Gepubliceerd: 25 juni 2018
Indiener(s): Johannes Sibinga Mulder
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34960-IX-3.html
ID: 34960-IX-3

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 28 juni 2018

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 12 juni 2018 voorgelegd aan de Minister van Financiën. Bij brief van 25 juni 2018 zijn ze door de Minister van Financiën beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

De Adjunct-griffier van de commissie, Van Zuilen

Vraag 1

Klopt het dat in de begroting 2018 nog werd uitgegaan van 21,7 miljoen euro aan juridisch verplichte uitgaven op artikel 2 (75,5%), terwijl nu door de wijziging in de eerste suppletoire begroting de juridische verplichting uitkomt op 19,5 miljoen euro (89,1%)?

Antwoord op vraag 1

Ja, dat klopt.

Vraag 2

Klopt het dat er daarmee voor 2,2 miljoen euro (21,7 minus 19,5 miljoen) aan juridische verplichtingen is opengebroken sinds de ontwerpbegroting 2018? Zo ja, om welke verplichtingen gaat het dan? Zo nee, wat verklaart dan het verschil?

Antwoord op vraag 2

Er is geen sprake van openbreken van verplichtingen. Sinds de ontwerpbegroting is € 7 mln. aan juridisch verplichte uitgaven overgeheveld naar het Ministerie van Economische zaken (Ultimate Beneficial Owner-register). Daarnaast is na de ontwerpbegroting netto

€ 4,8 mln. aan nieuwe juridische verplichtingen aangegaan. Hierdoor komt het totale juridisch verplichte bedrag bij 1e suppletoire begroting uit op € 19,5 mln.

Vraag 3

Komt het wel eens voor dat juridische verplichtingen achteraf toch niet leiden tot een daadwerkelijke verplichting? Zo ja, wat is dan de hardheid van de term «juridisch verplicht»?

Antwoord op vraag 3

Ja, dit kan om verschillende redenen het geval zijn.

In de overeenkomsten die als grondslag dienen voor de verplichtingen kunnen ontbindende voorwaarden zijn opgenomen. Als niet aan de voorwaarden wordt voldaan, wordt de verplichting naar beneden bijgesteld.

Ook komt het voor dat in overeenkomsten een maximumbedrag is opgenomen gebaseerd op variabele prijzen of op een raming van de voor de uitvoering van bepaalde werkzaamheden benodigde tijd en/of middelen. Als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden blijkt dat de prijzen of de te besteden tijd meevalt, wordt de verplichting negatief bijgesteld.

De term «juridisch verplicht» verwijst naar het maximale bedrag waarvoor het ministerie zich verplicht heeft als wordt voldaan aan de voorwaarden in de overeenkomst.

Vraag 4

Kunt u een overzicht geven van de te verwachte investeringen met betrekking tot de Brexit?

Antwoord op vraag 4

Douane verwacht in 2018 uitgaven te doen voor een bedrag van € 19,4 mln. vanwege de Brexit. Het bedrag bestaat uit € 6,5 mln. personele en € 12,9 mln. materiële uitgaven. De personele component is gebaseerd op de verwachte instroom van ca. 370 fte gedurende het jaar 2018. De materiële component is gebaseerd op uitgaven voor o.a. werving en selectie, uitbreiding huisvesting en aantal werkplekken, inrichting van digitale infrastructuur en persoonlijke uitrusting zoals uniformen en wapens.

Vraag 5

Kunt u toelichten waarom u op artikel 2 uitkomt op een negatieve verplichtingenstand van ruim 45 miljoen euro?

Antwoord op vraag 5

Op artikel 2 staat een geraamd bedrag van – € 43,1 mln. aan verplichtingen per 1e suppletoire begroting 2018. Dit bedrag is opgebouwd uit twee delen. Allereerst zal in 2018 naar verwachting voor € 21,9 mln. aan verplichtingen worden aangegaan. Daarnaast wordt de garantie depositogarantiestelsel BES verlaagd van € 135 mln. naar € 70 mln.: een daling van € 65 mln. Volgens de begrotingssystematiek van het kas-verplichtingenstelsel moet bij een wijziging in een garantie de mutatie worden opgenomen in het lopende jaar als een verplichting. Dit leidt tot een negatieve verplichting van – € 65 mln. in 2018. Samen tellen deze twee delen op tot een actuele verplichtingenstand van – € 43,1 mln.

