Vastgesteld 27 juni 2018
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zij op 12 juni 2018 voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Bij brief van 25 juni 2018 zijn ze door de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Rijkers
Vraag 1
Kunt u uw inzet uiteenzetten ten aanzien van de opvolging van het advies van de Raad voor de leefomgeving en de infrastructuur (Rli) «Van B naar Anders», waarin is opgenomen dat de vraag naar mobiliteit centraal moet staan in plaats van te investeren in meer wegen?
Antwoord 1
We hebben het rapport onlangs in ontvangst genomen. Het voorstel van de RLI sluit aan bij de eerder ingezette transitie van de planningssystematiek van het MIRT en de fondsen en de vernieuwing die dit heeft voortgebracht, o.a. in de vorm van programmatisch werken en breed verkennen van de opgaven, met flexibiliteit in de oplossingsrichting.
Voorts werken we in het kader van o.a. het Klimaatakkoord aan de verduurzaming van mobiliteit, maken we tests mogelijk met zelfrijdende voertuigen op de openbare weg en faciliteren we pilots met flexibele en vraaggestuurde mobiliteitsconcepten, zoals Mobility as a Service (Maas). Hiermee wordt beter en slimmer ingespeeld op huidige en toekomstige vraagstukken.
Het omvormen van het Infrastructuurfonds naar een Mobiliteitsfonds past goed in de lijn die RLI schetst. In het najaar zullen we daar in MIRT-verband over spreken. We zullen nader ingaan op het advies van de RLI bij de kabinetsreactie.
Vraag 2
Kunt u uiteenzetten welke eerder genomen mobiliteitskeuzes zullen worden heroverwogen naar aanleiding van het advies van de Rli «Van B naar Anders»?
Antwoord 2
We houden ons aan de afspraken die we in het kader van het MIRT met de regio’s hebben gemaakt.
Vraag 3
Kunt u uiteenzetten hoe u het advies «Van B naar Anders» van de Rli om meer ruimte voor vernieuwing en duurzaamheid in het Mobiliteitsfonds te creëren zult opvolgen?
Antwoord 3
Voor het Mobiliteitsfonds gebruiken we een nieuwe indeling die aansluit op onze ambities voor slimme en duurzame mobiliteit.
Mijn voornemen is om uw Kamer na de zomer uitgebreider te informeren over de werkwijze, doelen en planning met betrekking tot het Mobiliteitsfonds en hierbij te ontwikkelen spelregels.
Vraag 4
Kunt u per begrotingsartikel en per jaar een overzicht geven voor welke concrete maatregelen, projecten en/of opgaven de toegevoegde middelen vanuit de aanvullende post van 2 miljard euro (eenmalig) en 100 miljoen euro (structureel) op het Infrastructuurfonds bestemd zijn?
Antwoord 4
In het Regeerakkoord is vastgelegd dat de middelen voor de post infrastructuur worden verdeeld conform de bestaande verdeelsleutel tussen hoofdwegennet, spoorwegen en hoofdvaarwegennet, met uitzondering van eenmalig € 100 miljoen voor fietsinfrastructuur en structureel € 5 miljoen voor de exploitatie van infrastructuur op Caribisch Nederland. De mutaties per begrotingsartikel zijn opgenomen in de verdiepingsbijlage van de eerste suppletoire wet op het IF.
Het najaar 2017 is via de bestuurlijk overleggen MIRT gesproken over de besteding van de middelen uit het Regeerakkoord. Ik informeer uw Kamer via de MIRT-brieven en de begroting over de voortgang en besteding van de Regeerakkoord middelen voor Infrastructuur.
De extra middelen die het kabinet beschikbaar heeft gesteld voor de inhaalslag in infrastructuur voor het hoofdwegennet heb ik voor een deel gereserveerd voor de MIRT-verkenningen A2 Deil–‘s-Hertogenbosch, A58 Breda–Tilburg en A15 Papendrecht–Gorinchem (zie Kamerstuk 34 775 A, nr. 56 en Kamerstuk 34 775 A, nr. 68). Bovendien zijn middelen beschikbaar gesteld voor de korte termijn aanpak files en voor de aanpak van verkeersveiligheid op N-Wegen. Hier heb ik u onlangs (kamerstuk 31 305, nr. 240 en 34 775 A, nr. 64) over geïnformeerd. Deze middelen zullen vanaf 2018 al tot besteding komen. Bijna € 750 miljoen heeft daarmee een concrete bestemming. Zoals in het Regeerakkoord staat aangegeven zal ik de overige middelen op Artikel 12 Hoofdwegennet inzetten voor de aanpak van de A4, A7, A1/A30, A12, A28. Met al deze afspraken en voornemens wordt het budget tot 2030 voor de inhaalslag voor wegen volledig belegd.
Tot nu toe zijn in MIRT-verband (Kamerstuk 34 775 A, nr. 56, Kamerstuk 32 404, nr. 86) voor spoorwegen afspraken gemaakt vanuit de Aanvullende middelen Rutte III over Opstellen Reizigerstreinen, Grensoverschrijdend spoor: Eindhoven–Düsseldorf, Beter en Meer op de PHS-corridors Schiphol–Utrecht–Nijmegen en Breda–Eindhoven, het inrichten van een studie- en innovatiebudget, de uitbreiding van Amsterdam Zuid en maatregelenpakket spoorgoederenvervoer. Hiermee heeft ongeveer € 450 miljoen een concrete bestemming. Met het programma Beter en Meer worden extra maatregelen getroffen ten behoeve van een robuuste dienstregeling.
