (hierna: het Verdrag) ten opzichte van de bestaande verdragen laat zien dat er sprake is van een uitgebreide vervoerspraktijk over zee die weinig uniform is. Ook komt het Verdrag tegemoet aan de behoefte de begrippen uit de bestaande verdragen te moderniseren. Ten tijde van de totstandkoming van het Verdrag bleek ook dat er tegenstanders zijn van deze uniformering en het Verdrag. Deze leden hebben daarom nog vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben met waardering gelezen dat naar het oordeel van de regering de materiële bepalingen van het Verdrag een ieder verbindende bepalingen zijn in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan rechtssubjecten rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen. Deze leden vragen of de regering deze zin heeft opgenomen ter uitvoering van het tweede lid van artikel 2 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen. Het doel van de genoemde bepaling uit de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, die tot stand is gekomen dankzij een initiatiefwet van een VVD-Kamerlid, is dat de Staten-Generaal goed inzicht krijgt in welke bepalingen uit internationale verdragen naar het oordeel van de regering een ieder verbindend zijn in de zin van de Grondwet. Als dat duidelijk wordt uitgesproken, vergroot dat de democratische legitimiteit van de verdragen en worden rechters geholpen bij de interpretatie van het verdrag. Vanuit die achtergrond willen voornoemde leden graag aan de regering vragen of zij preciezer kunnen aangeven welke bepalingen uit het verdrag naar haar oordeel een ieder kunnen verbinden.
De leden van de VVD-fractie vragen wat de laatste stand van zaken is wat betreft de ratificaties. Hebben na Kameroen op 11 oktober 2017 meerdere landen geratificeerd? Zo ja, welke?
Ten aanzien van de ratificatie lezen de leden van de CDA-fractie dat de ons omringende landen ook stappen aan het zetten zijn om het verdrag te ratificeren. Kan de regering aangeven in welk stadium de ons omringende landen en grote handelspartners als de Verenigde Staten en China zitten ten aanzien van ratificatie? Deze leden constateren dat de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR), het Verbond van Verzekeraars, FENEX, Transport en Logistiek Nederland (TLN) en de Internationale Vereniging voor de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de binnenvaart en de verzekering en voor het houden van het register van binnenschepen in Europa (IVR) willen dat slechts tot ratificatie door Nederland wordt overgegaan, als dit ook is gebeurd door de ons omringende landen en de belangrijkste handelspartners van Nederland. Artikel VI van het wetsvoorstel voorziet reeds in deze mogelijkheid, omdat hierin is bepaald dat de inwerkingtreding van het wetsvoorstel geschiedt bij koninklijk besluit. Kan de regering uitleggen wat in dit opzicht de actuele stand van zaken is en welke beleidslijn de regering hanteert bij het wel/niet per koninklijk besluit in werking laten treden van de Nederlandse betrokkenheid bij dit Verdrag?
De aan het woord zijnde leden stellen dat de huidige verdragen, de Hague Visby Rules en Hamburg Rules vooral de belangen van de vervoerders dienen. Is dit ook het uitgangspunt bij de Rotterdam Rules? Verder vragen deze leden of het Verdrag in internationaal verband bijdraagt aan een eerlijk speelveld.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Hessing-Puts