Vraag 6

Hoeveel zijn de totale uitgaven aan Switch op dit moment?

Antwoord op vraag 6

Hieronder vindt u de totale uitgaven sinds de start van Switch.

Switch uitgaven

realisatie

 

tm mei

 

(x € 1 mln)

2016

2017

2018

totaal

Vertrekpremie

114

56

24

194

RVU heffing

49

31

10

90

Organisatie Switch

10

6

2

18

Overig

9

9

Totaal uitgaven

182

93

36

311

Vraag 7

Welke fiscale maatregelen hadden extra geld in de uitvoering nodig en waarom? Waarom was dit voorts reeds bij Miljoenennota voorzien?

Antwoord op vraag 7

Onder andere om de uitvoering van het fiscale stelsel te verbeteren heeft het kabinet bij Startnota € 0,5 mld. toegevoegd aan de Aanvullende Post van de Rijksbegroting. Destijds waren nog niet alle fiscale maatregelen in beeld. In het voorjaar is het concept Belastingplan 2019 opgesteld en daaropvolgend is bij Voorjaarsnota 2018 cumulatief tot en met 2022 € 135 mln. vanuit Aanvullende Post overgeheveld naar artikel 10 van de Financiënbegroting voor de uitvoeringskosten van nieuwe fiscale maatregelen waaronder die uit het regeerakkoord. Het gaat daarbij onder meer om EU-voorstellen met betrekking tot belastingontwijking (ATAD-1), de spoedreparatie fiscale eenheid, het in stand houden van papieren dienstverlening.

Vraag 8

Wat is de beschreven kasschuif?

Antwoord op vraag 8

De 1e suppletoire begroting Financiën 2018 bevat vier kasschuiven. Twee kasschuiven op artikel 1 bij de Belastingdienst en twee kasschuiven op artikel 10 Nominaal en Onvoorzien. De eerste kasschuif op artikel 1 betreft het doorschuiven van de in 2018 beschikbare GDI-compensatie naar 2019 en 2020 ter dekking van uitgaven aan GDI in deze jaren. De tweede kasschuif betreft een schuif van 2018 naar 2019 om te zorgen dat het beschikbare budget van artikel 1 past bij het verloop van de uitgaven. Bij artikel 10 gaat het grotendeels om het budget voor het opstarten van InvestNL, dat deels pas nodig is in 2019. Ook wordt een deel van de eindejaarsmarge 2017 binnen de begroting van het Ministerie van Financiën naar de jaren 2019 en 2020 doorgeschoven.

Vraag 9

Kunnen de genoemde dividenden van de staatsdeelnemingen uitgesplitst worden naar staatsdeelneming? Welke deelnemingen laten de laatste jaren een hoger dan geraamd dividend zien?

Antwoord op vraag 9

De dividenden van komende en lopende jaren kunnen wij vanwege bedrijfsgevoelige informatie niet met u delen. De afgelopen jaren laten met name Gasunie en de financiële deelnemingen een hoger dan geraamd dividend zien. In het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2015 (Kamerstuk 2016–2017, 28 165 nr. 256) is het verschil tussen ramingen en realisatie uitgebreid in kaart gebracht.

Vraag 10

Kan uitgebreider ingegaan worden op de mutaties onder «Materieel: waarvan overige»? Waarom wordt er geld bijgeplust voor de Brexit als er tegelijkertijd financiële middelen doorgeschoven worden?

Antwoord op vraag 10

De twee mutaties staan los van elkaar. Het doorschuiven van de financiële middelen uit 2018 betreft namelijk een technische kasschuif ter dekking van personele uitgaven in 2019.

De middelen Brexit zijn separaat door het kabinet toegekend ten behoeve van de voorbereiding op de Brexit. Zie tevens het antwoord op vraag 4.

Vraag 11

Waarom is de bijdrage aan het Ministerie van EZK ten bate van het register van uiteindelijk belanghebbenden (UBO-register) neerwaarts bijgesteld?

Antwoord op vraag 11

Er is geen sprake van een neerwaartse bijstelling van de bijdrage aan het Ministerie van EZK ten behoeve van de bouw en de vulling van het register van uiteindelijk belanghebbenden (UBO-register). Het bedrag van € 7,0 mln. is in één keer overgemaakt naar het Ministerie van EZK. Het saldo bij de post «Overig» bij «Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s» is derhalve bij de 1e suppletoire begroting 2018 gesteld op 0.