Voor het hoofdvaarwegennet zijn tot nu toe in MIRT-verband (Kamerstuk 34 775 A, nr. 56) afspraken gemaakt voor de opwaardering van de vaarweg Lemmer–Delfzijl en het Wilhelminakanaal. Het resterende budget wordt geïnvesteerd in diepteknelpunten op de Maas en reserveer ik vooralsnog voor risico’s in het lopende programma. Hiermee heeft ruim € 140 miljoen een concrete bestemming.
Vraag 5
Welke concrete maatregelen en projecten beoogt u met de toegevoegde middelen van 2 miljard euro (eenmalig) en 100 miljoen euro (structureel) nog in 2018 uit te voeren?
Antwoord 5
De Regeerakkoord middelen voor Infrastructuurfonds zijn bij Voorjaarsnota toegevoegd aan het Infrastructuurfonds, waarvan € 542,5 miljoen in het jaar 2018. Dit is verdeeld in € 287,6 miljoen voor artikel 12 Hoofdwegennet, € 212,3 miljoen voor artikel 13 spoorwegen, € 37,6 miljoen voor artikel 15 Hoofdvaarwegennet en € 5 miljoen voor artikel 18 met betrekking tot Beheer en Onderhoud voor Caribisch Nederland. Specifieke besteding van de middelen aan nieuwe projecten en programma’s geschiedt middels het MIRT-spelregelkader. Via het MIRT zet ik voortvarend in op het aanpakken van de prioriteiten uit het Regeerakkoord en daarmee de besteding van de middelen. In vraag 4 wordt aangegeven welk deel van de middelen al een concrete bestemming heeft.
Er liggen genoeg plannen en er wordt hard gewerkt om deze zo snel mogelijk uit te voeren en de beschikbaar gestelde middelen tot besteding te brengen. De aanpak van opgaven en aanleg van infrastructuur vraagt om een zorgvuldige uitwerking en de aanpak heeft een langjarig karakter. Mogelijk komt een deel van de middelen uit het Regeerakkoord in een ander kasritme tot besteding, ook in 2018. Over de voortgang zal ik u op de reguliere momenten nader informeren.
Vraag 6
Welke middelen voor 2018 hebben nog geen concrete bestemming?
Antwoord 6
Zie vraag 4 en 5.
Vraag 7
Wanneer zullen bestuurlijke of juridische verplichtingen worden aangegaan voor de middelen voor infrastructuur vanuit de aanvullende post?
Antwoord 7
In het najaar 2017 zijn de eerste bestuurlijke afspraken gemaakt via de bestuurlijk overleggen MIRT over de besteding van de middelen uit het Regeerakkoord. Middels de MIRT-brieven aan uw Kamer en de begroting wordt de voortgang en besteding van de aanvullende middelen gemeld. Na goedkeuring van deze begroting kunnen juridische verplichtingen worden aangegaan.
Vraag 8
Kunt u bij artikel 12 Hoofdwegennet nader duiden hoe u de extra middelen vanuit het regeerakkoord voor begrotingsjaar 2018 wilt besteden? Welke middelen hebben inmiddels een concrete bestemming?
Antwoord 8
Zie vraag 4.
Vraag 9
Kunt u bij artikel 13 toelichten waarop de mutaties van 226 miljoen euro en – 195 miljoen euro betrekking hebben?
Antwoord 9
Het bedrag bij 13.01.01 Realisatieprogramma personenvervoer van € 226,1 miljoen bestaat onder meer uit de technische verwerking van het saldo 2017 (€ 66,0 miljoen), de faseovergang van planstudie (13.03.04) naar realisatie (13.01.01) van de programma’s Landelijk Verbeterprogramma Overwegen (€ 9,9 miljoen), PHS Spoorweb (€ 6,2 miljoen) en Zwolle–Herfte (€ 42,4 miljoen). Ook is het budget ten behoeve van de NS-compensatie (€ 56,6 miljoen) overgeboekt naar het realisatieprogramma Personenvervoer. De afrekening van Prorail voor het 3e tertaal bedraagt € 37,6 miljoen. Daarnaast is sprake van diverse bijdragen (van of aan derden) ter grootte van € 7,4 mln.
Het bedrag bij 13.03.04 Verkenningen en Planuitwerking personenvervoer van – € 195,3 miljoen bestaat onder meer uit van de technische verwerking van het saldo 2017 (– € 55,2 miljoen), de faseovergangen van planstudie naar realisatie van de programma’s Landelijk Verbeterprogramma Overwegen (– € 9,9 miljoen), PHS Spoorweb (– € 6,2 miljoen) en Zwolle–Herfte (– € 42,4 miljoen) en de overboeking van het budget ten behoeve van de NS-compensatie (– € 56,6 miljoen). Voor de uitvoering van het programma Beter Benutten (– € 9,5 miljoen) heeft daarnaast een overboeking plaatsgevonden naar het provinciefonds en btw-compensatiefonds en is sprake van budgetneutrale kasschuiven tussen modaliteiten (– € 15,5 miljoen).
Vraag 10
Kunt u bij artikel 13 Spoorwegen nader duiden hoe u de extra middelen vanuit het regeerakkoord voor begrotingsjaar 2018 wilt besteden? Welke middelen hebben inmiddels een concrete bestemming?
Antwoord 10
Zie vraag 4.